• No results found

Zijn de CDI’s van SEC een waardevolle toevoeging op Regulation G op de kwaliteit van non-GAAP earnings?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zijn de CDI’s van SEC een waardevolle toevoeging op Regulation G op de kwaliteit van non-GAAP earnings?"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zijn de CDI’s van SEC een waardevolle toevoeging op Regulation G op de kwaliteit van non-GAAP earnings?

Maarten de Wit 10818197

Scriptiebegeleider: Dhr. E.M. van der Veer BSc Accountancy & Control

Faculteit Economie en Bedrijfskunde, Universiteit van Amsterdam 26 juni 2018

Eindversie Aantal woorden: 7615

(2)

Verklaring

Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Maarten de Wit, dat ik deze scriptie zelf heb geschreven en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.

Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

(3)

Abstract

In deze scriptie wordt er door middel van een literatuuronderzoek onderzocht of de CDI’s van SEC ten opzichte van Regulation G een waardevolle toevoeging zijn geweest op de kwaliteit van non-GAAP earnings. Non-GAAP earnings zijn als eerste onderzocht door Bradshaw & Sloan (2002). Daarna zijn er veel onderzoeken gedaan naar de toenemende publicaties van non-GAAP earnings en de invloed die de ingevoerde regelgeving met Regulation G en de CDI’s heeft gehad op de non-GAAP earnings. In deze scriptie worden deze onderzoeken gebruikt om te bepalen, aan de hand van criteria die bestaan uit

relevantie, betrouwbaarheid, vergelijkbaarheid en consistentie, in hoeverre de kwaliteit van GAAP earnings is veranderd. Het blijkt dat over het algemeen de kwaliteit van de non-GAAP earnings na Regulation G is gestegen en na de CDI’s deels is gedaald. Dit komt omdat Regulation G strikte regels stelden aan het rapporteren van non-GAAP earnings en dat via de CDI’s deze iets minder strikt geïnterpreteerd leken te worden. Deze scriptie draagt bij aan de bestaande literatuur door voorgaande onderzoeken te koppelen aan elkaar en aan de hand van criteria, in plaats van data, een conclusie te trekken en een duidelijk overzicht te geven wat voor impact de interventies van SEC hebben gehad op de kwaliteit van de non-GAAP earnings.

(4)

Inhoudsopgave

1 Introductie………...……..5

2 Definities en regelgeving van General Accepted Accounting Principles reporting en non-General Accepted Accounting Principles reporting...…....…………...…...7

2.1 GAAP en non-GAAP reporting……….….………....…....7

2.2 Regulation G...8

2.3 Compliance and Disclosure Interpretations...10

2.4 Criteria voor het meten van de kwaliteit van non-GAAP earnings...12

3 Toetsing criteria aan onderzoeken Regulation G en CDI’s...13

3.1 Relevantie non-GAAP earnings na Regulation G en CDI’s...13

3.2 Betrouwbaarheid non-GAAP earnings na Regulation G en CDI’s...16

3.3 Vergelijkbaarheid en consistentie non-GAAP earnings na Regulation G en CDI’s...19

4 Conclusie...22

5 Bibliografie ...25

(5)

1. Introductie

Ondernemingen zijn verplicht hun jaarrekening met hun earnings op te stellen volgens de General Accepted Accounting Principles (GAAP). De afgelopen jaren publiceerden echter steeds meer ondernemingen naast hun reguliere earnings, gebaseerd op deze principes, ook hun GAAP earnings. In 2014 rapporteerden 71% van de bedrijven van de S&P 500 non-GAAP earnings (Black, Christensen, Ciesielski & Whipple, 2018). In de vorige eeuw begonnen ondernemingen echter al met het vermelden van een soort van non-GAAP earnings. Uit het artikel van Bradshaw & Sloan (2002) blijkt dat bedrijven voor de eeuwwisseling al ‘Street earnings’ vermeldden. Dat zijn GAAP earnings met daarvan afgetrokken bepaalde items, zoals een kostenpost die weinig te maken heeft met de core business van een bedrijf, maar wel resulteert in een veel minder hoge winst. Een voorbeeld hiervan is een onverwacht grote afschrijving op een pand. Daarnaast kan het een post zijn die naar de mening van het management eenmalig is en dus daarom niet wordt meegenomen in de non-GAAP earnings. Op die manier zouden de Street earnings mogelijk een betere weerspiegeling zijn van de waarde van een bedrijf dan de GAAP-earnings. Non-GAAP earnings zouden daardoor dus wellicht waardevoller kunnen zijn dan GAAP earnings voor bijvoorbeeld investeerders, omdat non-GAAP earnings representatiever zijn en meer informatie bevatten. Op deze manier zouden managers informatie kunnen geven aan belanghebbenden, zoals

investeerders en aandeelhouders, door te communiceren welke items van de GAAP earnings tijdelijk zijn. Het kan echter ook zo zijn dat non-GAAP earnings opportunistisch gebruikt worden en mogelijk misleidend zijn en het dus geen reële manier is om de waarde van earnings te bepalen (Christensen, Merkley, Tucker & Venkataraman, 2011).

Deze onzekerheid over de kwaliteit van de non-GAAP earnings was er ook bij de SEC, de Security and Exchange Commission die de toezichthouder is op de financiële markt. Zij maakte zich zorgen om de toenemende populariteit van deze earnings. Er waren nog geen regels omtrent het rapporteren van non-GAAP earnings. De SEC kreeg het vermoeden dat deze cijfers mogelijk gebruikt konden worden om investeerders te misleiden (Bond, Czernkowski, Lee & Loyeung, 2017). Ook konden managers de non-GAAP cijfers gebruiken om de verwachtingen die analisten hadden van een onderneming te halen, wanneer dat niet zou lukken met de reguliere GAAP earnings (Doyle, Jennings & Soliman, 2013). De SEC heeft naar aanleiding daarvan en door de in 2002 ingevoerde Sarbanas-Oxley wet in 2003

(6)

Regulation G ingevoerd (SEC, 2003). Met deze invoering van Regulation G werd non-GAAP verslaggeving gereguleerd en werd het minder makkelijk om allerlei items van de GAAP earnings af te trekken om tot non-GAAP earnings te komen. In 2010 heeft de SEC vervolgens CDI’s uitgebracht, wat staat voor Compliance and Disclosure Interpretations. Daarin heeft SEC de regels die zijn ingevoerd in 2003 wat soepeler gemaakt en is toelichting gekomen hoe de regels geïnterpreteerd moeten worden. Op deze manier probeerde de SEC ervoor te zorgen dat de non-GAAP earnings weer wat meer informatie bevatten, omdat dat door de strenge regels van regulation G minder makkelijk werd. De CDI’s kregen een update in 2016, waarbij de interpretaties van Regulation G weer wat strenger leken te zijn dan de CDI’s in 2010. Interessant is de vraag of de CDI’s hun uitwerking hebben gehad en welk effect ze hebben gehad op de non-GAAP earnings. Op de update in 2016 wordt in deze scriptie niet verder ingegaan, omdat hier te weinig wetenschappelijk onderzoek naar is verricht.

In de literatuur is er namelijk vooral onderzoek gedaan naar de effecten van de Regulation G en de CDI’s van 2010 op de non-GAAP verslaggeving. Minder onderzoek is gedaan naar de effecten van de CDI’s ten opzichte van Regulation G en of de CDI’s de kwaliteit van de earnings hebben veranderd ten opzichte van Regulation G. Daarnaast behandelen veel artikelen een bepaald aspect van de non-GAAP reporting en is dat met kwantitatief onderzoek gedaan en mist er een combinerend literatuuronderzoek. Daarom zal in deze scriptie de volgende onderzoeksvraag centraal staan:

Zijn de CDI’s van SEC een waardevolle toevoeging op Regulation G op de kwaliteit van non-GAAP earnings?

