• No results found

De betrokkenheid van deelnemers bij verantwoord beleggen bij Nederlandse pensioenfondsen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De betrokkenheid van deelnemers bij verantwoord beleggen bij Nederlandse pensioenfondsen"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Amsterdam Business School

De betrokkenheid van deelnemers bij

verantwoord beleggen bij

Nederlandse pensioenfondsen

Naam: Sven-Bertil Wismeijer Studentnummer: 10476423 Datum: 13 juni 2015 Aantal woorden: 15807, 0

MSc Accountancy & Control, variant Control

(2)

Statement of Originality

This document is written by student Sven-Bertil Wismeijer who declares to take full responsibility for the contents of this document.

I declare that the text and the work presented in this document is original and that no sources other than those mentioned in the text and its references have been used in creating it.

The Faculty of Economics and Business is responsible solely for the supervision of completion of the work, not for the contents.

(3)

Abstract

In deze paper wordt bij Nederlandse pensioenfondsen de betrokkenheid van deelnemers bij de totstandkoming van, de uitvoering van en de verantwoording over het beleid op het gebied van verantwoord beleggen bij Nederlandse pensioenfondsen onderzocht en verklaard. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in de vorm van een case study. Het object van de case study is een groot Nederlands verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds. Om de betrokkenheid van deelnemers bij het beleid op het gebied van verantwoord beleggen te verklaren is gebruik gemaakt van de Institutional theory en de Legitimacy theory.

Vastgesteld is dat het gedrag en de keuzes van de deelnemers van Nederlandse pensioenfondsen sterk worden gedreven door de institutionele context waarin de deelnemers opereren. Wet- en regelgeving op het gebied van met name verplichtstelling en pension fund governance en eerder gemaakte beleidskeuzes spelen hierin een bepalende rol.

Verplichtingstelling houdt in dat een Nederlands pensioenfonds in beginsel op basis van wet- en regelgeving voldoende draagvlak voor een “social licence to operate” heeft. Een Nederlands pensioenfonds verkrijgt een meer specifieke “social licence to operate” om namens deelnemers verantwoord te beleggen door zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen en hierover in de taal van de deelnemers naar de deelnemers te communiceren en verantwoording over het gevoerde beleid af te leggen.

De wettelijk voorgeschreven pension fund governance structuur heeft een beperkende werking op de betrokkenheid van deelnemers bij de totstandkoming van, de uitvoering van en de verantwoording over het beleid op het gebied van verantwoord beleggen van een Nederlands pensioenfonds. Deelnemers kunnen invloed op het beleid op het gebied van verantwoord beleggen uitoefenen wanneer Nederlands pensioenfondsen kennis nemen van signalen van deelnemers en andere belanghebbenden in de samenleving c.q. informatie bij deelnemers ophalen en op basis van deze informatie met deelnemers in gesprek gaan.

In deze paper zijn tot slot ook enkele ideeën gedeeld over de wijze waarop deelnemers zelf actiever betrokken kunnen raken bij het beleid, in het licht van ontwikkelingen rond de verplichtstelling. Mocht de verplichtstelling komen te vervallen, dan biedt dit kansen voor deelnemers, zowel individueel als in groepen, om meer invloed op het beleid op het gebied van verantwoord beleggen uit te oefenen. Daarbij is het van groot belang dat deelnemers over relevante en toegankelijke informatie de beschikking krijgen. Alleen dan kan het pensioenfonds haar “social licence to operate” behouden.

(4)

Inhoudsopgave 1 Introductie ... 6 2 Achtergrond en literatuur ... 8 2.1 Institutional theory ... 8 2.2 Wettelijke basis ... 8 2.2.1 Aanspraak- en pensioengerechtigden ... 9

2.2.2 Pension fund governance ... 9

2.3 Beleid van Nederlandse pensioenfondsen ... 11

2.3.1 Beleid vanuit visie ... 11

2.3.2 Maatschappelijke acceptatie ... 11

2.4 Legitimacy theory ... 12

2.5 Legitimiteit verantwoord beleggen ... 13

3 Opzet onderzoek ... 15 3.1 Onderzoeksvraag ... 15 3.2 Onderzoeksmethodologie ... 15 4 Analyse ... 18 4.1 Inleiding ... 18 4.1.1 Achtergrond van PFZW ... 18

4.1.2 Governance structuur van PFZW ... 19

4.1.3 Communicatie met aanspraak- en pensioengerechtigden ... 21

4.1.4 Visie van aanspraak- en pensioengerechtigden op de relatie verantwoord beleggen en beleggingsrendement ... 22

4.1.5 Uitvoeringsorganisatie PGGM ... 23

4.2 Beleid verantwoord beleggen ... 24

4.2.1 Beleggingskader 2013-2020 ... 24

(5)

4.3 Uitvoering verantwoord beleggen ... 27

4.3.1 Van beleid naar richtlijnen voor verantwoord beleggen ... 27

4.3.2 Mandaat voor verantwoord beleggen in uitvoering ... 28

4.4 Verantwoording verantwoord beleggen... 30

4.4.1 Jaarverslag en jaarrekening... 31

4.4.2 Publicaties uit hoofde van Nederlandse Corporate Governance Code ... 33

4.4.3 Verantwoord Beleggen Jaarverslag ... 33

4.4.4 Overige openbare informatie ... 36

4.4.5 Niet-openbare verantwoordingen ... 37

5 Samenvatting en discussie ... 38

6 Conclusie ... 42

(6)

1 Introductie

In deze paper wordt de betrokkenheid van deelnemers in casu aanspraak- en pensioengerechtigden bij het door de pensioenfondsen gevolgde beleid op het gebied van verantwoord beleggen onderzocht: zijn aanspraak- en pensioengerechtigden daadwerkelijk betrokken bij verantwoord beleggen bij Nederlandse pensioenfondsen?

Onder aanspraak- en pensioengerechtigden worden verstaan deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. De aandacht is in dit onderzoek gericht op de rol van de aanspraak- en pensioengerechtigden, omdat de beleggingen van een Nederlands pensioenfonds op basis van Europese en Nederlandse wet- en regelgeving uitsluitend in het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden dienen te worden gedaan. Onder de Nederlandse pensioenfondsen worden verstaan de bedrijfstakpensioenfondsen, de ondernemingspensioenfondsen en de beroepspensioenfondsen.

Verantwoord beleggen leeft bij aanspraak- en pensioengerechtigden van Nederlandse pensioenfondsen. Uit recent onderzoek blijkt dat 70% van aanspraak- en pensioengerechtigden van Nederlandse pensioenfondsen de voorkeur geeft aan maatschappelijk verantwoorde investeringen, zelfs als dit in theorie zou betekenen dat dit een verminderd rendement tot gevolg zou kunnen hebben (Bogers & Pownall 2014). Het “Rapport Onderzoek Pensioendeelnemers” (april 2015) van het marktonderzoekbureau I&O Research dat in opdracht van het dagblad Trouw het onderzoek heeft uitgevoerd, toont een vergelijkbaar resultaat. Aanspraak- en pensioengerechtigden hebben, als begunstigden van de pensioengelden, recht op inzicht in het beleid op het gebied van verantwoord beleggen en de uitvoering ervan: het is hun geld dat de Nederlandse pensioenfondsen beleggen, dus de aanspraak- en pensioengerechtigden zouden een belangrijke stem hierin moeten hebben. Om de betrokkenheid van aanspraak- en pensioengerechtigden bij verantwoord beleggen te realiseren is het gewenst, dat zij worden geïnformeerd over de achtergronden en het reilen en zeilen van het Nederlandse pensioenfonds. De Nederlandse pensioenfondsen worden kritisch gevolgd. Geconstateerd is dat werknemers die via hun werkgever pensioen opbouwen, naar aanleiding van de financiële crisis weinig of geen vertrouwen in hun pensioenfonds hebben (Financieele Dagblad d.d. 3 december 2012). Ontwikkelingen in de media tonen een toenemend belang van de invloed van aanspraak- en pensioengerechtigden. Hierbij kan worden gedacht aan ophef over controversiële beleggingen van Nederlandse pensioenfondsen. Dit soort ophef verspreidt zich snel via de social media en kan veel schade voor pensioenfondsen opleveren. Het is daarom van belang voor een pensioenfonds om de discussies in de media voor te zijn en aanspraak- en pensioengerechtigden

(7)

niet achteraf over specifieke controverses te raadplegen. Door middel van raadpleging kunnen de Nederlandse pensioenfondsen de voorkeuren van de aanspraak- en pensioengerechtigden in kaart brengen. Dit kan leiden tot bepaalde beleidsbeslissingen of beslissingen over de uitvoering van het beleid.

De onderzoeksvraag luidt als volgt:

In hoeverre zijn aanspraak- en pensioengerechtigden betrokken bij de keuzes die de Nederlandse pensioenfondsen maken bij het bepalen en het uitvoeren van het beleid op het gebied van verantwoord beleggen?

Het onderzoek is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 worden de redenen voor verantwoord beleggen behandeld. Hoofdstuk 3 behandelt de opzet van het onderzoek. In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens de onderzoeksvraag en de onderzoeksmethodologie uiteengezet. In hoofdstuk 4 worden de uitkomsten uit het onderzoek gerapporteerd. Tot slot volgen in hoofdstuk 5 de samenvatting en eventuele discussiepunten en in hoofdstuk 6 de conclusie.

