• No results found

Insomnia : individuele verschillen in effect van cafeïne

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Insomnia : individuele verschillen in effect van cafeïne"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Insomnia:

Individuele verschillen in effect van cafeïne

BA-these Klinische Psychologie

Hannah Aalbers

10772618

2 juni 2017

Begeleiding: Huib van Dis Afdeling Psychologie

(2)

2 ABSTRACT

Deze BA-these maakt deel uit van het BA-project iatrogene insomnia. Cafeïne is wereldwijd de meest gebruikte psychotrope stof. Het wordt vooral gebruikt als genotsmiddel, maar cafeïne wordt ook gebruikt als geneesmiddel. In de literatuur worden grote individuele verschillen gemeld in de effecten van cafeïne. In dit BA-onderzoek werd het effect van cafeïne op slaap op individueel niveau onderzocht met behulp van een app. De Qumi applicatie is een nieuw ontwikkelde app op de iPhone die er op gericht is om symptomen te kunnen monitoren meerdere malen per dag en over langere tijd. Deze methode zou de individuele verschillen van het effect van cafeïne (maar ook andere medicatie) duidelijker zichtbaar kunnen maken. Aan de deelnemers werd gevraagd om veertien dagen lang zeven keer per dag een korte lijst van verschillende symptomen te beoordelen. Op basis van de beschikbare data werd voor elke persoon onderzocht of er een verschil is tussen wel en geen koffie op de scores van de klachten en symptomen. Voor elke persoon zijn correlaties tussen de symptomen berekend. Er werd onderzocht of er een verband bestond tussen de aantal koppen koffie en de score op de symptomen. De resultaten wijzen op opmerkelijke verschillen tussen de individuen.

Geconcludeerd werd dat het effect van cafeïne niet voor iedereen hetzelfde is en dat Qumi een goed begin is van een gepersonaliseerde onderzoeksmethode om symptomen te monitoren.

(3)

3 INHOUD

Abstract……….. 2

1 Inleiding………. 4

1.1 Cafeïne gebruik in de differentiaal diagnostiek van psychopathologie……. 4

1.2 Cafeïne als medicatie………. 5

1.3 Bijwerkingen van cafeïne: slaapstoornissen……….. 6

1.5 Onderzoek naar effecten van cafeïne op slaap………...7

1.6 Farmacologie van cafeïne……….. 8

1.7 Individuele verschillen in effect……… 9

1.8 Personalized medicine………... 10 2 Methode………. 11 2.1 Deelnemers……… 11 2.2 Qumi applicatie………. 11 2.3 Monitoring items……… 11 2.4 Procedure………... 12 2.5 Data-analyse………... 12 3 Resultaten………... 13 4 Discussie……… 22 5 Literatuurlijst………. 25

(4)

4 INLEIDING

Dit BA-project wordt uitgevoerd in het kader van een onderzoeksproject psychologische bijwerkingen van medicatie gebruik. Veel gebruikers van zowel somatisch voorgeschreven medicatie als psychofarmaca rapporteren bijwerkingen op het gebied van cognitie, stemming of gedrag. Deze BA-these richt zich op iatrogene insomnia, slaapstoornissen t.g.v. geneesmiddelen gebruik. Het BA-project is uitgevoerd door drie studenten die elk een zelfgekozen focus hebben gelegd op een groep psychoactieve stoffen: (a) astma medicatie, (b) orale anticonceptie in combinatie met SSRIs, en (c) in deze specifieke BA-these cafeïne.

Insomnia wordt in de DSM 5 omschreven als: 1. Moeite met inslapen. 2. Moeite met doorslapen. 3. ’s Morgens vroeg wakker worden en niet meer verder kunnen slapen. Dit komt minstens drie nachten per week voor (DSM 5, 2013). Slapeloosheid kan veel consequenties hebben. Slaapstoornissen worden geassocieerd met een verhoogd risico op ziekteverzuim, verminderde vitaliteit, verlaagd sociaal functioneren, verminderde lichamelijke en geestelijke gezondheid en de algemene kwaliteit van leven kan afnemen. Ook kan men eerder last krijgen van stress en concentratieproblemen. Bij jongeren kunnen slaapproblemen zorgen voor

problemen op school (Lund, Reider, Whiting & Prichard, 2010).

Cafeïne gebruik in de differentiaal diagnostiek van psychopathologie

In de praktijk van de diagnostiek van psychopathologie wordt relatief weinig aandacht gegeven aan de rol van slaapstoornissen in de ontwikkeling van andere psychologische klachten. Nog minder aandacht krijgen slaapstoornissen als gevolg van bijwerkingen van medicatie. Slaapproblemen als bijwerking van medicatie worden vaak niet herkend en onderkend. Naast gebruik van voorgeschreven medicatie kan gebruik van niet voorgeschreven psychoactieve

(5)

5

stoffen ook een rol spelen in de ontwikkeling van slaapstoornissen. In deze BA-these is specifiek gekozen om onderzoek te doen naar het effect van cafeïne op slaap. Slaapstoornissen kunnen aanleiding geven tot psychologische klachten de volgende dag: slaperigheid, vermoeidheid, angst en nervositeit, etc. Slaap blijkt een van de meest gevoelige functies voor het effect van cafeïne (James, 1992). Cafeïne kan ook angststoornissen veroorzaken of verergeren. Dit effect is reeds lang bekend o.a. middels het klassieke artikel van Greden (1974) “Anxiety or caffeinism: A

diagnostic dilemma”. Dit onderstreept het belang van de differentiaal diagnostiek in de

psychopathologie. Als hieraan niet voldoende aandacht wordt gegeven kunnen psychologische aandoeningen verkeerd gediagnosticeerd worden.

