• No results found

Archeologisch onderzoek van de Solidum Terra-site (Ieper). Zevenhonderd jaar wonen en werken.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Archeologisch onderzoek van de Solidum Terra-site (Ieper). Zevenhonderd jaar wonen en werken."

Copied!
244
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Archeologisch onderzoek van de Solidum

Terra-site (Ieper):

Zevenhonderd jaar wonen en werken

Auteurs: J. De Gryse T. Boncquet P. Pype

(2)

Colofon

Ruben Willaert bvba

Auteurs: J. De Gryse, T. Boncquet & P. Pype Foto‟s, tekeningen en plannen: Ruben Willaert bvba In opdracht van: Solidum Terra nv

© Ruben Willaert bvba, Sijsele, december 2011

Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of welke wijze dan ook zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van Ruben Willaert bvba.

Ruben Willaert bvba aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

(3)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 7

1.1. Algemeen ... 7

1.2. Archeologisch vooronderzoek ... 9

1.3. Doel van het onderzoek en onderzoeksvragen ...10

1.4. Opzet van het rapport ...11

2. Methoden ...12 2.1. Opgravingsmethodologie algemeen ...12 2.2. Zone 1 ...14 2.2.1. Algemeen ...14 2.2.2. Zone 1A ...17 2.2.3. Zone 1B ...19 2.2.4. Zone 1C ...21 2.2.5. Zone 1D ...23 2.2.6. Zone 1E ...24 2.2.7. Zone 1F ...24 2.2.8. Zone 1G ...24 2.3. Zone 2 ...25 2.3.1. Algemeen ...25 2.3.2. Zone 2-Fase 1 ...26 2.3.3. Zone 2-Fase 2 ...29

2.3.4. Zone 2- werfbegeleiding (zone 2F) ...36

2.4. Verwerking ...36

3. Beknopt cartografisch onderzoek ...38

3.1. Guillaume du Tielt (1610) ...38 3.2. Thévelin-Destrée (1564) ...40 3.3. Braun en Hogenburg (1575) ...42 3.4. Ludovico Guicciardini (1612) ...43 3.5. Sanderus (1641) ...44 3.6. Anonieme kopergravure (1659) ...46 3.7. De Wit (1690) ...46

3.8. De Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik (1771-1778) ...47 3.9. Popp (ca. 1850) ...48 4. Sporen en structuren ...50 4.1. Zone 1 ...50 4.1.1. Oorspronkelijke microtopografie ...51 4.1.2. Gracht ...52 4.1.3. Kuilen ...60 4.1.4.Tonstructuren ...65 4.1.5. Bakstenen structuren ...80 4.1.5.1. Bakstenen muren/poeren ...81

(4)

4.1.5.3. Ovenrestanten ...97 4.1.5.4. Vloerrestanten ... 117 4.1.6. Varia ... 129 4.2. Zone 2 ... 132 4.2.1. Oorspronkelijke microtopografie ... 133 4.2.2. Grachten ... 133 4.2.3. Kuilen... 145 4.2.4. Tonstructuren ... 156 4.2.5. Bakstenen structuren ... 181 4.2.5.1. Muren/Poeren ... 182 4.2.5.2. Bakstenen putconstructies ... 197 4.2.5.3. Ovenrestanten ... 202 4.2.5.4. Vloerrestanten ... 205 4.2.6. Houten structuren ... 211 4.2.7. Varia ... 216 5. Algemeen besluit ... 217 6. Bibliografie ... 235 7. Bijlagen ... 239

Bijlage 1: Opgravingsplan zone 1 ... 239

Bijlage 2: Opgravingsplan zone 2 ... 240

Bijlage 3: Projectie van het algemeen opgravingsplan op de kadasterkaart van Popp (ca. 1850) ... 241

Bijlage 4: Detailplannen van zone 1 ... 242

(5)

Administratieve gegevens van het onderzoeksgebied

Provincie: West-Vlaanderen Gemeente: Ieper Kadastrale gegevens: Opdrachtgever: 266L, 270L, 270M, 271N, 273R (Afd. 1, Sectie I) Solidum Terra nv Projectverantwoordelijke (vergunninghouder): J. De Gryse

Ruben Willaert bvba T: 050/362820 E: info@rubenwillaert.be Bevoegde overheid: Jan Decorte Archeo7 Reningelststraat 13 8950 Kemmel T: 057 487 892 E: jan.decorte@co7.be Wetenschappelijke begeleiding: Marc Dewilde Onroerend Erfgoed Stadenstraat 39 8610 Zarren T: 051/61 01 68 E: marc.dewilde@rwo.vlaanderen.be Wetenschappelijke begeleiding m.b.t. natuurwetenschappelijk onderzoek: Metaaldetectie: Anton Ervynck Onroerend Erfgoed Phoenixgebouw

Koning Albert II-laan 19, bus 5 1210 Brussel

T: 02/553 18 30

E: anton.ervynck@rwo.vlaanderen.be

Patrick van Wanzeele Nr. opgravingsvergunning:

Nr. vergunning metaaldetectie: Projectcode:

Uitvoering van het veldwerk:

2010/401

2010/401 (2) IEP-ST-10

25/11/2010 - 2/05/2011 Beheer en plaats documentatie:

Beheer en plaats van stalen en vondsten:

Archeo7

(6)

Figuur 1 Algemene lokalisering van het plangebied (prov. West-Vlaanderen)

(7)

1. Inleiding

1.1. Algemeen

In opdracht van ontwikkelaar Solidum Terra nv voerde Ruben Willaert bvba tussen 25 november 2010 en 2 mei 2011 een archeologische opgraving uit in het centrum van Ieper. Aanleiding voor het onderzoek was de realisatie van een nieuwbouwproject tussen de Lombaardstraat en de Schuttelaerestraat. Op de hoek van de Lombaardstraat en de Arsenaalstraat worden in de nabije toekomst 2 appartementsblokken gebouwd, bestaande uit 30 appartementen (fig. 3). Bij het nieuwbouwproject hoort ook een ondergrondse parkeerplaats, te situeren aan de Schuttelaerestraat (fig. 4).

