• No results found

Het effect van intensief voeren van kunstmelk op de kalverontwikkeling in de eerste negen weken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het effect van intensief voeren van kunstmelk op de kalverontwikkeling in de eerste negen weken"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

0

DISCLAIMER

Dit rapport is gemaakt door een student van Aeres Hogeschool als onderdeel van zijn/haar opleiding. Het is géén officiële publicatie van Aeres Hogeschool. Dit rapport geeft niet de visie of mening van Aeres Hogeschool weer. Aeres Hogeschool aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor enige schade voortvloeiend uit het gebruik van de inhoud van dit rapport.

Het effect van intensief voeren van

kunstmelk op de

kalverontwikkeling in de eerste

negen weken.

[Ondertitel van document]

Peer van Egmond Dier- & Veehouderij

Major: Diergezondheid & Welzijn Afstudeerdocent: Mevrouw Tempert Borculo, 3 november 2019

(2)

1

Auteur

Peer van Egmond

Opleiding: Instelling: Aeres Hogeschool Dronten

Opleiding: Dier- & Veehouderij Studiejaar: 4DV

Coach: Jantien Tempert

j.tempert@aeres.nl

Stagebedrijf: Trouw Nutrition Benelux

Deventer

Antwerpenweg 7 7418 CR Deventer T: +31 (0) 570 639 999

Stagebegeleider Trouw Nutrition Deventer: Gert Klaassen

gklaassen@trouwnutrition.com Tel.: +31(0)570639990 +31(0)570626001 +31(0)611238675 Borculo, 3 November 2019

(3)

2

Voorwoord

Een onderdeel van de afstudeerfase aan de Aeres Hogeschool te Dronten is het schrijven van een afstudeerwerkstuk. Ik heb mij laten inspireren tijdens mijn afstudeerstage bij Trouw Nutrition te Deventer voor het onderwerp van mijn afstudeerwerkstuk.

Mijn dank gaat uit naar het Research & Development team van Trouw Nutrition te Deventer en met name naar mijn stagebegeleider Gert Klaassen, voor zijn advies en begeleiding gedurende de stage. Ten slotte gaat mijn dank uit naar mijn afstudeerdocent Jantien Tempert. Ik dank haar voor haar persoonlijke aanpak, betrokkenheid en goede begeleiding.

(4)

3

Samenvatting

De vraag naar duurzaam geproduceerde zuivel neemt wereldwijd toe. Hierdoor staat de gehele sector zowel in Nederland als in het buitenland voor een uitdaging. Omdat verdere toename van

broeikasgassen voorkomen moet worden, is een uitbreiding van het aantal dieren niet de oplossing. Om toch aan de vraag te voldoen zullen de huidige dieren, maar vooral de toekomstige dieren efficiënter en duurzamer moeten produceren.

De inzet van gerichte en bewust gekozen fokkerij kan hierbij helpen. Echter kan de wijze van kalveropfok en dan met name de opfok in de melkperiode positieve effecten hebben op efficiëntie, levensduur en productiviteit van de toekomstige melkkoe hebben.

Kalveren die tijdens de melkperiode gevoerd worden met een intensief voerprogramma hebben een voorsprong ten op zichtte van kalveren die tijdens de melkperiode gevoerd worden met een gangbaar voerprogramma. Dit blijkt uit diverse onderzoeken waarbij er gekeken is naar het effect van een ad libitum melkgift.

Om zicht te krijgen in de meetbare veranderingen tijdens de melkperiode is de volgende hoofdvraag opgesteld: “Wat is het effect van een intensief melkvoerprogramma op de ontwikkeling van

vrouwelijke HF-kalveren in de eerste 9 levensweken?”

Hiervoor werden de volgende deelvragen beantwoord worden:

• Wat is het effect van intensief voeren op de energiehuishouding van de mitochondriën? • Wat is het effect van intensief voeren op de ontwikkeling van het uierweefsel?

• Wat is het effect van intensief voeren op de aspecifieke afweer?

• Wat is het effect van intensief voeren op de dagelijkse gewichtstoename?

Er werd een praktijkonderzoek uitgevoerd naar wat het effect is van een intensief melkvoerprogramma op de dagelijkse gewichtstoename van vrouwelijke HF-kalveren in de eerste 9 levensweken. Er zijn twee praktijkonderzoeken uitgevoerd waarbij tweemaal een hogere versus een lagere concentratie

melkpoeder werd verstrekt.

Door de beantwoorde deelvragen en de geanalyseerde resultaten van de twee praktijkproeven wordt de hoofdvraag beantwoord. Uit literatuuronderzoek blijkt dat het effect van een intensief

melkvoerprogramma op de ontwikkeling van vrouwelijke HF-kalveren in de eerste 9 levensweken dat de kalveren een verbeterde energieverstrekking hebben. De kalveren hebben grotere melkklieren en meer parenchymale cellen waardoor ze in hun eerste lactatie meer melk kunnen produceren. De kalveren zijn beter bestand tegen ziekteverwekkers en hebben een betere aspecifieke afweer. Diverse onderzoeken concludeerden dat een intensieve melkgift leidt tot een significant hogere gemiddelde dagelijkse gewichtstoename (ADG) en een hoger lichaamsgewicht. Uit de in dit onderzoek uitgevoerde praktijkproeven komt echter geen significant verschil naar voren in lichaamsgewicht en ADG bij de intensief gevoerde kalveren.

(5)

4

Abstract

The demand for sustainably produced dairy is increasing worldwide. As a result, the entire sector is faced with a challenge. At the same time a further rise in greenhouse gases should be avoided. Therefore an increase in livestock to meet this demand is not an option. To provide the demand for dairy product, the current livestock, but especially the future livestock, will have to produce more efficiently and be more sustainably.

The use of targeted and consciously chosen breeding can help. However, the method of calf rearing, and in particular the rearing during the milking period, can have positive effects on the efficiency, lifespan and productivity of the future dairy cow.

Various studies have looked at the effect of an ad libitum milk yield. These studies showed that calves fed during the milking period with an intensive feeding program have an advantage compared with calves which are fed during the milking period with a conventional feeding program.

In this study we investigate the effect of an intensive milk feed program on the development of female HF calves in the first 9 weeks of life.

We tried to quantify this effect with the following sub-questions which were investigated separately: • What is the effect of intensive feeding on the energy management of the mitochondria?

• What is the effect of intensive feeding on the development of udder tissue? • What is the effect of intensive feeding on non-specific defenses?

• What is the effect of intensive feeding on daily weight gain?

A study was performed into the effect of an intensive milk feed program on the daily weight gain of female HF calves in the first 9 weeks of life. Two studies were conducted in which two higher concentrations of milk replacer were compared to a lower concentration of milk replacer.

The effect of an intensive milk feed program on the development of female HF calves in the first 9 weeks of life is that they have an improved energy supply, a larger mammary gland and more parenchymal cells. Therefore they can produce more milk in their first lactation period are more resistant to

pathogens and have a better non-specific immune response. Various studies have shown that intensive milk yield leads to a significantly higher average daily weight gain (ADG) and higher body weight. Our study has not shown any significantly differences in bodyweight and ADG when fed an intensive milk yield.

(6)

5

Inhoud

Voorwoord ... 2 Samenvatting ... 3 Abstract ... 4 1. Inleiding ... 6

1.1 Duurzaamheid van de Nederlandse zuivelsector. ... 7

1.1.1 Klimaatneutraal ontwikkelen. ... 7

1.1.2 Behoud biodiversiteit en milieu. ... 7

1.1.3 Continu verbeteren dierenwelzijn en gezondheid. ... 8

1.2 Kalversterfte ... 9

1.3 Kalveren zijn de toekomst ... 10

2 Materiaal en methode ... 13

2.1 Deelvraag 1: Wat is het effect van intensief voeren op de energiehuishouding van de mitochondriën? ... 13

2.2 Deelvraag 2: Wat is het effect van intensief voeren op de ontwikkeling van het uierweefsel? ... 13

2.3 Deelvraag 3: Wat is het effect van intensief voeren op de aspecifieke afweer?... 14

2.4 Deelvraag 4: Wat is het effect van intensief voeren op de dagelijkse gewichtstoename? ... 14

2.4.1 De praktijkonderzoeken ... 15

2.5 Statistische analyse ... 17

3. Resultaten ... 18

3.1 Wat is het effect van intensief voeren op de energiehuishouding van de mitochondriën? ... 18

3.2 Wat is het effect van intensief voeren op de ontwikkeling van het uierweefsel? ... 19

3.3 Wat is het effect van intensief voeren op de aspecifieke afweer? ... 21

3.4 Wat is het effect van intensief voeren op de dagelijkse gewichtstoename? ... 24

4. Discussie ... 32

5. Conclusie ... 34

6. Aanbeveling... 35

Bibliografie ... 37

Bijlage 1. Resultaten praktijkproef 1 ... 40

Bijlage 2. Resultaten praktijkproef 2 ... 41

Bijlage 3. Statistische analyses; praktijkproef 1 ... 43

(7)

6

1. Inleiding

Wereldwijd zijn er nu zo’n 250 miljoen melkkoeien die de wereld voorzien van zuivel. Nederland telt 1,6 miljoen melkkoeien. Deze melkkoeien zijn voornamelijk van het ras Holstein Friesian (CRV, 2019). Dit runderras is wereldwijd het meest voorkomende ras gezien de specifieke gunstige dierkenmerken. Deze dieren moeten voorzien in de totale vraag naar zuivel. Echter is er ondanks de huidige prestaties van de wereldwijde veestapel nog altijd een tekort aan zuivel. Zie figuur 1.

Figuur 1. Huidig aanbod van zuivel versus tekort aan zuivel (Berger, 2013).

Naast het al bestaande tekort aan zuivel neemt de vraag naar zuivel ook nog eens toe. Deze toenemende vraag en de verwachtte vraag naar zuivel is weergegeven in figuur 2.

Figuur 2. Groeiende vraag naar zuivel (Berger, 2013).