Cafeïne is een van de meest gebruikte psychoactieve substanties in de wereld (Roehrs & Roth, 2008). Cafeïne wordt gevonden in veel verschillende soorten voedsel en dranken, zoals koffie, thee, cola, energiedrankjes en chocolade. Gemiddeld wordt per persoon circa 180 mg cafeïne per dag geconsumeerd (Drake, Roehrs, Shambroom en Roth, 2013). De voornaamste reden dat mensen cafeïne gebruiken is om alert en wakker te blijven, zodat de prestaties worden verbeterd. Aangetoond is dat cafeïne prestaties verbetert na een slaaptekort van 21 uur of meer (Chaudhary, Grandner, Jackson & Chakravorty, 2016). Het is daarom relevant om bij

diagnostisch onderzoek bij insomnia naast bijwerkingen van medicatie ook te kijken naar het effect van cafeïne op slaap: cafeïne niet alleen als genotsmiddel, maar ook als stof in

combinatiepreparaten en in interactie met andere geneesmiddelen.

Cafeïne als medicatie

Cafeïne komt ook voor in verschillende geneesmiddelen. Men vindt cafeïne in

(6)

6

medicijnen (zonder recept), bijvoorbeeld paracetamol met cafeïne tegen pijn of geneesmiddelen die eetlust onderdrukken (Clark & Landolt, 2016). Mensen gebruiken cafeïne vooral, omdat cafeïne in paracetamol mogelijk het pijnstillende effect versterkt en omdat het opwekkend werkt (http://www.apotheek.nl/). Ook wordt cafeïne gebruikt door mensen met obesitas als alternatieve behandeling naast calorie shifting diet om gewicht en vet te verliezen. Cafeïne onderdrukt het hongergevoel (Davoodia, Hajimiresmaielb, Ajamic, et al., 2014). In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van cafeïne in veelgebruikte OTC-medicatie.

Tabel 1: Overzicht van hoeveelheid cafeïne in paracetamol

Merknaam Paracetamol Cafeïne Finimal Panadol Plus Witte kruis Paracetamol-coffeïne Antigrippine APaC APC Roter APC Finamal zest 500 mg 500 mg 500 mg 500 mg 250 mg 250 mg 500 mg 50 mg 65 mg 50 mg 50 mg 25 mg 50 mg 50 mg (www.apotheek.nl)

Bijwerkingen van cafeïne: slaapstoornissen

Het is algemeen bekend dat cafeïne veel bijwerkingen veroorzaakt. Maar zowel het effect als de bijwerkingen verschillen sterk tussen individuen. Cafeïne overdosis kan zorgen voor een hoge bloeddruk, misselijkheid, gastritus (maagslijmvliesontsteking), maar ook prikkelbaarheid,

depressie en angst komen voor (Jin, Yoon, Ko, Kim, Kim, Moon & Jung, 2016). Mensen willen langer wakker blijven en gebruiken daarom cafeïne, maar voor velen zijn

inslaapstoornissen juist een reden om geen cafeïne te nuttigen. Er zijn grote verschillen tussen individuen wat betreft de effectiviteit van cafeïne in het verminderen van vermoeidheid. Dat is

(7)

7

sterk afhankelijk van de tolerantie van een individu en de cafeïne en slaap geschiedenis (Puckeridge, Fulcher, Philips & Robinson, 2010). Cafeïne kan ook helpen om negatieve

stemming veroorzaakt door slaapgebrek te verlichten. Verkorte totale slaaptijd, wijzigingen in de duur van lichte en diepe slaap en verlengde inslaaplatentie zijn negatieve effecten van cafeïne die vaak gevonden worden (Chaudhary, Grandner, Jackson & Chakravorty, 2016). Ook kan de inname van cafeïne zorgen voor slaperigheid overdag (Roehrs & Roth, 2008) Er wordt een associatie gevonden tussen cafeïne gebruik en slaapproblemen en slaperigheid overdag (compensatoir door slaapgebrek ’s nachts).

Onderzoek over de effecten van cafeïne op slaap

Eerder onderzoek naar het effect van cafeïne op slaap geeft aan dat cafeïne een negatief effect heeft op slaap. Uit onderzoek bleek dat cafeïne inname nul uur, drie uur en zelfs zes uur voordat men gaat slapen belangrijke verstorende effecten heeft op slaap (Drake, Roehrs, Shambroom en Roth, 2013). Het verkortte de totale slaaptijd met meer dan één uur. Deze resultaten suggereren dat sommige mensen de consumptie van cafeïne moeten beperken na 17:00h.

