• No results found

Effekten van VOS-cursussen : een onderzoek naar de effekten van VOS-kursussen in de provincie Noord-Holland op verzoek van de Culturele Raad Noordholland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Effekten van VOS-cursussen : een onderzoek naar de effekten van VOS-kursussen in de provincie Noord-Holland op verzoek van de Culturele Raad Noordholland"

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een onderzoek naar de effekten van VOS-kursussen in de provincie Noord-Holland op verzoek van de Culturele Raad Noordholland

door Emilie Gomperts Oudezijds Voorburgwal 127 Amsterdam

juli 1977

Uitgegeven door de

Culturele Raad Noordholland Postbus 163

(2)
(3)

1. ONTSTAAN en organisatie van de VOS-kursussen. De kursusleiding

2. HET ONDERZOEK

Het doel van het onderzoek

De opzet en uitvoering van het onderzoek De observatie-fase

De interview-fase

Verwerking van het materiaal 3. WIE GAAN ER NAAR DE VOS-KURSUS

Maatschappelijke achtergronden Leeftijdsverdeling

Beginsituatie

Houdinq ten aanzien van rol/positie van de vrouw Alleen vrouwen of een gemengde kursus

Houding van echtgenoot en omgeving De doelen van de deelneemsters

Verwachtingen ten aanzien van de andere kursisten De toegankelijkheid van de kursus

Het verloop van de kursusdeelneemsters

- - - -

---4. DOELSTELLINGEN

De vooropgezette doelstelling De doelen van de kursusleidsters De doelen van de deelneemsters

5 6 7 7 7 7 7 9 11 11 13 13 13 14 15 16 18 18 19 21 21 21 21

-5. THEORETISCH KADER

6. DE EFFEKTEN VAN DE KURSUS

Faktoren die samenhangen met de ef f ekten Ideeën over de rol/positie van de vrouw Zelfvertrouwen

Neer waardering voor andere vrouwen Kennis

Iets (anders) zijn gaan doen Kon takten

De reaktie op de houding van de echtgenoot 7. DE DUURZAAMHEID VAN DE EFFEKTEN

8 . KONKLUS IE NOTEN BIJLAGE 1 BIJLAGE 2 23 25 25 27 29 33 35 36 37 41 49 53 57 61 64

(4)
(5)

VOORWOORD

In december 1975 hoorde ik voor het eerst van de VOS-kursussen. De opzet van dit werk, georganiseerd vormingswerk dat nauw in verband staat met de vrouwenbeweging, maakte dat ik meteen enthousiast was. Ik belde daarom op om te vragen of ik kursusleidster kon worden. Mijn' naam verdween toen op een lijst.

Maanden later hoorde ik op het Sociologisch Instituut in Amsterdam dat de Culturele Raad Noordholland een sociologiestudente zocht, die een onderzoek naar de effekten van de VOS-kursussen wilde doen. Vooral omdat ik de vraag in hoeverre en op welke wijze georganiseerd vormings-werk de vrouwenbeweging verper kan helpen erg belangrijk vind, heb ik deze uitdaging toen aangenomen.

i

Achteraf zie ik de ervaringen die ik tijdens dit onderzoek opdeed als een deel van mijn ontwikkeling, die sinds 1969, toen ik in mijn prak-tijkjaar voor de Sociale Akademie voor het eerst alleen ging wonen en in een, verder uit louter mannen bestaand team sociaal-kultureel werk deed, met vrouwenemancipatie verbonden is geweest. In datzelfde

jaar was ik een aktief lid van de Deventerse Dolle Mina-groep. De volgende jaren bracht ik al sociologie studerend door in Kopenhagen en Lund (Zweden) , waar ik de relatie tussen vrouwen en mannen beter vind dan ik gewend was en daarom een verademing. Bij mijn terugkomst in Nederland in 1973 werd ik lid van een "praatgroep". Het was op een feestje bij één van mijn oud-praatgroepleden dat ik voor het eerst van de VOS-kursussen hoorde.

Na dit onderzoek ben ik nog steeds enthousiast over de opzet van deze kursussen. In september 1977 word ik kursusleidster in AmsterdaI)-1-Slotermeer om te proberen al het geleerde in praktijk te brengen. Ik heb dit onderzoek alleen gedaan, omdat er in de tijd dat ik wilde beginnen geen vrouwen beschikbaar waren waarmee ik samen zou kunnen werken. Het voornaamste nadeel hiervan was, dat de steekproef niet erg groot kon zijn. Een ander voor de hand liggend nadeel, dat ik niet met anderen over de opkomende problemen van gedachten zou kunnen wisselen, ging in mijn geval niet op, omdat ik zowel vanuit het Sociologisch Instituut als vanuit de Culturele Raad net zoveel steun kon krijgen als ik wilde. Een duidelijk.voordeel van het alleen uit-voeren van een dergelijk onderzoek was, dat de gegevens door één persoon en daardoor vrij eenvoudig, geïnterpreteerd werden.

Het onderzoek had een exploratieve vorm en, al kan ik daarom geen definitieve antwoorden op de gerezen vragen geven, heb ik toch gepro-beerd een aantal ·van de mijns inziens belangrijkste vragen te

(6)

beant-2.

woorden. Ik ben me sterk bewust geworden van het algemeen probleem in sociaal onderzoek, dat de·druk resultaten te behalen, ontdekkingen te doen, de onderzoeker stimuleert het onderzoeksgebied zo te struktu-reren dat alles wat zij ziet klopt. Hierom heb ik geprobeerd mijn ogen ook open te houden voor die dingen die ik niet verklaren kon.

Zonder de bij het onderzoek betrokken VOS-kursisten had•dit rapport npoit tot stand kunnen komen. Ik wil hen daarom bedanken voor de tijd die zij voor het onderzoek hebben vrij gemaakt.

Vanuit het Sociologisch Instituut werd ik steeds gesteund door prof. Derek Phillips, zonder wiens hulp ik hopeloos verstrikt zou zijn geraakt in methodologische valstrikken. Ik heb ook veel waardering voor de wijze waarop hij mijn ideeën en gevoelens over alles wat

.

met vrouwenemancipatie te maken heeft, in hun waa~de heeft gelaten. Vanuit de Culturele Raad Noordholland gaf Pauline Sweys mij, door haar positieve instelling tegenover het onderzoek en haar bereidheid ten alle tijden haar inzicht in de situatie met mij te delen, vooral veel brocdnodige emotionele steun.

Ook alle kursusleidsters wil ik bedanken; zonder hen zou ik het nog moeilijker hebben gevonden te ontdekken waar het eigenlijk om ging.

Henk Lammers bedank ik, voor zijn pogingen mijn taalgebruik te beheersen. Ook aan Elly Jonkers Both ben ik veel dank verschuldigd voor de vrien-delijke en behulpzai~e wijze waarop zij altijd klaar stond om bijvoorbeeld oude inschrijfformulieren van zolder te halen en mijn verwarde

(7)

'

Vormingswerk met vrouwen bestaat al lang. Het doel van dit werk is steeds zo ongeveer hetzelfde geweest, n.l. om van vrouwen goede huisvr0uwen en mo.eders te maken. Het ging hierbij vooral om fabrieks-en kantoormeisjes, die soms in arbeidstijd op dagscholen, soms in de avonduren en soms in internaatsverband op hun toekomstige taak werden voorbereid. Daarnaast werd in 1912 de Vereniging voor Huisvrouweq opgericht. Ook deze vereni-ging gaf kursussen met het doel vrouwen tot goede en veelzijdige huis-vrouwen en moeders te maken. Soortgelijk werk wordt nog steeds gedaan, terwijl hiernaast, vooral tijdens de tweede emancipatiegolf2 het emanci-patorische vormingswerk met vrouwen naar voren kwam. De VOS-cursussen vormen een onderdeel van dit werk.

Evenals de hele emancipatiebeweging, is dit vormingswerk bezig van op-tiek te veranderen. In het negin richtte de bewegipg zich vooral op de gelijkstelling van vrouwen en mannen en dat voornamelijk in het werk

(buitenshuis). In de fase, waarin we nu zitten, richt de beweging zich meer op bewustwording van eigen mogelijkheden, op solidariteit en zelf-vertrouwen, wat begon met de sterke opkomst van praatgroepen3 en de op-richting van de vrouwenhuizen4 . Het uitgangspunt is nu, dat vrouwen van mannen onderscheiden worden, dat zij door hun ervaringe~ uit te wis-selen, het gemeenschappelijke van hun maatschappelijke situatie gaan zien en elkaar en daarmee 'vrouwelijke waarden' in het algemeen gaan waarderen. Op deze manier moet de strijd worden aangebonden met onze door

'mannelijke waarden' beheerste samenleving en moet zo een nieuwe kultuur worden opgebouwd.

Met behulp van dit uitwisselen van persoonlijke ervaringen worden in deze tijd ook de eerste stappen gezet tot het ontwikkelen van een

femi-'

nistisch-socialistische theorie. Deze is erop gebaseerd, dat binnen ~e bestaande kapitalistische samenleving deze nieuwe kultuur niet kan ont-staan. De bestaande kultuur waarin vrouwen bij uitstek geschikt worden geacht voor dienend en verzorgend werk, is onlosmakelijk verbonden met onze kapitalistische produktiewijze.

