• No results found

Asbestsanering en het brandveiligheidsniveau van appartementen van vóór 1994

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Asbestsanering en het brandveiligheidsniveau van appartementen van vóór 1994"

Copied!
113
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LYCENS B.V.

MILIEU & RUIMTE

Dhr. D. Oude Lashof

Oldenzaal,

13 juli 2018

Asbestsanering en het brandveiligheidsniveau

van appartementen van vóór 1994

(2)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 2 van 113

Colofon

Auteur Danny Oude Lashof

Emailadres d.oudelashof@lycens.nl

Telefoonnummer 06 51 71 23 01

Opdrachtgever Lycens BV.

Begeleiders Mevrouw W. Potze en De Heer M. Ercan

Onderwijsinstelling Saxion Hogeschool, Enschede

Afdeling Academie Bestuur Recht & Ruimte

Opleiding Integrale Veiligheidskunde

Eerste lezer Mevrouw M. Kievik

Tweede lezer Mevrouw M. Heck

Datum en plaats Oldenzaal, 13 juli 2018

(3)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 3 van 113

Samenvatting

Deze afstudeeropdracht is geschreven in opdracht van Lycens. B.V. en heeft betrekking op de brandveiligheid nadat een asbestsanering heeft plaatsgevonden. Een recente brand in het westen van Londen met 71 dodelijke slachtoffers en tientallen gewonde mensen, vestigde de aandacht op hoe de brand ontstond. Hierdoor kwam binnen Lycens de vraag aan de orde in hoeverre appartementen van vóór 1994 na een asbestsanering nog voldoen aan de huidige brandveiligheidseisen. Asbest kan namelijk voorkomen op plekken met een brandwerende functie. Als asbesttoepassingen worden vervangen staat er in de wet- en regelgeving dat er gecontroleerd moet worden of het asbest is verwijderd. Echter staat niet aangegeven dat gecontroleerd moet worden of het gebouw/appartement voldoet aan de huidige brandveiligheidseisen.

Het doel van dit onderzoek is om na te gaan of gebouwen na asbestsanering nog voldoen aan de brandveiligheidseisen en wat beweegredenen zijn om wel of niet te controleren of het gebouw na

asbestsanering nog voldoet aan de brandveiligheidseisen. Als dit in kaart is gebracht, weet Lycens waar en op welke manier zij de klant verdere zorg uit handen kan nemen, begeleiden en aansturen.

Er is besloten om de volgende woningbouwcorporaties te onderzoeken: Domijn, Vivare en De Woonplaats. Gedurende het onderzoek zijn inventarisatierapporten van asbestsanering gecontroleerd op

brandveiligheidsaspecten en zijn enquêtes verzonden naar woningbouwcorporaties. Aan de hand van deze rapportages is informatie verzameld over de asbesttoepassingen die in directe relatie staan tot de

brandveiligheid. Dit zijn in de meeste gevallen afvoerpijpen en doorvoeringen die samenkomen in de schachten van appartementen. Daarnaast komen de meeste brandveiligheidstoepassingen met asbest voor bij

appartementen tussen de jaartallen 1952 t/m 1965.

Middels de enquêtevragen is achterhaald of er door de corporaties beleid op het gebied van asbestsanering en brandveiligheid wordt gemaakt en/of aanwezig is en/of dit ook daadwerkelijk wordt uitgevoerd, gecontroleerd en eventueel bijgestuurd. Daarnaast is achterhaald welke beweegredenen er vanuit de

woningbouwcorporaties zijn om wel of niet te controleren op brandveiligheidsaspecten nadat een asbestinventarisatie heeft plaatsgevonden.

De belangrijkste redenen om wel te controleren op brandveiligheid zijn: onveilige situaties, inzien van de eventuele gevolgen voor u en anderen, via de wet- en regelgeving (zorgplicht) en andere personen maken jou bewust van het probleem.

De belangrijkste redenen om niet te controleren op brandveiligheid zijn: het kost te veel tijd en moeite, zolang er niets gebeurt wordt er niet geïnvesteerd en het niet herkennen of zich kunnen vinden in de problemen. Ten slotte is met de enquêtevragen achterhaald in welk niveau een woningbouwcorporatie zich bevindt op het gebied van veiligheid.

Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er bij twee van de drie woningbouwcorporaties de meeste tekortkomingen zijn in het beleid met betrekking tot de brandveiligheid. Bij het maken van beleid zitten al tekortkomingen waardoor de vervolgstappen niet goed uitgevoerd kunnen worden. Het is dus belangrijk dat het beleid volledig wordt ingevuld op het gebied van brandveiligheid. Om voor Lycens de klant verdere zorg uit handen te kunnen nemen, begeleiden en aansturen zijn de volgende aanbevelingen gegeven:

1. Professionaliseren van het beleid 2. Communicatie en begeleiding

3. Complexbeheerders bewust laten worden van de problematiek 4. Digitaal systeem GebouwAssistent (2.0) doorontwikkelen

(4)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 4 van 113

Inhoud

Samenvatting ... 3 Voorwoord ... 5 1. Onderzoeksopzet ... 6 1.1. Inleiding ... 6 1.2. Aanleiding ... 6 1.3. Doelstelling ... 6 1.4. Eindproduct ... 7 1.5. Probleemstelling ... 7 1.6. Onderzoeksvragen ... 7 4.1. Definities probleemstelling ... 7 4.2. Betrokkenen en belanghebbenden ... 7 4.3. Afbakening ... 8 5. Theoretisch kader ... 10 5.1. Theoretisch kader ... 10

2.2. Theorieën gericht op het onderzoek ... 19

3. Methodologie ... 22

3.1. Algemene beschrijving methode en instrumenten ... 22

3.2. Algemene beschrijving populatie en steekproef ... 24

3.3. Operationalisering per onderzoeksvraag ... 24

3.4. Betrouwbaarheid en validiteit ... 27 4. Resultaten ... 28 4.1. Onderzoeksvraag 1 ... 28 4.2. Onderzoeksvraag 2 ... 34 4.3. Onderzoeksvraag 3 ... 41 4.4. Onderzoeksvraag 4 ... 46 5. Conclusie ... 50 6. Aanbevelingen ... 52 Bibliografie ... 53 Bijlagen ... 56 Bijlage 1: Enquête ... 57 Bijlage 2: Inventarisatierapport ... 63

Bijlage 3: Overzicht geïnspecteerde appartementen - Domijn ... 88

Bijlage 4: Overzicht geïnspecteerde appartementen – Vivare ... 94

(5)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 5 van 113

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘Asbestsanering en brandveiligheidsniveau van appartementen van vóór 1994’. Deze scriptie is geschreven in het kader van mijn afstuderen bij de opleiding Integrale Veiligheidskunde aan Saxion Hogeschool te Enschede.

Het onderzoek naar het brandveiligheidsniveau na asbestsanering bij appartementen is uitgevoerd bij Lycens B.V. Het richt zich op appartementen van vóór 1994 die afkomstig zijn van de woningbouwcorporaties Domijn, De Woonplaats en Vivare. Al deze appartementen zijn gevestigd in Oost-Nederland.

Naar aanleiding van de vraag of er na asbestsanering überhaupt gecontroleerd wordt of asbest met een brandvertragende functie ook wordt vervangen door materiaal dat voldoet aan de brandveiligheidseisen is in samenwerking met Lycens de probleemstelling vastgesteld. Aan de hand hiervan zijn vier onderzoeksvragen opgesteld. Deze vier onderzoeksvragen zijn middels rapportages en enquêtes beantwoord. Het was niet altijd even gemakkelijk om respondenten te krijgen voor de enquêtevragen, maar achteraf gezien hebben er voldoende respondenten (complexbeheerders) gereageerd.

Via deze weg wil ik graag mijn afstudeerbegeleiders, de heer M. Ercan en mevrouw W. Potze, bedanken voor de ondersteuning op de werkvloer en met de sturing van het onderzoek. Ook wil ik mijn schoolcoach, mevrouw M. Kievik, bedanken voor de begeleiding en ondersteuning bij het schrijven van deze scriptie. Daarnaast wil ik de respondenten van de verschillende woningbouwcorporaties bedanken die mij van informatie hebben voorzien. Tot slot wil ik graag mijn collega’s van Lycens B.V. bedanken, die mij in contact brachten met de respondenten en mij van informatie hebben voorzien. Door de medewerking van deze personen is het gelukt om tot dit resultaat te komen.

(6)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 6 van 113

1.

Onderzoeksopzet

1.1.

Inleiding

Deze afstudeeropdracht is uitgevoerd in opdracht van Lycens BV. Lycens is een landelijk opererend advies- en ingenieursbureau op de gebieden milieu, ruimte en huisvesting. Zij treedt op als partner voor haar klanten die geconfronteerd worden met vraagstukken op deze disciplines en treedt deze nuchter, oplossingsgericht en samen met de klant tegemoet. Met name door het gezamenlijk optrekken met opdrachtgevers, realiseren en beheren zij de bebouwde omgeving met oog voor duurzaamheid en veiligheid (Lycens, z.d.).

Om nog een betere partner voor de klanten te zijn vraagt Lycens zich af of er na een asbestsanering wel een (brand)veilig gebouw wordt opgeleverd. Zo kan Lycens mogelijk de klant nog verdere zorg uit handen nemen door ook het brandveiligheidstraject na asbestsanering uit te voeren.

1.2.

Aanleiding

Op 14 juni 2017 woedde een grote brand in een woontoren in het westen van Londen. De brand werd veroorzaakt door een defect aan een koel-vriescombinatie maar kon zich snel uitbreiden doordat onderdelen van de gevelbekleding niet voldeden aan de brandveiligheidseisen (NU.nl, 2017). De woontoren bestond uit 24 etages met een totaal van 120 appartementen. Uiteindelijk zijn er 71 doden gevallen en tientallen mensen gewond geraakt. Over de brandveiligheid van deze woontoren bestond al sinds 1999 twijfel. Vrijwel meteen na de brand ontstond er over de hele wereld discussie over de brandveiligheid van woontorens en vroeg men zich af hoe dit kon gebeuren.

