• No results found

Zorgwijzer 54

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zorgwijzer 54"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

06 Enquête: groot draagvlak voor hervormingsplannen in de ziekenhuizen

Zor

gwijzer v

er

schijnt acht k

eer per jaar | Jg. 7 nr

. 54 | IS SN 2034 - 211 x | Zor gnet-Icur o, Guimar ds tr aat 1, 1040 Brus sel | Af gift ek ant oor Gent X | P 902010

54 | Magazine | oktober 2015

wijzer

zorg

Speciale editie artsen

Jo Lambert:

Dubbele cohorte biedt opportuniteiten

om knelpunt disciplines aan te pakken

(2)

03 Editoriaal

04

Korte berichten

Dossier verpleegkunde

06

Tarsi Windey: "We moeten de opleidingen

heroriënteren en andere klemtonen leggen"

09

Prijs Jules-Marie Heymans gaat naar Walter

Sermeus: “Verpleegkunde staat op een kruispunt”

12

Opleidingen werken aan sterke verpleegkundigen

van de toekomst

15

De passie van een driehoeksverhouding:

focusgroepen Onderzoek, Onderwijs en Werkveld

maken stand van zaken

18

Visitatierapport globaal positief over

bacheloropleidingen Verpleegkunde in Vlaanderen

20

Publiek-private samenwerkingen in de ouderenzorg

22

Gesprek: ervaringsdeskundigen vragen een andere

psychiatrie

26

Afschakelplan: Zorgnet Vlaanderen organiseert

informatiedag voor zorgvoorzieningen

27

Contactkoren brengen mensen weer even dichter

bij elkaar

30

Reeks PREZO Woonzorg in de praktijk:

kwaliteitsbeleid samen met de raad van bestuur

Zorgwijzer is het magazine

van Zorgnet Vlaanderen en Icuro. Zorgwijzer verschijnt acht keer per jaar. ISSN 2034 - 211 x

Redactie & coördinatie:

Zorgnet-Icuro

(Lieve Dhaene, Catherine Zenner) i.s.m. Zorgcommunicatie.be

(Filip Decruynaere, Annelies Van Brussel)

Vormgeving: www.dotplus.be

Fotografie: Jan Locus, Peter De Schryver,

Patrick Holderbeke, Johan Martens © Zorgnet Vlaanderen

Guimardstraat 1, 1040 Brussel, tel. 02-511 80 08.

www.zorgneticuro.be

Het volgende nummer van Zorgwijzer verschijnt in de week van 2 november 2015. Wenst u Zorgwijzer toegestuurd te krijgen of een adreswijziging door te geven, contacteer dan Chris Teugels, chris.teugels@zorgneticuro.be. Voor advertenties in Zorgwijzer,

contacteer Els De Smedt, tel. 09-363 02 44, eds@zorgneticuro.be.

Colofon

54

03 Editoriaal

04

Korte berichten

Enquête i.s.m. Artsenkrant

06

Zorgnet-Icuro is blij met steun van artsen voor

hervormingen

09

Reflectie op de tien hoofdboodschappen uit het

Plan van Aanpak van minister De Block voor de

Hervorming van de Ziekenhuisfinanciering

12

Interview prof. dr. Jo Lambert: “Dubbele cohorte

biedt opportuniteit voor knelpuntdisciplines”

15

Grondige toekomstvisie hertekent dringende

hulpverlening en spoed: “Samenwerking met

huisartsen is sleutel tot acute zorgketen”

18

Zorggebieden als sleutel voor regionale

ziekenhuisnetwerken

20

De visie van hoofdarts dr. Frank Weekers over de op

til zijnde veranderingen in de gezondheidszorg

23

Samenwerking tussen ziekenhuizen en

woonzorgcentra: “Als je de zorgvrager centraal

stelt, dan worden veel keuzes al een stuk

gemakkelijker”

Omwentelingen in de geestelijke gezondheidszorg

in de praktijk (Kliniek Sint-Jozef Pittem)

26

Hoofdarts dr. Geert Everaert: “We moeten onszelf

in vraag durven te stellen”

30

Nieuw veiligheidsbeleid: “Het controleren en

beheersen maakt plaats voor ‘loslaten’”

(3)

Bij het ter perse gaan van deze Zorgwij-zer ondertekenden al meer dan 33.000 mensen de petitie ‘Voor kwetsbare ouderen’; bijna 1.200 organisaties betuig-den hun steun. Wanneer u dit leest, zijn het er allicht nog veel meer geworden (zie www.voorkwetsbareouderen.be). Dit is een prachtig resultaat. Een golf van zoveel spontane steun is bemoedigend. Ons doel is de overheid aan te sporen om duidelijke keuzes te maken en om te blijven inves-teren in de meest kwetsbare mensen in onze samenleving. Dat doel is, ondanks alle mooie intentieverklaringen, helaas nog niet bereikt. In de komende weken wordt duidelijk of de oproep gehoor heeft gevonden. De begrotingsbesprekingen voor 2016 en de meerjarenbegroting staan immers op de agenda van de Vlaamse en federale beleidsvoerders.

Het is waar, het zijn financieel moeilij-ke tijden. Maar net als het moeilijk gaat, moeten we onze solidariteit koesteren. Net in moeilijke tijden moeten we oog hebben voor de zwakste medemensen. Zij dreigen immers het grootste slacht-offer te worden van onbezonnen bespa-ringen. Zelf kunnen ze hun stem niet of nauwelijks meer laten horen. Daar-om doet Zorgnet-Icuro het, samen met seniorenorganisaties, gebruikersvereni-gingen, vakorganisaties en de vele andere organisaties die onze oproep steunen. Vandaag verblijven 72.000 ouderen in onze woonzorgcentra. De meeste bewoners zijn zwaar zorgbehoevend. Ze zijn niet meer mobiel, vaak dementerend en lijden aan verschillende chronische aandoeningen.

Om deze mensen kwaliteitsvolle zorg te kunnen geven, is voldoende personeel nodig. Voor één op de vijf zwaar zorgbe-hoevende bewoners in woonzorgcentra voorziet de regering niet de nodige per-soneelsomkadering. Het zorgpersoneel kreunt onder de werkdruk. Als de overheid niet bijspringt, en de woonzorgcentra kwa-liteitsvolle zorg willen blijven leveren, zit er niets anders op dan de eigen bijdrage van de bewoner te verhogen. Dat willen we absoluut vermijden. Dat kan alleen als de maatschappij – lees: de overheid – duidelijk en consequent kiest voor de broodnodige investeringen in zorg. Onze ouderen in een kwetsbare fase van hun leven de rekening presenteren, is onver-teerbaar.

Ondertussen zijn er gelukkig ook po-sitieve evoluties. Zopas heeft Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits de bacheloropleiding verpleegkunde van drie op vier jaar gebracht. Dat laat studenten toe om meer stage te lopen en ervaring op te doen in verschillende zorgcontexten. De kwaliteit van de zorg kan hier alleen maar wel bij varen.

Positief is ook het grote draagvlak voor verandering in de ziekenhuisorganisatie en -financiering. Dat draagvlak wordt bevestigd door de recente enquête van Artsenkrant. Ziekenhuisartsen en huisartsen zitten grotendeels op dezelfde lijn als de ziekenhuisdirecties en -bestuurders in hun keuze voor samenwerking, transparantie en kwaliteit. Voor federaal minister Maggie De Block is

EDITORIAAL

De stem van

kwetsbare ouderen

dit draagvlak een cadeau. Natuurlijk zijn er nog meningsverschillen. Natuurlijk moeten moeilijke knopen doorgehakt worden. Maar over het einddoel en de weg ernaartoe bestaat in de sector een grote eensgezindheid. Er is geen enkele reden meer om te talmen. Zorgnet-Icuro heeft van bij het begin een voortrekkersrol gespeeld en wil ook de komende maanden constructief en in overleg met alle partijen verder aan de toekomst bouwen. Peter Degadt

(4)

ik wil dat we in Vlaanderen meer investeren

in de zorg voor onze meest kwetsbare ouderen.

Voor Irma, Anna, Jozef en duizenden andere

bewoners van woonzorgcentra.

Ja

KORT

Expo 60+, dé tweejaarlijkse vakbeurs voor de zorgsector brengt van 7 tot en met 9 oktober opnieuw 260 professionele toeleveranciers aan ziekenhuizen en zorgvoorzieningen samen. De meer dan 7.300 bezoekers zijn actief als beleidsmedewerker en beslissingsnemer van professioneel zorgmateriaal, verbruiksgoederen en diensten binnen de woonzorgcentra, OCMW’s, ziekenhuizen, thuiszorg en andere zorgvoorzieningen. Uitgebreid seminarieprogramma

Naast informatie-inzameling van de allernieuwste technie-ken en producten is er een uitgebreid seminarieprogram-ma. Meer dan 50 seminaries in zowel het Frans als het Nederlands kunnen gratis bijgewoond worden. De organisa-tie voorziet voor de seminaries telkens accreditaorganisa-tiebewijzen, want de opleidingen zijn officieel erkend. Belangrijk ook is dat er weerom debatten voorzien worden met topmensen. Op woensdagnamiddag is er het debat ‘Avenir du secteur des soins à la personne agée’. Dhr. Marc Verbruggen (ORPEA en Femarbel), Alex Peltier (Landsbond Christelijke Mutualitei-ten) en Philip Defeyt (CPAS Namur) treden daarbij in debat over de toekomst van onze zorgsector. Op donderdagvoor-middag praten Peter Degadt (Zorgnet-Icuro), Rudy Coddens (OCMW Gent), Frank Foucart (VLOZO) en Chris Cools (Armo-nea) over de toekomst van de Vlaamse woonzorgsector. Don-derdagnamiddag is er het topdebat over de huisvesting van senioren met Christophe Cousaert van VIPA, Jorden Goosse-naerts van Conix RDBM Architects en Guy Tegenbos van De Standaard.

