• No results found

Zicht op het Köhler Group Motivation Gain Effect

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zicht op het Köhler Group Motivation Gain Effect"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

‘Zicht op het Köhler Group Motivation Gain Effect’

OPSTELLER

naam : Kay Ziesemer

collegekaartnummer : 10000301

BEGELEIDER(S)

binnen ProgrammaGroep: Marc Heerdink 2e beoordelaar: Jonas Dalege

onderzoeksinstelling / locatie : Universiteit van Amsterdam

(2)

2

Inhoudsopgave

1. Abstract Blz. 3 2. Introductie Blz. 4 2.1 Achtergrond Blz. 4 2.2 Probleemstelling Blz. 7 3. Methode Blz. 9 3.1 Deelnemers Blz. 9 3.2 Materialen Blz. 9 3.3 Procedure Blz. 11 4. Resultaten Blz. 14 4.1 Steekproef Analyse Blz. 14 4.2 Voormeting Prestatie Blz. 16 4.3 Hypothese Analyse Blz. 16 4.4 Exploratieve Analyse Blz. 18

5. Discussie & Conclusie Blz. 19

6. Literatuurlijst Blz. 22

(3)

3

A

BSTRACT

Het Köhler Group Motivation Gain Effect wordt verklaard door het mechanisme van ‘sociale vergelijking’, samen met een ‘gevoel van onmisbaarheid’.. In dit onderzoek werd een experimentele onderzoeksopzet gebruikt om de zichtbare effecten van de mechanismes achter het Köhler Group Motivation Gain Effect te onderzoeken. Middels meten van de mate van ‘sociale vergelijking’ werd gekeken naar het effect van het zien of niet zien van de partner op een teamprestatie in vergelijking met een individuele prestatie. De CrossFit atleten voerden een krachtoefening uit op individueel niveau en tijdens een teamprestatie met één partner. De hypothese of zichtbaarheid een positieve invloed heeft op de prestatie van de individuen tijdens de teamprestatie door het mechanisme van sociale vergelijking wordt hiermee getest. De resultaten tonen een niet significante daling aan in de prestatie bij deelnemers die zicht hadden op hun partner in vergelijking met deelnemers die geen zicht hadden op hun partner. De mate van sociale vergelijking bij de deelnemers vormt hierbij geen moderator voor het effect van zichtbaarheid op het uitvoeren van een teamprestatie. Uit dit onderzoek zijn geen van de hypotheses bevestigd, mogelijk is dit veroorzaakt door een ongelijke verdeling van de condities met betrekking tot vaardigheden en ervaring van de deelnemers.

(4)

4

Introductie

2.1 Achtergrond

Een beroemde quote van Helen Keller (1968) luidt: ‘Alone we can do so little, together we can do so much’. Deze quote geeft weer dat door middel van samenwerken, individuen meer kunnen

bereiken dan alleen. Het ‘Köhler Group Motivation Gain Effect’ (Köhler, 1927) beschrijft dit ook,

namelijk dat twee personen, die een fysiek inspannende taak uitvoeren, langer zullen volhouden dan verwacht wordt op basis van de prestaties van de individuele groepsleden op een vergelijkbare taak. Het zien van de partner waarmee de conjunctieve taak wordt uitgevoerd, kan hierbij van invloed zijn en leidt volgens het ‘Köhler Group Motivation Gain Effect’ tot een verhoging

in prestatie bij deelnemers. Magill en Schoenfelder-Zondi (1996) toonden aan dat het zien van een andere sporter een positief effect heeft op de eigen prestatie bij het sporten. Mogelijk bestaat er dus een verband tussen het zien van een partner en het effect daarvan op het samenwerken aan een conjunctieve taak.

Samenwerken in een groep kan veel verschillende vormen aannemen en tot verschillende effecten leiden. Naast de voordelen zoals bij het ‘Köhler Group Motivation Gain Effect’ , blijkt ook

dat het werken in groepen nadelige effecten kan hebben op individuele prestaties (Karua & Williams, 1993; Shepperd, 1995). Uit het onderzoek van Williams, Harkins en Latané (1981) kwam naar voren dat deelnemers die dachten samen met anderen te moeten schreeuwen minder moeite deden als ze dachten dat ze onderdeel van een groep waren in vergelijking met deelnemers die wel individueel geïdentificeerd konden worden. Het onderzoek vond hierbij evidentie dat bij het werken in groepen een mindere individuele prestatie kan ontstaan indien de deelnemer zich niet individueel identificeert met de groep. Kerr en Bruun (1983) onderzochten dit verder door middel van een onderzoeksopzet waarbij deelnemers persoonlijk geïdentificeerd konden worden bij een conjuctieve taak. Uit hun resultaten bleek dat, ondanks de vaardigheid van de leden, deelnemers minder moeite vertoonden bij het uitvoeren van een gezamenlijke groepsprestatie. Zij

(5)

5

concludeerden dat individuen binnen een groep, zonder zelf moeite te hoeven doen, kunnen profiteren van de groep. De mogelijkheid van profiteren van de groep zorgde ervoor dat de individuen zich minder gingen inzetten voor het belang van de groep. Eerder genoemde

onderzoeken hadden echter een lage nadruk op de manier waarop individuen op een fysieke wijze kunnen samenwerken. Het ‘Köhler Group Motivation Gain Effect’ (Köhler, 1927), aan de andere kant,

legt wel de nadruk op de manier waarop individuen op een fysieke wijze kunnen samen werken. Deze conjunctieve fysieke manier van samenwerken houdt in dat de groepsproductie gelijk is aan de productie van het zwakste groepslid (Steiner, 1972), met andere woorden als het zwakste individu het opgeeft, kan de groep als geheel de taak niet meer voort zetten. Het huidige onderzoek richt zich op de conjunctieve manier van samenwerken en hoe het samenwerken op een conjunctieve taak prestatieverhogend kan werken.