Daarnaast zijn er op dit moment veel ontwikkelingen gaande op het gebied van asbest. Asbest is namelijk in het verleden veel gebruikt als brandvertragend middel in isolatie en andere industriële materialen. Echter is asbestgebruik vanaf 1 juli 1993 verboden geworden doordat het zeer schadelijk is voor de gezondheid (Asbestslachtoffers Vereniging Nederland, z.d. ). Dit betekent dat asbest op dit moment in woningen van vóór 1994 vaak wordt verwijderd. Zo moeten alle daken in Nederland binnen 8 jaar (2024) asbestvrij zijn. Dit is een hele uitdaging aangezien 70% van de gebouwen in Nederland asbest bevat. In 2040 is de doelstelling dat er geen gewonden/doden meer door asbest zijn in Nederland (Bme opleidingen, z.d.).

Als asbest wordt verwijderd en er dus asbestsanering heeft plaatsgevonden staat er in de wet- en regelgeving dat er gecontroleerd moet worden of het asbest is verwijderd. Op het moment dat asbest een

brandvertragende functie heeft is het de vraag of er überhaupt wordt gecontroleerd of het is vervangen en het vervangende materiaal voldoet aan de brandveiligheidseisen.

Mede doordat Lycens een gezonde leefomgeving wil creëren en zich hierdoor richt op brandveiligheid, asbestsanering en bodemonderzoek zijn dit gebeurtenissen en ontwikkelingen die veel zijn besproken. Lycens wil daarom inzichtelijk krijgen of het besef er is over de waarborging van brandveiligheid na asbestsanering om zo de gevolgen van brand te kunnen beperken. Daarnaast willen zij de klant verdere zorg uit handen kunnen nemen, begeleiden en aansturen.

1.3.

Doelstelling

De doelstelling van dit afstudeerproject is om te onderzoeken of gebouwen na asbestsanering nog voldoen aan de brandveiligheidseisen en wat beweegredenen zijn om wel of niet te controleren of het gebouw na

asbestsanering nog voldoet aan de brandveiligheidseisen. Als dit in kaart is gebracht, weet Lycens waar en op welke manier zij de klant verdere zorg uit handen kunnen nemen, begeleiden en aansturen.

(7)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 7 van 113

1.4.

Eindproduct

Het eindproduct van dit onderzoek bestaat uit een tweetal onderdelen. Allereerst wordt er een

onderzoeksrapport aangeleverd aan Lycens. Ten slotte vindt er een eindpresentatie plaats om de resultaten te tonen en deze middels een verdedigingsgesprek toe te lichten.

1.5.

Probleemstelling

Centraal in dit onderzoek bestaat de volgende probleemstelling:

‘’In welke mate wordt het brandveiligheidsniveau van appartementen van vóór 1994 gewaarborgd na een asbestsanering bij woningbouwcorporaties in Oost-Nederland, en wat zijn de belangrijkste redenen om de brandveiligheid al dan niet te controleren na asbestsanering?’’.

1.6.

Onderzoeksvragen

Door middel van onderstaande onderzoeksvragen wordt er antwoord gegeven op de probleemstelling en wordt er voldaan aan de doelstelling.

1. Welke asbesthoudende toepassingen staan in directe relatie tot de brandveiligheid van appartementen van vóór 1994?

2. In welke mate worden maatregelen getroffen om de brandveiligheid te waarborgen na sanering? 3. Wat zijn beweegredenen om wel of niet te controleren of het gebouw na asbestsanering nog voldoet aan

de brandveiligheidseisen?

4. Op welke wijze kan Lycens een bijdrage leveren in het vergroten van de brandveiligheid na asbestsanering?

4.1.

Definities probleemstelling

Brandveiligheidsniveau: de brandveiligheidseisen waar een gebouw minimaal aan moet voldoen. Het niveau (in minuten brandwerendheid) hangt af van de vergunning die destijds voor het gebouw is verleend.

Waarborgen: het garanderen en veiligstellen van bepaalde voorwaarden (Ensie, z.d.). In dit geval het voldoen aan het brandveiligheidsniveau waarvoor het gebouw destijds is vergund.

Asbestsanering: asbest saneren is het vakkundig verwijderen van asbest door een SC-530 gecertificeerd bedrijf. Dit betekent dat het bedrijf de kennis en structuur heeft om op een veilige, legale manier asbest te

verwijderen. Heeft men meer dan 35 m² asbest, dan is men verplicht dit door een gecertificeerd asbestsaneringsbedrijf te laten verwijderen (Stedupro, z.d.).

4.2.

Betrokkenen en belanghebbenden

De volgende partijen zijn betrokken en/of hebben belang bij het onderzoek. Deze worden hieronder uiteen gezet met een toelichting op hun belangen.

4.2.1. Lycens

Dit afstudeeronderzoek is uitgevoerd in opdracht van Lycens. Zij zijn opdrachtgever en dus nauw betrokken bij het onderzoek. Daarnaast kan Lycens het rapport op twee manieren gebruiken. Allereerst kan het dienen als bevestiging bij vragen van de opdrachtgever met betrekking tot de controle nadat asbestsanering heeft plaatsgevonden en of dit daadwerkelijk voldoet aan de brandveiligheidseisen.

Ten tweede kan het rapport worden gebruikt door Lycens om de klant verdere zorg uit handen te nemen en ook het brandveiligheidstraject na sanering uit te voeren.

(8)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 8 van 113 4.2.2. Woningbouwcorporatie Domijn, Vivare en de Woonplaats

Woningbouwcorporaties Domijn, Vivare en de Woonplaats zijn drie organisaties waar Lycens opdrachten voor uitvoert. Doordat woningbouwcorporaties vanuit de wet- en regelgeving de zorgplicht hebben, moeten zij de veiligheid van hun woningen waarborgen. Door er voor te kiezen om bij drie organisaties te kijken in hoeverre zij controle uitvoeren en wat beweegredenen zijn om deze controle wel of niet uit te voeren krijgt Lycens een overzicht van deze beweegredenen. Als dit in kaart is gebracht is er een overzicht met punten waar Lycens op kan inspelen en zo hopelijk nauwer betrokken kan zijn bij de woningbouwcorporaties. Dit zorgt er vervolgens voor dat veel werk bij de corporaties uit handen kan worden genomen en er een onderlinge samenwerking in stand blijft of juist tot stand komt.

4.2.3. Gebouwbeheerders woningbouwcorporatie Domijn, Vivare en de Woonplaats

Gebouwbeheerders die werkzaamheden voor de woningbouwcorporaties uitvoeren zijn vaak of een aantal keren aanwezig in de gebouwen. Als gebouwbeheerders beperkingen, omtrent de brandveiligheid zien, kunnen zij hier een melding van maken zodat hier iets mee gedaan kan worden. Of dit ook wordt gemeld en/of zij risico’s zien is maar de vraag. Als dit wordt achterhaald kan gekeken worden op welke wijze Lycens een

bijdrage kan leveren aan de woningbouwcorporaties om zo het bewustzijn bij gebouwbeheerders te verhogen. 4.2.4. Bewoners

Veiligheid staat voorop. Dat geldt zeker voor de bewoners. Het is van belang voor deze bewoners dat er zo veel mogelijk aan gedaan wordt om onveilige situaties te voorkomen of te beperken. De bewoners moeten namelijk het gevoel krijgen dat zij veilig kunnen wonen. Ook voor hen geldt dat wanneer zij beperkingen, omtrent de brandveiligheid zien, hier een melding van maken zodat hier iets aan gedaan wordt.

4.3.

Afbakening

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze belangrijke begrippen zijn afgebakend en in welke context ze gebruikt gaan worden.

4.3.1. Woningbouwcorporaties Oost-Nederland

Deze afbakening is tot stand gekomen in overleg met projectleiders van Lycens. De keuze voor de

woningbouwcorporaties Domijn, Vivare en de Woonplaats is gemaakt doordat zij grote klanten zijn van Lycens en Lycens nauw met hen samenwerkt en/of dat wil bevorderen. In dit onderzoek zijn andere organisaties buiten beschouwing gehouden.

4.3.2. Appartementen van vóór 1994

Vanuit de overheid zijn er belangrijke asbestwetten opgesteld. Allereerst mogen particulieren en bedrijven sinds 1 juli 1993 asbest niet (her)gebruiken, bewaren, verkopen, importeren, weggeven, opnieuw toepassen en bewerken. Daarnaast mag asbest niet in nieuwe producten zitten, omdat asbestvezels levensgevaarlijk kunnen zijn als ze ingeademd worden (Rijksoverheid, z.d.).

Dit betekent dat er vanuit gegaan kan worden dat er na 1994 geen huizen meer gebouwd zijn waarin asbest aanwezig is. Vandaar de keuze om te kijken naar appartementen van vóór 1994.

Daarnaast geven adviseurs binnen Lycens aan dat de relatie tussen asbest en de brandveiligheid het meest voorkomt bij gestapelde bouw. Vandaar de keuze om te kijken naar appartementen.

(9)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 9 van 113 4.3.3. Wet- en regelgeving

Het Bouwbesluit kent nieuwbouw, het rechtens verkregen niveau en bestaande bouw (zie figuur 1).

Met nieuwbouw bedoeld het Bouwbesluit het bouwen van een volledig nieuw bouwwerk. Direct na de eindoplevering van een nieuw gebouwde woning, is de woning vanuit het perspectief van het Bouwbesluit een bestaande woning geworden. Elk bestaand gebouw in Nederland moet voldoen aan de voorschriften van bestaande bouw. Voor bestaande gebouwen gelden minder zware eisen dan voor nieuw te bouwen gebouwen. Ten slotte kent het Bouwbesluit het rechtens verkregen niveau dat alleen van toepassing is op verbouwingen. Het rechtens verkregen niveau is de huidige technische kwaliteit van het gebouw voordat de verbouwing plaatsvindt. Het rechtens verkregen niveau beweegt zich tussen het nieuwbouwniveau en het niveau voor bestaande bouw.