De toenemende zuivelvraag is voor de gehele melkveehouderij een uitdaging en een grote kans. De uitdaging wordt om de toenemende zuivelvraag op een duurzame manier te produceren. De focus ligt daarom op innovaties en verdere verduurzaming van de sector. Er zal daarom worden ingezet op verdere optimalisatie van de veehouderij in plaats van uitbreiding hiervan.

(8)

7

1.1 Duurzaamheid van de Nederlandse zuivelsector.

De Nederlandse Zuivel Organisatie en de Land- en Tuinbouworganistatie hebben ter bevordering van de duurzame ontwikkelingen in de Nederlandse melkveehouderij “Nederland de Duurzame Zuivelketen” opgericht. Dit platform is erop gericht om een toekomstbestendige en verantwoorde zuivelsector in Nederland te creëren. Hiervoor zijn er doelstellingen geformuleerd voor:

- Klimaatneutraal ontwikkelen

- Behoud biodiversiteit en het milieu.

- Continu verbeteren diergezondheid en welzijn.

De doelstellingen zijn gesteld om voor 2020 gerealiseerd te worden.

1.1.1 Klimaatneutraal ontwikkelen.

De sector heeft tot doel gesteld om in 2020, 20% minder broeikasgassen ten opzichte van 1990 uit te stoten. De emissie van broeikasgassen is de afgelopen jaren echter gestegen. Deze toename wordt veroorzaakt door het grotere aantal melkkoeien en de hogere melkproductie. Om verdere toename van broeikasgassen te voorkomen is er in 2017 het fosfaatstelsel ingevoerd. De totale emissie was in 2016 1.15 kg CO2-eq per Kg melk, zie figuur 3. Verwacht wordt dat door het fosfaatstelsel de totale

fosfaatuitstoot van de sector verder verlaagd wordt.

Figuur 3 Totale emissie van de zuivelketen (Duurzame Zuivelketen, 2017)

1.1.2 Behoud biodiversiteit en milieu.

Aangezien de natuur en de melkveehouderij sterk van elkaar afhankelijk zijn heeft de zuivelketen zich ingezet om de biodiversiteit te behouden en het milieu te beschermen. Om de biodiversiteit te

behouden zijn er samenwerkingen opgezet om op die manier efficiënter en duurzamer om te gaan met grondstoffen. Dit heeft er toe geleid dat de Nederlandse zuivelsector als sinds 2015 uitsluitend

verantwoord gecertificeerd soja in het veevoer heeft. Daarnaast is het fosfaatgehalte verlaagd in de overige diervoerders (Duurzame Zuivelketen, 2017).

(9)

8

1.1.3 Continu verbeteren dierenwelzijn en gezondheid.

Ten behoeven van dier- en volksgezondheid heeft de Nederlandse zuivelsector het doel om het

antibioticagebruik in de sector te verlagen. Daarnaast wil de sector het welzijn en de levensduur van de veestapel verbeteren.

Het antibioticagebruik in de melkveehouderij is tussen 2009 en 2016 met 48% gedaald. Daarnaast stelden zij zich tot doel om 90% van de bedrijven onder de actiewaarde van de autoriteit voor

diergeneesmiddelen (SDa) te houden. In 2016 kwam ruim 99,5% van de melkveebedrijven onder deze actiewaarde.

Gezonde dieren leven langer, produceren meer melk en zijn hierdoor duurzamer. De zuivelsector heeft zich hierom tot doel gesteld om de gemiddelde levensduur van de koe te verlengen met zes maanden ten opzichte van 2011, zie figuur 4. In 2017 was de gemiddelde leeftijd 5 jaar, 6 maanden en 29 dagen. Echter was deze gemiddelde leeftijd lager dan in 2011. Hiernaast zijn in 2017 een verhoogd aantal melkgevende dieren afgevoerd in verband met het fosfaatreductieplan (Stokkermans,P., 2019). Dit is een extra reden om de levensduur van de huidige en toekomstige melkgevende dieren te verlengen.

Figuur 4 Ontwikkeling van de levensduur van melkkoeien. (Duurzame Zuivelketen, 2017)

Het verlengen van de levensduur van de melkkoeien begint al bij de opfok van de kalveren. Zo blijkt bijvoorbeeld dat bedrijven waarvan kalveren een levend gewicht hebben van minder dan 200 kg op zes maanden leeftijd, een aanzienlijk hogere afvoer hebben van dieren in hun eerste lactatie. Een levend gewicht van meer dan 200 kg op zes maanden leeftijd zou daarentegen een positief effect hebben op de levensduur (Elite, 2017).

Naast de levensduur van de melkkoeien en gerealiseerde groei van de kalveren is ook het sterftecijfer van kalveren een zeer belangrijke factor. Zowel voor de duurzaamheid als voor het verbeteren van het dierenwelzijn en de diergezondheid.

(10)

9

1.2 Kalversterfte

Volgens de meest recente cijfers van I&R en Rendac ligt de kalversterfte momenteel op 6,8 % voor kalveren tot 14 dagen en 3,8 % voor kalveren vanaf 14 dagen tot een jaar (RVO, 2019). In figuur 5 is het verloop van kalversterfte weergegeven (Stokkermans, 2017). Het sterftecijfer van kalveren neemt de afgelopen jaren langzaam toe. Dit leidt tot veel ophef bij burgers en politiek. De kalversterfte ligt

hierdoor onder de loep. De sector heeft ook als doel om de kalversterfte en te verlagen en onder andere de duurzaamheid hiermee te verhogen. Veehouders en experts zijn er van overtuigd dat de sterfte van kalveren verlaagd kan worden (Sprayfo, 2018). Gezien de fosfaatproblematiek en de meest recente sterftecijfers is de aandacht voor kalveropfok in Nederland weer toegenomen.

Figuur 5 Kalversterfte (Gezondheidsdienst voor Dieren, 2017)

De meeste kalveren sterven aan de gevolgen van neonatale diarree, ruim 56%. Daarnaast sterft 23% aan luchtwegaandoeningen (Bos, Zonneveld, Plomp, Gaag, & Antonis, 2017). De veroorzakers van

kalversterfte zijn hierdoor zeer bedrijfsspecifiek aangezien elk bedrijf andere risico-, en

omgevingsfactoren heeft. Om de totale kalversterfte in Nederland te verlagen moeten de bedrijven hun eigen oorzaken van kalversterfte kennen en bedrijfsspecifieke maatregelen nemen om zo de

(11)

10

1.3 Kalveren zijn de toekomst

Aangezien de vraag naar duurzaam geproduceerde zuivel wereldwijd toeneemt staat de mondiale zuivel sector voor een uitdaging. Omdat verdere toename van broeikasgassen moet worden voorkomen, is het uitbreiden van de veestapel niet de oplossing. Om toch aan de vraag te voldoen zullen de huidige dieren, maar vooral de toekomstige dieren efficiënter en duurzamer moeten produceren.

De inzet van gerichte en bewust gekozen fokkerij kan hierbij helpen. De wijze van kalveropfok en dan met name de opfok in de melkperiode, kan grote positieve effecten hebben op efficiëntie, levensduur en productiviteit van de toekomstige melkkoe. Wil een kalf een goede toekomstige melkkoe worden dan begint dit al met de biestverstrekking. De noodzaak van een goede en snelle verstrekking van een kwalitatief goede biest voor immuniteit is reeds bekend. Dat een adequate verstrekking ook effect heeft op de potentiële groei van kalveren en de prestaties in de eerste lactatie van vaarzen, was nog onbekend.

Een onderzoek met vrouwelijke Brown Swiss kalveren heeft in beeld gebracht wat de effecten zijn van een beperkte biestverstrekking op de ontwikkeling van het kalf en de prestaties als vaars. De kalveren kregen 2 óf 4 liter biest verstrekt binnen een uur na partus. Na deze eerste biestgift van gelijke kwaliteit kregen de kalveren van beide groepen dezelfde hoeveelheden melk van gelijke samenstelling verstrekt gedurende de rest van de melkperiode. Uit het onderzoek bleek onder andere dat de kalveren die 4 liter biest hadden gekregen een grotere dagelijkse gewichtstoename hadden evenals een hogere gemiddelde melkproductie in 2 lactaties. Ook vielen zij veel minder vaak uit. Hiermee waren de

diergezondheidskosten van de kalveren die 2 liter biest verstrekt kregen bijna verdubbeld ten opzichte van de kalveren die 4 liter biest gekregen hadden. Een overzicht van de resultaten is weergegeven in tabel 1.

Tabel 1. Resultaten proef biestverstrekking (Faber & McCauley, 2005).

Biest verstrekking Aantal kalveren Groei 0-3 maanden (g/d) Leeftijd 1e inseminatie Gemiddelde melkproductie in 2 lactaties Aantal koeien Uitval percentage in 2 lactaties 2 L 37 705 14.0 26.9 28 24.3 % 4 L 31 900 13.5 27.8 27 12.9 %

Dit onderzoek toont aan dat de hoeveelheid biest die verstrekt wordt effect heeft op de potentiële latere melkgiften. Er zijn op dit moment volop onderzoeken naar wat het effect zou zijn van een melkperiode waarin de kalveren meer dan 135 g/l poeder kunstmelk krijgen of meer dan 6 liter kunstmelk per dag. In beide gevallen zou er dan sprake zijn van een intensieve melkperiode. Uit een onderzoek uit 2012 bleek al dat kalveren door een hogere voerintensiteit een hogere dagelijkse gewichtstoename hebben, een betere conditie en daardoor ook minder vatbaar zijn voor ziekten (Ballou M. , 2012). Deze “verbeteringen” leiden ertoe dat melkveebedrijven die kalveren opfokken volgens een intensief voerprogramma minder uitval hebben van kalveren tot één jaar leeftijd. Ook hebben deze kalveren een hogere melkgift in hun eerste twee lactaties (Faber & McCauley, 2005).

