• No results found

Sexting : normaal of deviant gedrag tijdens de adolescentie?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Sexting : normaal of deviant gedrag tijdens de adolescentie?"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen Sexting: Normaal of Deviant Gedrag tijdens de Adolescentie?

Naam student: Lisa Kuiper Studentnummer: 10589392

Vak: Herkansing Bachelorscriptie Pedagogische Wetenschappen Begeleider: mw. dr. I.B. Wissink

Datum: 23 maart 2018 Aantal woorden: 5281

(2)

Inhoudsopgave

Abstract p. 3

Inleiding p. 4

Deelvraag 1: Hoe vaak komt sexting tijdens de adolescentie voor? p. 9 Deelvraag 2: Wat zijn de mogelijke gevolgen van sexting tijdens de adolescentie? p. 13 Deelvraag 3: Hangt sexting samen met risicogedrag? p. 16

Conclusie p. 19

Discussie p. 20

(3)

Abstract

Het huidige literatuuroverzicht heeft tot doel meer inzicht te verschaffen in of sexting tijdens de adolescentie als normaal of als deviant gedrag gezien moet worden. Ter beantwoording van de onderzoeksvraag werden 11 studies onderzocht. Er werd gevonden dat sexting relatief vaak voor lijkt te komen tijdens de adolescentie. Daarnaast bleek dat sexting vaker samen leek te hangen met negatieve dan positieve gevolgen en dat hierbij significante

genderverschillen aanwezig waren. Bovendien bleek er met betrekking tot sexting en risicogedrag voornamelijk gefocust te worden op seksueel risicogedrag: sexting hing inderdaad samen met seksueel risicogedrag, zij het een lage samenhang. De bevindingen impliceren dat sexting waarschijnlijk als normaal gedrag beschouwd kan worden, maar dat voornamelijk het zonder toestemming verspreiden van seksueel beeldmateriaal problematisch lijkt te zijn. Tevens lijken er genderverschillen te bestaan met betrekking tot het ervaren van positieve dan wel negatieve gevolgen van sexting, mogelijk ten gevolge van de dubbele seksemoraal die lijkt te bestaan. De huidige bevindingen impliceren dat meer onderzoek nodig is naar de dubbele seksemoraal en motieven voor het zonder toestemming verspreiden met betrekking tot sexting.

(4)

Sexting: Normaal of Deviant Gedrag tijdens de Adolescentie?

In de afgelopen jaren is online communicatie een steeds belangrijker aspect geworden van het sociale leven van adolescenten. Adolescenten maken, wanneer zij online zijn, veel vaker gebruik van communicatietechnologieën dan volwassenen. Zo is uit Amerikaans onderzoek gebleken dat 68% van de adolescenten die van het internet gebruik maakten, dit voornamelijk gebruikten voor instant messaging, wat betrekking heeft op het direct versturen van berichten. Van de volwassenen die online waren was dit slechts 32% (Valkenburg & Peter, 2011). Daarnaast had al 65% van de adolescenten uit dit onderzoek in 2011 een profiel op een social networking site, in tegenstelling tot 35% van de volwassenen (Valkenburg & Peter, 2011). Online communicatie beperkt zich niet alleen tot het internetgebruik vanaf een computer. Uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS, 2018) blijkt dat vrijwel alle Nederlandse adolescenten tegenwoordig een smartphone bezitten, waarmee zij het internet eenvoudig kunnen betreden. Uit meer recent, eveneens Amerikaans onderzoek komt naar voren dat 91% van de adolescenten tussen de 13 en 17 jaar toegang heeft tot internet via een smartphone en dat zelfs 92% van de adolescenten dagelijks online is (Wisniewski, Ghosh, Xu, Rosson, & Carroll, 2017). Er kan gesteld worden dat smartphones grote mogelijkheden bieden aan adolescenten om gemakkelijk en vrijwel constant toegang te hebben tot het internet, instant messaging en social media websites.

De toename in het gebruik van online communicatie bij adolescenten heeft geleid tot gemengde reacties in de maatschappij. Enerzijds wordt geopperd dat het gebruik van online communicatie adolescenten mogelijkheden biedt om hun identiteit te onderzoeken, om steun en informatie op het internet te vinden over onderwerpen die gevoelig liggen en om hechte en betekenisvolle relaties op te bouwen (Valkenburg & Peter, 2011). Anderzijds worden er zorgen geuit over de mogelijke risico’s van online communicatie voor adolescenten. Uit cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP, 2017) blijkt dat er steeds vaker zorgen

(5)

geuit worden door ouders, scholen en beleidsmakers over de invloed van social media en het gebruik van smartphones op de maatschappij in het algemeen. De gevolgen van de toename in smartphone- en internetgebruik en online communicatie zijn duidelijk zichtbaar: er is minder ruimte voor contact tussen jongeren in het dagelijks leven en de samenleving oogt hierdoor individualistischer en onpersoonlijker (SCP, 2017).

Eén van de risico’s die de toename van internetgebruik, het gebruik van smartphones en online communicatie met zich mee kan brengen, is sexting. Sexting is een neologisme dat bestaat uit de woorden ‘seks’ en het Engelse woord ‘texting’, wat zoveel als sms’en betekent. In de afgelopen jaren dat er onderzoek gedaan is naar sexting, bleek het lastig om het fenomeen eenduidig te definiëren. Ten gevolge hiervan varieert de definitie van sexting dan ook sterk, in zowel wetgeving als wetenschappelijk onderzoek (Judge, 2012). In het huidige onderzoek wordt ervoor gekozen om de volgende bredere definitie van sexting aan te houden. Met sexting wordt het versturen en ontvangen van seksueel getinte berichten of beeldmateriaal via digitale technologie bedoeld (Benotsch, Snipes, Martin, & Bull, 2013; Livingstone & Görzig, 2014). Hoewel sexting volgens Englander (2015) gezien kan worden als een onderdeel van het hedendaagse daten dat in de adolescentie veelvuldig voorkomt, kan het tevens een onderdeel van ‘wraakporno’ zijn, wanneer het gaat om het doorsturen van materiaal zonder toestemming van degene die is afgebeeld. Omdat dit verstrekkende gevolgen kan hebben voor het slachtoffer, zijn er zeer recentelijk plannen gemaakt door de Nederlandse overheid om wraakporno strafbaar te stellen. Volgens het kabinet grijpt het verspreiden van wraakporno ‘diep in de persoonlijke levenssfeer in’ en zal het daarom als zelfstandig delict strafbaar worden gemaakt (Verlaan, 2017).