(8)

2 Achtergrond en literatuur

In dit hoofdstuk worden de redenen voor verantwoord beleggen door Nederlandse pensioenfondsen behandeld. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de Institutional theory en de Legitimacy theory. Beide theorieën zijn vanwege de verklarende aard van de onderzoeksvraag bruikbaar voor het onderzoek. De Institutional theory onderzoekt de processen en mechanismes waardoor structuren, concepten, regels en routines worden bepaald (geïnstitutionaliseerd) als gezaghebbende richtlijnen voor sociaal gedrag. De Institutional theory gaat na hoe dergelijke systemen tot stand komen en hoe zij worden verspreid (Scott 2004). Wet- en regelgeving en de maatschappelijke omgeving spelen hierin een belangrijke rol. De Legitimacy theory probeert de legitimiteit van een entiteit te verklaren vanuit de omstandigheid of status die bestaat of ontstaat indien het waardesysteem van een entiteit congruent is met het waardesysteem van het grotere sociale systeem waarvan de entiteit deel uitmaakt (Lindblom 1994).

2.1 Institutional theory

De rode draad bij de Institutional theory is dat de overleving van een organisatie vereist dat de organisatie zich aan sociale normen van acceptabel gedrag conformeert. Kortom, veel aspecten van de structuur, het beleid en de procedures van een organisatie dienen om een conformiteit aan geïnstitutionaliseerde regels te tonen. Hiermee verkrijgt een organisatie de continue steun van de maatschappij en legitimeert zij haar bestaan hiermee (Covaleske et al. 1996). Omdat een organisatie niet op zichzelf staat en wordt beïnvloed door de maatschappij en het veld waarin zij zich beweegt, doorloopt een organisatie het proces van isomorfisme om deze legitimiteit te verkrijgen (DiMaggio en Powell 1983). Isomorfisme houdt het proces in dat organisaties in hetzelfde organisatorische veld op elkaar gaan lijken. Drie mechanismes worden hierin onderscheiden: coërcief, mimetisch en normatief isomorfisme. Van deze drie mechanismes zijn coërcief isomorfisme, waarbij organisaties vanwege wet, regelgeving en druk van belanghebbenden op elkaar gaan lijken, en, in mindere mate, mimetisch isomorfisme waarbij organisaties elkaar kopiëren, het meest op pensioenfondsen van toepassing.

2.2 Wettelijke basis

Pensioenfondsen zijn in Nederland ontstaan aan het eind van de 19e eeuw. De pensioenen die zij aan hun aanspraak- en pensioengerechtigden betalen, komen voort uit een maatschappelijke behoefte aan een aanvullende oudedagsvoorziening op de algemene overheidsvoorziening (basispensioenen) van werknemers. Dit heeft tot uitgebreide wet- en regelgeving voor Nederlandse pensioenfondsen geleid die de basis voor onder andere de structuur van het

(9)

pensioenfonds en algemene beleggingsvoorschriften vormen. De wet- en regelgeving bepalen de kaders waarbinnen de Nederlandse pensioenfondsen zich mogen bewegen, en zijn tevens een weerslag van de sociale normen van acceptabel gedrag. Dit houdt in dat binnen de Nederlandse pensioenwereld, op grond van de sterke verbondenheid met en de algemene toepasbaarheid van wet- en regelgeving, duidelijk sprake is van coërcief isomorfisme. Direct op Nederlandse pensioenfondsen van toepassing zijnde wet- en regelgeving zijn de Europese pensioenrichtlijn en de Nederlandse Pensioenwet die op bedrijfstak- en ondernemingspensioenfondsen betrekking heeft, en de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

2.2.1 Aanspraak- en pensioengerechtigden

Bij de Nederlandse pensioenfondsen wordt het belang van de aanspraak- en pensioengerechtigden vooropgesteld. De aanspraak- en pensioengerechtigden worden op dezelfde manier behandeld. Dit is vastgelegd in artikel 18 van de Europese pensioenrichtlijn en artikelen 135 en 130 van respectievelijk de Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling. Deze wet- en regelgeving betekenen dat een Nederlands pensioenfonds vanuit een juridisch perspectief een fiduciaire verantwoordelijkheid heeft het vermogen dat economisch aan de aanspraak- en pensioengerechtigden toebehoort, zorgvuldig te beheren (prudent person).

In artikel 12 van de Europese pensioenrichtlijn is bepaald dat een Nederlands pensioenfonds een actuariële en bedrijfstechnische nota (abtn) opstelt, die met het gevoerde beleggingsbeleid samenhangt en onderwerpen, zoals de toegepaste wegingsmethoden voor beleggingsrisico's, de risicobeheersprocedures en de strategische allocatie van activa in het licht van de aard en de looptijd van de pensioenverplichtingen, bevat. Verder bevatten de Europese pensioenrichtlijn en de Nederlandse Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling in de eerder genoemde artikelen (respectievelijk 18, 135 en 130) een algemene richtlijn waaraan de beleggingen van een Nederlands pensioenfonds moeten voldoen: een behoorlijke diversificatie van de beleggingen (met uitzondering van staatsobligaties). Aspecten van verantwoord beleggen mogen in het beleggingsbeleid worden meegenomen, zolang zij het risicorendement-profiel van de totale beleggingsportefeuille van het Nederlandse pensioenfonds niet nadelig beïnvloeden.

2.2.2 Pension fund governance

In hoofdstuk 5 van de Pensioenwet en hoofdstuk 4 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling zijn van Nederlandse pensioenfondsen de (pension fund) governance structuur en de doelstellingen van de onderscheiden organen vastgelegd. Deze onderwerpen zijn

(10)

pensioenfondsbestuur van de Pensioenfederatie. In het kader van de checks-and-balances kent een Nederlands pensioenfonds verschillende gremia, zoals het bestuur, een intern toezichthoudend orgaan (raad van toezicht of visitatiecommissie) en een verantwoordings- of belanghebbendenorgaan.

De Pensioenwet en de Wet verplichte beroepspensioenregeling onderscheiden in respectievelijk hoofdstuk 5 en 4 verschillende bestuursvormen. Het bestuur van een Nederlands pensioenfonds draagt in overleg met de overige organen van het betreffende pensioenfonds zorg voor de vastlegging van de doelstellingen en beleidsuitgangspunten, waaronder de risicohouding, van het pensioenfonds. Een bedrijfstak- en een ondernemingspensioenfondsen kennen verschillende soorten besturen: een paritair, een onafhankelijk of een paritair, onafhankelijk of omgekeerd gemengd bestuur. In een onafhankelijk of een onafhankelijk gemengd bestuur zitten onafhankelijk bestuursleden; een onafhankelijk of een onafhankelijk gemengd bestuur en kent derhalve geen vertegenwoordigers van de belanghebbenden, zijnde de aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden en de werkgevers. In de andere bestuursvormen zijn de belanghebbenden op basis van verkiezing en/of voordracht/benoeming wel vertegenwoordigd en zijn zij op een zo evenwichtige mogelijke wijze verdeeld: de verdeling van de zetels van vertegenwoordigers van werknemersverenigingen of werknemersvertegenwoordigers en vertegenwoordigers van pensioengerechtigden vindt plaats op basis van de onderlinge getalsverhoudingen. Binnen de Nederlandse pensioenfondsen vallen het bestuur onder het (interne) toezicht van een raad van toezicht of een visitatiecommissie (in het geval van een bedrijfstakpensioenfonds).

Verder stelt een Nederlands pensioenfonds een verantwoordingsorgaan of, voor een onafhankelijk of een onafhankelijk gemengd bestuur, een belanghebbendenorgaan in. In deze organen zijn de aanspraak- en pensioengerechtigden evenredig op basis van onderlinge getalsverhoudingen vertegenwoordigd. De leden van deze organen vormen een zo evenwichtig mogelijke afspiegeling van de betreffende geleding. Aanstelling van leden van deze organen gebeurt op basis van verkiezingen door aanspraak- en pensioengerechtigden of benoeming door verenigingen. Het bestuur van het pensioenfonds legt aan deze organen verantwoording af over het beleid en de wijze waarop dit beleid is uitgevoerd. Deze organen hebben de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur.

Door deze governance structuur is het voor belanghebbenden van Nederlandse pensioenfondsen mogelijk om hun stem te laten horen en inspraak op het beleid op het gebied van verantwoord beleggen en de uitvoering ervan te hebben. Zowel aanspraak- en pensioengerechtigden als werkgevers kunnen inbrengen welke aspecten van verantwoord

(11)

beleggen zij belangrijk vinden. Verder leren de Nederlandse pensioenfondsen hun aanspraak- en pensioengerechtigden c.q. degenen voor wie zij het fiduciair beheer uitvoeren, beter kennen. Dit zijn redenen voor Nederlandse pensioenfondsen om aan verantwoord beleggen te doen.

2.3 Beleid van Nederlandse pensioenfondsen

2.3.1 Beleid vanuit visie

Het algemene beleggingsbeleid van een Nederlands pensioenfonds vloeit voort uit de missie, visie en strategie van het betreffende pensioenfonds. Verantwoord beleggen is een onderdeel van het beleggingsbeleid. De missie, visie en strategie van een Nederlands pensioenfonds kunnen zijn gebaseerd op een SWOT-analyse die een Nederlands pensioenfonds op zijn omgeving en de eigen organisatie heeft uitgevoerd. Tijdens de omgevingsanalyse beantwoordt een Nederlands pensioenfonds vragen op het gebied van onder andere (ontwikkelingen in) relevante wet- en regelgeving, marktontwikkelingen, maatschappelijke ontwikkelingen, verantwoord beleggen en ontwikkelingen bij andere pensioenfondsen. Voor de analyse van de eigen organisatie zijn vragen over onder andere de identiteit van het pensioenfonds, de verwachtingen van aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden en werkgevers en de uitvoerbaarheid van verantwoord beleggen relevant. Redenen dat Nederlandse pensioenfondsen zich richten op verantwoord beleggen, zijn: de identiteit en (de waarden van) de achterban van het betreffende pensioenfonds en de invloed van vakbonden. In het specifieke geval van een ondernemingspensioenfonds kan de aansluiting met de waarden van de onderneming waarvoor het ondernemingspensioenfonds in het leven is geroepen, een reden zijn om aandacht aan verantwoord beleggen te besteden. Verder kan een reden zijn om aan te sluiten op de laatste ontwikkelingen, zoals geïnitieerd door andere pensioenfondsen (mimetisch isomorfisme).