Aangezien elk bouwwerk moet voldoen aan de voorschriften voor bestaande bouw, vormt het niveau voor de bestaande bouw de ondergrens van het rechtens verkregen niveau. De nieuwbouwvoorschriften vormen de bovengrens van het rechtens verkregen niveau. Een hoger kwaliteitsniveau dan de nieuwbouwvoorschriften kan dus niet meer worden aangeduid als het rechtens verkregen niveau.

Aangezien dit onderzoek zich richt op appartementen van vóór 1994 richt het zich qua Bouwbesluit op de bestaande bouw en het rechtens verkregen niveau (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2013)

4.3.4. Brandveiligheid (gebruik)

Het brandveilig gebruik van de bewoners zelf wordt niet meegenomen. Dit wordt niet meegenomen doordat het onderzoek zich alleen richt op de vraag of de gebouwen voldoen aan de brandveiligheidseisen nadat asbestsanering heeft plaatsgevonden.

Figuur 1: Uitleg Bouwbesluit 2012 (Lycens intern, opzet collega)

(10)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 10 van 113

2.

Theoretisch kader

2.1.

Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt de literatuur besproken die betrekking heeft op dit onderzoek. Het betreft de

asbestsanering, brandveiligheid en de wet- en regelgeving. Allereerst wordt algemeen de relatie tussen asbest en brandveiligheid beschreven. Vervolgens wordt asbest en brandveiligheid in ‘brede zin’ toegelicht.

Vervolgens biedt de gehele theorie ter ondersteuning van de onderzoeksvragen. 2.1.1. Relatie asbest, Woningwet en brandveiligheid in de wet- en regelgeving

De Nederlandse wetgeving is onderverdeeld in verschillende lagen. De belangrijkste lagen die van belang zijn voor dit onderzoek zijn in figuur 2 weergegeven. Dit onderzoek heeft betrekking op de volgende wetten: Asbestverwijderingsbesluit 2005, Arbeidsomstandighedenwet, de Woningwet en daaronder het Bouwbesluit 2012 (in figuur 2, geel weergegeven). Zoals is weergegeven hebben de Woningwet, de

Arbeidsomstandighedenregeling en het Asbestverwijderingsbesluit verbinding met elkaar (zie de zwarte pijlen). Kijken we naar het Bouwbesluit 2012 en het Asbestverwijderingsbesluit 2005 dan is hier een ‘grijs’ gebied. Er is namelijk geen specifieke wet- en regelgeving omtrent de controle op het brandveiligheidsniveau nadat asbestsanering heeft plaatsgevonden (BME opleidingen, 2017).

(11)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 11 van 113 2.1.2. Geschiedenis asbest

In de 19e eeuw werd asbest op grote schaal gebruikt in Europa en dit werd ook gelijk voor de huizenbouw

ingezet. Asbest bracht zoveel voordelen met zich mee dat veel mensen de nadelen er niet van inzagen en daarnaast was er ook nog geen onderzoek naar gedaan. Eind jaren ’80 nam het gebruik van asbest af en vanaf 1 juli 1993 werd het bewerken en gebruiken van asbest verboden. Veel woningen die voor dit jaar gebouwd zijn bevatten asbesthoudend materiaal en nog lang niet al het asbest is verwijderd uit deze woningen

(Milieucontrol NL, z.d.). 2.1.3. Asbest

Technisch gezien is asbest een ideaal materiaal: onverwoestbaar, brandwerend en vooral bijzonder goedkoop. Tientallen jaren geleden bleek echter dat het inademen van asbestvezels kon zorgen voor gevaarlijke ziekten, zoals stoflongen, longkanker en buikvlieskanker.

Asbest is een verzamelnaam voor een aantal in de natuur voorkomende mineralen (silicaten), die zijn

opgebouwd uit fijne, microscopisch kleine vezels. Asbest is een natuurlijk product. Het is een delfstof die wordt gewonnen in onder andere Zuid-Amerika en Rusland. Asbest is onderverdeeld in twee hoofdgroepen:

1. De spiraalvormige of serpentijnachtige, waaronder chrysotiel (ofwel witte asbest).

2. De rechte of amfiboolachtige, waaronder crocidoliet (blauwe asbest), amosiet (bruine asbest), anthophylliet (geel), tremoliet (grijs) en actinoliet (groen).

Doormiddel van de kleur van het ruwe asbest is te zien tot welke soort asbest het behoort. Op het moment dat het materiaal verwerkt is kan dit niet. Dan kan alleen een laboratoriumanalyse nog uitsluitsel geven (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, z.d.)

Daarnaast wordt asbest op twee manieren gebruikt: hechtgebonden en niet-hechtgebonden (‘losgebonden’). Hechtgebonden asbestvezels zitten vast in een ander materiaal, meestal cement. Voorbeelden hiervan zijn golfplaten, eterniet wandplaten, bloembakken en buizen voor riool, gas en waterleiding. Als hechtgebonden asbest niet beschadigd is, levert het weinig gevaar op voor de gezondheid. Je kunt het dus laten zitten, zolang je het niet beschadigd. Er is een uitzondering voor asbestdaken; die moet je wel verwijderen.

Losgebonden asbestvezels zijn niet in een ander materiaal vastgezet. Hierdoor kunnen de asbestvezels makkelijker vrijkomen. Losgebonden asbest moet dan ook altijd afgedekt of verwijderd worden. Het is bijvoorbeeld toegepast in brandwerende kleding, afdichtingskoord, isolatieplaten en als spuitasbest. Vloerzeil kun je (laten) verwijderen, maar je kunt het ook afdekken met andere vloerbedekking (Milieu Centraal, z.d.).

Figuur 3: Serpentijn asbest (Van Berghe Asbestsanering, z.d.)

(12)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 12 van 113 2.1.3. Grenswaarden en risicoklassen asbest

Asbest is onderverdeeld in twee risicoklassen, afhankelijk van de grenswaarde wordt bepaald onder welke klasse een soort asbest valt. Sinds 1 januari 2017 is de grenswaarde van asbest verlaagd; de grenswaarde voor asbest is nu 2.000 vezels/m³.

- Klasse 1 omvat werkzaamheden waarbij een vezelconcentratie onder de grenswaarden wordt verwacht.

- Klasse 2 en 2a zijn werkzaamheden waarbij een vezelconcentratie boven de grenswaarde wordt verwacht (Rijksoverheid, 2016).

In figuur 5 wordt kort weergegeven wanneer asbest tot welke risicoklasse behoort.

2.1.4. Stappenplan asbestsanering

Bij verbouw of sloop van een gebouw moet eerst de aanwezigheid van asbest in kaart worden gebracht, hiervoor bestaat wetgeving. Veilig asbest verwijderen gebeurt in 5 stappen:

1. Het asbest wordt in kaart gebracht: een gecertificeerd inventariseerder mag inventariseren, de eigenaar van de constructie moet hiervoor zorgen;

2. Op basis van het inventarisatierapport wordt, na een melding bij de gemeente en bij de inspectie SZW, de sanering gepland;

3. Gecertificeerde bedrijven met deskundige werknemers mogen saneren, behalve als er een heel klein risico is;

4. Na de sanering volgt een eindbeoordeling door een asbestinspectie instelling (asbestlaboratorium); 5. Bij een positief oordeel geven zij de locatie vrij.

Daarnaast is de certificering duidelijk geregeld. Asbest wordt verwijderd door een asbestverwijderaar met een DAV (Deskundig asbestverwijderaar) certificaat. Het saneringsbedrijf zorgt dat werknemers in veilige

omstandigheden werken en het bedrijf heeft zelf ook een certificaat nodig. Een certificaatverstrekker geeft de certificaten af en trekt deze in bij ondermaatse prestaties. Ten slotte houdt de inspectie SZW, toezicht op het hele systeem : zowel op de certificaatverstrekker als op bedrijven en hun werknemers. Op deze manier wordt er samengewerkt aan het veilig in kaart brengen en verwijderen van asbest (Rijksoverheid, z.d.)

(13)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 13 van 113 In het dreigingsbeeld milieucriminaliteit van 2016 dat door de Politie is opgesteld wordt het stappenplan van asbest als volgt weergegeven:

Alle stappen komen overeen met het stappenplan vanuit de Rijksoverheid. Echter moet het uiteindelijke asbest dat is vrijgekomen vervoerd worden naar een erkende stortplaats door een transporteur die op de Vihb-lijst staat (Rudie Neve, 2016). Op de Vihb-lijst staan bedrijven die in Nederland bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke stoffen vervoeren, inzamelen, verhandelen en bemiddelen (Ondernemersplein, z.d.) Deze laatste stap zorgt voor een volledig beeld van de asbestketen.

(14)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 14 van 113 2.1.5. Eerdere onderzoeken asbest

Asbest kan in veel en verschillende producten/materialen in en rondom appartementen toegepast zijn. De Rijksoverheid heeft de meest voorkomende asbest bevattende materialen weergegeven (Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, z.d.). In tabel 1 en 2 staat weergeven welke onderdelen dit zijn. In figuur 7, 8 en 9 worden deze plekken aangewezen.