Dat ook de VOS-kursussen deel hebben aan de ontwikkelingen van de eman-cipatiebeweging blijkt bijvoorbeeld uit het volgende citaat uit het jaarverslag van de Culturele Raad Noordholland {1976): "Met culturele bewustwording wordt bedoeld ontdekken en positief waarderen van eigen-schappen die aan vrouwen worden toegeschreven en die zij meestal ook heb-ben ontwikkeld, maar die maatschappelijk en sociaal niet relevant worden geacht". Ook aan de feministisch-socialistische ideëen wordt door de kursusleidsters enige aandacht besteed. Zo werd er in maart 1977 een trainingsdag voor kursusleidsters aan dit onderwerp gewijd.

(8)

accent-4. versèhuivingen ondergingen, veranderden dus ook de doelen van de VOS-kursus. In de tijd dat dit onderzoek gedaan werd, waren'dè door de kur-susleiding geformuleerde doelen:

1. Zelfvertrouwen en solidariteit bevorderen.

2. Bevorderen dat de eigen rol ter disc~ssie wordt gesteld.

3. Inzicht in de maatschappelijke positie van de vrouw bevorderen. 4. Bevorderen dat informatie/kennisacht~rstand wordt ingehaald.

De kursus richt zich op vrouwen die geen opleiding voltooid hebben. Eèn derde deel van hen is ook nooit met·vormings- of verenigingswerk in aan-raking geweest.

Samengevat wijzen de resultaten van het onderzoek .erop, dat de doelstel-ling het best verwezenlijkt kan worden in een kursus met een veilig kli-maat. De faktoren die een dergelijk klimaat vooral bepalen zijn:

1. Dat de groep niet uit ééo of meer 'kampen' bestaat. 2. Dat iedereen aan het woord kan komen. 1

3. Dat de deelneemsters buiten de kursus geen sociale kontr6le over el-kaar hebben.

Naast de groepssamenstelling is het vooral de kursusleidster die invloed heeft op de mate van 'vei.ligheid' •

Ook de duurzaamheid van de effekten, hangt samen met het kl~maat van de kursus. Dit is vooral zo, omdat de duurzaamheid wordt bevorderd, als er uit de kursus langdurige relaties voortkomen. Dergelijke relaties komen het meest tot stand in kursussen met een veilig klimaat. Ook de voor de duurzaamheid van de effecten belangrijke vervolg-kursussen, worden voor-al gegeven aan die groepen vrouwen, die uit een 'veilige' kursus komen.

(9)

I HET ONTSTAAN EN DE ORGANISATIE VAN DE VOS7KURSUSSEN 5

De VOS-kursus is één van de initiatieven van de werkgroep 'Leve~slang Le-ren' van de Federatieve Vrouwenraad Noord-Holland. Het ging hierbij om een vormingskursus voor vrouwen die weinig kans op een opleiding gehad hadden.

Het was Krijnie Verlaan die de VOS-kursus~en ontwierp., Zij werd in 1972 1 op initiatief van de Federatieve Vrouwenraad Noord-Holland als adviseuse voor het vormingswerk met vrouwen

en

hun organisaties aangesteld bij de Culturele Raad Noordholland.

Er kwam voor dit kursuswerk een aparte begeleidin~scommissie tot stand: de VOS Adviesgroep (nu Deelgroep VOS geheten), waarin vertegenwoordig-sters zaten van de verschillende vrouwenorganisaties, kursusleiding, do-centen en deelneemsters.

Van januari 1973 tot mei 1977 zijn er in Noord-Holland 135 kursussen ge-weest.

De kursussen worden als experiment van drie jaar (aflopend op 1 januari 1978) door CRM gesubsidieerd. Daarna wordt het de taak van de plaatse-lijke gemeenten de kursussen als deel van het vormings- en ontwikkelings-werk via de Rijksbijdrageregeling te financieren.

Waar de kursussen komen is afhankelijk van de plaatselijke initiatieven "kursussen werden aangevraagd omdat men van anderen hoorde dat het goe-de kursussen waren. We zijn op alle aanvragen ingegaan, zij het dat som-mige groepen wel eens een paar maanden moesten wachten6".

De kursus richt zich op alle vrouwen (onafhankelijk van het lidmaatschap van een vrouwenvereniging) die niet meer dan lagere schÓol en een paar

jaar vervolgonderwijs hebben gevolgd.

Het zijn over het algemeen de plaatselijke vrouwenraden die, in samen-werking met de kursusleidster, de werving voor de kursus verzorgen. Meest-al wordt de kursus met behulp van folders en advertenties in plaatse-lijke bladen aangekondigd.

Het kursusprogramma zoals dat min of meer in elke kursus aan de orde komt, omvat drie blokken verdeeld over twaalf bijeenkomsten. Dit staat in het VOS-Verslagboek als:

"1. de vrouw als partner 2. de vrouw als opvoedster 3. de vrouw als burgeres

Binnen deze drie blokken komt aan de orde: - kennismakingsbijeenkomst

- rolverdeling tussen man en vrouw - wat kies je voor je geld

(10)

- vrouw en gezin in verandering

- vrouw en opvoeding, omgaan met kinderen ouders en school

- wat is politiek in Nederland

- wat gebeurt er op het gemeentehuis

6.

- hoe komt het nieuws in kranten en tijdschriften en hoe lees je ze slotbijeenkomst waarin de kursus wordt-nabesproken" .7

De kursusleiding

De eerste kursusleidsters waren door Krijnie Verlaan (de 'VOS-b~geleid­ ster') uit de vrouwen die zij kende gekozen en vo.or het werk gevraagd. Nieuwe kursusleidsters kwamen, doordat zij van de kursus hoorden en

zichzelf aanmeldden.

De aankomende kursusleidst~rs moeten altijd met een ervaren kursusleid-ster tenminste één kursus 'meelopen' voor er bekeken wordt of zij zelf een kursus mogen geven. Het oordeel van de 'ervaren' kursusleidster, van de 'aankomende' kursusleidster en van de VOS-begeleidster zijn door-slaggevend bij deze beslissing.

De kursusleidsters zijn in twee groepen verdeeld: die van het noorden van Noord-Holland en die van het zuiden van Noord-Holland

Deze groepen hebben ieder acht trainingsdagen per jaar, plus een trai-ningsweekend.

Deze trainingen worden begeleid door de VOS-begeleidster (nu Pauline Sweys, vóór 1975 was dit Krijnie Verlaan). In deze trainingen wordt zo-wel aan de inhoud van de kursus als aan de daarmee nauw in verband staan-de eigen emancipatie van staan-de kursusleidsters aandacht besteed.

Omdat de eigen inbreng van de kursusleidsters in de vorm en inhoud van deze trainingsdagen belangrijk is, ,hebben de bestaande verschillen tus-sen de groep uit het noorden en die uit het zuiden, de neiging sterker te worden. De pogingen van de begeleidster om de 'trainingen' in het noorden zoveel mogelijk gelijk te houden aan die van het zuiden, gaven soms problemen in de groep uit het noorden. Een aantal van de kursus-leidsters daar heeft andere opvattingen over de vorm en inhoud die de trainingsdagen zouden moeten hebben. De verschillen in opvatting van de kursusl.eidsters hierover zijn als volgt samen te vatten: Aan de ene kant wordt het accent gelegd op het verwerven van kennis en vaardighe-den van belang voor het geven van een VOS-kursus, terwijl aan de ande-re kant het accent gelegd wordt op het verband tussen de persoonlijke ervaringen van de kursusleidsters en deze kennis en vaardigheden. Tot voor kort waren er meer kursusleidsters in het noorden dan in het zui-den die het niet nodig vonzui-den dit verband te leggen"

(11)

2. HET ONDERZOEK

Het doel van het onderzoek

Het onderzoek richtte zich voornamelijk op de volgende punten: - wie gaan naar de VOS-kursus;

- wat wordt door kursisten en kursusleidsters van de kursus verwacht; - wat voor effecten heeft de kursus;

welke faktoren zijn van invloed 6p het verschil in effekten; - hoe duurzaam zijn de effekten.

De opzet en uitvoering van het onderzoek

Het onderzoek werd in twee gedeelten opgezet. Het begon met een observa-tie-fase met het daaruit voortkomend inzicht werden interviews met kur-susdeelneemsters gedaan.

De observatie-fase

Ik begon als 'meeloopster' met een kursusleidster in Amsterdam-noord. In dezelfde tijd bezocht ik bijeenkomsten van een paar andere kursus-sen, woonde vergaderingen bij van de VOS-adviesgroep, las de eindvers.la-gen van de kursussen van september tot december 1975, deed mee aan de trainingsdagen voor kursusleidsters en had gesprekken met verschillen-de kursusleidsters.

Tijdens deze observatie-fase stelde ik vragen samen voor de interviews en selecteerde de te interviewen deelneemsters en de te onderzoeken kursussen.

De interview-fase

Het zou ideaal geweest zijn om alle VOS-kursisten te interviewen. Dit zou echter teveel tijd kosten en een onhanteerbare hoeveelheid materi-aal opleveren. Hierom moest ik mij beperken in het aantal te inter-viewen vrouwen, terwijl er toch genoeg gegevens voor een analyse op tafel moesten komen. Ik beperkte mij daarom tot een steekproef van elf kursussen en drie vrouwen per kursus.