Figuur 3 Visualisatie van het nieuwbouwproject op de hoek van de Lombaardstraat en de Arsenaalstraat (met dank aan Bouwteam Copro bvba)

(8)

Figuur 4 Visualisatie van het nieuwbouwproject langs de Schuttelaerestraat (met dank aan Bouwteam Copro bvba)

Het plangebied wordt begrensd door de Lombaardstraat aan noordelijke zijde, de Arsenaalstraat aan westelijke zijde en de Schuttelaerestraat aan zuidelijke zijde (fig. 2). De totale oppervlakte van het plangebied bedraagt ca. 1819m2. De oppervlakte van het onderzoeksgebied -de zone die door de werken zal verstoord worden en bijgevolg vlakdekkend opgegraven diende te worden- bedroeg 1000m2.1

Het archeologisch team bestond uit: J. De Gryse (projectleider), P. Pype, T. Boncquet, F. Beke, Th. Pieters, J. Smet en A. Cattrysse. Tijdens het onderzoek van zone 2 werd het team tijdelijk versterkt met K. Maesen. De wetenschappelijke begeleiding van het onderzoek was in handen van M. Dewilde (Onroerend Erfgoed); de wetenschappelijke begeleiding van het natuurwetenschappelijk onderzoek was in handen van A. Ervynck (Onroerend Erfgoed). J. Decorte (Archeo7) stond in voor de administratieve begeleiding van het project. P. Van Wanzeele stond in voor de metaaldetectie2.

1

De oppervlakte van het onderzoeksgebied werd vastgelegd in de bijzondere voorschriften bij de vergunning voor een archeologische opgraving, opgemaakt door Archeo7 en Onroerend Erfgoed.

2

Wij willen M. Dewilde, A. Ervynck, J. Decorte en in het bijzonder P. Van Wanzeele bedanken voor hun gewaardeerde bijdrage aan dit onderzoek.

(9)

Contactpersoon bij de opdrachtgever was H. Weymans. Contactpersonen bij Bouwteam Copro bvba waren N. Lataire en S. De Smul. Contactpersoon bij Architectenbureau Toon Breyne bvba was J. Arteel3.

1.2. Archeologisch vooronderzoek

N.a.v. het geplande nieuwbouwproject werd in 2009 een eerste verkennend onderzoek uitgevoerd door Ruben Willaert bvba4. Langs de Lombaardstraat en langs de Schuttelaerestraat werden telkens 2 proefputten gemaakt om na te gaan of er in het projectgebied archeologische waarden aanwezig waren, die door de geplande werken beschadigd of vernietigd konden worden. Bijkomend werd onderzocht of er gegevens verzameld konden worden m.b.t. de gaafheid/conservering en de datering/fasering van de aangetroffen sporen/structuren en vondsten.

3

Wij willen alle partijen bedanken voor de aangename en vlotte samenwerking tijdens dit project, in het bijzonder Tony Soenens en zijn medewerkers (Grondwerken Tony Soenens bvba).

4

DE GRYSE,PYPE,GERMONPREZ 2009A; DE GRYSE,PYPE,GERMONPREZ 2009B.

(10)

Tijdens het inventariserend veldonderzoek werd in totaal 75,5m2 onderzocht tot op de moederbodem. Ondanks het feit dat heel wat vragen onbeantwoord bleven, liet het onderzoek toch toe enkele belangrijke conclusies te trekken. Vooreerst kon aangetoond worden dat het onderzochte bodemarchief zeer goed bewaard was: de bodem was niet of nauwelijks verstoord door WOI of andere 20ste-eeuwse ingrepen. Wat de zone langs de Lombaardstraat betreft, leverde het vooronderzoek ook duidelijke bewoningsresten op, vermoedelijk geassocieerd met ambachtelijke activiteiten. Het onderzoek langs de Schuttelaerestraat leverde hetzelfde beeld op.

Op basis van de resultaten van het vooronderzoek werd dan ook geadviseerd om het terrein, dat effectief door de werken vernietigd zou worden, vlakdekkend op te graven.

1.3. Doel van het onderzoek en onderzoeksvragen

Het doel van het onderzoek was in de eerste plaats zoveel mogelijk van het bodemarchief te beschrijven en te bestuderen. Omdat de zone waar het nieuwbouwproject gepland is tot een grote diepte zou worden uitgegraven, betrof het een eenmalige mogelijkheid tot studie.

Op basis van de resultaten van het verkennend onderzoek, waaruit gebleken was dat het te bebouwen terrein archeologisch waardevolle informatie bevat, werden de vraagstellingen die aan de opgraving ten grondslag lagen, geformuleerd.

1. Zijn er buiten de proefputten nog meer bakstenen funderingen aanwezig en wat is hun exacte locatie?

2. Wat is de aard, conservering, omvang en datering van de bebouwing?

3. Is de datering tot stand te brengen op basis van de vondstassemblages of zijn laboratoriumdateringen gewenst/noodzakelijk?

4. Is een perceelsindeling mogelijk en wat is de aard en omvang van de percelen? 5. Correspondeert de perceelsindeling met de historische en kadastrale kaarten? 6. Is aan de muur- en vloerresten informatie te ontlenen over de aard van de

bebouwing?

7. Is vondstmateriaal aanwezig dat aan de bebouwing of de voormalige bewoners ervan gekoppeld kan worden?

(11)

9. Is aan het vondstmateriaal informatie te ontlenen over de voormalige bewoners/gebruikers van de bebouwing en hun eventueel uitgevoerde activiteit of ambacht?

10. Is aan het vondstmateriaal informatie te ontlenen over de voedseleconomie en de materiële cultuur van de voormalige bewoners/gebruikers van de bebouwing?

11. Is op grond van deze informatie een uitspraak te doen over de maatschappelijke status van de voormalige bewoners?

12. Is informatie te ontlenen m.b.t. de stratigrafie van het alluvium van de Iepere?

1.4. Opzet van het rapport

Dit rapport betreft een basisrapport: in dit rapport worden de resultaten van het onderzoek voorgesteld, waarna de eerste conclusies volgen5. Dit onderzoek vormt geen eindstation, maar eerder een basis van waaruit verder synthetiserend onderzoek kan voortvloeien.

