• No results found

Lagere nitraatconcentratie grondwater door goed mineralenmanagement

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lagere nitraatconcentratie grondwater door goed mineralenmanagement"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Actuele informatie over land- en tuinbouw

LAGERE NITRAATCONCENTRATIE GRONDWATER DOOR GOED MINERALENMANAGEMENT

Wim de Hoop en Ton van Leeuwen

De gecorrigeerde nitraatconcentraties in het bovenste grondwater op landbouwbedrijven zijn in de jaren ne-gentig gemiddeld teruggelopen. Vooral bij de melkveebedrijven in de zandgebieden was die daling groot: begin jaren negentig werd er nog ongeveer 140 mg NO3 per liter gemeten, aan het eind bedroeg dat nog slechts ongeveer 100 mg/l. Ook bij akkerbouwbedrijven is er sprake van een dalende tendens, al zijn de verschillen tussen jaren groot. In de zandgebieden is de nitraatconcentratie bij melkveebedrijven gemiddeld iets hoger dan bij akkerbouwbedrijven, in de kleigebieden is dat juist andersom (figuur 1).

Deze gegevens volgen uit onderzoek naar relaties tussen bedrijfsvoering en waterkwaliteit, waarmee in 1992 is begonnen. Bij de deelnemers aan het Bedrijven-Informatienet van het LEI (het Informatienet) worden daartoe regelmatig bemonsteringen uitgevoerd van het bovenste grondwater (zandgebieden: de bovenste meter, kleigebieden: drainwater) en in RIVM-laboratoria geanalyseerd op onder andere de concentratie ni-traat. De resultaten hiervan zijn gekoppeld aan gebieds- (neerslag, grondsoort) en lokale kenmerken (grondwaterstand) en de gegevens uit het Informatienet (mineralengebruik en -belasting, gras- en bouwland-gebruik).

De relaties tussen bedrijfsvoering en de nitraatconcentratie in het bovenste grondwater zijn complex. Uit een analyse van de gegevens van gangbare melkveebedrijven op zandgrond, aangevuld met informatie van melkveebedrijven die in de periode tussen 1996 en 2000 deelnamen aan mineralenprojecten blijken grote verschillen tussen bedrijven. Deze hebben zowel betrekking op de afwijking van de Minas-verliesnorm per bedrijf als op de behaalde waterkwaliteit (nitraatconcentratie, figuur 2). Uit die vergelijking blijkt enerzijds dat de deelnemers aan mineralenprojecten over het algemeen beter scoren ten opzichte van de Minas-verliesnormen en anderzijds dat bedrijven die gunstig scoren ten opzichte van die normen ook vaak beter scoren in nitraatconcentraties in het bovenste grondwater.

Welke factoren verklaren nu de grote verschillen in nitraatconcentraties, zowel tussen bedrijven als bin-nen bedrijven in de tijd? Met deze vraag is het omvangrijke datamateriaal op invloeden van

bedrijfsvoering (bemesting, mate van beweiding en maaien) in onderlinge samenhang met gebiedsken-merken geanalyseerd. Met een statistisch model voor de zandgebieden kon een aanzienlijk deel van de verschillen tussen bedrijven worden verklaard. Een deel van die verklaringen is niet of nauwelijks door de agrariërs te beïnvloeden, zoals de hoeveelheid neerslag (hoe meer neerslag, des te lager de nitraatcon-centratie), de grondwaterstand (hoe hoger de grondwaterstand, des te lager de concentratie) en de aanwezigheid van veen- danwel moerige grond (hoe meer dit voorkomt, hoe lager de concentratie). Een ander deel kan via strategische keuzes van de ondernemer beïnvloed worden, zoals het aandeel gras-land (ten opzichte van totaal voedergewassen inclusief snijmaïs; hoe meer gras, hoe lager de

concentratie) en het gebruik van het grasland (hoe hoger het maaipercentage, hoe lager de concentra-tie). Als laatste punt spelen ook managementbeslissingen een rol, zoals de beschikbare hoeveelheid stikstof in dierlijke mest en kunstmest die wordt aangewend en potentieel kan uitspoelen of vervluchti-gen. Deze hoeveelheden leverden zelfs een grotere bijdrage aan de verklaring van verschillen tussen bedrijven dan het Minas-N-overschot. Daarnaast geven de analyses een duidelijk verschil te zien in effect van kunstmest versus dierlijke mest; per kilogram draagt kunstmest meer bij aan de nitraatverontreini-ging van het bovenste grondwater dan dierlijke mest.

(2)

Actuele informatie over land- en tuinbouw

LEI, Agri-Monitor, juni 2002 pagina 2

0 20 40 60 80 100 120 140 160 180 200 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 Bemonsteringsjaar akkerbouw zand akkerbouw klei melkveehouderij zand melkveehouderij klei Gecorrigeerde nitraatconcentraties (mg/l)

Figuu 1 Ve loop a) in gecorrigeerde (onder andere voor verschillen in neerslag) jaa gemiddelde ni-traatconcentraties voor respectievelijk de gangbare akkerbouw- en melkveehouderijbedrijven, gelegen in zand- en kleigebieden, voor zover bemonsterd in pe iode 1992-2000

r r r

r

a) Stippellijnen geven aan dat in bepaalde bemonsteringsjaren geen metingen zijn verricht. Bron: Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) en Bedrijven-Informatienet.

0 50 100 150 200 250 300 350 -300 -200 -100 0 100 200 300 400 500

Afwijking van MINAS-N-verliesnorm 2003 (kg/ha) Gecorrigeerde nitraatconcentratie (mg/l)

gangbare bedrijven

deelnemers mineralenprojecten

Figuu 2 Spreiding van de afwijking van de Minas-stikstofverliesnorm voor 2003 in relatie tot de gecor igeerde nitraatconcentra ie in het bovenste grondwater; voo alle melkveehouderij-bedrijven in de zandgebieden, bemonste d in de periode 1996-2000

r

r t r

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Geef, indien mogelijk, de vergelijking(en) van de reactie(s) die ontstaan als Frits de volgende handelingen uitvoert.. Het samenvoegen van een ammoniumchloride oplossing met een

Bereken hoeveel gram van het zout Frits op zal moeten lossen in water om de oplossing te maken waarmee hij de carbonaationen kan verwijderen....

De wijze, waarop dit gebeurt, bepaalt in sterke mate of regionale verschillen in het voorkomen van neerslaghoeveelheden ≥ 15 mm (of ≥ 25 mm) statistisch significant zijn of niet.

Vijf maatregelen zijn gedefinieerd die het risico van overstromingen en wateroverlast van respectievelijk de regionale waterkeringen en het regionale watersysteem reduceren door de

De maatregelen die worden beschouwd zijn toegesneden op de specifieke situatie in het proef- gebied, maar hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat ze betrekking op zowel de primaire

x De in dit onderzoek afgeleide frequentietabellen wordt aanbevolen om als standaard te hanteren in het waterbeheer. x De in deze studie afgeleide statistiek is tot stand

beeld van de wateroverlast. Naast de maaiveldanalyse zijn ook resultaten van een rioolmodel nodig. Opmerkelijk is dat de gemeente bij het aanpakken van wateroverlast voor

5p 3 † Stel een formule op voor N en bereken daarmee in welk jaar de hoeveelheid neerslag volgens de trendlijn voor het eerst groter zal zijn dan 850 mm.. Er zijn ook andere