(12)

11

De potentie van een kalf om als koe veel melk te produceren wordt beïnvloed door de ontwikkeling van het kalf in de eerste twee maanden. Een limiterende factor hierbij is de hoeveelheid aangelegde parenchymcellen, omdat deze cellen zich kunnen ontwikkelen tot melkklieren. Deze cellen kunnen zich na de speenperiode wel vergroten maar niet meer vermeerderen. Dit bleek uit een onderzoek

uitgevoerd met Holstein Friesian kalveren (Soberon & Amburgh, 2017). Kalveren van het intensieve voerschema kregen 0.3 Mcal per kg lichaamsgewicht, deze kalveren kregen hierdoor tussen de 4,2 en 8,4 Mcal per kg lichaamsgewicht. De controle groep werd gevoerd volgens het gangbare opfokschema waarbij ze 2,8 Mcal per dag verstrekt kregen. Uit het onderzoek blijkt dat de kalveren van de intensieve melkperiode een 5.9 keer zo’n grote parenchymale massa hadden in vergelijking met de controle groep, zie figuur 6. Hieruit blijkt dat de ontwikkeling van weefsels beïnvloed wordt door een hogere

voerintensiteit bij kalveren in de melkperiode.

Figuur 6 Ontwikkeling van de melkklieren (Soberon & Amburgh, 2017)

Uit bovenstaande onderzoeken blijkt dat in de eerste twee levensmaanden van de kalveren de groei, weefselontwikkeling en ook de latere productie van melk beïnvloedt wordt door intensief voeren in de melkperiode. Door de jeugdgroei optimaal te benutten krijgen de ondernemers gezondere en sterkere kalveren die later ook nog eens beter presteren als melkkoe. De doelstelling hierbij is dan ook om met een gezonde en maximale kalveropfok te werken aan een duurzamere melkveehouderij in Nederland. Hiermee wordt bedoeld dat er met minder koeien meer melk wordt geproduceerd over een langere periode (Hietkamp, 2012).

Kalveren die tijdens de melkperiode gevoerd worden met een intensief voerprogramma hebben een voorsprong ten opzichte van kalveren die tijdens de melkperiode gevoerd worden met een gangbaar voerprogramma. Bij het intensieve voerprogramma krijgen de kalveren meer dan zes liter melk per dag óf krijgen ze kunstmelk met een concentratie hoger dan 135 g/L. Bij het gangbare voerschema krijgen de kalveren maximaal 6 liter kunstmelk per dag en krijgen ze kunstmelk met een concentratie van

(13)

12

Hoe een kalf zich ontwikkeld hangt af van omgevingsfactoren en genetische aanleg. In de eerste twee levensmaanden leert een kalf zich aan te passen aan zijn omgeving en voeding. Deze aanpassingen vinden plaats op cellulair en moleculair niveau. Deze aanpassing kunnen tot op latere leeftijd actief blijven. Het aanpassingsproces van cellen en moleculen wordt metabolisch programmeren genoemd. Een goed voorbeeld van metabolisch programmeren vindt plaats bij bijen. Door een bepaalde larve met betere en grotere hoeveelheden nectar te voeren wordt de larve metabolisch dusdanig

geprogrammeerd dat deze larve zich ontwikkeld tot een koningin. De larve groeit door de intensievere voeding extra hard in vergelijking met de “standaard” larve. Door de verhoogde groei, is deze larve later tot meer in staat. Groei en dan met name, de gewichtstoename per dag is hierdoor een maatstaf voor metabolisch programmeren. De larven zijn in de basis allemaal gelijk, maar verschillen ontstaan door de intensieve voeding.

Het metabolisch programmeren is de basis voor de verwachtte verbeterde prestaties van kalveren die in de eerste twee levensmaanden intensiever gevoerd zijn. Deze intensief gevoerde kalveren hebben een verbeterde energiehuishouding (Kenéz, et al., 2018). De verbeterde energiehuishouding zou verklaard kunnen worden door veranderingen aan de mitochondriën. Intensief voeren in de melkperiode heeft meerdere verwachtte positieve effecten op efficiëntie, levensduur en productiviteit van de toekomstige melkkoe.

Het intensieve voerprogramma in de melkperiode leidt wel tot hogere kosten in vergelijking met het gangbare voerprogramma, maar het economisch rendement van deze kalveren is vermoedelijk hoger. Denk hierbij aan de te verwachtte verbeterde gezondheid, hogere productie en verminderde uitval ten gevolge van de betere ontwikkeling en conditie van de kalveren. De werkelijke effecten op de latere prestaties als melkkoe worden nog onderzocht. De ondernemer staat hierdoor voor een belangrijke keuze, voeren volgens een gangbaar voerschema waarbij de kalveren tegen de laagste kosten worden opgefokt maar niet hun optimale jeugdgroei benutten of de kalveren voeren met een intensief voerprogramma waarbij de kosten hoger zullen zijn, maar de kalveren hun jeugdgroei optimaal benutten en hiermee in de toekomst mogelijk beter renderen.

Om zicht te krijgen in de meetbare veranderingen tijdens de melkperiode is de volgende hoofdvraag opgesteld: “Wat is het effect van een intensief melkvoerprogramma op de ontwikkeling van

vrouwelijke HF-kalveren in de eerste 9 levensweken?”

Hiervoor worden de volgende deelvragen beantwoord:

• Wat is het effect van intensief voeren op de energiehuishouding van de mitochondriën? • Wat is het effect van intensief voeren op de ontwikkeling van het uierweefsel?

• Wat is het effect van intensief voeren op de aspecifieke afweer?

• Wat is het effect van intensief voeren op de dagelijkse gewichtstoename?

De bevindingen en beantwoording van deze deelvragen en hiermee ook de hoofdvraag zal een

hulpmiddel zijn voor ondernemers en adviseurs om te bepalen bij welke opfokstrategie de kalveren het hoogste economische rendement behalen en wat het beste is voor het kalf. Daarnaast kan het ook beantwoorden welke manier van opfokken de duurzaamste dieren oplevert.

(14)

13

2 Materiaal en methode

In de materiaal en methode sectie wordt er besproken hoe de diverse deelvragen beantwoord gaan worden.

2.1 Deelvraag 1: Wat is het effect van intensief voeren op de energiehuishouding van de

mitochondriën?

Om deze deelvraag te beantwoorden wordt er gebruik gemaakt van wetenschappelijke artikelen. Er werd op Science Direct gezocht naar relevante artikelen aangevuld door relevant geachte artikelen aangeleverd door Dhr. Klaassen, (werknemer op de afdeling Research and Development bij Trouw Nutrition). Deelvragen 2,3 en 4 worden op dezelfde manier beantwoord, maar er worden hier andere zoektermen voor gebruikt.

Termen waarop gezocht werd op Science Direct: Metabolic imprinting/dairy calves/nutrition/metabolite changes.

De onderstaande artikelen worden gebruikt om deze deelvraag te beantwoorden: - Investeer in vaarskalveren (Makkink,C., 2018)

- Role of the somatotropic axis in the mammalian metabolism (Renaville, Hammadi, & Portetelle, 2002)

- Diurnal variation of NMR based blood metabolites in calves fed a high plane of milk replacer: a pilot study. (Morteza, Ghaffari, MacPherson, Berends, & Steele, 2017)

- Different milk feeding intensities during the first 4 weeks of rearing dairy calves: Part 3: Plasma metabolomics analysis reveals long-term metabolic imprinting in Holstein heiffers. (Kenéz, et al., 2018)

2.2 Deelvraag 2: Wat is het effect van intensief voeren op de ontwikkeling van het

uierweefsel?

Deze deelvraag zal beantwoord worden aan de hand van literatuuronderzoek.

Termen waarop gezocht werd op Science Direct: Development of mammarytissue dairy calves/tissue transformation dairy calves/development of mammary parenchymal tissue.

De onderstaande artikelen worden gebruikt om deze deelvraag te beantwoorden:

- Effects of preweaning nutrient intake in the developing mammary parenchymal tissue (Soberon & Amburgh, 2017)

- Long-term effects of ad libitum whole milk prior to weaning and prepubertal protein

supplementation on skeletal growth rate and first-lactation milk production. (Moallem, et al., 2010)

- Different milk feeding intensities during the first 4 weeks of rearing in dairy calves: Part 1: Effects on performance and production from birth over the first lactation. (Korst, et al., 2017)

(15)

14

2.3 Deelvraag 3: Wat is het effect van intensief voeren op de aspecifieke afweer?

Deze deelvraag zal beantwoord worden aan de hand van literatuuronderzoek.

De volgende zoektermen zijn gebruikt in Science Direct: Effect of nutrition on health/dairy calves/immunity/immune responses/innate leukocyte responses.

De onderstaande artikelen worden gebruikt om deze deelvraag te beantwoorden:

- Effect of nutritional plane on health and performance in dairy calves after experimental infection with Cryptosporidium parvum. (Ollivett, Nydam, Linden, Bowman, & Amburgh, 2012) - Effects of ad libitum milk replacer feeding and butyrate supplementation on behaviour, immune

status, and health of Holstein calves in the postnatal period. (Schäff, et al., 2016)

- Plane of nutrition influences the performance, innate leukocyte responses, and resistance to an oral Salmonella enterica serotype Typhimurium challenge in Jersey calves. (Ballou, et al., 2015) - Immune responses of Holstein and Jersey calves during the preweaning and immediate

postweaned periods when fed varying planes of milk replacer. (Ballou M. , 2012)

2.4 Deelvraag 4: Wat is het effect van intensief voeren op de dagelijkse

gewichtstoename?

Deze deelvraag zal beantwoord worden aan de hand van literatuuronderzoek.

De volgende zoektermen zijn gebruikt in Science Direct: Ad libitum feeding/dairy calves/growth rate/average daily gain.

De onderstaande artikelen worden gebruikt om deze deelvraag te beantwoorden:

- Different milk feeding intensities during the first 4 weeks of rearing in dairy calves: Part 1: Effects on performance and production from birth over the first lactation. (Korst, et al., 2017) - Long-term effects of ad libitum whole milk prior to weaning and prepubertal protein

supllementation on skeletal growth rate and first-lactation milk production. (Moallem, et al., 2010)

Naast het gebruik van bovenstaande artikelen wordt er een praktijkonderzoek uitgevoerd naar wat het effect is van een intensief melkvoerprogramma op de dagelijkse gewichtstoename van vrouwelijke HF-kalveren in de eerste 9 levensweken. Er zijn twee praktijkonderzoeken uitgevoerd waarbij tweemaal een hogere versus een lagere concentratie melkpoeder werd verstrekt.