Na het inleidende hoofdstuk volgt een omschrijving van de onderzoeksmethoden in hoofdstuk 2. Vervolgens wordt de evolutie van het woonblok tussen de Lombaardstraat en de Schuttelaerestraat aan de hand van de beschikbare historische stadsplannen (bondig) geschetst. In hoofdstuk 3 worden de meest relevante sporen en structuren, aangetroffen in zone 1 en zone 2, uitvoerig belicht. Tenslotte volgt een synthese, waarin de onderzoeksvragen zo goed mogelijk beantwoord worden.

5

Cfr. bijzondere voorschriften bij de vergunning voor een archeologische opgraving, opgemaakt door Archeo7 en Onroerend Erfgoed.

(12)

2. Methoden

2.1. Opgravingsmethodologie algemeen

Zoals reeds vermeld in 1.1. bedroeg de totale oppervlakte van het onderzoeksgebied 1000m2.6 In de bijzondere voorschriften bij de vergunning voor een archeologische opgraving, opgemaakt door Archeo7 en Onroerend Erfgoed, werd hiervoor een termijn van 70 werkdagen voorzien. De voorziene personeelsbezetting bestond uit 3 personen: 1 projectleider, 1 archeoloog en 1 veldtechnicus.

Gezien de complexiteit van de opgraving werd ervoor geopteerd om, in overleg met Jan Decorte (Archeo7), zowel wat betreft de uitvoeringstermijn als de personeelsbezetting af te wijken van de bijzondere voorschriften. Het onderzoek werd uitgevoerd door 6 ervaren archeologen, binnen een termijn van 35 werkdagen.

De gevolgde opgravingsmethode was in overeenstemming met de bijzondere voorschriften. Wanneer van de bijzondere voorschriften afgeweken werd, gebeurde dit in overleg met Jan Decorte (Archeo7) en Marc Dewilde (Onroerend Erfgoed).

6

Bij nazicht bleek dat de totale opp. van het onderzoeksgebied eigenlijk 1146m2 bedroeg: de opp. van zone 1 bedroeg 546m2, de opp. van zone 2 600 m2.

(13)

In eerste instantie werd de verstoorde bovengrond van het terrein telkens afgegraven tot op het eerste relevante archeologische niveau. Zowel in zone 1 als in zone 2 bleken de archeologische resten nauwelijks afgedekt te zijn door recente puinpakketten. De archeologische niveaus werden telkens, in de mate van het mogelijke, handmatig schoongemaakt, gefotografeerd en -indien relevant- ingetekend. De archeologische structuren die tijdens het machinaal afgraven aan het licht kwamen, werden telkens manueel schoongemaakt, gefotografeerd en ingetekend. Wat het intekenen van de structuren in zone 1 betreft, werd vanuit praktische overwegingen geopteerd voor een combinatie van digitale en analoge grondplannen. De digitale opmeting gebeurde door een erkende landmeter; de opmetingen werden daarna gekoppeld aan het landelijk coördinatennet. Tijdens het analoog intekenen werden de referentienagels van het grondplan steeds ofwel digitaal ingemeten ofwel gekoppeld aan het meetsysteem, dat voorafgaandelijk door de landmeter op het terrein uitgezet was. In zone 2 werden alle structuren digitaal ingetekend door F. Beke (Ruben Willaert bvba), om op die manier nog sneller en efficiënter te kunnen werken. In een volgende fase werden de structuren gedetailleerd beschreven en werd de absolute hoogte bepaald t.o.v. de Tweede Algemene Waterpassing (TAW).

Bij het aantreffen van tonstructuren werd steeds dezelfde opgravingsmethodologie toegepast. In eerste instantie werd de ton zorgvuldig aan de buitenzijde blootgelegd en gedetailleerd gefotografeerd. Daarna werd de ton gecoupeerd en werd de coupe gefotografeerd. Vondsten die tijdens het maken van de coupe aangetroffen werden, werden zorgvuldig gerecupereerd. Indien verschillende vullingspakketten voorkwamen, werd een detailtekening gemaakt en werd het aardewerk stratigrafisch gerecupereerd.

Wat betreft natuurwetenschappelijk onderzoek van de tonnen, werden -in het geval van relevante pakketten- telkens pollenstalen en bulkmonsters genomen. Alle duigen werden telkens gerecupereerd, volledig schoongemaakt en onderzocht op de aanwezigheid van merktekens en/of perforaties. Indien op de duigen geen merktekens voorkwamen, werden een aantal duigen bewaard voor dendrochronologisch onderzoek. Indien de aanwezigheid van merktekens wel vastgesteld werd, werden de duigen bewaard, zodat de merktekens op ware grootte ingetekend konden worden. Telkens werden ook de wissen, die de duigen samenhielden, bemonsterd. De bodems van de tonnen werden telkens volledig gerecupereerd, schoongemaakt, onderzocht op de aanwezigheid van merktekens en beschreven.

(14)

Om meer inzicht te verwerven in de relatieve chronologie van de sporen en in de complexe stratigrafie van de site, werden zoveel mogelijk profielen gemaakt. Alle profielen werden telkens manueel schoongemaakt, gefotografeerd en -indien relevant- analoog ingetekend op schaal 1/20 en gedetailleerd beschreven. Tijdens de beschrijving werd telkens aandacht besteed aan het verband met de lagen van andere profielen: deze kregen zoveel mogelijk dezelfde laagnummers. Alle profielen werden aangeduid op het opgravingsplan. Tijdens en na de registratie van de profielen werd telkens gepoogd om zoveel mogelijk aardewerk stratigrafisch te recupereren.

2.2. Zone 1 2.2.1. Algemeen

Zone 1, op de hoek van de Lombaardstraat en de Arsenaalstraat, werd opgegraven tussen 25 november 2010 en 17 januari 2011. Het archeologisch onderzoek van deze zone werd uitgevoerd in erg barre weersomstandigheden: de periode voor de kerstvakantie werd gekenmerkt door strenge vriestemperaturen en sneeuw; de periode daarna door dooi en regen.

