Hed je ’t al
geheurd?
Professionaliteit en integriteit bij
lokale journalistiek in de eigen
gemeenschap.
Christelijke Hogeschool Ede
Journalistiek Bachelor
Minor Cultuur en Religie
Door: Robin Hazeleger
Begeleider: Bartho de Looij
Eerste Beoordelaar:
Karlijn Goossen
Tweede Beoordelaar:
Bart Noorlander
Voorwoord
Graag wil ik wat mensen bedanken die mij enorm geholpen hebben in het traject van deze scriptie.
Allereerst Bartho de Looij, aan wiens toegewijde begeleiding ik enorm veel gehad heb. Een betere begeleider had ik mij niet kunnen wensen. Ook aan Jeroen Schalk ben ik veel dank verschuldigd. Het is echt tof dat jij je kritische blik wilde lenen voor deze scriptie. Het is mede dankzij jouw aantekeningen dat het geworden is wat het nu is.
Uiteraard bedank ik ook mijn ome Gert en tante Marry van Ee. In jullie beschikbaar gestelde werkruimte heb ik de concentratie gevonden die ik nodig had. Dan hebben we het nog niet eens gehad over de eindeloze stroom koffie die daarmee gepaard ging. Heel erg bedankt. Tevens uit ik mijn dank aan mijn zus Monique en mijn zwager Paul, ik had veel aan jullie aanmoedigingen tijdens de laatste loodjes.
In mijn bedankronde mag ik ook mijn ouders niet vergeten. Bedankt voor jullie vertrouwen en geduld. Het heeft even geduurd, maar de scriptie is er uiteindelijk toch gekomen. Bedankt!
Tot slot gaat mijn dank ook uit naar alle mensen die ik heb mogen interviewen en die mij van nuttige tips en informatie voorzagen. Dank, dank en nogmaals dank.
“Everything we hear is an opinion, not a fact. Everything
we see is a perspective, not the truth.”
-‐ Marcus Aurelius
“A lie gets halfway around the world before the truth has
a chance to get its pants on.”
-‐ Winston Churchill
Inhoudsopgave
Inleiding ... 6
Aanleiding en motivatie. ... 6
Probleemstelling en afgeleide vragen. ... 6
Leeswijzer. ... 7
Doelstelling. ... 7
Methodologische verantwoording. ... 7
Begrippenlijst. ... 8
1. Wat doet een journalist? ... 9
1.1 Wat journalistiek is. ... 9
1.2.1 De waarheid. ... 11
1.2.2 Loyaliteit en onafhankelijkheid. ... 12
1.2.3 Verifiëren, relevant maken en het nieuws uitgebreid en evenredig brengen. ... 13
1.2.4 Macht monitoren. ... 15
1.2.5 Het publieke forum en de morele afwegingen. ... 16
1.2.6 Gebruik het geweten. ... 17
Samenvatting. ... 18
2. Wat doet een lokale journalist aan communitybuilding? ... 19
2.1.1 Wat is communitybuilding? ... 19
2.1.2.1 De mens maakt community’s. ... 21
2.1.2.2 Het debat na het postmodernisme. ... 23
2.1.3.1 Community’s in debat. ... 25
2.1.3.2 Community’s in de clinch. ... 27
2.2.1.1 De journalist en de community. ... 28
2.2.1.2 Internet killed the newspaper star. ... 28
2.2.2.1 Van De Hond naar supermarkthond. ... 30
2.2.2.2 I see yelling people. ... 33
2.2.2.3 Livingstone, I presume. ... 34
Samenvatting. ... 36
3. Hoe ziet een journalist zichzelf in de spiegel? ... 38
3.1.1 Wat Socrates al zei. ... 38
3.1.2 Naar eer en geweten. ... 40
3.2.1 #Brandopdedorpsstraat. ... 41
3.2.2 De Code, de Elementen en de Raad. ... 42
3.2.3 De kogel en de burgemeester. ... 43
3.3.1 Het maliënkolder der kennis. ... 45
3.3.2 Het harnas van betrokkenheid. ... 46
3.3.3 Het zwaard van transparantie. ... 47
3.3.4 Het schild der reflectie. ... 48
4. Once upon a time in Otterlo. ... 52
4.1.1 12 November: Klop, klop, de realiteit. ... 52
4.1.2 13 November: Langs het tuinpad van mijn vader. ... 55
4.1.3 15 November: Otterlo staat op. ... 56
4.2.1 17 November: Otterlo peilt. ... 57
4.3.1 December en januari: Schisma tijdens de feestdagen. ... 59
4.3.2 Februari en maart: Het hoogste punt. ... 60
4.4 Maart en april: Koegel deur de kark. ... 61
4.5 Analyse. ... 62
Samenvatting. ... 62
5. Hoe zien de deskundigen het? ... 63
5.1.1 De journalisten. ... 63
5.1.2 De hoogleraren. ... 64
5.1.3 De media-‐ethicus, de gemeentewoordvoerder en de onderzoeker. ... 65
5.2 Wat doet een journalist? ... 65
5.2.1 Kernwaarden en richtlijnen. ... 65
5.2.2 De burgerjournalist. ... 67
5.2.3 De relevantie van regiojournalistiek. ... 69
5.3 Wat doet een lokale journalist aan communitybuilding? ... 70
5.3.1 De mens schurkt virtueel samen. ... 70
5.3.2 De community’s vertellen. ... 71
5.3.3 Luistert de journalist mee? ... 72
5.4 Hoe ziet een journalist zichzelf in de spiegel? ... 74
5.4.1 Met de hand op het hart. ... 74
5.4.2 De kritieke toestand. ... 76
5.4.3 Betrokken tot de deur. ... 77
Samenvatting. ... 79
6. Conclusie. ... 80
Wat doet een journalist? ... 80
Wat doet een lokale journalist aan communitybuilding? ... 81
Hoe ziet een journalist zichzelf in de spiegel? ... 82
Hoe blijft een journalist professioneel en integer als hij in zijn eigen gemeenschap lokale
journalistiek bedrijft? ... 84
Literatuurlijst ... 86
Literatuur. ... 86
Internet. ... 87
Bijlage ... 92
Bijlage 1. ... 92
Bijlage 2. ... 92
Bijlage 3. ... 94
Bijlage 4. ... 94
Bijlage 5. ... 94
Bijlage 6. ... 94
Bijlage 7. ... 95
Bijlage 8. ... 96
Bijlage 9. ... 96
Bijlage 10. ... 97
Bijlage 11. ... 98
Bijlage 12. ... 98
Bijlage 13. ... 100
Bijlage 14. ... 101
Bijlage 15. ... 101
Bijlage 16. ... 102
Bijlage 17. ... 103
Inleiding
Aanleiding en motivatie.