Daarnaast bleek uit onderzoek van Robillard, Bouchard, Cartier, Nicolau en Carrier (2015) dat volwassenen van middelbare leeftijd over het algemeen gevoeliger zijn voor de effecten van een hoge dosis cafeïne op de slaap kwantiteit en kwaliteit dan jongvolwassenen.

Uit onderzoek van Chaudhary, Grandner, Jackson & Chakravorty (2016) kwam naar voren dat de relatie tussen cafeïne consumptie en insomnia afhangt van gewone slaapduur. Chronisch cafeïnegebruik kan gebruikers kwetsbaar maken voor het circadiane signaal dat het wakker blijven overdag stimuleert. Omdat men gevoeliger is voor dit ‘weksignaal’ kan dit leiden tot slaap fragmentatie ‘s nachts. Slaap fragmentatie kan zich klinisch openbaren als

(8)

non-8

restorative sleep (lichte, rusteloze en kwalitatief slechte slaap). Het is dan dus niet verassend dat

dit verband tussen non-restorative sleep en een interactie van hogere cafeïne consumptie zorgt voor een verminderde slaapduur.

Farmacologie van cafeïne

De meeste effecten van cafeïne op biologisch niveau tijdens normale menselijke consumptie van cafeïne worden veroorzaakt door een antagonerend effect op adenosine receptoren, in het bijzonder A1 en A2A receptoren. A1 en A2A adenosine receptoren

beïnvloeden verschillende mechanismes in de hersenen die betrokken zijn bij de regulatie van slaap, opwinding en cognitie (Ribeiro & Sebastiao, 2010). Cafeïne als een adenosine receptor antagonist kan dus mentale en fysiologische toestanden moduleren. Cafeïneconsumptie zorgt voor een toename van het aantal adenosinereceptoren in het centraal zenuwstelsel. Hierdoor worden mensen gevoeliger voor adenosine. Een verlaging van de inname van cafeïne zal de normale fysiologische effecten van adenosine verhogen. Dit kan zorgen voor

ontwenningsverschijnselen, zoals hoofdpijn, prikkelbaarheid en concentratieproblemen bij tolerante cafeïnegebruikers.

Onderzoeken laten zien dat cafeïne afhankelijkheid zich al ontwikkelt met relatief lage doses en na een korte periode van regulier dagelijks gebruik.

Aan cafeïne gerelateerde insomnia is erfelijk. Er zijn genetische effecten die onafhankelijk zijn van die op algemene insomnia. Gen 12 en een polymorfisme in het

ANDORA2A gen verklaren een deel van de variatie in slaapproblemen na cafeïne consumptie (Byrne, Johnson, McRae, et al., 2012, aangehaald in Landolt, 2012).

(9)

9 Individuele verschillen in effect van cafeïne

In de gevoeligheid voor cafeïne zijn er grote individuele verschillen. De een wordt na één kop koffie al “hyper” en de ander merkt helemaal niks. Ook kan het zo zijn dat iemand na twee kopjes koffie opgewekt wordt, maar dat één kopje koffie dezelfde persoon slaperig maakt. Sommige individuen geven aan dat ze na een aantal koppen koffie juist beter slapen. De afbraaksnelheid van cafeïne verschilt ook tussen mensen. De verschillen in afbraak kunnen zorgen voor de individuele verschillen wat betreft de invloed op slaap (Nehlig, 2017).

Wat belangrijk is, is dat de relatie tussen cafeïne en slaap niet direct hoeft te zijn.

Verstoorde slaap kan leiden tot slaperigheid en dus neemt de consumptie van cafeïne toe om deze slaperigheid te verhelpen. Maar cafeïne kan zelf ook leiden tot verstoorde slaap. Het is dan niet moeilijk voor te stellen dat in sommige mensen een vicieuze cirkel kan ontstaan die leidt tot verhoogde consumptie van cafeïne (circulaire causaliteit).

Sommige auteurs veronderstellen dat de individuele verschillen veroorzaakt worden door farmacokinetische factoren (slow vs. fast metabolizers), andere auteurs veronderstellen dat de individuele verschillen in gevoeligheid toe te schrijven zijn aan de verschillen in gevoeligheid van adenosine receptoren in de hersenen.

Personalized medicine

In de geneeskunde is er een nieuwe ontwikkeling gaande die zich laat omschrijven als

personalized medicine. Hierbij is de diagnostiek specifiek op het individu gericht en wordt

getracht een behandeling op maat te geven. In de GGZ en in de medische psychologie wordt de behoefte aan gepersonaliseerde diagnostiek en interventies op basis hiervan ook onderkend.

Bij de eerdergenoemde onderzoeken is het effect van cafeïne onderzocht door vergelijking van groepen proefpersonen (cafeïne en placebo). Een gepersonaliseerde

(10)

10

diagnostische benadering is nog weinig onderzocht en kent nog weinig evidentie, terwijl dat dus wel een belangrijk uitgangspunt zou kunnen zijn voor de klinische praktijk, omdat er grote individuele verschillen zijn.