In deze scriptie wordt deze vraag beantwoord op basis van een literatuuronderzoek. Allereerst zal worden toegelicht wat GAAP en non-GAAP reporting inhouden. Vervolgens wordt de regelgeving over non-GAAP uitgelicht met Regulation G en de CDI’s die later gekomen zijn. Op pagina 11 worden de criteria besproken welke in de analyse gebruikt worden om onderzoek te doen. Daarna zal literatuur worden besproken die de Regulation G en de CDI’s hebben onderzocht. Door deze literatuur te toetsen aan de criteria, welke bestaan uit relevantie, betrouwbaarheid, vergelijkbaarheid en consistentie zal worden onderzocht of de CDI’s een waardevolle toevoeging zijn op Regulation G. Tot slot volgt er op pagina 22 de conclusie met aansluitend de bibliografie.

(7)

2. Definities en regelgeving van General Accepted Accounting Principles en General Accepted Accounting Principles reporting.

2.1 GAAP en non-GAAP reporting

In Amerika zijn ondernemingen verplicht hun financiële verslaggeving te doen op basis van de US GAAP, the General Accepted Accounting Principles ofwel de algemeen geaccepteerde accounting principes. In het vervolg van deze scriptie wordt overigens met GAAP de US GAAP bedoeld. Deze principes zijn ingevoerd door de SEC, the Security and Exchange Commission. De SEC is de Amerikaanse toezichthouder op de effectenbeurs. De SEC heeft de FASB, de Financial Accounting Standards Board de taak gegeven om zich te richten op de GAAP. De FASB stelt de principes vast en verbetert ze waar nodig. Door middel van het hebben van de GAAP hanteert elk bedrijf dezelfde regels met de verslaggeving en zijn daardoor de

jaarcijfers volgens dezelfde manier tot stand gekomen, waardoor ondernemingen op basis van deze cijfers met elkaar vergeleken worden.

Belanghebbenden van een bedrijf, zoals managers, financiële analisten of

investeerders, gebruiken de GAAP-earnings om de prestatie van een bedrijf te evalueren (Black, Christensen, Ciesielski en Whipple, 2017). De trend van de laatste jaren is echter dat zij ook kijken naar earnings die op een andere manier dan de GAAP zijn vastgesteld. Naast de GAAP earnings publiceren ondernemingen namelijk steeds vaker non-GAAP earnings. Non-GAAP earnings zijn niet echt te definiëren. Kort gezegd omvat het alle earnings die niet op de manier van GAAP zijn vastgesteld. De SEC heeft wel een eigen definitie eraan gegeven met de invoering van Regulation G. De SEC definieert het als ‘’een numerieke maatstaf van een bedrijf zijn historische of toekomstige financiële prestaties, staat of cash flows dat bepaalde bedragen uitsluit die wel zijn opgenomen in de meest vergelijkbare GAAP maatstaf of bedragen meerekent die bij de meest vergelijkbare GAAP maatstaf niet zijn meegerekend (SEC, 2002).

Om tot de cijfers van non-GAAP earnings te komen, wordt er gebruik gemaakt van exclusions. Deze kunnen gesplitst worden in twee onderdelen; de speciale exclusions en andere exclusions die ook wel incremental exclusions worden genoemd. Met speciale

(8)

exclusions worden exclusions bedoeld die eenmalig zijn en niet meerdere jaren voorkomen in de winstberekening (Christensen, Merkley, Tucker & Venkataraman, 2011). Voorbeelden hiervan zijn een verlaging van de boekwaarde van een asset door een impairment of de winst of verlies op een verkoop van een asset. Met andere of incremental exclusions worden exclusions bedoeld die niet alleen dat jaar er zijn, maar een terugkerend karakter hebben. Zo zijn Research & Development kosten een typisch voorbeeld hiervan, net als afschrijvingen en stock based compensation. Stock based compensation is een manier om medewerkers te belonen door ze opties op aandelen te geven. Wanneer deze exclusions van de GAAP earnings worden afgetrokken krijgt men dus de non-GAAP earnings. Enkele veel

voorkomende non-GAAP earnings zijn bijvoorbeeld EBITDA, wat staat voor earnings before interest, taxes, depreciation en amortization of adjusted EBITDA (Henry, Rosenthal en Weitz, 2017). Non-GAAP earnings worden zoals al eerder genoemd steeds vaker opgenomen in de financiële cijfers van een onderneming. De non-GAAP earnings hebben een trend om hoger te zijn dan de GAAP earnings. Uit de studie van Webber, Nichols, Street & Cereola (2013) blijkt dat bijvoorbeeld in 2005 de non-GAAP earnings gemiddeld 18% hoger zijn dan de GAAP earnings van ondernemingen van de S&P 100, terwijl dat een paar jaar later al was

toegenomen tot 61%. 2.2 Regulation G

De regulering van non-GAAP werd eigenlijk in gang gebracht door een waarschuwing van de SEC op 4 december 2001. De stafleden van de SEC gaven een waarschuwing uit, omdat ze merkten dat non-GAAP reporting geen definitie en specifieke kenmerken had en dat ze gebruikt konden worden om investeerders te misleiden. Ze zouden mogelijk ook de

bestaande wetgeving over anti-fraude schaden (SEC, 2001). In 2002 trad de SEC bijvoorbeeld op tegen Trump Hotels & Casino, omdat ze vonden dat de kwartaalcijfers misleidend waren. Ze kwamen tot die mening omdat Trump Hotels & Casino wel een speciale bate in hun non-GAAP earnings opnamen, maar niet een speciale verliespost (SEC, 2002).

Naast de trend van de toename van non-GAAP earnings bij ondernemingen en de twijfels hierover was er nog wat anders gaande in de Verenigde Staten op financieel gebied. In 2002 is namelijk in de Verenigde Staten de Sarbanas-Oxley (SOx) wet doorgevoerd. Deze wet geldt voor alle ondernemingen die genoteerd staan op de Amerikaanse beurs, maar ook

(9)

buitenlandse bedrijven met een vestiging of dochterbedrijf in Amerika vallen hieronder (Riskworld, 2015). De aanleiding voor deze wet was een aantal grote boekhoudschandalen, bijvoorbeeld van Worldcom en Enron, waarbij voor vele miljoenen fraude werd gepleegd. Er kwam veel kritiek op de regelgeving omtrent financiële verslaggeving en daarom besloot de Amerikaanse overheid dat er strengere regels moesten komen, waardoor dus de SOx wet is doorgevoerd. De belangrijkste artikelen die uit SOx voortgekomen zijn, zijn artikel 302 en 404. Artikel 302 gaat over de controle op de verspreiding van informatie. Het management dient periodiek te rapporteren over de effectiviteit van de controles. In artikel 404 worden regels gesteld voor de interne controle en de financiële rapportering. Ieder jaar moet het management hun oordeel vaststellen over de betrouwbaarheid van de interne controles (Riskworld, 2015).

Met de SOx wet is er ook bepaald dat er regulering moest komen voor non-GAAP reporting. In sectie 401(B) van SOx wordt er gesteld dat er regels moeten komen voor non-GAAP reporting om zo te voorkomen dat er valse of misleidende earnings worden

gepresenteerd (SEC, 2002). De SEC heeft vervolgens in 2002 de Regulation G ontworpen en uiteindelijk is deze sinds 2003 van kracht.