Deze scriptie schrijf ik vanuit de verdiepingsminor Culture & Religion. Ik heb het onderwerp eigenlijk niet zelf bedacht. Eerlijk gezegd heb ik het gevoel dat de hoofdvraag mij heeft gevonden. In november 2015 werd bekend dat er in mijn woonplaats, Otterlo, mogelijk een groot azc zou komen. Otterlo is een klein dorp en dat gaf natuurlijk de nodige reuring. Naast Otterloër ben ik ook gewoon
verslaggever voor het lokale dagblad de Barneveldse Krant van de BDU. Op freelancebasis volg ik verschillende zaken in mijn regio voor de krantenuitgever. Deze ontwikkeling bracht mij in een positie waarin ik tot het uiterste getest werd. Ik zag mensen die ik kende als buren, oud-‐klasgenoten en kennissen de meest bizarre uitspraken doen over vluchtelingen. Het was voor mij noodzaak om mij zo neutraal mogelijk op te stellen, maar door andere Otterloërs werd ik constant gewezen op het feit dat ik uit hetzelfde dorp kwam en dus hun mening zou moeten delen. Mijn positie als neutrale
verslaggever moest ik telkens benadrukken. Sommigen toonden begrip, anderen vonden mij ineens een hork. Ik liep op eieren en alles wat ik schreef moest ik extra afwegen. Het was een unieke situatie voor mij als journalist.
In deze periode kwam ik op het idee om mijn scriptie hierover te schrijven. Steeds meer regionale verslaggevers zijn freelancers die verslag doen van hun eigen woonplaats. Met deze ontwikkeling kunnen ethische kwesties als deze vaker voorkomen. Daarom heb ik deze hoofdvraag bedacht die ik in de volgende paragraaf uitleg.
Probleemstelling en afgeleide vragen.
Hoe blijf je professioneel en integer als je in je eigen gemeenschap lokale journalistiek bedrijft?
Met mijn hoofdvraag maak ik meteen wat nuances. Ik baken mijn onderzoek af door expliciet lokale journalistiek in de eigen gemeenschap te noemen. Juist in deze combinatie wringt het, waardoor het moeilijk kan zijn om professioneel te blijven en integer te werken.
Deze hoofdvraag beantwoord ik in stappen via drie deelvragen:
Wat doet een journalist?
Om aan te duiden wat professionele journalistiek is, moet ik eerst kijken wat nu verstaan wordt onder de exacte taken van een journalist. Waarom zijn er journalisten en waarom zouden mensen ze nodig hebben?
Wat doet een lokale journalist aan communitybuilding?
Met deze deelvraag ga ik in op de relatie tussen een journalist en de gemeenschap waarin hij leeft. Community’s zijn in deze tijd met name online te vinden. Wat gebeurt er allemaal in deze
gemeenschappen en wat kan de journalist hiermee? Ligt er een rol voor de lokale journalist in de gemeenschap waar hij rekening mee moet houden?
Hoe ziet een journalist zichzelf in de spiegel?
As een lokale journalist een verhaal heeft gemaakt, trekt hij niet ineen de deur achter zich dicht. Hij blijft tenslotte altijd in de gemeenschap wonen en werken. Een verslaggever in de regio moet goed nadenken over ethiek en zijn morele code. Met deze deelvraag ga ik daar op in.
Leeswijzer.
Ik ga eerst dus in op de kern van het vak in hoofdstuk 1. Naast verschillende definities behandel ik in dit hoofdstuk de belangrijkste taken van een journalist. Daarna kijk ik in hoofdstuk 2 hoe een lokale journalist zich redt in een gemeenschap. Daarvoor ga ik in op de rol van community’s in het leven van een mens en de reden dat community’s juist online zoveel ontstaan. Uiteindelijk beschrijf ik de rol die een journalist in zowel online als offline community’s kan spelen.
Tot slot wil ik dit alles bekijken vanuit de ethiek van het vak in hoofdstuk 3. Ik behandel zowel algemene ethiek als journalistieke beroepscodes. In dit hoofdstuk ga ik dus op zoek naar de beste manier voor een journalist om te reflecteren en zijn normen en waarden te checken.