Buiten woningen

Onderdeel Toelichting Foto

1. Schoorsteen Rond buismateriaal: - Asbestcement 2. Dakraam Plaatmateriaal:

- Asbestcement gevelpaneel, spouw- en kozijnbekleding - Dakbeschot

- Asbesthoudende daklei Kit, coating en bitumen:

- Asbesthoudende kit tussen kozijn en muur

- Asbesthoudende papier Bitumineuze dakbedekking Asbestkoord:

- Afdichting metselwerk, voegen, sponningen, kozijnen 3. Ontluchting Rond buismateriaal:

- Asbestcement buis en kap 4. Regenpijp

en dakgoot

Materiaal:

- Asbestcement buis

- Asbestcement vlakke plaat/bekleding 5. Dak en

dakkapel

Plaatmateriaal:

- Asbestcement gevelpaneel, spuw- en kozijnbekleding - Dakbeschot

- Asbestcement golfplaat, daklei Kit, coating en bitumen:

- Asbesthoudende kit tussen kozijn en muur

- Asbesthoudende papier/Bitumineuze dakbedekking - Asbesthoudende coating op stalen damwandprofielen 6. Gevel

bekleding

Plaatmateriaal asbestcement: - Gevelpaneel en kozijn bekleding - In spouwbekleding

- Golfplaat

Kit, coating en bitumen:

- Asbesthoudende kit (vulmiddel) tussen kozijn en muur en in dilatatievoeg

- Asbesthoudende lijmen - Asbesthoudende structuurverf

- Asbesthoudende coating op stalen damwandprofielen - Asbestvezels als wapening in kunststoffen

Asbestkoord:

- Afdichten metselwerk, voegen, sponningen en kozijnen. 7. Liftschacht Materiaal:

- Asbestcement vlakke platen - Asbest in remmechanisme

- Spuitasbest als brandwerende/geluidsabsorberende laag - Brandwerende asbestboard

8. Privacy en balkon schermen

Plaatmateriaal:

- Asbestcement vlakke paneel, spouw- en kozijnbekleding

Tabel 1: Asbest buiten woningen

Figuur 7: Asbest buiten woningen (1) (Asbestslachtoffers Vereniging Nederland, z.d. )

Figuur 8: Asbest buiten woningen (2) (Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, z.d.)

(15)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 15 van 113 Binnen woningen

Onderdeel Toelichting

1. Aftimmering zolder - Plaatmateriaal van cement, vezelplaat of karton met asbest 2. Biljarttafel en

andere objecten

- Biljarttafel met een bodemplaat van asbestcement (verwarmbaar) - Een oude kluis

- Een oude haardroger 3. CV ketel, boilers en

andere installaties

- Asbesthoudende plaat onder CV-gips of cement - Pakkingen, afdichtkoord

- Afvoerbuis van asbestcement

- Isolatie rond afvoerbuis- asbesthoudend gips, cement, vezelplaat of karton 4. Afvoerpijp - Afvoerkanaal van asbesthoudend cement

- Aftimmeringen rondom dak doorvoer asbesthoudend cement, karton of vezelplaat 5. Stortbak, riolering

en verlaagde plafond

- Afdekplaat asbestcement op stortbak

- Verlaagde plafond of wandbekleding van asbesthoudend cement of vezelplaat - Riolering, standleiding van asbesthoudend cement

- Ventilatiekanaal van asbesthoudend cement 6. Tussenwanden - Systeemwanden met asbesthoudend cement

- Aftimmering en bekleding met asbesthoudend cement, vezelplaat of karton 7. Pluggen - Asbestkoord/plug voor schroef in muur

8. Vensterbank en vloerbekleding

- Vensterbank van asbesthoudend kunstmarmer of cement - Aftimmering achter radiator

- Vloerzeil met onderlaag van asbesthoudend papier - Ondervloerplaten van asbesthoudend karton 9. Meterkast - Aftimmering meterkast

- Bekleding deur en bovenlicht met asbesthoudend karton, vezelplaat of cement - Afdekplaat kruipruimte luik van asbestcement

10. Geiser en andere apparaten

- Afdicht koord, pakkingen in de geiser

- Rioolbuis, ventilatiekanaal van asbesthoudende cement

Denk ook aan andere apparaten zoals een oude broodrooster of straalkachel 11. Schouw en

rookgaskanaal

- Schouw van kunstmarmer of asbestcement

- Plaat achter en onder gashaard of gaskachel asbesthoudend cement of karton - Asbestkoord en pakkingen in gaskachel of haard

- Sierstrips van asbestcement als afwerking met een print van natuursteen of metselwerk

- Afvoerkanaal van asbestcement

- Aftimmering rond schoorsteen doorvoer met asbesthoudend cement, karton of vezelplaat

12. Vensterbank en aftimmering onder kozijn

- Vensterbank van asbesthoudend kunstmarmer of cement - Aftimmering achter radiator

- Vloerzeil met onderlaag van asbesthoudend papier - Ondervloerplaten van asbesthoudend karton 13. Vloerzeil of

vloertegels

- (Gemarmerde) vinyltegels - Asbesthoudende lijm

- Vloerzeil met onderlaag van asbesthoudend papier Foto

Tabel 2: Asbest binnen woningen

Figuur 9: Asbest binnen woningen

(16)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 16 van 113 2.1.6. Wet- en regelgeving asbest

Het is van belang om bovenstaande informatie over asbest te koppelen aan de wet- en regelgeving. Hieronder worden de belangrijkste wetten met betrekking tot asbestsanering toegelicht.

2.1.6.1. Arbeidsomstandigheden

De Arbeidsomstandighedenwet heeft betrekking op de werknemers. Hoofdstuk 4 geeft de wetten aan met betrekking tot gevaarlijke stoffen en biologische agentia. Biologische agentia betreft bacteriën schimmels of parasieten, die een infectie, allergie of toxiciteit kunnen veroorzaken (Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid, z.d.).

In hoofdstuk 4 komen belangrijke artikelen naar voren die betrekking hebben op het werken met asbest en asbesthoudende producten:

- Artikel 4.44: risicoklasse 1.

- Artikel 4.45: preventieve maatregelen, vooraf genomen maatregelen. - Artikel 4.47: melding (start werkzaamheden van asbestsanering). - Artikel 4.48: risicoklasse 2.

- Artikel 4.51 t/m artikel 4.53: eindbeoordeling risicoklasse 2. - Artikel 4.53a: risicoklasse 2a.

- Artikel 4.54: asbestinventarisatie en deskundigheid bij asbestsanering (De Overheid, 2018). Wanneer asbest tot een risicoklasse behoort staat weergegeven in paragraaf 2.1.3. figuur 5. 2.1.6.2. Asbestverwijderingsbesluit 2005

In het asbestverwijderingsbesluit 2005 wordt ingegaan op de manier waarop asbest verwijderd moet worden. - Artikel 3: asbestinventarisatie verplicht bij; het geheel/gedeeltelijk slopen van een gebouw of object,

asbestverwijdering en asbestverwijdering na incident. - Artikel 4: asbestinventarisatie niet verplicht.

- Artikel 6: asbest verwijderen; werkzaamheden ingedeeld in risicoklasse 2 en 2a dienen door een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf uitgevoerd te worden.

Deze drie wetten geven aan wanneer een asbestinventarisatie wel of niet is verplicht is en wanneer een gecertificeerd asbestverwijderingsbedrijf dit moet uitvoeren (De Overheid, 2017).

2.1.6.3. Bouwbesluit 2012

In het Bouwbesluit 2012 wordt er kort ingegaan op het slopen van asbest. Verwezen wordt naar de volgende artikelen:

- Artikel 1.26: sloopmelding; geeft aan wanneer een sloopmelding wel en niet verplicht is. Moet er wel gesloopt worden dan moet het 4 weken van tevoren schriftelijk worden ingediend. Vervolgens stuurt de gemeente een ontvangstbevestiging. Als dit is goedgekeurd mag er na 4 weken worden gestart. Bij onvolledige melding neemt de gemeente wel contact op.

- Artikel 1.29: nadere voorwaarden; na een sloopmelding kunnen nadere voorwaarden opgelegd worden zoals, voorkomen/beperken van hinder en onveilige situaties.

- Artikel 1.32: aanwezigheid bescheiden; hierin staat wat aanwezig moet zijn tijdens een sloop (op locatie).

- Artikel 1.33: eindmelding; de 1e werkdag na beëindiging van de sanering, dient de eindmelding te

(17)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 17 van 113 2.1.7. Geschiedenis Bouwbesluit 2012

Het ontstaan en vastleggen van regels voor het bouwen van woningen gaat terug naar het begin van de 20e

eeuw. Voor de 20e eeuw waren er wel bouwvoorschriften in Nederland, maar die regelden alleen zaken die

nodig waren voor de openbare orde, veiligheid en gezondheid. Vanaf 1901 resulteerde dit in de Woningwet. Hierin werd geregeld dat elke gemeente voorschriften moest vaststellen voor het bouwen, verbouwen en uitbreiden van een woning.

Na de Tweede Wereldoorlog waren er in hoog tempo nieuwe woningen nodig. Deze woningproductie bestond veelal uit gelijksoortige woningen, die overal in Nederland werden gebouwd. Doordat er onderlinge

gemeentelijke verschillen in regelgeving waren werkte dit belemmerend. Om dit beter te kunnen regelen werd in 1965 de eerste Model-Bouwverordening (MBV) gepubliceerd. Vervolgens is in 1992 de eerste fase van het Bouwbesluit van kracht geworden, met voorschriften uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid,

bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu.

De in deze eerste fase van het Bouwbesluit gegeven voorschriften waren beperkt tot de bouwtechnische en woon- of inrichtingstechnische eisen waaraan een bouwwerk moet voldoen. Bij de tweede fase, Bouwbesluit 2003, werden voor alle utiliteitsgebouwen (kantoren, scholen, ziekenhuizen e.d.) zoveel mogelijk prestatie-eisen gegeven. Deze fasen geven een aanzienlijke verandering in systematiek en opbouw van het besluit. Het doel hiervan was een toegankelijker en gebruiksvriendelijker Bouwbesluit te maken, dat beter bruikbaar is voor de praktijk. Dit heeft geleid tot het Bouwbesluit 2012 (dr. ir. M. van Overveld, 2011).

In figuur 10 staat weergegeven hoe de verschillende besluiten samenkomen tot het Bouwbesluit 2012. Hierin zijn ook de eerste fase (Bouwverordening) en de tweede fase (Bouwbesluit 2003) verwerkt en samengevoegd. De relatie tussen de Woningwet en het Bouwbesluit wordt in paragraaf 2.1.8. toegelicht.