Er komt duidelijk naar voren dat, zowel in de academische literatuur als in de pers, twee visies het debat over sexting domineren. Het beschouwen van sexting als risicovol gedrag wordt in de literatuur omschreven als het afwijkingsdiscours

(6)

(‘deviancy discourse’). Volgens dit overheersende theoretische kader is sexting een nieuw type afwijkend geseksualiseerd gedrag bij adolescenten, dat geassocieerd is met risico's (Döring, 2014). Aanhangers van deze theorie pleiten daarom voornamelijk voor preventie en interventie bij sexting in de adolescentie (Kosenko, Luurs, & Binder, 2017). Anderzijds wordt gesteld dat sexting deel uitmaakt van een normaal en zelfs gezond aspect van seksuele expressie binnen de adolescentie. Het beschouwen van sexting als normaal en gezond gedrag wordt in de literatuur omschreven als het normaliteitsdiscours (‘normalcy discourse’). Het wetenschappelijk bewijs groeit dat sexting steeds meer deel uit lijkt te maken van een gezonde relationele vorming tijdens de adolescentie. Desalniettemin wordt er in het overgrote deel van de studies naar sexting gefocust op de potentiële negatieve consequenties van sexting en het verband met problematisch gedrag (Kosenko et al., 2017). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de gevolgen desastreus kunnen zijn wanneer seksueel getint materiaal wordt doorgestuurd zonder toestemming van de persoon die afgebeeld wordt. Desalniettemin worden er recentelijk meer artikelen gepubliceerd die de visie van het normaliteitsdiscours ondersteunen en wordt er zo steun gevonden voor het standpunt van normaliteit. In het huidige literatuuroverzicht zal er naar deze twee visies met betrekking tot sexting verwezen worden in termen van ‘normaal’ of ‘risicovol’ gedrag. De adolescentie wordt gekenmerkt als een periode waarin verschillende veranderingen plaatsvinden, zowel op lichamelijk als sociaal-cognitief vlak. Een belangrijk onderdeel van de adolescentie is tevens het verkennen van de eigen identiteit en het ontwikkelen van autonomie (Smetana, Campione-Barr, & Metzger, 2006). Naarmate de adolescentie vordert, hebben jongeren de neiging om minder tijd met familie door te brengen en juist meer tijd door te brengen met leeftijdsgenoten (Smetana et al., 2006). Bovendien is de adolescentie bij uitstek een periode van exploratie: het aangaan van nieuwe vriendschapsrelaties of experimenteren met alcohol en drugs zijn hier voorbeelden van. Verder blijkt uit onderzoek dat jongeren gedurende de adolescentie meer

(7)

risico’s nemen. Dit kan zich vertalen in risicogedrag, al dan niet seksueel risicogedrag (Steinberg, 2007). Sexting zou een onderdeel kunnen zijn van het ‘normatieve’ exploreergedrag tijdens de adolescentiefase, maar mogelijk geassocieerd aan ander risicogedrag en negatieve gevolgen.

Sommige onderzoeken impliceren inderdaad dat sexting tijdens de adolescentie samenhangt met negatieve gevolgen. Zo komt uit het onderzoek Benotsch, Snipes, Martin en Bull (2013) naar voren dat sexting, waarbij sexting gemeten werd als het door de adolescent zelf gemaakte en verstuurde seksueel getinte materiaal, mogelijk negatieve psychosociale gevolgen kon hebben. Andere onderzoeken met betrekking tot mogelijke negatieve gevolgen van sexting impliceren echter dat sexting tijdens de adolescentie, waarbij het wederom ging om zelfgemaakt en zelfgestuurd seksueel getint materiaal, niet samenhing met seksueel risicogedrag, waaronder het hebben van meerdere seksuele partners of onbeschermde seks (Gordon-Messer, Bauermeister, Grodzinski, & Zimmerman, 2013). Onderzoek van Ferguson (2011), waarbij werd onderzocht of sexting bij Spaanse vrouwelijke adolescenten geassocieerd was met seksueel risicogedrag, sluit hierbij aan. Er werd gevonden dat sexting niet geassocieerd was met ander seksueel risicogedrag, behalve het niet gebruiken van anticonceptie wanneer er geen zwangerschapswens aanwezig was.

Het is momenteel onduidelijk of sexting tijdens de adolescentie nu gezien moet worden als normaal of als deviant gedrag. Binnen het huidige literatuuronderzoek staat daarom de volgende hoofdvraag centraal: Moet sexting tijdens de adolescentie gezien worden als normaal of als risicovol gedrag? Om deze hoofdvraag te beantwoorden is een drietal deelvragen opgesteld, waarvan de eerste als volgt luidt: Hoe vaak komt sexting tijdens de adolescentie voor? De tweede deelvraag is: wat zijn de mogelijke gevolgen van sexting tijdens de adolescentie? De derde deelvraag luidt: Hangt sexting tijdens de adolescentie samen met risicogedrag?

(8)

Met het oog op adolescenten die seksueel getint materiaal van anderen zonder toestemming doorsturen en het feit dat dit ingezet kan worden als ‘wraakporno’, wordt er momenteel nog steeds gekeken naar wat de juiste manier is om sexting te benaderen. Het lijkt erop dat er op dit moment nog geen eenduidige boodschap bestaat naar adolescenten toe omtrent sexting. Er wordt op het moment voornamelijk gepleit voor het geven van meer voorlichting en uitleg aan adolescenten over de mogelijke negatieve consequenties van sexting (Brown, Keller, & Stern, 2009). Dit literatuuroverzicht heeft daarom als doel meer inzicht te bieden in of sexting beschouwd moet worden als een normaal onderdeel van de adolescentie of dat sexting gezien moet worden als risicovol gedrag.

(9)

Deelvraag 1: Hoe vaak komt sexting tijdens de adolescentie voor?