(16)

15

2.4.1 De praktijkonderzoeken

De praktijkonderzoeken zijn uitgevoerd door Trouw Nutrition te Deventer. Trouw Nutrition is een internationaal opererende jongdiervoeder producent. Naast het produceren van diverse soorten melkvervangers, ontwikkeld en onderzoekt de producent diverse innovatieve melkvervangers en opfokstrategieën.

Trouw Nutrition heeft al diverse onderzoeken gedaan naar wat het effect is van intensief voeren op de gemiddelde dagelijkse gewichtstoename in de eerste negen levensweken van HF-kalveren.

Hiervoor beschikt Trouw Nutrition over een praktijkbedrijf. Op dit praktijkbedrijf bestaat de jongveestal uit vier strohokken. Dit is schematisch weergegeven in figuur 7. Groep A en B worden door

melkautomaat 1 gevoerd en groep C en D worden door melkautomaat 2 gevoerd.

Figuur 7. Opzet jongveestal

Voor het praktijkonderzoek werden enkel vrouwelijke HF-kalveren gebruikt welke op het bedrijf geboren zijn en aangehouden werden door het bedrijf. Alle kalveren die zonder complicaties geboren werden en binnen 24 uur na partus minimaal 6 liter biest verstrekt kregen kwamen in aanmerking voor het praktijkonderzoek. Het geboortegewicht is geen selectiecriterium voor de “deelname” aan het onderzoek.

(17)

16

In tabel 2 is een overzicht gegeven van de twee uitgevoerde praktijkproeven. Tabel 2 overzicht van de praktijkproeven.

Proef Melkvervanger Aantal kalveren Concentratie

1 Sprayfo E-line Delta 19 135 g/l

Sprayfo E-line Delta 16 150 g/l

2 Sprayfo E-line Delta 39 144 g/l

Sprayfo E-line Delta 39 160 g/l

De samenstelling van de gebruikte melkvervanger was bij alle twee de proeven gelijk. In tabel 3 is de samenstelling weergegeven van de Sprayfo E-line Delta melkvervanger.

Tabel 3 Samenstelling Sprayfo E-line Delta.

Delta (Trouw Nutrition, 2018)

Ruw eiwit 22,5% Ruw vet 25.0% Ruwe celstof 0,0% Vitamine A 20.000 IE Vitamine D3 4.000 IE Vitamine E 200 mg/kg Selenium 0,3 mg/kg Koper 6 mg/kg IJzer 75 mg/kg

Het voerschema en melksamenstelling was tijdens deze proeven onderling niet verschillend.

Kalverdrinkautomaat 1 en 2 gaven enkel een andere concentratie kunstmelk. In tabel 4 is een overzicht gegeven van het gehanteerde voerschema.

Tabel 4 Voerschema Sprayfo E-line Delta (Trouw Nutrition, 2018)

Leeftijd Biest per dag

Dag 1 6,0 L

Dag 2 3 x 2,5 L

Dag 3 3 x 2,5 L

Leeftijd Melkvervanger per dag

Dag 4-7 3 x 2,5 L

Dag 8-14 2 x 4,0 L

Leeftijd Melkvervanger per dag

Week 3 2 x 4,0 L Week 4 2 x 4,0 L Week 5 2 x 4,0 L Week 6 2 x 4,0 L Week 7 2 x 3,0 L Week 8 2 x 2,0 L Week 9 1 x 2,0 L

(18)

17

De kalveren werden op basis van levensnummer ingedeeld in een proefgroep. De even nummers kwamen in groep A of B en de oneven nummers kwamen in groep C of D. Van de kalveren werd de geboortedatum en geboortegewicht bijgehouden. De datum van overhokken, van eenlingbox naar groepshok werd ook geregistreerd.

De melkboxen van het kalverdrinkautomaat zijn voorzien van een automatisch voorpoot weegsysteem. De kalveren worden bij elk bezoek in de melkbox gewogen. Deze gegevens worden opgeslagen in een centrale computer. Deze gewichtsmonitoring, in kilogrammen, wordt om de week uitgelezen en verwerkt in een Excell bestand. Door deze continue gewichtsmonitoring ontstaat er een datareeks waarin de gewichtsontwikkeling per kalf duidelijk is weergegeven.

De speendatum wordt geregistreerd door het kalverdrinksysteem en verwerkt in het Excell bestand. Het kalverdrinksysteem berekent vervolgens de hoeveelheid opgenomen kilogrammen kunstmelkpoeder op basis van opgenomen hoeveelheid kunstmelk in liters. Op deze manier ontstaat er per kalf een duidelijk beeld over hoeveelheid opgenomen kilogrammen kunstmelkpoeder in combinatie met gerealiseerde groei per dag in kilogrammen.

2.5 Statistische analyse

Om deelvraag vier te kunnen beantwoorden worden de resultaten van de twee praktijkproeven statistisch geanalyseerd. Bij de statistische analyse worden de resultaten van in totaal 113 kalveren gebruikt afkomstig van één bedrijf.

Bij de statistische analyse zal er gekeken worden of er een significant verschil is tussen de dagelijkse gewichtstoename van de vrouwelijke HF-kalveren wanneer er een hoge versus een lagere concentratie melkpoeder per dag gevoerd wordt. Dit wordt getoetst met behulp van de ongepaarde T-toets. De opgestelde hypothesen voor deze statistische analyse is:

H0 : Een intensief melkvoerprogramma heeft geen invloed op de ontwikkeling van vrouwelijke HF-kalveren in de eerste 9 levensweken.

H1: Een intensief melkvoerprogramma heeft een positieve invloed op de ontwikkeling van vrouwelijke HF-kalveren in de eerste 9 levensweken.

Door middel van beantwoording van de vier deelvragen en de resultaten van de twee praktijkproeven zal de hoofdvraag: “Wat is het effect van een intensief melkvoerprogramma op de ontwikkeling van

(19)

18

3. Resultaten

In dit hoofdstuk worden de deelvragen beantwoord en worden de resultaten van de praktijkproef besproken. De hoofdvraag: “Wat is het effect van een intensief melkvoerprogramma op de

ontwikkeling van vrouwelijke HF-kalveren in de eerste 9 levensweken?” kan vervolgens beantwoord

worden. De praktijkproef is uitgevoerd op één locatie met in totaal 113 vrouwelijke HF-kalveren verdeeld over twee praktijkproeven.

3.1 Wat is het effect van intensief voeren op de energiehuishouding van de

mitochondriën?

Het metabolisch programmeren is de basis voor de verwachtte verbeterde prestaties van kalveren die in de eerste twee levensmaanden intensiever gevoerd zijn. Het metabolisch programmeren is aangetoond in recent onderzoek (Kenéz, et al., 2018). Hierbij werd gekeken naar wat effect van verschillende hoeveelheden melkverstrekkingen gedurende de eerste vier levensweken op het metabolisme van kalveren. In dit onderzoek kreeg groep A ad libitum volle melk verstrekt, groep B kreeg ad libitum kunstmelk verstrekt en groep C kreeg kunstmelk verstrekt volgens het gangbare melkvoerschema. Uit deze studie kwam naar voren dat er verschillen waren in de plasma metabolieten tussen de diverse kalvergroepen. Deze verschillen waren significant gedurende de jeugdperiode en tijdens de 1e lactatie.

Kalveren van de ad libitum groepen hadden meer lange en korte ketens van Acylcarnitine in de plasma metabolieten in vergelijking met de gangbaar gevoerde kalveren. Carnitine is een belangrijke stof welke de vetzuren uit het cytosol door het membraan van het mitochondriën voert. Hierdoor kunnen de vetzuren binnen het mitochondrium geoxideerd worden en komt er energie vrij. Dit proces is weergegeven in figuur 8. Zonder carnitine kan een vetzuur niet in het mitochondrium komen.

(20)

19

Een verhoogde hoeveelheid carnitine bij de ad libitum gevoerde kalveren leidt ertoe dat deze kalveren in staat zijn om meer vetzuren het mitochondrium in te transporteren. Deze vetzuren worden

vervolgens geoxideerd waarna er energie vrijkomt. De mitochondriën van deze kalveren verwerken meer vetzuren en maken zo meer energie vrij. Deze vrijgekomen energie wordt in het hele lichaam gebruikt voor tal van reacties en processen, onder andere voor groei. De ad libitum gevoerde kalveren hebben hierdoor efficiëntere mitochondriën in vergelijking met de gangbaar gevoerde kalveren. De plasma metabolieten verschilden niet significant tussen de ad libitum volle melk gevoerde kalveren en de ad libitum kunstmelk gevoerde kalveren. De kalveren van de ad libitum gevoerde kalveren hadden tot en met hun eerste lactatie significant hogere plasma metabolieten in vergelijking met de gangbaar gevoerde kalveren.

Dit toont aan dat bij deze kalveren de mitochondriale functie is gewijzigd aangezien deze dieren meer vetzuren in de mitochondriën kunnen krijgen en hierdoor een verbeterde energieverstrekking hebben ten opzichte van de gangbaar gevoerde dieren. Dit onderzoek toont aan dat een verhoogde melkgift het metabolisme van kalveren op de korte en lange termijn kan wijzigen en hierdoor een voordeel geeft voor de ontwikkeling en prestaties van kalf en koe.

3.2 Wat is het effect van intensief voeren op de ontwikkeling van het uierweefsel?

Uit een onderzoek uitgevoerd met Holstein Friesian kalveren bleek dat kalveren die intensief gevoerd worden in de melkperiode een 5,9 keer grotere parenchymale massa hadden ontwikkeld in vergelijking met de gangbaar gevoerde kalveren (Soberon & Amburgh, 2017). Dit verschil in aangelegde hoeveelheid parenchymale cellen is significant. Kalveren van het intensieve voerschema kregen 0.3 Mcal per kg lichaamsgewicht, deze kalveren kregen hierdoor tussen de 4,2 en 8,4 Mcal per kg lichaamsgewicht binnen. De controle groep werd gevoerd volgens het gangbare opfokschema waarbij ze 2,8 Mcal per dag binnen kregen.