In het onderzoek van Kerr en Hertel (2011) wordt het ‘Köhler Group Motivation Gain Effect’

verklaard door twee verschillende mechanismen die effect hebben op het groepsproces. Het eerste mechanisme werkt door middel van het oproepen van een gevoel van onmisbaarheid van de bijdrage van het individu aan de groepsprestatie (Hertel et al. 2000). Een gevoel van

onmisbaarheid aan de groepsprestatie ontstaat als het individu zijn individuele prestatie als essentiële bijdrage beschouwt voor de prestatie van de groep. In het onderzoek van Hertel, Kerr en Messé (2000) kwam naar voren dat sociale verantwoordelijkheidsnormen bijdragen aan de gedachtegang van het individu. Deze verantwoordelijkheidsnormen betreffen de mate waarin de prestatie van het individu de prestatie van de groep als geheel kan belemmeren. De individuen in dit onderzoek vonden het belangrijk om een goede prestatie te leveren en sociale stigma’s als resultaat van het falen in de teamprestatie te vermijden. Hieruit concludeerden Hertel, Kerr en Messé. (2000) dat een individu een grotere bijdrage zal leveren indien hij zijn prestaties als onmisbaar voor de groep beschouwt. De nadruk in het onderzoek van Hertel, Kerr en Messe (2000) ligt op de conjunctieve aard van de taak, dus wanneer één deelnemer opgeeft, de andere

(6)

6

deelnemer mogelijk ongewild ook genoodzaakt is om de taak niet verder te kunnen doorzetten (Hertel et al. 2000)

Het tweede mechanisme betreft sociale vergelijking (Stroebe et al. 1996). Sociale vergelijking is een effect dat ontstaat als een individu de prestaties van een ander individu gebruikt om zijn eigen prestatiedoel bij te stellen. In het review onderzoek van Kerr en Hertel (2011) kwam naar voren dat een minder capabel individu, dat samenwerkt met een meer capabel individu, zijn eigen prestatiedoel omhoog zal bijstellen als gevolg van een vergelijking met het meer capabele individu. Het individu toont een opwaartse sociale vergelijking (Heath et al. 1999) wat de motivatie en mogelijkheid biedt bij individuen tot een verbetering van zijn prestaties door het bijstellen van zijn doelen (Collins, 1996; Taylor & Lobel, 1989). Lerner en Locke (1995) deden onderzoek naar het effect van doelen en competitie. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat deelnemers een hogere prestatie leverden op een uithoudingstaak als ze face-to-face in

competitie waren met een andere deelnemer. Dit effect werd sterker als de deelnemers voor de meting een doel hadden gesteld, welke ze na de meting aan de hand van de competitie hadden bijgesteld. Lerner en Locke (1995) beschouwden dit als evidentie dat opwaartse sociale

vergelijking en het bijstellen van doelen ook tijdens het uitvoeren van een uithoudingstaak tot een verbetering in prestatie kan leiden ten tijde van het uitvoeren van de prestatietaak.

In voorgaand onderzoek is er evidentie gevonden voor een bijdrage van beide

mechanismen het ‘Köhler Group Motivation Gain Effect’ (Hertel, Kerr en Messé, 2000; Stroebe 1996).

Dit is ook wat Kerr et al. (2007) vonden, echter werd in het onderzoek van Kerr et al. (2007) geen gebruik gemaakt van een directe samenwerking met een partner, maar met een fictief persoon. De sociale vergelijkingsconditie ontstond door het weergeven van de kenmerken van een fictief individu. De onderzoekers concludeerden dat een fictief individu tot een vermindering geleid heeft in een gevoel van onmisbaarheid door het ontbreken van direct zien van de partner. Het doel van het huidige onderzoek is om de effecten van visueel contact met de (samenwerking)

(7)

7

partner te onderzoeken op de mate van sociale vergelijking en het ‘Köhler Group Motivation Gain Effect’.

2.2 Probleemstelling

Het kunnen zien van een ander kan tot verschillende effecten op sociaal gebied leiden. Aangetoonde effecten van sociale invloed die ontstaan door de aanwezigheid van het andere individu komen onder andere naar voren in de experimenten van Asch (1956). Tijdens deze

experimenten resulteert de aanwezigheid van anderen in een incorrect antwoord van de deelnemers op een ogenschijnlijk makkelijke vergelijking van diverse lijnen. Lea, Spears en De Groot (2001) deden onderzoek naar het effect van visueel identificeerbare groepen versus anonieme groepen op de aantrekkelijkheid van een groep, zelf categorisatie en de mate van stereotypering. Hu resultaten toonden aan dat visuele anonimiteit leidde tot een verhoging in groepsgebaseerde zelf categorisatie. Dit effect leidde ertoe dat de deelnemers een hogere mate van groepsgebaseerde stereotypering vertoonden en minder aantrekkingskracht tot een groep ervaren. De onderzoekers concludeerden hieruit dat de visuele anonimiteit van deelnemers resulteerde in een vermindering van de sociale invloed. De verklaring omtrent deze mate van sociale beïnvloeding komt voort uit de ‘Social Cognitive Theory’ van Festinger (1954). Deze theorie

stelt dat een deel van alle kennis die een individu opdoet om zijn gedragingen te bepalen, voort komt uit het observeren van anderen tijdens sociale interacties. Het zien van een ander heeft volgens het onderzoek van Collins (1996) ook effect op de mate van sociale vergelijking zoals teruggevonden in het ‘Köhler Group Motivation Gain Effect’. In dit onderzoek leidde het zien van

foto’s van dunne mensen tot motivatie bij mensen die op dieet waren en een hoge mate van sociale vergelijking hadden. De deelnemers werden door het zien van de foto’s meer gemotiveerd om af te vallen om te voldoen aan deze sociale vergelijking. Collins (1996) trok uit deze resultaten de conclusie dat de mate van sociale vergelijking kan leiden tot verhoging in de mate van zelf verbetering die mensen bij zichzelf aanbrengen. De effecten van het zien van iemand tijdens

(8)

8

sport zijn ook aangetoond in het onderzoek van Magill en Schoenfelder-Zondi (1996). In het onderzoek kregen deelnemers een ritmische gymnastiek vaardigheid te zien versus verbale informatie. Uit de resultaten kwam naar voren dat de deelnemers door het zien van de ritmische gymnastiek vaardigheid minder behoefte hadden aan kennis over de beweging met betrekking tot lichaam en ledemaat coördinatie voor het uitvoeren van de beweging. Magill en Schoenfelder-Zondi (1996) trokken de conclusie dat het zien van iemand die een beweging doet, kan leiden tot informatie die de ontwikkeling van de benodigde coördinatie patronen voor het correct uitvoeren van het complexe motorische patroon positief beïnvloedt. De mate van sociale vergelijking die zich uit in een vorm van motivatie tot zelf verbetering veroorzaakt door het zien van een dun persoon (Collins, 1996) en de mogelijkheid dat het zien van een ander daadwerkelijk leidt tot beïnvloeding van de motorcoördinatie tijdens het sporten, leidt tot de hypothese in dit onderzoek dat door het ontnemen van het zicht op de partner, tijdens de conjunctieve taak, de deelnemer minder kans heeft om een sociale vergelijking te maken met de capaciteiten van zijn partner. De verwachting is dat het ontbreken van zicht bij individuen met een hoge mate van sociale

vergelijking leidt tot een vermindering in het ‘Köhler Group Motivation Gain Effect’.