Wanneer een bedrijf non-GAAP reporting gebruikt, zullen de regels van Regulation G dus moeten worden gehanteerd. Het doel van Regulation G was dat de non-GAAP minder opportunistisch werden gebruikt en dat er consistentie en transparantie is bij non-GAAP reporting (Brown, Christensen, Elliott & Mergenthaler, 2012). Met de invoering van Regulation G moeten beursgenoteerde ondernemingen, wanneer zij non-GAAP earnings publiceren, ook de GAAP earnings publiceren die het beste te vergelijken zijn met de GAAP earnings. Ook moeten ondernemingen een link leggen tussen de GAAP en deze non-GAAP earnings. Daarnaast moet een onderneming in de 8-K form uitleggen waarom de managers de non-GAAP earnings nuttig vinden voor investeerders. Naast deze regels is er ook een amendement gekomen op Item 10 van Regulation S-K en Regulation S-B. Regulation S-K is een richtlijn die gekomen is na de US securities Wet in 1933, waarbij vastgesteld werd welke eisen waren gesteld aan de verslaggeving en de documenten die aan de SEC werden gepubliceerd. Door deze amendement moet er meer gedocumenteerd worden wanneer er non-GAAP earnings gepresenteerd worden (Heflin and Hsu, 2008). Dit zorgt voor een grotere administratieve belasting voor ondernemingen.

(10)

Sinds de invoering van Regulation G zijn er nog maar weinig zaken aangespannen door de SEC tegen ondernemingen die de regels van Regulation G niet volgen. In 2009 was pas de eerste zaak tegenover het bedrijf SafeNet (SEC, 2009). De aanklacht was dat SafeNet bepaalde operating costs categoriseerde als niet periodieke kosten om op die manier te verdedigen om deze in hun non-GAAP earnings uit te sluiten. Zo had SafeNet bijvoorbeeld in het vierde kwartaal van 2004 100% van hun adverteerkosten en 50% van de kosten voor eten en entertainment als non-recurring kosten gerekend, waardoor de earnings per share met negen cent hoger waren bij de non-GAAP earnings als de GAAP earning. De SEC stelde dat deze acties van de managers ervoor zorgden dat deze cijfers misleidende informatie gaf over de financiële situatie van SafeNet.

2.3 Compliance and Disclosure Interpretations

Sinds 2003 geldt er dus met de invoering van Regulation G een regulering van non-GAAP earnings. De regels waren echter vatbaar voor interpretaties. Daarnaast waren er zorgen over de grote administratieve last die het vermelden van non-GAAP earnings met zich

meebracht door de invoering van Regulation G. De SEC was bang dat door de strikte toon die Regulation G had, bedrijven geen belangrijke informatie konden geven aan investeerders (Henry et al., 2017). Dat liet de SEC bijvoorbeeld blijken tijdens een speech op de AICPA National Conference, waarbij leden van de SEC aangaven dat Regulation G in de weg zit bij het verstrekken van belangrijke informatie van ondernemingen aan investeerders (Kyung & Weintrop, 2016). Het werd voor een bedrijf te moeilijk gemaakt om het gebruik van een non-GAAP earning te verdedigen, waarbij bijvoorbeeld een periodiek item werd uitgesloten. In 2010 is de SEC daarom gekomen met de CDI’s. Met deze CDI’s werden interpretaties van de regels gegeven en zijn de veel gestelde vragen over Regulation G, die er gaandeweg de jaren daarna waren gekomen, beantwoord (SEC, 2010). De CDI’s van 2010 leken de regels, die gesteld werden met het invoeren van Regulation G, wat te versoepelen. In de

vernieuwde CDI’s die werden gepubliceerd werd gesteld dat ondanks het feit dat een onderneming kosten of baten niet kan omschrijven als niet-periodiek of ongewoon, dat niet wil zeggen dat die kosten niet kunnen worden afgetrokken en de baten niet kunnen worden bijgeteld. Dit gaf dus weer iets meer flexibiliteit aan de regels die in 2003 waren gekomen in Item 10 van Regulation S-K. Een voorbeeld van een CDI is bijvoorbeeld de vraag 100.03 (SEC,

(11)

2010): Kan een non-GAAP earning misleidend zijn als er wel een bepaalde kostenpost wordt afgetrokken, maar niet een bepaalde winst? Het antwoord van de SEC was dat dit zeker mogelijk is, omdat een non-GAAP earning waarbij alleen een kostenpost wordt afgetrokken die niet periodiek is, terwijl er ook een niet periodieke winst is die niet wordt afgetrokken, in strijd is met regel 100(b) van Regulation G. Met de CDI’s is er in tegenstelling tot Regulation G geen nieuwe regelgeving bijgekomen. Het kan wel net zo effectief zijn als Regulation G, aangezien ondernemingen hun non-GAAP earnings in lijn met de CDI’s willen presenteren om te voorkomen dat de SEC onderzoek gaat doen naar deze cijfers (Kyung & Weintrop, 2016).

Over de gevolgen van de CDI’s die zijn gekomen in 2010 is beduidend minder onderzoek gedaan dan naar de invoering van Regulation G. Een reden hiervoor is bijvoorbeeld het feit dat de CDI’s actueler zijn, wat betekent dat er wellicht nog in de

toekomst meer onderzoek naar gedaan wordt zoals ook sprake is bij Regulation G, waar ook nog altijd vrij recente bronnen over te vinden zijn. Een andere reden hiervoor is het feit dat dat CDI’s geen regels zijn, maar slechts interpretaties zijn op de regels van Regulation G. Desalniettemin zijn de CDI’s zeker wel interessant, aangezien uit onderzoeken is gebleken dat de CDI’s daadwerkelijk invloed hebben gehad, ondanks het feit dus dat de regelgeving in principe niet is veranderd. In 2016 zijn er ook nog CDI’s gekomen. Hier wordt in deze scriptie niet verder op ingegaan, aangezien hier te weinig onderzoek naar gedaan is. Het is echter wel een interessant onderwerp voor toekomstige onderzoeken in hoeverre de CDI’s van 2016 de non-GAAP earnings hebben beïnvloed. Uit het artikel van Black & Christensen (2018) blijkt namelijk dat deze CDI’s in tegenstelling tot die uit 2010 weer een striktere toon leek te hebben in de zin dat de regels weer strenger moeten worden geïnterpreteerd. Op de volgende pagina is een tijdlijn te zien die de regelgeving met betrekking tot non-GAAP reporting, wat in de voorgaande paragrafen is behandeld, aangeeft.

(12)

2.4 Criteria voor het meten van kwaliteit van non-GAAP earnings.

Om in deze scriptie te kunnen onderzoeken in hoeverre de CDI’s een waardevolle

toevoeging zijn op Regulation G, zal gebruik gemaakt worden van criteria. De FASB (2008) heeft criteria gesteld aan wanneer accounting informatie bruikbaar is, ofwel kwaliteit heeft. Volgens hen zijn relevantie, betrouwbaarheid, vergelijkbaarheid en consistentie de

belangrijkste criteria. Van relevantie is sprake als de informatie, dus in dit geval de non-GAAP earnings, tijdig zijn en een ofwel voorspellende waarde hebben, ofwel gebruikt kan worden om terug te kijken in de geschiedenis (FASB, 2008). Van betrouwbaarheid is sprake als de informatie waarheidsgetrouw, neutraal en te verifiëren is. In deze scriptie wordt niet ingegaan op het sub criterium verifeerbaarheid, omdat hier geen onderzoeken naar gedaan zijn. Tot slot wordt met vergelijkbaarheid bedoeld dat informatie bruikbaar is als het

vergeleken kan worden met de gelijke informatie van andere bedrijven. Hierbij hoort ook het criterium van consistentie. Daarmee wordt bedoeld dat de informatie steeds op dezelfde manier tot stand komt. In deze scriptie worden deze criteria gebruikt om tot een oordeel te komen. Aan de hand van deze criteria en van eerdere onderzoeken naar Regulation G en de CDI’s uit 2010 zal tijdens de analyse gekeken worden of de CDI’s ervoor gezorgd hebben dat de informatie uit non-GAAP reporting bruikbaarder is en een betere kwaliteit heeft en dus een toevoeging op Regulation G is.