De melkklieren van de intensief gevoerde kalveren waren 4,5 keer zo groot wanneer deze vergeleken werden met de melkklieren van de gangbaar gevoerde kalveren. Zowel de melkklier als de

parenchymale cellen waren significant toegenomen bij kalveren die intensief gevoerd waren. Dit is weergegeven in tabel 5.

(21)

20

De aangelegde parenchymcellen kunnen zich ontwikkelen tot melkklieren. Deze cellen kunnen zich na de speenperiode wel vergroten maar niet meer vermeerderen. De kalveren van de intensieve groep kunnen hierdoor in potentie meer melk produceren in de daarop volgende lactaties. Uit diverse onderzoeken blijkt dat deze kalveren inderdaad meer melk kunnen produceren.

Een onderzoek waarbij het effect van intensief voeren in de eerste acht levensweken op de latere melk productie onderzocht werd, bevestigde dit. Dit onderzoek werd uitgevoerd op 46 Holstein Friesian kalveren, welke in twee groepen werden opgedeeld. Groep A werd op de gangbare manier gevoerd en Groep B kreeg ad libitum volle melk verstrekt. De ad libitum volle melk gevoerde kalveren produceerde in de eerste lactatie 10,3 % meer melk (Moallem, et al., 2010). Het verschil tussen de ad libitum

gevoerde kalveren en de gangbaar gevoerde kalveren is significant.

Het effect van intensief voeren in de eerste vier levensweken op de latere productie van Holstein Friesian kalveren werd in een andere studie onderzocht (Korst, et al., 2017). In deze studie werden 28 kalveren gemonitord, welke in drie groepen werden opgedeeld. Groep A werd op de gangbare manier gevoerd, groep B kreeg ad libitum kunstmelk en groep C kreeg ad libitum volle melk. De behaalde resultaten in hun eerste lactatie is weergegeven in tabel 6.

Tabel 6. Resultaten eerste lactatie (Korst, et al., 2017).

De intensief gevoerde kalveren produceerden meer melk in vergelijk met de gangbaar gevoerde kalveren, maar dit verschil was niet significant.

Bovenstaande onderzoeken tonen aan dat door intensief voeren de melkklier toeneemt in omvang en het aantal parenchymale cellen toeneemt. Door deze toename zijn de kalveren in staat om in hun eerste lactatie meer melk te produceren.

(22)

21

3.3 Wat is het effect van intensief voeren op de aspecifieke afweer?

Dat de hoeveelheid verstrekte biest invloed heeft op het uitvalpercentage van geboorte tot en met de tweede lactatie is reeds aangetoond. Het uitvalspercentage is 1,9 keer zo laag wanneer er slechts twee liter biest meer gegeven wordt (2 vs. 4 liter) (Faber & McCauley, 2005). Uit een ander onderzoek blijkt dat de kalveren door een hogere voerintensiteit een hogere dagelijkse gewichtstoename hebben, een betere conditie en daardoor ook minder vatbaar zijn voor ziekten (Ballou M. , 2012). Intensievere voeding in de eerste kwetsbare levensweken verbeterd hiernaast de weerbaarheid van de kalveren. Twee studies waarbij gekeken werd naar de weerbaarheid van kalveren die elk opgefokt zijn met een verschillende voer intensiteit laten dit duidelijk zien.

In de eerste studie zijn 20 Holstein Friesian kalveren en 22 Jersey kalveren gemonitord. Deze kalveren werden opgedeeld in twee groepen, één groep die een kleinere hoeveelheid melkvervanger (LPN) verstrekt kreeg en één groep die een hogere hoeveelheid melkvervanger (HPN) verstrekt kreeg. Van deze kalveren werden meerdere keren bloedmonsters genomen waaruit diverse bloed metabolieten bepaald werden.

Toen de kalveren zeven dagen oud waren werden zij besmet met een lipopolysaccharide van Escherichia coli. Klinische en de biochemische bevindingen werden geëvalueerd. Uit de analyse kwamen de

volgende bevindingen naar voren (Ballou M. , 2012):

- Jersey kalveren hadden een hoger totaal serum eiwit dan de HF kalveren.

- De kalveren van de HPN groep hadden na de incubatie met E-coli een hogere glucose concentratie in hun bloed in vergelijking met de LPN kalveren.

- Kalveren van de HPN groep hadden 24 uur na de incubatie met E-coli een hogere haptoglobine plasma concentratie.

- De kalveren van de HPN groep hadden een grotere en betere neutrofiele oxidatieve reactie na de incubatie met E-coli in vergelijking met de LPN kalveren, zie figuur 9

- De Jersey kalveren van de LPN hadden een lagere neutrofiele oxidatieve reactie na de incubatie met E-coli in vergelijking met de HPN kalveren

(23)

22

In de tweede studie werden 46 Jersey kalveren willekeurig in twee groepen opgedeeld, waarbij één groep kalveren een kleinere hoeveelheid melkvervanger kreeg (LPN) en de andere groep kalveren een hogere hoeveelheid melkvervanger kreeg (HPN). Voor het tweede deel van het experiment werden er willekeurig 20 stier kalveren, (11 LPN en 9 HPN kalveren) op 80 dagen leeftijd oraal besmet met Salmonella Typhimurium (Ballou, et al., 2015).

Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de kalveren van de HPN groep na besmetting een grotere en intensere oxidatieve neutrofiele reactie hadden in vergelijking met de LPN kalveren. Hiernaast werden ook meer neutrofielen geactiveerd in de HPN groep. Dit is weergegeven in figuur 10

(24)

23

Beide onderzoeken tonen aan dat de neutrofielen van de HPN kalveren na een besmetting met E-coli of Salmonella een hogere en intensere oxidatieve reactie hebben in vergelijking met de LPN kalveren. De neutrofiele granulocyt is een van de vijf hoofdsoorten van de leukocyten. De neutrofiel is een volgroeide granulaire witte bloedcel. De hoofdfunctie van deze witte bloedcel is het fagocyteren en verteren van lichaamsvreemde stoffen (pathogenen), dit is weergegeven in figuur 11.

De neutrofielen generen reactieve zuurstof bij het fagocyteren van pathogenen. Dit proces wordt oxidatieve reactie genoemd en is essentieel voor de neutrofiel om goed te functioneren. Zonder een goede oxidatieve reactie kan de neutrofiel het lichaam onvoldoende beschermen tegen pathogenen.

Figuur 11 Werking van de neutrofiele granulocyt.

De neutrofielen vervullen een zeer belangrijke functie voor de aspecifieke afweer. Beide onderzoeken tonen aan dat een grotere hoeveelheid melkvervanger een positieve invloed heeft op de oxidatieve reactie van de neutrofielen. Ook heeft het een positieve invloed op de activering van de neutrofielen. Kalveren die een hogere/intensievere melkgift krijgen, zijn volgens bovenstaande onderzoeken beter bestand tegen ziekteverwekkers en hebben een betere aspecifieke afweer.

(25)

24

3.4 Wat is het effect van intensief voeren op de dagelijkse gewichtstoename?

Uit een onderzoek is gebleken dat intensief voeren in de eerste vier weken zorgt voor een significant hogere dagelijkse gewichtstoename (Korst, et al., 2017). In deze studie werden 57 Holstein Friesian kalveren opgedeeld in drie groepen. Groep A kreeg kunstmelk volgens het gangbare voerschema verstrekt, groep B kreeg ad libitum kunstmelk verstrekt en groep C kreeg ad libitum volle melk verstrekt. Na vier weken werden alle kalveren volgens het gangbare voerschema gevoerd.

Het geboortegewicht verschilde niet tussen de groepen. In tabel 7 zijn de resultaten van het onderzoek weergegeven.

Tabel 7. Ontwikkeling van het lichaamsgewicht gedurende de eerste 110 levensdagen (Korst, et al., 2017).

De dagelijkse gewichtstoename in de eerste vier levensweken is significant het groots voor de groep kalveren die ad libitum kunstmelk verstrekt kregen. Intensief voeren in de eerste vier levensweken heeft een positief effect op de dagelijkse gewichtstoename.

(26)

25

Een eerdere studie concludeerde al dat intensief voeren zorgt voor een significant hogere dagelijkse gewichtstoename (Moallem, et al., 2010). In deze studie werden er 46 Holstein Friesian kalveren opgedeeld in 2 groepen. Groep A kreeg ad libitum kunstmelk en groep B kreeg ad libitum volle melk. De volle melk bevatte 29.4% vet en de kunstmelk bevatte 13 % vet. Door dit verschil in vet percentage is de ad libitum volle melk groep intensiever gevoerd in vergelijking met de ad libitum kunstmelk groep. Het geboortegewicht verschilde niet tussen de groepen. In tabel 8 zijn de resultaten van het onderzoek weergegeven.

Tabel 8. Overzichtstabel resultaten (Moallem, et al., 2010)

De dagelijkse gewichtstoename (ADG) in de eerste levensweken is significant hoger voor de groep kalveren die ad libitum volle melk verstrekt kregen. Intensief voeren in de eerste levensweken heeft een positief effect op de dagelijkse gewichtstoename.

Bovenstaande onderzoeken tonen aan dat een intensieve melkgift leidt tot significant hogere dagelijkse gewichtstoename.

Om deze deelvraag te beantwoorden zijn er ook praktijkonderzoeken uitgevoerd naar wat het effect is van een intensief melkvoerprogramma op de dagelijkse gewichtstoename van vrouwelijke HF-kalveren in de eerste 9 levensweken. Er zijn twee praktijkonderzoeken uitgevoerd waarbij tweemaal een hogere versus een lagere concentratie melkpoeder werd verstrekt. De opzet van de praktijkproef is beschreven in 2.4.1. Het doel van dit onderzoek is om te kijken of intensiever voeren effect heeft op de dagelijkse groei van kalveren.