Binnen het huidige deelhoofdstuk wordt getracht een antwoord te formuleren op de vraag hoe vaak sexting tijdens de adolescentie voorkomt en of sexting dus als normatief of afwijkend beschouwd kan worden. Renfrow en Rollo (2014) deden onderzoek naar hoe vaak adolescenten aan sexting deden. Sexting werd in dit onderzoek geoperationaliseerd als het verzenden en ontvangen van seksueel getint materiaal dat via een smartphone of een ander elektronisch apparaat werd gedeeld. Sexts konden seksueel suggestieve opmerkingen, (bijna)-naaktmateriaal of seksuele handelingen bevatten. In dit onderzoek werden 85 studenten ondervraagd door middel van een persoonlijk interview. De leeftijd van de studenten lag tussen de 18 en 24 jaar. Uit het onderzoek kwam naar voren dat het grootste deel van de jongeren weleens met sexting in aanraking was gekomen: 63% van de respondenten had weleens een sext had verzonden, 53% had weleens een sext ontvangen en 46% van de respondenten had zowel ooit een sext verzonden als ontvangen, 32% van de respondenten had nog nooit aan sexting had gedaan. In deze studie werden er ook cijfers bekendgemaakt over hoe frequent jongeren aan sexting deden. Hieruit bleek dat 63% van de respondenten zelden aan sexting deed, 30% deed soms aan sexting en slechts 7% van de respondenten deed vaak aan sexting.

Benotsch et al. (2013) deden eveneens onderzoek naar hoe vaak sexting onder adolescenten voorkomt. In dit onderzoek werden 763 adolescenten ondervraagd door middel van vragenlijstonderzoek. De leeftijd van de adolescenten lag tussen de 18 en 25 jaar. Er werd eveneens gevonden dat sexting relatief vaak voorkwam. De uitkomsten van het onderzoek waren als volgt: 44% van de respondenten rapporteerde weleens aan sexting te doen. Van deze groep respondenten had 62% seksueel getinte beelden zowel ontvangen als verzonden, 32% had alleen een seksueel getint bericht ontvangen en 6% van de respondenten had alleen een seksueel getint bericht verstuurd. Voornamelijk de cijfers over het verzenden van

(10)

seksueel getinte berichten komen overeen met de bevindingen van Renfrow en Rollo (2014). Uit dit onderzoek blijkt wederom dat een groot deel van de respondenten weleens aan sexting heeft gedaan.

Zoals uit bovenstaande onderzoeken naar voren komt, lijkt sexting onder adolescenten relatief veel voor te komen. Lippman en Campbell (2014) vonden een mogelijke verklaring voor het relatief hoge percentage adolescenten dat weleens aan sexting had gedaan. Uit dit onderzoek, waarbij gebruik gemaakt werd van open-einde vragenlijstonderzoek bij adolescenten tussen de 12 en 18 jaar, kwam duidelijk naar voren dat adolescenten sexting over het algemeen als normaal gedrag beschouwen. Hoewel een aantal adolescenten in dit onderzoek aangaf dat sexting grensoverschrijdend was, gaf de meerderheid van de adolescenten aan dat sexting ‘no big deal’ was, omdat ‘iedereen’ het deed (Lipman & Campbell, 2014). Hieruit blijkt wederom het normatieve karakter van sexting in het dagelijks leven van adolescenten. Met betrekking tot hoe vaak sexting voorkomt, is er tevens onderzoek gedaan naar sexting binnen vaste relaties. Er kwam naar voren dat sexting binnen vaste relaties een populair middel is voor seksuele communicatie (Drouin, Vogel, Surbey & Stills, 2013). De meerderheid van de adolescenten met een vaste relatie had weleens een seksueel suggestief bericht (67%) of seksueel expliciete foto’s of video’s gestuurd (54%) naar zijn of haar partner. Er werd verder gevonden dat sexting (alleen tekst) over het algemeen meer voorkwam dan ofwel telefoonseks of live videoseks. Dit geeft aan dat de definitie van sexting van invloed is op de uitkomsten van toekomstig onderzoek, zoals Judge (2012) eerder al beschreef.

Ook Drouin, Coupe, en Temple (2017) deden onderzoek naar sexting onder adolescenten. Er werden in dit onderzoek 352 psychologiestudenten (nman= 106, nvrouw= 246) ondervraagd door middel van een online vragenlijst. De gemiddelde leeftijd in dit onderzoek was 19.75 jaar. Sexting werd gedefinieerd als het verzenden van seksueel getinte berichtjes,

(11)

foto’s of video’s door middel van digitale technologie. Er kwam wederom naar voren dat de meerderheid van de adolescenten weleens aan sexting had gedaan: 62% rapporteerde dat zij weleens een seksueel getint bericht verzonden of ontvangen had (58% verzonden, 62% ontvangen). Dit bevestigt wederom dat een groot deel van de adolescenten weleens met sexting in aanraking is gekomen en dat sexting daarom waarschijnlijk een normaal onderdeel is binnen de adolescentie.

Er is echter ook onderzoek dat beduidend lagere percentages vond met betrekking tot hoe vaak sexting tijdens de adolescentie voorkomt (Mitchell, Finkelhor, Jones, & Wolak, 2012). Het onderzoek werd verricht door middel van een telefoon-survey. De leeftijdsrange van de 1560 adolescenten die aan dit onderzoek meededen, lag tussen de 10 en 17 jaar oud. Sexting werd gemeten door middel van screeningsvragen, die betrekking hadden op drie soorten betrokkenheid bij sexting: het ontvangen van naakt-of bijna naaktbeelden, het doorsturen of het plaatsen van dergelijke beeldmateriaal en het verschijnen in of het maken van dergelijk beeldmateriaal. Uit de resultaten kwam naar voren dat wanneer de definitie van sexting gericht was op ‘het verschijnen in, het creëren van of het ontvangen van seksueel suggestieve beelden’, sexting veel vaker voorkwam (9.6%) dan wanneer de definitie gericht was op ‘het creëren van naaktbeelden, waaronder blote borsten, zichtbare genitaliën of billen’. Hierbij kwam sexting slechts 1.0% voor. Uit deze resultaten blijkt dat hoe vaak sexting tijdens de adolescentie voorkomt afhangt van het feit of er een bredere of smallere definitie wordt gehanteerd: hoe breder de definitie, hoe hoger het percentage is van jongeren dat aan sexting doet. Hoe smaller de definitie, hoe lager het percentage is van jongeren dat aan sexting doet. Concluderend gesteld zijn relatief veel adolescenten weleens met sexting in aanraking gekomen. Voornamelijk het versturen en het ontvangen van seksueel suggestieve beelden en tekstberichten lijkt onder adolescenten vaak aan de orde te komen. Er kan gesteld worden dat hoe breder de definitie van sexting genomen wordt, een groter deel van de

(12)

jongeren daadwerkelijk aan sexting doet en dat sexting dus normaal lijkt te zijn gedurende de adolescentie. Een smallere definitie van sexting leidt tot een lager percentage adolescenten dat aan sexting doet. De percentages voor hoe vaak sexting tijdens de adolescentie voorkomt, lopen in het huidige literatuuroverzicht uiteen van 1 tot en met 67%.