Het zou eveneens het beste geweest zijn, als het dezelfde vrouwen waren die voor de kursus, na de kursus en een jaar na het beëindigen van de kursus geïnterviewd werden. Ook dit zou teveel tijd kosten en daarom

zijn alleen de vrouwen die voor en na de kursus geïnterviewd werden dezelfde vrouwen, terwijl zij die een jaar geleden de kursus volgden niet voor of vlak na de kursus gesproken zijn. De interviews met de vrouwen die twee keer gesproken werden (zowel voor als na de kursus) leverden materiaal op waaruit het meest eenduidig gevolgtrekkingen kon-den workon-den gemaakt over de effekten van de kursus. Hierom heb ik deze vrouwen uit vijf kursussen gekozen, terwijl de andere twee groepen

(12)

(waar-8.

van de ene alleen vlak na de kursus gesproken werd en ae·andere een jaar na de kursus) ieder uit drie kursussen kwamen.

De opzet kwam er als volgt uit te zien:

Er zou met vrouwen op drie verschillende 'tijdstippen' worden gesproken: - voor ze naar de kursus gingen;

- vlak nadat ze de kursus hadden beëindigd; een jaar nadat ze de kursus hadden beëindigd. Het zou hierbij gaan om drie groepen deelneemsters:

1. de vrouwen uit de in het najaar van 1976 gegeven kursussen; 2. de vrouwen uit de in het voorjaar van 1977 gegeven kursussen; 3. de vrouwen uit de in het najaar van 1975 gegeven kursussen.

Uit groep 1. werden drie kursussen geloot en uit elke kursus drie deel-neemsters. De interviews v9nden plaats toen de kursussen net waren

af-gelopen. f

Uit groep 2. werden vijf kursussen geloot en uit elke kursus drie deel-neemsters. De interviews vonden plaats vlak voor de kursus begon en vlak nadat dèze was afgelopen.

Uit groep 3. werden drie kursussen geloot en uit elke kursus drie deel-neemsters. De interviews vonden een jaar na afloop van de kursus plaats. De kursussen van elke groep werden in drie regio-groepen verdeeld. Door uit deze regio-groepen te loten, ontstond een zoveel mogelijk evenredi-ge regionale verdeling van de te onderzoeken kursussen. De drie regio-groepen waren: Amsterdam, het noorden van Noord-Holland en het zuiden van Noord-Holland. Deze indeling was gemaakt omdat door een aantal fac-toren, waaronder de scheiding van de trainingen voor de kursusleidsters in 'het noorden' en 'het zuiden', bij mij de indruk bestond, dat de voornaamste regionaal bepaalde verschillen hier lagen. Er zou weliswaar een nadere indeling te maken zijn, bijvoorbeeld ook een onderscheid tus-sen de dorpen en de grote steden van het noorden, maar hiervoor was de steekproef te klein.

De steekproef werd getrokken uit de volgende populatie: groep 1 2 3 Amsterdam 98 95 97 noorden 165 209 150 zuiden 149 152 73 vrouwen vrouwen vrouwen

De te interviewen deelneemsters werden voor zover d•e steekproef popula-tie dat toeliet uit verschillende leeftijdsgroepen geloot.

Uiteindelijk zijn er vijf en veertig interviews gedaan. Bij achttien hiervan ging het om éénmalige interviews, terwijl de zevenentwintig andere interviews zijn gedaan met vrouwen die zowel voor als,na de kur-sus gesproken werden.

(13)

dag. In bijna alle gevallen werd van te voren een telefonische afspraak gemaakt. De bereidwilligheiá voor de interviews was groot, er was maar één vrouw die weigerde. 9 Gemiddeld duurden de interviews anderhalf uur. Een enkele keer liep dit uit tot meer dan twee uur.

Het was belangrijk, dat niet alleen die effekten die op een verwezenlij-king van de doelstelling zouden kunnen wijzen, maar ook andere, nog cn-bekende effekten naar voren zouden: kunnen komen. Om dit te bereiken b.e-stonden de interviews zowel uit een aantal duidelijke, zakelijke vragen, als uit meer open vragen, die op meerdere manieren in te vullen waren. De vragen (zie bijlage nr. 1) gingen grofweg over de volgende onderwer-pen:

a. de uitgangssituatie, motivatie en dergelijke van de vrouw;

.

b. haar ervaringen met de kursus en haar opvattirlgen over de effekten van de kursus;

c. haar houding in de relatie tot de verschillende aspekten van de doel-stelling ..

Hiervan werden alleen a en c gebruikt in de interviews vóór de kursus. In de interviews na de kursus werden b en c gebruikt en w~rd bij de vrouwen met wie niet vóór de kursus gesproken was, vragen gesteld over wat zij zich van a konden herinneren.

Bij alle vragen werd zoveel mogelijk ruimte gegeven voor. aanvullende op-merkingen en uitweidingen.

Verwerking van het materiaal 10

Om tot een inzicht te komen in de vele interviews, werden de antwoorden gecodeerd en per deelneemster, per kursus en per groep van kursussen ver-geleken. Bij het uitwerken naar de'naar voren gekomen verschillend~ 'ef-fecten', werd per effect steeds elk interview als geheel bekeken. Omdat het om zo'n kleine steekproef gaat, moet er aan elk voorkomend geval belang worden gehecht.

Om de houding van de vrouwen ten opzichte van het complex 'vrouweneman-cipatie' te kunnen vergelijken, moest ik een manier vinden om deze hou-ding te bepalen. Hiervoor heb ik de houhou-ding ten opzichte van vrouwen-emancipatie zoals de gemiddelde kursusleidster die heeft, als maatstaf genomen. Hoe deze houding is en in hoeverre de houding van de kursus-deelneemster daarmee overeen komt, bepaalde ik naar eigen inzicht aan de hand van mijn in de observatiefase opgedane ervaringen. Bij de uit-werking van de verschillende onderzoeksresultaten zijn veel citaten uit de interviews gebruikt. Ik hoop dat dat tot de duidelijkheid en herken-baarheid van het besprokene zal bijdragen.

Zoals altijd met een dergelijk onderzoek kan er niet met zekerheid wor-den gesteld dat de antwoorwor-den op de vragen overeenkomen met de

(14)

werkelijk-10. (

heid. Naast het probleem dat .mensen vaak meerdere, soms tegenstrijdige

)

ideeën en gevoelens over een bepaald onderwerp hebben, bestaat er de moeilijkheid, dat interview~vragen het te onderzoeken gebied (in dit ge-val de mogelijke. effekten van de VOS-kursus) voorstruktureren en daar-door de variatie in antwoorden beperken. Ik heb geprobeerd deze proble-men te omzeilen door de vrouwen zoveel mogelijk ruimte voor eigen in-terpretaties en opvattingen te laten. Hie~voor waren de vragen soms vaag gesteld. Ik vroeg zoveel mogelijk om verduidelijking van de ant-woorden en gaf ruimte voor toevoegingen en uitweidingen.

(15)

3. WIE GAAN NAAR DE VOS-KURSUS

Maatschappelijke achtergronden

Variatie in de maatschappelijke achtergronden is groter als kursisten uit verschillende kursussen met elkaar vergeleken worden dan bij verge-lijking van kursisten uit één kursus.

De maatschappelijke achtergronden van de deelneemsters zijn vooral afhankelijk van de plaats waar de kursus wordt gegeven. Enkele voor-beelden: in een kursus in de Haarlemmermeerpolder 'zitten zowel vrouwen van tuinders en plaatselijke kleine ondernemers als vrouwen

uit in oorsprong Amsterdamse gezinnen. In de dorpen in Westfriesland zijn de vrouwen meest van boeren afkomst en streng christelijk opge-voed. In de steden van Westfriesland doen ook uit de Randstad "geïm-porteerde" vrouwen aan de kursus mee.

'

Hoe groot de variatie in maatschappelijke achtergrond van de kursisten binnen de kursussen is, verschilt regionaal. Zo is er meer variatie in de steden dan in de dorpen. Hierop is ook de "werving" van invloed. Zo zijn de maatschappelijke verschillen groter als de kursus door middel van een advertentie in de plaatselijke krant wordt aangekondigd, dan als de plaatselijke vrouwenvereniging de kursisten uit hun leden rekruteert. In bijna alle gevallen komen de kursisten langs ver-schillende wegen met de kursus in kontakt. Een advertentie in een plaatselijk blad werd het meest als eerste kennismaking met de kursus genoemd.

Van de geïnterviewde vrouwen had éénderde al eens eerder zoiets als

een VOS-kursus gedaan; éénderde was nog nooit met vormings- of verenigings-werk in aanraking geweest.

