• No results found

De keerzijde van de medaille: een corrupt spel in de schaduw van de Olympische Spelen. Een onderzoek naar de Amsterdamse kandidatuur voor de organisatie van de Olympische Spelen van 1992.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De keerzijde van de medaille: een corrupt spel in de schaduw van de Olympische Spelen. Een onderzoek naar de Amsterdamse kandidatuur voor de organisatie van de Olympische Spelen van 1992."

Copied!
109
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De keerzijde van de medaille: een corrupt spel in

de schaduw van de Olympische Spelen

Een onderzoek naar de Amsterdamse kandidatuur voor de organisatie

van de Olympische Spelen van 1992

Wouter Moons 10076662

Woutermoons99@hotmail.com Master Geschiedenis

Scriptiebegeleider: dhr. dr. J.J.B. (Jouke) Turpijn Tweede lezer: dhr. dr. T. (Tim) Verlaan

Universiteit van Amsterdam 16-11-2020

(2)

2

Inhoudsopgave

Inleiding……… 3 o Historiografische verantwoording………. 9 1. De Amsterdamse kandidaatstelling……… 16 o De aanzet……… 16

o De Olympische Spelen van 1928………... 17

o De binnenlandse kandidatuur………. 18

o Amsterdam in de jaren ’80………. 20

o De Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992………...23

o De definitieve kandidaatstelling……… 25

o Het Bidbook………... 27

2. Bidstrategie………... 33

o De IOC-leden………. 33

o Promotie van de Amsterdamse plannen………. 35

o Een nieuwe strategie……….. 38

o Het grijze gebied……… 44

o Iedereen is welkom in Amsterdam……… 48

3. Protest, steun en de concurrentie………... 51

o Protest tegen de Spelen in Amsterdam……….. 51

o Wie steunt het bid?...56

o De concurrenten van het Amsterdamse bid………59

4. De ontknoping en de legacy van het Amsterdamse bidproces………. 66

o De aanloop naar Lausanne………. 66

o Een hectische week in Lausanne………68

o De zondebok is snel gevonden………...77

o Wat is de legacy van de Amsterdamse bidcampagne?... 79

o Het corrupte bidproces………... 83

Conclusie………... 89

o Het olympische bidproces nu……….94

o Toekomstige Olympische Spelen in Nederland?... 95

o Is er een schuldige aan te wijzen?... 97

(3)

3

Inleiding

De moderne Olympische Spelen zijn een sportoverstijgend ‘mega-evenement’. Het ‘mega’-aspect is te danken aan de miljarden die het tegenwoordig kost om de Spelen te organiseren, het miljardenpubliek dat tijdens het evenement door de moderne media bereikt wordt en de blijvende impact die het twee weken durende evenement op de organiserende stad en land heeft. Op de achtergrond van dit buitengewone sportspektakel speelt een interessant fenomeen, namelijk het bidproces voor de organisatie van de Olympische Spelen (OS). Dit bidproces, waarbij het aan steden zelf is om zich op te werpen als kandidaat voor het organiseren van de OS, olympische plannen op te stellen en het Internationaal Olympisch Comité (IOC) te overtuigen, is

meegegroeid met de Olympische Spelen zelf en vooral vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw uitgegroeid tot een kostbare en intensieve strijd tussen steden van over de hele wereld. Het IOC heeft ingespeeld op de interesse in de organisatie van de Spelen door van het bidproces een jaren durende campagne te maken waarbij steden elkaar beconcurreren en hun geschiktheid aan het IOC en zijn leden moeten bewijzen.1

Terwijl een stad zich tijdens het bidproces naar buiten toe op een positieve manier wil presenteren speelt een groot deel van het bidproces zich op de achtergrond af, onzichtbaar voor het grote publiek. Het gaat hier om de strijd tussen kandidaat-steden om de IOC-leden, die bepalen waar de Spelen gehouden worden, voor zich te winnen. Dat deze strijd lang niet altijd eerlijk gevoerd is blijkt wel uit de corruptieverhalen die rond het bidproces naar buiten zijn gekomen.

Sinds de jaren tachtig zijn er bijna voortdurend aantijgingen van corruptie in de

olympische bidcampagnes geweest. Seoul, Barcelona, Atlanta, Nagano, Sydney, Salt Lake City en Turijn zijn allemaal steden die vanaf 1988 de Zomer- of Winterspelen hebben georganiseerd en waartegen aantijgingen van corruptie zijn gedaan of waar op zijn minst verdenkingen waren.2

1 G. Whannel, Culture, politics and sport. Blowing the whistle, revisited (Abingdon en New York 2008) 161-167 en

D. Booth, ‘Olympic city bidding. An exegesis of power’, International Review for the Sociology of Sport 46, nr. 4 (2011) 367-386.

2 D. Miller, Athens to Athens. The official history of the Olympic Games and the IOC 1894-2004 (Edinburgh en

Londen 2003) 233-328 en A. Jennings, The new lords of the rings. Olympic corruption and how to buy gold medals (Londen en Sydney 1996) 101-102 en C. Hill, Olympic politics (Manchester 1996) 65-68, 88-89, 168-169 en 188-191.

(4)

4

De meeste beschuldigingen hebben echter weinig tot geen effect gehad op de bidcampagne of organisatie van de Spelen en konden vaak niet worden bewezen. Zo stond Nagano, de

organisator van de Winterspelen van 1998, onder verdenking van corrupte handelingen in het bidproces, maar werd een eventueel strafrechtelijk onderzoek onmogelijk gemaakt door kort na het binnenhalen van de Spelen de eigen administratie te verbranden.3 Eind 1998 barstte, nadat bewezen werd dat Salt Lake City diverse IOC-leden had omgekocht om de Winterspelen van 2002 toegewezen te krijgen, het corruptieschandaal rond het bidproces en betrokken IOC-leden los. Meerdere IOC-leden werden bestraft, maar de Spelen zijn in 2002 gewoon in Salt Lake City gehouden.4 Sindsdien ligt het bidproces meer onder een (journalistiek) vergrootglas en heeft het IOC aangegeven dat het de corruptie wil uitbannen. Desondanks zijn ook de bidprocessen van de recente Olympische Zomerspelen, die van Rio de Janeiro 2016, en de toekomstige Spelen van Tokio in verband gebracht met omkoping.5

De introductie van corruptieaantijgingen met betrekking tot het bidproces van de Olympische Spelen viel samen met de nieuwe koers die het IOC voerde onder de in 1980 benoemde voorzitter Juan Antonio Samaranch. In de jaren ‘60 verkeerde het IOC onder leiding van Avery Brundage in financiële moeilijkheden. Ondanks de invoering van de verkoop van televisierechten bleef het IOC onder Brundage, en zijn opvolger Lord Killanin, vasthouden aan zijn conservatieve karakter en zich verzetten tegen de commercialisering van de Spelen. De angst was dat met de intrede van groot geld op de Spelen de kans op corruptie zou stijgen, en dat daarmee de in het Olympisch Handvest opgenomen ‘olympische waarden’ onder druk zouden komen te staan.6

Het aantreden van Samaranch als voorzitter van het IOC betekende het begin van een revolutionaire periode voor het IOC. Onder zijn leiding hield het IOC er in de jaren tachtig een

3 Trouw, 28 februari 2018, ‘Kosten Olympische Spelen rijzen de pan uit: 3,5 miljoen per sporter’ en The Washington

Post, 21 januari 1999, ‘Nagano burned documents tracing ’98 Olympics bid’,

https://www.washingtonpost.com/wp-srv/digest/daily/jan99/nagano21.htm (geraadpleegd op 15 november 2020).

4 Miller, Athens to Athens, 269-328.

5 NOS, 11 januari 2019, ‘Frankrijk en IOC onderzoeken corruptie rond Olympische Spelen 2020’,

https://nos.nl/artikel/2266977 en NOS, 5 juli 2019, ‘’Rio betaalde 2 miljoen aan steekpenningen voor Spelen’, https://nos.nl/artikel/2292163 en de Volkskrant, 2 april 2020, ‘Ook Tokio zou stemmen hebben gekocht bij uitverkiezing tot olympische stad’, https://www.volkskrant.nl/sport/ook-tokio-zou-stemmen-hebben-gekocht-bij-uitverkiezing-tot-olympische-stad~bbfcf119/ (allen geraadpleegd op 15 november 2020).