(13)

Deelvraag 2: Wat zijn de mogelijke gevolgen van sexting tijdens de adolescentie?

In het huidige deelhoofdstuk wordt er gekeken naar wat de mogelijke gevolgen zijn van sexting tijdens de adolescentie. Zo deden Renfrow en Rollo (2014) onderzoek naar de perceptie van adolescenten op sexting en de mogelijke gevolgen ervan. Aan het onderzoek deden 85 adolescenten mee, met leeftijden tussen de 18-24 jaar oud. Uit het onderzoek bleek dat de respondenten sexting wel degelijk linkten aan mogelijke negatieve gevolgen. Het meest voorkomende negatieve gevolg dat door de adolescenten benoemd werd, was de angst dat het seksueel getinte materiaal dat zij verstuurd hadden, ongewenst gedeeld zou worden met anderen. Dit zou volgens de respondenten kunnen leiden tot vernedering en aantasting van de reputatie (Renfrow & Rollo, 2014). Deze angst werd zowel benoemd door adolescenten die weleens aan sexting hadden gedaan, als door adolescenten die nog nooit aan sexting hadden gedaan. Een tweede negatief gevolg dat door adolescenten benoemd werd, was hoe seksueel getinte berichten over konden komen op de ontvanger. Hierbij was een duidelijk sekseverschil op te merken. Vrouwelijke respondenten hadden het voornamelijk over ‘een verkeerd signaal afgeven’. Mannelijke respondenten waren daarentegen voornamelijk bezorgd over hoe het taalgebruik dat zij hanteerden bij het opstellen van een seksueel getint bericht zou overkomen op de, meestal vrouwelijke, ontvanger.

De angst dat seksueel getint materiaal zonder toestemming wordt doorgestuurd en ongewenst gedeeld wordt met anderen, lijkt ook in de studie van Dir en Cyders (2015) als een belangrijk negatief mogelijk gevolg van sexting benoemd te worden. Ook in dit onderzoek werd adolescenten gevraagd naar hun perceptie van sexting en de mogelijke gevolgen ervan. Aan het onderzoek deden 255 psychologiestudenten mee, de gemiddelde leeftijd was 21.4 jaar. Verder was 70.6% van de respondenten vrouw en 77.6% van de respondenten was blank. Bij 95.3% (n =243) van de respondenten bestond de angst dat seksueel getint materiaal ongewenst verspreid zou kunnen worden op de eerste plek van mogelijke negatieve gevolgen.

(14)

Een tweede gevolg van sexting dat door 96.5% (n =246) van de ondervraagde adolescenten genoemd werd, was het hebben van spijt na het doen aan sexting. Tot slot werd er door 95.3% (n =243) van de adolescenten nog benoemd dat sexts mogelijk gebruikt konden worden als een vorm van chantage, wat eveneens als een belangrijk negatief gevolg van sexting beschouwd werd. Verder werd er in dit onderzoek gekeken naar sekseverschillen in hoe de mogelijke gevolgen van sexting ervaren worden. Er werden echter geen sekseverschillen gevonden met betrekking tot het ervaren van negatieve gevolgen in verband met sexting (Dir & Cyders, 2015). Hoewel er enerzijds gevonden wordt dat er geen sekseverschillen lijken te bestaan met betrekking tot het ervaren van mogelijke negatieve gevolgen van sexting tijdens de adolescentie, werden er tevens resultaten gevonden die de vorige bevindingen in twijfel lijken te trekken (Drouin et al., 2017). In dit onderzoek werd er

eveneens onderzoek verricht naar de mogelijke gevolgen van sexting. Desalniettemin leken er in dit onderzoek duidelijke sekseverschillen aanwezig te zijn, wanneer het om de mogelijke gevolgen van sexting ging. Mannen rapporteerden in tegenstelling tot vrouwen significant positievere dan negatieve gevolgen voor hun relatie als gevolg van sexting. Tegelijkertijd werden er voor mannelijke adolescenten geen verschillen gevonden tussen het type relatie en hoe comfortabel zij zich erbij voelden om aan sexting te doen evenals of zij negatieve gevolgen ervoeren, bezorgdheid of spijt na sexting (Drouin et al., 2017). Vrouwelijke adolescenten ervoeren daarentegen eerder schade aan hun reputatie als gevolg van sexting. Dit genderverschil kan mogelijk verklaard worden door de dubbele seksemoraal die er lijkt te bestaan met betrekking tot seksueel gedrag, waarbij het seksuele gedrag van mannen wordt verheerlijkt en dat van vrouwen wordt veroordeeld (Lippman & Campbell, 2014).

Zoals uit bovengenoemde onderzoeken blijkt, lijkt de focus toch te liggen op het ervaren van mogelijke negatieve gevolgen van sexting. Er lijken dan ook minder onderzoeken te bestaan die zich daarnaast ook richten op de