(13)

3. Toetsing criteria aan onderzoeken Regulation G en CDI’s

3.1 Relevantie non-GAAP earnings na Regulation G en CDI’s

Aangezien het presenteren van non-GAAP earnings steeds ging voorkomen in de verslaggeving van ondernemingen, werd dit ook een relevant en interessante issue om onderzoeken op te doen. Veel studies hebben non-GAAP earnings onderzocht en gekeken welke items er bijvoorbeeld van de GAAP earnings werden afgetrokken of bij opgeteld. De invoering van Regulation G heeft veel onderzoekers ertoe gezet om de relatie tussen Regulation G en de invloed daarvan op non-GAAP reporting te onderzoeken. In deze en komende paragrafen worden deze onderzoeken besproken en de resultaten getoetst aan de criteria die zijn opgesteld om te bepalen in hoeverre de kwaliteit van de non-GAAP earnings is verbeterd na Regulation G en de CDI’s.

Bond et al. (2017) hebben onderzoek gedaan naar de marktreactie op non-GAAP earnings na de implementatie van Regulation G en de CDI’s van 2010. Het doel van hun onderzoek was om te onderzoeken of er een verband is tussen de exclusions en de

toekomstige operating earnings. Hiermee kan worden onderzocht of de non-GAAP earnings een voorspellende waarde hebben en daarmee relevant zijn. Voor non-GAAP earnings geldt echter een omgekeerd verband met betrekking tot de voorspellende waarde van de

earnings. Waar normaal gesproken geldt dat wanneer iets een voorspellende waarde heeft, dit dan een hoge kwaliteit heeft en daarmee relevant is, geldt dit voor non-GAAP earnings niet. Exclusions, die een hoge kwaliteit hebben, worden gedefinieerd door Bond et al. (2017) als exclusions die eenmalig zijn en weinig voorspellende waarde hebben voor toekomstige earnings. Deze definitie is overeenkomstig met eerdere onderzoeken van bijvoorbeeld Doyle et al. (2003) en Kolev et al. (2008). Non-GAAP earnings zijn dus pas relevant wanneer er geen sprake is van een voorspellende waarde van de toekomstige earnings. Voor het onderzoek van Bond et al. (2017) werd gebruikt gemaakt van kwartaalcijfers van 1998 tot 2008 voor het onderzoeken van het effect van Regulation G. Voor het onderzoeken van het effect van de CDI’s op non-GAAP earnings is gebruik gemaakt van kwartaalcijfers van 2005. Op deze manier is dus de de pre-regulering tijd even lang als de post-regulering tijd. Daarnaast is met tien jaar data de steekproef groot genoeg om er significante conclusies uit te trekken. Uit

(14)

hun studie blijkt dat exclusions minder voorspellende waarde hebben en meer tijdelijk van aard zijn na zowel Regulation G als de CDI’s en daarmee dus van hogere kwaliteit zijn. Waar sommige onderzoeken de exclusions als geheel hebben onderzocht, hebben Bond et al. (2017) in het onderzoek naar de non-GAAP earnings de exclusions gesplitst in enerzijds de speciale exclusions en anderzijds de andere exclusions. Voor beide exclusions was de

conclusie dat de kwaliteit van deze exclusions vooruit was gegaan na zowel Regulation G als de CDI’s. Verder bleek uit het onderzoek dat de speciale exclusions die werden afgetrokken van de GAAP earnings niet helemaal tijdelijke exclusions waren, wat aangeeft dat bepaalde exclusions niet alleen dat jaar van de GAAP-earnings worden afgetrokken, maar meerdere jaren. Dit kan dus betekenen dat bepaalde items, die wordt beschouwd als tijdelijk, systematisch van de GAAP-earnings worden afgetrokken, wat een teken kan zijn van het misleiden van de investeerder.

De uitkomst van het onderzoek van Bond et al. (2017) is deels in overeenstemming met het onderzoek van Kolev et al. (2008), maar tegenstrijdig met de uitkomst van het onderzoek van Doyle et al. (2003) waaruit bleek dat andere exclusions een voorspellende waarde hadden, waardoor deze van mindere kwaliteit waren en dus minder relevant zijn. Kolev et al. (2008) hebben net als Bond et al. (2017) onderzocht of de kwaliteit van de non-GAAP earnings beter is geworden na de interventie van SEC op non-GAAP

verslaggeving. Zij hebben echter alleen de invoering van Regulation G onderzocht met betrekking tot de kwaliteit van de non-GAAP earnings, aangezien ten tijde van hun

onderzoek nog geen sprake was van de CDI’s. In hun onderzoek werden data gebruikt van het tweede kwartaal van 1998 tot het derde kwartaal van 2004. De reden hiervan is dat zij het moment van de SEC interventie stellen na het tweede kwartaal van 2001, toen de SEC zijn zorgen begonnen te uiten over non-GAAP reporting, terwijl Bond et al. (2017) die stellen met de invoering van Regulation G. Hierin verschilt de dataset dus met het onderzoek van Bond et al. (2017). Dit kan ervoor gezorgd hebben dat de uitkomst van Kolev et al. (2008) iets anders is dan van het onderzoek van Bond et al. (2017). Uit het onderzoek van Kolev et al. (2008) bleek dat gemiddeld genomen de exclusions na de interventie van SEC van betere kwaliteit zijn geworden. Wanneer echter de exclusions gesplitst worden in speciale

exclusions en andere exclusions blijkt dat ze bewijs hebben gevonden dat de kwaliteit van de speciale exclusions is gedaald na de interventie van SEC. Deze speciale exclusions hadden na Regulation G een hogere voorspellende waarde. Dit duidt volgens hen op het feit dat

(15)

managers na Regulation G terugkerende kosten als speciale kosten hebben beschouwd. Dit zorgt voor een verhoogde voorspellende kracht van de speciale exclusions en daarmee neemt de kwaliteit dus af, waardoor de informatie die voortkomt uit non-GAAP reporting ook minder relevant wordt.

Waar Kolev et al. (2008) en Bond et al. (2017) onderzoek deden door de exclusions te splitsen in speciale exclusions en andere exclusions hadden Doyle et al. (2003) ook deze manier toegepast in hun onderzoek om te onderzoeken of de non-GAAP earnings geen voorspellende waarde hadden en daarmee relevant zijn. Zij gebruikten een dataset van 1988 tot 1999. In hun dataset zit dus niet de regulering van de SEC, maar wel de periode voor de regulering. Hierdoor is dit onderzoek evengoed bruikbaar voor deze scriptie, om aan te tonen hoe de kwaliteit van de non-GAAP earnings voor Regulation G was. Doyle et al. (2003) concludeerden dat de speciale exclusions niet gerelateerd waren aan de toekomstige

earnings, wat overeenkomstig is met Bond et al (2017). De andere exclusions hadden echter een negatieve relatie met de toekomstige earnings. Dit duidt erop dat deze wel degelijk een voorspellende waarde hadden.

Geconcludeerd kan worden dat uit de verschillende onderzoeken blijkt dat voor de Regulation G de relevantie van de non-GAAP earnings redelijk laag was. Na de invoering van Regulation G is de relevantie van de non-GAAP earnings over het algemeen gestegen. Het feit dat Kolev et al. (2008) constateerden dat de kwaliteit van de speciale exclusions daalde, is deels te wijten aan het feit dat managers terugkomende exclusions als speciale exclusions gingen gebruiken. Na de komst van de CDI’s van 2010 is de relevantie nog steeds hoog gebleven. Dat is aan de ene kant verrassend is, aangezien de CDI’s de regels minder strikt maakten, waardoor de kwaliteit van de exclusions mogelijk dalen, terwijl aan de andere kant het probleem met Regulation G was dat managers niet meer goed de investeerders konden informeren door de strikte regels voor non-GAAP reporting. Het feit dat de exclusions dus van hoge kwaliteit zijn gebleken na de CDI’s geeft aan dat zij wel degelijk non-GAAP earnings gebruiken om de investeerder te informeren en niet om te misleiden, omdat de speciale exclusions geen voorspellende waarde hadden.