(27)

26

Resultaten proef 1

De resultaten en een overzichtstabel van proef 1 zijn toegevoegd als bijlage.

Wanneer de gewichten van de verschillende groepen uitgezet worden in een grafiek, zie figuur 12, blijkt dat de kalveren van de intensieve voedingsgroep gedurende het hele onderzoek een hoger gemiddeld lichaamsgewicht hebben. In tabel 9 is een overzicht gegeven van de twee groepen.

Figuur 12. Lichaamsgewichten kalveren proef 1 (Egmond, 2018). Tabel 9. Overzichtstabel proef 1

Week Concentratie Aantal Gemiddelde Standaarddeviatie Pmin Pmax

1 135 g/L 19 50.60 5.35 41.2 60.5

150 g/L 16 50.81 4.07 43.5 59.7

9 135 g/L 19 92.15 9.77 72.3 112.2

150 g/L 16 95.21 7.86 82.3 107.1

Door middel van de ongepaarde t-toets is gebleken dat er geen verschil was van het lichaamsgewicht bij de start (week 1) van het onderzoek (P=0,897). In week 9 was er ook geen significant verschil van het lichaamsgewicht (P=0,321). De uitwerking van de statistische toetsen is als bijlage toegevoegd. Een intensief melkvoerprogramma heeft geen statistisch significante invloed op de ontwikkeling van vrouwelijke HF-kalveren in de eerste 9 levensweken.

40 50 60 70 80 90 100 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Lich aa m sge w icht (kg) Tijd in weken

Ontwikkeling van het kalf

(28)

27

Wanneer er gekeken wordt naar de dagelijkse gemiddelde gewichtstoename (ADG) lijkt de intensief gevoerde kalveren tot week 6 een hogere ADG te hebben. Echter zit er zeer veel spreiding in de data waardoor er veel overlap in de data zit tussen de groepen. Dit is weergegeven in figuur 13.

(29)

28

De kalveren die intensief gevoerd werden bereikten een gemiddeld hoger speengewicht in vergelijking met de gangbaar gevoerde kalveren. Dit is weergegeven in figuur 14. In tabel 10 is een overzicht weergeven van de twee groepen.

Figuur 14. Speengewicht kalveren proef 1 (Egmond, 2018). Tabel 10. Overzichtstabel speengewicht proef 1 (Egmond, 2018).

Concentratie Aantal Gemiddelde Standaarddeviatie Pmin Pmax

135 g/L 19 82.64 6.68 69.5 95.5

150 g/L 15* 86.9 6.06 76.0 98.7

*Van één kalf is er geen geregistreerd speengewicht bekend.

Door middel van de ongepaarde t-toets is gebleken dat er geen significant verschil is tussen het speengewicht van de twee groepen (P=0,064). De uitwerking van de statistische toets is als bijlage toegevoegd.

(30)

29

Resultaten proef 2

De resultaten en een overzichtstabel van proef 2 zijn toegevoegd als bijlage.

Wanneer de gewichten van de verschillende groepen uitgezet worden in een grafiek, zie figuur 15, blijkt dat de kalveren van de intensieve voedingsgroep gedurende het hele onderzoek een hoger gemiddeld lichaamsgewicht hebben. In tabel 11 is een overzicht gegeven van de twee groepen.

Figuur 15. Lichaamsgewichten kalveren proef 2 (Egmond, 2018). Tabel 11. Overzichtstabel proef 2 (Egmond, 2018).

Week Concentratie Aantal Gemiddelde Standaarddeviatie Pmin Pmax

1 144 g/L 37 47.04 5.55 34 63.5

160 g/L 39 46.87 4.62 35.9 61.5

9 144 g/L 37 83.44 10.40 55.7 106.1

160 g/L 38* 84.36 7.99 62.9 104.7

*Van één kalf is er geen geregistreerd gewicht op t=9 weken.

Bij de start van het onderzoek was er geen significant verschil in lichaamsgewicht tussen de twee groepen (P=0,884). In week 9 bleek het verschil in lichaamsgewichten ook niet significant te verschillen (P=0,671). De uitwerking van de statistische toetsen is als bijlage toegevoegd. Een intensief

melkvoerprogramma heeft geen statistisch significante invloed op de ontwikkeling van vrouwelijke HF-kalveren in de eerste 9 levensweken.

40 45 50 55 60 65 70 75 80 85 90 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Lich aa m sge w icht (kg) Tijd in weken

Ontwikkeling van het kalf

(31)

30

Wanneer er gekeken wordt naar de dagelijkse gemiddelde gewichtstoename (ADG) lijkt de intensief gevoerde kalveren tot week 6 een hogere ADG te hebben. Echter zit er zeer veel spreiding in de data waardoor er veel overlap in de data zit tussen de groepen. Dit is weergegeven in figuur 16.

(32)

31

De kalveren die intensief gevoerd werden bereikten een gemiddeld hoger speengewicht in vergelijking met de gangbaar gevoerde kalveren. Dit is weergegeven in figuur 17. In tabel 12 is een overzicht weergeven van de twee groepen.

Figuur 17. Speengewicht kalveren proef 2. (Egmond, 2018) Tabel 12. Overzichtstabel speengewicht proef 1 (Egmond, 2018).

Concentratie Aantal Gemiddelde Standaarddeviatie Pmin Pmax

144 g/L 37 80.85 10.09 54.2 101.2

160 g/L 39 82.49 7.37 63.3 102.3

De kalveren die gevoerd werden met de hoogste concentratie bereikten een gemiddeld hoger speengewicht in vergelijking met de lagere concentratie gevoerde kalveren. Met behulp van de

ongepaarde t-toets is gebleken dat dit verschil in speengewicht niet significant verschillend is (P=0,418). De uitwerking van de statistische toets is als bijlage toegevoegd.

Uit de uitgevoerde praktijkproeven blijkt dat het intensief voeren van vrouwelijke HF kalveren niet leidt tot significant hogere lichaamsgewichten.

80 80,5 81 81,5 82 82,5 83 Lich aa m sge w icht (kg)

Speengewicht

Concentratie 144 g/L Concentratie 160 g/L

(33)

32

4. Discussie

Dit onderzoek is uitgevoerd om meer inzicht te krijgen naar het effect van intensief voeren op de dagelijkse gewichtstoename van vrouwelijke Holstein Friesian kalveren. Hiervoor zijn twee

praktijkproeven uitgevoerd op 1 bedrijf waarbij een hogere concentratie versus een lagere concentratie kunstmelkpoeder werd getest.

Er zijn al diverse onderzoeken gedaan naar wat het effect is van een intensieve melkgift op de dagelijkse gewichtstoename van vrouwelijk Holstein Friesian kalveren. Echter werd bij deze onderzoeken de gangbare concentratie (135 g/L) vergeleken met een ad libitum melkgift. In dit onderzoek is specifiek gekeken naar het effect op de dagelijkse gewichtstoename van vrouwelijke Holstein Friesian kalveren door intensiever voeren door de concentratie per liter kunstmelk te verhogen.

Bij dit onderzoek zijn de geboortegewichten niet meegenomen in de analyse, maar werden zij vergeleken tussen de groepen op week 1. Zwaardere kalveren hebben vanwege hun gewicht al een voorsprong in vergelijking met lichtere kalveren. De lichtere kalveren moeten in vergelijking harder groeien om eenzelfde speengewicht te bereiken. Daarnaast is door het ontbreken van het

geboortegewicht de groei in de eerste 14 dagen onbekend.

Zodra de kalveren in het groepshok kwamen werden ze automatisch gewogen met behulp van een voorpoot weegsysteem. Echter waren er periodes waarin het weegsysteem van bepaalde kalveren geen gewicht registreerde. Voor deze kalveren kan vervolgens de gerealiseerde groei niet bepaald worden. Het drinkautomaat welke bij de proef gebruikt werd, registreerde niet van elk kalf de gerealiseerde opgenomen hoeveelheid kunstmelk. Wanneer een kalf van bijvoorbeeld de hogere concentratie groep zijn porties melk niet volledig opnam, waren haar groeicijfers geen goede indicatie voor het effect van intensief voeren.

Op het bedrijf werd de biestmanagement en de kwaliteit van biest niet geregistreerd. Het was daarom niet bekend hoeveel biest een kalf na geboorte kreeg en wat de kwaliteit van deze biest was. Door de specifieke bouw van de placenta van het rund, kan een kalf geen antistoffen opnemen voor de geboorte. Een kalf wordt geboren zonder enige afweer en is hiermee volledig afhankelijk van de antistoffen die zich in de eerste biest bevinden. Deze antistoffen kan het kalf de eerste 24 uur vrij opnemen in zijn darmen. Wanneer een kalf onvoldoende antistoffen binnenkrijgt door bijvoorbeeld slechte kwaliteit van de biest of slecht biestmanagement, dan is er een verhoogd risico op ziekte, sterfte en slechte groei (Beekman.J, 2016).

De verkregen weerstand (passieve weerstand) beschermt het kalf tijdens zijn eerste periode tegen ziekteverwekkers. Door blootstelling aan ziektekiemen bouwt een kalf langzaam een eigen verkregen afweer op (actieve weerstand). Op deze manier is een kalf beschermd tegen ziekteverwekkers. Kalveren die aan het begin van de proef slechtere of een kleinere hoeveelheid biest verstrekt kregen hebben hierdoor een hogere kans op slechtere groei en op ziekte. Aangezien deze gegevens niet bekend is voor onze studiegroep, is er binnen en tussen de groep variatie in dagelijkse gewichtstoename. Dit is mogelijk ten gevolge van slecht biestmanagement wat dus een confounder kan zijn in dit onderzoek.

(34)

33

Proef 1 is opgezet met in totaal 35 kalveren en proef 2 is opgezet met in totaal 78 kalveren. Vanwege deze ongelijke opzet zijn de resultaten van proef 1 minder robuust aangezien de afwijkingen van 1 meting bij deze groep een grotere invloed heeft op het gemiddelde van de groep.