(15)

mogelijke positieve gevolgen van sexting. Een van de onderzoeken die naast de mogelijke negatieve gevolgen ook gekeken heeft naar de mogelijke positieve gevolgen van sexting tijdens de adolescentie, is het onderzoek van Dir, Coskunpinar, Steiner, en Cyders (2013). De steekproef in dit onderzoek bestond uit 278 studenten. De gemiddelde leeftijd was 21.0 jaar (SD= 4.56), 53.8% van de studenten was vrouw en 76.3% was blank. Er werd onderzoek verricht naar de negatieve en positieve gevolgen die adolescenten van sexting verwachtten. Zo was een voorbeeld van een positief gevolg: “Sexting zorgt ervoor dat je je sexy voelt”. Een voorbeeld van een negatief gevolg was: “Sexting zorgt ervoor dat je je schaamt”. Er werd gevonden dat vrouwelijke adolescenten meer negatieve gevolgen rapporteerden als gevolg van sexting dan mannelijke adolescenten (Dir et al., 2013). Hoewel dit onderzoek zich dus ook richtte op eventuele positieve gevolgen, bleef het sekseverschil dat er lijkt te zijn dus

bestaan. Concluderend gesteld lijkt sexting

zowel negatieve als positieve gevolgen te hebben voor adolescenten. Hierbij valt op dat er door adolescenten voornamelijk gefocust wordt op de mogelijke negatieve gevolgen van sexting. Negatieve gevolgen die benoemd worden zijn de angst dat het seksueel getinte materiaal ongewenst verspreid wordt en het hebben van spijt na het doen aan sexting. Deze bevindingen waren consistent in meerdere onderzoeken (Drouin et al., 2017; Renfrow & Rollo, 2014). Verder lijkt er een sekseverschil te bestaan met betrekking tot het ervaren van negatieve dan wel positieve gevolgen van sexting: vrouwelijke adolescenten rapporteren significant minder positieve gevolgen van sexting dan mannelijke adolescenten. Deze uitkomst leek door de meerderheid van onderzoeken ondersteund te worden.

(16)

Deelvraag 3: Hangt sexting tijdens de adolescentie samen met risicogedrag?

Om te kunnen bepalen of sexting gezien kan worden als normaal of deviant gedrag, is het naast het bepalen hoe vaak het tijdens de adolescentie voorkomt en het taxeren van de mogelijke gevolgen ook van belang om te kijken of sexting tijdens de adolescentie samenhangt met risicogedrag.

Onderzoek van Benotsch et al. (2013) wees bijvoorbeeld uit dat sexting tijdens de adolescentie inderdaad leek samen te hangen met risicogedrag. In een steekproef van 763 studenten met leeftijden tussen de 18 en 25 jaar, werd door middel van vragenlijstonderzoek onderzocht of sexting samenhing met seksueel risicogedrag. Sexting werd in dit onderzoek gedefinieerd als "het verzenden of ontvangen van seksueel expliciete of suggestieve foto's via sms." Seksueel risicogedrag werd gemeten aan de hand van het aantal bedpartners en het hebben van onbeschermde seks in de afgelopen 3 maanden. Er kwam uit dit onderzoek naar voren dat sexting samenhing met gedrag dat de gezondheid mogelijk in gevaar kan brengen, zoals middelengebruik, seks met meerdere partners, onbeschermde seks en het hebben van soa’s (Benotsch et al., 2013)

Temple en collega’s (2012) deden eveneens onderzoek naar sexting tijdens de adolescentie en het mogelijke risicogedrag dat daarmee samenhing. Aan het onderzoek deden 948 adolescenten mee, met leeftijden tussen de 14 en 19 jaar (M=15.8 jaar). Gezien het toegenomen potentieel voor juridische en psychosociale gevolgen, werd de definitie van sexting in dit onderzoek beperkt tot het verzenden van naaktfoto’s, in tegenstelling tot semi-naaktfoto’s of expliciete berichten. Er werd gevonden dat adolescenten die aan sexting deden meer geneigd waren om te daten en om seks te hebben dan adolescenten die niet aan sexting deden (Temple et al., 2012). Een mogelijke verklaring voor deze samenhang is dat sexting tijdens de adolescentie enerzijds wellicht fungeert als een eerste seksuele toenadering of als een manier om seks in een relatie te introduceren.

(17)

Anderzijds zou het mogelijk kunnen zijn dat wanneer een individu eenmaal seks heeft, er meer behoefte ontstaat om zich seksueel uit te drukken of dat het flirten escaleert tot het produceren van naaktmateriaal (Temple et al., 2012). Verder werd voor alleen vrouwelijke adolescenten die aan sexting deden gevonden dat dit gedrag samenhing met seksueel risicogedrag, waaronder het hebben van meerdere partners, drugs-of alcoholgebruik alvorens het hebben van seks. Deze bevinding sluit dus deels aan bij de resultaten van het onderzoek van Benotsch et al. (2013). Voor mannelijke adolescenten werd deze samenhang echter niet gevonden. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat seksueel gedrag van jongens toleranter en positiever wordt opgevat en daarom niet als risicogedrag wordt beschouwd en dat het gedrag daarom ook minder in verband wordt gebracht met ander risicogedrag (Jessor,

1991). Hoewel

bovenstaande onderzoeken impliceren dat sexting tijdens de adolescentie inderdaad samenhangt met seksueel risicogedrag, liggen de resultaten uit eerder onderzoek echter niet op een lijn. Sterker nog, de onderzoeken lijken elkaar zelfs tegen te spreken. Gordon-Messer et al. (2013) deden namelijk eveneens onderzoek naar of er samenhang bestond tussen sexting in de adolescentie en seksueel risicogedrag, door middel van een online vragenlijst. Hiervoor gebruikten zij een relatief grote steekproef (N=3447) van adolescenten tussen de 18 en 24 jaar oud. De gemiddelde leeftijd was 20.0 jaar (SD= 1.77). Uit de resultaten kwam naar voren dat er geen überhaupt geen samenhang bestond tussen sexting tijdens de adolescentie en risicogedrag. Deze resultaten lijken dus duidelijk in strijd te zijn met de eerdergenoemde onderzoeken.

Omdat er veel tegenstrijdige resultaten lijken te zijn over de samenhang tussen sexting en seksueel risicogedrag, voerden Kosenko en collega’s (2017) een meta-analyse uit. Beschikbare data van 15 artikelen werd geanalyseerd door middel van kwantitatieve meta-analytische technieken. Er werd gevonden dat sexting in de adolescentie positief samenhing

(18)

met seksuele activiteit, onbeschermde seks en het aantal bedpartners. Desalniettemin was deze samenhang zwak tot middelmatig en deze bevindingen suggereren dat, hoewel sexting een indicator zou kunnen zijn voor seksueel risicogedrag, het niet de beste indicator is (Kosenko et al., 2017).