Bijna altijd werd de doelgroep bereikt: vrouwen met weinig opleiding. Aan de preciese opleidingseis wordt in sommige plaatsen strakker de hand gehouden dan in andere. Omdat deze eis (vrouwen met lagere school en ten hoogste een paar jaar voortgezet onderwijs) altijd in de folder, advertenties en dergelijke staat, vind ik dat we ervan kunnen uit-gaan, dat vrouwen die zich voor de kursus aanmelden vinden dat zij tot deze groe~ behoren en dat dat voldoende is. Iemand die de Mulo heeft afgelopen kan toch het gevoel heb~en dat zij behoort tot de groep met alleen lager onderwijs, terwijl iemand met alleen lager

onderwijs zich "te goed" kan voelen voor de kursus. Het is dan ook niet zozeer de genoten opleiding, maar de maatschappelijke achtergronden van de vrouwen, die kunnen maken dat zij zich "meer" of "minder" voelen dan

(16)

12.

de andere kursisten. Het is dus eerder het beroep en de opleiding van hun man dan hun eigen opleiding die de verschillen kreëert. Naast deze objektief vast te stellen variatie in maatschappelijke achtergronden binnen de kursussen, blijkt er ook een verschil te zijn in de wijze waarop dit door de vrouwen ,ervaren wordt. Het blijkt dat hierbij eerder dan de objektieve variatie in maatschappelijke achter~ gronden het klimaat van de kursus doorslaggevend is. Zo kan over het algemeen gezegd worden dat de vrouwen in veilige kursussen (wat dit betekent wordt uitgewerkt op blz. 25) zich me~r definieerden

als gelijk aan de anderen, terwijl er in de "minder veilige" kursussen meer vrouwen waren die vonden dat ze maatschappelijk van de anderen verschilden. Zo zei een vrquw in een veilige kursus: "Er waren ook

1

deftige mensen bij, maar op een gegeven moment waren we allemaal gelijk. Het milieuverschil kwam alleen naar voren op de politieke middag met de VVD en de PvdA." Een vrouw in een minder veilige kursus zei: "De anderen kwamen uit de arbeidersklasse. Zij waren erg onder-drukt, daarom zijn die kursussen goed voor die vrouwen. Zij voelden zich iemand doordat mensen echt naar hen luisterden. Zelf heb ik, dat niet nodig, ik heb dat al in mijn dagelijks leven. Het was goed te zien, hoe de anderen zich ontplooiden, zij hadden onvermoede mogelijkheden." Als we de vrouwen vergelijken aan de hand van de opleiding van hun man, blijkt dat slechts een klein deel van deze mannen een hogere opleiding heeft. Twee van de drieëndertig door mij geinterviewde vrouwen heeft een man met een universitaire of hogere beroepsopleiding. Van de drie-endertig vrouwen zijn er twee weduwe, de anderen hebben allemaal een echtgenoot4 en als deze nog niet uit huis zijn, kinderen te verzorgen. Negen van de geinterviewde vrouwen werken buitenshuis. Vierentwintig van hen werken niet buitenshuis. Twintig vrouwen werkten wel voor hun huwelijk, dertien deden dat niet. De meeste buitenshuis werkende vrouwen wonen in het noorden. De meeste vrouwen die voor hun huwelijk werkten wonen in Amsterdam (zie voor de soorten werk bijlage nr. 2).

regio's

noorden zuiden Amsterdam n 12 n 9 n = 12

werkt nu buitenshuis, vroeger ook 3 2 1

werkt nu buitenshuis, vroeger niet 1 1 1

.t

6 3 werkt nu niet buitenshuis, vroeger wel 4 1 9 14 werkt nu niet buitenshuis, vroeger ook niet 4 5 1

(17)

Leeftijdsverdeling

De meeste kursisten 11 komen uit de leeftijdsgroep van 30 tot 49 jaar. Het kleinste aantal komt uit de groep van boven de 50 jaar. Jonge vrouwen (onder de 30) zijn het meest vertegenwoordigd in de kursussen in het noorden en die in Amsterdam. Oudere vrouwen (bov~n de 50) zijn ook het meest in de Amsterdamse kursussen te vinden. Het is ook in Amsterdam dat de leeftijdsgroepen binnen de kursussen het meest gelijk vertegenwoordigd zijn, wat overeen komt met de algemene leeftijds-verdeling van vrouwen in Amsterdam. Waarom er in de dorpen in het noorden en de steden in het zuiden zo'n klein gedeelte van de vrouwe-lijke bevolking onder de 30 naar de kursussen gaat, is niet duidelijk.

regio's

dorpen in steden ih Amsterdam steden in

het noorden het noorden het zuiden

leeftijden

-

30 15% 34% 23% 15%

30-39 41% 34% 31% 40% !

40-49 28% 18% 20% 30%

50+ 17% 13% 25% 15%

De leeftijdsverdeling van de kursisten.

regio's

dorpen in steden in Amsterdam ·steden in

het noorden het noorden het zuiden

leeftijden

-

30 34% 37% 35% 30%

30-39 30% 24% 20% 24%

40-49 22% 20% 20% 24%

50+ 13% 19% 23% 22%

De leeftijdsverdeling van alle vrouwen in Noord-Holland. Bron: CBS.

Beginsituatie

Om te weten wat voor ef f ekten de kursus had moet er een overzicht zijn van de met de doelstelling in verband staande ideeën en situatie van de vrouwen vóór zij naar de kursus gingen.

Houding ten aanzien van de rol/positie van de vrouw

Van de vijftien vrouwen, met wie vóór zij naar de kursus gingen gesproken is, hadden er dr~e een houding ten aanzien van de rol/positie van de

(18)

14.

vrouw , die is te vergelijken met die van de gemiddelde kursusleidster. Van de anderen waren er zes, die geen enkele uitspraak deden, die met de gemiddelde kursusleidster te vergelijken zou zijn, zes andere vrouwen zaten hier tussen in. Er zijn hier geen duidelijke regionale verschillen te onderscheiden. In Amster~am zijn de vrouwen in dit

opzicht wat meer gelijk aan de gemiddelde kursusleidster dan in de re'st van de provincie.

Een voorbeeld van een regionaal verschil in de houding die vrouwen ten aanzien van de relatie tus~en moeder en kind hebben is, dat alleen in het zuiden vrouwen soms zeggen wel eens genoeg te hebben van hun kinderen, terwijl niemand in het noorden dit zegt. Uitgaande van de opvatting dat bijna elke moeder wel eens .genoeg heeft van haar kinderen verschillen de

1

vrouwen in het noorden in dit opzicht meer van de gemiddelde kursusleid-ster (die zou toegeven wel eens genoeg van haar kinderen te hebben) dan die in het zuiden.

Degenen die ongevraagd zeggen dat moeders van kleine kinderen niet

12

behoren te werken , hebben het minst gemeen met de gemiddelde kursus-leidster. Deze vrouwen zijn van verschillende leeftijden en1wonen in verschillende regio's. Zij "werken" geen van allen, maar hebben net als veel andere kursisten wel allemaal vóór hun huwelijk gewerkt.

Alleen vrouwen of een gemengde kursus

De meeste kursisten (iets meer dan de helft) vinden het goed dat er alleen vrouwen aan de kursus meedoen. Als reden hiervoor noemen zij voornamelijk, dat je met alleen vrouwen vrijer kunt praten en meer

'

jezelf kunt zijn. Bijvoorbeeld: "Mannen zouden als rem kunnen werken;, omdat ze toch denken dat ze alles beter weten." en: "Voor veel

vrouwen is het goed, dan durven ze meer te zeggen, met mannen zijn veel vrouwen geremd." Deze vrouwen, die het goed vinden dat er geen mannen aan de kursus meedoen, zijn over het algemeen jonger dan zij, die aan een gemengde kursus de voorkeur geven. De vrouwen die liever een gemengde kursus hebben, zeggen dat zij geen reden zien voor het uitsluiten van mannen, of dat het "gezonder" is als er ook mannen bij zijn. Een paar vrouwen twijfelen: voor anderen zou het beter zijn zonder mannen, zelf zouden ze misschien liever een gemengde kursus willen. Bijvoorbeeld: "Het is zoals met vrouwencafé's, ze zouden niet nodig moeten zijn. Toch is het misschien wel goed, dan oraten veel mensen makkelijker. Zelf zou ik het gemengd wel leuker vinden."

Dat het meer jonge dan oudere vrouwen zijn die het goed vinden dat er geen mannen aan de kursus meedoen, zal vooral komen doordat het feminisme,

(19)

waar dit idee een onderdeel van is, voornamelijk door jonge vrouwen naar voren gebracht wordt en daardoor ook bij jonge vrouwen de meeste weer-klank vindt. Bovendien zal de leeftijd zelf een rol spelen: oudere vrouwen zijn langer gewend aan een maatschappij waarin wat belangrijk is door mannen - eventueel met de hulp van-vrouwen - gedaan wordt en , waarin dat wat vrouwen samen doen als onbelangrijk wordt gezien.

Houding van echtgenoot en omgeving

Uit het antwoord op de vraag aan alle drieendertig vrouwen hoe hun man er vóór de kursus tegenover stond dat zij naar de kursus zouden gaan, bleek dat de houding yan de echtgenoten uiteen liep van heel negatief tot heel

pos~tief.

Iets meer dan de helft1 stond er vrij posi-tief tegenover, dat hun vrouw naar de kursus ging. Een klein aantal had hun vrouw zelfs gestimuleerd zich voor de kursus op te geven. Hoeveel echtgènoten het (met succes) verboden hebben, zullen we nooit weten. Een klein aantal was echt negatief. De rest van de echtgenoten had gemengde gevoelens .of stelde zich neutraal op.