Proef 1 vond in eenzelfde tijdsbestek plaats als proef 2. Aangezien proef 2 ruim 2x zoveel dieren telde was de bezettingsgraad ook ruim 2x zo groot. Door de hogere bezettingsgraad is er een risico dat kalveren die lager in rang zijn, minder vaak en korter bij het drinkautomaat komen om te drinken. Hierdoor hebben deze dieren een lagere dagelijkse opname van kunstmelk. Dit heeft invloed op de dagelijkse gewichtstoename van deze kalveren.

Wanneer er gekeken wordt naar de resultaten van proef 1 en 2 heeft het verder ophogen van de concentratie geen significant effect op de dagelijkse gewichtstoename. Verwacht werd dat de hogere concentraties resulteren in een significant hogere dagelijkse gewichtstoename en lichaamsgewicht, (Korst, et al., 2017) (Moallem, et al., 2010). Deze resultaten wijken daarom af van de gevonden literatuur en verwachting. Een mogelijke verklaring hiervoor kan het al eerder genoemde

biestmanagement zijn of de langere periode dat wij de kalveren volgde in vergelijking met de eerdere studies.

De toename van het lichaamsgewicht en de snellere groei in de eerste weken bij intensiever voeren sluit aan bij de verwachting op basis van eerdere onderzoeken en literatuur. In dit onderzoek was dit verschil niet significant wat kan komen door de langere periode dat de kalveren gevolgd zijn (9 vs. 4 en 6 weken) waarbij de toename van de groei in de laatste 3 weken van ons onderzoek niet meer verschilde dan wel hoger was in de gangbaar gevoerde groep. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de

gangbaar/beperkt gevoerde kalveren eerder meer krachtvoer opnemen en hierdoor harder doorgroeien wanneer de melkgift wordt afgebouwd. Ook zou het kunnen komen doordat onze groep te klein is om het gevonden verschil significantie aan te tonen.

Vanwege de hogere bezettingsgraad is er een hogere infectiedruk bij de kalveren. Dit kan resulteren in meer ziektegevallen bij de gemonitorde dieren waardoor de dagelijkse gewichtstoename negatief beïnvloed wordt. De dierziekte incidentie en verantwoordelijke ziekteverwekker zijn niet meegenomen in dit onderzoek. Hierdoor kunnen afwijkende of tegenvallende groeiresultaten niet verklaard worden. Gezondheid van kalveren heeft namelijk een grote invloed op de groei en ontwikkeling van de kalveren. Bij de bedrijfsbezoeken gedurende proef 1 en proef 2 viel het verschil in stalklimaat op. Bij proef 1 was het stalklimaat koel, fris en droog terwijl bij proef 2 er een bedompte, vochtige en warme stalklimaat heerste. Dit veranderde stalklimaat was ook zichtbaar aan het condens wat zich aan de binnenzijde van de ramen en deur ophoopte. In dit klimaat blijft de vervuilde stallucht rond het kalf hangen. Dit

verhoogt de kans op luchtweginfecties. Een luchtweginfectie beperkt de groei en ontwikkeling van een kalf meer dan een darm infectie (Veeteelt, 2016). Naast de bezettingsgraad, biestmanagement en infectiedruk heeft een onjuist stalklimaat ook gevolgen op de groei en ontwikkeling van kalveren. Deze factoren zijn bij dit onderzoek niet meegenomen.

(35)

34

5. Conclusie

In dit hoofdstuk wordt er een conclusie getrokken aan de hand van de resultaten en de discussie. De volgende hoofdvraag is opgesteld: “Wat is het effect van een intensief melkvoerprogramma op de

ontwikkeling van vrouwelijke HF-kalveren in de eerste 9 levensweken?”

Om deze hoofdvraag te beantwoorden zijn er 4 deelvragen opgesteld en zijn er twee praktijkproeven uitgevoerd.

• Wat is het effect van intensief voeren op de energiehuishouding van de mitochondriën?

Uit onderzoek bleek dat intensief voeren leidt tot significant hogere plasma metabolieten in vergelijking met de gangbaar gevoerde kalveren. De mitochondriale functie bij deze kalveren is gewijzigd aangezien deze dieren meer vetzuren in de mitochondriën kunnen krijgen en hierdoor een verbeterde

energieverstrekking hebben ten op zichten van de beperkt gevoerde dieren.

• Wat is het effect van intensief voeren op de ontwikkeling van het uierweefsel?

Diverse onderzoeken tonen aan dat door intensief voeren de melkklier significant toeneemt in omvang en het aantal parenchymale cellen eveneens significant toeneemt. Door deze toename zijn de kalveren in staat om in hun eerste lactatie meer melk te produceren.

• Wat is het effect van intensief voeren op de aspecifieke afweer?

De neutrofielen vervullen een zeer belangrijke functie voor de aspecifieke afweer. Diverse onderzoeken tonen aan dat een grotere hoeveelheid melkvervanger een positieve invloed heeft op de oxidatieve reactie van de neutrofielen. Ook heeft het een positieve invloed op de activering van de neutrofielen. Kalveren die een hogere/intensievere melkgift krijgen, zijn hierdoor beter bestand tegen

ziekteverwekkers en hebben een betere aspecifieke afweer.

• Wat is het effect van intensief voeren op de dagelijkse gewichtstoename?

Diverse onderzoeken concludeerden dat een intensieve melkgift leidt tot een significant hogere gemiddelde dagelijkse gewichtstoename (ADG) en een hoger lichaamsgewicht. Dit is echter niet gebleken uit de in dit onderzoek uitgevoerde praktijkproeven.

Door de beantwoorde deelvragen en de geanalyseerde resultaten van de twee praktijkproeven kan de hoofdvraag beantwoord worden. Het effect van een intensief melkvoerprogramma op de ontwikkeling van vrouwelijke HF-kalveren in de eerste 9 levensweken is dat ze een verbeterde energieverstrekking hebben, grotere melkklieren en meer parenchymale cellen hebben waardoor ze in hun eerste lactatie potentieel meer melk kunnen produceren, beter bestand zijn tegen ziekteverwekkers en een betere aspecifieke afweer hebben.

(36)

35

6. Aanbeveling

In dit hoofdstuk worden er aanbevelingen gedaan voor een eventueel vervolg onderzoek. Daarnaast zal er een aanbeveling gegeven worden voor ondernemers die kalveren opfokken.

Allereerst is er meer onderzoek nodig naar wat de effecten zijn van een intensieve melkperiode op de latere prestaties als koe. Bij een eventueel vervolgonderzoek naar het effect van intensief voeren op de kalverontwikkeling in de eerste weken moeten de variabelen zoals biestmanagement, bezettingsgraad, infectiedruk, gezondheid en stalklimaat meegenomen worden. Dit zijn allemaal factoren die de groei en daarmee de verwachtte verbeterde prestaties negatief kunnen beïnvloeden. Ook is het aan te raden van te voren een power analyse uit te voeren om een schatting te krijgen van de benodigde sample size. Op het bedrijf waar de twee praktijkproeven hebben plaatsgevonden werd gekeken naar het

stalklimaat. Dit bedompte, vochtige en warme stalklimaat is ongunstig voor de kalveren en bij een hoger aantal dieren kan dit de gezondheid van de kalveren negatief beïnvloeden. Het is daarom van groot belang voor zowel het welzijn van de kalveren als de interpretatie van studieresultaten dat dit op korte termijn verbeterd wordt. Zeker wanneer er op dit bedrijf nieuwe praktijkproeven worden opgezet waarbij kalveren gemonitord gaan worden.

Op het praktijkbedrijf werd gebruik gemaakt van een voorpootweegsysteem. Dit systeem had bij sommige kalveren de gewichten een bepaalde periode niet geregistreerd. Wanneer er een vervolgonderzoek wordt opgezet is het van belang dat dit weegsysteem volledig werkt. Het

registratiesysteem is in staat om ook de opgenomen hoeveelheden kunstmelk per kalf te registreren. De aanbeveling is dan ook om dit bij een vervolgonderzoek te registreren zodat er ook naar groei per dag gekeken kan worden op basis van opgenomen hoeveelheid kunstmelkpoeder.

De geboortegewichten zijn bij het praktijkonderzoek buiten beschouwing gelaten. Bij het

vervolgonderzoek wordt het aangeraden om deze wel te registreren. Hierdoor komt de ontwikkeling in de eerste twee weken ook goed in beeld. Daarnaast kan er onderscheid gemaakt worden in zware en lichtere kalveren en kan er gekeken worden of deze kalveren volgens dezelfde groeicurve groeien. Ondernemers die kalveren opfokken wordt aanbevolen om de kalveren intensief te gaan voeren. Meerdere studies hebben aangetoond dat dit bewezen positieve effecten voor zowel de gezondheid als de verwachtte latere melkproductie van het kalf. Daarnaast wordt er nog volop onderzoek gedaan naar hoe de intensief gevoerde kalveren later presteren als koe waarbij de eerste resultaten al laten zien dat ze soms significant meer melk geven. Gelet op de wens van de zuivelsector om op een duurzame manier melk te produceren; is meer melk per dier produceren waarbij de gezondheid verbeterd een voorbeeld van duurzame melk productie.

Er is een korte berekening gemaakt om te kijken wat het een ondernemer extra kost om intensief te gaan voeren gedurende 9 weken.

Er is uitgegaan van het gangbare melkvoerschema waarbij er met de gangbare concentratie (135 g/L) gevoerd wordt of met een intensieve concentratie (150 g/L) gevoerd wordt.