In het vierde hoofdstuk vertel ik in een grote casestudy meer over hoe ik die periode in Otterlo beleefd heb. In een persoonlijk relaas reflecteer ik dan op mijn afwegingen en keuzes. Deze periode speelde zich grotendeels af voor ik begon aan mijn onderzoek. Voor mij persoonlijk was het dus extra spannend.
Het vijfde hoofdstuk gaat over mijn praktijkonderzoek. Ik heb dertien experts, ervaringsdeskundigen en onderzoekers geïnterviewd. Ik heb hen per deelvraag drie vragen gesteld die allemaal raakvlakken hebben met mijn uiteindelijke onderzoek. Hun antwoorden en bevindingen verwerk ik in hoofdstuk vijf en ik toets ze aan mijn eigen ontdekkingen. In de conclusie beantwoord ik iedere deelvraag nog eens en kom ik uiteindelijk bij het antwoord op mijn hoofdvraag.
Doelstelling.
Met deze scriptie wil ik lokale journalisten bewust maken van hun functie en ethische afwegingen in hun werk. Het medialandschap verandert, steeds meer lokale correspondenten werken alleen en ver van een redactie af. Het is belangrijk dat zij beseffen waar ze mee bezig zijn. Zeker als degenen die ze verslaan hun eigen kennissen kunnen zijn. Met deze scriptie hoop ik hen te motiveren om over hun normen en waarden na te denken.
Methodologische verantwoording.
De eerste drie hoofdstukken zijn gebaseerd op intensief literatuuronderzoek en een uitgebreid onderzoek op internet. In de periode dat ik begon met het onderzoeken van de deelvragen had ik dus al ervaring met de ethische kwestie. In mijn kwalitatieve literatuuronderzoek heb ik voor hoofdstuk 1 vooral gebruik gemaakt van The Elements of Journalism (2014) van Bill Kovach en Tom Rosenstiel, Na
de deadline (2013) van Bart Brouwers en Dichtbij (2014) van Tony van der Meulen. Voor hoofdstuk 2
gebruikte ik Nietzsche & Kant lezen de krant (2010) van Rob Wijnberg, Journalisten, publiek debat en
democratie (2014) van Malou Willemars en Mediastorm (2015) van Erik van Heeswijk. In het
hoofdstuk 3 maakte ik gebruik van Media-‐ethiek (2007) van Huub Evers, Basisboek ethiek (2006) van Wieger van Dalen en De rekbare waarheid (2014) van Taco Rijssemus.
Het vierde hoofdstuk bestaat uit de feiten zoals ik ze werkelijk heb meegemaakt in de periode van november 2015 tot en met april 2016. Hier heb ik een casestudy van gemaakt waarin ik terugblik op deze turbulente maanden en uiteindelijk reflecteer ik op mijn handelen met de kennis die ik heb uit mijn literatuurstudie.
Met deze kennis en ervaring in mijn achterhoofd interviewde ik voor het vijfde hoofdstuk dertien diverse deskundigen met expertise ten aanzien van de materie in de deelvragen. Ik heb acht van de interviews persoonlijk afgenomen. Een enkele heb ik via Skype gesproken en vier interviews heb ik
telefonisch gepleegd. In het vijfde hoofdstuk komen de persoonlijke ervaring, literatuurkennis en de visies van de experts samen. In de conclusie beantwoord ik iedere deelvraag afzonderlijk alvorens ik tot een uiteindelijk antwoord op de hoofdvraag kom.
Begrippenlijst.
Casestudy – Een studieverslag over één specifiek geval.
Community – Een gemeenschap van mensen. Dit kan zowel in het echt zijn (een kerk of sportclub) als online (een forum).
Communitybuilder – Een bepalend persoon in de gemeenschap.
Communitybuilding – Het creëren, bepalen of versterken van een gemeenschap.
Consument – De lezer, kijker of luisteraar van het journalistieke product. De adverteerder is een klant, hij koopt ruimte op. De consument is geïnteresseerd in de inhoud.
1. Wat doet een journalist?
Wat doe je eigenlijk in het dagelijks leven? Het lijkt een gemakkelijke vraag, maar niet iedereen heeft snel een antwoord. Het is vooral komisch om deze kwestie zo nu en dan voor te leggen. Veel mensen die hun werk voornamelijk achter een bureau op een computer verrichten, vinden het lastig dit in één zin te beantwoorden. Dat komt misschien wel door de veelheid aan taken die op een beeldscherm verricht kunnen worden en dus voor de leek simpelweg te vaag zijn. ‘Content-‐manager’ spreekt nu eenmaal minder tot de verbeelding dan stukadoor of schilder. Dit hoofdstuk gaat niet in op die verschillen. In plaats daarvan wil ik kijken naar wat een journalist, wat ik toch ben, nu eenmaal doet. Hoofdstuk 1 gaat vooral over de exacte functie van een journalist. Wat zijn de normen en waarden die een verslaggever moet hebben? Daarbij bekijk ik de regels en principes waar hij zich aan zou moeten houden. In de slipstream hiervan kijk ik ook naar wat de burger kan verwachten van kwalitatief goede journalistiek. Ik ga in op de basis van het vak. Daar komt bij dat ik zelf vooral heel lokaal in mijn regio mijn vak uitvoer. De eventuele link naar de lokale verslaggeving is dan ook terug te vinden in dit hoofdstuk. Het is uiteindelijk een belangrijk onderdeel op de vraag hoe je professioneel en integer blijft als je in je eigen gemeenschap lokale journalistiek bedrijft.