Volgens de bijzondere voorschriften diende zone 1 (546m2) volledig tot op de onverstoorde moederbodem opgegraven te worden. In overleg met Jan Decorte (Archeo7), Marc Dewilde (Onroerend Erfgoed), José Arteel (Architectenbureau Toon Breyne bvba) en Nele Lataire (Bouwteam Copro bvba) werd echter beslist om het oostelijke deel van het opgravingsterrein (ca. 145m2)niet archeologisch te onderzoeken7. De noordelijke zijde van deze zone werd ingenomen door een NZ georiënteerde kelder (70,3m2), die deel uitmaakte van woning Lombaardstraat nr. 53. In functie van het nieuwbouwproject was deze woning, met uitzondering van de voorgevel, volledig afgebroken tot op kelderniveau.

Een vlakdekkende opgraving van de volledige kelderzone tot op de onverstoorde moederbodem zou, ondanks het feit dat de vrijstaande gevel volledig gestut was, veiligheids- en stabiliteitsrisico‟s met zich meebrengen. Bovendien zou de oppervlakte van de zone die effectief onderzocht kon worden door de aanleg van getrapte profielen aan noordelijke en oostelijke zijde zeer beperkt zijn. Ook de aanleg van een verkennende sleuf in het midden van de kelderruimte zou slechts weinig nieuwe gegevens opleveren, rekening houdende met de diepte van de keldervloer en de stratigrafische gegevens uit zone 1C (cfr. fig. 8).

7

(15)

Op basis van deze gegevens kon immers verondersteld worden dat de dikte van het onverstoorde bodemarchief onder de keldervloer nog max. 67cm bedroeg8. Het machinaal afgraven van de kelderzone werd archeologisch begeleid; de heipalen die in deze zone aan het licht kwamen konden op die manier toch geregistreerd worden en gelokaliseerd worden op het opgravingsplan (S130).

Figuur 7 Overzichtsfoto van zone 1B met aanduiding van de beerputzone

De zone ten zuiden van de kelderruimte was volledig verstoord door 2 recente beerputten en 2 grote waterreservoirs (fig. 7). Omwille van deze reden werd, in overleg met Jan Decorte (Archeo7) en Marc Dewilde (Onroerend Erfgoed), beslist om het afgraven van deze zone tijdens de laatste fase van het terreinwerk archeologisch te begeleiden9.

8

Wat het niveau van de keldervloer betreft, dient rekening gehouden te worden met de aanwezigheid van een stabilisatielaag en de mogelijke aanwezigheid van oudere vloerniveaus. Het was m.a.w. vrij aannemelijk dat de dikte van het bodemarchief ter hoogte van de kelder minder dan 50cm was.

9

(16)

Omwille van praktische redenen werd zone 1 opgedeeld in zeven subzones: zone 1A t.e.m. zone 1G. De oorspronkelijke opgravingsstrategie bestond erin om eerst zone 1A en zone 1B te onderzoeken en daarna, na het nivelleren van deze putten, het onderzoek van de noordelijke zones aan te vatten. Na de ontdekking van tonstructuur S60 in zone 1B diende de opgravingsstrategie echter volledig gewijzigd te worden (cfr. 2.2.2.).

Figuur 9 Allesporenplan van zone 1 met aanduiding van de profielen Figuur 8 Zone 1 en 2, met aanduiding van de subzones

(17)

2.2.2. Zone 1A

Figuur 10 Overzichtsfoto van 1A met aanduiding van de 2 moderne beerputten

In de zone ten zuiden van muur S7 werd op 18,95m TAW een beerput met een opp. (binnenwerks) van 2,13m2 aangetroffen (S1 t.e.m. S4) (fig. 10). Het vloerniveau (S5) bevond zich op 18,06m TAW. Op basis van de vondsten uit het opvullingspakket kon geconcludeerd worden dat de beerput vrij recent, eind 19de/begin 20ste eeuw, opgevuld was. Omwille van deze reden werd ervoor geopteerd om het vullingspakket grotendeels mechanisch te verwijderen. Het vlak ten oosten en ten westen van de beerput werd op een iets dieper niveau aangelegd, respectievelijk op ca. 18,64m TAW en 18,75m TAW. Ten oosten van de beerput werd het vlak aangelegd ter hoogte van ovenrestanten S10 en S21. Ten westen van de beerput werd het vlak aangelegd ter hoogte van S18, S19 en S20. Ten noorden van S7 kwam op 18,50m TAW een tweede beerput voor, opnieuw gekenmerkt door een recent vullingspakket boven het vloerniveau (S42, 18,20m TAW) (fig. 10). Het vlak ten oosten van beerput 2 werd in eerste instantie aangelegd op 18,31m TAW. Profiel 1, dat de oostelijke grens van zone 1A vormt, werd volledig opgekuist, gefotografeerd, ingetekend en beschreven. In totaal werden 3 pollenstalen genomen en 8 bulkmonsters, respectievelijk M1 t.e.m. M3 en M10/L18, M28/L3, M29/L7, M30/L9, M31/L10, M32/L13, M33/L18, M34/L20.

(18)

In een tweede fase werd het vlak ten noorden van S7 op een dieper niveau aangelegd om na te gaan of zich onder de pakketten verbrande klei nog ovenrestanten bevonden, die gekoppeld konden worden aan S10 en S21. Vlak 2 werd aangelegd op 18,07m TAW. De structuren die op dit niveau aan het licht kwamen, nl. S88 en S89, werden analoog ingetekend op schaal 1/20 en bemonsterd (S88/M43). Ook de houten paaltjes rond S88 werden bemonsterd: M49. De contouren van het ovenrestant ten zuiden van S89, nl. S90, werden analoog ingetekend op schaal 1/20. S90 werd daarna analoog ingetekend op schaal 1/10.

In de zone ten westen van beerput 2 werd een smalle coupe gemaakt tot op 17,11m TAW om een beter zicht te krijgen op de bodemopbouw. Omwille van dezelfde reden werd centraal in zone 1A een coupe gemaakt tot op 16,70m TAW. Profielen 10, 15b en 16 werden volledig opgekuist en gefotografeerd; profielen 10 en 16 werden ingetekend op schaal 1/20. Wat profiel 16 betreft, werden 4 pollenstalen (M4 t.e.m. M7) en 1 bulkmonster (M35) genomen. T.g.v. de aanwezigheid van kuil S140 werd beslist om het vlak tussen profiel 15a en 15b af te graven tot op 16,24m TAW, zodat een tweede doorsnede door de kuil gemaakt kon worden. Profiel 20 werd volledig opgekuist, gefotografeerd, ingetekend en bemonsterd. In totaal werden 4 pollenmonsters (M72 t.e.m. M75) genomen.

