• No results found

Het conflict tussen werk en gezin als een predictor voor het dagelijkse welbevinden en de relatiekwaliteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het conflict tussen werk en gezin als een predictor voor het dagelijkse welbevinden en de relatiekwaliteit"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HET CONFLICT TUSSEN WERK EN

GEZIN ALS EEN PREDICTOR VOOR

HET DAGELIJKSE WELBEVINDEN

EN DE RELATIEKWALITEIT

Aantal woorden: 8995

Margaux Goossens

Studentennummer: 01504240

Promotor: Prof. dr. Jonas Lang

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Klinische Psychologie Academiejaar: 2019 – 2020

(2)

Woord Vooraf

Deze masterproef werd geschreven voor het behalen van de graad van Master in de Klinische Psychologie. Via deze weg wil ik een aantal personen bedanken die mij hebben geholpen om deze masterproef tot een goed einde te brengen.

Graag wil ik mijn promotor Prof. Dr. Jonas Lang bedanken. Ik kreeg de kans om onderzoek te doen over een boeiend onderwerp, namelijk het conflict tussen werk en gezin, waar ieder van ons vroeg of laat mee te maken krijgt. Daarnaast wil ik ook Zen Goh, een doctoraatsstudente, bedanken voor de vele hulp. Ze gaf ons steeds advies wanneer we daar nood aan hadden. Ik wil Gudrun Reindl, assistente van het vak ‘Leadership & Multivel Organisations’ hartelijk bedanken. Haar bemoedigende woorden en tips zorgden dat ik de analyses tot een goed einde kon brengen. Een bedanking gaat ook uit naar Ellen, de studente waarmee ik een onderzoeksteam vormde. Bedankt voor de samenwerking, steun en hulp doorheen het hele proces.

Het is belangrijk om alle participanten te bedanken die hebben deelgenomen aan het onderzoek. Zonder de inzet van de participanten, in deze toch wel bijzondere tijd, was er geen onderzoek geweest. Het onderzoek heeft heel wat van jullie tijd én doorzettingsvermogen gevraagd. Daarom wil ik jullie van harte bedanken.

Bedankt aan mijn familie en vrienden voor de steun, af en toe een luisterend oor, de nodige afleiding, .. Doorheen het schrijven aan deze thesis, werd mij duidelijk hoe belangrijk zij voor mij zijn. Mijn familie en vrienden zijn doorheen de hele opleiding in mij blijven geloven en hebben mij steeds gemotiveerd om door te zetten.

(3)

Corona Verklaring Vooraf

Het coronavirus brak door in België op het moment waarop de datacollectie oorspronkelijk zou starten en zorgde daarom voor vertraging van het onderzoek.

Om de invloed van het Corona-virus te capteren werden er enkele wijzigingen aangebracht in de surveys. Er werden vragen(lijsten) toegevoegd of weggelaten. Er werden bijvoorbeeld vragen gesteld over telewerk. Werkt de deelnemer van thuis uit? Gebeurt dit vaker of is dit omwille van de Corona-crisis? Heeft hij/zij nog contact met leidinggevenden en/of collega’s? Er wordt in iedere vragenlijst gepeild naar speciale gebeurtenissen, zodat de eventuele invloed van Corona hierin kan opgenomen worden. In sommige vragenlijsten werden items geherformuleerd, zodat ze ook bij de huidige situatie passen, bijv. ‘Ik ben vaak emotioneel uitgeput als ik thuis kom van mijn werk, waardoor ik niet meer in staat ben om thuis nog iets bij te dragen.’ werd veranderd naar ‘Ik ben vaak emotioneel uitgeput als ik klaar ben met werken, waardoor ik niet meer in staat ben om thuis nog iets bij te dragen.’ Dit item werd aangepast omdat heel wat mensen van thuis uit werken en het dus niet mogelijk is om ‘thuis te komen’. Omwille van de wijzigingen in de vragenlijsten moest er een nieuwe ethische goedkeuring gevraagd worden. Dit zorgde dat de start van de datacollectie uitgesteld werd. Het oorspronkelijke plan was om de vragenlijsten uit te sturen vanaf begin maart, maar dit kon pas vanaf eind april/begin mei.

Een andere moeilijkheid was het vinden van voldoende participanten tijdens de Corona-crisis. Velen zijn omwille van de Corona-crisis technisch werkloos en dus niet geschikt om deel te nemen aan het onderzoek. Daarnaast melden verschillende participanten dat dit een vrij drukke periode is, net omwille van de combinatie tussen werk en gezin. De participanten gaven aan dat het niet altijd evident was om zoveel tijd te investeren in de vragenlijsten. Enkele participanten haakten om die reden ook af. Er werd een eerste wave opgestart, maar deze bevatte niet voldoende deelnemers om valide resultaten te bekomen. Hierdoor werd geopteerd om een tweede wave te starten. De tweede wave liep tot 26 mei, waardoor ook de analyse van de resultaten later dan voorzien kon plaatsvinden.

Deze preambule werd in overleg tussen de student en de promotor, Jonas Lang, opgesteld en door beide goedgekeurd.

(4)

Abstract

De evolutie in onze maatschappij zorgt dat steeds meer mensen hun werk en gezin combineren. In de literatuur is er veel aandacht voor het conflict tussen werk en gezin. Recent is er meer aandacht ontstaan voor de positieve effecten van de combinatie tussen werk en gezin. In deze masterproef werd er nagegaan of er een verband is tussen werk-gezinsgerelateerde uitkomsten en de relatiekwaliteit en het welbevinden. Er wordt dus rekening gehouden met zowel de positieve als negatieve effecten van de combinatie tussen werk en gezin. De paradoxale effecten worden begrepen in het licht van de Conservation of Resources theorie (COR; Hobfoll, 1989). De onderzoeksvraag werd nagegaan via experience sampling. Meerderjarige werknemers kregen tien dagen lang zowel ’s morgens als ’s avonds een vragenlijst toegestuurd met vragen over de combinatie tussen werk en gezin, relatiekwaliteit en welzijn. De data werden geanalyseerd aan de hand van een multilevelanalyse. De resultaten van de analyse leveren evidentie voor een positieve samenhang tussen familie-werkverrijking en relatiekwaliteit. Daarnaast is er evidentie voor een positieve samenhang tussen welzijn en verrijking in beide richtingen & voor een negatieve samenhang tussen welzijn en conflict in beide richtingen. Dit onderzoek bevestigt hiermee voorgaande studies. Het onderzoek biedt geen evidentie voor de samenhang tussen conflict en relatiekwaliteit, alsook niet voor de samenhang tussen werk-familieverrijking en relatiekwaliteit.

(5)

Inhoudstafel

Inleiding 7

Conflict Tussen Werk en Gezin 8

Verrijking Tussen Werk en Gezin 11

Conflict én Verrijking 13

Methode 14

Steekproef 14

Procedure 15

Meetinstrumenten 16

De Interactie Tussen Werk en Gezin. 16

Relatiekwaliteit. 18 Welzijn. 18 Analyses 19 Resultaten 20 Beschrijvende statistieken 20 Hypothesen 22 Discussie 31

Sterktes van het Onderzoek 31

Beperkingen van het Onderzoek 32

Onderzoek in de Toekomst 35

(6)
(7)

Werk en gezin zijn de belangrijkste domeinen in het leven van de meeste volwassenen (Grandey, Cordeiro, & Crouter, 2005; Michel, Kotrba, Mitchelson, Clark, & Baltes, 2011). Er zijn steeds meer gezinnen in onze huidige maatschappij die beide domeinen met elkaar combineren. Er zijn meer tweeverdieners-gezinnen en alleenstaande ouders dan vroeger (Shellenbarger, 1992; Jacobs & Gerson, 2001). Er zijn ook steeds meer werkende volwassenen die zowel de zorg voor de oudere als de jongere generatie op zich nemen (Hill, Yang, Hawkins, & Ferris, 2004; Neal & Hammer, 2007). De toename van mensen die werk en gezin dienen te combineren zorgt dat er veel onderzoek is naar de relatie tussen werk en gezin (Eby, Casper, Lockwood, Bordeaux, & Brinley, 2005; Gareis, Barnett, Ertel, & Berkman, 2009).

De focus van het onderzoek naar de relatie tussen werk en gezin ligt voornamelijk op het conflict tussen werk en gezin, maar recent is er ook meer aandacht voor de positieve effecten van de combinatie tussen werk en gezin (Gareis et al., 2009; Wiese, Seiger, Schmid, & Freund, 2010; Masuda, McNall, Allen, & Nicklin, 2012). Het onderzoek over verrijking is echter beperkt (Karatepe & Bekteshi, 2008; Lu, Siu, Spector, & Shi, 2009). Dit onderzoek levert een bijdrage aan de literatuur door effecten van verrijking te onderzoeken.

Een andere belangrijke bijdrage is dat zowel conflict als verrijking worden opgenomen. Het onderzoek naar conflict en naar verrijking wordt zelden geïntegreerd. De reviews focussen zich ofwel op de negatieve ofwel op de positieve effecten van de combinatie tussen werk en gezin (Chen & Powell, 2012; Tsionou & Konstantopoulus, 2015). Er zijn dus weinig studies die de volledige taxonomie bekijken (Lu et al., 2009; Selvarajan, Cloninger, & Singh, 2013).

In eerder onderzoek focuste men voornamelijk op werkgerelateerde uitkomsten (Eby et al., 2005), zoals jobsatisfactie (Burke & Greenglass, 1999; Aryee, Srinivas, & Tan, 2005) of de intentie om van job te veranderen (Greenhaus, Parasuraman & Collins, 2001; Nohe & Sonntag, 2014). In deze studie wordt het verband tussen werk-gezin en relatiekwaliteit en tussen werk-gezin en subjectief welzijn nagegaan.