De interesse van dit BA-project ligt dus vooral bij het individu. Daarom wordt er in dit project gebruik gemaakt van een design van multipele N=1 studies. Het zou dan mogelijk moeten zijn om informatie te verzamelen over verschillende condities, over de ontwikkeling van

symptomen of effecten van interventies binnen individuen. Maar ook kunnen er metingen worden verricht vanuit verschillende invalshoeken, resulterend in verschillende symptoomprofielen.

Op het gebied van onderzoek naar het effect van cafeïne op slaap is dit een nieuwe onderzoeksmethode. Door het monitoren van het individu is het mogelijk om op dieper niveau het effect van cafeïne op slaap te onderzoeken en eventueel persoonlijk advies te geven.

In het huidige onderzoek zal het effect van cafeïne op slaap bij zeven deelnemers zeven keer per dag over een periode van veertien dagen worden gemonitord met behulp van een applicatie op de telefoon.

De vraagstelling in brede zin is dan ook: Op welke manier kan individuele monitoring met een app bijdragen aan verbetering van gepersonaliseerde diagnostiek?

Specifiek (1) Zijn er individuele verschillen aan te tonen in klachten en klachtenpatronen (slaperigheid, vermoeidheid en andere klachten), (2) Zijn er individuele verschillen in de relatie tussen cafeïnegebruik en klachten(patronen), en (3) Welke mogelijkheden geven analyse en interpretatie van geaggregeerde multipele N=1 studies.

(11)

11 METHODE Deelnemers

Vrijwillige deelnemers werden geworven in een niet studentenpopulatie buiten

Amsterdam. De inclusiecriteria waren (a) de deelnemer is een koffie consument, (b) beschikken over een iPhone (c) informed consent na informatie over het onderzoek. Er waren geen

exclusiecriteria.

Qumi applicatie op de iPhone

De herhaalde metingen zijn gedaan met behulp van de Qumi applicatie (Oppenheim, 2017). Qumi is alleen te gebruiken op een iPhone, daarom moesten de deelnemers over een iPhone beschikken. Tijdens het installeren van Qumi konden de deelnemers aangeven wanneer zij normaal wakker worden en wanneer zij gaan slapen. Tussen deze twee tijdstippen kregen de deelnemers de vragenlijst herhaald aangeboden, zevenmaal per dag, circa elke twee uur, maar binnen dit kader wel random. Wanneer de deelnemer een melding krijgt diende de proefpersoon binnen één uur de symptomenlijst in te vullen. Zo niet dan had de deelnemer een meting gemist.

Materialen

De deelnemers kregen de taak om veertien dagen zeven keer per dag een korte lijst met 20 klachten en stemmingsitems te scoren met behulp van een visual analog scale. Beantwoording duurde slechts circa twee minuten. In een eenmalige vragenlijst (bij de eerste beantwoording) werden vragen gesteld over medicatiegebruik, cafeïnegebruik, slaap, stemming e.a. Daarnaast werd elke ochtend gevraagd hoeveel uur de deelnemer had geslapen, hoe vaak iemand ’s nachts wakker was geweest, e.a. (Zie bijlage voor digitale vragenlijst en stemmings- en klachten items).

(12)

12

De interesse van deze BA-these ligt vooral op de cafeïne. Daarom werd iedere twee uur ook gevraagd hoeveel koppen koffie de deelnemer had gedronken. Overdag werd er bijvoorbeeld gevraagd naar ‘slaperigheid’, ‘alertheid’, ‘energie’ enzovoorts. De deelnemers konden door middel van een verschuifbaar balkje aangeven in hoeverre een ‘adjectief’ op hen van toepassing was. Nul is helemaal niet van toepassing of geen last en 1000 is helemaal wel van toepassing of veel last (Zie bijlage).

Procedure

De deelnemers kregen de taak om de Qumi applicatie te downloaden op hun iPhone. Daarna startte het onderzoek. De intake die de deelnemers ontvingen was een wat langere vragenlijst. Hier werden ook algemene dingen uitgevraagd, zoals leeftijd en opleiding. Daarna is gedurende veertien dagen zeven keer per dag aan de deelnemers gevraagd om de herhaalde vragenlijsten in te vullen. Aan de deelnemers werd gevraagd of zij aan het eind van elke dag hun tot dan toe verzamelde data wilden versturen naar het emailadres van de onderzoeker. Na veertien voltooide dagen konden de deelnemers de Qumi app verwijderen van hun telefoon.

Data-analyse

Op basis van de verzamelde data zullen allereerst voor elke deelnemer gemiddelden van de symptomen worden berekend en zal worden onderzocht of er individuele verschillen aan te tonen zijn in symptomen/klachten. Dit zal worden bekeken met graphs  legacy dialogs  bars.

Om te onderzoeken of de individuele verschillen op de symptomen significant zijn wordt er een one way ANOVA uitgevoerd.