6 D. Miller, Athens to Athens, 152-153 en 173-174 en W. Irwin Jr., The politics of international sport. Games of

power (New York 1988) 30-35 en D. Goldblatt, The Games. A global history of the Olympic Games (Londen 2018)

(5)

5

beleid op na dat gericht was op het bestendigen en vergroten van de invloed van het IOC. Daartoe werden de Olympische Spelen opengesteld voor grootschalige sponsoring,

commercialisering en professionele atleten. Het IOC begon de commerciële exploitatie en de marketing van de Spelen meer in eigen hand te nemen zodat het minder afhankelijk werd van de inkomsten uit de televisierechten. Daarnaast werden (pas!) in 1981 de eerste vrouwelijke IOC-leden benoemd.7 Doordat Samaranch de Olympische Spelen liet vercommercialiseren kon het evenement verder groeien, en veranderde het IOC van een op de afgrond balancerende

organisatie tot een zeer rijk en machtig instituut.8

Deze nieuwe koers van het IOC botste met oorspronkelijke olympische idealen zoals het amateurisme van de sporters, maar zorgde wel voor een toenemende interesse van bedrijven die als sponsorpartner van de OS wilden optreden en van steden en landen die zich aanboden om de Spelen te organiseren. In de jaren ’70 en begin jaren ’80 verkeerden het IOC en de Olympische Spelen nog in financieel en politiek zwaar weer, en nam het aanbod van kandidaten voor de organisatie van de Spelen sterk af. In die periode kregen de Spelen en hun organisatoren te maken met een ware ‘boycotepidemie’, een terroristische aanslag tijdens de Spelen in München in 1972 en bleef de stad Montreal met grote schulden achter door de organisatie van de Spelen van 1976. De succesvolle Spelen van 1984 in Los Angeles, die een relatief laag kostenplaatje kenden, volledig door het bedrijfsleven gefinancierd waren en winst opleverden, gaven een nieuw elan aan de organisatie van de Spelen, waar het IOC graag op inspeelde.9

Sindsdien zijn de Olympische Spelen financieel en fysiek gezien omvangrijker geworden en is het mondiale bereik toegenomen. Het bidproces is in de schaduw daarvan meegegroeid. Het was bijvoorbeeld tijdens het bidproces voor de OS van 2016 niet ongebruikelijk dat kandidaat-steden zo’n vijftig miljoen dollar of meer te bekandidaat-steden hadden.10 Het bidproces is

7 Miller, Athens to Athens, 232-234 en Goldblatt, The Games, 330-332.

8 Hill, Olympic politics, 87-89 en Miller, Athens to Athens, 230-233 en 253-255 en D. Miller, Olympic revolution.

The Olympic biography of Juan Antonio Samaranch (Londen 1992) 7-111.

9 Goldblatt, The Games, 285-325 en A. Beacom, International diplomacy and the Olympic movement. The new

mediators (Basingstoke 2012) 117-124 en C. Hill, Olympic politics, 36 en M.J. O’Mahony, Olympic visions. Images of the Games through history (Londen 2012) 93 en M.P. Cottrell en T. Nelson, ‘Not just the games? Power protest

and politics at the Olympics’, European Journal of International Relations 17, nr. 4 (2011) 729-753, aldaar 738.

10 Gamesbids.com, 14 januari 2008, ‘Doha 2016 releases Olympic Bid Questionnaire response’,

https://gamesbids.com/eng/other-news/doha-2016-releases-olympic-bid-questionnaire-response/ en Gamesbids.com, 15 januari 2008, ‘Tokyo 2016 releases Olympic Bid Questionnaire response’, https://gamesbids.com/eng/other-news/tokyo-2016-releases-olympic-bid-questionnaire-response/ en Chicago Business, 17 mei 2010, ‘Chicago 2016’s final tally: $70.6M spent on Olympics effort’, https://chicagobusiness.com/article/20100517/NEWS02/200038265/ (allen geraadpleegd op 15 november 2020).

(6)

6

geprofessionaliseerd door onder andere de komst van consultancybedrijven die kandidaat-steden adviseren bij hun bid. Daarnaast gebruiken steden de kandidaatstelling voor de Olympische Spelen steeds vaker om de planning en uitvoering van stedelijke ontwikkelingen te

verwezenlijken. Daarvoor is het vaak niet eens nodig dat een stad de bidverkiezing wint.11 Terug naar de midden jaren ’80, waar op dat moment de verkiezing en de bijbehorende bidcampagne voor de Olympische Spelen van 1992 op het programma stonden. Samaranch wilde graag meer kandidaat-steden voor de organisatie, om de uitgangspositie van het IOC te

verstevigen, en ging zelf actief op zoek naar geïnteresseerden. Het IOC kon dan ook verheugd zijn dat voor de organisatie van de Olympische Zomer- en Winterspelen van 1992 zich in totaal uiteindelijk dertien kandidaat-steden meldden. De gevoerde bidcampagne voor deze Olympische Spelen wordt nu beschouwd als het bidproces waar de basis werd gelegd voor een intensievere lobbycampagne van kandidaat-steden richting het IOC. De kandidaat-steden zouden de IOC-leden hebben overladen met cadeaus en gezamenlijk meer dan 125 miljoen gulden hebben uitgegeven aan de bidcampagne. Het bidproces voor de Spelen van 1992 werd daarmee een blauwdruk voor stedelijke bidcampagnes voor de organisatie van latere Olympische Spelen.12

Eén van de steden die wilde meedingen naar de organisatie van de Zomerspelen van 1992 was Amsterdam. In de zomer van 1984 maakte Amsterdam internationaal bekend dat het zich kandidaat stelde. Er werd een stichting opgericht met voornamelijk personen uit het

bedrijfsleven, maar ook met zwaar geschut uit de publieke sector. Zo waren onder andere de burgemeester van Amsterdam, Ed van Thijn, de staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur (WVC), Joop van der Reijden, de voorzitter van het Nederlands Olympisch Comité (NOC), Henk Vonhoff en voormalig premier Dries van Agt leden van de Raad van Beheer van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992 (Stichting OSA). De Stichting OSA kreeg als taak de organisatie van de Spelen van 1992 voor Amsterdam binnen te halen en ging in de

11 J. Lauermann, ‘Temporary projects, durable outcomes. Urban developments through failed Olympic bids?’,

Urban Studies 53, nr. 9 (2016) 1885-1901 en P. Annema en B. Jungmann, ‘Olympische Spelen van 2028. Een strijd

die het waard is om te verliezen’, in: B. Jungmann red., De sportcanon. De sportgeschiedenis van Nederland (Amsterdam 2011) 420-427, aldaar 422-427.

12 Trouw, 29 april 1986, ‘‘Open’ Spelen wijken voor boycot’ en B. Van den Bos, Sport en politiek. De strijd om

glorie, macht en het geld (Soesterberg 2014) 148-149 en R.W. Pound, Inside the Olympics. A behind-the-scenes look at the politics, the scandals, and the glory of the Games (Canada 2004) 225-226 en D. Booth, ‘Olympic city

(7)

7

bidcampagne de concurrentie aan met Barcelona, Belgrado, Birmingham, Brisbane en Parijs.13 Deze campagne zou uitlopen op geldsmijterij van diverse kandidaat-steden waarbij de IOC-leden in de watten werden gelegd en vermoedens van omkoping de ronde deden. De Amsterdamse bidcampagne zou uiteindelijk meer dan twintig miljoen gulden kosten, volgens de Stichting OSA nog relatief bescheiden in vergelijking met de campagnebudgetten van Barcelona en Parijs.14 Ook bleven de vooraanstaande medewerkers van de Stichting OSA altijd beweren dat Amsterdam de IOC-leden slechts kleine cadeaus zou hebben geschonken.15

In oktober 1986 ontving de geboortestad van Samaranch, Barcelona, de meeste stemmen van de IOC-leden en kreeg daarmee de Spelen van 1992 toegewezen. Voor Amsterdam was de in Lausanne gehouden verkiezing desastreus verlopen. Ondanks het harde werk van de afgelopen jaren, de goed voorbereide olympische plannen, de zware delegatie die was ingezet en de goede hoop die men op voorhand gehad had, viel Amsterdam in de eerste stemmingsronde af met slechts vijf van de vijfentachtig stemmen. Zelfs Belgrado en Birmingham, die beide door de Amsterdamse delegatie als kansloos werden beschouwd, hadden meer stemmen ontvangen. De verkiezingsuitslag zorgde voor een gevoel van desillusie bij het Amsterdamse kamp en

betekende het einde van de Amsterdamse olympische droom. Na afloop werd de schuld van de nederlaag gelegd bij een groep tegenstanders van de Spelen in Amsterdam die door het voeren van diverse protestacties de Amsterdamse kansen verziekt zou hebben.16

Zoals geschetst was het bidproces voor de Spelen van 1992 de campagne waar een (nu normaal gevonden) intensieve lobby, hoge bidkosten en berichten over omkoping voor het eerst opgang deden. Daarom is het interessant om het Amsterdamse bid onder de loep te nemen met de vraagstelling: wat is de invloed van de schaalvergroting van het bidproces en de corruptie daarbinnen op de Amsterdamse bidcampagne voor de Olympische Spelen van 1992 geweest? Daarbij is het goed om in ogenschouw te nemen dat de invloed tussen de Amsterdamse

bidcampagne en het totale bidproces wederzijds is geweest. Heeft de Stichting OSA zoals ze zelf

13 Stadsarchief Amsterdam, 1006: Archief van de Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992, inv. nr. 1. 14 Stadsarchief Amsterdam, 1006, inv. nr. 228.

15 H. Stouwdam, ‘De mislukte kandidatuur van 1992’, in: F. Oosterwijk e.a. red., 100 jaar Nederland op de

Olympische Spelen (Nieuwegein 2012) 139-148, aldaar 143-145 en De Telegraaf, 20 januari 1999, ‘Amsterdam

wast handen in onschuld’ en Trouw, 28 januari 1999, ‘Ex-sportwethouder: Amsterdam was naïef bij het lobbyen voor Spelen/IOC’.

16 H. Stouwdam, ‘De mislukte kandidatuur van 1992’, 139-148 en Stadsarchief Amsterdam, 30648: Archief van de

(8)

8

beweerde zich bescheiden opgesteld en zich onttrokken aan omkooppraktijken of is ze onderdeel geweest van de geldsmijterij en schimmige zaken die nu eenmaal bij het bidproces speelden?

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden is het van belang om te weten hoe de Amsterdamse campagne nationaal en internationaal verlopen is. Daarnaast is het belangrijk om de rol van het IOC en zijn leden in de niet-transparante gang van zaken rond het bidproces te begrijpen om hun invloed op het Amsterdamse bidproces te verklaren. Andere relevante vragen die aan bod komen, zijn: waar kwam binnen Nederland de steun voor het bid vandaan? Wat was het effect van de in het bidproces zeer aanwezige groep tegenstanders op de Amsterdamse bidcampagne?