2.3.2 Maatschappelijke acceptatie

Relevant voor de SWOT-analyse en de bepaling van het beleid op het gebied van verantwoord beleggen door Nederlandse pensioenfondsen is het volgende. Zoals uit voorgaande blijkt, is de Nederlandse pensioensector sterk gebaseerd op wet- en regelgeving. Het kan zijn dat andere factoren die niet in specifieke pensioenwet- en regelgeving zijn vastgelegd, een belangrijke rol spelen bij het besluit van een Nederlands pensioenfonds om aan verantwoord beleggen te doen. Hier gaat het erom wat de maatschappij accepteert. Zoals in de introductie vermeld, worden de handelingen van Nederlandse pensioenfondsen door de samenleving c.q. andere (externe) belanghebbenden dan de aanspraakgerechtigden, de pensioengerechtigden en de werkgevers op de voet gevolgd. Om zich aan sociale normen van acceptabel gedrag te conformeren kunnen

(12)

Nederlandse pensioenfondsen onder sociale druk van de maatschappij komen te staan en is het aan de Nederlandse pensioenfondsen ervoor te zorgen dat zij door de maatschappij worden geaccepteerd.

De meningen van de andere belanghebbenden verschijnen in de media. Denk hierbij aan de uitzending van het televisieprogramma “Zembla” over dubieuze beleggingen van Nederlandse pensioenfondsen in clusterbommen in het jaar 2007 en het uitsluiten door Nederlandse pensioenfondsen van beleggingen in Israëlische banken in de Gazastrook in het jaar 2014. Verder worden al dan niet onafhankelijke rapporten gepubliceerd door bijvoorbeeld de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling of namens Non Governmental Organisations over de toereikendheid van het beleid van Nederlandse pensioenfondsen op het gebied van verantwoord beleggen en de uitvoering ervan. Hierdoor worden pensioenfondsen, individueel of als groep, ter verantwoording geroepen en kan het gebeuren dat een pensioenfonds of meerdere pensioenfondsen hun beleid of de uitvoering ervan moeten aanpassen of aanscherpen. Reputatierisico speelt hierin een belangrijke rol. Hier is eveneens sprake van coërcief isomorfisme.

2.4 Legitimacy theory

Vanuit de Legitimacy theory is legitimiteit volgens Lindblom (1994) een omstandigheid of status die bestaat of ontstaat indien het waardesysteem van een entiteit congruent met het waardesysteem van het grotere sociale systeem waarvan de entiteit deel uitmaakt, is. Een entiteit moet een “social licence to operate” verdienen. Er is sprake van een sociaal contract tussen de entiteit en de maatschappij: de legitimatie om diensten aan te bieden aan de samenleving in het algemeen en de aanspraak- en pensioengerechtigden van pensioenfondsen in het bijzonder. Nu geldt overigens dat de maatschappij geen homogene partij is en uit meerdere belanghebbenden bestaat. Iedere groep belanghebbenden heeft zijn eigen wensen en/of eisen waardoor een entiteit met iedere groep belanghebbenden een separaat sociaal contract afsluit.

Wanneer tussen de waardesystemen van de entiteit en die van het grotere sociale systeem een verschil, werkelijk of potentieel, bestaat, dan is er een bedreiging van de legitimiteit van de entiteit. Legitimiteit is een gegeneraliseerde perceptie of veronderstelling waarbij de acties van een entiteit wenselijk, juist en passend zijn binnen een sociaal geconstrueerd systeem van normen, waarden, geloven en definities (Suchman 1995). Hiermee wordt aangegeven dat legitimiteit een relatief concept voor wat betreft tijd en plaats is.

Om legitimiteit te verkrijgen en te behouden onderscheidt Lindblom (1994) vier legitimiteitstrategieën:

(13)

- leid het relevante publiek op en informeer dit publiek over (werkelijke) veranderingen in prestaties en activiteiten;

- verander de percepties van het relevante publiek over de prestaties en activiteiten; - manipuleer de percepties door de aandacht weg te trekken van het zorgpunt; en - verander de externe verwachtingen inzake prestaties en activiteiten.

Belangrijk hierbij is de benadering waarvoor een entiteit kiest om zich in haar verantwoordingen richting de belanghebbenden te uiten. Volgens Kim et al (2007) kan een entiteit ervoor kiezen in haar verantwoordingen concreet te zijn over de genomen acties en de uitkomsten ervan (behavioural management benadering) of de indruk te wekken maatschappelijk verantwoordelijk te zijn, zonder concrete acties te hebben genomen en resultaten te hebben geboekt (symbolic management benadering). Suchman (1995) bekijkt dit vanuit het perspectief van legitimiteit en kijkt naar de wijze waarop een entiteit interactie met haar belanghebbenden heeft om zich te kunnen legitimeren: morele legitimiteit, gericht op wat de entiteit concreet doet en bereikt (zie behavioural management benadering) versus pragmatische legitimiteit, berekend op bijvoorbeeld het creëren van een bepaald imago om de steun van direct belanghebbenden te winnen (zie symbolic management benadering).

2.5 Legitimiteit verantwoord beleggen

Voor een Nederlands pensioenfonds geldt dat het met verschillende soorten belanghebbenden, zoals aanspraak- en pensioengerechtigden en uiteenlopende “maatschappelijke” belanghebbenden, sociale contracten afsluit. De “social licence to operate” van een Nederlands pensioenfonds kan onder druk komen te staan als het betreffende pensioenfonds onvoldoende rekening houdt met sociale, ethische, governance of milieueffecten door entiteiten waarin het direct of indirect belegt en waarvoor het een zekere verantwoordelijkheid draagt. De continuïteit van het pensioenfonds in de huidige vorm komt dan in het gedrang; de “social licence to operate” (lees: de verplichtstelling) kan in gevaar komen. Uiteenlopende maatschappelijke belanghebbenden komen op voor een keur aan belangen, meestal namens specifieke groepen belanghebbenden in de samenleving. Hierbij geldt dat Nederlandse pensioenfondsen niet op alle maatschappelijke signalen die op hen afkomen, hoeven te reageren. Het is belangrijk om kennis te nemen van relevante signalen. Nederlandse pensioenfondsen moeten hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen en over deze signalen met de aanspraak- en pensioengerechtigden in gesprek gaan. Raadpleging geeft een goed beeld van wat onder de aanspraak- en pensioengerechtigden leeft en kan de beslissingen door het bestuur van een pensioenfonds

(14)

voeden. Betrokkenheid van de aanspraak- en pensioengerechtigden zal het pensioenstelsel alleen sterker maken en de legitimiteit versterken.

Door de wijze waarop en de diepgang waarmee Nederlandse pensioenfondsen over de acties en de resultaten op het gebied van verantwoord beleggen rapporteren (lees: zich profileren), proberen zij veilig te stellen dat hun activiteiten door de buitenstaande partijen als “legitiem” worden waargenomen (zie legitimiteitstrategieën van Lindblom). De verantwoordingen en de openbare uitingen van de Nederlandse pensioenfondsen over verantwoord beleggen kunnen legitimiteit aan hen verschaffen.

Nederlandse pensioenfondsen kunnen die legitimiteit verkrijgen door zich aan te sluiten bij forums of platforms, zoals stichting Eumedion, die als doel heeft het ESG-beleid (environmental, social and governance) en de prestaties van beursvennootschappen te verbeteren

en de pensioenfondsen te stimuleren ook naar de eigen ESG-prestaties te kijken. Verder kunnen Nederlandse pensioenfondsen de Principles for Responsible Investment (PRI) van de Verenigde Naties ondertekenen, met het doel om de zes principes van de PRI bij het publiek onder de aandacht te brengen en actief aan deze principes invulling te geven. Nederlandse pensioenfondsen publiceren berichten hierover. Aansluiting bij of ondertekening van dergelijke initiatieven gebeurt op vrijwillige basis en houdt in dat Nederlandse pensioenfondsen zich richting de aanspraak- en pensioengerechtigden, maar ook richting andere belanghebbenden, committeren deze toezeggingen waar te maken. Invulling van de opvolging van de principes en de wijze en diepgang van verantwoording over de resultaten c.q. de te gebruiken (prestatie)-indicatoren aan de belanghebbenden zijn ter discretie van de pensioenfondsen.

(15)

3 Opzet onderzoek

3.1 Onderzoeksvraag

Het doel van dit onderzoek is om een beter begrip te krijgen van de betrokkenheid van de begunstigden c.q. de aanspraak- en pensioengerechtigden bij het door de Nederlandse pensioenfondsen gevolgde beleid op het gebied van verantwoord beleggen. Hierbij is het belangrijk dat aanspraak- en pensioengerechtigden zo goed mogelijk door de Nederlandse pensioenfondsen worden geïnformeerd, zodat zij een mening over het beleid op het gebied van verantwoord beleggen kunnen vormen.

De achterliggende vraag van het onderzoek is:

In hoeverre zijn aanspraak- en pensioengerechtigden betrokken bij de keuzes die de Nederlandse pensioenfondsen maken bij het bepalen en het uitvoeren van het beleid op het gebied van verantwoord beleggen?

Om bovenstaande onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zijn de volgende subvragen geformuleerd:

1. Op welke wijze hebben aanspraak- en pensioengerechtigden inspraak op het beleid op het gebied van verantwoord beleggen van Nederlandse pensioenfondsen?