In een derde fase werden profiel 1 en profiel 16 gekoppeld aan mekaar, d.m.v. profiel 17. Op die manier kon ook de bodemopbouw onder de ovens onderzocht worden. Dit onderzoek verliep in 2 fasen: eerst werd ter hoogte van S102 (M79) een profiel gemaakt, daarna werd het profiel ca. 0,5m naar het zuiden verschoven (profiel 17). In totaal werden 5 pollenstalen genomen (M63 t.e.m. 67). Daarna werd profiel 10 in oostelijke en westelijke richting uitgebreid en opnieuw volledig opgekuist, geregistreerd en bemonsterd: profiel 10/O en W uitbreiding. In totaal werden 8 pollenmonsters genomen (M102 t.e.m. M109), 1 bulkmonster (M110) en 4 houtmonsters (M111, M112, M208 en M209). Tenslotte werd de zone ten zuiden van S7 verder afgegraven. In deze zone werd een nieuw profiel aangelegd, dat volledig opgekuist, geregistreerd en bemonsterd werd: profiel 29 (M165-M168).

Ovenrestant S82 bevond zich op de grens van zone 1A en 1B. Dit restant werd zorgvuldig opgekuist, gefotografeerd en beschreven. Het houtskoolpakket dat aan westelijke zijde op dit restant aansloot, werd bemonsterd: M12-M13.

(19)

2.2.3. Zone 1B

Wat de zone ten zuiden van profiel 9 betreft, werd het eerste archeologische niveau aangelegd op ca. 17,75m TAW. Op dit niveau kwamen o.a. een uitbraakspoor (S53) en een rij houten paaltjes (S45) aan het licht. De recente kelder/beerput die tegen de oostelijke zijde van S11 gebouwd was, werd hiervoor grotendeels afgebroken. Enkel de oostelijke zijmuur (S52) en de aanzet van de noordelijke en zuidelijke zijmuur (respectievelijk S87 en S86) werden behouden. Het grondvlak werd gedeeltelijk analoog, gedeeltelijk digitaal ingetekend. Profiel 2, 3, 7 en 9 werden gefotografeerd, ingetekend op schaal 1/20 en beschreven. Wat profiel 2 betreft, werd 1 bulkmonster genomen: M11.

In het noordwestelijke deel van zone 1-B kwamen op 18,35m TAW twee bakstenen structuren aan het licht, die digitaal ingetekend werden. Het gaat om een structuur met vierkant grondplan (S36-S38), die zich gedeeltelijk onder muur S59 bevond, en een waterput met een vierkante bakstenen bovenbouw (S31-S34). Wat de vierkante structuur betreft, kon in eerste instantie slechts de oostelijke zijde onderzocht worden. Boven het vloerniveau (S58) kwam een organisch pakket (S39) voor, dat werd bemonsterd voor archeobotanisch en palynologisch onderzoek: (M16, M17, M90). Het aardewerk uit dit pakket werd volledig handmatig onderzocht. De puinpakketten die het organisch pakket afdekken, werden fotografisch geregistreerd. Wat de waterput betreft, werd in eerste instantie laagsgewijs verdiept tot op de bovenkant van tonstructuur S60. In totaal werden 3 bulkmonsters van dit vullingspakket (S35) genomen: M19-M21. Gezien rond de vierkante baksteenkraag een rond uitbraakspoor voorkwam (S46), stelde de vraag zich of deze structuur mogelijk een oudere structuur oversneed. Om deze vraag te beantwoorden werd beslist om een coupe op het uitbraakspoor te zetten; deze coupe werd fotografisch geregistreerd10. S32 werd volledig afgebroken tot op het niveau van de ton, om te verhinderen dat de ton het zou begeven tijdens de vrijlegging van de buitenzijde. Om de noordelijke zijde van S60 gemakkelijk te kunnen vrijleggen, diende het zuidelijke deel van zone 1C eerst afgegraven te worden. Omdat in deze zone bakstenen structuren (o.a. S65) aangetroffen werden, werd de oorspronkelijke opgravingsstrategie aangepast en werd zone 1C eerst volledig opgegraven. Na afronding van zone 1C kon S60 onderzocht worden.

10

(20)

De bodem van S60 bevond zich op 16,15m TAW. Na de registratie van de buitenzijde werd een coupe gemaakt door het vullingspakket. Gezien de instabiliteit van het vullingspakket, werd dit pakket niet in detail ingetekend. Alle lagen werden volledig handmatig onderzocht op de aanwezigheid van archaeologica. Enkel uit het onderste pakket werden bulkmonsters genomen (M162-M163). Alle duigen werden gerecupereerd, zodat nagegaan kon worden of er merktekens op voorkwamen (M138-M143, M149-M160). Hetzelfde geldt voor de bodemplanken (M161) en de steunbalk onder de bodemplanken (M184). Wat betreft de wissen, werd 1 bulkstaal genomen (M132). Tenslotte werden ook de steunpalen gerecupereerd en bemonsterd (M130, M148, M210, M211).

De noordoostelijke zone van zone 1B werd in een eerste fase aangelegd op ca. 18,60m TAW. Alle structuren werden gedeeltelijk analoog, gedeeltelijk digitaal ingetekend. In deze zone werd op 18,65m TAW een waterput met een diameter (binnenwerks) van 80cm aangetroffen: S29. Het vullingspakket (S30) werd laagsgewijs (per niveau van 10cm) verdiept tot op 17,83m TAW: M22-M23, M2511. Tgv het stijgende grondwater werd het vullingspakket vanaf dit niveau verdiept tot op 16,34m TAW (vrij heterogeen pakket, M24 en M26) en daarna tot op 16,15m TAW (organisch pakket boven de bodem, M131). Het vullingspakket werd handmatig en met de metaaldetector onderzocht op de aanwezigheid van archeologische vondsten.