De Stichting OSA heeft na de mislukte bidcampagne zichzelf in 1987 ontbonden en haar archiefmateriaal overgedragen aan het stadsarchief van de gemeente Amsterdam. Dit archief lijkt alle documentatie van de Stichting OSA vanaf de oprichting te bevatten. Het archiefmateriaal bestaat onder meer uit de ontwikkeling van de plannen voor de te houden Olympische Spelen in Amsterdam, documenten met betrekking tot de gevoerde bidstrategie en lobbycampagne van de Stichting OSA, en de (vertrouwelijke) communicatie onderling en met IOC-leden,

sportorganisaties, overheidsmedewerkers, ambassades en anderen. Door een duik te nemen in dit unieke archiefmateriaal is een beeld te schetsen van hoe de Amsterdamse bidcampagne midden jaren tachtig verlopen is en met welke schimmige zaken het Amsterdamse campagneteam te maken kreeg of zich daar zelf schuldig aan maakte.

In het eerste deel van dit onderzoek zal de aandacht uitgaan naar de aanloop naar en de eerste periode van de kandidaatstelling. Hier zal een antwoord worden gegeven op de vraag waarom en vooral hoe Amsterdam een poging deed om de Olympische Spelen naar zich toe te trekken. In het volgende hoofdstuk zal met name de bidstrategie van Amsterdam naar voren komen; hoe werd er gehandeld in het belangrijke contact met de IOC-leden? In het derde hoofdstuk is er aandacht voor de voor- en tegenstanders van het bid in de samenleving en de invloed die zij op het bidproces hebben gehad. Ook de zoektocht naar informatie door

Amsterdam over hoe de concurrentkandidaat-steden hun bidcampagne vormgaven komt hier aan bod. Het laatste deel van het onderzoek zal gaan over de ontknoping van de kandidaatstelling en de nasleep die het Amsterdamse bidproces heeft gehad.

(9)

9

Historiografische verantwoording

Sportgeschiedenis is een wetenschappelijk veld dat pas sinds kort serieus wordt beoefend en steeds meer aandacht krijgt van historici. In de in 2010 verschenen Routledge Companion to

Sports History geven Peter N. Stearns, Steven W. Pope en John Nauright aan dat de moderne

sportgeschiedenis in de jaren 70 van de vorige eeuw is ontstaan uit de groei van de nieuwe sociale geschiedenis. Sindsdien is er ook een aantal belangrijke sporthistorische tijdschriften verschenen zoals de Journal of Sports History, Sport in History en als belangrijkste de

International Journal of the History of Sport. Desondanks worden sporthistorici, volgens Pope

en Nauright, pas sinds de eeuwwisseling serieus genomen.17 In een recenter artikel (2014), is historica Amy Bass van mening dat de sportgeschiedenis nog steeds niet voor vol wordt

aangezien. In haar artikel pleit Bass voor sportgeschiedenis als onderwerp van wetenschappelijke studies en benadrukt ze de waarde die sportgeschiedenis kan hebben: ‘There is seemingly

nothing that cannot be historically absorbed via the window of sports’.18

In Nederland werd sportgeschiedenis door historici eveneens tot voor kort niet serieus genomen. Sportgeschiedenis werd lange tijd beschreven door journalisten, amateurhistorici en door sociale wetenschappers die sportgeschiedenis wel als relevant onderwerp zagen. Volgens Niek Pas heeft er echter een verschuiving plaatsgevonden en staat het thema sinds 2014 meer in de belangstelling en wordt het door steeds meer historici omarmd. Volgens Pas is nu het moment dat historici de kans moeten aangrijpen om het onvolledige sporthistorische veld aan te vullen.19 De benoeming van Marjet Derks in 2016 tot hoogleraar sportgeschiedenis aan de Radboud

Universiteit toont aan dat daarin daadwerkelijk stappen worden ondernomen. Volgens Derks gaat

sportgeschiedenis op wetenschappelijk niveau niet zozeer over de sport zelf, maar over wat sport ons kan leren over belangrijke thema’s als identiteit, globalisering, racisme en (inter)nationale verhoudingen.20

17 P.N. Stearns, ‘Foreword’ in: S.W. Pope en J. Nauright ed., Routledge companion to sports history (Abingdon en

New York 2010) x-xv, aldaar x-xii en S.W. Pope en J. Nauright, ‘Introduction’ in: Pope en Nauright ed., companion

to sports history, 3-11, aldaar 3-4.

18 A. Bass, ‘State of the field. Sports history and the ‘’cultural turn’’’, The Journal of American History 101, nr. 1

(2014) 148-172, aldaar 148-149.

19 N. Pas, ‘Grand Départ. Nieuwe uitdagingen voor sportgeschiedenis in Nederland, Tijdschrift voor geschiedenis

128, nr. 3 (2015) 453-469.

20 Sportgeschiedenis.nl, 7 november 2016, ‘Marjet Derks benoemd tot hoogleraar sportgeschiedenis’,

(10)

10

Een punt dat Derks in het Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis uit 2019 aanhaalt, is dat in de sportgeschiedenis meestal de mannensport het thema is. In dit jaarboek is er juist aandacht voor de vaak vergeten sportende vrouwen en de internationale ontwikkeling van het beeld van de sportende vrouw. Verder beschrijft Derks dat sport vroeger, en tegenwoordig helemaal, een invloed heeft die landsgrenzen overstijgt. Door toenemende globalisatie vanaf eind 19e eeuw zijn sportculturen transnationaal meer verspreid geraakt en heeft sport bijvoorbeeld een rol gekregen in het etaleren van de nationale kracht of cultuur van een land. Tegenwoordig hebben ‘mega’-sportevenementen als de Olympische Spelen en de Wereldkampioenschappen Voetbal door de moderne media wereldwijde zichtbaarheid. Hiermee bereiken ze ongeveer de helft van de totale wereldbevolking. Daarnaast raken deze evenementen aan de regionale politiek, landelijke politiek en de toenemende wereldwijde consumentenmarkt. Daarom zou sportgeschiedenis volgens Derks als transnationaal en wereldwijd fenomeen benaderd moeten worden.21

Hierin heeft Derks zeker gelijk. De Olympische Spelen en het WK Voetbal zijn een medium voor wereldwijde marketing geworden en ze creëren, ondanks het nationalistische karakter van de evenementen zelf, mondiale sporticonen. Atleten als Usain Bolt, Simone Biles, Lionel Messi, Serena Williams, LeBron James en andere mondiale topatleten hebben een wereldwijde impact door middel van hun persoonlijke en commerciële uitingen en gedragingen binnen en buiten het sportveld. Tegelijkertijd hebben internationale topatleten op nationaal niveau ook een grote impact. Zo kan sport het nationaliteitsgevoel versterken.22 In de

Nederlandse media krijgen bijvoorbeeld de prestaties van Dafne Schippers, Frenkie de Jong, Max Verstappen, Sifan Hassan en Tom Dumoulin duidelijk meer aandacht afgezet tegen vergelijkbare prestaties van atleten met een andere nationaliteit. De prestaties van Nederlandse atleten worden intenser gevolgd en beleefd en vervullen veel mensen met trots, alleen al vanwege het hebben van dezelfde nationaliteit.

Universiteit, 7 november 2016, ‘‘Sportgeschiedenis gaat over meer dan alleen sport’’,

https://www.ru.nl/nieuws-agenda/nieuws/vm/2016/november/marjet-derks-hoogleraar-sportgeschiedenis/ (beiden geraadpleegd op 15 november 2020).

21 M. Derks, ‘Building bodies. Transnational historical approaches to sport, gender and ethnicities’, in: M. Derks e.a.

ed., Building bodies. Transnational historical approaches to sport, gender and ethnicities (Hilversum 2019) 9-24, aldaar 10-15.

22 J. Vincent en E.M. Kian, ‘Sport, new media, and national identity’ in: A.C. Billings en M. Hardin ed., Routledge

(11)

11

Een thema dat al langer aandacht kreeg binnen de sportgeschiedenis is de relatie tussen politiek en internationale sport. Eén van de eerste werken hierover was het boek The politics of

the Olympic Games van Richard Espy uit 1979. Espy geeft in zijn boek aan dat het IOC altijd

tegen politieke inmenging in de Spelen geprotesteerd heeft, maar dat dit tegenstrijdig is aan de opzet van het evenement. Volgens Espy zorgt de opzet van de Spelen, met de nadruk op een strijd tussen landen, inclusief nationale vlaggen en volksliederen ervoor dat politiek en Spelen niet gescheiden kunnen blijven.23 De Olympische Spelen zijn inderdaad bij uitstek een

evenement gebleken dat zich leende om internationale politiek te bedrijven. Het duidelijkste en meest beschreven vroege voorbeeld hiervan zijn de Olympische Spelen van 1936 in Berlijn die door Nazi-Duitsland gebruikt werden als propagandamiddel. Dit element is nooit verdwenen. De Olympische Spelen worden tegenwoordig nog steeds door organiserende staten en steden

gebruikt als promotie- en propagandamiddel in binnen- en buitenland.24

Niet alleen natiestaten zagen de kans schoon om de Spelen aan te grijpen voor hun

politieke gewin. De Spelen van München in 1972 werden wreed opgeschrikt door de Palestijnse terreurorganisatie Zwarte September die Israëlische atleten en officials gijzelden met een

bloedbad tot gevolg. Vier jaar eerder, tijdens de Spelen van Mexico-stad, maakten Tommie Smith en John Carlos de ‘Black-powergroet’ op het erepodium als protest tegen de raciale segregatie in de Verenigde Staten. Diverse bewegingen en organisaties zijn de Olympische Spelen als politiek podium gaan gebruiken om sociale kwesties onder de aandacht te brengen. Voorbeelden hiervan zijn het oplaaien van het Chinese mensenrechtendebat in de aanloop naar de Spelen in Peking in 2008, de discussie over de ‘anti-homowet’ die in Rusland werd ingevoerd voorafgaande aan de Winterspelen in Sotsji en de recente oproep van meer dan 160

mensenrechtenorganisaties aan het IOC om Peking de Winterspelen van 2022 af te nemen, (wederom) vanwege mensenrechtenschendingen door de Chinese overheid.25

Zelfs in het huidige klimaat, waarin topsport steeds vaker door atleten als podium wordt gebruikt om (inter)nationale maatschappelijke problemen aan de kaak te stellen, houdt het IOC

23 R. Espy, The politics of the Olympic Games (Berkeley etc. 1979) 163-169.

24 D.C. Large, Nazi Games. The Olympics of 1936 (New York en Londen 2007) en Goldblatt, The Games, 395-429

en 437-446.