Dit doe ik aan de hand van het boek The Elements of Journalism van Bill Kovach en Tom Rosenstiel. Het boek is de handleiding voor de moderne correspondent. Waar mogelijk vul ik de kennis van Kovach en Rosenstiel aan met informatie uit andere bronnen. Dit is te lezen in paragraaf 1.2.1 tot en met paragraaf 1.2.6.
Om te beginnen ga ik op zoek wat journalistiek is en in het verlengde daarvan wordt ook de taak van de journalist omschreven. In de daaropvolgende paragrafen omschrijf ik de basisprincipes zoals die door Kovach en Rosenstiel beschreven zijn. Ik vertaal de elementen zelf, de originele Engelstalige lijst is te vinden in bijlage 1. Vervolgens ga ik in op hoe relevant deze elementen der journalistiek zijn voor de lokale tak van deze sport. Uiteraard gaat dit niet voor ieder element op, dus combineer ik ze soms in één paragraaf. Dit komt het uiteindelijke overzicht ten goede.
1.1 Wat journalistiek is.
‘Journalistiek, dat is van alles.’ Deze definitie komt van Piet Heil. Hij was één van de eerste docenten
journalistiek aan de hogeschool in Utrecht.1
Hoewel de definitie humoristisch is, is hij wel erg allesomvattend. Een genuanceerdere definitie komt uit het boek The Elements of Journalism van Bill Kovach en Tom Rosenstiel. De schrijvers beschrijven echter meer een functie dan een definitie.
“Journalism was for building a sense of community that the government could not control. Journalism was for citizenship. Journalism was for democracy. … Journalism was for taking back the language from a government that had subverted it with propaganda that undermined freedom of thought itself.”
-‐ Václav Havel, 1991.2
1 (Kussendrager & Lugt van der, 2007, p. 11)
2 (Kovach & Rosenstiel, 2014, p. 15) 2 (Kovach & Rosenstiel, 2014, p. 15)
De heren vinden de bovenstaande omschrijving uit 1991 echter te eenzijdig. De uitspraak is
gebaseerd op de sfeer in de Oost-‐Europese landen na de val van de Sovjet-‐Unie. Hij komt zelfs uit de mond van de destijds Tsjechische president Václav Havel. Volgens Kovach en Rosenstiel is deze uitspraak te veel gericht op één regio in een bepaald tijdvak. De vlieger gaat niet op voor de rest van de wereld in de moderne tijd.
“Journalism is a public service that speaks for itself.” -‐ Maxwell King, 1998.3
In een wereld waarin iedereen journalist kan zijn en kan zenden, is deze uitspraak – van een redacteur van de Philadelphia Inquirer – te simplistisch. Daarbij houden Kovach en Rosenstiel ook rekening met de competitieve en open markt voor uitgeverijen en omroepen. Het is naïef om te denken dat iedere zender voor zichzelf kan spreken. Daarom komen de schrijvers met een eigen definitie, die ik ook aanhoud. Daarbij gaan ze uit van de functie die het nieuws heeft in het dagelijks leven van mensen.
“The primary purpose of journalism is to provide citizens with the information they need to be free and self-‐ governing.”
-‐ Bill Kovach & Tom Rosenstiel, 2014.4
Het nieuws helpt ons om onze waarden in onze community’s te definiëren. Het geeft ons de kennis die we nodig hebben om een rol te spelen in de samenleving. Het is dankzij journalistiek dat we weten wie onze helden en wie de boeven zijn. Deze verspreiding van kennis is bruikbaar om een doel te bepalen van een gemeenschap. Journalistiek biedt dus niet alleen het zicht op een doel, maar geeft ook de middelen om deze te bereiken. Het is een verrekijker en een gereedschapskist in één.
“Perhaps in the end journalism simply means carrying on and amplifying the conversation of people themselves.” -‐ James Carey, 1997.5
Journalistiek betekent het gesprek van de dag duiden, versterken en voortzetten. Volgens Kovach en Rosenstiel is dit de beste definitie omdat deze al jaren staat en bovendien aansluit bij de moderne wereld van blogs, sociale media en mobiel internet. Journalistiek helpt ons om te begrijpen hoe burgers zich gedragen. In dat begrip ligt een taak voor de journalist.6
Verslaggevers moeten dus gewoon doorgaan en het gesprek van mensen versterken, bijvoorbeeld het bekende gesprek bij de koffieautomaat. Het helpt om te zoeken naar de kern van de eerste deelvraag, want wat doet een journalist? Wat is zijn exacte taak?
Journalistiek kan gezien worden als een vorm van communicatie. Het draait om het vinden van de antwoorden op de vragen: wie?, wat?, waar?, wanneer?, waarom? en hoe? Daarnaast is verslaggever zijn ook gewoon een baan. Uiteindelijk wil ook hij zijn kinderen eten geven en zijn hypotheek betalen.
3 (Kovach & Rosenstiel, 2014, p. 15, 16) 4 (Kovach & Rosenstiel, 2014, p. 17) 5 (Carey, 1997, p. 235)
Toch is het niet hetzelfde als een timmerman of fabrieksarbeider. De verslaggever speelt een sociale rol in de samenleving en heeft als taak dat hij publiek maakt wat anders besloten was gebleven.7 De correspondent kan dit doen aan de hand van de tien journalistieke beginselen van Bill Kovach en Tom Rosenstiel. Hierbij noem ik de lezer en kijker van journalistieke producten: consumenten. Bij een nieuwsmedium wordt een adverteerder vaak gezien als klant. Zij betalen om in het medium genoemd te worden. Toch zijn zij niet degenen waar een verslaggever voor werkt. Dat doet hij voor zijn publiek. Het publiek consumeert de producten. In de volgende paragraaf behandel ik dus het eerste beginsel. Het is misschien wel het meest complexe principe: de waarheid.