Tweejaarlijkse vakbeurs Expo 60+,

7 tot 9 oktober, Nekkerhal Brussels North (Mechelen)

Innovatie centraal

Innovatie staat centraal bij Expo60+. 21 organisaties schreven zich in voor de I2C-Concept Awards, 11 organisaties voor de I2C-Tools Awards en 21 deelnemers stuurden hun nieuwigheden in voor de I2C-Industry Awards. I2C staat voor Innovation to Care. De beste ideeën die het comfort, de leefbaarheid of de duurzaamheid van zorgvoorzieningen verbeteren werden weerhouden. Vanaf 11 september tot 8 oktober kunnen zorgprofessionals hun stem online uitbrengen via www.expo60plus.be, of dit kan op de beurs zelf op 7 en 8 oktober op de I2C zone achteraan de hal. De winnaars worden bekend gemaakt op vrijdag 9 oktober om 15u op de beurs zelf. Het project wordt georganiseerd in samenwerking met Redactiebureau Palindroom.

Praktische informatie:

• Woensdag 7 oktober van 9u30 tot 18u00 • Donderdag 8 oktober van 9u30 tot 18u00 • Vrijdag 9 oktober van 9u30 tot 17u00

Een toegangsticket kost €20 aan de kassa, maar is gratis voor zorgprofessionals mits voorregistratie via www.expo60plus.be. Seminaries: Om praktische redenen kan er best op voorhand worden ingeschreven. Dit kan op www.expo60plus.be

Teken onze petitie voor kwetsbare ouderen!

Vindt u ook dat we als samenleving meer moeten investeren in onze zwaar zorgbehoevende ouderen? Teken dan de petitie op www.voorkwetsbareouderen.be.

Betuig je individuele steun door de petitie te ondertekenen als deelnemer. Daarnaast kan je ook als organisatie expliciet steunen. Spreek zo veel mogelijk personen uit uw netwerk aan om te tekenen, zodat we onze kwetsbare ouderen de betaalbare zorg kunnen geven waarop ze recht hebben!

(5)

Al jaren werkt Zorgnet-Icuro aan de beeldvorming van de resi-dentiële ouderenzorg: al te vaak komen de woonzorgcentra op een negatieve manier in beeld. Proactief naar buiten stappen en tonen wie je bent en waarvoor je staat kan een tegengewicht vor-men voor deze beeldvorming.

Een basisvoorwaarde daarbij is het hebben van een actuele, in-formatieve website die zich richt tot de verschillende doelgroepen van het woonzorgcentrum (bewoners en familie, medewerkers, vrijwilligers). Nochtans heeft zo’n 10% van de voorzieningen op dit moment geen website, bij anderen is de website verouderd of achterhaald, op sommige websites ontbreekt cruciale informatie. Daarbij wordt vergeten dat naarmate de generaties opschuiven de digitale aanwezigheid een evidentie wordt. Als de huidige be-woners zich nog niet digitaal informeren, dan  wel hun familie-leden, (toekomstige) medewerkers, stagiairs, vrijwilligers etc. Mensen zijn mondig, zoeken naar inlichtingen online en vormen zich een beeld van een voorziening op basis van de informatie die ze verzamelen. Naarmate de aandacht groeit voor transparantie, neemt ook de vraag toe naar het kenbaar maken van kwaliteit. Inhoud

Kiezen voor een proactieve communicatie met een performante website kan heel wat troeven bieden en hoeft niet noodzakelijk veel tijd en geld te kosten. Zorgnet-Icuro wil met deze workshop een voorstel doen van hoe een toekomstgerichte website eruit kan zien. Welke informatie moet je website zeker bevatten? In welke rubrieken kan je deze bundelen? Wat is een logische en gepaste plaats voor welke informatie?  De deelnemers krijgen ook heel  concrete en praktische tips, en gaan tevens  zelf aan de slag.

Nieuwe website opzetten of de huidige verbeteren?

Volg onze workshopvoormiddag

voor woonzorgcentra

PROgRAmmA

Onthaal vanaf 9u

09.30u Verwelkoming, Peter Degadt (gedelegeerd bestuurder Zorgnet-Icuro, Gent)/Klaartje Theunis (coördinator ouderenzorg Zorg-net-Icuro, Leuven)

09.35u Je website als digitaal uithangbord van je organisatie. Lessons Learned uit de screening van de websites van de leden van Zorg-net-Icuro, Catherine Zenner (stafmedewerker communicatie Zorgnet-Icuro)

09.50u Ontwerpvisie en -principes als bouwstenen voor een optimale gebruikerservaring (UX); kort zelf aan de slag – Lore Nuyens (Human Interface Group, expert in user experience design of het gebruikersgericht ontwerpen van websites)

11.00u Pauze

11.15u Voorstel van een toekomstgericht web-site-sjabloon: welke informatie  mag op jouw website niet ontbreken en hoe geef je ze een logische plaats?  Tips en tricks – Lore Nuyens (Human Interface Group)

12.00u Hoe kies je een goede web-ontwikkelaar? – Frank Vanmarsenille (systeembeheerder Zorgnet-Icuro)

12.15u Ruimte voor vragen 12u30u Broodje

Meer informatie en inschrijven op www.zorgneticuro.be (Vorming)

23/10 (Kessel-Lo, vlakbij station Leuven),

van 9.30 tot 12.30. De sessie in Gent op 22/10 is volzet.

Wegens het grote succes van de workshop zullen er mogelijk vervolgsessies worden georganiseerd. Geef uw interesse te kennen aan Anita Scheers (anita.scheers@zorgneticuro.be).

(6)

BELEID

Hoe staan artsen, huisartsen en zie-kenhuizen tegenover de hervormings-plannen van maggie De Block? Dat is de kernvraag van de grootschalige enquê-te van Artsenkrant. De resultaenquê-ten zijn niet alleen een opsteker voor minister De Block, maar evenzeer voor Zorg-net-Icuro dat al jaren pleit voor een grondige hervorming van de zieken-huisfinanciering, KB 78 én de nomen-clatuur. “We zijn er altijd van overtuigd geweest dat voor onze voorstellen een groot draagvlak bestond”, zegt gedele-geerd bestuurder Peter Degadt. “Er is geen enkele reden meer om nu nog te talmen. minister De Block krijgt groen licht van de hele sector.”

Op 4 september presenteerde Artsen-krant de resultaten van haar grootscha-lige enquête onder artsen, huisartsen en ziekenhuizen (directieleden, bestuur-ders en middenkabestuur-ders). Met de mede-werking van Zorgnet-Icuro en andere koepelorganisaties ontving Artsenkrant maar liefst 1.461 antwoorden, waarvan uiteindelijk 1.333 volledig ingevulde for-mulieren verwerkt konden worden. De enquête werd wetenschappelijk bege-leid door de Universiteit Hasselt. “Wij zijn uiterst tevreden met de resul-taten van deze enquête”, zegt Peter De-gadt van Zorgnet-Icuro. “Op het zieken-huiscongres Together we care van mei 2013 zette Zorgnet-Icuro de bakens uit. We stelden toen al dat een nieuw zorg-model noodzakelijk is, gekoppeld aan een haalbaar en realistisch financie-ringsmodel met de juiste stimulansen. Minister De Block putte voor haar her-vormingsvoorstellen veel inspiratie uit de voorstellen van dat ziekenhuiscon-gres en uit de daaropvolgende publicatie Together we count, waarin we de krijtlij-nen uittekenden voor een nieuw finan-cieringsmodel.” De teksten van zowel het federale als Vlaamse regeerakkoord vormen hierbij het politieke kader.

ZORGNET-ICURO BLIJ MET STEUN VAN ARTSEN VOOR HERVORMINGEN

“Er is geen enkele reden

meer om te talmen”

groot draagvlak

“We zijn er altijd van overtuigd geweest dat voor onze voorstellen een groot draagvlak bestond. Die voorstellen zijn er dan ook niet zomaar gekomen. Ons huidige gezondheidszorgsysteem heeft decennialang uitstekend gewerkt. In de jaren 1960 kenden we een bevolkings-explosie en een sterke economische ontwikkeling. The sky was the limit. De prestatiefinanciering was uiterst ge-schikt in die context. Maar de tijden zijn veranderd. Vandaag worden we geconfronteerd met de vergrijzing, met stijgende noden en steeds beperktere middelen. De technologische mogelijk-heden blijven groot, maar de middelen zijn ontoereikend. Bovendien staat niet meer alleen de acute zorg in de focus, maar meer en meer ook de langdurige, chronische zorg. Dat vergt een totaal ander gezondheidsorganisatiemodel.

Een model waarin medische, parame-dische en zorgdiensten pluridisciplinair samenwerken. Waarin de interactie met de patiënt belangrijker wordt. Waarin de continuïteit van de zorg centraal staat, over de schotten en de muurtjes heen. Dat nieuwe organisatiemodel in hori-zontale en klinische netwerken van zorg krijgt stilaan vorm. Om het een kans op slagen te geven, moet ook de financie-ring daarop afgestemd worden. Minister De Block heeft dat goed begrepen. Dat niet alleen de ziekenhuizen, maar ook de artsen én de huisartsen zich massaal achter deze voorstellen scharen, is voor ons een hart onder riem. Het is voor ons de bevestiging dat we erin geslaagd zijn om de bakens te verzetten.”