25 NRC Handelsblad, 14 juli 2001, ‘Olympische Spelen 2008 naar Peking. Mensenrechten China ter discussie’ en

Trouw, 9 juli 2001, ‘Olympisch China en zijn mensenrechtenbeleid’ en de Volkskrant, 9 augustus 2013, ‘‘Verbied

Rusland zelf mee te doen’’ en NRC Handelsblad, 11 januari 2014, ‘Sotsji. Premier Rutte en de koning gaan ‘natuurlijk’ naar de Olympische Spelen’ en NOS, 9 september 2020, ‘Oproep aan IOC: Haal de Winterspelen van 2022 weg uit China’’, https://nos.nl/artikel/2347501 (geraadpleegd op 15 november 2020).

(12)

12

vooralsnog vast aan de boodschap dat sport en politiek gescheiden moeten blijven. Atleten die tijdens de Olympische Spelen een politiek statement maken, kunnen door het IOC worden bestraft. Hier blijft het IOC achter ten aanzien van diverse andere (inter)nationale

sportorganisaties, zoals de National Basketball Association, de Koninklijke Nederlandse

Voetbalbond en de Formule 1, die de sociale betekenis van sport in en de invloed op de

maatschappij meer onderkennen en atleten in hun sport de ruimte bieden om sociale boodschappen te verspreiden.26

De groei van de moderne Olympische Spelen van klein internationaal sportevenement in 1896 tot het huidige gigantische evenement met ongekende media-aandacht en commerciële belangen, is een ander thema dat veel interesse heeft gewekt. In zijn boek Olympic politics.

Athens to Atlanta, 1896-1996 besteedt Christopher R. Hill hier aandacht aan. Ook de

naslagwerken van journalist David Miller, Athens to Athens: the official history of the Olympic

Games and the IOC, 1894-2004, en sportschrijver David Goldblatt, The Games. A global history of the Olympics besteden aandacht aan de groei van de Spelen en de ontwikkeling van de

commercie die daarbij een belangrijke rol speelt.

Christoper Hill zette in 1996 vraagtekens bij de groei van de geldstromen die met de Spelen gepaard gaan, want hierdoor zouden de commerciële belangen voor het IOC een steeds grotere rol spelen in onder andere de keuze voor het gastland van de Spelen.27 Deze aanname is zeker niet onredelijk en roept de vraag op of deze keuze wel altijd eerlijk verliep. Toch is dit een vraag die weinig academische aandacht heeft gekregen. Hier wordt de olympische

geschiedschrijving echter aangevuld door de journalistiek, die de drijvende kracht is (geweest) achter de onthullingen in de niet-transparante gang van zaken rond het IOC en het bidproces voor de Spelen. In een trilogie van boeken, die in 1992, 1996 en 2000 verschenen, onthulde

26 The New York Times, 5 juni 2020, ‘Kneeling, fiercely debated in the N.F.L., resonates in protests’,

https://www.nytimes.com/2020/06/05/sports/football/george-floyd-kaepernick-kneeling-nfl-protests.html en BBC, 31 juli 2020, ‘NBA: Black Lives Matter and basketball’s role in discussion on racism’,

https://www.bbc.com/sport/basketball/53556565 en KNVB, 22 november 2019, ‘Hartverwarmende (re)acties clubs: racisme moet de wereld uit’, https://www.knvb.nl/nieuws/themas/sportiviteit-respect/58212/hartverwarmende-reacties-clubs-racisme-moet-de-wereld-uit en NOS, 10 juni 2020, ‘IOC onder druk door verbod op protest: ‘Zichzelf prijzen, maar atleten straffen’, https://nos.nl/artikel/2336816 en Trouw, 4 juli 2020, ‘Lewis Hamilton zet de

complete Formule 1-wereld aan het denken’, https://www.trouw.nl/sport/lewis-hamilton-zet-de-complete-formule-1-wereld-aan-het-denken~b3b0f2ce/ (allen geraadpleegd op 15 november 2020).

(13)

13

onderzoeksjournalist Andrew Jennings met zijn coauteurs diverse schimmige zaken met betrekking tot het IOC en de Olympische Spelen.28

Naast het werk van Jennings, die zich bezighield met de corruptie rond het olympische bidproces en het IOC, is er weinig aandacht van historici geweest met betrekking tot het (‘corrupte’) bidproces. Socioloog Helen Jefferson Lenskyj schreef in 2000 Inside the Olympic

industry: Power, politics, and activism waarin ze naar aanleiding van de ophef rond Salt Lake

City aandacht had voor de corrupte gang van zaken rond het bidproces. In zijn geheel is het boek op te vatten als een aanklacht tegen het (vaak) te positieve beeld dat in de massamedia van de Olympische Spelen werd geschetst.

Het concept Olympic legacy speelt ook een rol in het uitdragen van een positief imago van de Olympische Spelen. Dit concept is vanaf het begin van de eenentwintigste eeuw door het IOC aangegrepen om de verschillende manieren waarop de organisatie van de Spelen kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van een gaststad en gastland te benoemen. Sinds 2003 zijn kandidaat-steden verplicht in hun bid voor de Olympische Spelen duidelijk te maken op welke manier de Spelen een positieve bijdrage zullen leveren voor de stad (en het omringende gebied of land).29 Deze Olympic legacy kan op vele zaken van toepassing zijn, waaronder economie, milieu, sport, imago, stedelijke ruimte, cultuur, toerisme en infrastructuur.

Volgens James Mangan is er een aantal redenen waarom het IOC zo nadrukkelijk bezig is met de positieve legacy. Allereerst geeft een positieve legacy het bewijs dat de Spelen succesvol en goed zijn geweest voor het land of het gebied waar ze gehouden werden. Daarnaast

rechtvaardigt een positieve legacy het gebruik van publieke middelen om de Spelen te kunnen organiseren. Dit als weerwoord tegenover kritiek vanuit de media en publiek. Verder kan (de focus op) de positieve legacy bijdragen aan het voortbestaan van het IOC en de Olympische Spelen. Het achterlaten van een positieve legacy motiveert landen en steden namelijk om in de

28 V. Simson en A. Jennings, In de ban van de ringen. Feiten en onthullingen van macht en geld binnen het IOC

(Houten 1992) en A. Jennings, The new lords of the rings en A. Jennings en C. Sambrook, The great Olympic

swindle. When the world wanted its games back (Sydney 2000).

29 B. Leopkey en M.M. Parent, ‘Olympic Games legacy. From general benefits to sustainable long-term legacy’, The

International Journal of the History of Sport 29, nr. 6 (2012) 924-943, aldaar 927 en 931 en M. de Moragas, C.

(14)

14

toekomst een poging te doen om de Spelen te mogen organiseren, zoals bijvoorbeeld gebeurde in de vorm van de groei in het aantal kandidaat-steden na de Spelen van Los Angeles in 1984.30

Onder academici is het begrip Olympic legacy vanaf de eenentwintigste eeuw ook meer gemeengoed geworden, al heeft het concept voor de meesten een iets andere betekenis dan de betekenis die in de sportwereld rondgaat. Terwijl het IOC, de organiserende comités en de kandidaat-steden zich specifiek richten op positieve geplande legacies die de Spelen (moeten) achterlaten, kunnen wetenschappers ook aandacht hebben voor ongeplande negatieve gevolgen van de organisatie van de Olympische Spelen. Het concept wordt uitgebreid behandeld in het boek Olympic cities: city agendas, planning, and the world’s Games, 1896-2020 (2017) van redacteuren John R. Gold en Margaret M. Gold.31 Gold en Gold schetsen het beeld dat de organisatie van de Olympische Spelen voor steden is verworden tot het hoogst haalbare (op het wereldpodium) en dat rationaliteit en logica vaak overboord worden gegooid om de Spelen te kunnen organiseren. De positieve legacy die de Spelen zouden moeten nalaten speelt vaak een centrale rol in het debat om steun voor het project te krijgen en behouden.32

In dit onderzoek zal het concept legacy ook kort aan bod komen. Er zal aandacht worden besteed aan de manier waarop de Stichting OSA (in de jaren tachtig al) bezig was met de

veronderstelde positieve effecten van de organisatie van de Olympische Spelen op de stad. Daarnaast zal er gekeken worden naar de legacy die alleen al als gevolg van de kandidaatstelling van Amsterdam plaats heeft gevonden.