2. Op welke wijze hebben aanspraak- en pensioengerechtigden inspraak op de keuzes die Nederlandse pensioenfondsen maken voor de uitvoering van het beleid op het gebied van verantwoord beleggen?

3. Op welke wijze monitoren aanspraak- en pensioengerechtigden de naleving door Nederlandse pensioenfondsen van het beleid op het gebied van verantwoord beleggen? 4. Welke gegevens en/of informatie hebben de aanspraak- en pensioengerechtigden nodig om

hun invloed te kunnen uitoefenen?

5. Welke gegevens en/of informatie zijn voor de aanspraak- en pensioengerechtigden beschikbaar om hun invloed te kunnen uitoefenen en hoe betrouwbaar zijn zij? 3.2 Onderzoeksmethodologie

Het onderzoek heeft betrekking op Nederlandse pensioenfondsen. De onafhankelijke variabele betreft de aanspraak- en pensioengerechtigden en de betrokkenheid die de aanspraak- en pensioengerechtigden direct en/of indirect bij het beleid op het gebied van verantwoord beleggen hebben. Het beleid op het gebied van verantwoord beleggen vormt de afhankelijke variabele en bestaat uit de volgende elementen: de totstandkoming van, de uitvoering (implementatie) van en de verantwoording over het beleid. De relatie tussen genoemde

(16)

variabelen wordt in deze paper onderzocht (zie figuur 1). Deze relatie wordt beïnvloed door de institutionele context in haar geheel, zijnde de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en de maatschappelijke omgeving.

Figuur 1 Relatie tussen onafhankelijke en afhankelijke variabelen

De directe en/of indirecte betrokkenheid van de aanspraak- en pensioengerechtigde bij ieder element van het beleid op het gebied van verantwoord beleggen zal in hoofdstuk 4 Analyse worden behandeld.

Het onderzoek wordt aangemerkt als een kwalitatief onderzoek waarbij de betrokkenheid van de aanspraak- en pensioengerechtigden bij de totstandkoming van, de uitvoering van en de verantwoording over het beleid op het gebied van verantwoord beleggen wordt onderzocht en verklaard. Onder het verklaren dient te worden verstaan of de geconstateerde relatie logisch is; het onderzoek richt zich op de hoe-vraag. Om een beter begrip van deze relatie te krijgen en vanwege de benodigde diepgang om deze relatie te kunnen analyseren zal de verklaring vooral kwalitatief van aard zijn.

Het onderzoek heeft betrekking op Nederlandse pensioenfondsen die zich actief met verantwoord beleggen bezighouden. Op basis van de uitkomsten uit benchmarkonderzoeken die de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO) jaarlijks bij Nederlandse bedrijfstak-, ondernemings- en beroepspensioenfondsen uitvoert, zal een Nederlands pensioenfonds worden geselecteerd. In haar onderzoeken scoort de VBDO een groep van circa vijftig Nederlandse pensioenfondsen op vier onderwerpen: Governance, Beleid, Implementatie en Verantwoording. Nederlandse pensioenfondsen die hoog op deze vier onderwerpen scoren, worden beschouwd als pensioenfondsen die actief verantwoord beleggen.

Voor het onderzoek zullen openbare documenten worden bestudeerd en geanalyseerd. De gebruikte documenten zullen openbare stukken van het geselecteerde Nederlandse pensioenfonds, zoals jaarverslagen, jaarlijkse duurzaamheidsverslagen en andere relevante informatie die het pensioenfonds al dan niet op haar website publiceert, zijn. Indien gewenst, zullen verdiepende gesprekken met materiedeskundigen worden gevoerd. De gesprekken zullen

Institutionele context

Onafhankelijke variabele Afhankelijke variabele

Betrokkenheid aanspraak- en pensioengerechtigden Beleid Verantwoord beleggen

- Direct - Totstandkoming

- Indirect - Uitvoering

(17)

in de vorm van niet-gestandaardiseerde en semi-gestructureerde interviews plaatsvinden. Open vragen zullen worden gesteld. Op basis van deze methodologie wordt het onderzoek uitgevoerd in de vorm van een case study (Yin 1989).

(18)

4 Analyse

4.1 Inleiding

In hoofdstuk 3 Opzet onderzoek is het onderzoeksmodel beschreven. Aan de hand van dit onderzoeksmodel zullen in dit hoofdstuk voor een Nederlands pensioenfonds binnen de gegeven institutionele context achtereenvolgens de directe en indirecte betrokkenheid van aanspraak- en pensioengerechtigden bij de totstandkoming van, de uitvoering van en de verantwoording over het beleid op het gebied van verantwoord beleggen worden behandeld.

4.1.1 Achtergrond van PFZW

Als object van onderzoek is Stichting Pensioenfonds Zorg & Welzijn (hierna: PFZW) gekozen. Deze keuze is gebaseerd op de uitkomsten uit de benchmarkonderzoeken die de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (hierna: VBDO) ieder jaar bij Nederlandse bedrijfstak-, ondernemings- en beroepspensioenfondsen uitvoert. In deze benchmarkonderzoeken die op verantwoord beleggen betrekking hebben, scoort de VBDO op basis van een likert scale van vijf een groep van circa vijftig Nederlandse pensioenfondsen op vier onderwerpen: Governance, Beleid, Implementatie en Verantwoording. De totaalscore is een gewogen gemiddelde waarbij de VBDO voor de genoemde onderwerpen de volgende verhouding hanteert: 1:1:3:1; het onderwerp Implementatie wordt het zwaarst gewogen. Nederlandse pensioenfondsen die hoog op deze vier onderwerpen scoren, worden beschouwd als pensioenfondsen die actief bezig zijn met verantwoord beleggen. PFZW behaalt al enige jaren de hoogste score in de benchmarkonderzoeken van VBDO. Een goede reden om te onderzoeken of deze hoge score door actieve inbreng van de aanspraak- en pensioengerechtigden wordt behaald.

PFZW is qua omvang, met een belegd vermogen van circa EUR 162 miljard ultimo 2014, het tweede pensioenfonds van Nederland. Eind 2014 heeft zij 1,2 miljoen actieve (premiebetalende) deelnemers, 1,0 miljoen gewezen deelnemers1 en 0,4 miljoen pensioengerechtigden. Vrouwen met relatief lage inkomens en met een pensioenopbouw op basis van een deeltijdbaan vormen een groot aandeel van de (premiebetalende) deelnemers. PFZW heeft een relatief jong deelnemersbestand: het totaal van de jaarlijks ontvangen pensioenpremies is op dit moment hoger dan het totaal aan jaarlijkse pensioenbetalingen.

PFZW is een verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds. Hiermee wordt bedoeld dat een instelling op basis van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000

(19)

verplicht bij PFZW is aangesloten als de werknemers van de instelling werkzaam zijn in de sector zorg en welzijn. PFZW heeft binnen de kaders van het pensioenakkoord een pensioencontract met de sociale partners van de sector zorg en welzijn afgesloten. Dit impliceert dat de “social licence to operate” voor PFZW om als pensioenfonds voor de sector zorg en welzijn op te treden min of meer is “gegarandeerd”, tenzij het resultaat op de jaarlijkse performancetoets dermate slecht is zodat de verplichtstelling in het geding komt. De kans dat dit laatste gebeurt, is klein wanneer naar de resultaten van de performancetoetsen van de afgelopen jaren wordt gekeken.

Dit houdt in dat een algemeen beleggingsbeleid voor alle aanspraak- en pensioengerechtigden in de sector zorg en welzijn geldt. Op PFZW is de Pensioenwet van toepassing. PFZW heeft verantwoord beleggen hoog in het vaandel staan: PFZW ziet duurzaamheid als een onderdeel van haar identiteit. Vanuit haar maatschappelijke rol heeft PFZW ervoor gekozen bepaalde (niet bindende) standaarden en principes in haar beleidsstukken te verwerken. Hierbij kan worden gedacht aan de standaarden en principes van verschillende organisaties, zoals het principe rondom actief aandeelhouderschap van de Principles for Responsible Investment (PRI), de Eumedion Best Practices voor betrokken aandeelhouderschap, de uitgangspunten van de Global Compact van de Verenigde Naties en de Richtlijnen voor multinationale ondernemingen van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO).

PFZW heeft het beheer van het pensioenvermogen uitbesteed aan uitvoeringsorganisatie PGGM.

4.1.2 Governance structuur van PFZW

PFZW wordt bestuurd door vertegenwoordigers van de sociale partners. Het bestuursmodel van PFZW is gebaseerd op pariteit, met een onderscheidende vorm van intern toezicht en verantwoordingsfuncties binnen het pensioenfonds. Per 1 juli 2014 heeft PFZW het bestuursmodel in overeenstemming met de vereisten in de Pensioenwet (op basis van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen) gebracht.

Belangrijkste, voor het onderzoek relevante, organen:

• Bestuur: heeft twaalf leden en bestaat uit vertegenwoordigers van de sociale partners c.q. werkgevers- (6) en werknemersorganisaties (5) en een vertegenwoordiger van de

pensioengerechtigden. Verder bestaat het bestuur uit externe bestuursleden met specifieke aandachtsgebieden. De organisaties van de sociale partners hebben de bestuursleden voorgedragen die vervolgens door het bestuur zijn benoemd. De

(20)

benoeming van de vertegenwoordiger van de pensioengerechtigde heeft plaatsgevonden door het bestuur, na het houden van een verkiezing. Het bestuur heeft een

onafhankelijke voorzitter. De verdeling van de zetels van vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties en vertegenwoordigers van pensioengerechtigden is op basis van de onderlinge getalsverhoudingen. Het bestuur is eindverantwoordelijk voor het

beleggingsbeleid waarvan het beleid op het gebied van verantwoord beleggen een onderdeel is, en de uitvoering ervan. Het bestuur stelt een profielschets op waaraan de bestuursleden moeten voldoen. Toezichthouder De Nederlandsche Bank (DNB) toetst of de bestuursleden aan het geschetste profiel voldoen.