(18)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 18 van 113 2.1.8. Relatie Woningwet en het Bouwbesluit 2012

Het Bouwbesluit 2012 is gebaseerd op de Woningwet. De Woningwet stelt kaders die in het Bouwbesluit 2012 en de Regeling Bouwbesluit nader uitgewerkt worden in de vorm van bouw- en gebruiksvoorschriften. Ook zijn er in het Bouwbesluit 2012 enkele eisen vanuit Europese regelgeving geïmplementeerd.

In de Woningwet staat een belangrijk wetsartikel dat van toepassing is op de probleemstelling: Artikel 1a lid 1: de eigenaar van een bouwwerk, open erf of terrein of degene die uit anderen hoofde bevoegd is tot het daaraan treffen van voorzieningen draagt er zorg voor dat als gevolg van de staat van dat bouwwerk, open erf of terrein geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid ontstaat dan wel voortduurt (De Overheid, 2018).

Zoals dit artikel aangeeft hebben gebouweigenaren een grote verantwoordelijkheid bij bouwwerken. Om ook aan de veiligheid van een bouwwerk te voldoen zijn er in het Bouwbesluit 2012 verschillende eisen opgesteld die per bouwwerk verschillen. Door middel van dit voorbeeld, dat van toepassing is op het onderzoek, wordt aangegeven dat de Woningwet en het Bouwbesluit 2012 veel op elkaar aansluiten. De regels die in de Woningwet voorkomen hebben namelijk veelal een directe relatie met het Bouwbesluit 2012. 2.1.9. Brandveiligheid en het Bouwbesluit 2012

Brand is gevaarlijk en schadelijk, maar hevige rookvorming door vuur is het meest schadelijk en eist de meeste dodelijke slachtoffers. Hierdoor moeten personen in geval van nood snel en veilig een gebouw kunnen verlaten. Vuur en hitte zijn voor de hand liggende gevaren van brand. Rook, het vrijkomen van giftige stoffen die kunnen exploderen, zijn minstens zo bedreigend voor de gezondheid. Er moeten dus diverse maatregelen worden genomen om de kans op een brand tot een minimum te beperken. Zo moeten de rookmelders en de brandblussers elk moment in werking gesteld kunnen worden en moeten vluchtwegen duidelijk herkenbaar en vrij toegankelijk zijn.

Om de brandveiligheid te waarborgen staat in het Bouwbesluit 2012 precies aangegeven welke eisen gelden voor de constructie en het gebruik van een gebouw in verband met brandveiligheid. Voor speciale gebouwen – zoals verpleeghuizen, kinderdagverblijven en horecagelegenheden – is zelfs een gebruiksvergunning vereist. De gebruiksvergunning geeft aan of is voldaan aan alle voorschriften, waaronder die voor het beperken van de kans op brand, het beperken van de gevolgen van brand en het vluchten uit een gebouw bij brand (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, z.d.).

2.1.10. Uitwerking Bouwbesluit 2012

De opbouw van het Bouwbesluit 2012 is als volgt opgedeeld:

- Hoofdstuk 1 bevat algemene bepalingen, begripsbepalingen en procedurele voorschriften, zoals voorschriften over het doen van een gebruiks- of een sloopmelding.

- Hoofdstukken 2 tot en met 5 bevatten voorschriften over respectievelijke veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid/milieu. Deze voorschriften hebben betrekking op het (ver)bouwen van bouwwerken en op de staat van bestaande bouwwerken.

- Hoofdstuk 6 bevat voorschriften over installaties.

- Hoofdstuk 7 bevat voorschriften over het gebruik van bouwwerken, open erven en terreinen. Deze voorschriften zijn grotendeels afkomstig uit het Gebruiksbesluit en de gemeentelijke

bouwverordening.

- Hoofdstuk 8 bevat voorschriften over het slopen en over het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden.

(19)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 19 van 113

2.2.

Theorieën gericht op het onderzoek

In deze paragraaf worden theorieën toegelicht die van belang zijn voor dit onderzoek. Per theorie worden de voor en nadelen weergegeven. Vervolgens wordt toegelicht waarom een theorie wordt gebruikt in dit onderzoek.

2.2.1. Cirkel van Deming (The Art of Management, z.d.) Toelichting cirkel van Deming

De cyclus staat vooral bekend als kwaliteit- en verbetercirkel. Feitelijk is het een concept om een organisatie goed te kunnen runnen en vormt het DNA van een intelligente organisatie.

1. Plan: Maken van een plan waarin de werkzaamheden centraal staan.

2. Do: Het uitvoeren en realisatie van het gehele proces. 3. Check: Hetgeen dat is uitgevoerd wordt

gecontroleerd en vergeleken met de gewenste situatie.

4. Act: Het bijsturen, evalueren en ingrijpen (The Art of Management, z.d.).

Voordelen Nadelen

- Nieuw beleid/plan zorgt voor ontwikkelingen - Controle zorgt voor kwaliteit

- Niet durven te veranderen door angst - Kost extra tijd en geld

De cirkel van Deming wordt vooral toegepast binnen organisaties. Echter kunnen deze stappen ook in dit onderzoek worden gebruikt:

- Plan: Beleid gemaakt op asbestsanering en brandveiligheid.

- Do: Wordt dit beleid uitgevoerd (asbestsanering, brandveiligheidsaanpassingen) - Check: controle of het goed is uitgevoerd en waar nodig is vervangen.

- Act: het is belangrijk om de controlefase goed na te lopen. Als asbest niet is verwijderd moet hier worden ingegrepen. Echter moet er ook worden gekeken in hoeverre asbest met een brandwerend functie ook wordt vervangen door brandwerende materialen.

De stappen die het model aangeeft zijn van toepassing binnen de woningcorporaties. Als Lycens inzichtelijk krijgt in hoeverre de bovenstaande stappen worden doorlopen is het helder waar mogelijkheden en/of kansen liggen.

Mocht er geen controle worden uitgevoerd op de uit te voeren werkzaamheden dan kan hier bijvoorbeeld worden ingegrepen.

Tabel 3: Toelichting cirkel van Deming Figuur 11: Cirkel van Deming (Passionned Group, z.d.)

(20)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 20 van 113 2.2.2. Veranderingsproces van gedrag (Mens en samenleving, z.d.)

Toelichting veranderingsproces van gedrag

Het veranderingsproces van gedrag dat afkomstig is van Prockaska & DiClemente en wordt in een cirkel van zes stappen weergegeven. Elke fase is een stap in het proces dat iemand doorloopt wanneer hij zijn gedrag wel en/of niet wil veranderen.

1. Voorstadium: er wordt geen probleem ervaren. 2. Overweging: eventueel aangezet door anderen,

onderkent dat er een probleem is en overweegt om er iets aan te doen.

3. Beslissen en voorbereiden: er wordt een bewuste keuze gemaakt om iets aan de problemen te doen of niet.

4. Actie: de plannen die tijdens eerdere fasen gemaakt zijn worden uitgevoerd.

5. Volhouden: Kunnen tegenslagen voorkomen; weerstand omgeving, ziekte, ontslag. Dit kan effect hebben op motivatie en doorzettingsvermogen. 6. Terugval: terugvallen in oude gewoonte door

vermoeidheid, verleidende situaties etc. (Mens en samenleving, z.d.).

Voordelen Nadelen

- Lycens weet op deze manier in welke fase personen zich bevinden en kan vanuit dit punt acties ondernemen.

- Nooit voor 100% zeker te bepalen in welke fase personen zitten door twijfels.

Het veranderingsproces van gedrag geeft aan in welke fase personen zich bevinden. Dit kan ook worden toegepast binnen het onderzoek en bij de enquête:

- Voorstadium: ontkenning van het probleem, ontwijken van het probleem (geldkwestie), inslikken van het probleem.

- Overweging: enigszins openstaan om na te denken over zijn probleem of de gevolgen daarvan voor zichzelf of anderen.

- Beslissen en voorbereiden: beslissing nemen, problemen aanpakken en hiervoor een plan maken. - Actie: de uitvoering, de verandering.

- Volhouden: de fase van verandering integreren in corporaties en dit evalueren.

- Terugval: veranderingen niet kunnen uitvoeren door geldtekort of teveel werkzaamheden willen voorkomen.

De stappen die het veranderingsproces aangeeft zijn van belang bij de enquêtes. Op deze wijze kunnen enquêtevragen worden opgesteld. Wordt het probleem herkend (1), kent men de eventuele gevolgen (2), waarop worden keuzes gebaseerd (3), hoe wordt het probleem uitgevoerd (4), evaluatie (5), voorkomen van geldproblemen door strategische oplossingen (6).

Als dit in kaart is gebracht weet Lycens waar en in welke fasen de moeilijkheden zich bevinden. Dit is vooral op de personen gericht, welke keuzes worden gemaakt om iets wel dan wel niet uit te voeren. Nadat dit bekend is kan Lycens hier met de woningbouwcorporaties in overleg gaan en te bespreken hoe deze fasen beter doorlopen worden zodat men aanpassingen doorvoert en dit ook gaat vasthouden.

Tabel 4: Veranderingsproces van gedrag

Figuur 12: Veranderingsproces van gedrag, Prockaska en DiClemente

(21)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 21 van 113 2.2.3. Veiligheidscultuurladder van Parker & Hudson (Dillen, 2010)

Toelichting veiligheidscultuurladder

De Veiligheidsladder geeft inzicht in de mate van bewust veilig werken. Hoe hoger het veiligheidsbewustzijn is in een organisatie, hoe hoger de score op de veiligheidsladder (NEN, 2017). Het in kaart brengen van de veiligheidscultuur begint bij een nulmeting. Met deze nulmeting krijgt een bedrijf inzicht in de kenmerken van de veiligheidscultuur. Op deze manier ontstaat er een veiligheidsbeeld over wat goed gaat en wat beter kan (Safety Improvement Compant, z.d.).