Concluderend gesteld lijkt er op wetenschappelijk gebied momenteel voornamelijk gekeken te worden naar of sexting tijdens de adolescentie samenhangt met seksueel risicogedrag. Hoewel uit meta-analytische resultaten inderdaad naar voren komt dat sexting lijkt samen te hangen met seksueel risicogedrag, wordt er ook aangegeven dat dit mogelijk niet de beste indicator is en dat er wellicht betere indicators zijn. Het aanbod van wetenschappelijk onderzoek naar sexting tijdens de adolescentie en samenhang met andere risicogedragingen dan seksueel risicogedrag, lijkt aanzienlijk schaarser te zijn. Er wordt daarom de suggestie gewekt om in de toekomst te kijken naar ander mogelijk risicogedrag dat sterker samenhangt met sexting tijdens de adolescentie (Kosenko et al., 2017).

(19)

Conclusie

Het huidige literatuuroverzicht had tot doel meer inzicht te bieden in of sexting in de adolescentie gezien moet worden als normaal of als risicovol gedrag. Hierbij is in de eerste plaats gekeken naar hoe vaak sexting voorkomt tijdens de adolescentie. Er bleek dat een groot deel van de jongeren weleens met sexting in aanraking was gekomen, ofwel het versturen dan wel het ontvangen. De percentages liepen uiteen van 1.0% tot 67%. Hieruit blijkt duidelijk dat definitie van sexting grote invloed heeft op het percentage jongeren dat aan sexting doet. Een bredere definitie (bijvoorbeeld: een seksueel suggestief bericht sturen) leidde tot een hoger percentage adolescenten dat aan sexting doet. Bij een smallere definitie (bijvoorbeeld: beeldmateriaal van adolescenten waarbij naakte borsten, genitaliën of billen waren te zien) was het percentage aanzienlijk lager. Ook leeftijd leek invloed te hebben op het percentage adolescenten dat aan sexting doet: sexting neemt met de leeftijd toe (Dake, Price, Maziarz, & Ward, 2012; Strassberg, McKinnon, Sustaíta, & Rullo, 2012) en sommige onderzoeken namen ook adolescenten van 10 jaar oud mee. Dit verklaart mogelijk waarom in sommige onderzoeken lagere percentages gevonden worden met betrekking tot hoe vaak sexting tijdens de adolescentie voorkomt. Al met al kan gesteld worden dat het merendeel van de jongeren weleens aan sexting doet en dat het dus normaal gedrag lijkt te zijn tijdens de adolescentie.

In de tweede plaats is er gekeken naar wat de mogelijke gevolgen van sexting waren. Er bleek dat adolescenten sexting wel degelijk linkten aan mogelijke negatieve gevolgen (Renfrow & Rollo, 2014). Het belangrijkste negatieve gevolg dat genoemd werd, was dat seksueel getint materiaal ongewenst verspreid kon worden naar personen voor wie de inhoud niet bedoeld was. Daarnaast werden er sekseverschillen gevonden met betrekking tot sexting: vrouwelijke adolescenten ervoeren vaker negatieve gevolgen van sexting en uitten bijvoorbeeld vaker zorgen over hoe sexting hun reputatie kon schaden in tegenstelling tot mannelijke adolescenten. Met het oog op deze laatste uitkomst, lijkt er een dubbele

(20)

seksemoraal te bestaan. De seksuele reputatie van mannelijke adolescenten wordt namelijk nauwelijks aangetast wanneer zij aan sexting doen; het wordt vaak zelfs verheerlijkt, oftewel, een jongen is ‘stoer’ wanneer hij aan sexting doet. Voor vrouwelijke adolescenten lijkt er echter een precaire grens te bestaan tussen het enerzijds gelabeld te kunnen worden als ‘slet’ wanneer zij wel doen aan sexting en anderzijds de angst om afgewezen te worden door leeftijdsgenoten wanneer zij niet doen aan sexting (Walker, Sanci, & Temple-Smith, 2013). Met name vrouwelijke adolescenten zijn door deze dubbele seksemoraal erg kwetsbaar.

In de derde en laatste plaats is onderzocht of sexting tijdens de adolescentie samenhangt met risicogedrag. Allereerst lijken de onderzoeken die gepubliceerd zijn met betrekking tot sexting in de adolescentie en de samenhang met risicogedrag zich voornamelijk te focussen op de samenhang met seksueel risicogedrag. Om te toetsen of de samenhang tussen sexting en seksueel risicogedrag bevestigd kon worden, is hiertoe zeer recentelijk een meta-analyse uitgevoerd. Er werd gevonden dat sexting inderdaad samen leek te hangen met seksueel risicogedrag, zij het een zwak verband (Kosenko et al., 2017). Daarnaast bleek er momenteel weinig onderzoek te bestaan waarbij gekeken wordt naar sexting tijdens de adolescentie en samenhang met ander risicogedrag dan seksueel risicogedrag. De suggestie die daarom gewekt wordt, is om verder te kijken dan alleen deze samenhang en te focussen op risicogedrag dat mogelijk sterker samenhangt met sexting tijdens de adolescentie.

Discussie

Op basis van bovenstaande conclusies en de bestudeerde literatuur, zijn er enkele kanttekeningen te benoemen bij het huidige literatuuronderzoek. Ten eerste met betrekking tot de gegevens hoe vaak sexting tijdens adolescentie voorkomt. De leeftijdsrange binnen de onderzoeken die in dit literatuuroverzicht zijn meegenomen varieert namelijk aanzienlijk. Sommige onderzoeken nemen adolescenten zo jong als 10 jaar oud al mee in hun steekproef,

(21)

waarbij andere onderzoeken de focus leggen op adolescenten tussen de 18 en 24 jaar oud. Uit onderzoek is gebleken dat naarmate de leeftijd stijgt, adolescenten meer geneigd zijn om aan sexting te doen (Dake et al., 2012; Strassberg et al., 2012). Deze bevinding verklaart mogelijk de uiteenlopende percentages die gevonden worden met betrekking tot hoe vaak sexting tijdens de adolescentie voorkomt. Het tweede en tevens laatste discussiepunt heeft betrekking op de onderzoeksopzet van de meegenomen onderzoeken. De meeste onderzoeken die in het huidige literatuuroverzicht zijn opgenomen, waren van cross-sectionele aard. Dit houdt in dat de gevonden resultaten met enige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd, omdat cross-sectioneel onderzoek geen causaliteit impliceert.