• Bestuurscommissie investments (BcI): bestaat uit vier bestuursleden. De BcI adviseert het bestuur op beleggingsgebied over beleidsvoorstellen die ter besluitvorming aan het bestuur worden voorgelegd. De BcI ziet repressief toe op de uitvoering van het beleggingsbeleid waaronder het beleid op het gebied van verantwoord beleggen valt. Verder is de BcI bevoegd beleggingsvoorstellen goed of af te keuren.

• Pensioenraad Zorg en Welzijn (“Verantwoordingsorgaan” in de zin van de Pensioenwet, hierna: Pensioenraad): kent 36 zetels en bestaat uit leden uit drie geledingen: actieve aanspraakgerechtigden (18), pensioengerechtigden (6) en werkgevers (12). De geledingen van vertegenwoordigers zijn benoemd door de werkgevers-, werknemers- en

belangenorganisaties waartoe zij behoren. De verdeling van de actieve

aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden is op basis van de onderlinge

getalsverhoudingen. De Pensioenraad heeft de bevoegdheid om een oordeel te geven over het handelen van het bestuur op basis van het jaarverslag, de jaarrekening en andere informatie, waaronder de bevindingen van de raad van toezicht. Verder is de

Pensioenraad bevoegd om een oordeel te geven over het gevoerde beleid en over de beleidskeuzes voor de toekomst, en is hij bevoegd het bestuur te adviseren over voorgenomen bestuursbesluiten, dan wel voorgenomen bestuursbesluiten goed te keuren. De Pensioenraad stelt een profielschets op waaraan de leden moeten voldoen. Deze profielschets wordt met de organisaties gedeeld die leden voor de Pensioenraad mogen leveren. Het is niet noodzakelijk dat alle leden van de Pensioenraad beschikken over het gewenste niveau op alle aandachtsgebieden. De Pensioenraad (c.q. de

benoemende organisaties) dient ervoor te zorgen dat de Pensioenraad op collectief niveau de vereiste deskundigheid heeft. Of de leden aan het geschetste profiel voldoen, wordt niet door een externe partij, zoals toezichthouder DNB, getoetst.

(21)

• Raad van toezicht: bestaat uit drie onafhankelijke leden. De raad van toezicht is

verantwoordelijk voor het interne toezicht op het bestuur. Hieronder valt het toezicht op het beleid van het bestuur en op adequate risicobeheersing en evenwichtige

belangenafweging door het bestuur. Verder staat de raad van toezicht het bestuur met raad terzijde en verleent hij goedkeuring aan onder andere het bestuursverslag en de jaarrekening van PFZW. De raad van toezicht legt verantwoording af aan de

Pensioenraad door middel van een rapportage.

Tot slot kent PFZW het bestuursbureau. De werkzaamheden van het bestuursbureau zijn gericht op het ondersteunen en adviseren van het bestuur bij het beleid en het toezien op de activiteiten van de uitvoeringsorganisatie.

Schematisch ziet de organisatie van PFZW als volgt eruit:

Figuur 2 Organisatiestructuur PFZW

4.1.3 Communicatie met aanspraak- en pensioengerechtigden

De communicatie van PFZW met haar aanspraak- en pensioengerechtigden verloopt indirect en direct. Aan de ene kant verloopt de communicatie binnen de institutionele context c.q. de governance structuur van PFZW indirect, met als belangrijkste organen hierbinnen het bestuur en de Pensioenraad. Laatstgenoemd orgaan vertegenwoordigt de aanspraak- en pensioengerechtigden en kan onder andere op het gebied van beleid het bestuur adviseren en beoordelen. Zowel het bestuur als de Pensioenraad bestaat uit leden die vertegenwoordigers van werknemersorganisaties en andere belangenorganisaties kunnen zijn. Deze leden kunnen de achterban van hun organisaties, zoals een ledenraad die uit gekozen leden bestaat en die de

Werkgeversorganisaties Werknemersorganisaties, inclusief pensioengerechtigden Bestuur

Raad van toezicht Pensioenraad Zorg en Welzijn

Bestuursbureau Bestuurscommissie

(22)

aanspraak- en pensioengerechtigden vertegenwoordigt, raadplegen. Wat de vertegenwoordiger van een werknemersorganisatie met zijn achterban deelt, wordt bepaald door de vertegenwoordiger zelf. Wat de vertegenwoordiger met de mening van de achterban doet, is ook aan de vertegenwoordiger. Om zijn taak te kunnen uitvoeren behandelt het bestuur van PFZW vertrouwelijke informatie en kan en/of wil het deze informatie niet altijd delen met zijn achterban en de Pensioenraad. Het bestuur beschikt over meer informatie dan de achterban en de Pensioenraad.

Tussen het bestuur en de Pensioenraad vindt gedurende een jaar meerdere keren overleg plaats: formeel en informeel. Er zijn formele overleggen in het geval van bijvoorbeeld de verantwoording van het bestuur over het gevoerde beleid op basis van het jaarverslag en de jaarrekening. De informele overleggen kunnen betrekking hebben op onder andere thema-bijeenkomsten waarbij de gremia met elkaar over thema’s van gedachten wisselen. Omdat in het bestuur en de Pensioenraad verschillende vertegenwoordigers van dezelfde werknemersorganisaties zitten, vindt vooroverleg tussen deze vertegenwoordigers plaats, zodat van iedere partij het standpunt kan worden vernomen. In het specifieke geval van een adviestraject informeert het bestuur de Pensioenraad over de motivatie voor het voorgenomen besluit en de gevolgen van dit besluit. Het bestuur deelt zo spoedig mogelijk het definitieve bestuursbesluit schriftelijke mede aan de Pensioenraad en motiveert het besluit indien het bestuur het advies van de Pensioenraad niet of gedeeltelijk opvolgt.

Aan de andere kant verloopt de communicatie van PFZW met de aanspraak- en pensioengerechtigden direct. Zowel PFZW als uitvoeringsorganisatie PGGM publiceert informatie over verantwoord beleggen op hun website: de definitie van verantwoord beleggen, haar visie en haar beleid, uitgevoerde activiteiten en periodieke verslagen over bereikte resultaten. Daarnaast publiceert de directeur van het bestuursbureau van PFZW wekelijks op de website een blog over actuele pensioen-gerelateerde thema’s waarop aanspraak- en pensioengerechtigden kunnen reageren. PFZW organiseert bijeenkomsten met bijvoorbeeld jonge deelnemers en Non Governmental Organisations waarvan sommige verplicht bij PFZW zijn aangesloten. Verder voert PFZW enquêtes uit onder een geselecteerde groep aanspraak- en pensioengerechtigden.

4.1.4 Visie van aanspraak- en pensioengerechtigden op de relatie verantwoord beleggen en beleggingsrendement

In aanvulling op het beeld dat PFZW en PGGM schetsen, is het interessant te kijken naar de manier waarop aanspraak- en pensioengerechtigden aankijken tegen de relatie tussen verantwoord beleggen en beleggingsrendement. In opdracht van het dagblad Trouw heeft het marktonderzoekbureau I&O Research hier recent onderzoek naar gedaan. Twee punten vallen in

(23)

het Rapport Onderzoek Pensioendeelnemers (april 2015) van I&O Research op. In de eerste plaats is minstens twee derde van de ondervraagden bereid om bedrijven die zich met kinderarbeid, wapens en tabak bezighouden, uit te sluiten waarbij wordt aangenomen dat de beleggingen in deze bedrijven minimaal 5 procent meer beleggingsrendement opleveren. In de tweede plaats is maar liefst 72% van de ondervraagden die bedrijven of sectoren vanwege verantwoord beleggen willen schrappen, in zijn algemeenheid bereid een iets lager pensioen te accepteren: een 12% lager pensioen is het gemiddelde antwoord. De directeur van PFZW heeft in zijn blog van 5 juni 2015 gereageerd op deze resultaten en is van mening dat duurzaam beleggen niet extra hoeft te kosten voor de aanspraak- en pensioengerechtigden.

Blog van Peter Borgdorff (Directeur PFZW) d.d. 5 juni 2015 in reactie op het onderzoek van I&O Research:

“Ons eerste doel … is het realiseren van een goed en betaalbaar pensioen. Tegelijkertijd voelen we ook een bredere verantwoordelijkheid: we willen bijdragen aan een duurzame, houdbare wereld. Dat willen we niet alleen zelf, maar ook onze deelnemers vragen dat van ons. Die twee verantwoordelijkheden gaan prima samen. … Goed én duurzaam beleggen gaat ook prima samen omdat we ervan overtuigd zijn dat bedrijven die fatsoenlijk met hun omgeving omgaan, op termijn de beste overlevingskansen hebben én vaak de beter geleide bedrijven zijn. En dat betaalt zich vroeg of laat uit. Financieel en maatschappelijk rendement kunnen op die manier hand in hand gaan. Hoewel uit het onderzoek van Trouw blijkt dat mensen best wat geld over hebben voor duurzamere beleggingen, is dat volgens ons dus niet nodig.”