1.2.1 De waarheid.
De waarheid verwijst in dit geval niet naar de hit van Marco Borsato, maar naar het eerste
journalistieke beginsel van Kovach en Rosenstiel. Volgens de schrijvers is dit het meest verwarrende principe. Het is een sorteerproces tussen het aanvankelijke verhaal en de interactie tussen het publiek, nieuwsmakers en journalisten. De zoektocht naar waarheid, met enkel publieksbelang, is wat journalistiek scheidt van andere vormen van communicatie.8
Praktisch gezien is de waarheid nog moeilijker te vinden als er veel informatie van meerdere bronnen komt. Het eindresultaat is echter accurater als er zoveel mogelijk af te wegen is. Het proces wordt steeds veeleisender, mede dankzij het informatietijdperk. Volgens Kovach en Rosenstiel is dit ‘The paradox of learning in the Information Age’. Met het internet is er sprake van een
informatieoverschot. In de gigantische brij van bronnen, kennis en wetenschap is het zeven, afwegen en schrappen voor de juiste info beschikbaar is. Het schrikt de zoektocht af. Er zit een kloof tussen de info waar behoefte aan is en de informatie die beschikbaar is. Tel daarbij op dat in deze brij het voor alle media steeds moeilijker is om ergens bovenuit te steken. Dit leidt tot rare streken om op te vallen. Boodschappen worden aanstootgevend en op de grens van het toelaatbare gebracht, zolang ze maar gezien worden.9
De tonijn der waarheid is steeds moeilijker op te vissen uit de zee van informatie.
In deze zee raakt journalistiek steeds meer op de achtergrond. Ook al is het een andere discussie, feit blijft dat onwaarheden net zo makkelijk worden verspreid als zuivere waarheid. De zoektocht naar de bevestiging van feiten wordt bemoeilijkt. Dit is een belangrijk element voor de zoektocht naar de waarheid. Het is een taak van de journalist om die te volbrengen. Dit kan door transparant gebruik van geloofwaardige bronnen. Het najagen van de waarheid gaat gepaard met intellectuele discipline en waakzaamheid. Hierbij moet een correspondent de onwaarheden niet vergeten, want deze kunnen weer opduiken. Zeker in de Age of Information.10
Luuk Sengers, docent onderzoeksjournalistiek, heeft er de volgende theorie over.
“Als een alternatieve verklaring voor de gebeurtenissen meer geloofwaardigheid heeft dan de jouwe, dan is er wellicht iets mis.”
-‐ Luuk Sengers, 2009.11
7 (Harcup, 2011, p. 3)
8 (Kovach & Rosenstiel, 2014, p. 55, 56) 9 (Evers, 2007, p. 33)
10 (Kovach & Rosenstiel, 2014, p. 68)
Een feit moet dichtgetimmerd gebracht worden. De waarheid is boven tafel en bevestigd. Door het gebruik van goede argumenten en bronnen moet het verhaal al staan. De consument moet erop kunnen vertrouwen dat dit de hele waarheid is. Als hij erg gemakkelijk te overtuigen is van het tegendeel, dan kan het zijn dat de verslaggever niet genoeg onderzoek heeft gedaan om dit te weerleggen. De zoektocht naar waarheid is voor iedere journalist even belangrijk. Het maakt niet uit of het nieuwsfeit uit Bangladesh of uit Veenendaal komt. Het sorteerproces blijft bestaan. Ook de regionale correspondent heeft rekening te houden met de interactie tussen het publiek,
nieuwsmakers en zijn collega-‐journalisten.
Als het in de publieke opinie over journalisten gaat, worden de nieuwslezers op radio en televisie gezien als betrouwbaar. Het zijn de verslaggevers die het publiek als wisselend betrouwbaar ervaart. Verslaggevers zijn de lastpakken die de burgemeester kritische vragen stellen.12
In de regio ligt dit genuanceerder, daar de verslaggever meestal niet op de voorgrond treedt. Mensen vertrouwen hun regionale krant en voelen zich vertrouwd met de betrokken verslaggevers. De regio vormt het thuis van het lokale publiek. De regionale krant is het zoveelste uithangbord hiervan.13
1.2.2 Loyaliteit en onafhankelijkheid.
De tien elementen hebben, zeker als het naar regionaal gebruik vertaald wordt, veel overlappingen. Ze één voor één bespreken, zoals hierboven bij ‘de waarheid’, voert wat te ver voor de deelvraag van dit hoofdstuk. Daarom voeg ik ze hier en daar samen tot één onderwerp. Ook de volgorde zoals die beschreven staat in het boek, laat ik even voor wat het is. In dit onderdeel bespreek ik element twee en vier. Ik begin met loyaliteit, het tweede beginsel.
De waarheid is waar journalisten naar moeten zoeken. Die moet transparant gecommuniceerd worden naar de burgers. Dat moet op bepaalde voorwaarden, die gebaseerd zijn op loyaliteit. De loyaliteit van een correspondent is die aan zijn consument. Hierbij moet hij niet in de weg gestaan worden door de eigenaar van het medium waar hij werkt, de adverteerders van dat medium of de overtuigingen van de grondlegger. Dit is de basis voor waarom consumenten geloven wat ze lezen, horen of zien. Het publiek wordt gediend en niet geëxploiteerd of opgelicht. Dat maakt de tak waarin journalisten werken bijzonder. Een verslaggever heeft geen loyaliteit aan zijn adverteerders en werkgevers, hoewel de laatste twee toch grotendeels zijn brood bepalen.14 Op dit principe is het vertrouwen tussen een verslaggever en de consument gebaseerd. De berichtgever vertelt de waarheid uit loyaliteit aan zijn publiek. Dit sluit aan bij het vierde beginsel. De journalist is ook onafhankelijk van hen die hij verslaat.