(13)

13

Om te onderzoeken of er een verschil is wat betreft de scores op de symptomen tussen wel en geen koffie binnen één persoon zal per persoon een independent sample t-test worden uitgevoerd. Op deze manier wordt voor alle personen gekeken of koffie effect heeft op de score van de symptomen en overigens zal worden gekeken of dit verschilt tussen individuen.

Om te onderzoeken of er significante verbanden zijn tussen de gemiddelde aantal koppen koffie en de gemiddelde waarden op de symptomen zal er per persoon een correlatieanalyse worden uitgevoerd. Zo wordt voor elke persoon aangetoond of er een verband bestaat tussen het aantal koppen koffie en de gemiddelde score op de symptomen. De correlaties zullen worden uitgezet in een tabel zodat eventuele individuele verschillen zichtbaar zijn.

RESULTATEN

Uiteindelijk is er data beschikbaar van zeven proefpersonen die tenminste elf dagen voltooid hebben (tabel 2). In de tabel is ook te lezen hoeveel complete vragenlijstjes de proefpersoon heeft ingevuld.

Tabel 2: Gegevens deelnemers

Proefpersoon Geslacht Leeftijd Huidige/hoogst genoten opleiding Dagen voltooid Aantal complete sessies 01 02 03 04 05 06 07 Man Man Vrouw Vrouw Man Vrouw Vrouw 25 53 25 22 20 19 20 HBO MBO MBO WO HBO MBO HBO 12 15 14 14 12 15 11 65 45 49 66 27 41 37

Allereerst zijn er histogrammen (95% error bars) gemaakt voor de illustratie van individuele verschillen wat betreft de gemiddelde klachten. Zie figuur 1 tot en met 9.

(14)

14

Figuur 1. Individuele verschillen wat betreft de gemiddelde slaapuren

(15)

15

Figuur 3. Individuele verschillen wat betreft de gemiddelde moeite met doorslapen

(16)

16

Figuur 5. Individuele verschillen wat betreft de gemiddelde slaperigheid

(17)

17

Figuur 7. Individuele verschillen wat betreft de gemiddelde energie

(18)

18

Figuur 9. Individuele verschillen wat betreft de gemiddelde vermoeidheid

Aan de hand van een one way anova is vervolgens onderzocht of de individuele verschillen op de symptomen significant waren. Zie hieronder de resultaten.

1. Er bestaan significante verschillen tussen individuen wat betreft de gemiddelde slaapuren, F(6) = 2.42, p = .033.

2. Er bestaan geen significante verschillen tussen individuen wat betreft de gemiddelde moeite met inslapen, F(6) = 2.01, p = .073.

3. Er bestaan significante verschillen tussen individuen wat betreft de gemiddelde moeite met doorslapen, F(6) = 6.29, p <.001.

4. Er bestaan geen significante verschillen tussen individuen wat betreft het gemiddeld aantal keer wakker geworden, F(6) = 1.95, p = .083.

5. Er bestaan significante verschillen tussen individuen wat betreft de gemiddelde slaperigheid,

(19)

19

6. Er bestaan significante verschillen tussen individuen wat betreft de gemiddelde concentratie,

F(6) = 38.64, p <.001.

7. Er bestaan significante verschillen tussen individuen wat betreft de gemiddelde energie, F(6) = 9.96, p <.001.

8. Er bestaan significante verschillen tussen individuen wat betreft de gemiddelde alertheid, F(6) = 34.28, p <.001.

9. Er bestaan significante verschillen tussen individuen wat betreft de gemiddelde vermoeidheid,

F(6) = 7.39, p <.001

Aan de hand van een independent samples t-test is vervolgens bij elke persoon vastgesteld of er een verschil is tussen wel en geen koffie wat betreft de verschillende symptomen. Zie

hieronder per persoon de resultaten van de independent samples t-test.

Persoon 01: Wel koffie (M = 7.00, SE = 0.00) bleek gemiddeld te zorgen voor minder slaapuren dan geen koffie (M = 7.45, SE = .52). Dit verschil bleek significant: t(10) = 2.89, p = .016. Wel koffie (M = 753.14, SE = 99.94) bleek gemiddeld te zorgen voor een hogere concentratie dan geen koffie (M = 659.60, SE = 212.98) Dit verschil bleek significant: t(62) = -2.39, p = .020. Wel koffie (M = 730.50, SE = 105.29) bleek gemiddeld te zorgen voor meer energie dan geen koffie (M = 627.79, SE = 208.97). Dit was significant: t(63) = -2.64, p = .011. Wel koffie (M = 757.59, SE = 97.54) zorgde gemiddeld voor meer alertheid dan geen koffie (M = 675.79, SE = 188.12). Dit was significant: t(62) = -2.29, p = .025.

(20)

20

Persoon 02: Wel koffie (M = 185.70, SE = 195.73) bleek gemiddeld te zorgen voor meer moeite met inslapen dan geen koffie (M = 0, SE = 0). Dit verschil bleek significant: t(9) = -3.00, p = .015.