“Er blijft veel werk aan de winkel”, bena-drukt Peter Degadt. “Dat er een breed draagvlak voor de veranderingen bestaat, betekent nog niet dat het proces

(7)

kenhuisenquête. “Ons streefdoel moet zijn om onze bevolking een zo hoog mogelijke kwaliteit van zorg te leveren voor een zo laag mogelijke kostprijs. Dat kan alleen als we nauwer gaan samen-werken in netsamen-werken. De ziekenhuizen en de artsen scharen zich volmondig achter het idee dat ziekenhuizen meer onderlinge afspraken moeten maken. Ook het concept van het ziekenhuis als knooppunt van de transmurale zorg kan op bijzonder veel steun rekenen.” “Deze enquête bewijst ook hoe de geesten de voorbije jaren gerijpt zijn. Er is vandaag een breed gedeelde visie dat het beleid in een ziekenhuis geza-menlijk gebeurt door directie, medi-sche raad en raad van bestuur. Dat is een gezond evenwicht. Vooral artsen die een mandaat opnemen in het zie-kenhuis voelen zich nauw verbonden met de organisatie. Dat is logisch: ze zijn beter geïnformeerd, onder meer ook over de inspanningen die het zie-kenhuis neemt op het vlak van kwali-teit. Voor mij toont dit nog maar eens hoe belangrijk communicatie is, zowel intern als extern. Hoe beter artsen en

andere doelgroepen geïnformeerd zijn, hoe meer zij zich achter het beleid, de visie en de doelstellingen van het zie-kenhuis scharen. Goede communicatie creëert draagvlak. En in tijden van ver-andering is dat cruciaal.”

Focus op overeenkomsten

Blijken er uit de enquête dan helemaal geen meningsverschillen meer? “Ui-teraard wel”, zegt prof. dr. Johan Kips. “Vooral over de zeggenschap over de honoraria zal er nog veel debat en over-leg nodig zijn. Maar ik zie geen onover-brugbare tegenstellingen. Alle partijen zijn het er volmondig mee eens dat er meer transparantie moet komen. Dat is een eerste, uiterst belangrijke stap. De enquête toont dat er een grote eensge-zindheid bestaat over de richting waarin onze gezondheidszorg en de financie-ring ervan moeten evolueren. Je kunt er natuurlijk altijd voor kiezen om de enke-le meningsverschilenke-len of breuklijnen te blijven beklemtonen. Maar wij focussen liever op de vele punten van overeen-komst. Dat is de enige manier om de toekomst samen vorm te geven.” kelijk wordt. Ja, er spelen soms

tegenge-stelde belangen. Maar als we er met zijn allen in slagen om het eigenbelang opzij te zetten, om te vertrekken vanuit een analyse van de situatie en om de kwali-teit, de toegankelijkheid en de betaal-baarheid van onze zorgen voor de patiënt als leidraad te nemen, dan ben ik ervan overtuigd dat dit proces zal slagen.” “Ook voor minister De Block is deze en-quête een ferme opsteker. Door haar Plan van Aanpak, heeft zij haar nek uitgestoken. Geen enkele minister voor haar heeft dit aangedurfd. Vandaag krijgt ze de volle steun van het werk-veld: de ziekenhuizen, de artsen en de huisartsen. Laat het voor haar een sig-naal zijn om nu heel snel en krachtdadig met de hervorming te starten. Het pad is geëffend, het draagvlak is er. Er is geen enkele reden meer om te talmen. Inte-gendeel, hoe sneller we van wal kunnen steken, hoe beter voor de kwaliteit van de zorg voor de patiënten.”

Netwerken en afspraken

Ook prof. dr. Johan Kips is erg verheugd met de resultaten van de artsen- en

zie-Zelfs al zijn enquêtes soms heel duide-lijk, dan nog blijken interpretaties de re-aliteit vaak grondig bij te kleuren. Zo was er in het zog van de enquête in de media heel wat te doen over het al dan niet in-voeren van remgeld op de spoedgeval-lendiensten. De Artsenkrant bond de kat de bel aan, met de hulp van prof. Domini-que Vandijck van de UHasselt. Een citaat uit de Artsenkrant van 4 september:

Heel wat patiënten belanden in het ziekenhuis via de dienst spoedgeval-len. Het is dus een belangrijke bron van inkomsten. Heikel is dan ook de kwestie of mensen er niet te veel on-nodig gebruik van maken. Op de vraag of we het oneigenlijke gebruik niet moeten tegengaan door een substan-tieel remgeld/forfaitair bedrag voor alle patiënten op de spoed in te voeren, antwoordde 76,6% van de responden-ten positief, de voorzitters van de me-dische raad op kop (88,2%), de direc-teurs aan het staartje (62,5%). “Dit leeft heel erg in de sector”, zegt

ook Dominique Vandijck. “Dat huis-artsen pro zijn is evident. Heel wat patiënten die nu op spoed belanden, horen bij de huisarts. Dat de directie minder enthousiast is, ligt ook voor de hand. De ziekenhuizen genereren heel wat inkomsten via de spoed.”

Dat de ziekenhuisdirecties minder en-thousiast zijn over een remgeld op de spoedgevallendienst omdat die een bron van inkomsten zijn, is een conclusie die wel erg kort door de bocht gaat. Als één partij al jaren voorstellen formuleert om het oneigenlijk gebruik van de spoed-gevallendienst te ontmoedigen, dan wel de ziekenhuisdirecties samen met Zorg-net-Icuro. Ten eerste blijkt uit de enquê-te dat nog altijd 62,5% van de ziekenhuis-directeurs achter dit voorstel staat. Dat is wat men in beleidsdiscussies door-gaans een grote meerderheid noemt. Ten tweede is de aarzeling over remgeld niet ingegeven door een mogelijk verlies aan inkomsten, maar door de praktische (on)uitvoerbaarheid en de risico’s (o.m.

op nog meer agressie in de spoeddien-sten) die daaraan verbonden zijn. Zorgnet-Icuro ziet daarom het remgeld niet als de enige noch als de beste pis-te om het oneigenlijk gebruik van de spoedgevallendienst aan te pakken. Er is meer nodig. (Lees hierover meer op

pagina 15.)

Het klopt overigens niet helemaal dat ziekenhuizen heel wat inkomsten gene-reren via spoed. Voor sommige zieken-huizen is de spoedgevallendienst zelfs verlieslatend. Er is namelijk een vast budget voor de spoeddiensten in ons land. Hoe meer patiënten een zieken-huis op de spoed krijgt, hoe groter zijn deel van de koek. Maar de koek zelf blijft gelijk. Met andere woorden: hoe meer patiënten, hoe minder inkomsten per patiënt, terwijl de kosten uiteraard wel stijgen. Ook vanuit financieel oogpunt hebben ziekenhuizen er dus baat bij dat het oneigenlijk gebruik van de spoed ontmoedigd wordt.

Ziekenhuisdirecties voor terugdringen

oneigenlijk gebruik dienst spoedgevallen

(8)

We zijn op zoek naar projecten van gemotiveerde en

enthousiaste zorgteams die zich elke dag met veel

goes-ting inzetten voor de continuïteit van zorg voor cliënt,

patiënt of bewoner. Een structurele samenwerking met

externe zorgactoren is een uitgesproken doelstelling,

alsook implementatie van innovatie in zorgprocessen.

Het ‘Zorgverhaal van het Jaar’ staat model voor

kwa-liteitsvolle zorg: doeltreffend en doelmatig, tijdig en

veilig, billijk en cliënt / patiëntgestuurd.

Doe mee aan onze award. Ga vlug naar

www.rode-kruis.be/zorgverhaal en ontdek de

inschrijvingsmoda-liteiten van deze mooie zorgprijs. Heel benieuwd naar

jullie bijdrage. Veel succes!

Rode Kruis-Vlaanderen en Dag van de Zorg

organise-ren in samenwerking met het Leuvens Instituut voor

Gezondheidszorgbeleid het ‘Zorgverhaal van het Jaar’.

Alle deelnemers aan Dag van de Zorg 2016 kunnen

exclusief aan deze award deelnemen.

Op dinsdag 15 maart 2016 wordt de winnaar van de

drie genomineerden door Rode Kruis-Vlaanderen

be-kend gemaakt op het tweede Dag van de Zorgcongres.

Het ‘Zorgverhaal van het Jaar’ ontvangt een geldprijs

van 10.000 euro.

zorg

verhaal

v/h jaar

(9)

De enquête van Artsenkrant wordt al-gemeen onthaald als een grote opste-ker voor de hervormingsplannen van minister De Block. Deze hervormings-plannen sluiten heel nauw aan bij de voorstellen die Zorgnet-Icuro formu-leerde op zijn congres Together we care in mei 2013 en in de visietekst Together

we count. Wij zetten de tien

hoofdbood-schappen uit het Plan van Aanpak voor de Hervorming van de Ziekenhuisfinan-ciering van minister De Block nog even op een rij, met waar relevant enig com-mentaar vanuit de enquête.