Onafhankelijkheid is een vrij logisch streven voor iedereen die zich journalist noemt. Hoewel de theorie op zichzelf staat, werkt het in de praktijk vaak anders. Er zit een wezenlijk verschil tussen een zaak verslaan en er aan deelnemen. Deelname kan de kritische blik benevelen. Het wordt moeilijker de journalistieke taak uit te voeren. Het winnen van het vertrouwen van bronnen en de strijdende partijen wordt lastiger als een correspondent zelf actief is in de zaak.15
Dit hoeft niet te betekenen dat een journalist er dan geen verslag van moet doen. Afstand houden en onbetrokkenheid zijn twee verschillende dingen. Als hij goed weet hoe de hoofdrolspelers denken en veel kennis van het onderwerp heeft, komt dat de geloofwaardigheid ten goede. Uiteraard liggen de
12
(Meulen van der, 2014, p. 149)
13 (Meulen van der, 2014, p. 488) 14 (Kovach & Rosenstiel, 2014, p. 72) 15 (Kovach & Rosenstiel, 2014, p. 143)
details van deze betrokkenheid op straat. Als de journalist het neefje van de corrupte wethouder is, werkt dat diezelfde betrokkenheid alleen maar tegen. Maar een lokale correspondent moet weten wie de mensen met aanzien zijn in een dorp of gemeenschap zoals een voetbaljournalist moet weten die de spitsen van een elftal zijn.16
Het draait allemaal om koud meedraaien. De verslaggever staat erbij, maar voelt geen warme liefde voor de spelers. Uiteraard boeit het gehele gebeuren hem wel. Het heeft te maken met het
vertrouwen van de consument in de verslaggever. Dit valt allemaal weer samen met de transparantie uit de vorige paragraaf. De verslaggever moet in zijn verhaal vertellen hoe hij aan de informatie komt. Desnoods kan hij via sociale media eventuele hindernissen of opmerkelijke momenten noemen. Het gaat erom dat hij te controleren is en dat kan aantonen waar hij geweest is. Hij werkt transparant. Dit helpt de geloofwaardigheid.17
De ervaren journalist Bart Brouwers vindt transparantie een enorm belangrijk aspect. In het volgende hoofdstuk komt Brouwers veel uitvoeriger aan bod.
“Hoe transparanter het proces, des te geloofwaardiger de procesbewaker.” -‐ Bart Brouwers, 2013.18
Ieder mens heeft belangen. Zodra die in elkaar overlopen bij een journalist, dient hij hier eerlijk voor uit te komen. Mochten de belangen in zoverre verstrengeld zijn dat onafhankelijkheid onmogelijk wordt, dan zou hij van het onderwerp af moeten zien.19
Dit is voor een lokale verslaggever misschien wel het allerbelangrijkste wat er is. Enerzijds moet hij als verslaggever in een kleine gemeenschap precies weten wat er speelt. Zolang hij maar langere tijd ergens opereert moet hij ook als vanzelf de personen met veel aanzien gaan herkennen. Voor de correspondent is betrokkenheid geen handige bijkomstigheid, maar bittere noodzaak. Hij moet de burgers kennen en de lokale consumenten moeten hem kennen.20
Zijn loyaliteit ligt bij zijn lezers en kijkers, die ook zijn buren zijn. Des te belangrijker is het dan ook om transparant te opereren en heel zorgvuldig de feiten te checken en af te wegen.
1.2.3 Verifiëren, relevant maken en het nieuws uitgebreid en evenredig brengen.
Nu bespreek ik het derde, zevende en achtste element. De essentie van journalistiek is om te verifiëren, dit is het derde beginsel. Verificatie is wat journalistiek onderscheidt van entertainment, propaganda, kunst en fictie. Meneer entertainment gaat voor vermaak, de heer propaganda
selecteert of verzint feiten om de consument te manipuleren en mevrouw fictie verzint scenario’s om een persoonlijke impressie van de zogenaamde waarheid te krijgen. Dat zijn essentiële verschillen. Verificatie spreekt redelijk voor zich. Check feiten voor ze gepubliceerd worden. Voeg geen dingen toe die niet gebeurd zijn. Misleid je publiek niet. Een journalist dient eerlijk te zijn in wat hij wel en niet weet. Een quote is geen feit en de persoon die het gezegd heeft moet erbij genoemd worden. Deze persoon moet hierop wel weten dat hij on the record met een journalist gepraat heeft, tenzij er
16 (Brouwers, 2013, p. 49)
17 (Brouwers, 2013, p. 45)
18 (Brouwers, 2013, p. 45)
19 (Kovach & Rosenstiel, 2014, p. 147) 20 (Broersma, 2014, p. 21)
zwaardere journalistieke belangen wegen. Ook dan moet een journalist transparant zijn over de manier waarop hij de informatie heeft verkregen en waarom het op die manier moest.21
Uiteraard is hij origineel. Hij schrijft eigen bronnen en ontwijkt speculatie. Mocht een journalist iets niet zeker weten, laat het dan weg. Hoe eerlijker een journalist kan zijn over wat hij niet weet, des te meer vertrouwen kweekt hij bij zijn consument. Wederom speelt transparantie een rol.22