4.1.5 Uitvoeringsorganisatie PGGM

PFZW heeft de uitvoering van het beheer van het pensioenvermogen uitbesteed aan uitvoeringsorganisatie PGGM Vermogensbeheer B.V. (hierna: PGGM). PFZW en PGGM kennen een lange historie. Tot 1 januari 2008 vielen beleid en uitvoering van de pensioenregeling onder één pensioenfonds: PGGM. Per 1 januari 2008 is de scheiding van beleid en uitvoering geïmplementeerd. Het naar aanleiding van deze scheiding opgerichte pensioenfonds PFZW is de eigenaar van het pensioenvermogen gebleven. De uitvoerende taken van PFZW werden per 1 januari 2008 uitbesteed aan PGGM. Hiervoor heeft PFZW de uitvoeringsorganisatie per die datum overgedragen aan PGGM. PFZW is eindverantwoordelijk voor het beleid en de uitvoering ervan. Vanwege de historie hebben PFZW en PGGM dezelfde maatschappelijke achtergrond en doelstellingen en worden zij aangestuurd door vertegenwoordigers van dezelfde sociale partners uit de sector zorg en welzijn.

PFZW en PGGM staan juridisch los van elkaar. Van een onderlinge aandeelhoudersrelatie is geen sprake. Vanuit het perspectief van pension fund governance is dit goed ingericht. Om een transparante verantwoordelijkheidsverdeling aan te tonen heeft PFZW met PGGM overeenkomsten c.q. service level agreements afgesloten over de uitvoering van de

(24)

pensioenregeling waarvan het beheer van het pensioenvermogen onderdeel is. In deze service level agreements zijn kritische prestatie-indicatoren gedefinieerd aan de hand waarvan PGGM aan PFZW rapporteert over de resultaten op het gebied van verantwoord beleggen. Door middel van de afgesloten overeenkomsten is eveneens een zakelijke verhouding tussen PFZW en PGGM bewerkstelligd. Het bestuur van PFZW kan hierdoor zijn aandacht richten op beleidsvraagstukken waarbij PGGM haar adviseert, en tegelijkertijd voor de uitvoering van het beleid gebruikmaken van de bij PGGM aanwezige expertise.

Ondertussen is PGGM een vermogensbeheerder met meerdere pensioenfondsen als klanten. Iedere klant heeft een eigen beleid met specifieke accenten op het gebied van verantwoord beleggen. Klanten kunnen de volgende diensten bij PGGM afnemen:

- beleggen in diverse door PGGM beheerde beleggingsfondsen voor gemene rekening waarin meerdere klanten van PGGM participeren;

- op individueel klantniveau: beleggen door middel van discretionaire mandaten; en - door PGGM laten adviseren over het rechtstreeks beleggen via mandaten of fondsen

die niet door PGGM worden beheerd.

De interactie tussen PFZW en PGGM is verschillend per soort dienst. Hierover meer in § 4.3 Uitvoering verantwoord beleggen. PFZW neemt voornamelijk de eerste twee diensten van PGGM af.

4.2 Beleid verantwoord beleggen

4.2.1 Beleggingskader 2013-2020

In het jaar 2013 heeft PFZW het “Beleggingskader 2013-2020” gerealiseerd. Dit document bevat de principes, de overtuigingen en de visie van het bestuur van PFZW op het gebied van beleggen. Dit beleggingskader dient als leidraad en toetssteen voor het beleggingsbeleid en ondersteunt de beleidsafwegingen waarvan voor dit onderzoek duurzaamheid c.q. verantwoord beleggen en begrijpelijkheid & beheersbaarheid van beleggingen de belangrijkste pijlers zijn. Het “Beleggingskader 2013-2020” geeft richting aan de uitvoering en stelt randvoorwaarden aan de beheersing van beleid en uitvoering voor de periode tot 2020. PFZW ziet het “Beleggingskader 2013-2020” als een middel dat haar helpt in de communicatie en de verantwoording over het beleggingsbeleid en de uitvoering van het beleggingsbeleid naar de aanspraak- en pensioengerechtigden.

De aanleiding voor het opstellen van het “Beleggingskader 2013-2020” was de vraag van de BcI van PFZW om blanco, onder de projectnaam “White Sheet of Paper”, een kader te bepalen voor

(25)

de wijze waarop het beleggingsbeleid van PFZW het beste kan worden ingericht als PFZW vanaf dat moment zou starten met een beleggingsbeleid. De vraag was: hoe zou het beleggingsbeleid van PFZW eruit zien als PFZW, met een blanco vel papier, zou starten? Aanleiding voor dit project was de constatering door PFZW dat het vertrouwen in de pensioenfondsen de afgelopen jaren naar aanleiding van de financiële crisis was gedaald en dat het vermogensbeheer, zoals PFZW dat uitvoerde, op een andere manier moest worden benaderd. PFZW vond herbezinning van haar positie in de maatschappij op haar plaats.

Beleggingskader 2013-2020:

“De context waarin wij opereren en beleggen is sterk veranderd. Er is in de afgelopen jaren een aantal zaken wezenlijk veranderd in de context waarin Nederlandse pensioenfondsen opereren. Maatschappelijk is het draagvlak voor pensioenfondsen afgenomen. ... Maatschappelijk: license to operate is niet meer vanzelfsprekend. … Er

worden steeds hogere eisen aan pensioenfondsen gesteld over de mate waarin de beleggingen en de uitvoering ervan beheerst worden. Daarnaast vraagt de maatschappij een explicietere bijdrage aan de omgeving, zoals bijvoorbeeld een bijdrage aan de stabiliteit en de groei van de Nederlandse economie.”

Omdat het “Beleggingskader 2013-2020” betrekking heeft op de algemene visie van PFZW, heeft het project alleen op het niveau van het bestuur gespeeld. De BcI was namens het bestuur direct bij het project betrokken. Verder nam het bestuursbureau namens PFZW deel aan het project. Andere partijen die bij het project betrokken waren, waren uitvoeringsorganisatie PGGM en externe adviserende partijen.

De rollenverdeling tussen PFZW en uitvoeringsorganisatie PGGM was helder: PFZW was “in the lead” en PGGM had een faciliterende rol. Dit betekende dat PGGM, afhankelijk van de aard van de (deel)producten, aan de BcI en/of het bestuursbureau van PFZW om feedback vroeg. Vanuit haar ondersteunende rol heeft de BcI het bestuur positief geadviseerd om het “Beleggingskader 2013-2020” vast te stellen. Het bestuur heeft dit advies overgenomen en derhalve het “Beleggingskader 2013-2020” vastgesteld. Omdat het hier het beleggingskader en niet het beleggingsbeleid betrof, heeft de Pensioenraad alleen kennis van het “Beleggingskader 2013-2020” genomen. De aanspraak- en pensioengerechtigden zijn voor de totstandkoming van het “Beleggingskader 2013-2020” niet geraadpleegd.

4.2.2 Beleggingsbeleid 2020

Met het “Beleggingskader 2013-2020” als uitgangspunt heeft PFZW het “Beleggingsbeleid 2020” opgesteld. Het “Beleid verantwoord beleggen Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn d.d. juni 2014” (hierna: Beleid verantwoord beleggen 2014) is een onderdeel van het “Beleggingsbeleid

(26)

2020” in het beleggingsbeleid en bevat de benodigde stappen om de overtuigingen en principes uit het “Beleggingskader 2013-2020” te realiseren. In het “Beleggingsbeleid 2020” zijn elf beleidsinitiatieven2 opgenomen die PFZW in een periode van zeven jaar (tot 2020) wil ontplooien en realiseren. PFZW heeft hiervoor vier thema’s en drie subthema’s c.q. zeven aandachtsgebieden gedefinieerd: 1. klimaatverandering, uitstoot en vervuiling; 2. waterschaarste; 3. gezondheidszorg; 4. voedselzekerheid, 5. een stabiel financieel stelsel dat in dienst staat van de reële economie; 6. goed ondernemingsbestuur; en 7. waarborgen van de mensenrechten. Gedurende zeven jaar volgt de Pensioenraad aan de hand van het “Beleggingsbeleid 2020” de voortgang van de implementatie van de initiatieven uit het ”Beleggingskader 2013-2020”. Dit is een terugkerend agendapunt tijdens het overleg tussen het bestuur en de Pensioenraad.

Om tot het “Beleggingsbeleid 2020” en het “Beleid verantwoord beleggen 2014” te komen heeft de BcI onder begeleiding van PGGM diverse thema-bijeenkomsten gehouden over de afwegingen uit het “Beleggingskader 2013-2020”, het “Beleggingsbeleid 2020” en het onderwerp Verantwoord beleggen. De hieruit voortgevloeide concept-versies van de twee beleidsstukken waren, voorzien van een positief advies van de BcI, ter besluitvorming aan het bestuur voorgelegd. Vervolgens werd de Pensioenraad in de gelegenheid gesteld aan het bestuur advies over de voorgenomen besluiten uit te brengen. De Pensioenraad had een positief advies over het beleggingsbeleid gegeven. Zowel de leden van het bestuur als die van de Pensioenraad c.q. de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties hebben hun achterban geraadpleegd. Wat de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties van deze beleidsstukken aan de achterban voorleggen en wat zij vervolgens met de reactie van de achterban doen, is afhankelijk van wat zij vanwege de vertrouwelijkheid van de beleidsstukken met de achterban mogen delen en is aan de vertegenwoordigers om te bepalen. Voorafgaand aan deze overleggen heeft de Pensioenraad een vooroverleg om zijn standpunt of iets dergelijks te bepalen. Wat ook gebeurt, is dat, als in zowel het bestuur als de Pensioenraad vertegenwoordigers van dezelfde werknemersorganisaties zitten, deze vertegenwoordigers met elkaar vooroverleg over een agendapunt hebben, bijvoorbeeld om kennis te nemen van ieders standpunt.