1. Pathologisch: De motivatie om aan veiligheid te doen is de afdwingbaarheid van de veiligheidswetgeving.

2. Reactief: de bedrijfsorganisatie past haar uitvoeringsmethoden reactief aan na elk ongeval. 3. Calculatief: procedures en instructies worden opgemaakt en er wordt een veiligheidszorgsysteem

ingevoerd om veiligheid te garanderen voor en in de organisatie.

4. Proactief: in fase vier wordt proactief gereageerd. Iedereen wordt betrokken bij de veiligheidszorg en participeert erin.

5. Vooruitstrevend: in fase vijf verschuift de aanpak van preventief werken naar een generale aanpak. Veiligheid hangt dan samen met de eigenlijke ondernemingsactiviteiten (Dillen, 2010).

Voordelen Nadelen

- Verbetering in uitvoeringskwaliteit

- Vermindering van bedrijfsrisico’s door middel van een systematische aanpak waarbij veiligheid wordt gestimuleerd.

- Een organisatie kan ik meerdere fasen zitten, waardoor er geen heldere

afspiegeling is, maar juist een combinatie ervan.

De veiligheidscultuurladder kan worden toegepast in de enquête maar dient ook ter controle op de andere twee theorieën. Als naar voren komt dat de enquête op alle punten hoog scoort dan zal dit betekenen dat een woningbouwcorporatie te allen tijde in fase vijf (vooruitstrevend) zit.

Door in de enquête de keuzemogelijkheid te geven waarbij medewerkers zelf kunnen aanvinken in welke fase zei vinden dat de woningbouwcorporatie zich in de veiligheidscultuurladder bevindt heeft Lycens duidelijk waar eventuele mogelijkheden liggen om stappen te ondernemen.

Voorbeeld:

Als er vanuit de enquête wordt aangegeven dat zij zich in het reactieve niveau bevinden. Dan betekent dit dat er nog veel kansen liggen voor Lycens om woningbouwcorporaties te begeleiden en te ondersteunen in de uitvoering op brandveiligheidsaspecten.

Tabel 5: Veiligheidscultuurladder

Figuur 13: Veiligheidscultuurladder van Parker & Hudson (CerfiticeringsAdvies Nederland, z.d.)

(22)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 22 van 113

3.

Methodologie

In dit hoofdstuk zal duidelijk worden gemaakt wat er wordt onderzocht en voor wie. Vervolgens wordt aangegeven met welke methoden en instrumenten dit onderzoek wordt uitgevoerd. Dit onderzoek is in samenwerking met de projectleiders van Lycens tot stand gekomen. Hierbij is de keuze gemaakt om drie woningbouwcorporaties te onderzoeken op het gebied van brandveiligheid. De keuze is tevens gevallen op complexbeheerders. Dit is tot stand gekomen doordat complexbeheerders dicht bij de uitwerking van het beleid zitten en tevens bij de uitvoering en controles van de appartementen zijn betrokken.

Allereerst wordt onderzocht welke asbesthoudende toepassingen een directe relatie hebben met de

brandveiligheid. Ten tweede wordt achterhaald of er beleid wordt gemaakt op het gebied van brandveiligheid. Ten derde wordt er onderzocht welke beweegredenen men heeft om wel of niets aan een probleem te doen. Ten slotte wordt er aangegeven in welk niveau een woningbouwcorporatie zich bevindt op het gebied van veiligheid.

Per onderzoeksvraag wordt aangegeven welke methode en instrumenten worden gebruikt en wat de

indicatoren en variabelen zijn. Om de onderzoekseenheden te beantwoorden zijn variabelen opgesteld. Onder de variabelen worden indicatoren gehangen en worden de meetinstrumenten toegelicht. Onderzoeksvraag één is hierbij een uitzondering aangezien de informatie uit GebouwAssistent wordt gehaald. Om de

onderzoeksvragen twee, drie en vier te beantwoorden wordt er gebruik van enquêtes die zijn afgeleid van de verschillende theorieën benoemd in hoofdstuk 2.2.

3.1.

Algemene beschrijving methode en instrumenten

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden wordt er in dit onderzoek gebruik gemaakt van desk- en fieldresearch. Hieronder worden de toe te passen methoden weergegeven:

Deskresearch

- GebouwAssistent

Lycens maakt gebruik van een online tool genaamd; GebouwAssistent. GebouwAssistent is een software voor het beheren van veiligheidsaspecten in gebouwen. Hierdoor wordt het beheren van vastgoed eenvoudig. Het biedt uiteenlopende mogelijkheden om per object inventarisaties, documenten, actiepunten en meldingen toe te voegen. Hierin wordt aangegeven op welke plekken asbest voorkomt in appartementen en kan er gekeken worden waar de relatie tot brandveiligheid aanwezig is. Daarnaast loop ik mee met DIA’s (deskundige inventariseerders asbest) van Lycens om zelf ervaring op te doen.

(23)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 23 van 113 - Enquête

De enquête is opgesteld doormiddel van het theoretisch kader en de bijbehorende theorieën (zie hoofdstuk 2). Doordat er in de theorieën (zie paragraaf 2.2.) verschillende fasen zijn verwerkt, zijn de enquêtevragen (zie bijlage 1) zodanig opgesteld dat deze teruggekoppeld kunnen worden naar de theorieën en hierdoor woningbouwcorporaties in een bepaalde fasen geplaatst kunnen worden. Middels de theorie, cirkel van Deming (zie tabel 3) wordt gekeken of woningbouwcorporaties beleid hebben (plan), dit beleid uitvoeren (do), dit controleren (check), eventueel bijsturen en evalueren (act). Deze theorie zorgt ervoor dat achterhaald kan worden in hoeverre stappen worden genomen om de brandveiligheid te waarborgen dan wel de controle hiervan.

De theorie, het veranderingsproces (zie tabel 4) zorgt ervoor dat in kaart wordt gebracht welke beweegredenen mensen hebben om wel of niet controle uit te voeren. Hierdoor kan worden gekeken in welke fase een woningbouwcorporatie zich bevindt en welke redenen eraan gekoppeld zijn om niet naar een volgende fase te gaan.

De theorie, veiligheidscultuurladder (zie tabel 5) geeft aan in welke fase een woningbouwcorporatie zich bevindt van het veiligheidsbeleid. Door middel van de bovenstaande twee theorieën en de bijbehorende vragen kan achterhaald worden of zij ook daadwerkelijk in deze fase van de

veiligheidscultuurladder horen. Afhankelijk van de fase kan aangegeven worden op welke wijze Lycens een bijdrage kan leveren in het vergroten van de brandveiligheid na asbestsanering.

Fieldresearch

- Inspectie DIA’s

Door het meelopen met asbestinspecties wordt ervaring opgedaan en kan er beter inzicht worden verkregen in asbesttoepassingen die in directe relatie staan tot de brandveiligheid.

In tabel 6, 7, 8 en 9 worden kort de verschillende methoden en/of theorieën weergegeven die van toepassing zijn op de vier onderzoeksvragen.

Onderzoeksvraag 1 Methoden

Welke asbesthoudende toepassingen staan in directe relatie tot de brandveiligheid van appartementen van vóór 1994?

- GebouwAssistent; - Inspectie DIA’s. Tabel 6: Toelichting onderzoeksvraag + methoden

Onderzoeksvraag 2 Methode Theorie

In welke mate worden maatregelen getroffen om de brandveiligheid te borgen na sanering?

- Enquête - Kwaliteitscirkel van Deming (figuur 11). Tabel 7: Toelichting onderzoeksvraag + methoden

Onderzoeksvraag 3 Methode Theorie

Wat zijn beweegredenen om wel of niet te controleren of het gebouw na asbestsanering nog voldoet aan de brandveiligheidseisen?

- Enquête - Veranderingsproces van gedrag (figuur 12). Tabel 8: Toelichting onderzoeksvraag + methoden

Onderzoeksvraag 4 Methode Theorie

Op welke wijze kan Lycens een bijdrage leveren in het vergroten van de brandveiligheid na asbestsanering?

- Enquête - Alle theorieën en overige antwoorden. Tabel 9: Toelichting onderzoeksvraag + methoden

(24)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 24 van 113

3.2.

Algemene beschrijving populatie en steekproef

Populatie

De populatie richt zich op drie woningbouwcorporaties: Domijn, De Woonplaats en Vivare. Specifiek gaat het om de woningen die zij beheren in Oost-Nederland. Voor de enquête richt de populatie zich op zoveel mogelijk complexbeheerders van deze drie woningbouwcorporaties.

Steekproef

Bij onderzoeksvraag 1 worden 60 appartementen per woningbouwcorporatie geïnspecteerd, dit brengt het tot een totaal van 180 appartementen. De keuze voor 180 appartementen is gezien de tijd het hoogst haalbare. De plekken waar asbest in directe relatie staat met de brandveiligheid wordt per appartement verwerkt in Excel waarna een filter wordt toegepast om onderscheid te maken in het bouwjaar. Dit wordt gedaan om te achterhalen of er verschillen zijn bij de jaartallen en de hoeveelheid asbest.

Voor onderzoeksvraag 2 en 3 wordt gebruik gemaakt van een enquête. Deze enquête is opgesteld met variabelen en bijbehorende indicatoren die verwerkt staan in de operationalisering (zie paragraaf 3.3.). Deze enquête is verzonden naar de complexbeheerders van de drie woningbouwcorporaties.

Ten slotte worden voor onderzoeksvraag 4 alle antwoorden gebruikt die terugkomen in de onderzoeksvragen 1, 2 en 3. Hierin wordt namelijk antwoord gegeven op welke wijze Lycens een bijdrage kan leveren in het vergroten van de brandveiligheid na asbestsanering. Dit zorgt ervoor dat er geen exacte steekproef voor onderzoeksvraag 4 bepaald kan worden.

3.3.