Tevens richt het onderzoek zich of het‘Köhler Group Motivation Gain Effect’ optreedt. De

verwachting is dat het koppelen van een individu met een partner op een krachttaak leidt tot een hogere prestatie dan verwacht wordt op basis van individuele prestaties.

(9)

9

Methode

3.1 Deelnemers

Deelnemers van het huidige onderzoek waren allen atleten die reeds bekend zijn met krachtsporten en de uitvoering hiervan. De sport Crossfit bood door de groepstrainingen de mogelijkheid om veel individuen te benaderen voor deelname aan dit onderzoek. Tevens waren deze deelnemers, ondanks dat er samen wordt getraind, veelal niet gewend om samen te werken. Om het effect naar een zo groot mogelijke populatie te kunnen generaliseren, werd deelname toegestaan van ieder opleidingsniveau waarbij het een vereiste was dat de deelnemers ouder dan 18 jaar waren. De grote populatie verhoogde de generaliseerbaarheid van het huidige onderzoek. Deelnemers jonger dan 18 jaar kunnen namelijk fysiek onvoldoende ontwikkeld zijn om tot een betrouwbare fysieke prestatie te komen (McCarthy & Collins, 2014).

3.2 Materiaal

Voor de uitvoering van dit onderzoek waren meerdere materialen nodig die aanwezig waren op de locatie (Crossfit-boxen) waar het onderzoek heeft plaats gevonden. Een 20 kilogram olympische halter en een 15 kilogram olympische halter werden gebruikt tijdens dit onderzoek. Daarnaast werden de volgende Bumper Plates gebruikt, 20, 15, 10 kilogram en metalen schijven

van 2,5 kilogram. Deze werden aan de halter vastgezet door middel van olympische klemmen. Voor het ontnemen van het zicht werd door de onderzoeker een doek tussen de deelnemers geplaatst. Dit doek bood voldoende bewegingsvrijheid voor het uitvoeren van de oefening, maar ontnam het zicht op het individu waarmee de atleet samenwerkte. De analyse van de data werd uitgevoerd met behulp van het statistische verwerkingsprogramma IBM Statistical Package for the Social Sciences (Nie et al., 1975).

(10)

10

Voor het meten van de mate van sociale vergelijking vulden de deelnemers tijdens de individuele meting de Scale for Social Comparison Orientation (INCOM, Iowa-Netherlands Comparison Orientation Scale) (Buunk & Gibbons, 2006) in. De validiteit van deze vragenlijst is onderzocht

door Schneider & Schupp (2011), zij vonden in de analyses dat de vragenlijst genoeg validiteit heeft om adequaat de mate van sociale vergelijking bij individuen te bepalen bij een

verscheidenheid van situaties. Deze vragenlijst is gericht op het meten van een individu zijn mate van sociale vergelijking. De vragen 1, 3, 4, 7, 10, 11 van deze lijst zijn gericht op het meten van sociale vergelijking met betrekking tot vaardigheden. Een voorbeeld van sociale vergelijking met betrekking tot vaardigheden is ‘Ik vergelijk mijzelf vaak met anderen wat betreft het geen wat ik heb bereikt in het leven’. Vraag 2, 5, 6, 8, 9 zijn gericht op het meten van sociale vergelijking met betrekking tot de mening van anderen. Een voorbeeld van sociale vergelijking met betrekking tot de mening van anderen is ‘Als ik wil weten hoe iets zit, probeer ik erachter te komen wat anderen ervan vinden’. Vraag 6 en 10 moesten tijdens de analyse omgescoord worden. Deelnemers konden iedere vraag beantwoorden op een 5-punts schaal, waarvan 1 betekent heel erg mee oneens en 5 betekent heel erg mee eens.

Voor het meten van eventuele exploratie hypotheses en verklaringen werd de Exit-vragenlijst afgenomen. Deze Exit-vragenlijst bestond uit demografische vragen zoals leeftijd in jaren, sekse, gewicht in kilogram en ervaring met CrossFit in jaren en maanden. Daarna volgde een vragenlijst met betrekking tot eventuele factoren die invloed konden hebben op het onderzoek. De eerste vraag bestond uit het bepalen van de bekendheid van de deelnemers met het uitvoeren van de deadlift om eventueel gebrek aan kennis over de oefening te onderzoeken. De vraag was ‘Hoe bekend bent u met het uitvoeren van de Deadlift ?’ en kon beantwoord worden door middel van een 5-punts schaal waarvan 1 heel erg onbekend en 5 heel erg bekend betekende. De mate van Coördinatie werd gemeten door item 14 ‘De samenwerking tijdens de deadlift verliep goed’ en item 15 ‘we konden onze inspanningen goed coördineren tijdens de Deadlift’ en kon beantwoord worden door middel van een 5-punts schaal waarvan 1 heel erg mee oneens en 5

(11)