(37)

36 Dit gangbare melkvoerschema is weergegeven in tabel 13. Tabel 13. Melkvoerschema (Trouw Nutrition, 2018)

Dag Hoeveelheid Totaal verstrekt Kunstmelk

1 6 L biest 2-3 3 x 2 L biest 4-7 3 x 2 L 4 x 6 = 24 L Week 2 2 x 3,5 L 7 x 7 = 49 L Week 3 2 x 4 L 7 x 8 = 56 L Week 4 2 x 4 L 7 x 8 = 56 L Week 5 2 x 4 L 7 x 8 = 56 L Week 6 2 x 4 L 7 x 8 = 56 L Week 7 2 x 3 L 7 x 6 = 42 L Week 8 2 x 2 L 7 x 4 = 28 L Week 9 2 x 1 L 7 x 2 = 14 L Totaal = 381 L

150 gram poeder op 1 Liter = 135 gram poeder in de liter. (Klaassen, 2018) Oplosfactor kunstmelkpoeder is 0,7.

150 x 0,7 = 105 gram

150 / (1000 + 105) = 135 gram in de liter

Om 100 liter kunstmelk te maken met een concentratie van 135 g/L is er 15 kg kunstmelkpoeder nodig. Totaal = 381 liter kunstmelk per kalf = 15 x 3,81 = 57, 15 kg kunstmelk per kalf

168 gram poeder op 1 Liter = 150 gram poeder in de liter. (Klaassen, 2018) Oplosfactor kunstmelkpoeder is 0,7.

168 x 0,7 = 117,6 gram

168 / (1000 + 117,6) = 150 gram in de liter

Om 100 liter kunstmelk te maken met een concentratie van 150 g/L is er 16,8 kg kunstmelkpoeder nodig.

Totaal = 381 liter kunstmelk per kalf = 16,8 x 3,81 = 64 kg kunstmelk per kalf Het verschil per opfokstrategie = 64-57.15 = 6,85 kg kunstmelkpoeder.

Voor de berekening is uitgegaan dat een zak van 25 kg kunstmelk 50 euro kost (Jongveevoer, 2019).

Verhoogde kosten kunstmelkpoeder = 6,85 / 25 x 50 = 13,70 euro.

Door 13,70 euro meer te besteden aan kunstmelkpoeder kan een ondernemer zijn kalveren een

verbeterde gezondheid en een verbeterde levensduur geven. Daarnaast kunnen deze intensief gevoerde kalveren potentieel meer melk produceren waardoor het economische rendement van deze kalveren verbeterd is. Dit blijkt uit de gevonden literatuur. Echter is dit niet gebleken uit de in dit onderzoek uitgevoerde praktijkproeven.

(38)

37

Bibliografie

Ballou, M. (2012). Immune responses of Holstein and Jersey calves during the preweaning and immediate postweaned periods when fed varying planes of milk replacer. Journal of Dairy Science, 7319-7330.

Ballou, M., Hanson, D., Cobb, C. O., Sellers, M., Pepper-Yowell, A., Caroll, J., . . . Lawhon, S. (2015). Plane of nutrition influences the performance, innate leukocyte responses, and resistance to an oral Salmonella enterica serotype Typhimurium challenge in Jersey calves. Journal of Dairy Science, 1972-1982.

Beekman.J. (2016, Juli 26). Biestkwaliteit kan nog beter. Boerderij, pp. 20-23.

Berger, R. (2013, September 16). Zuivelsector heeft uitstekend vooruitzicht. Retrieved from

consultancy.nl: https://www.consultancy.nl/nieuws/6867/roland-berger-nl-zuivelsector-heeft-uitstekend-vooruitzicht

Bos, B., Zonneveld, R., Plomp, M., Gaag, M., & Antonis, A. (2017). Kalversterfte kan minder als zorgvraag kalf centraal staat. Wageningen: Wageningen University en Research.

CRV. (2019). Bedrijven en koeien in cijfers. Retrieved from cooperatie-crv.nl: https://www.cooperatie-crv.nl/downloads/stamboek/bedrijven-en-koeien-in-cijfers/

Duurzame Zuivelketen. (2017). Jaarverslag 2017. Den Haag: Duurzame Zuivelketen . Egmond, P. (2018). Resultaten praktijkonderzoek. Deventer: Trouw Nutrition. Elite. (2017). Levensduur melkkoe verlengen. . Elite. Retrieved from

https://www.vakbladelite.nl/tips/levensduur-melkkoe-verlengen/

Faber, S., & McCauley, M. (2005). Case Study: Effects Of Colostrum Ingestion on Lactational Performance. The Professional Animal Scientist, 420-425.

Gezondheidsdienst voor Dieren. (2017, 2 14). Kalversterftecijfers in het nieuws. Retrieved 6 7, 2018, from gddiergezondheid.nl:

https://www.gddiergezondheid.nl/actueel/nieuws/2017/02/kalversterftecijfers-in-het-nieuws?m=1

Hietkamp, D. (2012). Start vaarskalf bepaalt levensproductie. Plattelandspost, 16-17. Jongveevoer. (2019, Augustus 6). Sprayfo Excellent. Retrieved from jongveevoer.nl:

https://www.jongveevoer.nl/sprayfo-excellent

Kenéz, Á., Koch, C., Korst, M., Kesser, J., Eder, K., Sauerwein, H., & Huber, K. (2018). Different milk feeding intensities during the first 4 weeks of rearing dairy calves: Part 3: Plasma metabolomics analysis reveals long-term metabolic imprinting in Holstein heiffers. Journal of Dairy Science, 8446-8460.

Klaassen, G. (2018, September 23). Uitleg in/op de liter. (P. Van Egmond, Interviewer)

Korst, M., Koch, C., Kesser, J., Müller, U., Romberg, F.-J., Rehage, J., . . . Sauerwein, H. (2017). Different milk feeding intensities during the first 4 weeks of rearing in dairy calves: Part 1: Effects on

(39)

38

performance and production from birth over the first lactation. Journal of Dairy Science, 3096-3108.

Makkink,C. (2018, februari). Investeer in vaarskalveren. De Molenaar, pp. 32-33.

Moallem, U., Werner, D., Lehrer, H., Zachut, M., Livshitz, L., Yakoby, S., & Shamay, A. (2010). Long-term effects of ad libitum whole milk prior to weaning and prepubertal protein supllementation on skeletal growth rate and first-lactation milk production. Journal of Dairy Science, 2639-2650. Morteza, H., Ghaffari, J., MacPherson, A., Berends, H., & Steele, M. (2017). Diurnal variation of NMR

based blood metabolites in calves fed a high plane of milk replacer: a pilot study. Alberta: BMC Veterinary Research.

Ollivett, T., Nydam, D., Linden, T., Bowman, D., & Amburgh, M. (2012). Effect of nutritional plane on health and performance in dairy calves after experimental infection with Cryptosporidium parvum. JAVMA, 1514-1520.

Renaville, R., Hammadi, H., & Portetelle, D. (2002). Role of the somatotropic axis in the mammalian metabolism. Elsevier, 351-360.

RVO. (2019, April 6). Cijvers Kalversterfte. Retrieved from rvo.nl: https://www.rvo.nl/actueel/nieuws/cijfers-kalversterfte

Schäff, C., Gruse, J., Maciej, J., Mielenz, M., Wirthgen, E., Hoeflich, A., . . . Hammon, H. (2016). Effects of ad libitum milk replacer feeding and butyrate supplementation on behavior, immune status, and health of Holstein calves in the postnatal period. Canada: University of British Columbia.

Soberon, F., & Amburgh, M. (2017). Effects of preweaning nutrient intake in the developing mammary parenchymal tissue. Journal of Dairy Science, 4996-5004.

Sprayfo. (2018, November 29). Experts: kalversterfte kan veel lager. Retrieved from sprayfo.com: https://www.sprayfo.com/nl-NL/Leer-meer/Gezondheid/Experts-kalversterfte-kan-veel-lager/ Stofwisselingsziekten.nl. (2018, December 11). Carnitine / acylcarnitine translocase deficiëntie. Retrieved

from stofwisselingsziekten.nl: http://tst.stofwisselingsziekten.nl/toon-ziekte/carnitine___acylcarnitine_translocase_defici__ntie/

Stokkermans, P. (2017, Februari 17). Sterftecijfers dier en recht hoger dan van RVO. Retrieved from nieuweoogst.nu: https://www.nieuweoogst.nu/nieuws/2017/02/17/sterftecijfers-dier-en-recht-hoger-dan-van-rvo

Stokkermans,P. (2019, Februari 2). Levensduur melkvee opnieuw lager. Retrieved from nieuweoogst.nl: https://www.nieuweoogst.nu/nieuws/2019/02/02/levensduur-melkvee-opnieuw-lager

Trouw Nutrition. (2018, 10 20). productfolder E-line Delta. Retrieved from sprayfo.com: https://www.sprayfo.com/siteassets/nl-lifestart/ecm/52828-tn-sprayfo-delta-ecm-productleaflet4.pdf

Trouw Nutrition. (2018, 10 28). Sprayfo Excellent. Retrieved from sprayfo.com: https://www.sprayfo.com/nl-NL/Producten/Kalveren/Sprayfo-Excellent/

(40)

39

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

aeruginosa strains is the presence or absence of the peptide synthetase, mcyB, in toxin producing and non toxin-producing strains respectively (Dittmann et al.,..

Names of members of OFS Provincial Council 1919-1952; notes by DP van der Merwe; Congress of Central SA Regional Development Society 1950; motor vehicles statistics 1949;

This investigation of the phylogeny was indeed preliminary, as more samples and genes still need to be incorporated and the results interpreted in combination with the

We attempt to address this gap by presenting an evaluation framework for assessing the effectiveness of research networks and using it to evaluate two New Partnership for

Aan deze proef werden toegevoegd: het toppen van de planten op verschillende hoogten en - in afwijking van het oorspronkelijk proefschema - het aanhouden of verwijderen van

De laagste gemiddelde leeftijd (37 jaar) hebben degene met een af- wijkend bedrijfstype (speciale bedrijven)? voor dit soort bedrijven is kennelijk meer animo bij de jongere

Sleufsilo's voor snumais en torensilo's met fabricage van gestoomde en geplette mais- kolven (korrelmais) op het coöperatieve vleesstieren-.. bedrijf La Torre. Op

The evalution of rate constants for the transport between the respective compartments, and their sizes (i. the amount of cadmium in the com- partment) from the