De betrokkenheid van aanspraak- en pensioengerechtigden bij de totstandkoming van een beleidsstuk als het “Beleid verantwoord beleggen 2014” beperkt zich tot de achterban van de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties. Hierbij geldt dat de achterban van de

2 Van deze beleidsinitiatieven hebben de volgende beleidsinitiatieven de grootste positieve bijdrage op het

onderwerp “Duurzaamheid”: verviervoudig de positieve duurzaamheidsbijdrage, halveer de negatieve voetafdruk van de portefeuille, integreer duurzaamheid systematisch in alle stappen van het beleggingsproces en beleg meer in Nederland en draag zo bij aan lokale maatschappelijke vraagstukken.

(27)

vertegenwoordigers niet altijd volledig inzage krijgt in bijvoorbeeld de (achtergrond)informatie vanwege het eventuele vertrouwelijke karakter ervan.

4.3 Uitvoering verantwoord beleggen

4.3.1 Van beleid naar richtlijnen voor verantwoord beleggen

Voordat PFZW een mandaat aan uitvoeringsorganisatie PGGM verstrekt, doorloopt PGGM een proces op basis waarvan zij tot een uitvoeringskader met uitvoeringsrichtlijnen komt dat op het beleid op het gebied van verantwoord beleggen van PFZW en de andere klanten van PGGM aansluit. Deze uitvoeringsrichtlijnen geven weer op welke manier PGGM binnen de door haar beheerde beleggingsfondsen voor gemene rekening en de door haar beheerde discretionaire mandaten voor PFZW invulling geeft aan de activiteiten op het gebied van verantwoord beleggen. Om uiteindelijk tot deze algemene uitvoeringsrichtlijnen te komen doorlopen PFZW en PGGM een proces waarbij veelvuldig afstemming tussen beide partijen plaatsvindt.

PFZW heeft een eigen beleid met specifieke accenten op het gebied van verantwoord beleggen. Het beleid van PFZW kan afwijken van het beleid van de andere klanten die PGGM bedient. PFZW deelt haar “Beleid verantwoord beleggen 2014” met PGGM op basis waarvan PGGM kan vaststellen dat beide partijen een gedeelde visie op verantwoord beleggen en de invulling ervan hebben. Hetzelfde vindt plaats tussen PGGM en haar andere klanten. Wanneer tussen PGGM en PFZW en de andere klanten van PGGM overeenstemming over de visie op verantwoord beleggen is, stelt PGGM als sluitstuk van dit proces een algemeen PGGM beleggingskader op.

Dit algemene PGGM beleggingskader, genaamd “PGGM Overtuigingen en Uitgangspunten ten aanzien van Verantwoord Beleggen d.d. mei 2014” (hierna: PGGM Overtuigingen en Uitgangspunten Verantwoord Beleggen), is richtinggevend voor het uitvoeringskader met uitvoeringsrichtlijnen van PGGM. Indien vanwege bijvoorbeeld maatschappelijke ontwikkelingen of wensen van klanten aanleiding bestaat, herziet PGGM het algemene beleggingskader “PGGM Overtuigingen en Uitgangspunten Verantwoord Beleggen” periodiek. Het algemene PGGM beleggingskader zoekt naar gezamenlijkheid binnen de beleggingsfondsen voor gemene rekening van PGGM en biedt tevens ruimte voor de invulling van specifieke beleidswensen van PFZW via door PGGM beheerde (discretionaire) mandaten en mandaten en fondsen die niet door PGGM worden beheerd. Dit laatste betekent dat de activiteiten die PGGM namens haar klanten op het gebied van verantwoord beleggen onderneemt, niet altijd op PFZW van toepassing hoeven te zijn. De aandachtspunten die PFZW in haar “Beleid

(28)

verantwoord beleggen 2014” heeft gedefinieerd (zie § 4.2.2 Beleggingsbeleid 2020), worden in het algemene beleggingskader “PGGM Overtuigingen en Uitgangspunten Verantwoord Beleggen” letterlijk overgenomen.

Een nadere uitwerking van het algemene PGGM beleggingskader “PGGM Overtuigingen en Uitgangspunten Verantwoord Beleggen” in een meer concreet uitvoeringskader en uitvoeringsrichtlijnen is vastgelegd in het “Uitvoeringskader Verantwoord Beleggen PGGM Vermogensbeheer B.V. d.d. mei 2014” (hierna: PGGM Uitvoeringskader beleggingen). Dit uitvoeringskader bestaat uit verschillende, soms fonds-specifieke uitvoeringsrichtlijnen. Deze uitvoeringsrichtlijnen geven weer op welke manier PGGM binnen de door haar beheerde beleggingsfondsen voor gemene rekening en de door haar beheerde discretionaire mandaten voor PFZW invulling geeft aan de activiteiten op het gebied van verantwoord beleggen. Indien gewenst, kunnen de richtlijnen in het “PGGM Uitvoeringskader beleggingen” in het geval van discretionair beheerde beleggingen worden aangevuld met voor PFZW specifieke beleidsrichtlijnen.

Het “PGGM Uitvoeringskader beleggingen” bevat uitvoeringsrichtlijnen voor ESG-integratie, actief aandeelhouderschap, stemmen, engagement, actieve juridische procedures als aandeelhouder, uitsluitingen en beleggen in oplossingen voor duurzame ontwikkeling. Deze uitvoeringsrichtlijnen sluiten aan op de beleidsinitiatieven op het gebied van duurzaamheid die PFZW in het “Beleggingsbeleid 2020” heeft geformuleerd (zie § 4.2.2 Beleggingsbeleid 2020). Het uitvoeringskader en/of de onderliggende uitvoeringsrichtlijnen worden jaarlijks geactualiseerd, indien ontwikkelingen aanleiding tot aanpassing van het uitvoeringskader geven. PGGM neemt hiertoe het initiatief en informeert PFZW en haar andere klanten hierover. Voor genoemde uitvoeringsrichtlijnen heeft PGGM in overleg met haar klanten kritische prestatie-indicatoren gedefinieerd waarover zij aan haar klanten rechtstreeks en in haar “Jaarverslag verantwoord beleggen” rapporteert.

Hoewel het hiervoor beschrevene een proces is dat zich binnen PGGM afspeelt, zijn de betrokkenheid en de inbreng van PFZW en de andere klanten van PGGM in dit proces zeer belangrijk. Dit is een proces dat alleen tussen PFZW en PGGM plaatsvindt waarbij de aanspraak- en pensioengerechtigden niet worden betrokken.

4.3.2 Mandaat voor verantwoord beleggen in uitvoering

Het “PGGM Uitvoeringskader beleggingen” is niet het mandaat dat PFZW aan uitvoeringsorganisatie PGGM heeft verstrekt. Het mandaat op het gebied van verantwoord beleggen dat PFZW aan PGGM heeft verstrekt, is vastgelegd in de service level agreement die

(29)

PFZW jaarlijks met PGGM afsluit. Om de voortgang op de uitvoering van het mandaat te volgen zijn in de service level agreement kritische prestatie-indicatoren gedefinieerd waarvan het bestuursbureau van PFZW de voortgang van de scores van deze kritische prestatie-indicatoren volgt.

Tijdens de uitvoering van het mandaat kan het gebeuren dat aanpassingen in het “PGGM Uitvoeringskader beleggingen” en bijvoorbeeld de uitsluitingenlijst van de klanten van PGGM nodig zijn. Deze aanpassingen worden ingegeven door met name de ontwikkelingen in de maatschappelijke omgeving en/of de wensen van het pensioenfonds. Aan ontwikkelingen in de maatschappelijke omgeving kan worden gedacht aan besluiten door de Verenigde Naties, druk door Non Governmental Organisations of berichtgeving in de media. Voorstellen tot meer inhoudelijke aanpassingen in het “PGGM Uitvoeringskader beleggingen” kunnen van zowel PGGM als PFZW en de andere klanten van PGGM komen.

Door PGGM zelf geïdentificeerde omvangrijke en ingrijpende aanpassingen, die bijvoorbeeld een effect op de prestaties van de door PGGM beheerde beleggingsfondsen voor gemene rekening kunnen hebben, moeten eerst door PGGM ter consultatie aan de BcI van PFZW worden voorgelegd. Behandeling van eventuele aanpassingen gebeurt in de participantenvergadering van de door PGGM beheerde beleggingsfondsen voor gemene rekening. Voorstellen tot wijzigen vanuit klanten die betrekking op door PGGM beheerde beleggingsfondsen voor gemene rekening hebben, worden eveneens in de participantenvergaderingen van de betreffende beleggingsfondsen voor gemene rekening van PGGM besproken.

Tijdens een participantenvergadering hebben PFZW en de andere klanten van PGGM die in een bepaald beleggingsfonds voor gemene rekening van PGGM participeren, de mogelijkheid om met elkaar over fonds-specifieke onderwerpen te spreken of te besluiten. Het bestuursbureau vertegenwoordigt PFZW tijdens de participantenvergadering. PFZW en de andere klanten van PGGM kunnen in het kader van verantwoord beleggen bijvoorbeeld adviseren om aanvullende uitsluitingscriteria voor een of meerdere fondsen toe te passen of individuele namen aan de uitsluitingenlijst toe te voegen. Hieronder volgen twee voorbeelden die betrekking hebben op aanpassingen van de uitsluitingenlijst van PFZW.