Persoon 03: Er werd geen verschil gevonden tussen wel en geen koffie wat betreft de verschillende symptomen.

Persoon 04: Wel koffie (M = 617.16, SE = 86.82) bleek gemiddeld te zorgen voor meer

concentratie dan geen koffie. Dit was significant: t(64) = -2.37, p = .021. Wel koffie (M = 600.79,

SE= 155.67) bleek gemiddeld ook te zorgen voor meer energie dan geen koffie (M = 497.02, SE

= 175.91). Ook dit was significant: t(64) = -2.24 , p = .029. Als laatste bleek wel koffie (M = 637.89, SE = 49,45) gemiddeld te zorgen voor meer alertheid dan geen koffie (M = 580.94, SE = 103.90). Dit was significant: t(64) = -2.28 , p = .026.

Persoon 05: Wel koffie (M = 291.71, SE = 199.26) bleek gemiddeld te zorgen voor minder vermoeidheid dan geen koffie (M = 539.74, SE = 280.20). Dit was significant: t(24) = 2.14, p = .043.

Persoon 06: Er werd geen verschil gevonden tussen wel en geen koffie wat betreft de verschillende symptomen.

Persoon 07: Wel koffie (M = 593.88, SE = 282.82) zorgde gemiddeld voor meer moeite met inslapen dan geen koffie (M = 46.00, SE = 65.05). Dit was significant: t(8) = -2.61, p = .001.

(21)

21

Vervolgens is met behulp van een correlatieanalyse per persoon onderzocht hoe de

gemiddelde waarden van het aantal koppen koffie en de gemiddelde scores op de symptomen met elkaar correleren. In tabel 3 ziet men de correlaties die gevonden zijn bij de verschillende

personen. De significante correlaties die gevonden zijn, zijn vetgedrukt en roodgekleurd.

Tabel 3: Correlaties tussen de gemiddelde waarden van het aantal koppen koffie en de gemiddelde scores op de symptomen

Proefpersoon Koffie vs. slaapuren Koffie vs. energie Koffie vs. concentratie Koffie vs. slaperigheid Koffie vs. alertheid Koffie vs. rusteloosheid 01 02 03 04 05 06 07 r = -.52 p = .086 r = -.50 p = .058 r = .24 p = .41 r = .56 p = .038 r = -.005 p = .99 r = .31 p = .28 r = .067 p = .85 r = .49 p = .11 r = -.24 p = .39 r = -.32 p = .27 r = .66 p = .011 r = .19 p = .57 r = .054 p = .86 r = .19 p = .59 r = .56 p = .057 r = .051 p = .86 r = .26 p = .37 r = .65 p = .011 r = .69 p = .013 r = -.24 p = .41 r = -.005 p = .99 r = -.46 p = .13 r = .47 p = .081 r = -.17 p = .56 r = -.66 p = .010 r = .17 p = .61 r = -.009 p = .98 r = -.13 p = .71 r = .61 p = .034 r = -.004 p = .99 r = .13 p = .66 r = .49 p = .073 r = .10 p = .75 r = -.30 p = .29 r = -.63 p = .036 r = -.25 p = .44 r = .16 p = .58 r = .044 p = .88 NA r = .73 p < .01 r = .095 p = .75 r = -.073 p = .83 Betekenis correlaties:

(22)

22

Persoon 02: Er werden geen significante verbanden gevonden tussen het gemiddelde aantal koppen koffie en de gemiddelden van de symptomen.

Persoon 03: Bij deze persoon werden ook geen significante verbanden gevonden tussen het gemiddelde aantal koppen koffie en de gemiddelden van de symptomen.

Persoon 04: Hoe meer koppen koffie deze persoon dronk hoe meer slaapuren zij had. Ook zorgde het drinken van meer koppen koffie voor een hogere concentratie en voor meer energie.

Daarnaast was het zo dat wanneer deze persoon meer koffie dronk zij minder slaperig werd.

Persoon 05: Wanneer deze persoon meer koppen koffie dronk had hij een hogere concentratie. Ook zorgde het drinken van meer koppen koffie voor een hogere mate van rusteloosheid.

Persoon 06: Er werden geen significante verbanden gevonden tussen het gemiddelde aantal koppen koffie en de gemiddelden van de symptomen.

Persoon 07: Wanneer deze persoon meer koppen koffie dronk werd zij minder alert.

DISCUSSIE

In het huidige onderzoek werd het effect van cafeïne op slaap bij zeven deelnemers zeven keer per dag gemonitord met behulp van de Qumi applicatie op de iPhone. Verschil met eerder onderzoek is dat het huidige onderzoek gebruik maakte van een design van multipele N=1 studies. Er werd namelijk op individueel niveau gemonitord wat het effect was van cafeïne op verschillende symptomen. Individuele diagnostiek is belangrijk, omdat er grote individuele

(23)

23

verschillen zijn wat betreft gevoeligheid voor cafeïne wat kan leiden tot misdiagnose in de klinische praktijk. Hoewel dit reeds bekend is wordt daar te weinig aandacht aan besteed in de klinische praktijk. Het monitoren van symptomen met behulp van een app is een nieuwe methode die wellicht kan bijdragen aan de verbetering van gepersonaliseerde diagnostiek.