11

heel erg mee eens betekende. De mate van samenwerking werd gemeten door items 4: ‘Ik ben tevreden met de inzet van mijn partner’, 6: ‘we wilden allebei graag goed presteren’ en 10: ‘Ik zou de andere deelnemer graag na het onderzoek nog eens willen zien’. Deze vragen konden

beantwoord worden door middel van een 5-punts schaal waarvan 1 heel erg mee oneens en 5 heel erg mee eens betekende. De mate van onmisbaarheid werd gemeten door middel van items 2: ‘Ik had het gevoel dat onze gezamenlijke prestatie sterk afhing van mijn eigen prestatie’, item 5: ‘Het samenwerken gaf mij weinig mogelijkheden mijn persoonlijke prestatie te verbeteren’, en item 11: ‘de andere deelnemer en ik vormden een hecht team’. Deze vragen konden beantwoord worden door middel van een 5-punts schaal waarvan 1 heel erg mee oneens en 5 heel erg mee eens betekende. De mate van groepsgevoel werd gemeten door middel van items 3: ‘Als dit onderzoek is afgelopen zal ik mijn teamgenoot niet missen’, item 8: ‘We hadden verschillende prestatiedoelen’ en item 9: ‘Buiten dit onderzoek zou ik niet omgaan met de andere deelnemer’. Deze vragen konden beantwoord worden door middel van een 5-punts schaal waarvan 1 heel erg mee oneens en 5 heel erg mee eens betekende. De laatste factor van acceptatie werd gemeten door middel van item 7: ‘Als we slecht presteren, accepteren we onze verantwoordelijkheid daarvoor’, item 12: ‘Ik voelde me geaccepteerd door de andere deelnemer’ en item 13: ‘Ik had het idee dat de andere deelnemer liever niet met mij wilde samenwerken’. Deze vragen konden beantwoord worden door middel van een 5-punts schaal waarvan 1 heel erg mee oneens en 5 heel erg mee eens betekende. Aan de hand van deze vragen konden eventuele andere factoren getoetst worden die een alternatieve verklaring voor het onderzoek kunnen bieden afhankelijk van de onderzoeksresultaten.

3.3 Procedure

De te meten prestatie bestond uit het uitvoeren van een Deadlift in de individuele meting.

(12)

12

armen en omhoog brengt totdat het volledige lichaam gestrekt is. De Deadlift oefening is gekozen

omdat het een veelvoorkomende oefening is in het Crossfit en alle atleten bekend zijn met het uitvoeren van de oefening in de juiste positie. Het gewicht werd verplaatst vanuit een rustende positie op de grond naar een hangende positie rond de bovenbenen van het individu. Het totaalgewicht voor de mannen was 60 kilogram. Het totaalgewicht voor de vrouwen was 45 kilogram totaal zijn. De individuen voerden de Deadlift uit waarbij ze de instructies ontvangen om

de oefening zo lang te blijven uitvoeren totdat het individu wil stoppen. Een volledige herhaling bestond uit het verplaatsen van het gewicht vanaf de grond naar een volledige gestrekte houding waarbij de schouders verticaal boven de heupen waren gepositioneerd en de armen gestrekt waren. Het was niet toegestaan om het gewicht tussen de herhalingen door op de grond te laten rusten. Het aantal voltooide herhalingen vormde de individuele score voor de deelnemers van het onderzoek. Voordat de deelnemers de individuele meting voltooiden vulden ze een vragenlijst in voor het meten van de mate van Sociale Vergelijking.

Voordat de groepsprestatie werd uitgevoerd kregen beiden deelnemers hun scores en de score van hun partner te horen. Door deze scores vooraf aan de prestatie te geven wisten beiden deelnemers van elkaar wie sterker is dan de ander. Deze informatie verhoogde de kans dat deelnemers een vergelijking van elkaars score maken die kan leiden tot ‘Köhler Group Motivatin Gain Effect’.

De groepsprestatie bestond uit het uitvoeren van het maximale aantal herhalingen van een

Team Deadlift. Bij het uitvoeren van deze oefening was iedere deelnemer gekoppeld aan een

andere deelnemer van de eigen sekse. Het koppelen van deelnemers aan dezelfde sekse was gedaan om eventuele confounds te voorkomen die kunnen ontstaan doordat vrouwen gemiddeld

minder spiermassa hebben dan mannen. Dit is ook de reden om verschillende gewichten voor dit onderzoek te gebruiken voor mannen en vrouwen. De mannelijke deelnemers pakten

tegelijkertijd dezelfde barbell op met een totaalgewicht van 120 kilogram. De vrouwen maakten

(13)

13

individuen van de grond getild tot minimaal één van de deelnemers zich in de volledige gestrekte houding bevond. Het was niet toegestaan om het gewicht tussen de herhalingen door op de grond te laten rusten. Het aantal voltooide herhalingen vormde de groepsscore voor de deelnemers aan het onderzoek.

Om een gevoel van onmisbaarheid te verhogen en sociale vergelijking te verminderen, werden de deelnemers in een zicht-conditie of blind-conditie ingedeeld. Bij de zicht-conditie hadden ze volledig zicht en kon eventueel het ‘Köhler Group Motivation Gain Effect’ ontstaan door

de aanwezigheid van zowel een gevoel van onmisbaarheid als een sociale vergelijking. In de blind-conditie hadden de deelnemers tijdens het uitvoeren van de oefening een doek tussen zichzelf en hun partner deelnemers. Door het onttrekken van het zicht op het andere individu in het team, ontstaat volgens verwachting een vermindering van sociale vergelijking.

Nadat deelnemers hadden deelgenomen aan het onderzoek, vulden ze een vragenlijst in waarin de volgende factoren werden gemeten: Leeftijd, Sekse, Gewicht, Jaren ervaring CrossFit, bekendheid met de Deadlift, mate van Coördinatie, mate van Samenwerking, mate van

Onmisbaarheid, mate van Groepsgevoel en mate van Acceptatie. Voor inzage van de vragenlijst zie Appendix A.

(14)

14

Resultaten

Tijdens de resultaten analyse is gericht gekeken naar de zwakste deelnemer van iedere team. Dit is gedaan vanwege het kenmerk van een conjunctieve taak, waarbij het zwakste individu bepalend is voor de uiteindelijke prestatie van de dyade. Tevens heeft het onderzoek van Kerr & Hertel (2011) uitgewezen dat het ‘Köhler Group Motivation Gain Effect’ het meeste effect heeft op de

prestatie van het zwakkere individu in een dyade. Eerst zal de controle op demografische gegevens verschillen in de deelnemerspopulatie behandeld. Daarna de resultaten van de toetsing van de hypothesen voor het vinden van een effect in het uitgevoerde onderzoek en tot slot worden de exploratieve analyses behandeld. Door middel van een power-analyse waarbij een gewenste power van .80 is opgegeven, werd bepaald dat 64 deelnemers nodig waren voor de uitvoering van dit onderzoek om een gemiddelde effectgrootte te vinden met een significantie niveau van p = .05 . Vanwege niet onafhankelijke waarneming door het samen uitvoeren van de

her-test door de proefpersonen, werd het aantal proefpersonen verdubbeld tot een benodigd aantal deelnemers van 128. Echter, konden maar 50 deelnemers gevonden worden voor

deelname aan dit onderzoek. Deze deelnemers werden verdeeld in een ‘two-group design’, waarbij de

deelnemers verdeeld werden over twee condities. Voor het testen van de hypotheses werden een Repeated Measures Analyse en een ANCOVA uitgevoerd.