De kwaliteit van een liefdesrelatie is gerelateerd aan tal van individuele, familiale en werkgerelateerde uitkomsten (Fellows, Chiu, Hill, & Hawkins, 2015). De relatiekwaliteit is gelinkt aan mentaal welzijn, interactie tussen kind en ouders,

(8)

uitkomsten bij de kinderen (Repetti, Taylor, & Seeman, 2005; Low & Stocker, 2005. Een hoge huwelijkstevredenheid gaat samen met positieve gezondheidsuitkomsten voor adolescente kinderen (Hair et al., 2009), betere fysieke gezondheid (South & Krueger, 2013) en verhoogde jobtevredenheid (Rogers & May, 2003; Fellows et al., 2015). Daarnaast is relatiekwaliteit een sterke voorspeller van geluk (Lyubomirsky, King, & Diener, 2005), vandaar het belang naar een studie hierover. Er wordt naar relatiekwaliteit gepeild, ongeacht de burgerlijke staat van de participanten (Fellows et al., 2015).

Doorheen de jaren is er interesse ontstaan in de link van het werk-familiedomein met welzijn (Clays, Kittel, Godin, De Bacquer, & de Backer, 2009; Chang, Zhou, Wang, & Heredero, 2017). In dit onderzoek wordt gefocust op het subjectief welbevinden door de hoeveelheid ervaren positief en negatief affect na te gaan.

Bij beide variabelen is er voornamelijk onderzoek gebeurd over de link met conflict (Peeters, ten Brummelhuis, & Van Steenbergen, 2013; Lu et al., 2009). Deze studie draagt bij aan de literatuur door ook de link met verrijking na te gaan.

Conflict Tussen Werk en Gezin

Steeds meer onderzoekers zijn geïnteresseerd in het conflict tussen werk en gezin, omwille van het aantal toenemende gevallen (Byron, 2005; Fellows, Chiu, Hill, & Hawkins, 2015; Poelmans, Greenhaus & Maestro, 2013). Een conflict tussen werk en familie wordt door Greenhaus en Beutell (1985) gedefinieerd als “een vorm van een interrol-conflict waarbij de druk van de rollen uit het werk- en familiedomein in zekere zin wederzijds onverenigbaar zijn.” Het idee van een rollenconflict komt uit de theorie van schaarsheid van Goode (1960). Er is sprake van rollenspanning wanneer men de moeilijkheid voelt om te voldoen aan de verplichtingen die bij de rollen horen. De theorie van Goode stelt dat persoonlijke bronnen, zoals tijd en energie, eindig zijn. Het vervullen van rollen vereist bronnen. De bronnen worden gebruikt voor verschillende rollen en moeten verdeeld worden. De ene rol krijgt meer bronnen toegekend, waardoor een andere rol minder bronnen krijgt én dit zorgt onvermijdelijk voor een werk-familie-conflict (Froberg, Gjerdingen, & Preston, 1986; Tsinou & Konstantopoulus, 2015).

Het werk- en gezinsleven zijn wederzijds afhankelijk. Het conflict kan in beide richtingen gaan en bestaat uit twee dimensies, namelijk werk-familie conflict (WFC) en

(9)

familie-werk-conflict (FWC) (Zhao, Qu, & Ghiselli, 2011; Choi & Kim, 2012). Werk-familie-conflict verwijst naar een vorm van interrol-conflict waarbij de participatie in de familiale rol bemoeilijkt wordt door de uitoefening van de professionele rol. Familie-werk-conflict refereert naar een vorm van interrol-conflict waarbij de participatie in de professionele rol bemoeilijkt wordt door de participatie in de familiale rol (Netemeyer, Boles, & McMurrian, 1996; Weer & Greenhaus, 2014). Beide hebben unieke antecedenten en gevolgen (Frone, Russell, & Cooper, 1992; Byron, 2005; McNall, Nicklin, & Masuda, 2010).

De studie van het werk-familie-conflict is belangrijk omdat het geassocieerd is met een breed scala aan werk-, familie- en gezondheidsgerelateerde uitkomsten (Frone, 2003; Allen, 2012). Verschillende meta-analyses onderstrepen het negatieve effect van een conflict tussen werk en gezin (Byron, 2005; Whiston & Cinnamon, 2014; Sirgy & Lee, 2018). Het conflict tussen werk en gezin is geassocieerd met allerlei werkgerelateerde uitkomsten, zoals minder jobtevredenheid, een grotere neiging om de organisatie te verlaten, minder engagement tegenover het bedrijf, hoger absenteïsme en een lagere jobprestatie. Daarnaast is conflict ook geassocieerd met minder huwelijkstevredenheid en minder tevredenheid met het leven en het gezin. (Allen, Herst, Bruck, & Sutton, 2000; Amstad, Meier, Fasel, Elfering, & Semmer, 2011; Shockley & Singla, 2011; Zhao, Qu en Ghiselli, 2011). Conflict gaat gepaard met meer psychologische en fysieke gezondheidsproblemen, zoals burnout, depressie, angst, slechte fysieke gezondheid en werk- en gezinsgerelateerde stress, maar ook met negatieve emoties als frustratie en woede (Allen et al., 2000; Byron, 2005; Eby et al., 2005; Greenhaus, Allen, & Spector, 2006; Amstad et al., 2011). De verbanden zijn niet gelijk voor beide richtingen van het conflict. Karatepe en Bekteshi (2008) vonden in hun studie dat WFC geen invloed zou hebben op de levenstevredenheid, maar dat FWC wel een negatieve invloed zou hebben. Van Steenbergen en Ellemers (2009) vonden dat WFC gerelateerd was aan lagere uitkomsten op gezondheidsscores, zoals bijvoorbeeld cholesterol, terwijl dit voor FWC niet het geval was.

In deze studie wordt nagegaan of er een verband is tussen het ervaren van werk-familieconflict met relatiekwaliteit en subjectief welzijn. Er werd in verschillende studies

(10)

een negatieve associatie gevonden tussen werkfamilieconflict en relatiekwaliteit of -tevredenheid (Allen et al., 2000; Kalliath, Hughes, & Newcombe, 2012; Maune & Sebastian, 2012; Cooklin, Westrupp, Strazdins, Giallo, Martin, & Nicholson, 2014; Fellows et al., 2015). Sommige studies vinden sterke verbanden, terwijl andere studies geen significante relatie tussen de constructen vinden (Fellows et al., 2015) dus de literatuur toont inconsistente resultaten. Uit een studie van Karatepe & Uludag (2008) bij Turkse hotelmedewerkers bleek dat het verband niet voor beide richtingen van het conflict gelijk is. Ze vonden een significante associatie tussen FWC en huwelijkstevredenheid, maar niet voor WFC. Uit onderzoek blijkt dat het belangrijk is om rekening te houden met beide richtingen van het conflict bij het opstellen van hypotheses.

Hypothese 1. Het dagelijks werk-familieconflict (WFC) vertoont een negatieve

samenhang met relatiekwaliteit.

Hypothese 2. Het dagelijks familie-werkconflict (FWC) vertoont een negatieve

samenhang met de relatiekwaliteit.

Frone (2003) stelt dat een rollenconflict allerlei uitkomsten in de desbetreffende levensdomeinen kan beïnvloeden, maar ook de algemene gezondheid en het welzijn van individuen. Volgens de Fifth European Working Conditions Survey is het raakvlak tussen werk en gezin één van de sterkste predictoren voor het welzijn van werknemers in Europese landen. Werk-familieconflict heeft een negatieve impact op het welzijn van het individu (Aryee et al., 2005; Amstad et al., 2011; Moen et al., 2016; Neto, Chambel, & Carvalho, 2018). In een longitudinale studie vonden Neto et al. (2016) dat conflict op tijdstip 1 en 2 samenging met een lager psychologisch welzijn op respectievelijk tijdstip 2 en 3. In meta-analyses vindt men zowel kleine als medium effectsizes tussen conflict en welzijn (Allen et al., 2000; Mesmer-Magnus & Viswesvaran, 2005). De resultaten in de literatuur zijn inconsistent (Neto et al., 2016) en vragen dus verder onderzoek. Uit de beschikbare literatuur worden volgende hypothesen vooropgesteld:

Hypothese 3. Het dagelijks werk-familieconflict (WFC) vertoont een negatieve

samenhang met welzijn.

Hypothese 4. Het dagelijks familie-werkconflict (FWC) vertoont een negatieve

(11)

Verrijking Tussen Werk en Gezin

Naast conflict zijn er ook positieve effecten mogelijk van de combinatie werk- en gezinsleven (Greenhaus & Powell, 2006; Choi & Kim, 2012). Het uitoefenen van verschillende rollen kan naast het uitputten van bronnen ook zorgen voor het genereren van bronnen (Chen & Powell, 2012). De positieve effecten worden benoemd met verschillende termen, zoals facilitatie, verbetering en positieve spill-over. De grote moeilijkheid hiermee is dat de termen inwisselbaar worden gebruikt, hoewel ze niet hetzelfde betekenen (Wayne, 2009; Tsinou & Konstantopoulus, 2015). De term verrijking is de overkoepelende term van alle positieve interacties tussen werk en gezin (Carlson, Kacmar, Wayne, & Grzywacz, 2006; McNall, Nicklin, & Masuda, 2010), vandaar dat deze term gehanteerd zal worden.