De meeste vrouwen praatten ook met familie, kennissen of buren over de kursus. Hun reacties waren over het algemeen positief. De vrouwen met een "negatieve man" zeiden over het algemeen ook negatieve reacties van hun omgeving te krijgen. Bijvoorbeeld: "De buren en kennissen vinden het ook walgelijk, ze moet weer zo nodig met de vlag voorop." Of: "Je wordt versleten als Rooie Sien, als je er naar toe gaat,- mensen denken dat het afkomt van de PvdA." De vrouwen van de "negatieve mannen" zijn vaak vrouwen die de VOS-kursus>met vrouwenemancipatie verbinden. De vrouwen, die voornamelijk komen om iets te leren hebben dan ook geen "negatieve echtgenoten". De bezwaren van de "negatieve mannen" zijn vaak bezwaren tegen vrouwenemancipatie. Bijvoorbeeld: "Eerst vond hij het wel leuk, want dan heb ik wat te doen. Nu vindt hij het eng. Na de abortusdemonstratie spraken we met wat mensen, hij vindt die hele emancipatie eng. Ik wil ook gaan studeren, dat vindt hij onzin, de VOS zou daartoe kunnen bijdragen." En: "Hij staat er sceptisch tegenover, is bang dat ik een Dolle Mina zal worden." Sommige mannen·vinden het gewoon onzin, dat hun vrouw naar zo'n kursus gaat. Bijvoorbeeld: "Hij vindt het grote waanzin, hij leeft nog in de Middeleeuwen. Een vrouw mag nergens belangstelling voor hebben als voor een breikous en een pot koffie." Een aantal mannen reageerde min of meer neutraal. Bijvoorbeeld:"Die bemoeit zich er niet mee, hij zegt: leuk, dan ben je er effe uit." en "Hij ziet daar geen heil in, maar hij verbiedt niets, het interesseert hem niet."

(20)

De vrouwen van de duidelijk "positieve" mannen waren allemaal onder de veertig. Waarom mannen zo.positief waren, was verschillend. Een aàntal vond hun vrouw te ongeëmancipeerd, ze moest er maar eens

16.

uit. Andere mannen vonden het volgen van een kursus op zichzelf goed; het is altijd goed iets te leren. Sommigen waren blij dat hun vrouw enthousiast was. Bijvoorbeeld: "Wat ik fijn vind, vindt' hij fijn, ik , heb de liefste man van de hele wereld."

Op de vraag wat hun man ervan vond dat zij naar een VOS-kursus z?uden gaan, gaven veel vrouwen een antwoord, waaruit kan worden opgemaakt, '·dat hun man kan toestemmen of verbieden. Bijvoorbeeld: "Hij vond het

meteen goed" of "Ik mag alles". "Hij vindt het best, als het eten er maar niet onder lijdt."

De doelen van de deelneemsters

Vaak hadden de vrouwen niet zo'n duidelijke reden voor hun deelname aan de kursus, het maakte hen ook niet zoveel uit wat de inhoud zou zijn. Bijvoorbeeld: "Ik dacht dat het informatieverstrekking en lezingen en zo zou zijn, dat leek me wel aardig, ik wou toch wat, ik wou ook wat mensen leren kennen."

Hieronder volgen de redenen ("doelen") die werden genoemd. Een aantal vrouwen noemde meer dan één doel.

a. iets leren / informatie krijgen

Het meest genoemde doel is "iets leren". Voor de helft van de vrouwen was dit een belangrijk motief. "Iets leren" specificeerden zij meestal met "algemene ontwikkeling voor vrouwen" of "informatie over allerlei onderwerpen". Zij willen deze informatie krijgen om "bij te blijven'';. Bijvoorbeeld: "Ik wil zoveel mogelijk onderwerpen, want je komt als huisvrouw stil te staan" of "Als je in je gezin opgaat, moet je zorgen dat je bijblijft op een andere manier." Iets minder dan een kwart van de vrouwen gaat met vrij duidelijke vragen naar de kursus. Bijvoorbeeld: "Hoe dat werkt met de belasting en de verzekering, zodat

je minder afhankelijk bent van derden" of "Wat vrouwen kunnen doen tegen milieuvervuiling" of "Ik wil gaan studeren en hoop dat de VOS mij de weg kan wijzen."

De vrouwen die de nadruk op "iets leren': leggen, hebben over het algemeen een andere instelling ten opzich~van de kursusleidster dan de andere vrouwen. Zij zeggen vaker dat zij hopen dat de kursusleidster zal zorgen, dat niet steeds dezelfden aan het woord zijn en dat het geen "bij de koffie-geklets" zal worden. De kursusleidster moet een "strakke hand" hebben.

(21)

b. meningen uitwisselen

Voor iets minder dan de helft van de vrouwen is "meningen uitwisselen" belangrijk. Zij willen hun mening aan die van anderen toetsen; leren zich beter uit te drukken; beter durven zeggen wat zij vinden; zelf een oordeel vormen.

c. kontakten opdoen

Een vijfde deel van de vrouwen noemt als motief voor het meedoen aan de kursus dat ze kontakten' wil leggen of een vrie,ndin zoekt. Meestal zijn dit vrouwen die net nieuw zijn in het dorp of stadsdeel waar de kursus wordt gegeven. Vaak zeiden deze vrouwen zich voor de kursus te hebben ingeschreven omdat het de eerste kursus wap die zich voordeed. ~ Bijvoorbeeld: "Anders was ik gaan kleien".

d. over de rol / situatie van de vrouw praten

Ongeveer een kwart van de vrouwen verwacht dat er in de kursus ook aandacht zal worden b~ste.e.d aan "de rol van de vrouw" of "v,rouwen-emancipatie". Alleen wat dit onderwerp betreft komt wat de vrouwen van de kursus zeggen te verwachten en wat zij er zoeken, niet

altijd overeen. Van hen die dit onderwerp zeggen te verw~chten, stelt een klein deel dat zij zich daarvoor juist niet interesseert. Bijvoor-beeld: "Als het zoiets is, ben ik meteen weer weg." 13

Er blijkt geen verband te zijn tussen de leeftijd van de vrouwen en het doel dat zij noemen. Wel is er, een regionaal verband:

doel a. (leren) wordt het meest in Amsterdam genoemd en het minst in het noorden.

Doel b.(meningen uitwisselen) wordt het meest in het noorden genoemd en het minst in het zuiden. Ook c.(kontakten opdoen) wordt het

meest in het noorden genoemd. Wat d. (het praten over de rol/ positie van de vrouw) betreft, is er niet veel verschil tussen de regio':::;.

Deze verschillen zouden voor een deel kunnen worden verklaard, doordat er in Amsterdam meer kontakt tussen verschillende bevolkingsgroepen is dan in het noorden. Meer kontakt tu~sen bevolkingsgroepen en - daardoor meer konfrontatie met andersoortige opvattingen en

levensgewoonten, kan mensen onzeker maken. Deze onzekerheid zou er de oorzaak van kunnen zijn, dat zij een grotere behoefte aan kennls hebben. In het noorden, waar de vrouwen minder met andersdenkenden in kontakt komen, is deze ohzekerheid minder en is er juist meer behoefte aan

(22)

18.

konfrontatie met andere opvattingen. Zo was het in een kursus in het noorden de wens van een vrouw andere meningen te horen en vooral meningen uit "de stad".

doel

iets leren a.

meningen uitwisselen b. kontakten opdoen c. over rol/positie van d.

de vrouw praten noorden n

=

12 4 9 5 2 regio's zuiden n·= 9 8 1 0 3

Verwachtingen ten aanzien van de andere kursisten

Amsterdam

.

n = 12 9 3 2 3

Een aantal van de vrouwen die in het vrouwenhuis in Amsterdam een kursus zullen gaan volgen, uiten hun angst voor "het afkraken van mannen". Sommige vrouwen zeggen niet alleen in het vrouwenhuis naar binnen te durven gaan·. Dat de kursus in het vrouwenhuis is', maakt ook dat een aantal vrouwen verwacht, dat de andere kursusdeelneemsters heel anders zullen zijn dan zijzelf. Bijvoorbeeld: "Het vrouwenhuis is er voor van die alternatievelingen"."Ik hoop dat het mensen zijn die wat te zeggen hebben, en dat kunnen staven met bewijzen".

Toch verwachten de vrouwen over het algemeen dat de andere deelneem-sters dezelfde behoeften ten aanzien van de kursus zulien hebben als zijzelf. Bijvoorbeeld: "Het zullen vrouwen zijn, die iets meer willen, een wat ruimere kijk hebben dan dat hokjesleven met koffiedrinken en praten over zeeppoeder".

Wel verwachten de meesten dat hun medekursisten over het algemeen of ouder of jonger zullen zijn dan zijzelf. Veel ouderen denken qat het jonge vrouwen zijn, die zo aktief zijn dat zij naar zo'n kursus gaan. Veel jongere vrouwen denken dat zo'n kursus bedoeld is voor oudere vrouwen, dat zij zo'n kursus meer nodig hebben. Bijvoorbeeld: "Het vrouw zijn in een veranderende maatschappij is moeilijker

voor oudere vrouwen".