1. meer zorgkwaliteit +

efficiëntie – geen

bespa-ringsverhaal

Het plan De Block pleit voor een intelli-gente middeleninzet, niet voor een be-sparingsverhaal. Het is niet de bedoeling om minder personeel in te zetten. Wel wil het plan ‘suboptimaal ingezette middelen herinvesteren’. Het wil middelen en men-sen ‘binnen, tusmen-sen en buiten’ de zieken-huizen heralloceren. Dat moet gebeuren door de afbouw van niet-gebruikte zie-kenhuisbedden, door een verkorting van de verblijfsduur en door het vermijden van onnodige dubbele onderzoeken. Dat er niet minder personeel ingezet kan worden, wordt bevestigd door de enquê-te. Een grote meerderheid van artsen en ziekenhuizen (directieleden, bestuursle-den, middenkaders) is het ermee eens dat er nu al te weinig verpleegkundigen actief zijn aan het bed van de patiënt. Het verhaal van de afbouw van zieken-huisbedden is complexer. Alleen ‘ver-antwoorde’ bedden in ziekenhuizen wor-den gefinancierd. Hoeveel verantwoorde bedden een ziekenhuis telt, hangt onder meer af van de activiteiten, de pathologie-mix en de zorgzwaarte. Het is dus goed mogelijk dat een ziekenhuis 500 effectief ‘erkende’ bedden heeft, maar slechts 450

BELEID

BREED DRAAGVLAK VOOR HERVORMINGSVOORSTELLEN

WAARVOOR ZORGNET-ICURO AL LANG PLEIT

Enquête geeft groen licht

aan minister De Block

‘verantwoorde’ bedden. Terwijl de over-heid alleen de 450 verantwoorde bedden financiert, is het ziekenhuis wettelijk wel verplicht om personeel in dienst te ne-men op basis van de 500 erkende bedden. Ziekenhuizen willen bedden meer flexi-bel kunnen ‘sluiten’, bijvoorbeeld minder bedden in het weekend en tijdens vakan-ties en méér bedden bij een winterpiek met veel griepgevallen. Dat is vandaag nauwelijks mogelijk. Het is trouwens on-der meer om de seizoenspieken te kun-nen opvangen, dat ziekenhuizen meer erkende bedden nodig hebben dan ver-antwoorde bedden. Ze worden hiervoor echter financieel gestraft, omdat alleen de verantwoorde bedden gefinancierd worden en de rest van de bedden een kostenpost betekent. Ziekenhuisdirecties willen hun medewerkers graag optimaal kunnen inzetten, afhankelijk van de druk-te op deze of gene afdeling. Artsen zijn daarvoor minder te vinden. Zij vinden het gemakkelijker werken zonder verschui-vingen, maar zien vaak niet welke kosten dat met zich meebrengt.

2. Behouden sterke punten –

wegwerken zwakke punten

Als sterke punten beschouwt minister De Block onder meer de brede toegan-kelijkheid, het ruime zorgaanbod en de grote nabijheid. Zwakke punten zijn: • de structurele onderfinanciering van

verantwoorde zorg;

• de complexiteit van het financierings-systeem;

• de administratieve last voor zieken-huizen, verstrekkers en overheid; • het niet stimuleren tot efficiënte

middelen inzet;

• de sterk prestatiegedreven zorg; • het niet belonen van kwaliteit; • de fragmentatie van de zorg en

finan-ciering.

3. “Ziekenhuis” opnieuw

uit-gevonden. Op maat van de

patiënt van vandaag

Het ziekenhuis moet een medisch-tech-nologisch expertisecentrum worden, met diagnostische en behandelplat-formen. Het is niet langer het ‘bedden-huis’ van weleer. De deelnemers van de enquête zijn het hier helemaal eens met minister De Block.

Ziekenhuizen moeten inderdaad knoop-punten van (transmurale) netwerken klinische zorg worden. Bijna 9 op de 10 respondenten in Vlaanderen is het ermee eens dat ziekenhuizen taakaf-spraken moeten maken in netwerken en dat dit ook impliceert dat dure tech-nologie voortaan wordt toegewezen op netwerk niveau.

Daarmee wordt voor het eerst op zo’n grote schaal bevestigd dat niet alleen de ziekenhuizen hiervan voorstander zijn, zoals al bleek op het ziekenhuiscongres Together we care van Zorgnet-Icuro in 2013, maar ook de artsen. Op de vraag of pathologiegroepen geconcentreerd moeten worden, antwoordt iets meer dan 75% van de Nederlandstalige res-pondenten positief. Deze vraag naar concentratie heeft te maken met kwali-teitsvereisten van kritische massa, maar ook met de kostprijs en de continuïteit. Vier op de vijf artsen gaat akkoord met de stelling dat in ziekenhuizen het ge-bruik van het elektronisch patiënten-dossier verplicht moet worden. In de enquête werd echter niet gepeild naar hoe dit dan wel gefinancierd moet worden. Ook de minister schept hier-over vooralsnog geen duidelijkheid. De eHealth Roadmap krijgt een update voor de periode 2015 tot 2018, maar meer transparantie over de financie-ring ervan ontbreekt.

(10)

4. We ontwerpen een

finan-ciering die verantwoorde

zorg voor de patiënt

correct vergoedt en aanzet

tot efficiëntie

Het uitgangspunt in het Plan van Aanpak is een correcte financiering van de reë-le kost van verantwoorde zorg. Het plan van minister De Block gaat uit van drie fi-nancieringsclusters: voor laagvariabele, mediumvariabele en hoogvariabele zorg. De respondenten van de enquête scharen zich achter de voorstellen.

Voor de financiering van laagvariabele, weinig complexe zorg met een laag risi-co wordt de prijs vooraf vastgelegd, on-afhankelijk van het reële zorgproces voor de individuele patiënt. Uit de enquête blijkt daarvoor een zeer groot draagvlak. Toch kiezen veel respondenten voor de toevoeging ‘mits enkele aanpassingen’. Dat wijst erop dat het enthousiasme niet onvoorwaardelijk is, maar dat er een grote bereidheid bestaat om deze piste verder uit te werken.

Dezelfde voorwaardelijke bereid-heid geldt voor de voorstellen over de medium variabele en de hoogvariabele zorg. Voor de financiering van medium-variabele, middelmatig complexe zorg zou een betaling in functie van het aan-tal en de aard van de patiënten en hun zorgzwaarte komen. Voor hoogvariabele, niet-voorspelbare gecompliceerde zorg op maat blijft de financiering gebaseerd op reëel verleende (verantwoorde) zorg.

5. We belonen zorgkwaliteit

“Best practices uit het buitenland leren ons: pay for performance is een nuttige hefboom”, constateert minister Maggie De Block in haar hervormingsplan. Al-weer een thema waar Zorgnet-Icuro al jaren op hamert. En waarvoor een groot draagvlak bestaat, ook onder de artsen. Zowel zorgverstrekkers als ziekenhuizen mogen een financiële incentive ontvan-gen in functie van de geleverde kwaliteit. Daarover is zowat iedereen in de enquê-te het eens. Meer zelfs, er is ook een overweldigende meerderheid (94,5% bij de ziekenhuizen en circa 70% bij de art-sen) voor te vinden om 1 à 2% van het

totale ziekenhuisbudget integraal te ge-bruiken om kwaliteit te belonen, bijvoor-beeld als incentive wanneer bepaalde proces-, outcome- of structuurindica-toren gehaald worden. Ook hier groen licht dus voor de hervormingsplannen van minister De Block.

6. We maken de financiering

van specifieke opdrachten

transparant

Minister De Block stelt voor om specifie-ke opdrachten afzonderlijk en transpa-rant te financieren. Het gaat dan bijvoor-beeld over zware medische apparatuur, spoedgevallendiensten, innovatie of academische opdrachten. De respon-denten zijn het hiermee in hoge mate eens: + 90% zegt ja.

7. Arts behoudt zeggenschap

over volledig honorarium.

Sleutelspeler in

functione-ren van het ziekenhuis

In het Plan van Aanpak van minister De Block behoudt de arts zeggenschap over het volledig honorarium. Wel moet er transparantie komen tussen de twee gedeelten van het honorarium: het professioneel gedeelte en het gedeel-te praktijkkosgedeel-ten. “We onderzoeken op welke manier, en op welke voorwaar-den, op termijn het praktijkkostenge-deelte gekoppeld kan worden aan de financieringsstromen van het zieken-huis”, aldus het plan De Block.

Over dit thema toont de enquête enige verdeeldheid. Als we evolueren naar ‘zuivere honoraria’, waarbij de artsen alleen nog het ‘professioneel gedeelte’ krijgen en het ‘praktijkkostengedeel-te’ rechtstreeks naar de ziekenhuizen gaat, betekent dat dat ziekenhuizen niet langer een beroep kunnen doen op af-drachten van ziekenhuisartsen. Over één ding zijn alle partijen het eens: er moet meer transparantie komen. Maar hoe dat dan geregeld moet worden, is minder duidelijk. Zo lijkt een meerder-heid van de artsen het medisch beleid in het ziekenhuis helemaal naar zich toe te willen trekken, terwijl de ziekenhuis-directies willen dat het medisch beleid een gedeelde verantwoordelijkheid is.

Op andere terreinen is de eensgezind-heid dan wel weer opvallend. Om de in-tegratie van de artsen in het ziekenhuis te versterken, pleit Zorgnet-Icuro al langer voor permanentie- en wachtho-noraria voor artsen. Daarover blijkt een quasi unanimiteit (meer dan 90%) te be-staan. Ook over een vergoeding voor het multidisciplinair overleg zitten artsen en ziekenhuizen op één lijn. Alleen de manier waarop dat geregeld moet wor-den, is nog niet duidelijk.