Dat vloeit samen met het zevende principe waarin het belangrijke interessant en relevant gemaakt moet worden. Moet de nadruk worden gelegd op interessant, leuk en fascinerend nieuws, of moet nieuws belangrijk zijn? Moet een journalist de consument geven wat hij wil, of wat hij nodig heeft? De consument wil beiden: de sport en de economie, de recensie en de cartoon. Storytelling en informatie zijn geen tegenstelling. Het één kan in het verlengde van de ander liggen. De journalist kan
informeren en toch ook vermaken.23
Wereldwijd blijkt uit onderzoek dat berichten over dieren, showbizz en seks goed gelezen worden, ook al voegen ze niet per se iets toe aan de levensbeschouwing van de lezer, hoe humoristisch het ook is gebracht. Het is vaak een dunne lijn. Sommigen vinden dit soort berichten ‘dom nieuws’ terwijl anderen, die dergelijke artikelen waarderen, de critici elitair noemen. Over dergelijke smaak valt niet te twisten. Het is aan de verslaggever om zowel te informeren als te vermaken. Het is aan zowel de zender als de ontvanger om te zien wat het verschil is. Als het slechts vermaakt, is het misschien geen journalistiek.24
Kwaliteit hoeft niet te liggen in hoe serieus een onderwerp is, maar hoe het gepresenteerd wordt. Journalistiek is storytelling met een doel. De eerste uitdaging is het vergaren van informatie. De tweede uitdaging is om het betekenisvol, relevant en innemend te maken. Denk na over hoe iets verteld gaat worden. De consument moet een verslaggever willen aanhoren. Het publiek heeft steeds minder tijd en de concurrentie wordt steeds groter, dus dient een journalist hier zijn best voor te doen.25
Het relevante nieuws dat de journalist brengt, moet uiteraard waarachtig zijn. Dit is het achtste principe. Een lezer heeft niets aan informatie en richtingen die juist lijken, maar dat feitelijk niet zijn. Een journalistiek product kan voor de één van groot belang zijn en voor de ander niet. Ondanks dat nieuws subjectief kan zijn, wil dat nog niet zeggen dat het meteen onbeduidend is. Het vereist nog steeds een zorgvuldige werkwijze.26
Uit onderzoek kan blijken dat de consument bepaalde onderwerpen beu is. Dit hoeft niet per se over het onderwerp te gaan. Het kan zijn dat het juist de aanpak van een onderwerp is die de consument niet ziet zitten. Stel dat een journalist een reportage maakt over de manier van tuinieren van Emile Roemer en de reportage valt niet goed in de smaak bij de consument. Dit hoeft niet te beteken dat de lezer niet geïnteresseerd is in politici of tuinieren. Waarschijnlijker is het dat de lezer liever een diepte interview leest over Roemer en zijn politieke standpunten. Of dat de consument meer behoefte heeft aan een reportage over tuinieren van een daadwerkelijke tuinier-‐expert zoals Rob Verlinden of Lodewijk Hoekstra.27
21 (Kovach & Rosenstiel, 2014, p. 119, 121) 22 (Kovach & Rosenstiel, 2014, p. 124, 128) 23 (Kovach & Rosenstiel, 2014, p. 213) 24
(Harcup, 2009, p. 120, t/m 122)
25 (Kovach & Rosenstiel, 2014, p. 215)
26 (Kovach & Rosenstiel, 2014, p. 242, 243, 247, 248) 27 (Kovach & Rosenstiel, 2014, p. 258, 259)
Als het gaat om het belang van verifiëren zou het niet moeten uitmaken of een journalist nu landelijk, wereldwijd of lokaal opereert. Het gebeurt echter nog wel eens dat er zaken de wereld in geslingerd worden die achteraf niet blijken te kloppen. Bij online journalistiek is het risico extra groot, omdat snelheid een heel grote rol speelt bij het brengen van nieuws. Een ander belangrijk verschil tussen geprinte en onlinejournalistiek is dat een artikel op een website ten allen tijde is aan te passen en te verbeteren. Rectificaties en correcties hoeven niet in een apart bericht genoemd te worden.28 Op lokaal niveau wordt echter nog veel met kranten gewerkt en nog niet erg veel online. Veel lokale nieuwsbladen hechten daarom extra waarde om verificatie en nadrukkelijke rectificaties komen ook daar nog veel voor. Daar komt bij dat veel consumenten de lokale journalist kennen. Hij kan bij de bakker ter verantwoording worden geroepen over wat hij geschreven heeft.
Juist dit onderdeel heeft raakvlakken met de andere twee principes. Bij lokaal nieuws kan het gebeuren dat een consument zelf niet geraakt wordt door een bericht over het openbreken van de weg. Maar het kan wel zo zijn dat er een vriend of familielid woont. Het wordt helemaal interessant als deze kennis ook nog eens geciteerd wordt in de krant als een omwonende. Daar zit de storytelling van een lokaal medium. De kans dat ondervraagden en nieuwsmakers van een lokaal bericht
potentiële kennissen van de consument zijn, is veel groter. Op die manier wordt het nieuws als vanzelf belangrijker en significanter voor een lokale consument.