De toegankelijkheid van de kursus

Een vierde deel van de vrouwen zei dat het een grote stap voor hen was naar de kursus te gaan. Voor hoeveel en welke vrouwen de stap te groot was weet ik niet. Een vrouw zei: "Voor veel was het een grote stap. Veel zullen wel helemaal niet durven; ze zien er ook tegenop

(23)

werk mee naar huis te krijg~n".

Dat de kursus wordt aangekondigd als voor vrouwen met weinig opleiding blijkt ook .als probleem ervaren te kunnen worden.Bijvoorbeeld: "De VOS zou anders aangemeld moeten worden, mensen denken gauw dat ze teveel zijn om er heen te gaan." of "Mijn kennissen hadden vaak MULO gehad, dus die vonden het niks voor hen."

De naam "kursus" zou verkeerde verwachtingen kunnen wekken. Een vrouw zei: "Het woordt kursus is fout, daardoor verwacht je er meer van op te steken." Toch zal deze naam het gebeuren voor .velen toegankelijker maken dan als deze bijvoorbeeld "emancipatie-groep" zou zijn.

Het verlooo van de kursusdeelneemsters

Van de vrouwen die op de eerste kursusbijeenkomst komen blijft er gemid-deld één per kursus voorgoed weg.

(24)
(25)

De vooropgezette doelstelling

Om de resultaten van de kurstissen te kunnen waarderen moet er duidelijk-heid zijn over de doelstelling.

Door K. Verlaan is de doelstelling in 1973 als volgt geformuleerd 14 - bewustmaking van de situatie waarin vrouwen leven;

inzicht geven in deze situatie; zelfvertrouwen bevorderen.

Hoe de verschillende elementen van deze doelstelling in een kursuspro-gramma geoperationaliseerd moeten worden, hangt af van de theorie waar-op ze gebaseerd zijn. Zo kunnen er verschillende opvattingen bestaan over wat 'de situatie waarin vrouwen leven' is en op welke wijze 'zelf-vertrouwen' bevorderd zou moeten worden. Omdat er geen duidelijkheid is over de achter de vooropgezette doelstelling l~ggende theorie, hangt het voornamelijk af van de opvattingen van de kursusleidster, op welke wijze de verschillende onderwerpen in de kursus aan de orde zullen ko-men. Daarom is het belangrijk te weten hoe de verschillende kursusleid-sters de doelstelling interpreteren.

De doelen van de kursusleidsters

De uitspraken, die de kursusleidsters deden over .het doel van de kursus {in de door mij bijgewoonde kursusleiding-trainingen) zi~1n grofweg in 4 kategorieën in te delen:

1. zelfvertrouwen en solidariteit bevorderen;

2. bevorderen dat de eigen rol ter discussie wordt gesteld;

3. inzicht in de maatschappelijke positie van de vrouw bevorderen; 4. bevorderen dat informatie/kennisachterstand ingehaald wordt.

Op welke van deze doelen de kursus1eidsters de nadruk legden was ve~­ schillend. Dit verschil en het daaruit voortkomend verschil in 'aanpak' is grotendeels het gevolg van de verschillende opvattingen over feminis-me en vrouwenemancipatie.

In grote lijnen kan er een onderscheid worden gemaakt tussen de kursus-leidsters die in hun aanpak de nadruk leggen op de cognitieve elemen-ten van de doelstelling en hen die de nadruk lèggen op de affectieve elementen. Dit onderscheid loop parallel met het op bladzijde 25_. te ma~ ken onderscheid tussen 'veilige' en 'minder veilige' kursussen.

De doelen van de deelneemsters Deze doelen waren:

a. iets leren/informatie krijgen (21 keer genoemd); b. meningen uitwisselen (13 keer genoemd);

c. contacten opdoen (7 keer genoemd);

(26)

22.

De meeste vrouwen noemden meer dan één van deze 'doelen'.

Doel a. (leren) werd het meest genoemd, n.l. 21 keer. Doel b. (mèningen uitwisselen) werd 13 keer genoemd en c. en d. (kontakten opdoen en over de rol/situatie van de vrouw praten) werden respectievelijk 7 en 8 keer genoemd.

(27)

Omdat de manier waarop ik de verschillende effekten van de kursus onder-scheid en waardeer afhangt ~an het theoretisch kader waarbinnen ik de doelstelling plaats, zal ik dit hier eerst uiteen zetten.

De materiële positie die bepaalde kategorieën' mensen ten opzichte van elkaar innemen, is verbonden met het beeld dat deze mensen van elkaar

'

hebben. Het is o.a. dit beeld van anderen en henzelf, dat de materiële situatie in stand helpt houden.

Vrouwen verzorgen de in het produktieproces opgenomen mannen. B0vendien veraangenamen zij hun het .leven. Zij krijgen kinderen, voeden deze op

(d.w.z. geven de bestaande waarden en normen aan hen door)en verzorgen ze. Als vrouwen buitenshuis werken is dat ook in dienende, verzorgende

'onbelangrijke' banen.

1

Het met deze situatie verbonden wereldbeeld bevat ideëen over vrouwen, die deze situatie rechtvaardigen en hoodzakelijk maken. Deze ideëen ko-men erop neer, dat vrouwen voor bovengenoemde taken van nature bestemd zijn. Ze zijn nergens anders geschikt voor en een vrouw die hiermee niet tevreden is, is onvrouwelijk en daarmee een 'buitenstaander' in de maat-schappij.

Fundamenteel hierin is de dienstbaarheid en daarmee ondergeschiktheid van vrouwen aan mannen. Wat vrouwen doen moet tot doel hebben het leven van mannen makkelijker en prettiger te maken. Zo zei mijn schoonmoeder-in-wording eens tegen mij, dat het heel goed zou zijn als ik wat leerde, omdat het prettig zou zijn voor haar zoon, als ik met hem over zijn werk zou kunnen praten. Het is deze dienstbaarheid en ondergeschiktheid, waarin het idee dat vrouwen minder waard zijn dan mannen, schuilt. Dit idee, dat ook een deel van het bewbstzijn van vrouwen vormt, heeft.~de konsekwentie, dat vrouwen neerkijken op anderen en op zichzelf. Het .is dit neerkijken op henzelf, de weerspiegeling van het weinig-waard-zi.jn-idee, dat de fundamentele oorzaak is van het gebrek aan zelfvertrouwen, dat veel vrouwen hebben.

Dit gebrek aan zelfvertrouwen zou op twee manieren kunnen worden wegge-nomen. De eerste mogelijkheid voor vrouwen aan het idee minder te zijn dan mannen te ontkomen, is net als mannen te worden, het onderscheid tussen zichzelf en mannen op te heffen. Deze oplossing is echter een schijnoplossing omdat op deze manier de onderdrukkingssituatie en.de

.

bijbehorende ideeën blijven bestaan. Zonder dat de bijbehorende ideeen veranderen is het niet mogelijk de relaties tussen vrouwen en mannen te veranderen. Vrouwen kunnen dus niet worden als mannen, zonder dat anderen hun plaats innemen.

(28)

24.

dat vrouwen deze ideeën in zichzelf en anderen herkennen om ze daarna

' '

af te wijzen. Hierdoor kunnen zij zichzelf en elkaar dan als waardevol aanvaarden.

Deze tweede manier is de enig mogelijke voor het opheffen van de onder-drukkende situatie. Daarom is het voornamelijk hierop, dat de emancipa-torische vormingskursussen zich moeten richten. Deze kursussen moeten de deelneemsters de mogelijkheid geven zoveel afstand van hun situa~ie en de daarmee verbonden ideeën te nemen, dat ze deze kritisch kunnen be-kijken. Bovendien moet het positief waarderen van henzelf en andere vrouwen worden gestimuleerd.

Zowel het afstand nemen van de met hun situatie verbonden ideeën, als de grotere waardering voor zichzelf en andere vrouwen, zal tot gevolg hebben, dat zij deze met hun situatie samenhangende opvattingen en ge-voelens als problematisch gaan zien.

Het grotere zelfvertrouwen en de solidariteit met andere vrouwen, die op deze wijze tot stand kunnen komen, vormen een deel van de voorwaarden voor het veranderen van de maatschappelijke situatie.

In dit kader bekeken zijn de belangrijkste van de gevonden effekten: - meer zelfvertrouwen

- meer waardering voor andere vrouwen

een kritischer houding tegenover de eigen rol als vrouw en de maat-schappelijke positie van vrouwen.

De gevolgen 'iets anders zijn gaan doen' en 'kontakten hebben gelegd' staan met bovengenoemde effekten in verband. Het gevolg 'meer kennis' is het meest problematisch. Om dit te waarderen moet er worden gekeken waarover deze kennis gaat en wat voor gevolgen dit heeft of kan hebben. Als de kennis bijvoorbeeld gaat over kinderziektes, kan dat heel nuttig

J

zijn, maar voor het doel van de kursus heeft het geen direkte waarde. Als toegenomen kennis meer zelfvertrouwen tot gevolg heeft, is dat ge-zien de doelstelling positief, als dit voort~omt uit bijvoorbeeld 'het is niet waar dat ik dat niet begrijp omdat ik een vrouw ben; maar het is negatief als het voortkomt uit bijvoorbeeld 'ik begrijp dat, en ben dus bijna net zo goed als mijn man'.