Over de inkomensverschillen tussen de artsen is de enquête heel duidelijk. Een overtuigende meerderheid van artsen en ziekenhuisdirecties gaat niet akkoord met de stelling: ‘de netto inkomensver-schillen tussen ziekenhuisartsen – re-kening houdende met afdrachten, so-ciaal statuut, werken in vennootschap, enz. – zijn aanvaardbaar’. Dat is een duidelijke boodschap aan de overheid om eindelijk eens ernstig werk te ma-ken van een herijking van de nomencla-tuur. In het verleden zijn de laagste ho-noraria al wat opgetrokken om de kloof kleiner te maken, maar dat is geen her-ijking op basis van objectieve criteria als tijdsinvestering, verantwoordelijkheid, beschikbaarheid en risico. Voor Zorg-net-Icuro zijn er drie ‘werven’ waar-van de overheid werk moet maken: de financiering van de ziekenhuizen, een herziening van KB 78 over de gezond-heidsberoepen én een herijking van de nomenclatuur. Alleen als deze werven alle drie ernstig aangepakt worden, kunnen we grote en beslissende stap-pen vooruit zetten in de richting van een duurzaam gezondheidsbeleid.

8. We vereenvoudigen het

financieringssysteem en

verminderen de

registra-tielasten

Minister De Block streeft een vereen-voudiging van het financieringssysteem na door de invoering van drie duidelijke financieringsclusters en het stapsgewijs integreren van verschillende financie-ringsstromen (BFM, dagziekenhuis, ge-neesmiddelen…).

Hoewel eerder al bleek dat een grote meerderheid van de respondenten het eens is met deze hervormingen, bestaat er wel enig scepticisme of deze

(11)

hervor-ming echt voor een vereenvoudiging zal zorgen. Een grote meerderheid is er wel van overtuigd dat het stroomlijnen van de registraties tussen de (federale en regionale) administraties noodzakelijk is om onnodige registraties te vermijden en de registratielast te verminderen.

9. We werken doelgericht en

stapsgewijs

Minister Maggie De Block pleit in haar Plan van Aanpak voor een evolutie, geen revolutie. Ze werkt met een meerjaren-kader dat over meer dan één legislatuur gespreid wordt en met pilootprojecten en tussentijdse leermomenten.

Ook Zorgnet-Icuro wil geen revolutie, maar evenmin een processie van Echter-nach. De aangekondigde hervormingen zijn dringend nodig en aangezien alles nauw samenhangt, mag de uitvoering ervan niet eindeloos aan slepen. Met de enquête heeft minister De Block een gouden opportuniteit gekregen. De hervormingen zijn verregaand en er is bovendien een heel grote consensus over de noodzaak ervan. Pilootprojecten zijn op zich goed, maar mogen niet vertra-gend werken. Het is tijd om effectief uit de startblokken te schieten. Het eind-doel is duidelijk en over de weg ernaar-toe bestaat grote eensgezindheid. Het momentum is er, we moeten het grijpen.

10. We hervormen samen met

alle belanghebbenden

Deze hervorming is zo omvattend, dat ze alleen tot een goed einde gebracht kan worden in overleg met alle belang-hebbenden. Minister De Block heeft ook gelijk als ze de taskforce op federaal niveau de opdracht geeft om zowel de ziekenhuisfinanciering als de nomen-clatuur en KB 78 aan te pakken. Het zijn allemaal elementen waar Zorgnet-Icuro 100% achter staat. Dat er ook bilateraal veel overleg nodig zal zijn én ook met de deelstaten, spreekt voor zich. Zo lang er maar vaart zit achter de hervormingen. Het werkveld is er alvast klaar voor.

(12)

ERKENNING & OPLEIDING

Prof. Jo Lambert werkt als diensthoofd Dermatologie en hoogleraar in het UZ gent. Ze is daarnaast sinds sep-tember 2012 ook voorzitter van de Nederlandstalige Kamer van de Hoge Raad van geneesheren-Specialisten en Huisartsen. Ze treedt daarmee in de voetsporen van prof. dr. marleen Tem-merman. Dat sterke engagement in beleidsfuncties kwam er niet zomaar. “Sinds ik diensthoofd Dermatologie werd, is mijn belangstelling voor ma-nagement sterk toegenomen. Ik heb me verdiept in de principes van lean

management en ik pas die zo veel

mo-gelijk toe. Het helpt me om altijd het kompas op het noorden te houden.”

INTERVIEW PROF. DR. JO LAMBERT, VOORZITTER NEDERLANDSTALIGE KAMER

VAN DE HOGE RAAD VAN GENEESHEREN-SPECIALISTEN EN HUISARTSEN

“Dubbele cohorte biedt opportuniteit

voor knelpuntdisciplines”

“Mijn focus ligt op de patiënt en het ver-helpen van zijn problemen. Vanuit dit ‘klantenperspectief’ creëren we ‘waar-de’ voor de patiënt. Het klinkt logisch, maar de gevolgen zijn groot. Het bete-kent dat je processen niet langer van-uit de eigen interne organisatie bekijkt, maar vanuit het standpunt van de pati-ent. Dat is een totaal andere invalshoek, met totaal andere resultaten als gevolg. Op de dienst Dermatologie pas ik de lean principes toe om onze klantgerichtheid te versterken. De centrale vraag is: hoe kunnen we ons zo organiseren dat de patiënt zo snel en zo kwaliteitsvol mo-gelijk geholpen wordt. Een voorbeeld maakt het duidelijk. Op de dienst werk-ten tien artsen die allemaal om 8.15 uur met hun raadplegingen starten en om de 15 minuten een andere patiënt zien. Het gevolg is dat er van ’s morgens vroeg zich heel veel patiënten tegelijk aanmel-den, wat zorgt voor wachtrijen aan het secretariaat voor de inschrijving. Dat was al jaren zo en niemand stelde er zich ooit vragen bij. Door vanuit de klant te denken hebben we een tijd geleden een minieme aanpassing doorgevoerd. We laten de patiënten niet langer al-lemaal op hetzelfde moment komen, maar met een interval van vijf minuten (de tijd voor aanmelding) : om 8.15, om 8.20, om 8.25 … Het gevolg is dat de wachtrijen smolten als sneeuw voor de zon. De patiënten zijn tevreden, maar ook de inschrijvingen gebeuren vlotter, de arts wacht niet meer op de patiënt en er is minder stress op de dienst.” “Hoe meer ik me verdiepte in de lean principes, hoe meer ik erdoor gebeten werd. Toen de Koninklijke Academie voor Geneeskunde van België mij voor-droeg voor de functie van voorzitter van de Nederlandstalige Kamer, heb ik die kans gegrepen. Ook op dat niveau wil ik graag mijn steentje bijdragen aan een betere werking, meer transparantie en meer klantgerichtheid. De Hoge Raad is verbonden met de FOD

Volksgezond-heid. Indien je als ’klant’ over je dossier een stand van zaken probeert te krijgen, dan geraak je daar telefonisch nauwe-lijks binnen. Ook online is er geen mo-gelijkheid om je dossier op te volgen. De FOD is zich nu aan het reorganiseren en er is al beterschap merkbaar, maar wie vanuit klantenperspectief denkt, kan bakens verzetten.”

Consensus

“De Hoge Raad valt onder de FOD Volks-gezondheid en geeft advies over de er-kenning van de gezondheidsberoepen en over de criteria voor die erkenning”, licht dr. Lambert toe. “Vorig jaar bogen we ons bijvoorbeeld over de bijzondere beroepstitel in de forensische psychi-atrie en enkele andere beroepstitels. Daarnaast kan de federale minister van Volksgezondheid de Hoge Raad ook om advies vragen. Dat gebeurde recent nog met de vraag hoe in de opleiding van arts-specialisten meer contacten met de huisartsen ingebouwd kunnen worden. De Hoge Raad kan proactief en reactief advies geven. Proactief zijn we bijvoor-beeld de problematiek van de dubbele cohorte aan het voorbereiden (zie verder). Reactief advies gebeurt op vraag van de minister. Wij gaan daar met de Hoge Raad graag op in, tenminste als we ook voldoende tijd en ruimte krijgen om dat ernstig te doen. In het verleden gebeur-de het weleens dat gebeur-de vraag aan gebeur-de Hoge Raad louter pro forma werd gesteld, ter-wijl de beslissingen politiek al genomen waren. Dat stellen wij uiteraard niet op prijs. De samenwerking met minister De Block loopt op dat vlak erg goed.” “De Hoge Raad heeft een Franstalige en een Nederlandstalige kamer, die elk uit 52 leden bestaat: academici, niet-acade-mici, zowel specialisten als huisartsen. Natuurlijk spelen er soms tegengestel-de belangen, maar we streven zo veel mogelijk naar een consensus. Als wij niet overeenkomen, dan heeft de

(13)

minis-ter immers vrij spel. De plenaire Hoge Raad is erg groot en daarom wordt veel werk in drie werkgroepen (specialisten, huisartsen, titels) voorbereid. Verder is er ook het Bureau, het dagelijks bestuur zeg maar, met vertegenwoordigers van alle partijen, onder wie ook de art-sensyndicaten en het kabinet.”