Over de Amsterdamse poging tot het binnenhalen van de Spelen van 1992 is weinig wetenschappelijks geschreven. De Amsterdamse kandidatuur komt wel kort aan bod in een boek van sportwetenschapper Bob Heere, maar hij benoemt vooral de acties van de groep tegen de komst van de Spelen naar Amsterdam. De Nederlandse (sport)journalistiek heeft wel meer stilgestaan bij de Amsterdamse kandidatuur. Zo heeft sportschrijver Henk Stouwdam een kort artikel geschreven over de Amsterdamse kandidatuur en is er een uitzending van het

televisieprogramma Andere Tijden waarin betrokkenen terugblikken op de mislukte kandidatuur.

30 J.A. Mangan, ‘Prologue. Guarantees of global goodwill. Post-Olympic legacies. Too many limping white

elephants?’, The International Journal of the History of Sport 25, nr. 14 (2008) 1869-1883, aldaar 1869-1870.

31 Dit is de derde editie van het boek dat in 2007 uitkwam als Olympic cities. City agendas, planning, and the

world’s Games. 1896-2012.

32 J.R. Gold en M.M. Gold ‘Afterword’, in: J.R. Gold en M.M. Gold, Olympic cities. City agendas, planning, and

(15)

15

Ook Andere Tijden en Stouwdam besteden veel aandacht aan de oppositiegroep die zich onder leiding van Saar Boerlage gedurende de bidcampagne duidelijk heeft laten gelden tegen de komst van de Spelen naar Amsterdam.33 In dit onderzoek zullen tevens de opmerkelijke acties van de oppositiegroep aan bod komen, maar de aandacht zal meer gericht zijn op de

onderbelichte corrupte gang van zaken rond het bidproces waar de Amsterdamse kandidatuur mee in aanraking kwam. Het is tijd om dit bid een plaats te geven in de internationale

sportgeschiedenis.

33 B. Heere, Het olympisch speeltje. De waarde van sport (Amsterdam en Antwerpen 2012) en H. Stouwdam, ‘De

mislukte kandidatuur van 1992’ en VPRO, Andere Tijden, 13 november 2008, ‘De vlam in Amsterdam’, https://www.npostart.nl/andere-tijden/13-11-2008/NPS_1113481 (geraadpleegd op 15 november 2020).

(16)

16

1. De Amsterdamse kandidaatstelling

De aanzet

In 1982 was er contact tussen Anneke Le Coultre, vicevoorzitter van het Nederlands Olympisch Comité, en IOC-voorzitter Juan Antonio Samaranch. Samaranch stelde hierbij de vraag of Nederland geïnteresseerd zou zijn in de organisatie van de Spelen van 1992.34 Samaranch was bezig met het zoeken van kandidaat-steden, aangezien er in voorgaande jaren zich nauwelijks kandidaten hadden gemeld bij het IOC. Vanuit Nederland speelde het idee, voordat Samaranch de vraag stelde, nog niet. Maar zijn vraag had een zaadje geplant bij het NOC. Het NOC begon met een verkenning en gaf studenten van de Technische Hogeschool Delft35 begin 1983 de opdracht voor een studie naar de mogelijkheid om de Olympische Spelen in Nederland te houden. Tevens werd de Commissie voorbereiding Olympische Spelen 1992 in het leven geroepen. In december 1983 werd aan zowel Amsterdam als Rotterdam de vraag gesteld of de stad geïnteresseerd zou zijn in de organisatie van de Spelen. Hier kwam van beide steden een gereserveerde, maar tevens positieve reactie. Beide steden stonden open voor het idee, maar wachtten mede vanwege de moeilijke economische tijd de resultaten van verder onderzoek af voordat ze zich als kandidaat opwierpen.36 Met deze acties werd door het NOC de carrousel van de poging van Nederland om de Spelen van 1992 te organiseren in beweging gezet.

In de studie van de TH Delft werd de mogelijkheid van het organiseren van de Spelen in Nederland onderzocht. Het motto dat met de studie gepaard ging is ‘de Sobere Spelen’, waarbij men uitging van minimale kosten voor de organisatie. Het advies van de studie was om voor de Spelen zoveel mogelijk bestaande of geplande faciliteiten te gebruiken, en anders aanpasbare of tijdelijke accommodaties te gebruiken. Daarbij moest, als nieuwbouw onontkoombaar was, al op voorhand duidelijk zijn wie de na-olympische gebruiker van deze faciliteit zou zijn. Deze

gebruiker moest dan ook een deel van de bouwkosten op zich nemen. Daarnaast zou, volgens de studie, de benodigde infrastructuur zonder aanvullende plannen al grotendeels in orde zijn.37

34 Stadsarchief Amsterdam, 1006, inv. nr. 49. 35 Tegenwoordig de Technische Universiteit Delft. 36 Stadsarchief Amsterdam, 1006, inv. nrs. 49 en 77. 37 Stadsarchief Amsterdam, 1006, inv. nr. 78.

(17)

17

Het eindoordeel van de Commissie voorbereiding Olympische Spelen 1992 in januari 1984 was positief. Deze commissie had onder andere aandacht besteed aan de beschikbare faciliteiten in Nederland en de financiële gevolgen van het organiseren van de Spelen door Nederland. Een belangrijke conclusie van de commissie was dat de Spelen financieel gezien waarschijnlijk een positief resultaat zouden opleveren, waarbij de televisierechten één van de belangrijkste bronnen van inkomsten zouden zijn.38 Vanwege de moeilijke economische periode die Nederland in de jaren tachtig doormaakte, had een negatief oordeel ten aanzien van de financiën waarschijnlijk het einde betekend van de olympische plannen.

De Olympische Spelen van 1928

Amsterdam kende vóór de poging om de Spelen van 1992 binnen te halen, al een olympische geschiedenis. De Olympische Spelen van 1928 werden namelijk in de Nederlandse hoofdstad gehouden. Toch kon de stichting die de organisatie van de Spelen van 1992 naar Amsterdam wilden halen niet veel lessen trekken uit het bidproces van die tijd. In die tijd vonden de bids voornamelijk nog intern bij het IOC plaats. De Amsterdamse kar werd destijds getrokken door Nederlands IOC-lid en NOC-voorzitter baron Frederik van Tuyll van Serooskerken. Van Tuyll van Serooskerken was een volhouder, aangezien er aan de toegewezen Spelen van 1928 drie vergeefse pogingen om de Spelen binnen te halen, voorafgingen. De organisatie van de Spelen van 1928 ging gepaard met financiële moeilijkheden. Er werd een poging gedaan om de

financiering rond te krijgen door een miljoen gulden van de Nederlandse overheid te verkrijgen, maar dit werd tegengehouden door vooral protestantse partijen die op geloofsgronden tegen een evenement als de Olympische Spelen waren. Er kwam een oproep in seculiere kranten tot financiële steun voor de organisatie van de Spelen. Door middel van steun vanuit het

bedrijfsleven, de Nederlandse sportwereld, de bij sport betrokken Nederlandse bourgeoisie en de Amsterdamse gemeente waren er uiteindelijk toch voldoende financiële middelen aanwezig om de organisatie goed te laten verlopen.39

Zoals David Goldblatt in zijn overzichtswerk van de Olympische Spelen, The Games. A

global history of the Olympics, aangeeft waren de Spelen van 1928 de eerste die gebuikt werden

38 Ibidem, inv. nrs. 78 en 79. 39 Goldblatt, The Games 138-143.

(18)

18

door een stad als onderdeel van stedelijke planning. De plannen voor de benodigde infrastructuur voor de Olympische Spelen werden betrokken in het al aanwezige Plan Zuid, een

ontwikkelingsplan van de gemeente Amsterdam om de stad uit te breiden.40 Het duidelijkste gevolg van de Spelen van 1928 dat tot de dag van vandaag zichtbaar is (en daarmee een vorm van Olympic legacy is), is het Olympisch Stadion van architect Jan Wils dat voor deze Spelen werd gebouwd. Dit stadion is heden ten dage nog van waarde. Het is de thuisbasis van

atletiekvereniging Phanos en wordt onder andere gebruikt als plek voor openluchtconcerten en festivals, start- en finishlocatie van de jaarlijkse marathon van Amsterdam, als kantoorruimte voor bedrijven en zelfs als publieke schaatsbaan in de winter waar ook de

wereldkampioenschappen schaatsen allround zijn gehouden. Ook was er een tijd een olympisch museum gehuisvest en heeft het stadion lange tijd als voetbalstadion gediend.41

De binnenlandse kandidatuur

In maart 1984 stelden zowel Amsterdam als Rotterdam zich binnen Nederland kandidaat voor de Olympische Spelen. Vanuit de Amsterdamse gemeente was er een ambtelijke werkgroep

Olympische Spelen ingesteld die onderzoek deed naar de realiseerbaarheid van de Amsterdamse kandidatuur en de potentiële mogelijkheden die de kandidaatstelling zou opleveren. Op basis van het positieve advies van deze werkgroep stemde de Amsterdamse gemeenteraad in met de

kandidaatstelling. Volgens de ambtelijke werkgroep zouden de Spelen veel voor Amsterdam kunnen betekenen. Amsterdam zou bijvoorbeeld jarenlang in de publiciteit staan, wat onder andere het toerisme ten goede zou komen. Verder zou de sport in Nederland, en in Amsterdam in het bijzonder, gestimuleerd worden en zouden de Spelen een economische impuls voor

Nederland met zich meebrengen. Aangezien er bij het IOC per land maar één stad mee mocht dingen naar de organisatie, moest er een beslissing worden genomen welke Nederlandse stad zich kandidaat zou stellen: Amsterdam of Rotterdam. Hiertoe werd er in maart een

Adviescommissie Olympische Spelen opgericht met onder andere personen uit het bedrijfsleven.