4.1 Steekproef Analyse

Het onderzoek startte met 50 deelnemers, 32 mannen en 18 vrouwen. Vanwege een blessure konden 2 vrouwen en 2 mannen niet verder deelnemen aan het onderzoek. Het totaal aantal deelnemers kwam hierdoor op 46 deelnemers, 30 mannen en 16 vrouwen. Deze 46 deelnemers werden gekoppeld aan een andere deelnemer wat resulteerde in een totaal van 23 teams, waarvan 15 mannenteams en 8 vrouwenteams voor het uitvoeren van de tweede meting. Van deze teams werkten 8 mannenteams en 4 vrouwenteams in de Zichtconditie en 7

(15)

15

Na de verdeling van de zwakste proefpersonen, gekoppeld aan een partner, over de twee condities kwam de volgende data naar voren, zie Tabel 1. Deze data is onderworpen aan een Independent T-testen om te testen of de gegevens van deelnemers in de condities significant van elkaar afweken.

Tabel 1. Proefpersonen Zwak Aantal (N), Gemiddelde en Standaard Deviatie op Leeftijd, Gewicht, Ervaring CrossFit in Maanden en Bekendheid Deadlift per Conditie

Zicht Niet-Zicht

N Mean Standaard Deviatie N Mean Standaard Deviatie

Leeftijd 12 27.75 10.59 11 29.64 10.19

Gewicht 12 77.75 13.68 11 80.09 14.65

Ervaring 12 8.58 4.54 11 17.82 9.84

Bekendheid Deadlift 12 3.58 0.90 11 4.36 0.67

Uit een Independent T-test bleek voor leeftijd en gewicht geen significant verschil tussen de proefpersonen in de twee condities. Uit Levene’s test voor de gelijkheid van varianties kwam, bij de toetsing van de ervaring met CrossFit in maanden tussen de twee condities, een signficant resultaat naar voren F (12,11) = 12.72, p = .002. De condities hadden dus geen gelijke varianties.

Uit de Independent T-test kwam naar voren dat de ervaring met CrossFit in maanden significant verschilde tussen de twee condities, t(13.81) = -2.85, p = .013. De deelnemers in de Zicht

conditie hadden significant minder ervaring met CrossFit dan de deelnemers in de Niet-Zicht conditie. Uit een Independent T-test kwam tevens naar voren dat er een significant verschil bestond tussen de condities met hoe bekend de deelnemers waren met de Deadlift, t(21) = -2.33, p = .028. De deelnemers in de Zicht conditie waren significant minder bekend met het uitvoeren

van de Deadlift dan de deelnemers in de Niet-Zicht conditie. De twee condities verschilden dus significant van elkaar met betrekking tot hoeveel ervaring de deelnemers met CrossFit hadden en hoe bekend ze waren met het uitvoeren van de Deadlift.

(16)

16 4.2 Voormeting Prestatie

Uit de gegevens (zie Tabel 2.) van de individuele prestatie was een One-Way ANOVA uitgevoerd om het verschil tussen de voormeting op de individuele prestatie bij de zicht conditie versus de voormeting op de individuele prestatie bij de Niet-Zicht conditie te onderzoeken. Uit de analyse kwam naar voren dat er een significant verschil was tussen de Niet-Zicht conditie en de Zicht conditie, F(1, 22) = 11.41, p = .003. De Niet-Zicht conditie scoorde significant hoger op

de voormeting van de individuele prestatie dan de deelnemers in de Zicht conditie. Doordat de analyses pas na uitvoering van het onderzoek gedaan zijn, konden er geen tussentijdse

aanpassingen meer gemaakt worden en werden verdere analyses uitgevoerd zoals gepland.

4.3 Hypothese Analyse

Voor het testen van de eerste hypothese of er sprake is van een Köhler Group Motivatin Gain Effect, werd een Repeated Measures Analyse uitgevoerd over de prestatie van het zwakste

individu in vergelijking met de prestatie tijdens de teammeting van het zwakste individu. Dit werd gedaan door middel van een vergelijking tussen de Zichtconditie en de Niet-Zicht conditie (zie Tabel 2). Aan de hand van deze analyse werd gekeken of samenwerken met een sterker individu een hoofdeffect is op de prestatie.

Tabel 2. Proefpersonen Aantal (N), Gemiddelde en Standaard Deviatie van Individuele Prestatie, Teamprestatie en Verschil over Condities.

Zicht Niet-Zicht

N Mean Standaard Deviatie N Mean Standaard Deviatie Individuele Prestatie 12 34.42 17.09 11 63.73 24.22

Team Prestatie 12 33.17 18.55 11 38.27 16.49

(17)

17

Uit de resultaten kwam naar voren dat de Zicht conditie geen significante verbetering toonde bij de Team Prestatie ten opzichte van de Individuele Prestatie, F(1,22) = .655, p = .46.

De Niet-Zicht conditie liet echter een significant verschil zien in de Team Prestatie ten opzichte van de Individuele Prestatie, F (1, 22) = 19.81, p < .001. De deelnemers in de Niet-Zicht conditie

vertoonden een significante daling tijdens de Team Prestatie ten opzichte van de Individuele Prestatie.

Voor de analyse of de condities verschilden met betrekking tot het verschil in Individuele Prestatie en Team Prestatie werd een One-Way ANOVA over de data uitgevoerd. Uit de

resultaten kwam een significant resultaat naar voren over het hoofdeffect of er een verschil is in individuele prestatie in vergelijking met de teamprestatie met zicht ten opzichte van het verschil in individuele prestatie in vergelijking met de teamprestatie zonder zicht F(1, 22) = 13.20, p

= .002. Dit effect toont aan dat het verschil in prestatie tussen individueel en team van het zwakste individu met zicht significant verschilde ten opzichte van het verschil in prestatie tussen individueel en team van het zwakste individu in de niet-zicht conditie. De deelnemers in de Zicht conditie hadden een mindere afname van individuele prestatie op de team prestatie in vergelijking met de deelnemers in de Niet-Zicht conditie.