“Vaak moeten we knopen doorhakken in moeilijke dossiers”, zegt prof. Lam-bert. “In onze adviezen houden we met veel criteria rekening, ook met inter-nationale trends. Zo hebben we met de Hoge Raad negatief geadviseerd voor de creatie van een bijzondere beroepstitel ‘algologie’. Er is wel coördinatie nodig van pijnbeleid, maar een extra beroeps-titel lost niet op dat iedere basisdiscipli-ne voldoende kennis moet hebben om de modaliteiten bij chronische pijn te beheersen. De bijzondere beroepstitel ‘gynaecologische oncologie’ werd dan wel weer positief geadviseerd, maar die van ‘gynaecologische medicamenteuze oncologie’ negatief. De vraag is telkens: hoe ver moet een specialisatie gaan. Het nut van beroepstitels ligt voor mij vooral in de bescherming voor de pati-ent: hij kent op die manier de mate van specialisatie van de arts. En voor de arts zelf wordt de superexpertise, indien re-levant en nodig, ook zo gehonoreerd. Wij hoeden er ons voor om geen corporatis-tische beslissingen te nemen. Er wordt plenair beslist en de meeste specialis-men zijn in de Hoge Raad vertegenwoor-digd. Bovendien wordt elk dossier voor-bereid in een gemengde werkgroep met leden van de raad en met artsen van dat specifieke specialisme.”

“Een complex dossier dat vandaag op ta-fel ligt is dat van de arts-specialist in de niet-heelkundige esthetische genees-kunde. Het gaat dan om de zogenaamde ‘anti-aging’ dokters die werken met bo-tox en fillers. De Hoge Raad moet advies geven over de toegangsvoorwaarden – welke vooropleiding is nodig? – en over de eindtermen. De materie is extra complex omdat we er ook moeten over waken dat de kwaliteit van zorg en de bevoegdheden het gevaar op commerci-alisering inperken, in het belang van de patiëntveiligheid.”

Dubbel zoveel ASO’s

“Sinds 2012 duurt de basisopleiding voor artsen maar zes jaar in plaats van zeven jaar. Dat betekent dat in 2018 dubbel zo-veel studenten afstuderen als gewoon-lijk: de dubbele cohorte. Al die studenten willen dan starten aan een vervolgop-leiding tot huisarts of tot specialist. De overheid weet dat al jaren, maar kan het probleem nu niet voor zich uitschuiven. De planningscommissie heeft ervoor gezorgd dat er 1.230 vervolgopleidingen (‘het contingent’) mogelijk zullen zijn. De Hoge Raad adviseert nu om meer stageplaatsen te voorzien en om zeker de ‘slapende’ stageplaatsen – erkende maar niet ingevulde stageplaatsen – te activeren. Daarnaast adviseren we om buitenlandse stages te intensifiëren en om wetenschappelijke onderzoeksperi-oden te stimuleren.”

“Meer artsen-in-opleiding begeleiden mag echter niet betekenen dat we in-boeten op kwaliteit. Een arts opleiden op een stageplaats kost tijd en inspan-ningen. Een arts-in-opleiding mag geen ‘goedkope werkkracht’ zijn, maar is een stagiair die een leermeester naast zich nodig heeft. Dat zal dus geld kosten. Fe-deraal is er nu een bedrag (B7) van 18,11 miljoen euro voor de ASO’s (artsen-spe-cialisten in opleiding), dat enkel verdeeld wordt onder de universiteiten. Volgens BVAS zouden ook de niet-universitaire stagemeesters vergoed worden vanaf 2016, maar dat kan ik zelf niet bevesti-gen. In de algemene ziekenhuizen is het vandaag de artsenassociatie zelf die de ASO betaalt. Het gevaar bestaat dat dit tot prestatiegericht werken leidt.”

“Een mogelijke oplossing is een structuur naar analogie van de huisartsen-in-opleiding. Deze HAIO’s worden deels door het RIZIV betaald en deels door de huisarts-stagemeester. Een vzw beheert de middelen voor die HAIO’s centraal. Misschien kan het RIZIV ook voor de specialisten-in-opleiding een dergelijk systeem opnemen? Dan zouden de ASO-plaatsen ook centraal beheerd kunnen worden, samen met de middelen ervoor. En dan kunnen we ook een beleid op maat

voeren. Geriatrie is een knelpuntberoep en hoewel ASO’s er zeer welkom zouden zijn, hebben de geriaters hiervoor niet steeds de nodige middelen. Nefrologen hebben die middelen dan weer wel. Het is simpel: de rijkste disciplines kunnen de meeste ASO’s aannemen, omdat ze die het gemakkelijkst kunnen betalen. Zou het geen goed idee zijn om van de dubbele cohorte-problematiek gebruik te maken om de knelpuntdisciplines extra vooruit te helpen? De huisartsen, de kinderpsychiaters, de geriaters, de reumatologen…? We moeten sowieso iets doen, anders stevenen we af op enkele moeilijke jaren. Stel dat de dubbele cohorte afgestudeerden in basisopleiding in 2018 en de daaropvolgende jaren allemaal als ASO in een populaire richting aan de slag gaan, dan betekent dat een directe concurrentie voor de afstuderende artsen-specialisten. En ook als die dubbele cohorte jaren later samen op de arbeidsmarkt komt, dreigt er een overschot. Daarom kunnen we beter nu meteen bepaalde knelpuntberoepen inhoudelijk in de kijker zetten en aantrekkelijker maken. We kunnen uiteraard niemand verplichten een bepaald discipline te kiezen.”

“We hebben een ruimere visie nodig om het beleid op te baseren. De plannings-commissie en andere instanties moeten zich buigen over de vraag: welke ge-zondheidsprofessionals heeft de maat-schappij de volgende decennia nodig? We moeten daarbij ook rekening houden met meer rationele ‘taakverschuiving’: kun-nen bepaalde handelingen die lange tijd door gynaecologen werden gedaan, bij-voorbeeld verschuiven naar vroedvrou-wen? Ook de discussie over KB 78 en de uitoefening van de gezondheidsberoepen zal met andere woorden op de Hoge Raad komen. Mijn visie hierover is duidelijk: we moeten zoeken naar complementariteit en aanvulling tussen verschillende be-roepsgroepen en als een ‘gezondheids-team’ vanuit de lean principes waarde (zonder verspilling van middelen) voor de patiënt (klant) creëren.”

(14)

“Transversale criteria

stageplaatsen herbekijken”

“Het Ministerieel Besluit (MB) over de transversale criteria, die voor alle opleidingen tot arts-specialisten gelden, is zeer snel gepubliceerd en sommige elementen lijken moeilijk te realiseren”, zegt prof. Lambert. “Minister Onkelinx gaf de Hoge Raad onvoldoende tijd om een meer uit-gewerkt advies te geven. Het MB is nu in voege en de knelpunten wor-den duidelijk op het terrein. Het is nu aan de Hoge Raad om verder te remediëren.”

“Zo bepaalt het MB van minister Onkelinx dat de stage verplicht moet plaatsvinden in twee afzonderlijke ziekenhuizen. Verder mag voortaan tot maximaal 40% van de stage in een dienst buiten het ziekenhuis ge-organiseerd worden. Dat is nieuw en het zal een grote impact hebben op enkele disciplines, waaronder ook de dermatologie: veel activiteiten vinden plaats buiten het ziekenhuis. Voor de forensische psychiatrie zou het kunnen betekenen dat een stage gedeeltelijk ook in specifieke foren-sische zorgvoorzieningen kan plaatsvinden, wat logisch is. Een andere regel stelt dat minimum een derde en maximum twee derde van de sta-ge in een niet-universitair ziekenhuis mag sta-gebeuren.”

“Als je al deze bepalingen combineert, kom je tot onbedoelde effecten. Een dermatoloog in opleiding kan zijn stage bijvoorbeeld 40% in een private kliniek lopen, 33% in een algemeen ziekenhuis en dan nog een deel in het buitenland. Dan is er nauwelijks of geen contact meer met een universitair departement, wat niet de bedoeling kan zijn.”

5 types stages

“Binnen de transversale criteria zijn er vijf types stages: conventio-nele stages, rotatie, specifieke, buitenlandse en stages wetenschap-pelijk onderzoek. De conventionele stages zijn de meest gangbare. Rotatiestages vinden plaats buiten de eigen stagedienst en vallen ook buiten het quotum van de stagemeester, maar moeten wel binnen een als stagedienst erkende plaats gebeuren. Zo kan een patholoog in opleiding bijvoorbeeld zes maanden stage lopen op een dienst dermatologie, als die dienst ervoor erkend is. Of een pneumoloog in opleiding kan een deel van zijn stage doen op een dienst oncologie. Buitenlandse stages kunnen voor één derde van de opleiding.” “Specifieke stages zijn stages in een dienst die niet formeel erkend is als stagedienst. Een specifieke stage mag maximum één jaar du-ren en moet vooraf ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Hoge Raad. Een dermatoloog in opleiding zou bijvoorbeeld drie maanden stage kunnen lopen bij een dermatoloog gespecialiseerd in haarpro-blemen. Specifieke stages blijven een uitzondering. De ASO blijft ook onder het quotum vallen van de coördinerende stagemeester. Een knelpunt hier is dat er geen formele erkenning voor nodig is. Dat mag geen achterpoortje worden om zomaar een extra stageplaats te cre-eren. We zullen dan ook adviseren om het MB op dit punt concreter te maken.”