Pensioenreus PFZW stopt met beleggen in tabak (de Volkskrant d.d. 1 juli 2013):

“PFZW kon het niet eens worden met de sector over een aantal problemen zoals arbeidsomstandigheden en kinderarbeid. 'Daarnaast waren er bezwaren tegen de marketing en verkoop van tabaksproducten gericht op jongeren. Hoewel roken een eigen keuze is, hebben wij altijd de problemen gezien en benoemd. Wij konden niet

(30)

anders dan concluderen dat deze belegging niet bij ons past', zegt Peter Borgdorff, directeur van het fonds.” PGGM stopt met beleggen in Israëlische banken uit protest tegen nederzettingen (de Volkskrant d.d. 8 januari 2014):

“Nederlands grootste pensioenfonds PGGM stopt met beleggen in vijf Israëlische banken omdat deze betrokken zouden zijn bij het financieren van de bouw van joodse nederzettingen. Het fonds trekt zijn investeringen terug op basis van een oordeel van de Verenigde Naties, die in verschillende resoluties de nederzettingen als illegaal bestempelen. In Israël wordt deze interpretatie van het internationaal recht betwist. Omdat na gesprekken met de vijf banken blijkt dat dialoog geen verandering teweeg zal brengen, belegt PGGM niet langer in deze ondernemingen.”

De uitkomst van de participantenvergadering ten aanzien van verzoeken tot aanpassing van het “PGGM Uitvoeringskader beleggingen” zal PGGM meewegen in haar keuze om het uitvoeringskader al dan niet aan te passen. Eventuele aanpassingen in het “PGGM Uitvoeringskader beleggingen” worden door PGGM vastgesteld. In het geval van discretionair beheerde beleggingen waarvoor PFZW met PGGM klant-specifieke beleidsrichtlijnen heeft afgesproken, vindt direct overleg tussen PFZW en PGGM plaats.

Geconstateerd is dat de beslissingen en de handelingen tijdens de uitvoering van het beleid op het gebied van verantwoord beleggen worden ingegeven door met name de ontwikkelingen in de maatschappelijke omgeving en/of de wensen van het pensioenfonds. Deze ontwikkelingen en wensen worden geadresseerd in het bestuur en de Pensioenraad van PFZW. Indien gewenst, passen PGGM het “PGGM Uitvoeringskader beleggingen” en PFZW bijvoorbeeld haar uitsluitingenlijst naar aanleiding van de ontwikkelingen in de maatschappelijke omgeving en/of wensen van PFZW aan.

4.4 Verantwoording verantwoord beleggen

In deze paragraaf worden de informatie en de wijze waarop PFZW de informatie over het beleid op het gebied van verantwoord beleggen en de bereikte resultaten aan de aanspraak- en pensioengerechtigden verstrekt, behandeld. Statutair is het de Pensioenraad die de bevoegdheid heeft om, ten minste één keer per jaar, een oordeel te geven over het handelen van het bestuur op basis van onder andere het jaarverslag, de jaarrekening en andere openbare informatie, zoals gepubliceerd op de website van PFZW en uitvoeringsorganisatie PGGM. Daarnaast is de Pensioenraad bevoegd een oordeel te geven over het gevoerde beleid, de wijze waarop het beleid is uitgevoerd en over de beleidskeuzes voor de toekomst.

Wat een Nederlands pensioenfonds over verantwoord beleggen publiceert, is gebaseerd op wet- en regelgeving en is ter discretie van het betreffende Nederlandse pensioenfonds. In het geval van PFZW geldt dat PFZW een deel van de publicatie van de resultaten uit verantwoord

(31)

beleggen voor eigen rekening neemt en dat uitvoeringsorganisatie PGGM ook over voor PFZW relevante resultaten uit verantwoord beleggen rapporteert. Deze publicaties zijn openbaar en voor alle aanspraak- en pensioengerechtigden toegankelijk via onder andere de websites van PFZW en PGGM. Aanspraak- en pensioengerechtigden kunnen op basis van deze publicaties hun standpunt en mening over het beleid op het gebied van verantwoord beleggen van PFZW geven zonder dat PFZW of PGGM hiernaar vraagt: zowel PFZW als PGGM verstrekt vooral informatie over verantwoord beleggen naar de aanspraak- en pensioengerechtigden.

4.4.1 Jaarverslag en jaarrekening

Op het gebied van de Nederlandse wet- en regelgeving heeft PFZW te maken met een aantal wetten en regels waaraan zij moet voldoen. Voor haar jaarverslag en de jaarrekening moet PFZW over het algemeen voldoen aan het Burgerlijk Wetboek 2 titel 9. In artikel 135 lid 4 van de Pensioenwet is specifiek opgenomen dat een pensioenfonds in zijn jaarverslag vermeldt op welke wijze in het beleggingsbeleid rekening wordt gehouden met milieu en klimaat, mensenrechten en sociale verhoudingen. Een nadere invulling hiervan is opgenomen in de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving (RJ) in casu RJ 400 Jaarverslag – bepalingen 113 tot en met 122. De RJ is bindend, maar wat een pensioenfonds mag rapporteren, is naar eigen inzichten “invulbaar”: een pensioenfonds rapporteert over voor het pensioenfonds relevante maatschappelijke aspecten, te weten algemene, milieu-, sociale en economische aspecten. Aanbevolen wordt aandacht te besteden aan: (1) dialoog met de belanghebbenden, (2) beleid ter zake van ieder genoemd aspect, (3) organisatie van ieder genoemd aspect, (4) uitvoering en uitkomsten ervan en (5) toekomstverwachtingen.

In het jaarverslag 2014 heeft PFZW een paragraaf over verantwoord beleggen opgenomen waarin zij terugblikt op de uitvoering van het beleid op het gebied van verantwoord beleggen gedurende het jaar 2014. Volgens PFZW zijn de belangrijkste onderwerpen over het jaar 2014: (1) engagement met de financiële sector over meer transparantie bij banken, (2) inspanningen om Nederlandse projecten toegankelijker te maken voor investeringen door institutionele beleggers, (3) bijzondere uitsluitingen van ondernemingen en staatsobligaties in het jaar 2014, (4) door PFZW gewonnen awards op het gebied van verantwoord beleggen, (5) in het jaar 2014 gedane beleggingen op basis van beleggingsprocessen waarin ESG-aspecten zijn geïntegreerd en (6) themaverdeling naar ESG van engagementactiviteiten. Over het laatste onderwerp heeft PFZW onderstaand figuur in haar jaarverslag 2014 opgenomen.

(32)

Figuur 3 Themaverdeling engagementactiviteiten PFZW 2014 (bron: Jaarverslag PFZW 2014)

Bij dit figuur vermeldt PFZW dat in het jaar 2014 de engagementactiviteiten voor een groot deel betrekking op het onderwerp Governance (goed ondernemingsbestuur) hadden en dat in het jaar 2014 de meeste resultaten ook op dit onderwerp zijn bereikt. De bereikte resultaten worden niet in één of andere vorm gepresenteerd. PFZW legt niet uit hoe deze themaverdeling en de behaalde resultaten door belanghebbenden c.q. aanspraak- en pensioengerechtigden kunnen worden geïnterpreteerd: waarom rapporteert PFZW in haar jaarverslag alleen (op deze wijze) over engagementactiviteiten, wat zeggen de gepresenteerde uitkomsten uit de engagementactiviteiten en zijn dit goede uitkomsten? Het is mogelijk dat onderwerpen als Milieu en Sociaal aanspraak- en pensioengerechtigden meer aanspreken dan het onderwerp Governance. Dat PFZW specifiek in haar jaarverslag kort bij de in het jaar 2014 uitgevoerde engagementactiviteiten stilstaat, is vanuit het in het “Beleggingsbeleid 2020” gedefinieerde aandachtsgebied Goed ondernemingsbestuur (als basis van goed geleide ondernemingen) en de wijze waarop PFZW aan het actief aandeelhouderschap middels onder andere engagement invulling geeft, overigens op zijn plaats.

Vanuit de pension governance structuur van PFZW is het noemenswaardig om te melden dat de raad van toezicht het jaarverslag en de jaarrekening over het jaar 2014 heeft goedgekeurd, dat hij hierover aan de Pensioenraad heeft gerapporteerd en dat hij decharge aan het bestuur ten aanzien van het gevoerde beleid over het jaar 2014 heeft verleend. De Pensioenraad heeft op basis van onder andere het jaarverslag en de jaarrekening over het jaar 2014 een oordeel gegeven over het door het bestuur van PFZW gevoerde beleid en de beleidskeuzes voor de toekomst. De Pensioenraad heeft positief over het jaarverslag 2014 geadviseerd.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Beleggen in bedrijven en technologieën die verondersteld worden goed te zijn voor het milieu, bijvoorbeeld bedrijven die alternatieve energiebronnen aanbieden of kunnen

Voor de tweede mijlpaal, de implementatie van het beleid, zien we dat in 23% van de dialogen de ondernemingen hierop stappen hebben gezet en 5% zijn geverifieerd door een

In het afgelopen kwartaal heeft ACTIAM haar indexfondsen verder verduurzaamd. Dat betekent dat ACTIAM nu voor haar totale fondsportefeuille naast sociaal-ethische principes

Voor de tweede mijlpaal, de implementatie van het beleid, zien we dat in 23% van de dialogen de ondernemingen hierop stappen hebben gezet en 3% zijn geverifieerd door een

Voor de definitie van deze ondergrens maakt PMA onderscheid tussen producten die het pensioenfonds onacceptabel vindt (controversiële wapens en tabak) en ondernemingsgedrag dat het

Achmea IM voert de dialoog met ondernemingen die de uitgangspunten van het UN Global Compact (waaronder de arbeidsnormen van de ILO), de OESO-richtlijnen voor multinatio-

Binnen het aandelenfonds ontwikkelde landen wordt naast dialoog en stemmen het volgende MVB-beleid door de beheerder BlackRock toegepast:.  Uitsluiting controversiële wapens

Bij de invulling en uitvoering van verantwoord beleggen en betrokken aandeelhouderschap zijn de opvattingen en voorkeuren van onze deelnemers en pensioengerechtigden een belangrijk