Deze commissie bracht eind april 1984 advies uit, waarbij de commissie positief was over het

40 Goldblatt, The Games 139-140.

41 olympischstadion.nl, ‘90 jaar Olympisch Stadion’, https://olympischstadion.nl/nl/90-jaar-olympisch-stadion

(19)

19

houden van de Spelen in Nederland. Amsterdam kreeg vanwege zijn internationale bekendheid en toeristische reputatie de voorkeur boven Rotterdam.42 Vanuit de Nederlandse regering was de

Interdepartementale Werkgroep Olympische Spelen 1992 (IWOS) ingesteld, waarbij de

verschillende ministeries de beschikbare informatie (van de verschillende opgestelde rapporten) moesten beoordelen en tot een conclusie moesten komen.43

De Interdepartementale Werkgroep kwam in mei 1984 tot een oordeel. Tien van de twaalf betrokken departementen stemden in met het positieve oordeel van de Adviescommissie

Olympische Spelen. De twee overige departementen, het departement van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het departement van Financiën, konden zich niet

vinden in het oordeel van de adviescommissie. Voor deze departementen, niet de minsten als het gaat om de organisatie van zo’n evenement, waren vooral de financiële onzekerheden die de organisatie van de Spelen met zich zouden meebrengen reden om de kandidaatstelling af te raden. De IWOS gaf echter gehoor aan de meerderheid en deed de ministerraad de aanbeveling om in te stemmen met de Amsterdamse kandidatuur voor de Spelen van 1992 en om in te stemmen met het houden van een presentatie van de kandidatuur tijdens de Olympische Spelen van 1984 in Los Angeles.44

De IWOS zag redenen om de Olympische Spelen binnen te halen. Het organiseren van de Spelen gaf volgens de IWOS zowel een impuls aan de economie, als aan de werkgelegenheid, de sport en het imago van Nederland. In mei 1984 verklaarde eerst het NOC en later ook de

gemeenteraad van Amsterdam dat ze zouden instemmen met de Amsterdamse kandidatuur. Ook de Nederlandse regering ging enkele weken later akkoord, maar onder voorwaarde dat de definitieve beslissing van de kandidatuur in augustus 1985 werd genomen op basis van een nieuw rapport van de IWOS.45 Na een periode van studies, commissies en werkgroepen kon Amsterdam zich uiteindelijk daadwerkelijk bezig gaan houden met het binnenhalen van de organisatie van de Spelen van 1992.

Nadat de adviescommissie in april de kandidatuur van Amsterdam bij het NOC en de Nederlandse regering aanbeval boven die van Rotterdam, begon de ambtelijke werkgroep

42 Stadsarchief Amsterdam, 1006, inv. nr. 77. 43 Stadsarchief Amsterdam, 1006, inv. nr. 80 en 88. 44 Ibidem, inv. nr. 80.

(20)

20

Olympische Spelen al met de voorbereidingen van een presentatie die in Los Angeles gehouden zou moeten worden. De werkgroep formuleerde en realiseerde een aantal doelen, zoals het organiseren van een tentoonstelling tijdens de OS in Los Angeles, een perspresentatie van de kandidatuur van Amsterdam en een presentatie voor IOC-leden en vertegenwoordigers van internationale sportorganisaties. Daarnaast was het de bedoeling om ter plekke informatie te vergaren. Het was een tactisch slimme zet om de presentatie tijdens de Spelen van Los Angeles te houden omdat op dat moment (bijna) alle IOC-leden en andere vertegenwoordigers aanwezig zouden zijn en er internationale aandacht van de (sport)pers zou zijn.46

De delegatie die naar Los Angeles zou gaan bestond uit vertegenwoordigers van de rijksoverheid, het NOC, het ingeschakelde pr-bureau en de gemeente Amsterdam, waaronder de toenmalige burgemeester, Ed van Thijn. Ook werden de grote Nederlandse internationale sportbekendheden Anton Geesink, Johan Cruijff en Fanny Blankers-Koen ingezet ter promotie van het bid en om de eerste contacten met IOC-leden op te zetten. Er was een professionele tentoonstelling bedacht met promotiemateriaal in verschillende talen, zoals een presentatieboek, een videofilm en folders. De Holland Amsterdam Lounge stond in de belangstelling van de internationale pers en kreeg ook bezoek van IOC-voorzitter Samaranch. Uit het verslag over de presentatie van Amsterdam in Los Angeles blijkt dat men tevreden was over het geleverde werk. Er was internationale aandacht verkregen, Amsterdam werd als kandidaat serieus genomen, en er was door de delegatie informatie vergaard over het organiseren van de Spelen. Maar ook werd er geconcludeerd dat er nog veel werk te verrichten was en dat er een ‘plan de campagne’ moest worden ontwikkeld om de IOC-leden te overtuigen van het Amsterdamse bid.47

Amsterdam in de jaren ‘80

Amsterdam had zich in 1984 kandidaat gesteld voor de Olympische Spelen van 1992, midden in de ‘magere’ jaren ’80. Om te kunnen begrijpen waarom de gemeente Amsterdam zich kandidaat stelde is het belangrijk om te kijken naar de situatie waarin Nederland en Amsterdam begin en midden jaren ’80 verkeerde. De Nederlandse economie was eind jaren ’70 en begin jaren ’80 in

46 Stadsarchief Amsterdam, 1006, inv. nr. 81.

47 Stadsarchief Amsterdam, 1006, inv. nr. 81 en Stadsarchief Amsterdam, 30648, inv. nr. 687 en E. Van Thijn, BM

(21)

21

een neerwaartse spiraal beland. De werkloosheid steeg flink en het financieringstekort was fors opgelopen. In september 1982 waren er verkiezingen, nadat het vorige kabinet, bestaande uit het CDA, de PvdA en D’66, het nog geen jaar had volgehouden. De nieuwe verkiezingen mondden uit in een kabinet van het CDA en de VVD onder leiding van minister-president Ruud Lubbers. Deze regering hield er een strak bezuinigingsbeleid op na om Nederland door de moeilijke economische jaren heen te trekken.48

Ook Amsterdam bevond zich begin jaren ’80 in een moeilijke situatie. De werkloosheid was hoog en het vertrouwen van de burgers in de gemeente en de overheid was laag. De

kraakbeweging was in de jaren ’70 flink gegroeid en haar aanhangers bleven gedurende de jaren ’80 in conflict met de politie en de ideeën van de gemeente Amsterdam. De kraakbeweging had als doel de grote woningnood aan de kaak te stellen. Zij richtte haar pijlen met name op

ontwikkelaars en beleggers die in de ogen van de krakers een negatieve invloed hadden op de hoeveelheid betaalbare woningen in de stad en een eerlijke verdeling van woningen in de weg stonden. Langdurig leegstaande woningen werden gekraakt om er zo voor te zorgen dat deze panden niet werden gebruikt als beleggingsobject maar bewoond konden blijven. Tijdens de inhuldiging van koningin Beatrix in 1980 in Amsterdam droegen krakers hun boodschap uit met de leus ‘geen woning, geen kroning’ en ontstonden er hevige conflicten tussen de krakers en de Mobiele Eenheid van de politie.49

In de jaren ’80 ontstond er steeds meer een cultuur van verzet. Burgers voelden zich niet gehoord door de politiek en kwamen tot actief protest. Zo waren er landelijk veel protestacties tegen het plaatsen van kernwapens in Nederland en kwam er in Amsterdam ook verzet tegen het project van de bouw van een nieuw stadhuis en opera (in de volksmond de ‘Stopera’ geheten). Vooral het enorme budget dat gemoeid was met de bouw ervan, was velen een doorn in het oog in een tijd dat de werkloosheid tot recordhoogte opliep. Uiteindelijk bleek het budget ruim te worden overschreden. Er was een afname in betrokkenheid bij de gevestigde politiek, maar een groei in verzetsgroepen die zich verenigden om één specifiek doel te verwezenlijken, in

48 H. Van der Horst, De mooiste jaren van Nederland. 1950-2000 (Amsterdam 2013) 297-303 en F. Wielenga,

Nederland in de twintigste eeuw (Amsterdam 2009) 284-290.

49 F. Feddes, 1000 jaar Amsterdam. Ruimtelijke geschiedenis van een wonderbaarlijke stad (Bussum 2012) 284-312

en V.D. Mamadouh, De stad in eigen hand. Provo’s, kabouters en krakers als stedelijke sociale beweging

(Academisch proefschrift Amsterdam 1992) 143-152 en L. Owens, Cracking under pressure. Narrating the decline

(22)

22

zogenaamde ‘one-issuebewegingen’. In dit klimaat ontstonden er na de aankondiging dat Amsterdam zich kandidaat zou stellen voor de organisatie van de Olympische Spelen van 1992, ook bewegingen die zich specifiek tegen deze kandidatuur gingen verzetten. Hiervan was het

Komitee Olympische Spelen Nee het actiefst. Deze tegencampagne waar de kraakbeweging ook

onderdeel van was, komt later in het onderzoek uitgebreid aan bod.50

In 1983 kreeg Amsterdam een nieuwe burgemeester, Ed van Thijn. Net zoals zijn voorgangers vanaf 1946 was Van Thijn lid van de Partij van de Arbeid. Van Thijn werd burgemeester in een periode waarin Amsterdam in zwaar weer zat. Van Thijn zag zelf ook de problemen van de stad met onder andere de hoge structurele werkloosheid, armoede,

criminaliteit, drugsoverlast, de woningnood en de moeilijkheden rond de bouw van de Stopera. Mede hierdoor stak Van Thijn bij zijn aantreden veel energie in de promotie van de stad