Work-family enrichment wordt omschreven als “de mate waarin de ervaringen in

de ene rol de kwaliteit van het leven in de andere rol verbeteren.” De verrijking kan zowel direct als indirect, via de invloed op positief affect, zijn (Greenhaus & Powell, 2006). Het idee van verrijking komt uit de rol-expansietheorie van Marks (1977). De theorie stelt dat het vervullen van rollen energie kan opleveren die gebruikt kan worden bij het vervullen van andere rollen. De verschillende rollen in het leven zijn synergetisch. Het engagement in één rol genereert energie en bronnen voor een andere, waardoor het engagement in de ene rol de levenskwaliteit in de andere rol verbetert (Marks, 1977). Het combineren van rollen verbetert de sociale steun, de interactie en het opbouwen van vaardigheden, waardoor netto een voordeel ontstaat, ondanks de tijdsdruk die de combinatie creëert (Sieber, 1974; Marshall & Barnett, 1993). De voordelen van de combinatie tussen werk en gezin kunnen opwegen tegen de moeilijkheden of kosten die ermee geassocieerd zijn (Demerouti, Geurts, & Kompier, 2004; Karatepe & Bekteshi, 2008).

Het positieve effect wordt verondersteld bidirectioneel te zijn (Greenhaus & Powell, 2006; Vanderpool & Way, 2013). Er kan dus zowel sprake zijn van work-family-enrichment (WFE) als van family-work-work-family-enrichment (FWE) (Frone, 2003; Karatepe & Bekteshi, 2008; McNall et al., 2010).

De verrijking tussen werk en gezin, zowel WFE als FWE, is geassocieerd met een betere mentale en fysieke gezondheid (McNall et al., 2010; Van Steenbergen & Ellemers, 2009), hogere levenskwaliteit (Karatepe & Bekteshi, 2008), maar ook met hogere niveaus van tevredenheid met het gezin (McNall et al., 2010), sterker engagement ten aanzien van

(12)

het bedrijf, hogere jobtevredenheid en persoonlijke groei (Aryee et al., 2005; Tsionou & Konstantopoulus, 2015), lagere niveaus van stress, depressie, alcoholmisbruik en huwelijksconflict (Hammer, Cullen, Neal, Sinclair, & Shafiro, 2005). Williams, Franche, Ibrahim, Mustard & Layton (2006) vonden in een crosssectionele studie dat verrijking ervoor zorgt dat individuen beter kunnen omgaan met stressvolle situatie en dat dit het algemene welzijn kan verhogen. De actieve participatie in meerdere rollen kan zorgen dat men efficiënter, gefocust en georganiseerd wordt in het omgaan met de verschillende verantwoordelijkheden gekoppeld aan de verschillende rollen (Ruderman, Ohlott, Panzer, & King, 2002).

In deze studie wordt nagegaan of er een verband is tussen het ervaren van werk-familieverrijking met relatiekwaliteit en subjectief welzijn. In de literatuur is er heel wat geschreven over de negatieve associatie tussen relatiekwaliteit en conflict (Lu et al., 2009), maar over de link met verrijking is er weinig onderzoek gedaan. Op basis van longitudinale data vonden Cooklin et al. (2014) dat verrijking geassocieerd is met een hogere relatiekwaliteit. De hypothesen die in dit onderzoek nagegaan worden, zijn de volgende:

Hypothese 5. Dagelijkse werk-familieverrijking (WFE) vertoont een positieve

samenhang met relatiekwaliteit.

Hypothese 6. Dagelijkse familie-werkverrijking (FWE) is vertoont een positieve

samenhang met relatiekwaliteit.

Er is in de literatuur minder aandacht besteed aan de effecten van verrijking op welzijn dan aan de effecten van conflict (Peeters, ten Brummelhuis, & Van Steenbergen, 2013). Nordenmark (2004) stelt dat het combineren van de rollen kan zorgen voor een toename in individueel welzijn. Zhang, Xu, Jin & Ford (2018) vonden in hun meta-analyse een significant verband met welzijn voor zowel WFE als FWE. In verschillende onderzoeken werd er reeds een positieve associatie gevonden tussen verrijking en welzijn (Butler, Grzywacz, Bass, & Linney, 2005; Carlson, Kacmar, Wayne, & Grzywacz, 2006; Henry & Desmette, 2018). Op basis van de literatuur stellen we volgende hypothesen voorop:

(13)

Hypothese 7. Dagelijkse werk-familieverrijking (WFE) vertoont een positieve

samenhang met welzijn.

Hypothese 8. Dagelijkse familie-werkverrijking (FWE) vertoont een positieve

samenhang met welzijn.

Conflict én Verrijking

De constructen conflict en verrijking zijn conceptueel onafhankelijk en kunnen simultaan voorkomen. De werk- en gezinsrollen kunnen dus op sommige vlakken tegenstrijdig zijn, terwijl ze op andere vlakken elkaar verrijken (Marshall & Barnett, 1993; Greenhaus & Parasuraman, 1999; Schultheiss, 2006; Chen & Powell, 2012). Conflict en verrijking hebben zowel gemeenschappelijke als verschillende determinanten en gevolgen (Edwards & Rothbard, 2000; Grzywacz & Marks, 2000).

Er wordt gebruik gemaakt van de Conservation of Resources Theorie (COR; Hobfoll, 1989) om te verklaren dat er zowel bronnen uitgeput als gegenereerd kunnen worden door de combinatie van beide rollen (Chen & Powell, 2012). De theorie stelt dat individuen bronnen zoeken en deze willen behouden. Als men de bronnen verliest of wanneer deze bedreigd worden, ervaren individuen stress en verminderd welzijn. De combinatie van werk- en gezinsrollen zorgt dat de bronnen van individuen gradueel afnemen. Dit kan leiden tot uitputting, rusteloosheid en finaal zelfs tot depressie. Als de eisen van beide rollen te hoog zijn, ervaren individuen minder welzijn en een slechtere mentale gezondheid (Hobfoll, 1989). De COR theorie stelt dat werkgerelateerde stressoren kunnen zorgen voor een uitputting van middelen, bijvoorbeeld energieverlies (Halbesleben, 2006). Dit zorgt ervoor dat werknemers minder goed kunnen presteren op andere domeinen van het leven (Halbesleben, Harvey, & Bolino, 2009; Deng, Coyle-Shapiro, & Yang, 2018).

De COR theorie (Hobfoll, 1989) kan ook verklaren waarom verrijking tussen beide domeinen mogelijk is. Men kan bronnen verwerven in de ene rol, die nuttig blijken voor het uitoefenen van de andere rol. De bronnen die men verwerft kunnen het functioneren en het welzijn in een andere rol verbeteren of faciliteren (Carlson et al., 2006; Greenhaus & Powell, 2006). Zo kunnen ervaringen als ouder mogelijkheden voorzien om interpersoonlijke vaardigheden, zoals actief luisteren en effectieve communicatie, te verwerven. De gezinsgerelateerde rollen hebben ook voordelen voor de

(14)

werkgerelateerde rol, zoals herkennen en erkennen van individuele noden, meer begrijpend zijn voor de problemen van anderen, vanuit een breder perspectief naar problemen kijken, zelfzekerheid en advies van familieleden (Ruderman et al., 2002).

Methode Steekproef

De steekproef bestaat uit 125 participanten, waarvan 31 mannen (24,8%) en 94 vrouwen (75,2%). De steekproef is samengesteld op basis van twee verschillende waves. De eerste wave omvatte 85 participanten en de tweede wave 40 participanten. De gemiddelde leeftijd van de participanten bedroeg 37,71 jaar (SD = 11,80). De minimumleeftijd bedraagt 21 jaar en de maximumleeftijd 61 jaar. De participanten zijn tewerkgesteld in heel wat verschillende functies, bijv. accountmanager, kinderbegeleidster, magazijnier, communicatiemedewerker, bedrijfsleider.. De steekproef is ook divers betreffende de burgerlijke staat: gehuwd (51,2%), samenwonend (25,6%), alleenstaand (20,8%), gescheiden (1,6%) en weduwe-weduwnaar (0,8%). De demografische gegevens van de steekproef zijn terug te vinden in tabel 1.

Er werd gepeild naar enkele variabelen die mogelijks voorspellend zijn voor de hoeveelheid conflict of verrijking die wordt ervaren. Een belangrijke voorspellende variabele voor WFC is het aantal gewerkte uren (Byron, 2005; Galinsky, Aumann, & Bond, 2009; Asiedu, Annor, Amponsah-Tawiah, & Dartey-Baah, 2018). Meer dan de helft van de participanten (53,6%) werkt 40 uur of meer per week. Ongeveer een vierde van de deelnemers werken 36 tot 39 uur per week (25,6%). 22 participanten werken 21 tot 35 uur per week (17,6%). De kleinste groep, 4 participanten, werkt 20 uur of minder per week (3,2%). Het aantal uur dat de participanten spendeerden aan het huishouden was heel variabel. Het minimum was 1 uur en het maximum 45 uur. Het aantal zorgbehoevenden in het gezin varieerde van geen tot 3 zorgbehoevenden. 95 participanten hebben geen zorgbehoevenden (76%). Bij 18 participanten (14,4%) woont 1 kind jonger dan 10 jaar of een oudere in. Bij 10 participanten (8%) zijn dit er 2 en bij 3 participanten (1,6%) zijn dat er 3.