Door middel van een ANCOVA werd de hypothese getoetst of de mate van Sociale vergelijking een moderator was voor de beïnvloeding van zicht op de mate van prestatie bij de zwakste individuen. Uit de analyses bleek geen significant interactie effect tussen de mate van sociale vergelijking en conditie op de teamprestatie van het zwakste individu, F(1, 23) = 0.052, p

= .822. Deelnemers met een hoge mate van sociale vergelijking behaalden niet significant minder herhalingen in de Niet-Zicht conditie dan deelnemers met een lage mate van sociale vergelijking in vergelijking met de Zicht conditie.

Uit de Hypothese Analyse komt kort samenvattend naar voren dat geen significante verbetering heeft plaatsgevonden in één van de twee condities. Wel was er sprake van een significante daling in prestatie bij de Niet-Zicht conditie tijdens het uitvoeren van de Team

(18)

18

Prestatie. Daarnaast bleek uit analyses dat de mate van sociale vergelijking bij een individu geen interactie effect vertoonde met de prestatie in de condities.

4.4 Exploratieve Analyse

Voor een eventuele alternatieve verklaring zijn over de variabelen Coördinatie,

Samenwerking, Onmisbaarheid, Groepsgevoel en Acceptatie Correlatie analyses uitgevoerd om te onderzoeken of er een correlatie was met de teamprestatie van de deelnemers. Deze variabelen vertoonden echter geen significante correlatie met de geleverde teamprestatie van de individuen. Hierop volgend is een Independent T-test uitgevoerd om de variabelen te vergelijken met de Zicht en Niet-Zicht conditie. Uit de analyses bleek dat de condities significant verschilden in de mate waarin de deelnemers tijdens de samenwerking de mogelijkheid hadden om hun

persoonlijke prestatie te verbeteren, t(21) = -2.73, p = .01. Deelnemers in de Niet-Zicht conditie

beschouwden de teamprestatie significant meer als een mogelijkheid om hun individuele prestatie te verbeteren dan deelnemers in de Zicht conditie.

(19)

19

Discussie & Conclusie

Uit de resultaten analyse bleek geen significant effect voor de verbetering in prestatie zoals voorspeld door het ‘Köhler Group Motivation Gain Effect’. Tevens werd, tegen verwachting,

geen effect gevonden van de mate van sociale vergelijking die deelnemers hebben op hun prestatie als ze geen zicht hebben op hun partner tijdens het samenwerken met een conjunctieve taak. Daarnaast bleek dat individuen die zicht blijven houden tijdens het uitvoeren van een conjunctieve taak op hun partner, geen significante stijging of daling ondervinden in tegenstelling tot individuen die geen zicht op hun partner hebben. Deze individuen vertoonden een

significante daling in prestatie in vergelijking met hun individuele prestaties. Tevens bleek uit de exploratieve analyse dat individuen die geen zicht op hun partner hadden significant meer

mogelijkheid zien om hun prestatie te verbeteren dan individuen die zicht op hun partner hadden tijdens het uitvoeren van een conjunctieve team prestatie.

Uit de analyses blijkt dat de individuen die zicht hadden op hun partner tijdens de

individuele prestatie significant lager scoorden tijdens de individuele meting in vergelijking met de individuen die geen zicht hadden op hun partner. Een verklaring bestaat dat de individuen die zicht hadden op hun partner ook minder bekend waren met de prestatie en minder maanden ervaring hadden met CrossFit in vergelijking met deelnemers die geen zicht hadden op hun partner. Dit gebrek aan bekendheid met de uit te voeren prestatie en het gebrek aan ervaring kan voor een lagere individuele score gezorgd hebben. In een vervolgonderzoek kan mogelijk gebruik worden gemaakt van een onderzoeksdesign waarbij deelnemers aan de hand van ervaring

verdeeld zijn over de condities. Dit kan zorgen voor een gelijkmatige verdeling van de hoeveelheid ervaring met de taak en een gelijk niveau van individuele prestatie tijdens het uitvoeren.

Ook is het mogelijk dat de Deadlift geen geschikte taak was om uit te laten voeren voor het meten van het ‘Köhler Group Motivation Gain Effect. Het verschil in bekendheid met de Deadlift

(20)

20

onderzoek kunnen de onderzoeksresultaten zijn beïnvloed door de gegevens in de condities van de deelnemers. Dit zorgt ervoor dat eventuele significante en niet significante effecten in het onderzoek moeilijk te interpreteren zijn. Daarenboven zijn de ongelijke condities ten tijde van het uitvoeren van het onderzoek de reden dat getrokken conclusies in dit onderzoek met verhoogde voorzichtigheid behandeld dienen te worden. Het huidige onderzoek biedt vanwege deze resultaten geen eenduidig antwoord van het effect van zichtbaarheid op het ‘Köhler Group Motivation Gain Effect’.

Het ‘Köhler Group Motivation Gain Effect’ (Köhler, 1927) voorspelt dat individuen tijdens het

uitvoeren van een conjunctieve taak een verhoging vertonen tijdens deze taak in vergelijking met hun prestatie op een individuele taak. Dit onderzoek vond echter geen daling of een stijging in de prestatie tijdens de conjunctieve taak. Echter, bij het ontbreken van zicht tijdens de conjunctieve taak vond een daling plaats in de prestatie bij de deelnemers. Dit effect kon niet worden verklaard vanuit de hypothese dat het zien van een ander leidt tot een mate van opwaartse sociale

vergelijking zoals in het onderzoek van Collins (1996). De mate van onmisbaarheid (Hertel et al. 2000) was echter in het onderzoek bij zowel zicht op de partner als geen zicht op de partner steeds sterk aanwezig tijdens het uitvoeren van de taak. Deze factor verschilde namelijk niet tussen de condities hoe de deelnemers dit beoordeelden. De mogelijkheid bestaat dat de mate van onmisbaarheid voor het uitvoeren van een taak een belangrijkere voorspeller voor het ‘Köhler Group Motivation Gain Effect’ is dan de mate van sociale vergelijking bij een individu. Een grotere

onderzoeksopzet, waarin een duidelijke splitsing aangebracht kan worden tussen de mate van onmisbaarheid en de mate van sociale vergelijking, kan verder bouwen op de

onderzoeksresultaten van het huidige onderzoek. Bij een vervolgonderzoek met een splitsing kan de bijdrage van ieder mechanisme dat leidt tot het ‘Köhler Group Motivation Gain Effect’ worden

geïdentificeerd . In deze onderzoeksopzet kan per conditie één van de twee mechanismes

(21)

21

intensief engrootschalige onderzoeksopzet betreffen welke meer kennis kan bieden over de werking van het ‘Köhler Group Motivation Gain Effect’ .