Amsterdam in binnen- en buitenland. Zo hield hij zich bezig met Amsterdam Promotion, een platform voor samenwerking tussen de gemeente en het bedrijfsleven om de belangen van Amsterdam in het buitenland te vergroten. Ook was er een groep reclamemakers die belangeloos de stichting Amsterdam heeft ’t oprichtte en werd, in samenwerking met de gemeente een

promotiecampagne binnen Amsterdam met een gelijknamige titel op touw gezet.51

De campagne voor de Olympische Spelen van 1992 paste voor Van Thijn ook in de promotie van Amsterdam. Toen hij in 1983 benaderd werd door Anneke le Coultre met de vraag of Amsterdam zich kandidaat wilde stellen voor de Olympische Spelen, zag Van Thijn daar de voordelen van in. Zoals hij zelf beschrijft in zijn boek over zijn periode als burgemeester van Amsterdam, BM, was Amsterdam waarschijnlijk kansloos tegenover de kandidatuur van Barcelona, de stad van IOC-voorzitter Samaranch. Maar het ging Van Thijn een stap te ver om de voordelen van de campagne te laten schieten en deze aan Rotterdam te laten. Van Thijn zag in dat de campagne een kans was voor Amsterdam om zich internationaal op een positieve manier te profileren. Daarnaast zou het bid de gemeente Amsterdam de kans kunnen geven om een aantal projecten op het gebied van woningbouw, infrastructuur en sport een sterke impuls te geven. Het lukte de burgemeester om na enige terughoudendheid, vooral vanwege de periode

50 Wielenga, Nederland in de twintigste eeuw, 284-287 en Feddes, 1000 jaar Amsterdam, 317-318 en J.J.B. Turpijn,

80’s dilemma. Nederland in de jaren tachtig (Amsterdam 2011) 14-47 en 102-123 en G. Mak, The Amsterdam dream. Korte geschiedenis van de politieke cultuur in de jaren tachtig (Amsterdam 1986) 12-56.

(23)

23

van bezuinigingen waarin Amsterdam verkeerde, ook de wethouders van de stad warm te krijgen voor het idee van een campagne voor de organisatie van de Olympische Spelen. Voor Van Thijn gold, vanwege zijn geloof in de positieve effecten van de campagne, in de eerste plaats dat meedoen belangrijker was dan winnen. Desondanks zette Van Thijn vanaf het moment dat Amsterdam het bid internationaal zou gaan uitdragen zich volledig in voor de campagne en zou hij één van de drijvende krachten achter het bid worden.52

De Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992

Terwijl men al een presentatie in Los Angeles had gegeven en bezig was met het opstarten van een Amsterdams bid, was er nog geen organisatie die de Amsterdamse kandidaatstelling verder voor haar rekening zou nemen. 14 december 1984 werd de Stichting Olympische Spelen

Amsterdam 1992 opgericht die zich officieel zou bezighouden met de poging tot het binnenhalen

van de Spelen. Het officiële doel luidde: ‘de bevordering van de Olympische Gedachte, zoals omschreven in het Olympisch Handvest, door het voorbereiden en organiseren van de

Olympische Spelen in 1992 te Amsterdam, zulks met inachtneming van de Rules van het International Olympic Committee.’

De Stichting OSA had geen winstoogmerk. De organisatie bestond uit medewerkers die voor de meerderheid afkomstig waren uit het bedrijfsleven. Dit zal waarschijnlijk naar voorbeeld zijn geweest van de organisatie van de Spelen van Los Angeles, waar men ten tijde van de presentatie kennis had opgedaan. Bij deze Spelen kende de Amerikaanse organisatie de moeilijkheid dat er geen publieke gelden beschikbaar waren waardoor er een aanpak

noodzakelijk was die was gericht op een strakke financiering met financiële ondersteuning vanuit het bedrijfsleven.53

Verder kende de Stichting OSA ook vertegenwoordigers van onder meer het NOC, de overheid en de gemeente Amsterdam. Op advies van het consultancybureau McKinsey &

52 Van Thijn, BM, 80-88 en F. Feddes, 1000 jaar Amsterdam, 317-318 en P. De Rooy e.a., Geschiedenis van

Amsterdam. Tweestrijd om de hoofdstad 1900-2000 (Amsterdam 2007) 521-522.

53 J.R. Gold en M.M. Gold, ‘Athens to Athens: the Summer Olympics, 1896-2004’, in: J.R. Gold en M.M. Gold,

Olympic cities. City agendas, planning, and the world’s Games 1896-2012 (Londen en New York 2007) 15-47,

(24)

24

Company, waar Max Geldens, de voorzitter van de Stichting OSA, werkzaam was, werden er

twee commissies in het leven geroepen: de Commissie ’85 en de Commissie ’86. De Commissie ’85 had als doel om de gemeente- en de ministerraad te overtuigen dat de Spelen in Amsterdam economisch verantwoord waren en dat de Spelen de Nederlandse samenleving ten goede kwamen. De Commissie ’86 werd verantwoordelijk voor de voorbereiding van het bid voor het IOC.54

In de eerste periode, eind 1984 en begin 1985, was de Stichting OSA vooral bezig met te bepalen welke bestaande sportfaciliteiten gebruikt zouden worden, waar een nieuw olympisch stadion moest komen en waar het olympisch dorp, het perscentrum en het persdorp zouden worden gepland. Verder werd er nagedacht over wat de sterke punten van de Amsterdamse Spelen zouden moeten worden. Er werd bijvoorbeeld voor de locatie van het olympisch dorp in eerste instantie gedacht aan Almere, maar mede doordat de organisatie als belangrijk speerpunt ‘de Compacte Spelen’ wilde uitdragen werd deze optie van tafel geveegd en werd geconcludeerd dat dan alleen Tuinbouwgebied Sloten een reële optie was.55

Naast de aandacht voor de eigen plannen werd ook de concurrentiepositie van

Amsterdam ten opzichte van de andere kandidaat-steden kort besproken tijdens vergaderingen van de stichting. Men zag Barcelona en vooral Parijs als de voornaamste concurrenten, terwijl de andere steden, Belgrado, Brisbane en New Delhi, niet heel serieus werden genomen. New Delhi was in 1985 nog in de race, maar zou zich uiteindelijk terugtrekken. Birmingham zou ook meedoen in de strijd om de Spelen, maar werd pas midden 1985 als Engelse kandidaat naar voren geschoven.56 Tijdens één van de vergaderingen werd er kortstondig aandacht besteed aan de verschillende actiegroepen die actief waren tegen de komst van de Spelen in Amsterdam, waarbij van het Komitee Olympische Spelen Nee de meeste problemen werden verwacht. Met de kritiek van de verschillende actiegroepen en van Amsterdamse burgers werd niet veel gedaan, anders dan ervoor zorgen dat er meer positieve publiciteit voor de komst van de Spelen zou komen.57

54 Stadsarchief Amsterdam, 1006, inv. nrs. 1 en 47-48. 55 Stadsarchief Amsterdam, 1006, inv. nrs. 1-2 en 83. 56 Hill, Olympic politics, 96.

(25)

25

De definitieve kandidaatstelling

Tot midden 1985 was de focus van de Commissie ’85 het maken van plannen voor de organisatie van de Spelen in Amsterdam. Daarnaast had de commissie zich gericht op het overtuigen van het NOC, en vooral het Rijk en de gemeente Amsterdam om in te stemmen met de plannen. Dit deed de commissie door middel van het schetsen van de verwachte effecten van de komst van de Spelen. Het kabinet had in juni 1984 verdere uitwerking van de plannen geëist om zo in de zomer van 1985 het besluit te kunnen nemen of het de steun voor de kandidaatstelling zou bevestigen. Dit toont aan dat de Amsterdamse olympische campagne niet zonder slag of stoot verder kon gaan. Op 21 juni 1985 werden de plannen van de Commissie ‘85 gepresenteerd met een rapport, waarin duidelijk werd gemaakt dat het voor Amsterdam mogelijk en verantwoord was om de Olympische Spelen te organiseren. Het rapport werd aangeboden aan de minister-president, de burgemeester van Amsterdam en het bestuur van het NOC. Volgens de commissie zouden de Spelen zichzelf volledig kunnen financieren en zou de komst van de Spelen voor Nederland en Amsterdam van maatschappelijk belang kunnen zijn.58

Naast de Commissie ‘85 waren er ook andere organisaties die een onderzoek instelden naar de eventuele komst van de Spelen naar Amsterdam. Zo kwam Abram de Swaan, hoogleraar in de verzorgingssociologie aan de Universiteit van Amsterdam, met een onderzoek naar de zin van de Olympische Spelen, de ontwikkeling van de Spelen en de doelen die landen (en steden) wilden nastreven door de Spelen te organiseren. Dit onderzoek deed De Swaan in opdracht van

de Amsterdamsche Kring, een gezelschap dat initiatieven ondersteunt die ten goede komen aan

de regio Amsterdam. De Swaan zag bezwaren tegen de komst, aangezien de Spelen waren uitgegroeid tot een gigantisch evenement dat vooral een commercieel en politiek doel diende, waarbij het belang van de sport achterbleef. Tegelijkertijd zag De Swaan de OS hierdoor juist als een kans voor een stad als Amsterdam, die in relatief moeilijke omstandigheden verkeerde. Zo zouden de Spelen kunnen bijdragen aan stadsvernieuwing en het verlagen van de werkloosheid door middel van het aantrekken van internationale bedrijven. Hierdoor konden de Olympische Spelen, als ze op de juiste manier werden ingezet, dienen als impuls om bepaalde problemen in de stad op te lossen.59 De Swaan werd vanwege dit onderzoek en de vermeende te positieve