Allereerst kan er geconcludeerd worden dat er significante individuele verschillen zijn aan te tonen in klachten en klachtenpatronen. Daarnaast bevestigen de resultaten de verwachting dat er individuele verschillen bestaan in de relatie tussen cafeïnegebruik en klachten(patronen). Bij vijf van de zeven deelnemers bleek er een verschil te zijn tussen wel en geen koffie wat betreft de verschillende symptomen, terwijl bij twee deelnemers geen verschil werd gevonden. Ook werden er verschillende significante correlaties gevonden bij de verschillende deelnemers.

De belangrijkste implicatie die uit de resultaten gehaald kan worden is dat deze N=1 methodologie in de vorm van een app goed symptomen kan monitoren over een bepaalde tijd. Daarnaast is het door de app ook mogelijk om de individuele verschillen naar voren te laten komen.

In dit onderzoek is er gebruik gemaakt van een nieuwe methode. En een nieuwe methode heeft verbeterpunten. Allereerst is Qumi alleen beschikbaar voor iPhone. Hierdoor sluit je mogelijk veel potentiële deelnemers uit. Daarnaast kwam het voor dat dat de deelnemer in korte tijd veel oproepen kreeg. Het krijgen van de oproepen gebeurde random, maar het kwam voor dat de eerste oproep pas aan het begin van de middag kwam en dat men ’s avonds ineens veel

oproepen vlak achter elkaar ontving. Voor een beter beeld van de symptomen is het gunstiger om data te ontvangen verspreid over de dag. Als laatste kwam het ook voor dat bij de deelnemers de meldingen op hun telefoon niet doorkwamen. Hierdoor mistten zij metingen. In het verdere gebruik van deze app moet in het vervolg onderzoek worden gedaan naar deze ‘beperkingen’ om de app in de toekomst te verbeteren.

(24)

24

Een ander aspect dat invloed kan hebben gehad op de resultaten is de motivatie van de deelnemers. Veertien dagen, zeven keer per dag een vragenlijst invullen is lang. Wat opviel in de resultaten is dat bij zo ongeveer alle deelnemers de respons na ongeveer zeven dagen

verminderde. Naarmate de tijd verstreek mistten de deelnemers meer metingen. Daarnaast is het voor te stellen dat men de vragenlijstjes op een gegeven moment sneller gaat invullen, omdat hun motivatie minder wordt. Hierdoor schuiven zij wellicht het balkje niet helemaal door naar rechts of links terwijl daar wel sprake van is. Dit kan de resultaten vertekenen. In het vervolg zal er ook nog verder onderzoek moeten worden gedaan naar het gebruikersgemak.

Dan zijn er nog andere factoren die de scores op de symptomen kunnen verklaren. Er zijn bijvoorbeeld activiteiten die invloed kunnen hebben op de scores van de symptomen. Als een deelnemer bijvoorbeeld net heeft gesport en het vragenlijstje meteen daarna invult is het mogelijk dat diegene vermoeid is en weinig energie heeft. Dit heeft dan niet zoveel te maken met of

diegene cafeïne heeft geconsumeerd of niet. In de toekomst zal er voor dit soort factoren gecontroleerd moeten worden.

Er kan dus geconcludeerd worden dat het effect van cafeïne niet voor iedereen hetzelfde is en dat het daarom belangrijk is om te focussen op gepersonaliseerde diagnostiek. Met de app Qumi is er een goed begin van een gepersonaliseerde onderzoeksmethode om symptomen te monitoren en het is mogelijk om eventueel persoonlijk advies te geven.

(25)

25 LITERATUURLIJST

Chaudhary, N., S., Grandner, M., A., Jackson, N., J. & Chakravorty, S. (2016). Caffeine consumption, insomnia and sleep duration: Results from a nationally representative sample. Nutrition, 32, 1193-1199

Clark, I. & Landolt, H., P. (2016). Coffee, caffeine, and sleep: A systematic review

epidemiological studies and randomized controlled trials. Sleep Medicine Reviews, 31, 70- 78.

Davoodi, S., H., Hajimiresmaiel, S., J., Ajami, M., Mohseni-Bandpei, A., Ayatollahi, S., A., Dowlatshahi, K., Javedan, G. & Pazoki-Toroudi, H. (2013). Caffeine Treatment

Prevented from Weight Regain after Calorie Shifting Diet Induced Weight Loss. Iranian

Journal of Pharmaceutical Research, 13, 707-718.

Drake, C., Roehrs, T., Shambroom, J. & Roth, T. (2013). Journal of Clinical Sleep Medicine, 11, 1195-1200.

Greden, J. F. (1974). Anxiety or caffeinism: A diagnostic dilemma. American Journal of

Psychiatry, 131, 1089-1092.

(26)

26

Jin, M., Yoon, C., Ko, H., Kim, H., Kim, A., Moon, H., Jung, S. (2016) The relationship of Caffeine Intake with Depression, Anxiety, Stress, and Sleep in Korean Adolescents.