Een andere alternatieve verklaring voor de gevonden onderzoeksresultaten is af te leiden uit de mogelijkheid tot verbale communicatie. Ondanks dat visuele communicatie weggenomen was tijdens het uitvoeren van de conjunctieve taak, gaven diverse deelnemers aan veel baat te hebben bij verbale communicatie door het luisteren naar hun partner met betrekking tot hoe zwaar hun partner het had. Volgens de theorie van Berger en Calabrese (1975) kan door middel van verbale communicatie onzekerheid over een bepaalde situatie verminderd worden. Deze vermindering in onzekerheid hoe een ander persoon reageert op gebeurtenissen kan leiden tot een verhoging in sociale vergelijking doordat verbale communicatie mogelijk is. In een

vervolgonderzoek kan gekeken worden naar sociale vergelijking en modereren van prestatie door het uitvoeren van een conjunctieve taak waarbij zowel visuele communicatie als verbale

communicatie beperkt wordt. Deze opzet zou een groter effect op kunnen leveren van de mate waarmee mensen zich sociaal vergelijken met hun partner en de invloed hiervan op het

modereren van prestatie.

Ondanks dat niet alle hypotheses worden bevestigd, mogelijk veroorzaakt door het verschil in ervaring van de deelnemers in de condities, brengt dit onderzoek implicaties met zich mee over de kennis van samenwerken en hoe samenwerken tot een prestatie kan leiden. Dit onderzoek toont aan dat bij samenwerken het van essentieel belang is om ieder zijn bijdrage in ogenschouw te nemen. Bij de omstandigheden in het huidige onderzoek heeft een

samenwerkingsprestatie op een conjunctieve taak in ieder geval niet geleidt tot een daling op basis van de individuele prestatie. De quote van Helen Keller’s ‘Alone we can do so little, together we can do so much’ komt tijdens dit onderzoek niet geheel tot uiting, maar het is toch makkelijker om 120 kg

(22)

22

Literatuurlijst

Asch, S.E. (1956). Studies of independence and conformity: a minority of one against a unanimous majority. Psychological Monogram. 70(9), Whole no. 416

Berger, C.R. & Calabrese, R.J. (1975). Some explorations in initial interaction and beyond: Toward a developmental theory of interpersonal communication. Human Communications Research, 2, 99-113

Collins, R.L. (1996). For better or worse: The impact of upward social comparison on self-evaluations. Psychological Bulletin, 119, 51-69

Festinger, L. (1954). A theory of social comparison processes. Human Relations, 7, 117-140

Heath, C., Larrick, R.P., & Wu, G. (1999). Goals as reference points. Cognitive Psychology, 38,

79-109

Hertel, G., & Kerr, N.L., & Messé, L.A. (2000a). Motivation gains in groups: paradigmatic and theoretical advances on the Köhler effect. Journal of personality and Social Psychology, 79,

580-601

Johnson, J.R. (1994). Allocating effort in a social dilemma: the effects of goal-setting, ability differences, and reward risks on contributions to the group. University of Arizona

Karua, S.J., & Williams, K.D. (1993). Social loafing: A meta-analytic review and theoretical integration. Journal of Personality and Social Psychology, 65, 681-706

(23)

23

Kerr, N.L., & Bruun, S. (1983). The dispensibility of member effort and group motivation losses: Free rider effects. Journal of Personality and Social Psychology, 44, 78-94

Kerr, N.L., & Hertel, G. (2011). The Köhler group motivation gain: How to motivate ‘the weak links’ in the group. Social and Personality Psychology Compass, 5, 43-55

Kerr, N.L., Messé, L.A., Seok, D., Sambolec, E.J., Lount, R.B., & Park, E.S. (2007). Psychological mechanisms underlying the Köhler motivation gain. Personality and Social Psychological Bulletin, 33, 828-841

Köhler, O. (1927). Über den Gruppenwirkungsgrad der menschlichen Körperarbeit und die Bedingung optimaler Kollektivkraftreaktion [On group efficiency of physical labor and the conditions of optimal collective performance]. Industrielle Psychotechnik, 4, 209-226

Lea, M., Spears, R., & De Groot, D. (2001). Knowing me, knowing you: anonymity effects on social identity processes within groups. Personal Social Psychology Bulletin, 27, 526-537

Lerner, B.S., & Locke, E.A. (1995). The effects of goal-setting, self-efficacy, competition and personal traits on the performance on a endurance task. Journal of Sport & Exercise Psychology, 17, 138-152

Magill, R.A. & Schoenfelder-Zohdi, B. (1996). A visual model and knowledge of performance as sources of information for learning a rhythmic gymnastics skill. International Journal of Sport Psychology, 1, 7-22

(24)

24

firmation of talent: evidence for the benefits of a rocky road?. Journal of sports sciences,

(ahead-of-print), 1-7

Nie, N.H., Hull, C.H., Jenkins, J.G., Steinbrenner, K., & Bent, D.H. SPSS Statistical Package for the Social Sciences. New York: McGraw-Hill, 1975

Sassenberg, K. & Postmes, T. (2002). Cognitive and strategic processes in small groups: effects of anonymity of the self and anonymity of the group on social influence. British Journal of Social Psychology, 41, 463-480

Schneider, S., & Schupp, J. (2011). The Social Comparison Scale: testing the validity, reliability and applicability of the Iowa-Netherlands comparison orientation measure (INCOM) on the German population. SOEP papers on Multidisciplinary Panel Data Research.