58 Stadsarchief Amsterdam, 30648, inv. nr. 667.

(26)

26

uitkomsten ervan tijdens een college dat hij aan het geven was, lastiggevallen door tegenstanders van de komst van de Spelen. Zij hingen een spandoek op, overhandigden De Swaan een

plaquette en begonnen hem daarna met fruit te bekogelen, waarbij De Swaan de overhandigde plaquette als schild gebruikte.60

In september 1985 legden burgemeester en wethouders van Amsterdam de

beweegredenen waarom zij Amsterdam definitief kandidaat wilden stellen voor de organisatie van de Olympische Spelen, voor aan de gemeenteraad. Zij zagen dat de mogelijke kandidatuur al tot veel publiciteit in de wereldpers had geleid, wat ten goede kwam aan de promotie van

Amsterdam wereldwijd. De gedachte was dat na het binnenhalen van de Spelen deze promotie onverminderd zou worden voortgezet, met een toename van het toerisme als resultaat. Ook verwachtten B en W positieve effecten voor de werkgelegenheid en economische ontwikkeling van (de regio rond) Amsterdam. Dit werd onderschreven door een rapport van de Stichting Het Nederlands Economisch Instituut. Verder zouden de Spelen naar verwachting een impuls geven aan sportbeoefening en sportverenigingen in Amsterdam, en aan diverse projecten zoals de bebouwing van Tuinbouwgebied Sloten en de zuidelijke tak van de ringspoorbaan. Als eventuele nadelen van de komst van de Spelen werd de overlast door de grote hoeveelheid aanwezigen tijdens de Spelen zelf en de druk die dat op de infrastructuur zou geven genoemd. Ook zou in de aanloop naar de Spelen toe de prioriteit van de gemeente Amsterdam op projecten met

betrekking tot de organisatie van de Spelen komen te liggen, waardoor andere projecten wellicht tijdelijk minder aandacht zouden krijgen. Desondanks wogen voor het college van burgemeester en wethouders de voordelen tegen de nadelen op.61

De Amsterdamse gemeenteraad en het kabinet stemden in het najaar van 1985 definitief in met de Amsterdamse kandidaatstelling. Voor de Stichting OSA was de regeringssteun van cruciaal belang, enerzijds omdat het IOC dit als voorwaarde stelde aan een bid, maar anderzijds ook omdat de Nederlandse regering garant zou moeten staan voor een eventuele financiële mislukking van de organisatie van de Spelen. De gemeente Amsterdam wilde voor 25 miljoen gulden garant staan, waardoor de regering zou moeten instemmen met een garantstelling van 225

60 Het Parool, 16 oktober 1985, ‘Voorstander van Spelen bekogeld’.

61 Stadsarchief Amsterdam, 1006, inv. nr. 4 en Stichting het Nederlands Economisch Instituut, De

(27)

27

miljoen gulden.62 Het rapport van de Stichting OSA, tezamen met andere onafhankelijke studies naar de sociale en economische gevolgen van de komst van de Spelen, gaven de Nederlandse regering voldoende beweegredenen om in te stemmen met de definitieve kandidaatstelling. Deze beslissing werd uiteindelijk pas in oktober 1985 genomen, waardoor er een succesvol einde was gekomen aan de eerste doelstelling van de Stichting OSA en de stichting een vervolg kon geven aan de gemaakte plannen tot dan toe.63

Het Bidbook

Nadat de Commissie ’85 in juni 1985 haar rapport had uitgebracht met de plannen voor de Olympische Spelen in Amsterdam werd zij in juli 1985 ontbonden. Nu was het aan de Commissie ’86 om de IOC-leden te overtuigen van het Amsterdamse bid en de Olympische Spelen binnen te halen. Aangezien de inhoudelijke en technische kennis van de plannen hiervoor ook noodzakelijk was, bleef een deel van de Commissie ’85 aan en werden deze leden eind augustus 1985 samengevoegd met de leden van de Commissie ’86 in de nieuw gevormde Nominatiecommissie. De Nominatiecommissie ging aan het werk, maar kon pas na de

goedkeuring van het kabinet in oktober 1985 op volle sterkte aan de slag. Eind 1985, met nog tien maanden te gaan tot het oordeel van het IOC, was de Nominatiecommissie volledig bemand.64

Voor 1 maart 1986 moest een zogenaamd ‘Bidbook’ aan het IOC worden aangeboden. In dit bidbook was het aan Amsterdam om de plannen te presenteren voor de organisatie van de Olympische Spelen in 1992. In het bidbook was ruimte voor de Stichting OSA om zich op een originele manier te presenteren, maar er waren veel voorwaarden waar het bidbook inhoudelijk aan moest voldoen. Deze voorwaarden geven een beeld van de (machts)positie die het IOC ten opzichte van de organiserende stad nastreefde. Zo was het verplicht om contractuele

toezeggingen te doen aan het IOC. Hiermee verklaarden de gemeente Amsterdam en het NOC onder andere dat ze bereid waren een overeenkomst te tekenen met het IOC wanneer de Spelen zouden worden toegekend en dat de kandidaat-stad zich tijdens de nominatiefase alleen zou

62 Stadsarchief Amsterdam, 1006, inv. nr. 4.

63 Stichting Het Nederlands Economisch Instituut, De macro-economische betekenis van de Olympische Spelen voor

Amsterdam en De Swaan, De Olympische hoogte en Stadsarchief Amsterdam, 30648, inv. nr. 667.

(28)

28

toeleggen op de Olympische Spelen en geen andere toezeggingen zou doen die de overeenkomst met het IOC zouden kunnen dwarsbomen. Verder was het verplicht om een vragenlijst van het IOC en een technische vragenlijst, opgesteld door de internationale sportfederaties, te

beantwoorden en deze op te nemen. Hierin werd bijvoorbeeld gevraagd of de kandidaat-stad kon garanderen dat er geen politieke bijeenkomst of demonstratie zou plaatsvinden in een olympische faciliteit tijdens de Spelen. Daarnaast waren er vragen met betrekking tot de organisatiecapaciteit van de kandidaat-stad, hoe het olympisch dorp zou worden vormgegeven en wat de beschikbare accommodaties voor bezoekers zouden zijn. Per te houden sport waren er vragen met betrekking tot de organisatie daarvan.65

Voor de Stichting OSA gingen ongeveer zeven medewerkers aan de slag met de samenstelling van het bidbook. Zij deden kennis op door te kijken naar eerder gemaakte

bidbooks van onder andere Seoul en Nagoya voor de Spelen van 1988, Moskou en Los Angeles voor de Spelen van 1976 en 1980 en de bidbooks van Montreal en München voor de Spelen van 1972. Om een helder bidbook te creëren was het van belang dat de Stichting OSA (bijna) alle plannen met betrekking tot het organiseren van de Spelen af zou hebben. Dit omdat men in het bidbook antwoord moest geven op allerlei technische vraagstukken met betrekking tot de diverse faciliteiten die aanwezig moesten zijn. Ook werd van de Stichting OSA verwacht dat zij begin 1986 drie olympische commissies ontving die de Amsterdamse plannen zouden komen

beoordelen. Zo kwam er een commissie van de Association of Summer Olympic International

Federations (ASOIF) op bezoek die ging over de technische details van de sportaccommodaties.

De commissie van de Association of National Olympic Committees (ANOC) richtte zich bij het bezoek met name op de geplande faciliteiten voor de deelnemende atleten en de tijdens de Spelen aanwezige officials en pers. Omdat aan alle technische eisen door Amsterdam kon

worden voldaan, was het oordeel van de Evaluatiecommissie van het IOC het belangrijkste. Deze commissie had als taak het beoordelen van onder andere het draagvlak van de plannen van de kandidaat-steden, de veiligheidsaspecten, de politieke stabiliteit in het land, de huisvesting voor de atleten, de sanitaire condities, de mogelijkheden voor de media, de situatie betreffende verkeer en vervoer en de ligging van de olympische accommodaties.66 Een lid van de

65 Stadsarchief Amsterdam, 30648, inv. nr. 667 en Stichting Olympische Spelen Amsterdam 1992, Amsterdam 1992

Olympic Games and Festival. Proposal to the IOC for the Games of the XXVth Olympiad (1986).

66 Stadsarchief Amsterdam, 30958: Archief van het Bureau Externe Betrekkingen, Congreszaken en Representatie:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het is maar al te typerend voor het huidige tijd- perk dat de bekende Nederlandse choreograaf en romancier Rudi van Dantzig in een door het Amsterdams Verzetsmuseum uitgegeven

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

We hebben de lijsttrekkers in de drie gemeenten gevraagd wat men in het algemeen van de aandacht van lokale en regionale media voor de verkiezingscampagne vond en vervolgens hoe

Omdat de bezoekers op elk willekeurig moment in een van deze groepen ingedeeld werden en baliemedewerkers niet op de hoogte waren van het type handvest (ambities, weinig ambitieus,

In tabel 3.3 zijn de kosten (totaal en per reisdocument) weergeven van de gemeente Utrecht, het stadsdeel Amsterdam Noord en het stadsdeel Amsterdam Nieuw-West voor het aanvraag-

Mail ze dan naar Aduis (info@aduis.nl) en wij plaatsen deze dan als downlaod op onze web

Nederlands Olympisch Comité (samenstelling), Officieele gids voor de Olympische Spelen ter viering van de IXe Olympiade, Amsterdam 1928.. Holdert

Naast het bestaande pedagogisch spreekuur van Kind en Gezin en het huidige aanbod van de opvoedingswinkel zouden medewerkers van het spel- en ontmoetingsinitiatief (en/of