Naast bovengenoemde discussiepunten zijn er een aantal aanbevelingen te benoemen voor toekomstig onderzoek. Een eerste belangrijke aanbeveling voor toekomstig onderzoek is om meer onderzoek te doen naar de dubbele seksemoraal die er lijkt te bestaan met betrekking tot sexting (Lippman & Campbell, 2014; Walker et al., 2013). Er blijkt nog steeds ongelijkheid te bestaan tussen hoe mannelijke en vrouwelijke adolescenten worden gepositioneerd ten opzichte van sexting: vrouwelijke adolescenten worden vaak veroordeeld wanneer zij wel of juist niet aan sexting doen. Voor mannelijke adolescenten lijkt deze veroordeling echter niet te gelden en zij lijken vrijwel geen negatieve consequenties van sexting te ondervinden Dit is voornamelijk voor vrouwelijke adolescenten een groot nadeel, omdat sexting in sommige gevallen schade kan berokkenen aan hun reputatie (Albury & Crawford, 2012). Toekomstig onderzoek kan zich daarom richten op wat de onderliggende factoren zijn die bijdragen aan het bestaan van deze dubbele seksemoraal. Bij mannelijke adolescenten is dit mogelijk de druk van vrienden om seksueel getint beeldmateriaal zonder toestemming van degene die is afgebeeld openbaar te maken. Onderzoek van Flood (2008) wees namelijk uit dat homosociale banden, zoals vrienden, een grote invloed hebben op de betrokkenheid van mannelijke adolescenten bij sexting.

(22)

Een tweede aanbeveling voor toekomstig onderzoek is om te onderzoeken waarom adolescenten seksueel beeldmateriaal zonder toestemming doorsturen. Uit de cijfers blijkt dat een groot deel van de adolescenten weleens aan sexting heeft gedaan (o.a. Benotsch et al., 2013; Renfrow & Rollo, 2014) en lijkt het in dat opzicht normaal gedrag. Het ontbreekt op dit moment echter aan literatuur waarin de motieven worden belicht die adolescenten hebben om seksueel beeldmateriaal van anderen zonder toestemming door te sturen. Er kan niet genoeg benadrukt worden dat het ongewenst verspreiden van seksueel beeldmateriaal (“wraakporno”) zeer ernstige gevolgen kan hebben voor de betrokkenen. Een mogelijke stap in de goede richting zou zijn als scholen en beleidsmakers mogelijkheden creëren voor adolescenten om deel te nemen aan discussies die de machtsdynamiek in intieme partnerrelaties aan de orde stellen, door te leren over seks en relaties binnen een kader voor seksuele ethiek (Carmody, 2015). Hierdoor zou het ongewenst verspreiden van seksueel beeldmateriaal mogelijk kunnen afnemen.

Een derde en laatste belangrijke aanbeveling voor toekomstig onderzoek is om meer gedetailleerde en afgebakende definities van sexting-inhoud te hanteren in tegenstelling tot meer algemene definities (bijv. “seksueel suggestief”). Deze definities zouden namelijk geschikter zijn om sexting te meten in toekomstig onderzoek (Mitchell et al., 2012; Drouin et al., 2013).

Sexting tijdens de adolescentie is een relatief nieuw onderwerp binnen de wetenschappelijke literatuur. Het huidige literatuuroverzicht heeft getracht om meer inzicht te geven in of sexting gezien moet worden als risicovol of juist als normaal gedrag tijdens de adolescentie. Er bleek dat een groot deel van de adolescenten weleens aan sexting doet. In dat opzicht lijkt sexting tijdens de adolescentie een normaal fenomeen te zijn. Er lijken echter vooral problemen te ontstaan wanneer seksueel beeldmateriaal ongewenst en zonder toestemming verspreid wordt. Daarom

(23)

wordt er gepleit voor het hanteren van een kader voor seksuele ethiek (Carmody, 2015). Beleidsmakers zouden er op hun beurt naar moeten streven om het ongewenst verspreiden van seksueel beeldmateriaal strafbaar te maken. Om dit literatuuroverzicht te besluiten met een passend citaat: “Teen sexting isn’t the problem — Non-consensual forwarding of photos is.” (Chemaly, 2014)

(24)

Referenties

Albury, K., & Crawford, K. (2012). Sexting, consent and young people's ethics: Beyond Megan's story. Continuum, 26, 463-473. doi:10.1080/10304312.2012.665840 Benotsch, E. G., Snipes, D. J., Martin, A. M., & Bull, S. S. (2013). Sexting, substance use,

and sexual risk behaviour in young adults. Journal of Adolescent Health, 52, 307-313. doi:10.1016/j.jadohealth.2012.06.011

Brown, J. D., Keller, S., & Stern, S. (2009). Sex, sexuality, sexting, and SexEd: Adolescents and the media. Prevention Researcher, 16, 12-16. doi:10.1037/e630642009-005 Carmody, M. (2015). Sex, Ethics, and Young People. New York City, NY: Palgrave

Macmillan. doi:10.1057/9781137405975

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2018, 8 maart). Internet; toegang, gebruik en faciliteiten [Dataset]. Retrieved from http://statline.cbs.nl/Statweb /publication/?DM=SLNL&PA =83429NED&D1=0,2-5&D2=0,3 6&D3 =0&D4 =a&HDR =T&STB=G1,G2,G3 &VW=T

Chemaly, S. (2014, 29 oktober). Teen sexting isn’t the problem — Non-consensual forwarding of photos is. Bitch Media. Retrieved from https://www.bitchmedia.org/ post/teen-sexting-isn’t-the-problem—non-consensual-forwarding-of-photos-is

Dake, J. A., Price, J. H., Maziarz, L., & Ward, B. (2012). Prevalence and correlates of sexting behavior in adolescents. American Journal of Sexuality Education, 7(1), 1-15.

doi:10.1080/15546128.2012.650959

Dir, A. L., Coskunpinar, A., Steiner, J. L., & Cyders, M. A. (2013). Understanding

differences in sexting behaviors across gender, relationship status, and sexual identity, and the role of expectancies in sexting. Cyberpsychology, Behavior, and Social

(25)

Dir, A. L., & Cyders, M. A. (2015). Risks, risk factors, and outcomes associated with phone and internet sexting among university students in the United States. Archives of Sexual Behavior, 44, 1675-1684. doi:10.1007/s10508-014-0370-7

Döring, N. (2014). Consensual sexting among adolescents: Risk prevention through abstinence education or safer sexting? Cyberpsychology: Journal of Psychosocial Research on Cyberspace, 8(1), article 9. doi:10.5817/cp2014-1-9

Drouin, M., Coupe, M., & Temple, J. R. (2017). Is sexting good for your relationship? It depends …. Computers in Human Behavior, 75, 749-756.

doi:10.1016/j.chb.2017.06.018

Drouin, M., Vogel, K. N., Surbey, A., & Stills, J. R. (2013). Let’s talk about sexting, baby: Computer-mediated sexual behaviors among young adults. Computers in Human Behavior, 29(5), 25-30. doi:10.1016/j.chb.2012.12.030

Englander, E. (2015). Coerced sexting and revenge porn among teens. Bullying, Teen Aggression & Social Media, 1(2), 19-21.