Korean Journal of Family Medicine, 37, 111-116.

Landolt, H., P. (2012). “No Thanks, Coffee Keeps Me Awake”: Individual Caffeine Sensitivity Depends on ADORA2A Genotype. SLEEP, 35, 967-975.

Lund, H. G., Reider, B. D., Whiting, A. B., & Prichard, J. R. (2010). Sleep patterns and predictors of disturbed sleep in a large population of college students. The Journal of

Adolescent Health, 46, 124–132.

Nehlig, A. (2017). Effects of coffee/caffeine on brain health and disease: What should I tell my patients? Pract Neurol, 1-7.

Oppenheim, B. (2015-2017). Qumi’s Documentation. Geraadpleegd van http://tinyurl.com/qumiDocPDF

Paracetamol met coffeïne. (2014, 30 juni). Geraadpleegd van

http://www.apotheek.nl/medicijnen/paracetamol-met-coffeine

Puckeridge, M., Fulcher, B. D., Philips, A. J. K., Robinson, P. A. (2010). Incorporation of caffeine into a quantitative model of fatique and sleep. Journal of Theoretical Biology,

(27)

27

Ribeiro, J. A., & Sebastiao, A. M. (2010). Caffeine and adenosine. Journal of Alzheimer's

Disease, 20, 3–15.

Robillard, R., Bouchard, M., Cartier, A., Nicolau, L. & Carrier, J. (2015). Sleep is more sensitive to high doses of caffeine in the middle years of life. Journal of Psychopharmacology, 6, 688-697.

Roehrs, T. & Roth, T. (2008). Caffeine: Sleep and daytime sleepiness. Sleep Medicine Reviews,

12, 153-162.

Snel, J. & Lorist, M., M. (2011). Effects of caffeine on sleep and cognition. Progress in Brain

(28)

28

BIJLAGE: Vragenlijst en stemming en klachten items Qumi

Intake

- Wanneer ben u dagelijks wakker? Vanaf… tot… - Wat is uw leeftijd?

- Wat is uw geslacht? Man/vrouw

- Wat is de hoogste opleiding die u genoten heeft of op het moment volgt? Havo, VWO, HBO, WO

- Gebuikt u medicatie? Ja/nee

Ochtendvragen

- Hoeveel uren heeft u afgelopen nacht geslapen?

Het balkje is verschuifbaar van links (geen last) naar rechts (veel last):

- In hoeverre had u afgelopen nacht moeite met inslapen? (Geen last – veel last) - In hoeverre had u afgelopen nacht moeite met doorslapen? (Geen last – veel last) - In hoeverre had u afgelopen nacht van benauwdheid? (Geen last – veel last) - Hoeveel keren bent u afgelopen nacht wakker geworden?

- Uitgerust na nachtrust (geheel niet van toepassing – zeer van toepassing) - Heeft u gisteren medicatie genomen? Ja/nee

Schalen overdag

- Hoeveel koppen koffie heeft u afgelopen twee uur gehad? - Heeft u afgelopen twee uur gegeten? Ja/nee

- In hoeverre is het volgende bij u van toepassing?

Stemming en klachten items (het balkje is verschuifbaar van links (geheel niet van toepassing) naar rechts (zeer van toepassing)):

- Benauwdheid - Vermoeid

- Somber - Energiek

- Prikkelbaar - Onaangenaam gevoel bij ademhaling

- Misselijk - Hoesten

- Hartkloppingen - Buikpijn

- Piepende ademhaling - Slaperigheid

- Piekeren - Agressief - Alert - Geconcentreerd - Hoofdpijn - Angst - Rusteloos

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Banken en verzekeraars ontwikkelen hun nieuwe producten gro- tendeels sequentieel (of parallel, maar geïsoleerd van elkaar) en slechts zelden worden klanten en externe gebruikers

In 88% van de onderzochte ondernemingen in de branche industrie geven in het jaarverslag een beschrijving van de opzet en werking van de interne risicobeheersings- en

focalisatie kan constant zijn, maar veel vaker is een wisseling van focalisatie te zien in verhalen; een andere vertelinstantie neemt de rol van focalisator over (Bal, 1978:107-8)

 sommige stoffen moeten bij meer dan één stofstroom worden vermeld;  bij één van de stofstromen moet meer dan één stof worden vermeld. Noteer je antwoord

Indien een antwoord is gegeven dat neerkomt op het juiste verschil (per definitie) tussen een batch en een continu proces, echter zonder gebruik van de gegeven informatie uit

 als de boxen elkaar wel overlappen en een mediaan van een boxplot buiten de box van de andere boxplot ligt, dan zeggen we “het verschil is middelmatig”,.  in alle

De vraag doet zich dan voor of een volledig marktgebaseerde discontocurve voor verplichtingen niet verstorend werkt: pensioenfondsen en verzekeraars worden door de keuze van

-Beiden zijn pathogenen (ziekteverwekkers) waartegen ons lichaam