(15)

Tabel 1

Demografische gegevens van de steekproef

Variabele Categorie Frequentie Percentage Geslachta Burgerlijke staatb Man Vrouw Gehuwd Samenwonend Alleenstaand Gescheiden Weduwe/weduwnaar 31 94 64 32 26 2 1 24,8 75,2 51,2 25,6 20,8 1,6 0,8

Notitie. a. geslacht: 1 = man, 2 = vrouw. b. 1= alleenstaand, 2= samenwonend, 3

= gehuwd, 4= gescheiden, 5= weduwe/weduwnaar, 6= andere.

Procedure

Er werd gebruik gemaakt van een beschikbaarheidssteekproef. De participanten werden voornamelijk verzameld via social media. De onderzoekers plaatsten een oproep op Facebook, LinkedIn en Instagram. Beide onderzoekers spraken hun persoonlijke contacten aan en stuurden mails naar hun stagebedrijven en bedrijven waar familieleden werkzaam zijn. De geïnteresseerden konden een link openen waarop extra informatie te vinden was over de studie. Via deze link kon de geïnteresseerde persoon ook nagaan of hij/zij geschikt was om deel te nemen aan het onderzoek. De link werd door 390 personen ingevuld. Om te kunnen deelnemen aan het onderzoek moeten de participanten meerderjarig zijn en een job hebben. Een belangrijke extra vereiste, omwille van de huidige pandemie, was dat de participant niet economisch werkloos is.

De deelnemers die geschikt waren voor dit onderzoek, kregen via mail een baselinevragenlijst toegestuurd. Deze éénmalige vragenlijst peilde naar demografische gegevens, zoals geslacht, leeftijd, functie, ... De 125 personen die deze vragenlijst volledig invulden, konden deelnemen aan het dagboekonderzoek.

De data worden verzameld via experience sampling (ESM). Het gedrag en de ervaringen van de participanten worden herhaaldelijk bevraagd over de periode van tien werkdagen. Dit zorgt voor herhaalde metingen van dezelfde variabelen per persoon (Allen, French, Braun, & Fletcher, 2019). De participanten dienen tweemaal per werkdag

(16)

enkele vragenlijsten in te vullen. De participanten krijgen om 11 uur en om 18 uur een survey doorgestuurd via mail. Er wordt dus gebruik gemaakt van een interval-contingente studie (Uy, Foo, & Aguinis, 2010; Butler, Song, & Ilies, 2013). De participanten hebben telkens vijf uur de tijd om de survey in te vullen. De metingen gebeuren enkel op werkdagen om zo optimaal zicht te krijgen op de interactie tussen werk en gezin.

Dit onderzoek bekijkt de samenhang tussen de onafhankelijke variabele, de combinatie tussen werk en gezin, en de afhankelijke variabelen, relatiekwaliteit en welzijn. De onafhankelijke variabele bestaat uit 4 subvariabelen, nl. WFC, FWC, WFE en FWE. Alle variabelen werden gemeten aan de hand van valide schalen, die hieronder besproken worden. De dagboekstudie maakt deel uit van een meer omvattende studie naar de dynamiek tussen werk en gezin. De onderzoeker kwam samen met een medestudente tot een gezamenlijke dataset. In het kader van dit onderzoek werden de resultaten van slechts enkele vragenlijsten gebruikt.

Meetinstrumenten

Bij alle participanten wordt de hoeveelheid ervaren werkfamilieconflict of -verrijking, de relatiekwaliteit en het welzijn gemeten. Indien de onderzoekers de items vertaald hebben, is dit gebeurd aan de hand van een translation-back-translation proces. De ene onderzoeker vertaalde de items van Engels naar Nederlands, waarna de andere onderzoeker deze terug naar het Engels vertaalde. De vertalingen werden bekeken en de onderzoekers kwamen via consensus tot de uiteindelijke Nederlandstalige items.

De interactie tussen werk en gezin.

De interactie tussen werk en gezin wordt gemeten aan de hand van vier variabelen, nl. werk-familieconflict, familie-werkconflict, werk-familieverrijking en familiewerkverrijking. De schalen voor conflict en verrijking tussen gezin en werk worden beide ‘s avonds afgenomen. De participanten dienen te rapporteren over de hoeveelheid ervaren conflict of verrijking die dag. Voor de afname van deze vragenlijst wordt telkens nagegaan of de participanten gewerkt hebben, zodat zij deze vragenlijst correct kunnen invullen.

(17)

Het conflict tussen werk en gezin wordt gemeten aan de hand van een verkorte versie van een multidimensionele maat (Carlson, Kacmar, & Williams, 2000). De verkorte maat heeft een goede concurrente en predictieve validiteit. De maat is intern consistent, heeft een goede test-hertest betrouwbaarheid en is systematisch gerelateerd aan het evenwicht tussen werk en gezin en welzijnsuitkomsten (Matthews, Kath, & Barnes-Farrell, 2010). De schaal bevat 3 items die het werk-familieconflict meten én 3 items die het familie-werkconflict meten, dus beide dimensies van het conflict worden bevraagd (Matthews et al., 2010). De interne consistentie werd berekend per dag. De Chronbach’s alpha voor WFC varieert tussen .32 en .76. De interne consistentie voor deze items zijn dus eerder laag. Dit betekent dat we voorzichtig moeten zijn bij het interpreteren van de resultaten met betrekking tot WFC. Voor FWC varieert α tussen .66 en .86. De interne consistentie is twijfelachtig tot goed. De items werden vertaald door de onderzoekers. Een voorbeeld van een item dat het conflict tussen werk en gezin meet is ‘Ik moest activiteiten met mijn gezin missen door de hoeveelheid tijd die ik aan mijn werk moest besteden.’ Een item die het conflict van gezin naar werk meet is ‘Omdat ik zo gestrest ben over mijn familiale verplichtingen, vind ik het moeilijk om mij te concentreren op het werk.’ De participanten dienen de items te beantwoorden aan de hand van een 5-punt Likertschaal gaande van ‘helemaal niet akkoord’ tot ‘helemaal akkoord’. Een hoge score komt overeen met het ervaren van veel conflict tussen werk en gezin.

De verrijking tussen gezin en werk wordt gemeten aan de hand van een verkorte versie van de maat voor verrijking die oorspronkelijk uit 18 items bestaat (Carlson et al., 2006). De schaal bestaat uit 3 items voor iedere richting van de verrijking tussen werk en gezin. De 6 items hebben een equivalente betrouwbaarheid én discriminante, convergente en predictieve validiteit, als de volledige schaal (Kacmar, Crawford, Ferguson, Carlson, & Whitten, 2014). Een studie van Kacmar et al. (2014) toont aan dat de correlatie tussen de lange en korte versie van de schaal heel hoog is (r = .97) en de criteriumvaliditeit gelijkaardig is, dus er is een sterke overlap tussen beide schalen. De korte schaal heeft een acceptabele betrouwbaarheid én discriminante validiteit. De interne consistentie voor WFE varieert tussen α = .71 en α = .85, wat een acceptabele tot goede betrouwbaarheid weerspiegelt. Chronbach’s alpha voor FWE varieert tussen .62 en .83. De interne consistentie is twijfelachtig tot goed. De items werden vertaald door de onderzoekers.

(18)

Enkele voorbeelditems zijn: ‘Mijn werkt maakt me gelukkig en dat maakt van mij een beter gezinslid’ en ‘Mijn gezin helpt me om vaardigheden te verwerven en dat zorgt dat ik mijn job beter kan doen.’ De participanten dienen de items te beantwoorden aan de hand van een 5-punt Likertschaal gaande van ‘helemaal niet akkoord’ tot ‘helemaal akkoord’ (Carlson et al., 2006). Indien de participanten hoog scoren op de items, ervaren zij veel verrijking tussen gezin en werk.

Relatiekwaliteit.

De relatiekwaliteit wordt iedere avond gemeten aan de hand van de Relationship Assessment Scale (RAS). Deze vragenlijst van Hendrick (1988) bestaat uit zeven items en meet de relatietevredenheid. De items moeten beantwoord worden aan de hand van een 5punt-Likertschaal. Het vierde en zevende item worden omgekeerd gescoord. De totale score wordt bekomen door het gemiddelde van de antwoorden te berekenen. Hoe hoger deze score, hoe hoger de relatietevredenheid (Renshaw, McKnight, Caska, & Blais, 2011). De RAS heeft een goede concurrente en predictieve validiteit (Robertson, Shepherd, & Goedeke, 2014). De schaal heeft goede interne consistentie en convergente validiteit in verschillende steekproeven (Renshaw et al., 2011). De interne consistentie van de items voor relatiekwaliteit in deze steekproef varieert tussen .85 en .91. De relatiekwaliteit kan dus betrouwbaar gemeten worden aan de hand van de zeven gebruikte items. De items werden door de onderzoekers vertaald naar het Nederlands. Er wordt bijvoorbeeld gevraagd hoe goed de partner aan de noden van de participant voldoet of hoe tevreden de participant is over de relatie in het algemeen.

Welzijn.