Shepperd, J.A. (1995). Remedying motivation and productivity loss in collective settings. Current directions in Psychological Science, 4, 131-134

Steiner, I.D. (1972). group Process and Productivity. New York: Academic Press

Stroebe, W., & Diehl, M., & Abakoumkin, G. (1996). Social compensation and the Köhler effect: Toward a theoretical explanation of motivation gains in group productivity. In E. Witte & J. Davis (Eds.). Understanding Group Behaviour: Consensual Action by Small Groups (Vol 2., pp. 37-65) Mahwah, NJ: L. Erlbaum

Taylor, S.E., & Lobel, M. (1989). Social comparison activity under threats: Downward evaluations and upward contacts. Psychological Review, 96, 569-575

(25)

25

Williams, K.D., Harkins, S., & Latané, B. (1981). Identifiability as a deterrent to social loafing: Two cheering experiments. Journal of Personality and Social Psychology, 40, 303-313

Appendix A

Universiteit van Amsterdam NR: Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen

Afdeling Psychologie, Sport- en Prestatie Psychologie

Het onderzoek zal beginnen met een vragenlijst over sociale vergelijking. Hierop volgend wordt de individuele krachtmeting afgenomen en zal u verder ingelicht worden over de verder verloop van het onderzoek

Veel mensen vergelijken zichzelf van tijd tot tijd met elkaar. Mensen vergelijken bijvoorbeeld hoe ze zich voelen, hun meningen, hun mogelijkheden en/of hun situatie met anderen. Er is niet iets ‘goed’ of ‘slecht’ aan deze vorm van vergelijken, maar sommige mensen vergelijken zich vaker dan anderen. We willen graag weten hoe vaak je jezelf vergelijkt met anderen mensen. Om dat te kunnen doen willen we graag dat je aangeeft hoeveel jou mening overeenkomt met iedere onderstaande zin, door gebruik te maken van onderstaande schaal. Vul hierbij een antwoord van 1 tot en met 5 in om aan te geven hoezeer de verklaring overeenkomt met uw mening.

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

1. Ik vergelijk mijzelf vaak met anderen wat betreft het geen wat ik heb bereikt in het leven

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

2. Als ik wil weten hoe iets zit, probeer ik erachter te komen wat anderen ervan vinden

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

3. Ik let er altijd erg op hoe ik dingen doe in vergelijking met anderen

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

(26)

26

4. Ik vergelijk de situatie van mensen om wie ik geef (b.v. partner, familieleden etc.) vaak met die van anderen

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

5. Ik wil altijd graag weten wat anderen in een vergelijkbare situatie zouden doen

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

6. Ik ben niet het type persoon dat zich vaak met anderen vergelijkt

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

7. Als ik wil weten hoe goed ik iets heb gedaan, ga ik na hoe anderen het eraf hebben gebracht

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

8. Ik probeer er vaak achter te komen wat anderen vinden die met soortgelijke problemen worden geconfronteerd

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

9. Ik houd ervan om met anderen te praten over wederzijdse meningen en ervaringen

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

10. Ik vergelijk mijn levenssituatie nooit met die van andere mensen

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

11. Ik vergelijk mijn kwaliteiten in het omgaan met mensen vaak met anderen

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

(27)

27

Universiteit van Amsterdam NR: Faculteit der Maatschappij en Gedragswetenschappen

Afdeling Psychologie, Sport en Prestatie Psychologie

Deze vragenlijst begint met enkele vragen over uw achtergrond. Dit wordt vervolg met enkele vragen over hoe u het onderzoek heeft ervaren en of er nog slotopmerkingen zijn met betrekking tot het doel van het onderzoek.

1. Leeftijd in jaren: …… 2. Sekse: M / V

3. Gewicht in Kilogram: …….. KG

4. Ervaring met CrossFit in jaren en maanden: ….. Jaar …. Maanden

Omcirkel bij onderstaande vragen van 1 tot en met 5 het antwoord wat het meest overeenkomt met uw mening.

5. Hoe bekend bent u met het uitvoeren van de Deadlift ?

1 2 3 4 5

Heel erg onbekend Heel erg bekend

6. Ik had het gevoel dat onze gezamenlijke prestatie sterk afhing van mijn eigen prestatie

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

7. Als dit onderzoek is afgelopen zal ik mijn teamgenoot niet missen.

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

8. Ik ben tevreden met de inzet van mijn partner

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

9. Het samenwerken gaf mij weinig mogelijkheden mijn persoonlijke prestatie te verbeteren

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

(28)

28 10. We wilden allebei graag goed presteren

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

11. Als we slecht presteren, accepteren we onze verantwoordelijkheid daarvoor

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

12. We hadden verschillende prestatiedoelen

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

13. Buiten dit onderzoek zou ik niet omgaan met de andere deelnemer

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

14. Ik zou de andere deelnemer graag na het onderzoek nog eens willen zien

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

15. De andere deelnemer en ik vormden een hecht team

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

16. Ik voelde me geaccepteerd door de andere deelnemer

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

17. Ik had het idee dat de andere deelnemer liever niet met mij wilde samenwerken

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

18. De samenwerking tijdens de team deadlift verliep goed

(29)

29

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

19. We konden onze inspanningen goed coördineren tijdens de deadlift

1 2 3 4 5

Heel erg mee oneens Heel erg

mee eens

20. Hieronder kunt u opmerkingen over het onderzoek kwijt. Ook zijn we benieuwd wat u denkt dat het doel van het onderzoek is.

……… ……… ……… ……… ……… ……….

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

9&#34;) Dit instituut HOU men niet moeten Kien als een nieuw, zelfstandig laboratorium naast de bestaande laboratoria en instituten van de universiteit. Zou Ken een

Met andere woorden: je verpleegkundi- ge kan gedeeltelijk zelf bepalen welke zorgen zij nodig acht en dus ook hoe- veel het RIZIV aan het Wit-Gele Kruis (of aan een andere dienst

Hiermee wordt getracht door infiltratie van slootwater het transport van fosfaat naar de ondergrond te bevorderen (figuur 4). Hierbij wordt aangetekend dat op de onderzoekslocatie

Een voorbeeld dat de samenhang laat zien tussen training, onderzoek en beleidsadvies, is het beleidsondersteunende traject dat Alterra samen met PRI, LEI en CDI uitvoert in

Gleichzeitig weist sie aber auch darauf hin, dass im Eulenspiegelbuch auch Situationen beschrieben werden die für den Narren selber nachteilig sind, zum Beispiel wenn er „zur

If, moreover, the editor knows relatively few authors then the quality costs of the double-anonymous procedure outweigh its benefits whenever the acceptance rate for men is more

After a study of the state of-the-art of the open-source and actively maintained visualization packages with rendering of grid data capabilities (see section 2.5), we adopted

Properties such as the number density, energy density, magnetic field and bulk Lorentz factor are obtained from the RMHD simulations and used to generate a synchrotron