Het bovenste niveau van het metselwerk van S29 werd machinaal verwijderd om de onderste vullingspakketten van de waterput veilig te kunnen onderzoeken. De bodem van de waterput (S120), bestaande uit een houten vloer, bevond zich op 16,26m TAW. De houten vloer werd geregistreerd en volledig gerecupereerd om na te gaan of er merktekens op voorkwamen. De planken werden daarna bemonsterd voor dendrochronologisch onderzoek (M133-M137).

Nadat waterput S29 volledig onderzocht was, werd profiel 28 volledig opgekuist en geregistreerd. Gezien in dit profiel een tweetal kuilen (S132 en S133) voorkwamen, werden 7 bulkmonsters genomen (M114 t.e.m. M119 en M122). De heipaal centraal in profiel 28 werd gerecupereerd voor dendrochronologisch onderzoek (M147).

11

N1: tot 18,42m TAW; N2: tot 18,32m TAW; N3: tot 18,22m TAW; N4: tot 18,11m TAW; N5: tot 18,03m TAW; N6: tot 17,83m TAW.

(21)

Na de registratie en staalname van profiel 28 werd zone 1B volledig verdiept. Het afgraven van de zone ten zuiden van profiel 9 werd sterk bemoeilijkt door het vele water dat zich op dit vlak bevond (fig. 37). De paaltjes van S45 werden niet gerecupereerd omwille van de slechte bewaringstoestand na de vorstperiode. Een nieuw vlak werd aangelegd op 17,26m TAW. Op dit niveau werd de aflijning van een OW verlopende gracht zichtbaar (S127). De noordelijke insnijding van de gracht werd in grondvlak ingetekend. De doorsnede van de gracht werd ingetekend als profiel 30. Gezien de grote hoeveelheid archaeologica in de vulling van de gracht, werden de vullingspakketten handmatig en met de metaaldetector onderzocht. Daarnaast werd een groot aantal stalen voor natuurwetenschappelijk onderzoek genomen, zowel bulkmonsters als pollenstalen (M169-M175)12.

2.2.4. Zone 1C

In een eerste fase werd het vlak afgegraven tot op het niveau van haardvloer S61/S62 (18,18m TAW). Gezien het belang van deze structuur, werd vrij veel tijd gespendeerd aan de vrijlegging en de registratie. Het kleipakket net boven de vloer werd bemonsterd voor natuurwetenschappelijk onderzoek (M14-M15). Op uitdrukkelijke vraag van Jan Decorte (Archeo7) werden alle vloertegels, ondanks de slechte bewaringstoestand, gerecupereerd en zorgvuldig verpakt13.

Alle structuren die op dit niveau voorkwamen, werden gedeeltelijk analoog en gedeeltelijk digitaal ingetekend. De bodemopbouw ter hoogte van de westelijke uitbraak van de vloer werd fotografisch vastgelegd14. De zone ten westen van S61 en S62 werd volledig manueel opgekuist om na te gaan of er uitbraaksporen voorkwamen, die met de vloer te associëren waren. Wat S76 betreft, werd 1 bulkmonster genomen (M18).

Omdat in deze zone heel wat palen (S100) aangetroffen werden, werd beslist om een sleuf met een breedte van ca. 1m tussen de palen te graven15. Op die manier kon nagegaan worden of deze al dan niet met elkaar verbonden waren. Deze sleuf werd gegraven tot op 16,69m TAW. Zowel de oostelijke, westelijke als noordelijke zijde van het profiel werden analoog ingetekend op schaal 1/20, respectievelijk profiel 12, 13 en 14. Wat betreft profiel 12, werden 1 bulkmonster (M214) en 1 pollenstaal (M219) genomen. Wat betreft profiel 13, werd 1 bulkmonster genomen (M215). Wat betreft profiel 14, werden 3 pollenstalen (M8-M9

12

Aanvullend werden aan de zuidgrens van Zone 1 2 boringen uitgevoerd om het verloop en de diepte van de gracht te kunnen bepalen. In de oostelijke boring werd de onderkant van de gracht op 14,82m TAW aangetroffen; in de westelijke boring konden geen lagen herkend worden, die met zekerheid aan de gracht konden gelinkt worden.

13

T.g.v. de slechte bewaringstoestand heeft het recupereren van de tegels vrij veel tijd in beslag genomen.

14

Een houtskoolbandje (L4) in dit westprofiel onder S62 werd bemonsterd: M217.

15

(22)

S112, werden 2 bulkmonsters genomen (M87-M88).

Bij het recupereren van aardewerk uit de ophogingspakketten van profiel 12 en uit de aanlegkuil van S91 werd op 17,67m TAW opnieuw een structuur, bestaande uit verbrande bakstenen aangetroffen: S9517. Om een inzicht te krijgen in de pakketten die de oven afdekken en deze gemakkelijk te kunnen koppelen aan de pakketten van profiel 14, werd -na het recupereren van tonrestant S91- een OW coupe uitgezet op de pakketten die de ovenstructuur afdekken. Deze coupe maakte het mogelijk om de kleilagen die de oven afdekken goed te bemonsteren. In totaal werden 6 bulkmonsters genomen: M36-M37, M39-M41. Nadien werd de structuur in grondvlak vrijgelegd en werd de groene kleilaag waarop de oven aangelegd werd, bemonsterd (M84). Ook het compacte niveau dat aan zuidelijke zijde van de oven voorkwam, werd vrijgelegd (S96). Na de registratie van S95 werd deze zone afgegraven en werd nagegaan of kuil S112 gekenmerkt werd door een rechthoekig of cirkelvormig grondplan. De kuil werd ingetekend op schaal 1/20.