“Het MB bepaalt voorts dat een stagemeester minstens acht jaar on-onderbroken erkend moet zijn in zijn specialisme en dat er continue supervisie van de ASO moet zijn. Hier zullen we een versoepeling adviseren naar vijf jaar en meer verantwoordelijkheid leggen bij het stageteam.”

“En dan heb ik het nog niet gehad over de zesde staatshervorming, met de herverdeling van de bevoegdheden… De Hoge Raad blijft fe-deraal het concept van erkenningen beheren en adviseren, terwijl de Erkenningscommissie naar de regio’s verhuist. Goede communicatie zal een grote troef zijn en vergt een specifieke inspanning.”

Prof. Jo Lambert: “Misschien kan het RIZIV ook voor de specialisten-in-opleiding een duit in het zakje doen? Dan zouden de ASO-plaatsen ook centraal beheerd kunnen worden, samen met de middelen ervoor. En dan kunnen we ook een beleid op maat gaan voeren.”

(15)

“Niet minder dan vier miljoen Belgen zochten vorig jaar de spoeddienst van een ziekenhuis op en dat hoge aantal groeit nog jaarlijks. maar de spoedaf-deling is lang niet voor al die patiënten het juiste toevluchtsoord. Het is daar-om hoogtijd daar-om de organisatie van de spoedeisende hulp onder de loep te nemen”, stelt Frank Lippens, direc-teur van het Sint-Vincentiusziekenhuis Deinze en lid van de Nationale raad voor Dringende geneeskundige Hulp-verlening.

In oktober buigt de federale overheid zich over de hervorming van de dringen-de geneeskundige hulpverlening (DGH). Zorgnet-Icuro tekende hiervoor een toe-komstvisie uit, waarin huisartsen een belangrijke rol toebedeeld krijgen. Het concept werd ook in het begeleidingsco-mité 1733 neergelegd.

Het is op verzoek van minister van Volksgezondheid Maggie De Block dat de betrokken partijen in hun pen kropen. In haar beleidsnota over de gezond-heidszorg vormen de DGH en de spoed-diensten belangrijke aandachtspunten. Meer patiënten moeten volgens mi-nister De Block eerst een beroep doen op een wachtdienst van huisartsen, in plaats van meteen naar een spoeddienst te hollen. Ook een actualisering van de organisatie, tarifering en terugbetaling van het dringende ziekenvervoer staan op haar to do-lijstje.

Zorgnet-Icuro doet concrete voorstel-len en beleidsaanbevelingen over die thema's. Daarvoor zijn we niet over één nacht ijs gegaan”, vertelt dr. Hilde De Nutte, stafmedewerkster bij Zorg-net-Icuro. “We hebben de Vlaamse zie-kenhuizen bevraagd, lieten ons inspi-reren door internationale literatuur en hebben onze visie ook afgetoetst met ziekenhuisdirecties, de Medicomut, ex-perten en beroepsgroepen van huis- en urgentieartsen. Dat traject bracht ons tot een nieuwe toekomstvisie voor de DGH

SPOEDDIENSTEN

GEEN HAASTWERK, MAAR GRONDIGE TOEKOMSTVISIE

HERTEKENT DRINGENDE HULPVERLENING EN SPOED

“Samenwerking met huisartsen

is sleutel tot acute zorgketen”

en spoeddiensten, waarin de samen-werking tussen zorgverleners van de eerste en de tweede lijn centraal staat. Meer synergie levert dubbele winst op: we werken aan een betere zorgverlening en ontwijken lineaire besparingen.”

Eén probleem, vele oorzaken

Vandaag kunnen patiënten met hun zorgvraag bij een aantal kanalen te-recht. Ze kunnen een huisarts van wacht contacteren, het nummer 1733 bellen voor de wachtdienst van huisartsen, een afspraak maken bij hun huisarts, het noodnummer 112 bellen of naar een spoeddienst gaan. Voor veel mensen is het niet eenvoudig om de dringendheid van hun zorgvraag correct in te schatten

en om bij de juiste zorgverlener aan te kloppen.

“Het aanbod van dringende hulpverle-ning is momenteel sterk versnipperd”, licht Lippens toe. “Het verkeerde gebruik van onze spoeddiensten kent verschil-lende oorzaken: het opleidingsniveau en de sociale achtergrond van de patiënten, onwetendheid over de alternatieven, het derdebetalerssyteem en langere wacht-tijden bij huisartsen en artsen-specia-listen in de poliklinieken. Vaak moeten we patiënten op de spoeddienst vertel-len dat ze eigenlijk geen dringende hulp nodig hebben en beter bij hun huisarts langsgaan. Soms volstaat zelfs een een-voudig advies voor zelfzorg en kunnen de patiënten terug naar huis. Op

(16)

bud-gettair vlak heeft het teveel aan patiën-ten op spoeddienspatiën-ten ontzetpatiën-tend grote gevolgen. Zoals de Vlaamse en federale regeerakkoorden aangeven, is het tijd om die ongecoördineerde toestroom te corrigeren. Tegelijk moeten we de rela-tie tussen dringende en niet-dringende hulpverlening en het vervoer kritisch be-kijken.” Dr. De Nutte vult aan: “Vandaag is de zorgvraag van patiënten niet altijd even goed geformuleerd en is het onder-scheid tussen spoedeisende pathologie en minder urgente aandoeningen niet voor iedereen duidelijk.”

De oplossing

De kern van de oplossing ligt bijgevolg bij een systematische screening van hulpvragen en een betere organisatie van de toegangspoort tot hulp. Lippens legt uit: “Vandaag bestaan er twee pa-rallelle circuits. Patiënten kunnen hun zorgvraag enerzijds doorgeven via het rechtstreeks oproepnummer van een huisarts of het eenvormige oproepnum-mer 1733 waar men terechtkan met de vraag wie de huisarts van wacht is. Dat leidt tot een consultatie bij de huisarts of de huisartsenwachtpost of tot een huis-bezoek. Anderzijds kunnen patiënten ook een beroep doen op de 112-centra (één per provincie). Dan vindt er een zo-genaamde pretriage plaats op basis van protocollen en wordt een 112-ziekenwa-gen, een paramedisch interventieteam (PIT) en indien nodig ook een MUG

uit-gestuurd. Patiënten kunnen daarnaast ook zelf naar een spoeddienst komen.” Dr. De Nutte illustreert die nieuwe aan-pak met een voorbeeld: “Wie last heeft van een allergische reactie, die zich beperkt tot jeuk of huiduitslag die al meer dan 24 uur aanwezig is, en denkt dat hij geneeskundige hulp nodig heeft en naar het noodnummer 112 belt, zou dus na een grondige bevraging gekan-teld kunnen worden naar niet-dringen-de hulpverlening. Die patiënt krijgt het advies om de huisarts op te zoeken en krijgt geen hulpdiensten toegestuurd. Volgens ons plan beluisteren de 112- en 1733- centrales dus eerst de zorgvraag van mensen en maken ze een objectieve analyse van de nood aan dringende me-dische hulpverlening. De samenwerking met de huisartsen is de sleutel tot een goede acute zorgketen.”

Implicaties

Het centraliseren van zorgvragen heeft een aantal implicaties. “Door de huisartsen in te schakelen moeten we een gezamenlijk pretriagesysteem op poten zetten”, vult Lippens aan. “Hun protocollen en die van de 112-centra moeten met andere woor-den geïntegreerd worwoor-den. In Leuven en Tienen loopt momenteel al een proefpro-ject rond gezamenlijke protocollen. Alle

zorgverstrekkers gebruiken op die manier eenzelfde classificatiesysteem. Calltakers van de telefooncentrales zullen bijgevolg een intensieve opleiding moeten krij-gen. Een gezamenlijk systeem betekent eveneens dat alle zorgverstrekkers op de hoogte moeten kunnen zijn van de triage-beslissing. Als een patiënt eerst het advies krijgt om naar een huisarts te gaan en zich alsnog aanmeldt op een spoeddienst, dan moet die spoeddienst weet hebben van dat eerste advies. Een heroriëntatie in functie van de symptomen blijft natuurlijk moge-lijk. De samenwerking tussen huisartsen en spoeddiensten trekken wij trouwens door tot een integratie van wachtposten en spoeddiensten, waar mogelijk. Spoed-artsen en huisSpoed-artsen van wacht zouden samen patiënten moeten zien en beslissen waar ze het best verzorgd worden.” “Een andere reorganisatie die zich op-dringt, is de uitbouw van een volwaardige medische meldkamer. Het multidisciplinai-re (de samenwerking brandweer, politie en medische discipline) blijft belangrijk, maar de medische dispatching moet ook vol-waardig worden uitgebouwd. De 112-cen-trale wordt nu aangestuurd door de FOD Volksgezondheid en de FOD Binnenlandse Zaken. Als de 1733-oproepen volledig ge-integreerd worden in de 112-centrale, en

“Goed communiceren bij verwijzingen en elkaar

degelijk informeren is en blijft cruciaal.”

Dr. Hilde De Nutte en Frank Lippens: “Meer synergie tussen zorgverleners van de eerste en de tweede lijn levert dubbele winst op: we werken aan een betere zorgverlening en ontwijken lineaire besparingen.”