(16)

3.2 Betrouwbaarheid non-GAAP earnings na Regulation G en CDI’s

Naast relevantie zoals in de vorige paragraaf werd onderzocht, is een mogelijkheid om te bepalen of de kwaliteit van de non-GAAP earnings is toegenomen te kijken in hoeverre de betrouwbaarheid van de earnings is veranderd. Wanneer accounting informatie als betrouwbaar kan worden beschouwd moet er sprake zijn van dat de informatie

waarheidsgetrouw tot stand is gekomen en de eigenschap heeft om neutraal te zijn. Voor deze scriptie betekent dat dus dat de non-GAAP earnings gebruikt moeten worden om alleen aan te geven hoe de onderneming er voor staat in de ogen van de managers die deze

earnings opstellen en niet gebruikt moeten worden om een rooskleuriger beeld te geven van de financiële situatie van de onderneming. Dit is heel belangrijk, omdat zoals al eerder vermeld non-GAAP reporting gebruikt kan worden om investeerders te misleiden, doordat de non-GAAP cijfers een niet reëel beeld geven van de werkelijkheid. Shiah-Hou & Teng (2016) hebben onderzocht of managers de non-GAAP earnings gebruiken om de

investeerder te misleiden zelfs na de invoering van Regulation G. Uit hun onderzoek bleek dat na de invoering van Regulation G veel niet terugkerende items van de GAAP earnings worden afgetrokken om de non-GAAP earnings te berekenen. Dit duidt erop dat managers een waarheidsgetrouw beeld geven van de onderneming. Er blijkt echter dat exclusions die de netto earnings verlagen die horen bij terugkerende items, negatief gecorreleerd zijn met de toekomstige operating earnings. Daaruit blijkt dus dat managers nog steeds de non-GAAP earnings manipuleren door terugkerende items die het netto earning verlagen, uit de GAAP earnings te halen.

Dit betekent dus dat de non-GAAP earnings na Regulation G nog steeds gebruikt worden om investeerders te misleiden. De betrouwbaarheid van de non-GAAP earnings is dus volgens Shiah-Hou & Teng (2016) na Regulation G niet verbeterd. Dit is in strijd met wat Heflin & Hsu (2008) hebben geconcludeerd in hun onderzoek. Zij constateerden een daling in het behalen van de verwachtingen van analisten na het invoeren van Regulation G bij

ondernemingen die andere exclusions uitsluiten. Dit geeft volgens hen aan dat andere exclusions gebruikt werden voor Regulation G om de verwachtingen te halen en dat Regulation G heeft bijgedragen aan de vermindering van dit gedrag.

Ook Black et al. (2017) hebben onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van de non-GAAP earnings. Zij onderzochten of ondernemingen die positieve exclusions gebruikten

(17)

om hun non-GAAP earnings te verhogen de verwachtingen van analisten haalden of net overtroffen na Regulation G en de CDI’s. Een belangrijke reden dat managers dit willen halen, is omdat zij op deze manier hun aandelen voor een hogere prijs kunnen verkopen (Shiah-Hou & Teng, 2016). Door regelgeving kunnen managers namelijk alleen hun aandelen verkopen na het publiceren van hun earnings. Uit het onderzoek van Black et al. (2017) bleek dat in de periode voor Regulation G en de CDI’s positieve exclusions werden gebruikt om de verwachting van analisten te halen of iets te overtreffen. Echter na de invoering van

Regulation G werden deze exclusions minder gebruikt om de verwachting te behalen. Na de publicatie van de CDI’s is echter opnieuw geconcludeerd dat er nu wel weer meer gebruik werd gemaakt van positieve exclusions, waardoor verwachtingen van analisten werden behaald. Dit duidt er dus op dat de Regulation G een striktere toon had en de CDI’s de regels van Regulation G wat minder strikt interpreteerden. De betrouwbaarheid van de non-GAAP earnings is dus volgens Black et al. (2017) na het invoeren van Regulation G gestegen, aangezien er niet meer de incentive was voor managers om de non-GAAP earnings te

manipuleren. Dit is in tegenstelling tot dat wat Shiah-Hou & Teng hebben geconcludeerd. Na de CDI’s is de betrouwbaarheid echter weer gedaald, omdat ze geen goed beeld gaven van de werkelijkheid en alleen gebruikt werden om aan de verwachtingen te doen.

Doyle et al. (2013) hebben ook onderzocht in hoeverre managers non-GAAP earnings publiceren om daarmee de verwachtingen van analisten te halen. Zij hebben dit niet

gekoppeld aan de Regulation G of aan de CDI’s. Het is echter wel interessant voor dit onderzoek, aangezien het aangeeft wat de conclusie is bij een grote dataset. Doyle et al. (2013) gebruikten namelijk een dataset dat bestaat uit kwartaalcijfers van 1988 tot 2009. De reden hiervoor is dat er uit twee eerdere onderzoeken, die net als Doyle et al. (2013) niet het effect van Regulation G of de CDI’s onderzochten, geen significant bewijs is gevonden dat non-GAAP earnings gebruikt worden om de verwachting van analisten te halen. In die onderzoeken wordt juist gebruik gemaakt van een kleinere dataset. Om wel significant bewijs te vinden hebben Doyle et al. (2013) dus een grotere dataset gebruikt. Uit hun onderzoek blijkt dat ondernemingen die non-GAAP earnings publiceren vaak de

verwachtingen van analisten halen of overtreffen. Dat heeft volgens hen echter een andere oorzaak dan dat Black et al (2017) en Shiah-Hou & Teng (2016.) daarvoor hadden. Waar zij stellen dat het de managers zijn die de exclusions gebruiken om de verwachting te halen, stellen Doyle et al. (2013) dat dit aangeeft dat analisten niet volledig anticiperen op de

(18)

exclusions die de managers van de GAAP earnings aftrekken bij de earnings publicatie. De analisten zijn dus niet goed in staat om alle exclusions te voorspellen, waardoor de non-GAAP earnings de verwachting van de analisten vaak overtreft. De exclusions zijn in het onderzoek nog verder onderzocht. Zoals bij bijna ieder onderzoek is hier ook de splitsing gemaakt in speciale en andere exclusions. Het bleek dat het gebruik van andere exclusions die voor analisten onverwacht zijn vooral de reden is dat de verwachtingen van analisten wordt gehaald of overtroffen.

Ook Kyung & Weintrop (2016) hebben onderzoek gedaan naar de betrouwbaarheid van non-GAAP reporting. Zij hebben als een van de weinige de link met de CDI’s van 2010 onderzocht. Uit hun onderzoek bleek dat agressieve non-GAAP reporting toe nam na de CDI’s van 2010. Met agressieve non-GAAP reporting wordt bedoeld dat non-GAAP earnings gebruikt worden om tot een hogere winst te komen dan de GAAP earnings en op die manier een rooskleuriger beeld geven van de werkelijke financiële situatie. De toename van

agressieve non-GAAP reporting was vooral bij ondernemingen die voordat de CDI’s kwamen ook al die methode toepasten. Bij ondernemingen die de non-GAAP earnings gebruikten om investeerders te informeren, was dit minder. Uit dit onderzoek kan dus geconcludeerd worden dat de betrouwbaarheid van non-GAAP earnings minder is geworden, aangezien agressieve non-GAAP reporting is toegenomen en dus de mogelijkheid dat de cijfers te positief zijn van een onderneming. Alleen voor die ondernemingen waarbij duidelijk was dat zij de non-GAAP earnings alleen gebruikten om te informeren was er geen toename van agressieve non-GAAP reporting.