In een volgende fase werd ten westen van profiel 13 een nieuw vlak aangelegd op 17,87mTAW. Op dit niveau werd een vrij cirkelvormige concentratie groene klei aangetroffen (S98), begrensd door kleine paaltjes. Omdat het niet duidelijk was of het om een kuil of eerder een ophogingspakket ging, werd een coupe door deze structuur gemaakt: profiel 19. De noordelijke zijde van deze sleuf werd gevormd door profiel 18. Omdat na het opkuisen van profiel 19 nog steeds heel wat onduidelijkheden waren, werd beslist om dit profiel ca. 1m te verschuiven in westelijke richting. Dit profiel kreeg hetzelfde profielnummer (profiel 19). Zowel profiel 18 als 19 werden aangelegd tot op 16,54m TAW. Het organisch pakket waarin S98 ingegraven was, S101, werd bemonsterd (M38). Dit pakket werd ook vrij gedetailleerd handmatig onderzocht. Ook de noordelijke zone van uitbraakspoor S99, opgevuld met sinters en verbrande klei, werd bemonsterd (M80-M81). In het bovenste niveau van dit profiel werd een vrij slecht bewaarde tonstructuur aangetroffen: S92. Wat de bemonstering van het vullingspakket betreft, werden 2 bulkmonsters genomen: M52 en M53. Daarnaast werden ook de duigen (M55) en de bodem van de ton (M212) bemonsterd.

In het achteruitgezette profiel 19 kwamen ook drie grote kuilen voor, die mekaar oversneden: S103, S104 en S105. T.g.v. de instorting van het noordelijke deel van het profiel konden in totaal slechts 8 van de 9 pollenbakken die in profiel 19 gezet waren ook effectief gerecupereerd worden: M50-M51, M57-M62. Omwille van deze reden konden geen bulkstalen genomen worden van kuil S104. De vulling van kuil S103 werd wel bemonsterd voor natuurwetenschappelijk onderzoek: M82. Ook het vullingspakket van kuil S105 werd

16

In een volgende fase werd profiel 14 uitgebreid aan westelijke zijde; het volledige profiel werd opgekuist en opnieuw ingetekend. Het profiel werd ook opnieuw bemonsterd: M68-M71.

17

(23)

het niveau waarop de aflijning van de kuilen duidelijk zichtbaar werd (16,76m TAW). De kuilen werden analoog ingetekend, gefotografeerd en opnieuw bemonsterd: M92-M101 en M113.

Vervolgens werd profiel 19 ca. 2,2m verschoven naar het westen, waardoor een nieuwe NZ doorsnede gecreëerd werd: profiel 26. Dit profiel werd opgekuist, gefotografeerd en beschreven; profiel 26 werd niet bemonsterd. Aan zuidelijke zijde van het profiel kwam een slecht bewaarde tonstructuur voor: S75. De oorspronkelijke vulling was niet bewaard. De oostelijke zijde van S75 werd zo goed mogelijk opgekuist en gefotografeerd. Wat de structuur betreft, werden 7 stalen genomen van de duigen (M144, M202-207), 1 staal van de wissen (M145) en 1 staal van de bodem (M146).

Door een instorting van het bovenste niveau van profiel 26 kwam centraal een tweede tonstructuur (S113) aan het licht. De oostelijke zijde van de ton werd zorgvuldig opgekuist, gefotografeerd en geregistreerd. Na bemonstering van de wissen (M128), werden de duigen verwijderd en werd een coupe gemaakt door het vullingspakket. De vulling werd bemonsterd (M89, M120-M121, M123-124) en volledig handmatig onderzocht. In functie van dendrochronologisch onderzoek werden zowel de duigen (M125, 127, 185-201) als de bodem (M126) bemonsterd.

2.2.5. Zone 1D

Na het verwijderen van de recente kelder ten westen van profiel 20 werd de zone ten zuiden van muur S105b afgegraven tot op 16,90m TAW. Omdat in deze zone dezelfde ophogingslagen als in profiel 20 vastgesteld werden, werd besloten, in overleg met Jan Decorte (Archeo7) en Marc Dewilde (Onroerend Erfgoed), om deze zone niet tot op de moederbodem af te graven18.

De zone ten noorden van muur S105b werd afgegraven tot op ca. 18,27m TAW. In deze zone werden vrij veel structuren aangetroffen, waaronder een haardvloer (S107b). Het houtskoolpakket dat lokaal boven deze vloer voorkwam, werd bemonsterd: M85 en M86. Deze structuren werden digitaal ingetekend en beschreven, waarna zone 1D verdiept werd tot op 16,87m TAW. De westelijke, noordelijke en oostelijke zijde van deze zone werden op schaal 1/20 ingetekend, respectievelijk profiel 23, 24 en profiel 1/noordelijke uitbreiding.

18

(24)

2.2.6. Zone 1E

In zone 1E kwam op 19,07m TAW een restant van een wangenhaard (S70) voor, geassocieerd met een restant van een vloerniveau (S81). Deze werden analoog ingetekend op schaal 1/20. Het houtskoolpakket dat net boven S81 aangetroffen werd, werd bemonsterd: M218.

Na afronding van het onderzoek van zone 1A werd nagegaan of het verdere verloop van S10 zich in deze zone bevond. Het grondvlak werd in eerste instantie ingetekend op schaal 1/20. Daarna werd muur S9 afgebroken en werd de ovenzone afgegraven tot op 18,45m TAW. De ovenrestanten die daarbij aan het licht kwamen, nl. S114 en S116-S118, werden zorgvuldig opgekuist en in detail ingetekend.

Na het onderzoek van de ovenrestanten werd de westelijke zijde van muur S119 in detail onderzocht.

2.2.7. Zone 1F

In het midden van zone 1F kwamen enkele structuren aan het licht: S121/S122, met aan oostzijde S119/S123/124/S125. De bodemopbouw onder ovenrestant S122, zowel de westzijde als de zuidzijde, werd zorgvuldig opgekuist, fotografisch geregistreerd en beschreven; het profiel werd wegens tijdsgebrek echter niet ingetekend. Ook profiel 27, het NZ-profiel dat de verbinding vormt tussen ovenrestant S122 en ovenrestanten S114-S117, werd op dezelfde manier geregistreerd.

Ook in deze zone werden vrij veel monsters voor natuurwetenschappelijk onderzoek genomen. Vooreerst werd een staal genomen van de houtskoolconcentratie die aan noordelijke zijde op S122 aansloot: M132. Ook de houtskoolconcentratie die aan oostelijke zijde van het ovenrestant voorkwam, werd bemonsterd: M220. Verder werden ook drie pakketten onder S122 bemonsterd: M221-M224.