Het welzijn van de participanten wordt elke avond gemeten aan de hand van de ‘Positive and Negative Affect Schedule (PANAS)’ schalen. PANAS is een gevalideerd en betrouwbaar instrument dat het emotioneel welzijn meet (Watson, Clark & Tellegen, 1988). PANAS is een zelfbeoordelings-instrument. Het instrument telt 20 items, waarvan 10 items positief affect (bijv. enthousiast, geïnspireerd) en 10 items negatief affect (bijv. beschaamd, bang) meten. Ieder item wordt beoordeeld op een 5-punt Likert-schaal in termen van intensiteit (Peeters, Ponds, & Vermeeren, 1996). De score per schaal varieert van 10 tot 50. Hoe hoger de score, hoe hoger het positief of negatief affect (Crawford &

(19)

Henry, 2004). De PANAS is gevalideerd in verschillende settings (Thompson, 2007). De betrouwbaarheid van de PANAS is vrij hoog met een Chronbach α boven 0.80 voor zowel positief als negatief affect (Crawford & Henry, 2004). In deze steekproef varieert de Chronbach’s Alpha voor positief affect tussen .90 en .96 en die voor negatief affect tussen .87 en .94. Zowel positief als negatief affect werden op een betrouwbare manier gemeten. In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van de Nederlandse vertaling, die voldoende psychometrische kwaliteiten bezit in vergelijking met de originele versie (Peeters et al., 1996).

Analyses

De statistische analyses werden uitgevoerd aan de hand van R studio R_3_6_1. Er werd gebruik gemaakt van experience sampling om de data te verzamelen. De dataset bevat meerdere metingen per participant. De data is dus hiërarchisch gestructureerd. De metingen per dag (level 1) zijn genest binnen het individu (level 2). Omwille van de hiërarchische structuur van de data wordt er een multilevel-analyse uitgevoerd aan de hand van het pakket ‘lmerTest’ in R (Kuznetsova, Brockhoff, Christensen, Jensen, 2020).

Om de hypotheses te testen werden verschillende modellen gecreëerd. Er werd eerst een nulmodel gecreëerd, dat alleen een intercept bevat. In een tweede model worden de predictoren geslacht en leeftijd toegevoegd. De predictoren leeftijd en geslacht worden opgenomen als controlevariabelen, omdat er in voorgaande studies een link werd aangetoond met de hoeveelheid conflict en verrijking (Eby et al., 2005; Michel et al., 2011; Asiedu et al., 2018; Moreira, Fonseca, Caiado, & Canavarro, 2019). In het laatste model worden de predictoren WFC, FWC, WFE en FWE toegevoegd. Op basis van de modellen wordt nagegaan welke predictoren een significante voorspeller zijn voor de afhankelijke variabelen. In de analyse werd een onderscheid gemaakt tussen de effecten op level 1 en level 2. De variabelen werden gecentreerd rond de persoon om het pure level 1 effect te bekomen. Er werd een gemiddelde berekend over de dagen heen van iedere variabele op level 1. Dit gemiddelde wordt afgetrokken van de dagelijkse waarde om de gecentreerde waarde van de variabele te bekomen. De gecentreerde waarde wordt opgenomen in de multilevelanalyse om het level 1 effect te bekomen. Het pure level 1 effect is het verband tussen de predictor en uitkomstvariabele op dagelijks niveau. Het level 2 effect is het effect van het individu op zijn of haar dagelijkse score. De gemiddelde

(20)

waarde van een individu op een bepaalde predictor is bepalend voor de waarde van de uitkomstvariabele. Om dit effect te bekomen wordt het gemiddelde van de predictor opgenomen in de multilevelanalyse.

Resultaten Beschrijvende statistieken

De beschrijvende statistieken van de onderzoeksvariabelen werden berekend aan de hand van SPSS Statistics 26. In tabel 2 worden de gemiddeldes, standaarddeviaties en interne consistentie weergegeven. De waarde voor Chronbach’s alpha die in de tabel vermeld staat, werd berekend door het gemiddelde van de interne consistentie te nemen over de dagen heen. In tabel 2 worden ook de correlaties tussen de onderzoeksvariabelen weergegeven. De waarde die in de tabel weergegeven staat is de Pearson correlatie-coëfficiënt. Uit die tabel kunnen we afleiden dat er een significant positieve correlatie is tussen WFC en FWC. WFC vertoont een negatieve samenhang met positief affect en een positieve samenhang met negatief affect. FWC vertoont een positieve samenhang met negatief affect. WFE en FWE zijn positief gecorreleerd. WFE vertoont een positieve samenhang met positief affect en een negatieve samenhang met negatief affect. FWE hangt positief samen met relatiekwaliteit en positief affect. Daarnaast vertoont FWE een negatieve samenhang met negatief affect. Positief en negatief affect zijn negatief gecorreleerd. Alle vernoemde correlaties zijn significant op het 99% significantieniveau, behalve de correlatie tussen FWE en negatief affect. Deze negatieve correlatie is significant op het 95% significantieniveau. De correlaties tussen relatiekwaliteit en affect zijn niet significant. De onderzoeksvariabelen, welzijn en relatiekwaliteit, zijn dus onderling niet gecorreleerd.

(21)

Tabel 2

Gemiddeldes, standaarddeviaties, interne consistentie en correlaties van de onderzoeksvariabelen

N M SD α WFC FWC WFE FWE RAS PosAff NegAff WFC 645 7.03 2.37 .55 FWC 645 5.85 2.08 .76 .24** WFE 645 10.86 2.15 .80 -.04 .07 FWE 645 11.03 2.04 .74 .00 -.06 .33** RAS 643 4.33 .63 .88 -.01 -.08 .03 .12** PosAff 736 34.23 7.59 .93 -.14** -.07 .22** .16** .05 NegAff 736 18.18 7.76 .92 .16** .14** -.11** -.10* -.07 -.34**

Notitie. N= aantal metingen; M= gemiddelde; SD= standaarddeviatie; α = Crohnbach’s alpha. De waarden in het tweede deel van de

tabel geven de Pearson-correlatiecoëfficiënt tussen de beide variabelen weer. * p < 0.05. ** p < 0.01. WFC = werk-familieconflict; FWC= familie-werkconflict, WFE= werk-familieverrijking, FWE= familie-werkverrijking, RAS= relatiekwaliteit, PosAff = positief affect, NegAff= negatief affect. Het aantal observaties waarop de berekening van de correlatie rust is verschillend. Dit is het gevolg van verschillende meetmomenten. De correlaties tussen de werk-familievariabelen (WFC, FWC, WFE en FWE) worden berekend op basis van 645 observaties. De correlaties tussen familievariabelen en RAS worden berekend op basis van 558 observaties. De correlaties tussen werk-familievariabelen en PosAff en NegAff worden berekend op basis van 645 observaties. De correlaties tussen affect en RAS worden berekend op basis van 643 observaties. De correlaties tussen de affecten onderling worden berekend op basis van 736 observaties.

(22)

Hypothesen

De hypothesen over relatiekwaliteit werden nagegaan door verschillende modellen op te stellen, namelijk een nulmodel, een model met controlevariabelen en een model met de controlevariabelen en de predictoren WFC, FWC, WFE en FWE. Een overzicht van de analyses is te vinden in tabel 3. Uit de analyse bleek dat FWE de enige significante predictor is voor het voorspellen van relatiekwaliteit. Familie-werkverrijking is een significant predictor op zowel dagelijks als individueel niveau. De gemiddelde familie-werkverrijking van een individu (B=0.21, p < 0.001) is een voorspeller voor de relatiekwaliteit van het individu, maar ook de dagelijkse familie-werkverrijking (B=0.02,

p= 0.015) is een significant voorspeller voor de relatiekwaliteit. De formule voor het

multilevel model is 𝑅𝐴𝑆𝑖𝑗 = 3,14 + 0,02(𝐹𝑊𝐸𝑖𝑗 − 𝐹𝑊𝐸̅̅̅̅̅̅̅𝑗) + 0,21𝐹𝑊𝐸̅̅̅̅̅̅̅ + 𝑒𝑗 𝑖𝑗. De

relatiekwaliteit van persoon j op moment i wordt voorspeld door de gemiddelde familiewerkverrijking van persoon j en de dagelijkse familiewerkverrijking. Het onderzoek biedt evidentie voor hypothese 6. Er is een positieve samenhang tussen relatiekwaliteit en de hoeveelheid dagelijkse verrijking tussen familie en werk.

(23)

Tabel 3

Multilevel schattingen voor het verband tussen de werkgezinsgerelateerde uitkomsten met relatiekwaliteit

Variabele Nulmodel Model met controlevariabelen

Model met controlevariabelen en predictoren B SE t B SE t B SE t Intercept 4.26 .06 68.87*** 4.73 .40 11.98*** 3.14 .64 4.90*** Leeftijd -.01 .01 -1.85 -.11 .13 -.87 Geslacht -.04 .15 -.27 .00 .00 -.85 Dagelijks werk-familieconflict .00 .00 .02 Gemiddelde werk-familieconflict -.05 .03 -1.93 Dagelijks familie-werkconflict -.02 .01 -1.57 Gemiddelde familie-werkconflict .01 .03 .35 Dagelijkse werk-familieverrijking .00 .01 -.10 Gemiddeld werk-familieverrijking -.05 .04 -1.15 Dagelijkse familie-werkverrijking .02 .01 2.45* Gemiddelde familie-werkverrijking .21 .04 4.92*** -2 X LL -145.12 -143.40 -139.5 Level 1 intercept variantie (SE) .05 (.23) .05 (.23) .06 (0.24) Level 2 intercept variantie (SE) .37 (.61) .36 (.60) 0.24 (0.49)

(24)

Notitie. * p < .05. ** p < .01. *** p <.001. N= 558. B = schatting van de multilevelpredictoren; SE= standaardfout; t= t-waarde. LL =

log likelihood. De variabelen leeftijd en geslacht bevinden zich op level 2. Deze predictoren blijven ongewijzigd. Dagelijkse voor een variabele staat voor het effect van die variabele op level 1, dus het effect van de dagelijkse meting. Dit komt overeen met de gecentreerde score van het individu. Gemiddelde voor een variabele staat voor level 2, dus het effect van het individu op zijn of haar dagelijkse score. Dit komt overeen met de gemiddelde score van het individu over de verschillende dagen heen.