Operationalisering per onderzoeksvraag

Onder elke onderzoeksvraag worden belangrijke variabelen weergegeven. Onder de genoemde variabelen worden indicatoren opgesteld en worden er meetinstrumenten aan gekoppeld. Aan de hand van deze indicatoren wordt onderzocht of:

- Er een directe relatie is tussen asbesthoudende toepassingen en de brandveiligheid - Welke beweegredenen mensen hebben bij beslissingen op brandveiligheid en asbestgebied - Worden enquêtevragen opgesteld.

(25)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 25 van 113 Onderzoeksvraag 1 (relatie asbesthoudende toepassingen en brandveiligheid)

Variabelen Indicatoren Meetinstrument

Asbesthoudende toepassingen (tabel 2, eerdere onderzoeken asbest, binnen woningen). - Aftimmering zolder

- Biljarttafel en andere objecten - CV ketel, boilers en andere installaties - Afvoerpijp

- Stortbak, riolering en verlaagd plafond - Tussenwanden

- Pluggen

- Vensterbank en vloerbekleding - Meterkast

- Geiser en andere apparaten - Schouw en rookgaskanaal

- Vensterbank en aftimmering onder kozijn

- Vloerzeil of vloertegels.

Of er wel/niet asbest aanwezig is in appartementen wordt afgelezen van asbestinventarisatierapporten. Hierin is een observatieschema verwerkt waar precies staat aangegeven waar asbesthoudende toepassingen voorkomen. Bijlage 2 geeft een voorbeeld van een inventarisatierapport (belangrijke gegevens worden geanonimiseerd wegens afspraken met de klant).

Brandveiligheid - Brandwerende scheidingen - Doorvoeringen.

Bouwbesluit 2012, hoofdstukken 2 tot en met 5 (2.1.10. uitwerking Bouwbesluit 2012).

Filter - Bouwjaar. Verdeling is ontstaan door te kijken

naar de rapportages en de

bouwjaren van de appartementen: - 1994 t/m 1980;

- 1979 t/m 1966; - 1965 t/m 1952. Tabel 10: Operationalisering onderzoeksvraag 1

Onderzoeksvraag 2 (enquêtevragen)

Variabelen Indicatoren Meetinstrument

Asbestsaneringen en brandveiligheid (2.2.1. Cirkel van Deming).

- Wordt er beleid gemaakt? - Wordt het beleid uitgevoerd? - Werkzaamheden gecontroleerd? - Wordt dit eventueel bijgestuurd? - Taken van andere instanties - Beleid gemaakt door risico’s

bekendheid met asbest - Beleid gemaakt door risico’s

onvoldoende brandveiligheid.

Aan de hand van stellingen: (volledig, grotendeels, enigszins, helemaal niet), opsommingen en vrije invulvragen wordt er een enquête opgesteld.

(Zie bijlage 1, enquête)

Bouwbesluit 2012 (2.1.10. uitwerking Bouwbesluit 2012)

- Kennis van de brandveiligheid vanuit het Bouwbesluit 2012.

Bouwbesluit 2012 (paragraaf 2.1.10.). (Zie bijlage 1, enquête) Maatregelen - Gericht op veiligheid. Zie bijlage 1, enquête. Algemene

vraag om te achterhalen in hoeverre problemen worden aangepakt. Controle na asbestsanering (2.1.1. relatie asbest, Woningwet en brandveiligheid in de wet- en regelgeving)

- Wel/geen controle brandveiligheid - Wel controle, hoe wordt dit

uitgevoerd

- Bewustwording eventuele problematiek.

Zie bijlage 1, enquête. Er worden stellingen toegepast.

(26)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 26 van 113 Onderzoeksvraag 3 (enquêtevragen)

Variabelen Indicatoren Meetinstrument

Beweegredenen (2.2.2. Veranderingsproces van gedrag).

- Worden problemen ervaren - Overwegingen die gemaakt worden - Waarop zijn beslissingen gebaseerd - Worden plannen uitgevoerd - Zijn er tegenslagen

- Kan men terugvallen in de oude situatie.

Aan de hand van stellingen: (volledig, grotendeels, enigszins, helemaal niet), opsommingen en vrije invul vragen worden de vragen en theorie beantwoord. (Zie bijlage 1, enquête)

Tabel 11: Operationalisering onderzoeksvraag 3 Onderzoeksvraag 4

Onderzoeksvraag vier geeft aan op welke wijze Lycens een bijdrage kan leveren in het vergroten van de brandveiligheid na asbestsanering. Hiervoor zijn alle variabelen en indicatoren van de bovenstaande

onderzoeksvragen van toepassing en wordt er gebruik gemaakt van de twee theorieën (Cirkel van Deming en veranderingsproces van gedrag). Met deze twee theorieën kan achterhaald worden of keuzes worden gemaakt, hoe deze worden gemaakt of waarom problemen niet worden aangepakt. Keuzes die makkelijk beïnvloedbaar zijn kunnen door Lycens worden meegenomen en worden besproken met de woningbouwcorporaties. Als alle vragen in de enquête positief worden ingevuld dan moeten zij zich in niveau 5 (vooruitstrevend) van de veiligheidscultuurladder bevinden. Is dit niet het geval dan liggen hier kansen voor Lycens om hierop in te spelen en worden deze meegenomen in de aanbevelingen.

Variabelen Indicatoren Meetinstrument

Veiligheidscultuurladder - Niveau pathologisch - Niveau reactief - Niveau calculatief - Niveau proactief - Niveau vooruitstrevend.

Aan de hand van stellingen: (volledig, grotendeels, enigszins, helemaal niet), opsommingen en vrije invulvragen worden de vragen en theorie beantwoord. Vraag 35 geeft aan in welke stap woningbouwcorporaties zich op de veiligheidscultuurladder bevinden. (Zie bijlage 1, enquête).

(27)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 27 van 113

3.4.

Betrouwbaarheid en validiteit

Bij deskresearch (het theoretisch kader) is er enkel gebruik gemaakt van relevante en controleerbare literatuur waarmee de organisaties vertrouwd zijn. Denk hierbij aan de Rijksoverheid en Arboportaal. Ook wordt de wet- en regelgeving van asbest en brandveiligheid aandachtig bestudeerd en wordt het ‘grijze’ gebied aangegeven en toegelicht Dit komt ten goede van de betrouwbaarheid.

Wordt er gekeken naar de validiteit van het onderzoek, de mate waarin een meetinstrument aan zijn doel beantwoordt, dan kan geconcludeerd worden dat de rapportages die gebruikt worden meetbaar zijn. Deze rapportages zijn meetbaar doordat gecertificeerde bedrijven de appartementen onderzocht hebben en de betrouwbaarheid hiervan hoog is.

Mede doordat er bij verschillende woningbouwcorporaties appartementen worden onderzocht en enquêtes worden afgenomen door de complexbeheerders zorgt dit voor een goede ‘dekking’ om betrouwbaar antwoord te kunnen geven op de onderzoeksvragen.

Om de validiteit te verhogen worden er in de enquête controlevragen gesteld. Onderstaande voorbeelden geven controlevragen aan die voorkomen in de enquête (nummering correspondeert met de enquêtevragen): 5. In hoeverre wordt er binnen uw woningbouwcorporatie beleid gemaakt op het gebied van

brandveiligheid waarin werkzaamheden van de brandveiligheidseisen centraal staan? o Volledig

o Grotendeels o Enigszins o Helemaal niet

6. In hoeverre wordt het beleid op het gebied van brandveiligheid ook uitgevoerd? o Volledig

o Grotendeels o Enigszins o Helemaal niet

Wanneer een gebouwbeheerder op vraag 6 aangeeft dat er helemaal geen beleid wordt gemaakt op het gebied van brandveiligheid, kunnen er bij vraag 5 geen antwoorden gegeven worden met ‘volledig’, ‘grotendeels’ en ‘enigszins’. Als dit wel gebeurt dan zouden de twee vragen elkaar tegenspreken en dus is het antwoord in dat geval niet valide.

Bovenstaand zijn twee controlevragen toegelicht, echter zitten er in de enquête meerdere controlevragen verwerkt. Mochten één of meerdere controlevragen elkaar tegenspreken dan wordt deze respondent als ongeldig verklaard en wordt deze niet meegenomen in de analyse.

De enquête wordt anoniem ingevuld waardoor de kans op sociaal wenselijke antwoorden lager wordt. Wanneer de enquête niet anoniem is kan de gebouwbeheerder zich namelijk ‘schamen’ voor een antwoord en misschien een sociaal wenselijk antwoord geven. Bij een anonieme enquête geeft de gebouwbeheerder eerder een eerlijk antwoord, ook al is dit antwoord niet sociaal wenselijk. Dit verhoogt de validiteit.

(28)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 28 van 113

4.

Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van de vier onderzoeksvragen weergegeven. Er wordt antwoord gegeven op de onderzoeksvragen aan de hand van de methoden en instrumenten die gedurende het onderzoek zijn verzameld en/of gebruikt. De resultaten leiden tot de beantwoording van de probleemstellingen en het trekken van conclusies en het geven van aanbevelingen.

Per deelhoofdstuk wordt antwoord gegeven op een onderzoeksvraag. Daarbij zijn de volgende deelhoofdstukken van toepassing:

4.1. Asbesthoudende toepassingen met een directe relatie tot de brandveiligheid 4.2. In welke mate worden maatregelen getroffen op het gebied van brandveiligheid

4.3. Beweegredenen om wel of niet te controleren of het gebouw na asbestsanering nog voldoet aan de brandveiligheidseisen.

4.4. Op welke wijze kan Lycens een bijdrage leveren in het vergroten van de brandveiligheid

4.1.

Onderzoeksvraag 1

Bij de beantwoording van de vraag: ’Welke asbesthoudende toepassingen staan in directe relatie tot de brandveiligheid van appartementen van vóór 1994?’’, is er onderzocht waar asbesthoudende toepassingen zich bevinden in appartementen, waar deze een directe relatie hebben met de brandveiligheid en of asbestgebruik verschilt in bouwjaren. Dit is gedaan door gebruik te maken van rapportages die zijn opgesteld nadat een asbestinventarisatie heeft plaatsgevonden. Deze inventarisatierapporten zijn afkomstig van drie verschillende woningbouwcorporaties (Domijn, Vivare en de Woonplaats) en zijn uitgevoerd door gecertificeerde

inventarisatiebureaus.