(29)

Faktoren die samenhangen met dé effekten' Veiligheid 16

Een aantal van de faktoren die samenh~ngen met de verschillen in de aan-tallen en soorten effekten zijn samen te vatten in het begrip "veilig-_heid".

Grote veiligheid in een kursus wil zeggen, dat er begrip is voor afwij-kende opvattingen en gedrag van de kursusgenoten; dat iedereen de kans krijgt iets te zeggen; dat mensen niet het gevoel hebben dat wat ze in de kursus naar voren brengen hun later aangerekend kan worden.

De "veiligheids-graad" is per kursus verschillend. Voor een grote mate van veiligheid zijn er een aantal voorwaarden te onderscheiden. Welke van deze het belangrijkst is, hangt af van de koriiliinatie van kursusleid-ster en kursisten die steeds weer anders is. Zo zal het in een kursus waar een klein deel van de vrouwen steeds het woord heeft voor de vei-ligheid heel_ belangrijk zijn, dat de kursusleidster ervoor zorgt dat de anderen ook aan bod komen, terwijl het in een meer gedisciplineerd gezelschap belangrijker kan zijn dat de kursusleidster de vrouwen per-, soonlijk bij de onderwerpen betrekt, zonder ze af te schrikken.

De voornaamste voorwaarden voor "veiligheid" zijn:

1. Dat de groep niet uit twee of meer "kampen" bestaat. Als er bijvoor-beeld een groep Rooie Vrouwen en een groep boerinnen aan de kursus mee-doen, bestaat het gevaar dat die groepen zich tegen elkaar gaan afzetten. Dit heeft dan tot gevolg, dat mensen niet meer onbevangen voor hun

ideeën, ervaringen en gevoelens uit kunnen komen. Ook twijfels kunnen dan niet meer zo makkelijk uitgesproken worden. Bijvoorbeeld: "De ~feer

f

was niet zo prettig, de meningen botsten, de mensen stonden niet voor elkaar open, iets werd gauw abnormaal gevonden". Het is ook belangrijk dat de kursusleidster uitspraken als "dat is abnormaal" niet accepteert. Bovendien moet zij er het voorbeeld in geven open over zichzelf te pra-ten~ en waardering voor vrouwen te tonen.

2. Dat iedereen aan het woord kan komen. Dit is vooral de taak van de kursusleidster, die degenen die erg veel praten moet afkappen en de an-deren moet stimuleren.

3 • Dat de deelneemsters b . uiten e d k ursus geen socia e . 1 k ontro e 1 17 over elkaar hebben. Dit is vaak een probleem in de dorpen. Bijvoorbeeld: "We leven in een kleine gemeenschap, dan kun je niet alles vertellen, al zou je er wel eens over willen praten".

(30)

26. dezelfde vereniging zijn. Bi~voorbeeld: "Meningen die anderf waren dan men vanuit het KVG behoort te hebben, hield men voor zic;h." Het is be-langrijk dat de kursusleidster expliciet stelt, dat wat er in de kursus verteld is, vertrouwelijk moet blijven en dat er in de verslagen geen namen mogen worden genoemd.

De elf onderzochte kursussen heb ik ingedeeld in zes "veilige" en vijf ·"minder veilige" kursussen. Hierbij werd _uitgegaan va~ wat de kursisten

over bovengenoemde drie punten vertelden. Als hieruit bleek dat een1 kur-sus aan deze drie punten voldeed, was het een "veilige" kurkur-sus en ande:i: een "minder veilige'" kursus.

Verwachtingen

Naast de "veiligheid" van een kursus bleek soms ook de verdeling van ve1 wachtingen in de groep van invloed te zijn op de gevonden effekten 18. Het was voor de effekten niet zo belangrijk wat 1een individuele kursist van de kursus verwachtte, wel was het bijvoorbeeld zo, dat iemand die naar de kursus ging om iets te leren niet meer van mening bleek te zijn iets geleerd te hebben dan de anderen. Waren er echter meer kursisten die verwachtten iets te leren, dan werd er ook door allemaal meer ge-leerd. Het was dus van invloed hoeveel mensen in een kursus bepaalde

,

verwachtingen hadden.Ik neem aan dat dit komt doordat er in een kursus overeenstemming ontstaat over het doel van die kursus. Als de meerder-heid van de kursisten vindt dat het doel "leren" is, zal dit makkelijk tot groepsmening worden. Zo zal er ook een groepsmening ontstaan over "wat je eraan hebt". Dit wordt nog versterkt door de laatste bijeenkomst die altijd aan een evaluatie van de hele kursus gewijd is.

Een andere mogelijke oorzaak voor het verband tussen de hoeveelheid ver-wachtingen van een bepaald soort en de hoeveelheid gelijksoortige

gevol-'

gen is, dat de kursusleidster zich vaak zal richten op de verlangens van de meerderheid van de kursisten.

Regio

Bij de in het onderzoek opgenomen kursussen bl~jkt een verband te be-staan tussen de "veiligheid" en de regio waar de kursus plaats heeft. De meeste "veilige kursussen" zijn in Amsterdam, de minste in het noor-den. ·Omdat de nadruk in dit onderzoek op "veiligheid" ligt, zal in die gevallen, waar regio en "veiligheid" samenvallen de regio niet ter spral komen.

regio!s

noorden zuiden Amsterdam

(n=4) (n=3) (n=4)

veiligheid

veilig 1 2 3

(31)

Ideëen over de rol en positie van de .vrouw

Ongeveer de helft van de kursisten bleek hun houding ten aanzien van ten-minste één as pekt van de.ze ideeën veranderd te hebben.

Ik heb de volgende aspekten onderscheiqen:

a. de houding ten aanzien van huwelijk, huishouden en kinderen. Het gaat er hierbij om, dat de vanzelfsprekendheid doorbroken is, dat vrouwen hiermee gelukkig zijn;

b. opvattingen over de wenselijkheid van voorzieningen, als peuterspeel-zalen en abortus-klinieken. Hierbij gaat het erom, dat deze voorzie-ningen niet langer afge~ezen worden of dat de noodzaak ervan wordt ingezien;

c. opvattingen over 'de positie van de vrouw'. Het gaat er hierbij om dat er ideeën naar voren worden gebracht over 'de positie van de

1

vrouw', die niet direkt in verband staan met, of konsekwenties heb-ben voor, het eigen dagelijks leven van de vrouw.

De veranderingen van het eerste soort werden het meest gevonden, namelijk bij een derdè van de vrouwen. De andere veranderingen werden minder ge-vonden, waarvan die over de wenselijkheid van voorzieningen het minst. Deze veranderingen kwamen in vijf van de zes veilige kursussen en in drie van de vijf minder veilige kursussen voor. Veranderingen ten aan-zien van a.kwamen in al deze vijf veilige kursussen en in twee van de drie minder veilige kursussen voor. In een aantal kursussen kwam meer dan één verandering voor.

veranderingen veilig minder veilig

(n=S) (n=3)

huwelijk, huishouden, a 5' 2

kinderen

voorzieningen b 1 1

positie v.d. vrouw c 2 2

Dat de veranderingen in houding ten aanzien van 'huwelijk, huishouden en kinderen1 het meest in de veilige kursussen voorkwamen, is

begrijpe-lijk, omdat het veranderen van houding ten aanzien van het eigen dage-lijks leven het meest bedreigend is, het heeft immers de meeste konse-kwenties. Om je eigen dagelijks leven ter discussie te kunnen stellen, moet je je vellig voelen. Het veranderen van ideëen gaat het best als

je dat samen met anderen kunt doen. Vooral in een goede, saamhorige sfeer kunnen mensen zich zover openstellen, dat ze andere manieren van tegen het leven aankijken een kans durven geven.

Meestal bleken de veranderingen in houding ten aanzien van huwelijk, huishouden en kinderen, doordat de ideeën die er na de kursus over naar voren gebracht werden anders waren dan die van ervoor. Bijvoorbeeld:

(32)

28.

"Kinderen kunnen stiervervelend_ zijn". Deze vrouw had voor de kursus ge-zegd dat vrouwen die hun kinderen lastig vonden 'dom' waren. Een andere vrouw zei in één gesprek eerst heel tevreden met het huwelijk te zijn, terwijl ze even later zei, dat " ..• vrouwen wel gek zullen zijn ooit op-nieuw te trouwen om dan voor een man zijn boe-ltje te doen". Omdat een dergelijke opvatting over 'opnieuw trouwen' in het eerste gesprek niet

'

naar voren was gekomen, kan er hier van eën verandering gesproken wor-den.