In deze paragraaf is onderzocht of de betrouwbaarheid van de non-GAAP earnings is veranderd na het invoeren van Regulation G en de CDI’s. Of de betrouwbaarheid na

Regulation G gestegen is, is niet duidelijk geworden omdat er geen consensus bestaat in de literatuur. Aangetoond door Shiah-Hou & Teng (2016) is dat managers nog altijd de earnings manipuleren om de investeerder te misleiden. Hierdoor zijn de earnings niet

waarheidsgetrouw opgesteld, omdat ze opportunistisch worden gebruikt. Daarmee zijn ze ook niet neutraal. Dit is in tegenstelling tot wat Black et al. (2017) hebben geconcludeerd. Na de CDI’s zijn de non-GAAP earnings duidelijk minder betrouwbaar geworden. Kyung &

Weintrop (2016) hebben geconcludeerd dat na de CDI’s er een toename is geweest is agressieve non-GAAP reporting. Hierdoor is de betrouwbaarheid van de non-GAAP earnings minder geworden, omdat ze gebruikt worden om een rooskleuriger beeld te geven van de

(19)

financiële situatie van een onderneming dan dat het daadwerkelijk is. Dat de

betrouwbaarheid is gedaald wordt ondersteund door Black et al. (2017) die stellen dat er weer vaker gebruikt werd gemaakt van positieve exclusions, alleen maar om de

verwachtingen van analisten te halen. Een algemeen onderzoek van Doyle et al. (2013) laat zien dat het niet per se de managers zijn die de earnings manipuleren, maar dat het ook het onvermogen van de analisten is om goed in te schatten welke exclusions de managers toepassen. Omdat dit onderzoek niet is toegespitst op Regulation G of de CDI’s kan niet worden gezegd of dit onvermogen veranderd is tijdens de regulering.

3.3 Consistentie en vergelijkbaarheid non-GAAP earnings na Regulation G en CDI’s Onderzoeken wat betreft vergelijkbaarheid en consistentie van earnings focussen zich met name op de GAAP earnings. Er zijn echter zeker ook onderzoeken gedaan naar non-GAAP earnings en de vergelijkbaarheid daarvan. Het probleem bij het onderzoeken van de vergelijkbaarheid en consistentie van non-GAAP earnings is dat er data nodig is over een lange tijd van elke non-GAAP exclusion (Black, Christensen, Ciesielski & Whipple, 2017). Deze data zijn echter niet beschikbaar voor eerdere onderzoeken. Dit heeft ook te maken met het niet consistente gebruik van het publiceren van non-GAAP earnings door ondernemingen. Marques (2006); Entwistle, Feltham & MBagwu (2006) en Heflin & Hsu (2008) hebben namelijk geconcludeerd dat na de invoering van Regulation G het gebruik van non-GAAP earnings significant is gedaald. Hierdoor is de vergelijkbaarheid gedaald, omdat er minder ondernemingen zijn waar een bepaalde onderneming mee vergelijkt kan worden aan de hand van non-GAAP earnings. Heflin & Hsu (2008) onderzochten de periode van 2000 tot 2005, waar dus de Regulation G in zat. Webber at al. (2013) hebben dit onderzoek uitgebreid met de data van 2005 tot en met 2010, waar dus nog net de CDI’s van 2010 invallen. Hun dataset bestond uit bedrijven uit de S&P 100. Waar in 2005 nog maar 44% van de bedrijven die in hun dataset zaten non-GAAP earnings vermelden, nam dit elk jaar toe tot uiteindelijk wel 60% in 2010. Onduidelijk is wat precies de oorzaak van deze toename is geweest. Een mogelijke reden voor deze toename is volgens Webber et al. (2013) bijvoorbeeld de economische crisis in 2008, waardoor non-GAAP earnings gebruikt werden door bedrijven om hun slechte situatie te verbergen, of positief bekeken, om betere informatie te geven over de situatie tijdens de crisis. De toename van het gebruik van non-GAAP earnings duidt

(20)

wel op verbetering van de vergelijkbaarheid, immers er zijn meer ondernemingen die non-GAAP earnings vermelden dus ook meer ondernemingen om een bepaalde onderneming te vergelijken. De onderzoeken van Heflin & Hsu (2008) en Webber et al. (2013) waren niet per se toegespitst om vergelijkbaarheid te onderzoeken, echter zijn er dus wel conclusies uit te trekken wat betreft vergelijkbaarheid.

Een onderzoek waarbij het wel specifiek is onderzocht, is het onderzoek van Black et al. (2017). Zij hebben onderzoek gedaan naar de consistentie en de vergelijkbaarheid van non-GAAP earnings. Zij stelden dat GAAP earnings investeerders de mogelijkheid gaven om de huidige earnings te vergelijken met historische earnings, wat ze labelen als consistentie. Vergelijkbaarheid definieerden zij als de mogelijkheid van investeerders om de earnings van de onderneming te vergelijken met de earnings van andere ondernemingen. Black et al. (2017) hebben onderzocht of de kwaliteit van de non-GAAP earnings is veranderd bij ondernemingen die hun manier van het berekenen van de non-GAAP earnings hebben veranderd. Er is namelijk geen eenduidige manier om de non-GAAP earnings te berekenen en dus is het volgens hen ook onduidelijk of een afwijking van de berekening van de non-GAAP earnings opportunistische redenen heeft of om de investeerders beter te informeren. Voor Black et al. (2017) was de invoering van Regulation G of de CDI’s niet de drijfveer tot het onderzoek, maar het feit dat het aantal ondernemingen die non-GAAP earnings publiceren significant toenam en rond de tijd van het onderzoek op recordhoogte zat. Ze gebruikten een dataset met de waarde van alle non-GAAP exclusions van S&P 500

ondernemingen in de periode van 2009 tot 2014. In deze periode zitten dus ook de CDI’s van 2010, hoewel hier niet diep op wordt ingegaan. Het bleek dat terwijl in 2009 nog maar 53% van de ondernemingen van de S&P 500 non-GAAP earnings vermeldden, terwijl dat in 2014 was gestegen tot 71%. 40% van die ondernemingen sluiten items uit die niet bij andere ondernemingen worden uitgesloten. Dit leidt tot een vermindering van de vergelijkbaarheid tussen ondernemingen. Om de consistentie te meten vergeleken ze de non-GAAP exclusions in jaar t met de exclusions in jaar t-1. Ook keken Black et al. (2017) of een onderneming de meest gebruikte exclusions gebruikte die andere bedrijven gebruikten volgens hun

onderzoek. Hun conclusies waren dat managers elk jaar dezelfde items uitsloten, of het nu tijdelijke of vaker voorkomende exclusions waren. Daarnaast bleek dat, wanneer managers nieuwe items uitsloten, deze van een hogere kwaliteit waren dan de exclusions die ze jaar in jaar uit gebruikten. Dit duidt erop dat de inconsistentie vooral geldt voor exclusions die ieder

(21)

jaar worden gebruikt. Verder bleek dat wanneer managers afweken van hun normale beleid van non-GAAP reporting zij dit deden om een presentatie te geven van de earnings die beter paste bij de core performance van de ondernemingen. Over het algemeen is er dus sprake van consistentie bij de non-GAAP earnings en wanneer dit niet het geval is, dan zijn de goede bedoelingen van managers hiervan mogelijk een oorzaak.