Om aan te tonen of asbesthoudende materialen ook een brandwerende functie hebben worden de toepassingen getoetst aan het Bouwbesluit 2012. Om dit te achterhalen is er gebruik gemaakt van de rapportages die na een asbestinventarisatie op locatie zijn opgesteld. Om duidelijk aan te geven wanneer het een brandwerende functie heeft is de definitie van een brandscheiding toegelicht, wordt het begrip weerstand tegen branddoorslag en overslag uitgelegd (zie afbeelding 14) en is dit verder uitgewerkt richting het

Bouwbesluit 2012 zodat het is toegepast in de praktijk.

Definitie brandscheidingen: Een brandscheiding is de overgang tussen twee brandcompartimenten, die ervoor zorgt dat een brand binnen een vooraf bepaald gebied wordt gehouden. Het doel van deze brandscheiding is het voorkomen dat een brand overslaat naar de naastgelegen percelen en om het mogelijk te maken dat aanwezige personen voldoende tijd hebben om veilig te vluchten. De brandscheiding is een afgeleide van de eis uit de regelgeving waarin wordt gesproken over de tijd die een brand nodig heeft om van het ene

brandcompartiment naar het andere compartiment te komen (W.B.D.B.O.).

W.B.D.B.O.: Het begrip weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag is de kleinste waarde van de weerstand weergegeven in minuten, dat onder standaardomstandigheden uitbreiding van brand van een ruimte binnendoor of via de buitenlucht naar andere ruimte wordt tegengehouden (Olbertz, 2013).

(29)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 29 van 113 Vervolgens wordt er vanuit het Bouwbesluit 2012, woonfunctie, bestaande bouw gekeken naar art. 2.90: W.B.D.B.O.: hierin staat dat de volgens de NEN 6068 bepaalde weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag van een brandcompartiment naar een ander brandcompartiment en een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert ten minste 20 minuten is (BRIS bouwbesluitonline, z.d.). Voor dit onderzoek en in de praktijk betekent dit dat elk appartement een eigen brandcompartiment moet zijn. Dit komt omdat elk appartement een aparte woonfunctie is en zo afzonderlijk van elkaar dient te zijn zodat er bij brand voldoende tijd is om te vluchten.

Zoals aangegeven bestaat een brandcompartiment uit brandscheidingen. Dit betekent in de praktijk dat elke brandscheiding minimaal 20 minuten brandwerend uitgevoerd moet zijn (zie W.B.D.B.O.). Als leidingen, schachten, buizen etc. door de brandscheiding voeren moeten deze brandwerend worden uitgevoerd en/of afgewerkt zodat de brandscheiding volledig dicht is en de brand 20 minuten tegenhoudt.

Doordat er is gekeken naar de relatie tussen brandscheidingen en asbest zijn de volgende asbestplekken binnen woningen van belang (tabel 2: Asbest binnen woningen):

- Aftimmering

- Afvoerpijp, ontluchting - Meterkast + aftimmering - Schouw en rookgaskanaal.

Deze asbestplekken zijn afkomstig van de Rijksoverheid en dienen als leidraad. De overige onderdelen uit tabel 1: Asbest buiten woningen, zijn niet van toepassing aangezien deze onderdelen niet in directe relatie staan tot de brandveiligheid (brandscheidingen).

In tabel 13, 14 en 15 wordt een overzicht gegeven van de meest voorkomende asbesthoudende toepassingen waar grotendeels een directe relatie is tot de brandveiligheid (gericht op brandscheidingen) in de

appartementen. Plekken waar geen asbesthoudende toepassingen zijn geconstateerd worden buiten beschouwing gelaten. Ten slotte wordt er een korte toelichting gegeven over de toepassingen met een brandwerende functie. Dit leidt tot de volgende bevindingen:

(30)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 30 van 113

DOMIJN

Asbest binnen woningen 1994 t/m 1980 1979 t/m 1966 1965 t/m 1952 Totaal

Aftimmering 7 0 7 14

Afvoerpijp, ontluchting 3 6 21 30

Meterkast + aftimmering 0 2 0 2

Schouw en rookgaskanaal 1 0 0 1

Totaal 11 8 28 44

Tabel 13: Overzicht asbest binnen woningen, Domijn

In tabel 13 staan alle asbesttoepassingen van de zestig appartementen afkomstig van woningbouwcorporatie Domijn weergegeven. Bij deze asbesttoepassingen zijn verschillende toepassingen met een brandwerende functie:

- Aftimmering

Bij de aftimmeringstypes zijn 14 asbesthoudende toepassingen geconstateerd (zie bijlage 3: Overzicht geïnspecteerde appartementen – Domijn). Hiervan staan 6 toepassingen in directe relatie tot de brandveiligheid.

1. 1994 t/m 1980: 4 toepassingen geconstateerd - 67% 2. 1979 t/m 1966: 0 toepassingen geconstateerd - 0% 3. 1965 t/m 1952: 2 toepassingen geconstateerd - 33% - Afvoerpijp, ontluchting

Bij de afvoerpijpen en ontluchting zijn 30 asbesthoudende toepassingen geconstateerd (zie bijlage 3: Overzicht geïnspecteerde appartementen - Domijn). Hiervan staan 27 toepassingen in directe relatie tot de brandveiligheid

1. 1994 t/m 1980: 0 toepassingen geconstateerd - 0% 2. 1979 t/m 1966: 6 toepassingen geconstateerd - 22% 3. 1965 t/m 1952: 21 toepassingen geconstateerd - 78% - Meterkast, aftimmering

Bij de meterkasten en de aftimmering hiervan zijn 2 asbesthoudende toepassingen geconstateerd. Hiervan staan geen toepassingen in directe relatie tot de brandveiligheid (zie bijlage 3: Overzicht geïnspecteerde appartementen – Domijn).

- Schouw en rookgaskanaal

Bij de schouw en het rookgaskanaal is 1 asbesthoudende toepassing geconstateerd. Deze toepassing staat niet in directe relatie tot de brandveiligheid (zie bijlage 3: Overzicht geïnspecteerde

(31)

Danny Oude Lashof / afstudeerscriptie IVK Pagina 31 van 113

VIVARE

Vivare – binnen woning 1994 t/m 1980 1979 t/m 1966 1965 t/m 1952 Totaal

Aftimmering 15 10 7 32

Afvoerpijp, ontluchting 2 17 26 45

Meterkast + aftimmering 1 0 0 1

Schouw en rookgaskanaal 0 0 0 0

Totaal 18 27 33 78

Tabel 14: Overzicht asbest binnen woningen, Vivare

In tabel 14 staan alle asbesttoepassingen van de zestig appartementen afkomstig van woningbouwcorporatie Vivare weergegeven. Bij deze asbesttoepassingen zijn verschillende toepassingen met een brandwerende functie:

- Aftimmering

Bij de aftimmeringstypes zijn 32 asbesthoudende toepassingen geconstateerd (zie bijlage 4: Overzicht geïnspecteerde appartementen - Vivare). Hiervan staan 7 toepassingen in directe relatie tot de brandveiligheid.

1. 1994 t/m 1980: 2 toepassingen geconstateerd - 28,57% 2. 1979 t/m 1966: 3 toepassingen geconstateerd - 42,86% 3. 1965 t/m 1952: 2 toepassingen geconstateerd - 28,57% (Geen afgeronde getallen, hierdoor kloppen de percentages niet).

- Afvoerpijp, ontluchting

Bij de afvoerpijpen en ontluchting zijn 45 asbesthoudende toepassingen geconstateerd (zie bijlage 4: Overzicht geïnspecteerde appartementen - Vivare). Hiervan staan 25 toepassingen in directe relatie tot de brandveiligheid.

1. 1994 t/m 1980: 1 toepassing geconstateerd - 4% 2. 1979 t/m 1966: 10 toepassingen geconstateerd - 40% 3. 1965 t/m 1952: 14 toepassingen geconstateerd - 56% - Meterkast, aftimmering

Bij de meterkasten en de aftimmering is 1 asbesthoudende toepassing geconstateerd. Deze toepassing staat niet in directe relatie tot de brandveiligheid (zie bijlage 4: Overzicht geïnspecteerde

appartementen – Vivare). - Schouw en rookgaskanaal

Bij de schouw en het rookgaskanaal zijn geen asbesthoudende toepassingen geconstateerd (zie bijlage 4: Overzicht geïnspecteerde appartementen – De Woonplaats).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

de wet verderven als een werkverbond. En dan de wet der liefde, en het levengevend gebod des Evangelies, op haar puinhopen oprichten. Het gebod van Sion en het gebod

noch zal de gelukkige bezitter daarvan ooit genade vinden in de ogen der wereld of in de ogen van vleselijke belijders. Ik heb iemand gekend te Thames Ditton, die een grote

Nu, wanneer een mens met zijn zonde in zulk een staat is, dat er een heimelijk welgevallen van die zonde, die de meester in zijn hart speelt, bij hem gevonden wordt en dat

Uit dit alles besluit ik, dat liegen en de leugen lief te hebben; dat alle bedrieglijkheid en leugenwonderen; alle verachting en woede tegen God en zijn

Het leven, handelen en wandelen van een begenadigde ziel, gelijk het een voorwerp van Gods verkiezing en gekochte door het bloed van de Zaligmaker betaamt, betonende

Hij die spreekt over liefde tot alle mensen, die zegt dat God de mens nooit gemaakt heeft om hem te verdoemen, maar dat alle mensen zalig zullen worden door de algemene verzoening,

Bij een open vraag mogen de deelnemers aan de enquête zelf een antwoord typen.. Je kunt een korte open vraag toevoegen met weinig ruimte om

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of