(25)

De hypothesen over welzijn werden op dezelfde manier nagegaan als bij relatiekwaliteit. De modellen werden afzonderlijk opgesteld voor positief en negatief affect. Positief affect wordt door verschillende predictoren significant voorspeld. Een overzicht van de analyses is te vinden in tabel 4. De controlevariabele leeftijd (B= .15, p < .001) is een significante voorspeller van de mate van positief affect. Hoe hoger de leeftijd van de participant, hoe groter de mate van positief affect. De predictoren WFC, WFE en FWE zijn significante voorspellers van de hoeveelheid ervaren positief affect. De modelvergelijking voor positief affect is 𝑃𝑜𝑠𝐴𝑓𝑓𝑖𝑗 = 24,09 + 0,15𝑎𝑔𝑒𝑗 − 0,43(𝑊𝐹𝐶𝑖𝑗 − 𝑊𝐹𝐶̅̅̅̅̅̅̅𝑗) − 0,58𝑊𝐹𝐶̅̅̅̅̅̅̅ + 0,66(𝑊𝐹𝐸𝑗 𝑖𝑗 − 𝑊𝐹𝐸̅̅̅̅̅̅̅𝑗) + 0,76𝑊𝐹𝐸̅̅̅̅̅̅̅ +𝑗

0,37(𝐹𝑊𝐸𝑖𝑗− 𝐹𝑊𝐸̅̅̅̅̅̅̅𝑗)+ 𝑒𝑖𝑗. Het positief affect van persoon j op moment i wordt

voorspeld door de leeftijd van het individu, het gemiddelde én dagelijkse werk-familieconflict, de gemiddelde en dagelijkse werk-familieverrijking én de dagelijkse familie-werkverrijking. De predictor familie-werkverrijking is enkel significant op level 1. De dagelijkse familie-werkverrijking heeft een invloed op de hoeveelheid positief affect, terwijl de gemiddelde familie-werkverrijking geen significante invloed heeft op positief affect.

(26)

Tabel 4

Multilevel schattingen voor het verband tussen de werkgezinsgerelateerde uitkomsten met positief affect

Variabele Nulmodel Model met controlevariabelen

Model met controlevariabelen en predictoren B SE t B SE t B SE t Intercept 33.94 0.56 60.47*** 30.99 3.26 9.52*** 24.09 5.92 4.07*** Leeftijd .15 .05 3.20** .15 .04 3.61*** Geslacht -1.56 1.29 -1.21 -1.75 1.20 -1.45 Dagelijks werk-familieconflict -.43 .15 -2.91** Gemiddelde werk-familieconflict -.58 .28 -2.06* Dagelijks familie-werkconflict -.20 .18 -1.09 Gemiddelde familie-werkconflict -.14 .32 -.45 Dagelijkse werk-familieverrijking .66 .16 4.16*** Gemiddeld werk-familieverrijking .76 .38 2.00* Dagelijkse familie-werkverrijking .37 .17 2.23* Gemiddelde familie-werkverrijking .35 .40 .87 -2 X LL -2335.3 -2328.5 -2008.9 Level 1 intercept variantie (SE) 24.12 (4.91) 24.13 (4.91) 21.80 (4.67) Level 2 intercept variantie (SE) 30.67 (5.54) 26.60 (5.16) 21.21 (4.61)

(27)

Notitie. * p < .05. ** p < .01. *** p <.001. N= 645. B = schatting van de multilevelpredictoren; SE= standaardfout; t= t-waarde. LL =

log likelihood. De variabelen leeftijd en geslacht bevinden zich op level 2. Deze predictoren blijven ongewijzigd. Dagelijkse voor een variabele staat voor het effect van die variabele op level 1, dus het effect van de dagelijkse meting. Dit komt overeen met de gecentreerde score van het individu. Gemiddelde voor een variabele staat voor level 2, dus het effect van het individu op zijn of haar dagelijkse score. Dit komt overeen met de gemiddelde score van het individu over de verschillende dagen heen.

(28)

Negatief affect wordt significant voorspeld door controlevariabele leeftijd (B= -.12, p= .008). Hoe ouder de participant, hoe lager het negatief affect van deze participant. Daarnaast wordt negatief affect voorspeld door de predictoren WFC, FWC en WFE. Het dagelijkse werk-familieconflict (B= .39, p= .004) en het gemiddelde conflict (B=1.19, p < .001) zijn beide positieve voorspellers voor de mate van negatief affect, net als het dagelijkse (B= . 44, p= .008) en gemiddelde familie-werkconflict (B=.71, p= .030). Hoe meer conflict er optreedt tussen werk en gezin, hoe hoger het negatief affect van de participant. De dagelijkse (B= -. 31, p= .030) en gemiddelde (B= -1.21, p= .002) werk-familieverrijking zijn negatieve voorspellers van negatief affect. Hoe meer verrijking optreedt, zowel op individueel als dagelijks niveau, hoe minder negatief affect de persoon ervaart. De modelvergelijking die hierbij hoort, is de volgende: 𝑁𝑒𝑔𝐴𝑓𝑓 = 13,34 + 𝑎𝑔𝑒𝑗+ 0,39(𝑊𝐹𝐶𝑖𝑗 − 𝑊𝐹𝐶̅̅̅̅̅̅̅𝑗) + 1,19𝑊𝐹𝐶̅̅̅̅̅̅̅ + 0,44(𝐹𝑊𝐶𝑗 𝑖𝑗− 𝐹𝑊𝐶̅̅̅̅̅̅̅𝑗) − 0,71𝐹𝑊𝐶̅̅̅̅̅̅̅ −𝑗 0,31(𝑊𝐹𝐸𝑖𝑗− 𝑊𝐹𝐸̅̅̅̅̅̅̅𝑗) − 1,21𝑊𝐹𝐸̅̅̅̅̅̅̅ + 𝑒𝑗 𝑖𝑗. Een overzicht van de analyse is te vinden in tabel 5.

(29)

Tabel 5

Multilevel schattingen voor het verband tussen de werkgezinsgerelateerde uitkomsten met negatief affect

Variabele Nulmodel Model met controlevariabelen

Model met controlevariabelen en predictoren B SE t B SE t B SE t Intercept 18.78*** .65 28.77 18.87*** 3.84 4.91 14.34 6.07 2.36* Leeftijd -.13* .05 -2.43 -.12 .04 -2.72** Geslacht 2.82 1.52 1.86 2.20 1.24 1.78 Dagelijks werk-familieconflict .39 .13 2.92** Gemiddelde werk-familieconflict 1.19 .29 4.15*** Dagelijks familie-werkconflict .44 .17 2.66** Gemiddelde familie-werkconflict .71 .32 2.19* Dagelijkse werk-familieverrijking -.31 .14 -2.18* Gemiddeld werk-familieverrijking -1.21 .39 -3.11** Dagelijkse familie-werkverrijking -.20 .15 -1.34 Gemiddelde familie-werkverrijking .48 .41 1.17 -2 X LL -2276.6 -2270.7 -1958.9 Level 1 intercept variantie 18.91 (4.35) 18.91 (4.35) 17.88 (4.23) Level 2 intercept variantie 44.29 (6.66) 39.61 (6.29) 23.41 (4.84)

(30)

Notitie. * p < .05. ** p < .01. *** p <.001. N= 645. B = schatting van de multilevelpredictoren; SE= standaardfout; t= t-waarde. LL =

log likelihood. De variabelen leeftijd en geslacht bevinden zich op level 2. Deze predictoren blijven ongewijzigd. Dagelijkse voor een variabele staat voor het effect van die variabele op level 1, dus het effect van de dagelijkse meting. Dit komt overeen met de gecentreerde score van het individu. Gemiddelde voor een variabele staat voor level 2, dus het effect van het individu op zijn of haar dagelijkse score. Dit komt overeen met de gemiddelde score van het individu over de verschillende dagen heen.

(31)

Welzijn wordt in dit onderzoek gedefinieerd als een hoge mate van positief affect en een lage mate van negatief affect (DeNeve, Cooper, 1998; Naragon & Watson, 2009). Op die manier bieden de resultaten van de multilevel-analyses evidentie voor hypothese 3, 4, 7 en 8. Werk-familieconflict vertoont een negatieve samenhang met positief affect en een positieve samenhang met negatief affect. Als de mate van werk-familieconflict toeneemt, zal het welzijn lager zijn. Het familie-werkconflict hangt enkel samen met negatief affect. Hoe meer FWC, hoe hoger het negatief affect en dus hoe lager het welzijn. De verrijking tussen werk en gezin, in beide richtingen, hangt positief samen met positief affect. Meer verrijking is gelinkt met een hogere mate van positief affect én dus een hoger welzijn. De werk-familieverrijking vertoont een negatieve samenhang met negatief affect. Indien er meer verrijking optreedt tussen werk en familie zal er minder negatief affect zijn én dus een hoger welzijn.

Discussie Sterktes van het Onderzoek

Het onderzoek liet een brede range aan participanten toe, waardoor de steekproef heel divers is. In eerder onderzoek ontbreekt die diversiteit vaak (Greenhaus & Parasuraman, 1999; Casper, Eby, Bordeaux, Lockwood, & Lambert, 2007; DiRenzo, Greenhaus, & Weer, 2015). Er zijn in dit onderzoek geen beperkingen gesteld naargelang de job, de leeftijdscategorie, gezinssamenstelling, .. In eerdere onderzoeken werd de steekproef gespecifieerd tot academici, vrouwen, verplegend personeel, managers, .. (Casper et al., 2007; Tsionou, & Konstantopoulos, 2014; Asiedu et al., 2018). De diversiteit van de steekproef zorgt dat de steekproef een betere weerspiegeling is van de algemene populatie. Dit zorgt ervoor dat de verbanden te generaliseren zijn naar de populatie (Tiokhin, Hackman, Munira, Jesmin, & Hruschka, 2019).