Naast de consistentie hebben Black et al. (2017) ook de vergelijkbaarheid onderzocht van non-GAAP earnings ten opzichte van de GAAP earnings. Zij maakten gebruik van het model van De Franco, Kothari & Verdie (2011). Aangezien het niet relevant is om dit model in deze scriptie volledig uit te leggen, is het in het kort een model gebaseerd op hoe een onderneming zijn economische activiteiten vertaalt naar hun earnings, waarna het vergeleken wordt hoe andere ondernemingen dat doen in dezelfde industrie. Aangezien GAAP earnings bij elk bedrijf via dezelfde principes worden berekend, zorgt dat voor meer uniformiteit in de berekening van GAAP earnings en dus voor vergelijkbaarheid. Black et al. (2017) stellen echter dat non-GAAP earnings voor meer vergelijkbaardere earnings zorgen, omdat GAAP voor elke onderneming dezelfde earningscomponenten heeft die niet per se de prestaties van ondernemingen op dezelfde manier beïnvloeden. Door non-GAAP earnings kunnen managers deze verschillen dus tenietdoen. Daarnaast kunnen managers eenmalige items uitsluiten, wat bij GAAP reporting niet kan. Uit hun onderzoek bleek dat door de exclusions van GAAP earnings af te trekken, wat resulteert in non-GAAP earnings, zorgt voor een meer vergelijkbaardere maatstaf.

Hoewel bij het onderzoek van Black et al. (2017) niet het effect van de CDI’s wordt behandeld, is de periode die ze onderzoeken wel rond de CDI’s van 2010. Uit hun onderzoek blijkt dus dat de consistentie en vergelijkbaarheid van de non-GAAP earnings beter is dan de GAAP earnings. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de CDI’s zeker niet hebben gezorgd voor minder vergelijkbaarheid, aangezien dat dan zeker moest zijn opgemerkt in dit

onderzoek, waardoor het dus eerder aannemelijk is dat de CDI’s voor dezelfde of voor meer consistentie en vergelijkbaarheid heeft gezorgd.

Liu (2016) heeft ook onderzoek gedaan naar de vergelijkbaarheid van de non-GAAP earnings en vindt iets tegenstrijdig met het onderzoek van Black et al. (2017). Liu maakte gebruik van een dataset van 2003 tot 2015. Daarmee verschilt hij dus met het onderzoek van Black et al. (2017) en bevat het ook data net na de invoering van Regulation G, hoewel ook bij dit onderzoek er niet specifiek wordt ingegaan op de regelgeving van non-GAAP earnings.

(22)

Hij komt tot dezelfde conclusie dat non-GAAP earnings beter te vergelijken zijn dan de GAAP-earnings. In zijn onderzoek heeft hij ook zelf non-GAAP earnings verkregen door van de GAAP earnings niet terugkerende items uit te sluiten om te kijken of hij tot een andere conclusie zou komen. De vergelijkbaarheid van deze earnings was inderdaad minder dan de non-GAAP earnings die de ondernemingen publiceerden. Een reden hiervoor is dat

managers wellicht beter weten wat van de GAAP-earnings moet worden afgetrokken dan Liu (2016). Verder concludeerde hij dat het uitsluiten van terugkerende items of het uitsluiten van zowel eenmalige als terugkerend items de vergelijkbaarheid negatief beïnvloedt. Over het algemeen bewijst hij dus ook dat non-GAAP earnings vergelijkbaarder zijn dan GAAP earnings.

Zowel Black et al. (2017) als Liu (2016) hebben aangetoond dat de non-GAAP earnings beter zijn te vergelijken dan de GAAP earnings. Hoewel Liu ook tot een andere conclusie kwam is dit minder significant, aangezien hij bij die methode zelf de non-GAAP earnings heeft berekend en niet de non-GAAP earnings heeft gebruikt die de

ondernemingen hebben gepubliceerd. Uit onderzoeken van Marques (2006); Entwistle, Feltham & MBagwu (2006) en Heflin & Hsu (2008) bleek dat de er minder non-GAAP earnings werden vermeld na de invoering van Regulation G, waardoor de vergelijkbaarheid afneemt. Naar consistentie is niet heel veel onderzoek gedaan, maar volgens Black et al. (2017) zijn de non-GAAP earnings consistent. Wanneer dit niet het geval is, heeft dat een mogelijke oorzaak in het feit dat managers de berekening om te komen tot non-GAAP earnings verandert om de investeerders beter te voorzien van bruikbare informatie.

(23)

4. Conclusie

Door middel van een literatuuronderzoek is in deze scriptie onderzoek gedaan naar de vraag of de CDI’s een waardevolle toevoeging zijn geweest op de kwaliteit van non-GAAP earnings ten opzichte van Regulation G. Non-GAAP earnings werden voor het eerst onderzocht door Bradshaw & Sloan (2002). Zij onderzochten de Street earnings, omdat het een trend werd dat steeds meer ondernemingen deze earnings gingen presenteren. De SEC maakte zich zorgen over non-GAAP reporting, aangezien het een mogelijkheid is om een misleidend beeld te geven van de earnings van een onderneming, hoewel het vanuit de kant van de managers wordt beschouwd als een manier om earnings te presenteren die meer informatie bevatten waardoor ze nuttiger zijn voor belanghebbenden, zoals investeerders. Om een einde te maken aan de onzekerheid over non-GAAP earnings voerden de SEC in 2003 Regulation G in, waardoor non-GAAP reporting werd gereguleerd. In 2010 zijn er CDI’s gekomen, met het doel middels interpretaties de regels duidelijker te maken en iets minder strikt, zodat de non-GAAP earnings weer gebruikt konden worden om nuttige informatie te kunnen verschaffen aan investeerders. Wetenschappers hebben onderzoek gedaan naar non-GAAP reporting en de effecten van Regulation G en de CDI’s. Door de relevante

onderzoeken te gebruiken is in deze scriptie onderzocht of de CDI’s waardevol zijn geweest ten opzichte van Regulation G op de kwaliteit van de non-GAAP earnings. Hiervoor is gekeken in hoeverre de relevantie, betrouwbaarheid, vergelijkbaarheid en consistentie is veranderd na Regulation G en na de CDI’s.

Gebleken is dat de relevantie over het algemeen is gestegen na de invoering van Regulation G, zo ondervonden Bond et al. (2017), Kolev et al. (2008) en Doyle et al. (2003). Dat komt omdat de exclusions van hogere kwaliteit waren, omdat ze minder voorspellende kracht hadden dan voor Regulation G. Wanneer de exclusions echter werden gesplitst in speciale en andere exclusions bleek dat uit het onderzoek van Kolev et al. (2008) de speciale exclusions minder van kwaliteit werden, dus minder relevant. Uit het onderzoek van Doyle et al. (2013) bleek dat de terugkomende exclusions van mindere kwaliteit waren. Na de CDI’s in 2010 is gebleken dat de exclusions van hoge kwaliteit en daarmee relevant waren.

Over de betrouwbaarheid van non-GAAP earnings is geen consensus bij onderzoekers. Waar Black et al. (2017) concludeerden dat de betrouwbaarheid is

(24)

toegenomen bleek uit onderzoek van Shiah-Hou & Teng (2016) dat managers na Regulation G nog altijd de non-GAAP earnings gebruikten om investeerders te misleiden. Na de CDI’s is de betrouwbaarheid wel duidelijk gedaald, aangezien er meer gebruik werd gemaakt van agressieve reporting en werden er exclusions gebruikt om de verwachting van analisten te halen (Kyung & Weintrop, 2016; Black et al., 2017). Een onderzoek van Doyle et al. (2013) kwam met een ander inzicht over het behalen van de verwachting. Zij stelden dat analisten niet in staat zijn om in te schatten welke exclusions managers gebruiken, in plaats van dat managers de exclusions gebruiken om boven de verwachtingen te presteren.