De verandering ten aanzien van 'voorzieningen' kwamen voornamelijk voor in die kursussen, waar deze voorzieningen explici.et aan de orde waren gekomen. Bijvoorbeeld "Over abortus ben ik helemaal anders gaan denken, ik was negatief, door luisteren naar anderen ben ik er positiever over gaan denken". Dat door de :kinderopvang' ook vrouwen met kleine kinde-ren naar de kursus konden gaan, kan op zichzelf

e~n

oorzaak van verande-ring over 'kinderopvang' zijn. Bijvoorbeeld: "Ik ben nu gaan zien, dat peuterspeelzalen wél nodig zijn, al is het maar om zo'n kursus te kun-nen volgen". ·

Voorbeelden van veranderingen ten aanzien van 'de positie van de vrouw' zijn: "Ik ben gaan denken over de ongebruikte capaciteiten,van arbei-dersvrouwen". en :"Ik ben wat meer gaan denken over de positie van de vrouw, dat de vrouw gediscrimineerd wordt in de kerk".

De verwachtingen waren van invloed op de resultaten met betrekking tot de rol/positie van de vrouw: In die kursussen waar één of meerdere van de geïnterviewde vrouwen hierover wilde praten werden meer veranderin-gen gevonden dan in die kursussen waar deze wens niet geuit was.

veranderingen geen veranderingen wel veranderingen verwachtingen geen verwachtingen (n=5) 2 3 wel verwachtingen (n=6) 1 5

Een zeker verband tussen de verwachtingen en veranderingen in een groep is voor elk van deze soorten veranderingen (a, b en c) terug te vinden. Omdat het materiaal waarop dit gebaseerd is, erg beperkt is, kan hier-over alleen gezegd worden dat het de indruk dat er een verband bestaat niet tegenspreekt.

Wat betreft de houding ten aanzien van vrouwenemancipatie, waarmee de vrouwen naar de kursus kwamen kan gezegd worden, dat de vrouwen die met een afwijzende houding kwamen ook het minst veranderden. Ook lijkt het erop dat in die kursussen waar de minste afwijzende houdingen voorkwamen de meeste verand~ringen te vinden zijn.

(33)

Meer dan de helft van de vrouwen zegt door de kursus meer zelfvertrouwen gekregen te hebben. De redenen die zij hiervoor hebben zijn verschillend.

Ik

heb ze als volgt ingedeeld: 1. Meer durven/kunnen zeggen 2. Erbij horen

3. Dezelfde problemen hebben als anderen, ·geen uitzondering zijn 4. Verslagen kunnen maken

5. Beter zijn dan anderen.

van de negentien vrouwen die zeiden meer zelfvertrouwen te hebben gekre-gen door de kursus, noemden de meesten "meer durven/kunnen zeggekre-gen" als reden. Een overzicht van hoeveel vrouwen welke reden noemden:

redenen 1 2 3 4 5

-hoeveelheid vrouwen

1

die deze noemden

10

4 3 1 1

Als we reden 5 niet als in de doelstelling passende reden voor toe ge no-men zelfvertrouwen beschouwen, blijkt dat van de geïnterviewde vrouwen 60% vond dat zij meer zelfvertrouwen had gekregen, terwijl 40% dat niet vond.

De reden die vrouwen ervoor gaven, dat zij niet meer zelfvertrouwen had-den gekregen, was meestal dat zij al genoeg zelfvertrouwen hadhad-den. Een enkele vrouw zei, dat de kursus te kort is, om meer zelfvertrouwen te krijgen. Ik heb de indruk, dat van de vrouwen die zeiden dat ze al ge-noeg zelfvertrouwen hadden, een deel inderdaad meer zelfvertrouwen heeft dan gemiddeld" Een ander deel heeft in feite minder zelfvertrouwen dan de gemiddelde kursist.

Bij de genoemde veranderingen in zelfvertrouwen was geen relatie met de veiligheid van de groep te zien. Zowel de veilige als minder veilige kursussen hadden kursisten die zeiden meer zelfvertrouwen te hebben ge-kregen. Ook was er nauwelijks verschil in de verdeling van de verschil-lende soorten zelfvertrouwen over de veilige en minder veilige kursus-sen ~ Wel was de enige kursus waar geen toegenomen zelfvertrouwen gevon-den werd een minder veilige kursus.

Er lijkt een verband te zijn tussen 'toegenomen zelfvertrouwen' en 'toe-genomen waardering voor andere vrouwen'. Van de elf vrouwen die meer waardering voor andere vrouwen gekregen hadden, waren er tien die ook meer zelfvertrouwen hadden gekregen, t~rwijl van de negentien vrouwen die niet meer waardering voor andere vrouwen bleken te hebben gekregen, er negen meer zelfvertrouwen hadden.

Ervan uitgaande, dat de basisoorzaak voor het gebrek aan zelfvertrouwen van vrouwen gevormd wordt door het idee dat vrouwen niet veel waard zijn, is het begrijpel~jk dat als de waardering voor vrouwen toeneemt, ook het

(34)

30.

zelfvertrouwen toeneemt.

Er kan dus door de kursus op twee manieren invloed worden uitgeoefend

op het zelfvertrouwen van vrouwen. De eerste is dat het idee dat wen niet veel waard zijn ontmaskerd wordt. Als dit lukt zullen de vrou-wen meer waardering voor elkaar en voor zichzelf krijgen en dus meer zelfvertrouwen. De twéede is, dat 'eigenschappen' die ~elfvertrouwen manifesteren, gestimuleerd worden. De redenen die vrouwen noemden voor meer zelfvertrouwen, zoals bijvoorbeeld 'meer durven zeggen', zijn zul-ke eigenschappen~ Als door de kursus een dergelijke 'eigenschap' gestimu-leerd wordt, zal het idee niet veel waard te zijn', niet langer klop-pen met haar gedrag en dus zal het idee moeten veranderen. Wel is het zo, dat dit alleen fundamenteel kan gebeuren, als het idee zelf onder-kend wordt en bewust veranderd.

Hieronder volgt een bespreking van de verschillende redenen die vrouwen geven voor het krijgen van meer zelfvertrouwen.

1. Meer durven/kunnen zeggen. Dat vrouwen meer durven en kunnen zeggen blijkt verschillende oorzaken te hebben.

a. Het krijgen van oefening in het praten, een mening formuleren of ver-dedigen was belangrijk. Sommige vrouwen hadden deze oefening gekregen, doordat zij verplicht werden iets te zeggen.

Als iemand, hoewel zij het eigenlijk niet durfde, toch het woord had gedaan, was het erg belangrijk hoe de anderen en vooral de kursusleid-ster hierop reageerden. Zo gebeurde het eens, dat de kursusleidkursusleid-ster die ook in 'het kleine groepje' had gezeten, zei: "zo was het niet", na het mondelinge verslag van de vrouw. Deze vrouw bleef zich toen de hele ochtend ongelukkig voelen.

b. Een andere oorzaak voor meer durven/kunnen zeggen is een verande~ing in opvatting over 'kennis' en 'de juiste mening'. Het waren vaak de vrouwen die naar de kursus gingen met de wens 'iets te leren' die het gevoel hadden te weinig kennis te hebben om mee te kunnen praten,'. Het is dit idee, dat ook inhoudtdat het mogelijk is alles van een onder-werp af te weten en er daardoor de juiste mening over te hebben, dat de moeilijkheid vormt. Zo zei een vrouw in de kursus gemerkt te hebben dat mensen "die veel van een onderwerp weten, er toch verschillende meningen over kunnen hebben. Een ander zei: "Ik kom wat vrijer voor mijn mening uit, want ik merkte in de discussies, dat er toch zoveel meningen zijn". Of: "Over sommige dingen durf je niet te praten, omdat je er niks van weet, daar begin ik overheen te groeien, ik gooi nu wat in het midden". Dit idee niet genoeg kennis te hebben heeft ook te maken met het op-zien tegen autoriteiten, wat in dit geval de kursusleidsters,zijn. Bij-voorbeeld: Je ziet er tegenop, omdat je denkt, misschien moet ik praten,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

H9: Er is geen verschil in het verband tussen respondenten die wel en respondenten die niet participeren in de intensiveringsprogramma’s ten aanzien van de invloed van strategieën

tiosamenstelling had vOOr 1986. Ult dit rosultaat blikt dat or zich van 1983 tot 1986 in hot vochtige deel van hot perceel eon duidelijke verandering in do vegetatie heeft

De relatieF grate bijdrage in cia kolonisatie van kale grond door veldbies, Filzegge en Schapezuring leat zich ult de eigenschappen van die planten zeiF verkiaren. Deze drie

Dames en Heren, zeer gewaardeerde toehoorders. Ter gelegenheid van de plechtige herdenking van de dag waarop de Rijks Hogere Land-, Tuin- en Bosbouwschool te Wageningen tot

Het aantal bladeren onder de 1e tros gevormd was bij de koud en normaal opgekweekte planten vrijwel gelijk (+ 9)» maar de warm opgekweekte planten hadden 2 bladeren meer onder de

Bij een fimosis is de voorhuid zo vernauwd dat deze niet of nauwelijks teruggetrokken kan worden over de eikel.. Fimosis kan aangeboren zijn, of veroorzaakt worden door

1 In die algemene beginselen zit daarnaast ook de opdracht aan de lidstaten tot het scheppen van meer en betere banen door middel van nieuwe vormen van flexibiliteit en

Genoemde punte van kritiek ten spyt, verskaf hierdie publikasie aange- name leesstof en kan dit aanbeveel word by almal wat in vroee reisverhale en