De meeste onderzoeken naar de interactie tussen werk en gezin zijn cross-sectioneel (Mauno, 2010; Allen et al.,2019). Dit is een beperking, aangezien tijd een belangrijke rol speelt in het onderzoek naar de interactie. Werkfamilieconflict en -verrijking zijn dynamische ervaringen die in verschillende mate voorkomen doorheen de tijd (Allen et al., 2019). Allen et al. zetten dit punt op de agenda en maakten een overzicht van designs die wel rekening houden met de tijd. Eén van die designs, namelijk experience sampling, wordt in dit onderzoek gehanteerd.

(32)

Er zijn verschillende voordelen verbonden aan de gehanteerde methode. Het experience sampling design levert inzicht in hoe dynamische veranderingen uitkomsten beïnvloeden, verhoogt de ecologische validiteit, maakt het mogelijk om zowel binnen- als tussen-personen processen te bekijken en reduceert de retrospectieve herinneringsbias (Scollon, Kim-Prieto, & Diener, 2003; Uy et al., 2010; Verhagen, Hasmi, Drukker, van Os, Delespaul, 2016). De methode levert een rijke dataset op (Verhagen et al., 2016). De gehanteerde methode is duidelijk een sterkte in dit onderzoek.

Beperkingen van het Onderzoek

Een eerste beperking is de omstandigheden waarin het onderzoek plaatsvond. De pandemie Covid-19 heeft mogelijks een invloed op de resultaten van de studie. Het onderzoek gaat over de combinatie tussen werk en gezin. De coronacrisis heeft waarschijnlijk een invloed op beide elementen. Er zijn verschillende mogelijke werkscenario’s: mensen die van thuis uit werken, mensen die economisch werkloos zijn doordat bedrijven verplicht moeten sluiten, mensen in de zorgsector die overuren moeten maken, .. Het virus heeft dus mogelijks een impact op de werkomstandigheden van de participanten. Daarnaast heeft het virus ook mogelijks een impact op het gezinsleven, bijv. kinderen die voortdurend thuis zijn, ouders die moeten helpen bij huiswerk, partners die plots 24/24 bij elkaar zijn, ...

Een beperking die daarbij aansluit is dat het onderzoek in twee waves is verlopen. Er werd niet gecontroleerd voor andere omstandigheden in beide waves. De maatregelen omwille van de Corona-crisis zijn gewijzigd binnen de periode van het onderzoek, bijv. geen contact naar contact met maximaal vier personen. De gewijzigde maatregelen hebben mogelijks effect op het gemoed van participanten en de ervaring van de interactie tussen werk en gezin.

Een derde beperking is de hoge werklast die gepaard ging met de studie. De burden voor participanten is vaak hoog bij een experience sampling studie. Het invullen van de vragenlijsten vraagt veel tijd en energie (Verhagen et al., 2016; Kahneman, Krueger, Schkade, Schwarz, & Stones, 2019). De participanten dienden tien dagen lang tweemaal een vragenlijst in te vullen die ongeveer een kwartier in beslag nam. Verschillende participanten gaven aan dat dit veel van hen vroeg en sommige beslisten om hun deelname stop te zetten. Dit is mogelijk de oorzaak van de lage responsrate van

(33)

de studie. De response rate varieert 84,8% naar 47,2% voor de ochtendsurvey en van 80,8% naar 49,6% voor de avondsurvey. De lage response rate, voornamelijk bij de latere surveys, zorgt voor heel wat missing data. We dienen dus voorzichtig te zijn bij het interpreteren van de verbanden.

Een vierde beperking is dat het onderzoek op kwantitatieve data steunt, zoals de meeste studies naar de combinatie tussen werk en gezin (Casper et al., 2007; Beigi & Shirmohammadi, 2017). De scores voor de hoeveelheid ervaren conflict of verrijking weerspiegelen niet waarom die score op een welbepaalde dag hoger of lager is. Er is geen kwalitatieve data voorhanden die een stijging of dalen in hoeveelheid conflict of verrijking kan verklaren. De participanten kregen de mogelijkheid om opmerkingen te formuleren, maar weinig participanten maakten hiervan gebruik. Een ESM design levert weinig informatie over korte of ongewone gebeurtenissen (Kahneman et al., 2019).

Daarnaast worden verschillende relevante variabelen niet in acht genomen. Er wordt niet nagegaan van welke ondersteunende maatregelen de participanten eventueel gebruik maken, bijv. ouderschapsverlof, flextime, halftijds werken, .. Deze maatregelen kunnen mogelijks zorgen dat het conflict hanteerbaar is voor deze persoon (Beigi, Shirmohammadi, & Stewart, 2013). In vervolgonderzoek is het aangewezen om hiervoor te controleren. Er wordt geen informatie gevraagd over de partner. De partner kan een grote invloed hebben op de hoeveelheid conflict of verrijking die wordt ervaren. Het is mogelijk dat een partner het huishouden op zich neemt of net heel veel werkt en geen bijdrage levert aan het huishouden. Er wordt ook geen rekening gehouden met ruimer netwerk, die eventueel instaat voor de zorg van de kinderen wanneer de participant aan het werk is. Daarnaast worden enkel hulpbehoevenden meegenomen in de gezinsstructuur. Hulpbehoevenden worden gedefinieerd als inwonende ouderen of kinderen jonger dan 12 jaar. Een adolescente dochter of zoon kan echter ook een belangrijke invloed hebben op hoe het gezin wordt ervaren. Uit onderzoek blijkt ook dat het zorgen voor ouderen een negatievere invloed heeft dan kinderen (Kossek, Colquit, & Noe, 2001). Het kan dus voor vervolgonderzoek relevant zijn om de gezinsstructuur meer gedetailleerd te bevragen.

Een volgende beperking is te wijten aan de steekproef. De steekproef bestaat voornamelijk uit vrouwen. Dit zorgt ervoor dat de resultaten mogelijks niet te generaliseren zijn naar de volledige Belgische bevolking (Williams et al., 2006). Uit

(34)

eerder onderzoek bleek dat de samenstelling van de steekproef een invloed kan hebben op de gevonden verbanden (McNall et al., 2010; Zhang et al., 2017). Zo vonden Zhang et al. (2017) in hun meta-analyse dat de verbanden tussen werk-familieverrijking en hun gevolgen sterker zijn wanneer er weinig mannen in de steekproef zitten of bij een jongere steekproef. Het is dus belangrijk om de samenstelling van de steekproef mee te nemen in de bespreking van de resultaten.

Een andere beperking is de interne consistentie van de maten voor de combinatie tussen werk en gezin. De interne consistentie van WFC is eerder laag. Chronbach’s alpha bereikt maar bij 3 metingen de drempel van .70. De interne consistentie van FWC en FWE is twijfelachtig. Op sommige dagen is de interne consistentie lager dan .70. We dienen dus voorzichtig te zijn bij het trekken van besluiten.

Een voorlaatste beperking is het gebruik van vragenlijsten. De verzamelde data zijn louter het gevolg van zelfrapportage. Dit kan mogelijks leiden tot vertekening van de resultaten (Pouwer, van der Ploeg, & Bramsen, 1998). Er zijn geen andere bronnen van informatie, zoals informatie van een partner of werkgever, om te corrigeren voor eventuele bias. Bij zelfrapportage is het mogelijk dat er sociale wenselijkheid optreedt. Men gaat onbewust een positiever beeld van zichzelf schetsen (Pouwer et al., 1998). Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat een respondent zijn relatie positiever beoordeeld dan deze werkelijk is of minder klachten op het werk aangeeft dan er aanwezig zijn. Een andere mogelijkheid is dat er een herinneringsbias meespeelt (Pouwer et al. 1998). In deze studie wordt de bias geminimaliseerd doordat er gebruik wordt gemaakt van experience sampling. De participanten dienen iedere dag de vragenlijst in te vullen, waardoor de mogelijkheid op een herinneringsbias kleiner wordt (Scollon et al., 2003). Daarnaast is het belangrijk om eenvoudige taal te hanteren in de vragenlijsten (Pouwer et al.,1998), zodat de items niet misverstaan kunnen worden. Verschillende participanten gaven aan dat het niet altijd eenvoudig was om de gebruikte woorden te begrijpen. Enkele voorbeelden die zij aanhaalden zijn verwerpelijk, intentioneel, .. In vervolgonderzoek kan het dus relevant zijn om een piloottest te doen in een diverse steekproef, zodat eventuele onduidelijkheden voor de start van de uiteindelijke studie aangepast kunnen worden.