Over consistentie en vergelijkbaarheid is relatief minder onderzoek gedaan en ook is er geen specifieke link gelegd in de onderzoeken met Regulation G en de CDI’s. Wel kan geconcludeerd worden dat door onderzoeken die data gebruikten van veel jaren dat de consistentie en vergelijkbaarheid van non-GAAP earnings ten opzichte van GAAP earnings goed is (Black et al., 2017; Liu, 2016). Alleen wanneer er een breuk ontstond in de

consistentie met betrekking tot de berekening van de non-GAAP earnings concludeerde Liu (2016) dat dit een incentive had van managers om investeerders bruikbaardere informatie te verstrekken. Er bleek ook uit onderzoeken van Marques (2006); Entwistle, Feltham &

MBagwu (2006) en Heflin & Hsu (2008) dat er minder ondernemingen non-GAAP earnings vermelden wat kan resulteren tot minder vergelijkbaarheid, omdat er minder

ondernemingen zijn waar een bepaalde onderneming mee vergeleken kan worden. Uiteindelijk kan geconcludeerd worden in deze scriptie dat de kwaliteit van de non-GAAP earnings over het algemeen is gestegen na het invoeren van Regulation G. Na de CDI’s is de kwaliteit echter weer deels gedaald in de zin dat de non-GAAP earnings minder

betrouwbaar zijn geworden. Dit komt overeen met het feit dat Regulation G een striktere toon had en de CDI’s de regels iets versoepelde, wat dus niet ten goede komt van de

kwaliteit van non-GAAP earnings. De CDI’s zijn dus geen waardevolle toevoeging geweest op de kwaliteit van non-GAAP earnings ten opzichte van Regulation G.

Deze scriptie draagt bij aan de bestaande literatuur door verschillende onderzoeken te combineren en vanuit een andere methode, namelijk via het toetsen aan criteria, een conclusie te trekken over de kwaliteit van non-GAAP earnings. Er is echter wel

vervolgonderzoek nodig, vooral met betrekking tot vergelijkbaarheid en consistentie, aangezien daar geen onderzoeken zijn die de invloed van Regulation G en CDI’s hebben onderzocht.

(25)

5. Bibliografie

Black, D. E., Christensen, T. E., Ciesielski, J. T., & Whipple, B. C. (2017). Non-GAAP reporting: Evidence from academia and current practice. Journal of Business Finance &

Accounting, 45(3-4), 259-294.

Black, D. E., Christensen, T. E., Ciesielski, J. T., & Whipple, B. C. (2017). Non-GAAP Earnings: A Consistency and Comparability Crisis? Working paper. DOI: 10.2139/ssrn.2759312 Black, D. E, & Christensen, T. E. (2018). Policy implications of research on non-GAAP

reporting. Research in Accounting Regulation, 30(1), 1-7.

Bond, D., Czernkowski, R., Lee, Y., & Loyeung, A. (2017). Market reaction to non-GAAP earnings around SEC regulation. Journal of Contemporary Accounting & Economics,

13(3), 193-208.

Bradshaw, M. T., & Sloan, R. G. (2002). GAAP versus The Street: An Empirical Assessment of Two Alternative Definitions of Earnings. Journal of Accounting Research, 40(1), 41– 65.

Brown, N. C., Christensen, T. E., Elliott, W. B., & Mergenthaler, R. D. (2012). Investor Sentiment and Pro Forma Earnings Disclosures. Journal of Accounting Research, 50(1), 1-40.

Christensen, T., Merkley, K., Tucker, J., & Venkataraman, S. (2011). Do managers use earnings guidance to influence street earnings exclusions? Review of Accounting Studies, 16(3), 501-527.

De Franco, G., Kothari, S. P., & Verdi, R. S. (2011). The benefits of financial statement comparability. Journal of Accounting Research, 49(4), 895-932.

Doyle, J. T., Lundholm, R., & Soliman, M. T. (2003). The Predictive Value of Expenses Excluded from Pro Forma Earnings. Review of Accounting Studies, 8(2), 145-174. Doyle, J. T., Jennings, J. N., & Soliman, M. T. (2013). Do managers define non-GAAP earnings

to meet or beat analyst forecasts? Journal of Accounting and Economics, 56(1), 40-56.

Entwistle, G. M., Feltham, G. D., & Mbagwu, C. (2006). Misleading Disclosure of Pro Forma Earnings: An Empirical Examination. Journal of Business Ethics, 69(4), 355-372.

(26)

FASB (2008). Statement of Financial Accounting Concepts No. 2 Qualitative Characteristics of Accounting Information. Verkregen van:

https://www.fasb.org/jsp/FASB/Document_C/DocumentPage?cid=1218220132599& acceptedDisclaimer=true

Heflin, F., & Hsu, C. (2008). The impact of the SEC’s regulation of non-GAAP disclosures. Journal of Accounting and Economics, 46(2), 349-365.

Henry, T. F., Rosenthal, D. A., & Weitz, R. R. (2017). Recent trends in reporting non-GAAP income. CPA Journal. Verkregen van: https://www.cpajournal.com

Kolev, K., Marquardt, C. A., & McVay, S. E. (2008). SEC Scrutiny and the Evolution of Non‐ GAAP Reporting. The Accounting Review, 83(1), 157-184.

Kyung, H., & Weintrop, J. (2013). The Economic Consequences of SEC Interpretive Guidance and the Effects on Firm Behavior: Evidence of Non-GAAP Earnings Disclosure. CAAA Annual Conference.

Liu, J., & Gao, Z. (2016). Do Non-GAAP Earnings Adjustments Deliver Comparability Benefits? DOI: 10.2139/ssrn.2878768

Marques, A. (2006). Sec interventions and the frequency and usefulness of non-GAAP financial measures. Review of Accounting Studies, 11(4), 549-574.

Riskworld (2015). SOx in een notendop. Verkregen van https://riskworld.nl/kennis/wet-regelgeving/sox-in-een-notendop

SEC. (2001). Cautionary Advice Regarding the Use of ‘‘Pro-Forma’’ Financial Information in Earnings Releases. Verkregen van https://www.sec.gov/rules/other/33-8039.htm SEC. (2002). SEC brings first pro forma financial reporting case—Trump Hotels charged with

issuing misleading. Verkregen van https://www.sec.gov/news/headlines/trump-hotels.htm

SEC. (2002). Final rule: Conditions for use of non-GAAP financial measures. Verkregen van https://www.sec.gov/rules/final/33-8176.htm

SEC. (2009) SEC charges SafeNet, Inc and two former senior officers in earnings management and option backdating schemes. Verkregen van: https://www.sec.gov/litigation-/litreleases-/2009/lr21290.htm

SEC. (2010). Non-GAAP financial measures. Verkregen van https://www.sec.gov/divisions-/corpfin/guidance/nongaapinterp.htm

(27)

Shiah-Houa, S., & Teng, Y. (2016). The informativeness of non-GAAP earnings after Regulation G. Finance Research Letters, 18, 184-192.

Webber, S. J., Nichols, N. B., Street, D. L., & Cereola, S. J. (2013) Non-GAAP adjustments to net income appearing in the earnings releases of the S&P 100: An analysis of frequency of occurrence, materiality and rationale. Research in Accounting Regulation, 25(2), 236-251

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The comparison of private and social products is neither here nor there." Geluidshinder is slechts één aspect van Schiphol, het is onredelijk de luchthaven wel te belasten voor

De gesprekstechniek is natuurlijk enkel een leidraad. De vrijwilliger mag hieraan zijn eigen draai geven. Wanneer de vrijwilliger bijvoorbeeld verschillende huisbezoeken wil

Door het vragen van een tegenprestatie zien we dat veel werkzoekenden zich weer nuttig voelen, meer sociale contacten krijgen, talenten ontdekken en meer aankunnen dan ze

Het verhaal gaat over Perspe-phone, een jong meisje dat naar het rijk van de doden gaat, maar bevrijd wordt door de kinderen.. Componist

Laat zien wat jullie bezig zijn te ontwikkelen, vanuit de multidisciplinaire capacite- it waarover de grote kantoren beschikken, en geef aan wat jullie van anderen nodig hebben om

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

De waardering voor de samenwerking tussen deze organisaties is ten opzichte van vorig jaar niet significant veranderd, maar over de langere termijn zien we een positieve

Voor welke andere opgaven zou onze invulling van eigentijds openbaar bestuur van nut kunnen zijn.. Ik zie de volgende kenmerken voor