Lokaal nieuws moet ook gewoon interessant en leuk zijn om te lezen. Een ludieke foto van een hond of een bijzonder bouwsel in de tuin van iemand die vijftig wordt mag in de krant. De gemeenschap is tenslotte kleiner en lokaal. De lokale krant moet daarbij echter niet vergeten de lokale politiek in de gaten te houden. De beste verhalen hebben de beste feiten waar de consument het meest aan heeft. Zowel landelijk als lokaal vertellen verhalen van deze hoge kwaliteit zich vrijwel vanzelf.29
1.2.4 Macht monitoren.
Het vijfde element van Kovach en Rosenstiel verdient een eigen paragraaf. Het heeft geen opvallend directe binding met andere principes en bevat bovendien een kerntaak van de journalistiek: het monitoren van macht. De journalist moet onafhankelijk de macht monitoren. Het wordt door velen gezien als de op één na belangrijkste taak van een journalist, na het informeren van het publiek. Het is een taak die in de moderne journalistiek nog wel eens in het geding komt door de toenemende vercommercialisering van de journalistiek. Het is een dure vorm van verslaggeving. Veel uitgevers hebben niet het budget om een verslaggever langere tijd op één onderzoek te laten zitten. Mogelijk ligt hier een rol voor burgerparticipatie. Een verslaggever kan op zijn publiek rekenen voor tips, feedback en input voor een interessant onderzoek.30
Juist dit is een onderdeel waar de lokale journalistiek ernstig in het gedrang aan het raken is. Door beperkte financiële mogelijkheden blijven redacteurs van lokale kranten meer en meer achter hun bureau zitten en komen ze zelden nog in een raadszaal. Tel daarbij op dat krantenuitgeverijen blijven bezuinigen en steeds meer verslaggevers hun baan verliezen. Een consument kan zich terecht afvragen of hun lokale overheid wel genoeg gecontroleerd wordt. De landelijke politiek decentraliseert en lokale bestuurders krijgen dus meer macht. Dit terwijl er steeds minder professionele journalisten in een gebied zijn.
28 (Evers, 2007, p. 183,184)
29 (Harcup, 2009, p. 122)
Volgens Jeroen Smit, hoogleraar journalistiek aan de Rijksuniversiteit in Groningen, zou de oplossing kunnen zitten in een andere besteding van het belastinggeld. Er moet minder naar de publieke omroep en er zou een fonds gemaakt kunnen worden voor lokale kranten. Zo komt er meer geld terecht bij journalisten die zich bezighouden met maatschappelijk rendement en gaat er minder geld naar taarten bakken met André van Duin.31
Staatssecretaris Sander Dekker ziet hier echter niets in. Het zou daarnaast een enorme omleiding van belastinggeld betekenen. Het hele publieke omroepstelsel zou op de schop moeten. Voorlopig is dit nog een utopie. Dat verandert niets aan het feit dat regionale media het steeds moeilijker hebben om hun waakhondfunctie goed te vervullen. Een enorm kwalijke zaak, want lokale bestuurders krijgen steeds meer macht door de ingezette decentralisatie.32
Marktwerking speelt eveneens een rol. Journalistiek is afhankelijk van waar de consument voor wil betalen of waar de adverteerder zijn naam aan wil binden. Wie producten maakt die hier niet aan voldoen, heeft naar de wet van de markt geen bestaansrecht. Terwijl juist lokale producties juist heel goed kunnen zijn zonder dat ze in de eerste instantie geld genereren.33
Ik ben echter niet op zoek naar een oplossing voor dit enorme probleem. Mijn onderzoek gaat over professionele verslaggeving in en vanuit de eigen regio van een journalist. In dit onderzoek kan ik het bovenstaande probleem hooguit benoemen, een oplossing zoek ik niet. Het neemt niet weg dat het, zeker in deze paragraaf, benoemt moet worden. De lokale waakhond ligt aan de ketting en de halsband gaat steeds strakker zitten.
1.2.5 Het publieke forum en de morele afwegingen.
Het is de taak van een journalist om een platform of een forum te bieden voor de kritieken en overeenstemmingen met zijn publiek. Met de komst van internet en sociale media heeft de burger hier zelf veel meer zeggenschap over. Het moet niet vergeten worden dat deze relatie erg complex kan zijn. Zodra de krant in de bus is verschenen, heeft de lezer geen invloed meer op de inhoud. Het enige dat rest is het abonnement, een brief sturen of een rectificatie eisen. De krant is een lastige optie als platform omdat de eerste communicatie altijd van één kant komt.34
In 2016 werkt de communicatie wel anders. Iedereen is uitgever geworden, zender en ontvanger zijn niet langer gescheiden. Via Twitter kan het publiek direct invloed hebben op een live-‐programma. Online artikelen kunnen direct worden becommentarieerd. Op de grote schermen in de Amsterdam ArenA zijn tweets te lezen van supporters over de wedstrijd. Journalisten weten heel snel wat consumenten van hun producten vinden. Het publiek is een bron.
De grens tussen de amateur en de professional wordt steeds vager. Zowel correspondenten als burgers zenden hun berichten. Het is aan de lezer wie het meest gelezen wordt. Een keurmerk bestaat niet. Leg er nog maar eens bovenop dat volksvertegenwoordigers en activisten ook geen journalisten meer nodig hebben voor aandacht. Op het internet krijgen zij met gemak hun boodschap bij de ontvangers, ook zonder aan te schuiven bij Pauw of te praten met Frenk van der Linden. Iedereen is een zender en kan dus fouten maken op het openbare forum van het internet. De lessen die journalisten al jaren geleden geleerd hebben, merkt de burger nu ook op. Wie aantoonbaar kolder verspreidt, krijgt dat te horen van de menigte. Boetedoening is ook voor de amateur onderdeel van
31
(Smit, 2014)
32 (Pleijter, 2014) 33 (Brouwers, 2013, p. 59)