Een laatste beperking van het onderzoek, is dat de studie enkel plaatsvond in België. Individuen over de hele wereld kunnen problemen hebben met het tegemoetkomen aan zowel de professionele als familiale vereisten. De context

(35)

waarbinnen die moeilijkheden plaatsvinden, kunnen echter variëren per land (Trefalt, Drnovšek, Svetina-Nabergoj, & Adlešič, 2013). De verwachtingen over de ondersteunings- en gezinsvriendelijke maatregelen worden beïnvloed door hun cultuur (Beigi & Shirmohammadi, 2017). De bevindingen kunnen dus niet zomaar gegeneraliseerd worden naar andere landen of culturen. De wetten en mandaten die zaken als ouderschapsverlof, kinderopvang, parttime werken,.. ondersteunen, verschillen per land (Greenhaus & Powell, 2017). Uit een onderzoek van Allen, French, Dumani en Shockley (2015) blijkt dat FWC hoger is in meer collectivistische culturen en in landen met een grote economische kloof tussen vrouw en man. Deze verschillen kunnen een rol spelen in het al dan niet ervaren van een werkconflict. De culturele en maatschappelijke variabelen mogen dus zeker niet uit het oog verloren worden in een onderzoek naar de interactie tussen werk en gezin.

Onderzoek in de Toekomst

De beperkingen van deze studie geven aanknopingspunten voor toekomstig onderzoek. Een eerste aanbeveling is om de omstandigheden voor alle participanten zo gelijk mogelijk te maken. Het is beter om alle participanten op hetzelfde tijdstip met de studie te laten starten, zodat er minder invloed mogelijk is van externe, tijdsgerelateerde variabelen. Een tweede aanbeveling is om een grote en diverse steekproef te verzamelen. In tijdsintensieve studies is het belangrijk om een groot aantal participanten te hebben om te controleren voor de hoge drop-out. Indien participanten met de studie stoppen, kunnen er op die manier nog steeds valide besluiten getrokken worden. Daarnaast is het belangrijk om een diverse steekproef te hebben, zodat de bekomen resultaten te veralgemenen zijn naar de populatie. Een vierde aanbeveling is om nog meer voorspellende variabelen, zoals bijvoorbeeld de rol van partner en uitgebreid netwerk, gezinsstructuur, .. in kaart te brengen. In onderzoek dient men na te gaan wat de invloed van deze variabelen is, zodat men gepaste oplossingen kan voorstellen. Een vijfde aanbeveling is om ook kwalitatieve data op te nemen in de studie, zodat er meer inhoud kan gegeven worden aan een stijging of daling in conflict en/of verrijking. Een voorlaatste aanbeveling is om een piloottest te doen van de studie in een diverse steekproef, zodat eventueel moeilijkheden of onduidelijkheden voor aanvang van de uiteindelijke studie uitgezuiverd kunnen worden.

(36)

Een laatste aanbeveling is om het culturele meer in rekening te brengen bij het voeren van onderzoek naar de interactie tussen werk en gezin. Aangezien de interactie onderdeel is van een grotere sociale context, zoals bijvoorbeeld genderrollen, politiek, economische stabiliteit, culturele waarden, .. is het belangrijk om onderzoek te voeren naar de dynamiek binnen verschillende landen en culturen (Ollier-Malaterre, 2016; Shockley, Douek, Smith, Dumani, & French, 2017).

Conclusie

In deze thesis werd nagegaan of de combinatie tussen werk en gezin samenhangt met welzijn en relatiekwaliteit. Uit de multilevel-analyses bleek dat er een positieve samenhang is tussen familie-werkverrijking en relatiekwaliteit. Daarnaast is er een positieve samenhang tussen welzijn en verrijking, zowel werk-familie als familie-werkverrijking. In het onderzoek werd ook evidentie gevonden voor een negatieve samenhang tussen werk-familieconflict, in beide richtingen, en welzijn. De resultaten dienen echter met voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden. De steekproef bestond voornamelijk uit vrouwen en de huidige pandemie, Covid-19, heeft mogelijks een invloed op de resultaten.. Daarnaast is er een grote drop-out, omwille het feit dat het onderzoek tijdsintensief was. In toekomstig onderzoek is het dus belangrijk om rekening te houden met hoe tijdintensief het onderzoek is.

(37)

Referenties

Allen, T. D. (2012). The work-family interface. In S. W. J. Kozlowski (Red.). The Oxford

handbook of organizational psychology (pp. 1163–1198). New York, VS: Oxford

University Press.

Allen, T. D., French, K. A., Braun, M. T., & Fletcher, K. (2019). The passage of time in work-family research: Toward a more dynamic perspective. Journal of Vocational

Behavior, 110, 245–257. doi: 10.1016/j.jvb.2018.11.013

Allen, T. D., French, K. A., Dumani, S., & Shockley, K. M. (2015). Meta-analysis of work–family conflict mean differences: Does national context matter? Journal of

Vocational Behavior, 90, 90–100. doi: 10.1016/j.jvb.2015.07.006

Allen, T. D., Herst, D. E., Bruck, C. S., & Sutton, M. (2000). Consequences associated with work-to-family conflict: A review and agenda for future research. Journal of

Occupational Health Psychology, 5(2), 278–308. doi:

10.1037/1076-8998.5.2.278

Amstad, F. T., Meier, L. L., Fasel, U., Elfering, A., & Semmer, N. K. (2011). A meta-analysis of work–family conflict and various outcomes with a special emphasis on cross-domain versus matching-domain relations. Journal of Occupational

Health Psychology, 16(2), 151–169. doi:10.1037/a0022170.

Aryee, S., Srinivas, E., & Tan, H. (2005). Rhythms of life: Antecedents and outcomes of work-family balance in employed parents. Journal of Applied Psychology, 90, 132–146. https://doi.org/10.1037/0021-9010.90.1.132.

Asiedu, E. E. A., Annor, F., Amponsah-Tawiah, K., & Dartey-Baah, K. (2018). Juggling family and professional caring: Role demands, work-family conflict and burnout among registered nurses in Ghana. Nursing Open, 5(4), 611–620. doi: 10.1002/nop2.178

Beigi, M., & Shirmohammadi, M. (2017). Qualitative Research on Work-Family in the Management Field : A Review. Applied Psychology, 66(3), 382- 433, doi : 10.1111/apps.12093

Burke, R. J., & Greenglass, E. R. (1999). Work–family conflict, spouse support, and nursing staff well-being during organizational restructuring. Journal of

Occupational Health Psychology, 4(4), 327–336. doi:

(38)

Butler, A., Grzywacz, J., Bass, B., & Linney, K. (2005). Extending the demands-control model: A daily diary study of job characteristics, family conflict and work-family facilitation. Journal of Occupational and Organizational Psychology,

78(2), 155–169. doi: 10.1348/096317905x40097

Butler, A., Song, Z., & Ilies, R. (2013). Experience sampling methods for work-family research: A review and research agenda. In J. G. Grzywacz, & E. Demerouti (Reds.). New frontiers in work and family research. Hove, UK: Psychology Press Byron, K. (2005). A meta-analytic review of work–family conflict and its antecedents.

Journal of Vocational Behavior, 67(2), 169-198. doi:10.1016/j.jvb.2004.08.009.

Carlson, D. S., Kacmar, K. M., & Williams, L. J. (2000). Multidimensional Measure of Work-Family Conflict. PsycTESTS Dataset. doi: 10.1037/t12005-000

Carlson, D. S., Kacmar, K. M., Wayne, J. H., & Grzywacz, J. G. (2006). Measuring the positive side of the work–family interface: Development and validation of a work–family enrichment scale. Journal of Vocational Behavior, 68, 131–164. doi:10.1016/j.jvb.2005.02.002

Casper, W. J., Eby, L. T., Bordeaux, C., Lockwood, A., & Lambert, D. (2007). A review of research methods in IO/OB work-family research. Journal of Applied

Psychology, 92, 28-43. doi: A review of research methods in IO/OB work-family

research

Chang, X., Zhou, Y., Wang, C., & Heredero, C. D. P. (2017). How do work-family balance practices affect work-family conflict? The differential roles of work stress. Frontiers of Business Research in China, 11(1). doi: 10.1186/s11782-017-0008-4

Chen, Z., & Powell, G. N. (2012). No pain, no gain? A resource-based model of work-to-family enrichment and conflict. Journal of Vocational Behavior, 81, 89–98. doi:10.1016/j.jvb.2012.05.003.

Choi, H. J., & Kim, Y. T. (2012). Work‐family conflict, work‐family facilitation, and job outcomes in the Korean hotel industry. International Journal of Contemporary

Hospitality Management, 24(7), 1011–1028. doi: 10.1108/09596111211258892

Clays, E., Kittel, F., Godin, I., Bacquer, D. D., & Backer, G. D. (2009). Measures of Work-Family Conflict Predict Sickness Absence From Work. Journal of

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hoewel de woordvoerder het wetsvoor­ stel steunt, vroeg hij zich hardop af, of het niet beter zou zijn om in de nabije toekomst de OV-jaarkaart voor studen­ ten af

In plaats van haar als hoofdoorzaak te karakteriseren, komt zij bescheiden tussen de andere factoren terecht 36 en wordt als een mogelijk remmende factor getypeerd.s' Zou men

Despite promising short-term effects on body weight and QoL, we were unable to detect effects of a lifestyle intervention on levels of perceived stress, mood

The trigger or Technical Working Group brings togeth- er members of national government agencies respon- sible for hazard forecasting, emergency preparedness, and response, as well

Using examples and calculations on the Wikipedia graphs for nine different languages, we show why these rank correlation measures are more suited for measuring degree assortativity

De hoofdvraag van het onderzoek luidt: “Hoe kan de theorie van Foucault over disciplinering en waarheidsmacht bruikbaar gemaakt worden voor het bevorderen van sociale

Naast deze mediërende rol in de relatie tussen steun van de baas en werk-privé balans, toonde de studie ten slotte ook aan dat zowel interne als externe copingsstrategieën

The Irish in America faced many obstacles as they attempted to make new lives in the aftermath of the tragedy that forced many to leave Ireland. Not only were they already