Ferguson, C. J. (2011). Sexting behaviors among young hispanic women: Incidence and association with other high-risk sexual behaviors. Psychiatric Quarterly, 82, 239-243. doi:10.1007/s11126-010-9165-8

Flood, M. (2008). Men, sex, and homosociality. Men and Masculinities, 10, 339-359. doi:10.1177/1097184x06287761

Gordon-Messer, D., Bauermeister, J. A., Grodzinski, A., & Zimmerman, M. (2013). Sexting among young adults. Journal of Adolescent Health, 52, 301-306. doi:10.1016/ j.jadohealth.2012.05.01

Jessor, R. (1992). Risk behavior in adolescence: A psychosocial framework for understanding and action. Developmental Review, 12, 374-390. doi:10.1016/1054-139X(91)90007-K

(26)

Judge, A. M. (2012). “Sexting” among U.S. adolescents: Psychological and legal perspectives. Harvard Review of Psychiatry, 20, 86-96. doi:10.3109/ 10673229.2012.677360

Kosenko, K., Luurs, G., & Binder, A. R. (2017). Sexting and sexual behavior, 2011-2015: A critical review and meta-analysis of a growing literature. Journal of Computer-Mediated Communication, 22, 141-160. doi:10.1111/jcc4.12187

Lippman, J. R., & Campbell, S. W. (2014). Damned if you do, damned if you don't…If you're a girl: Relational and normative contexts of adolescent sexting in the United

States. Journal of Children and Media, 8, 371-386. doi:10.1080/ 17482798.2014.923009

Livingstone, S. & Görzig, A. (2014). When adolescents receive sexual messages on the internet: Explaining experiences of risk and harm. Computers in Human Behavior, 33, 8-15. doi:10.1016/j.chb.2013.12.021

Mitchell, K. J., Finkelhor, D., Jones, L. M., & Wolak, J. (2011). Prevalence and characteristics of youth sexting: A national study. Pediatrics, 129, 13-20. doi:10.1542/peds.2011-1730

Renfrow, D. G., & Rollo, E. A. (2014). Sexting on campus: Minimizing perceived risks and neutralizing behaviors. Deviant Behavior, 35, 903-920. doi:10.1080/

01639625.2014.897122

Smetana, J. G., Campione-Barr, N., & Metzger, A. (2006). Adolescent development in interpersonal and societal contexts. Annual Review of Psychology, 57, 255-284. doi:10.1146/annurev.psych.57.102904.190124

Sociaal en Cultureel Planbureau. (2017). Burgerperspectieven 2017 | 4. Retrieved from: https://www.scp.nl/Publicaties/Alle_publicaties/Publicaties_2017/Burgerperspectieven _2017_4

(27)

Steinberg, L. (2007). Risk-taking in adolescence. Current Directions in Psychological Science, 16, 55-59. doi:10.1111/j.1467-8721.2007.00475.x

Strassberg, D. S., McKinnon, R. K., Sustaíta, M. A., & Rullo, J. (2012). Sexting by high school students: An exploratory and descriptive study. Archives of Sexual

Behavior, 42, 15-21. doi:10.1007/s10508-012-9969-8

Temple, J. R., Paul, J. A., Van den Berg, P., Le, V. D., McElhany, A., & Temple, B. W. (2012). Teen sexting and its association with sexual behaviors. Archives of Pediatrics & Adolescent Medicine, 166, 828-833. doi:10.1001/archpediatrics.2012.835

Valkenburg, P. M. & Peter, J. (2011). Online communication among adolescents: An integrated model of its attraction, opportunities, and risks. Journal of Adolescent Health, 48, 121-127. doi:10.1016/j.jadohealth.2010.08.020

Verlaan, D. (2017, 10 oktober). Delen van wraakporno wordt strafbaar. RTL Nieuws. Retrieved from https://www.rtlnieuws.nl/technieuws/delen-van-wraakporno-wordt-strafbaar

Walker, S., Sanci, L., & Temple-Smith, M. (2013). Sexting: young women's and men's views on its nature and origins. Journal of Adolescent Health, 52, 697-701.

doi:10.1016/j.jadohealth.2013.01.026

Wisniewski, P., Ghosh, A. K., Xu, H., Rosson, M. B., & Carroll, J. (2017, February). Parental control vs. teen self-regulation: Is there a middle ground for mobile online safety? Presented at Proceedings of the 2017 ACM Conference on Computer Supported Cooperative Work and Social Computing, Portland, OR. pp 51-69.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Currently available experimental data on the decay proper- ties of known superheavy nuclei [ 1 , 5 – 16 ] indicate a stability against fission, thus confirming the concept of the

For the study the standard homogeneous Poisson model (HOM) and three non-homogeneous Poisson models, namely a changepoint model (CPS), a free mixture model (MIX) and a hidden

Surf, it was nice working with you, I am really thankful to you for all your support in imaging and other possible help in various projects.. Rob, I am really thankful for

The main research question is: How can storytelling as a corporate communication strategy be associated with visibility of CSR videos on YouTube.. To answer this question, this

Having demonstrated that mimicry and violence both represent inadequate ways for McCabe’s characters to construct a postcolonial identity, I now turn to another identity strategy

A nationwide framework is needed because then there is one central institution where everything comes together and it acts as knowledge partner that secures the knowledge of

Nonetheless, Hizb al-Nour’s entrance in democratic politics seemed to have given rise to a modest secular discourse carried out by Salafi politicians – such as Abd

This was done by analyzing the motivations for the visit, benefits of the farm, parents values of outdoor play, the importance of nature and how parents describe a good