(17)

de huisartsen als volwaardige oplossing kunnen worden uitgestuurd, komt daar een extra belasting voor de meldkamers bij. Daarmee moet rekening gehouden worden op het vlak van HRM en technologie.” Zorgnet-Icuro stuurt er eveneens op aan dat de zorgvraag voortaan moet bepalen welke equipe – met welke kwalificaties – uitgestuurd wordt, in plaats van welk voertuig”, stelt dr. De Nutte. “Het is ook op basis van de zorgvraag dat er beslist moet worden waar de patiënt naartoe ge-bracht wordt. Bij een zogenaamde tijds-kritische pathologie moet er afgeweken kunnen worden van de regel die zegt dat patiënten na een 112-oproep steeds naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis gebracht moeten worden. Om geen tijd te verliezen brengen we ze indien nodig beter meteen naar een gespecialiseerd centrum met de nodige diensten en apparatuur. Als traumacentra duidelijk een gunstig effect hebben op morbiditeit en mortaliteit – wat momenteel onderzocht wordt door het KCE – dan zou de spoedzorg daarop ook aangepast kunnen worden.”

“Als we onze dringende hulpverlening willen reorganiseren, dan moeten we eveneens de programmatie van de MUG, PIT en ziekenwagens alsook de functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg en het bijhorende zorgaanbod in rekening nemen”, gaat Lippens verder. “De sprei-ding van medische diensten is een thema waarin ik me al enkele jaren vastbijt (zie

Aanbevelingen om

beleids makers op weg

te zetten

1. Bouw triage voor en binnen het ziekenhuis uit

In sommige ziekenhuizen wordt al ge-werkt met een triagesysteem. De tria-gefunctie zou uitgebouwd moeten wor-den in alle ziekenhuizen en toegepast moeten worden in elk team binnen de dringende geneeskundige hulpver-lening. Zo worden patiënten meteen naar de juiste setting overgebracht. Een grondige opleiding voor het perso-neel dat instaat voor de telefonische of fysieke triage is een must.

2. Laat huisartsenkringen en zieken-huisartsen elkaar beter vinden in acute zorgnetwerken

Cruciale elementen voor de her-vorming zijn dat patiënten een arts aanduiden die hun globaal medisch dossier bijhoudt en dat artsen infor-matie uitwisselen via (elektronische) verwijs- en ontslagbrieven. De e-health roadmap 2015-2018 en Vitalink kunnen daarin een rol spelen.

3. Faciliteer werkafspraken tussen huisartsen(wachtposten) en spoeddiensten

Bindende afspraken over verwijzingen en samenwerking tussen huisartsen-wachtposten en spoeddiensten zijn een noodzaak. Elke huisartsenwachtpost zou daarenboven gekoppeld moeten worden aan een spoeddienst. Patiën-ten melden zich idealiter via één toe-gang en één triage aan en komen zo in de juiste wachtzaal terecht.

4. Pas financiering aan

Door huisartsenwachtposten en spoed diensten intensiever te laten samenwerken en gezamenlijk de tri-agefunctie te laten uitvoeren, worden middelen onmiddellijk juist ingezet. De middelen die op die manier vrijkomen, kunnen geïnvesteerd worden in een gezamenlijke personeelsbezetting en uitrusting. De keuze van de zorgvorm moet bovendien financieel neutraal zijn voor de patiënten.

Zorgwijzer nr. 42, nvdr.). We hebben nu een nieuwe kaart ontwikkeld met tools die ons moeten helpen bij de program-matie Dringende Geneeskundige Hulp en de optimalisering van de standplaatsen.” “Ten slotte stellen we ook een afstemming met het niet-dringend liggend ziekenver-voer en interhospitaalverziekenver-voer voor. Dat vervoer gebeurt namelijk door dezelfde ambulancediensten en vaak wordt er gebruik gemaakt van het 112-systeem. Daarvoor zijn transparante financiële afspraken nodig.”

Mindset

Behalve organisatorische hervormin-gen benadrukken Frank Lippens en Dr. De Nutte ook het belang van mentali-teitswijzigingen. “De hervorming waar-van wij dromen, kan alleen maar slagen als een sensibiliseringscampagne voor patiënten op het getouw gezet wordt”, zegt dr. De Nutte. “Ook de uitwisseling tussen huisartsen en spoedartsen is cruciaal. Vandaag zien we onder meer in Antwerpen en Brussel huisartsen en ziekenhuizen samenwerken. In Brug-ge bouwt men de huisartsenwacht-post naast de spoedopname. Maar we mogen niet blind zijn voor mogelijke spanningsvelden tussen spoedartsen en huisartsen. Goed communiceren bij verwijzingen en elkaar degelijk in-formeren is en blijft cruciaal, en dit bij voorkeur elektronisch.”

Het hoge aantal bezoeken aan de spoeddienst is geen nieuwe problema-tiek en geregeld duikt het onderwerp op in de media, vaak met als invalshoek gekibbel in de sector over de beste op-lossing. “In de praktijk voelen wij echter aan dat de betrokken partijen werk wil-len maken van een hervorming”, merkt Lippens op. “De Vlaamse en federale overheid sturen daarop ook aan. Vrij snel na haar benoeming heeft minister De Block ons gevraagd om de organi-satie van de Dringende Geneeskundige Hulp te herbekijken en de financiering van de spoed is één van haar vooruit-geschoven werven. Het Federaal Ken-niscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) is trouwens ook bezig met een studie over spoedzorg. We beseffen dat dit geen walk in the park wordt, maar we geloven er sterk in dat onze visienota in oktober meegenomen kan worden in het toekomstig beleid en de begroting van budgetten.”

(18)

“Als je de sector vandaag vraagt hoe we onze gezondheidszorg kunnen verbe-teren, antwoordt zo goed als iedereen: door de krachten te bundelen. maar hoe moet dat dan? met ons voorstel voor regionale ziekenhuisnetwerken geven we een concrete aanzet”, vertelt prof. dr. Johan Kips, coördinator alge-mene ziekenhuizen bij Zorgnet-icuro. gelijke toegang tot kwaliteitsvolle zorg en meer efficiëntie via zorggebieden zijn de sleutel elementen in het nieuwe concept.

“Onze gezondheidszorg heeft alleen maar te winnen bij meer samenwer-king tussen enerzijds ziekenhuizen on-derling en anderzijds ziekenhuizen en andere zorgverstrekkers. Dat bleek al tijdens het ziekenhuiscongres Together we care en uit de publicatie Together we count”, steekt prof. Johan Kips van wal.

NETWERKEN

SAMENWERKEN MET BUREN LOONT

Zorggebieden zijn sleutel voor

regionale ziekenhuisnetwerken

“We moeten dus ons organisatiemodel veranderen en daarop vervolgens ook de financiering afstemmen. Dat nieuwe organisatiemodel willen we waardege-dreven maken: we willen een zo hoog mogelijke kwaliteit tegen een zo laag mogelijke kost.”

“Het concept ‘netwerk’ wordt actueel frequent en door meerdere instanties aangehaald. Iedereen doet het op zijn manier, met als risico dat ‘ziekenhuis-netwerk’ een containerbegrip dreigt te worden. Daarom willen we nu een con-creet voorstel uitwerken voor de samen-werking tussen ziekenhuizen op regio-naal niveau. Ons uitgangspunt daarbij is dat elke burger gelijke toegang moet hebben tot kwaliteitsvolle zorg en dat die zorg zo doelmatig en kosteneffectief mogelijk moet zijn.”

Regionale afstemming

“Vanuit het perspectief van een geogra-fisch gelijke toegankelijkheid tot een-zelfde kwaliteit van zorg, is een goede regionale afstemming tussen ziekenhui-zen het uitgangspunt. Hoe groot moet zo’n regio dan zijn? Wij stellen voor om te vertrekken vanuit de aanrijtijden voor tijdskritische aandoeningen. Op de kaart van Vlaanderen werden zorggebieden gedefinieerd vanuit het criterium dat alle burgers in Vlaanderen in geval van een hartinfarct of een beroerte binnen de dertig minuten in een ziekenhuis te-recht moeten kunnen dat volledig uitge-rust is voor de behandeling hiervan. We rekenen dus niet in kilometers, maar in aanrijtijden. Op die manier krijg je over Vlaanderen verspreid een 13-tal zorg-gebieden, elk met grosso modo 400.000 tot 500.000 inwoners. Die zorggebieden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze nog niet uitgekomen knoppen worden door Japanners gebruikt voor een middel tegen kanker, waarvan sinds 2015 het effect wetenschappelijk zou zijn aangetoond.. Auteur: Santi

Winter heeft nu het compro- mis gesloten dat iepen van PWN binnen 500 meter van een gemeentelijke boom wel worden beheerd, maar andere bomen niet. De afstand van 500 meter zou

De arbeidsmarktpositie van hoger opgeleide allochtone jongeren is weliswaar nog steeds niet evenredig aan die van hoger opgeleide autochtonen, maar wel veel beter dan die

Vele kerken worden in Irak bewaakt, maar niet overal in het land is het onveilig voor christenen.

Met de campagne #nogffvolhouden willen jongerenwerkers alle jongeren een hart onder de riem te steken in coronatijd.. Jongerenwerkers zien veel jongeren die

Hij is boven ons en zegent ons steeds weer, en zegent ons steeds weer.. Zo zegent Hij ons nu en morgen en tot

Hij heeft een druk programma deze vakantie want hij wil ook nog met zijn vriendin gaan kamperen en om alles te kunnen betalen moet hij ook een aantal weken werken.. Dit weekje met

Als meneer Katrijnen meer of minder wil gaan werken zal hij dat moeten overleggen met zijn directeur; als de school er geen bezwaar tegen heeft dat hij minder gaat