2.2.8. Zone 1G

De graafwerken in zone 1G werden archeologisch begeleid. De heipalen die hierbij aan het licht kwamen (S130), werden gelokaliseerd, beschreven en verzaagd voor dendrochronologisch onderzoek (M176-M183).

(25)

2.3. Zone 2

2.3.1. Algemeen

Zone 2, te situeren langs de Schuttelaerestraat, werd opgegraven tussen 9 maart en 2 mei 2011. Omwille van stabiliteitstechnische redenen diende het archeologisch onderzoek sterk gefaseerd uitgevoerd te worden19.

19

Ter hoogte van de ondergrondse parkeerplaats werd voorafgaandelijk aan het archeologisch onderzoek een secanspalenwand geplaatst.

(26)

Voor zone 2 gold, in tegenstelling tot zone 1, een max. graafdiepte: 15,30m TAW20. Indien de moederbodem op deze diepte nog niet bereikt was, dienden de diepte en de vulling van de nog aanwezige sporen achterhaald te worden aan de hand van handmatige boringen.

Omwille van praktische redenen wordt zone 2 opgedeeld in 6 subzones: zone 2A t.e.m. zone 2F (fig. 8).

2.3.2. Zone 2-Fase 1

In een eerste fase werden aan westelijke en aan oostelijke zijde van de bouwput 2 zones, respectievelijk zone 2A en zone 2B, onderzocht tot op ca. -1,5m21. Na de registratie van de aanwezige structuren en de bodemopbouw werd de secanspalenwand aan weerszijden van de bouwput volledig machinaal vrij gelegd tot op -1,5m, zodat de trekankers aangebracht konden worden. Het archeologisch onderzoek diende na afronding van fase 1 noodzakelijkerwijs opgeschort te worden, om het aanbrengen en het verharden van de verankeringen toe te laten.

Zone 2A had een opp. van 47,27m2. Een eerste archeologisch niveau werd aangelegd op 18,23m TAW. Op dit niveau kwamen verschillende structuren, waaronder enkele afvalkuilen (S1, S2 en S5) en een bakstenen oven (S7), aan het licht. Uit het vullingspakket van S1 werd 1 bulkmonster genomen (M1). Na registratie van deze structuren werd zone 2A, met uitzondering van de oven, gefaseerd afgegraven tot op -1,5m. De 2 tonnen die op dit niveau aan het licht kwamen (S34 en S35), werden gelokaliseerd en -met het oog op het aanbrengen van de ankers- afgedekt met rijplaten. T.g.v. de slechte bewaringstoestand van S7 werd ervoor geopteerd om deze handmatig af te breken en elk niveau te fotograferen en te beschrijven om op die manier meer gegevens te verkrijgen over het grondplan van de oven. In functie van natuurwetenschappelijk onderzoek werd 1 staal genomen van het kleiige pakket dat S7 afdekte en 1 staal van de houtskoolconcentratie binnenin S7, respectievelijk M2 en M3. Na afbraak van S7 werd het westprofiel (zone 2A/profiel 2-niveau 1) opgekuist, beschreven en ingetekend.

20

De bovenkant van de secanspalenwand bevond zich ter hoogte van zone 2B op 18,8m TAW, ter hoogte van zone 2A op 18,53m.

21

-1,5m t.o.v. de bovenkant van de secanspalenwand. De niet-gewapende palen waren aangebracht tot op een diepte van ca. 4m. Daarna werden er gewapende palen tussen geboord tot op een diepte van ca. 10m (werfverslag 11, 16/02/2011).

(27)

T.g.v. de slechte toestand van de scheidingsmuur aan westelijke zijde van zone 2, kon het indrijven van de palenwand niet tot op volle diepte (-10m) gebeuren. Omwille van deze reden beslisten Architectenbureau Toon Breyne bvba en Bouwteam Copro bvba om zone 2A ca. 3m uit te breiden aan noordelijke zijde, zodat de profielen -nadat ze zonder trillingen in de bodem ingedreven waren - verankerd konden worden. De structuren die in deze zone aan het licht kwamen, S73 en S74, werden analoog ingemeten op schaal 1:20 en nadien ingepast in het digitale opgravingsplan. In een volgende fase werd ook deze zone afgegraven tot op -1,5m.

Zone 2B had een totale opp. van 64,90m2. Een eerste archeologisch niveau werd aangelegd op ca. 17,9m TAW; lokaal -tegen de oostelijke secanspalenwand- werd de bodem uitgegraven tot op ca. 17,19m TAW om een beter zicht te krijgen op de bodemopbouw. Behalve enkele bakstenen structuren kwam op dit niveau een goed bewaarde haardplaats met tegelvloer aan het licht (S8/S9), vergelijkbaar met S61/S62 in zone 1. Het vrijleggen van de vloer verliep in verschillende fasen: in eerste instantie werd het noordprofiel van zone 2B -ter hoogte van de tegelvoer- volledig opgekuist, fotografisch geregistreerd en gekoppeld aan het oostprofiel (zone 2B/profiel 1). In een volgende fase werd zone 2B in noordelijke richting uitgebreid en werd de tegelvloer tot aan het oostprofiel volledig vrij gelegd. Wat de registratie van de vloer betreft, werd dezelfde methodologie als bij zone 1/S61-S62 gevolgd: alle vloertegels werden zorgvuldig schoongemaakt en in detail geregistreerd. In tegenstelling tot vloer zone 1/S61-S62 werden in dit geval niet alle tegels gerecupereerd: er werd geopteerd om van elk motief 1 referentietegel te bewaren. In functie van natuurwetenschappelijk onderzoek werd 1 staal genomen van het kleipakket dat S8 en S9 afdekt (M9), alsook van het pakket onder S8 (M5). Na registratie van het oostprofiel (zone 2B/profiel 1) werd de bodem afgegraven tot net boven de tegelvloer en kon de oostelijke helft van de tegelvloer volledig vrijgelegd en geregistreerd worden.

Na de registratie van niveau 1 werd zone 2B laagsgewijs verdiept. De geïmproviseerde leiding S15, die aan westelijke zijde van zone 2B op 17,19m TAW aan het licht kwam en die ton S22 en S25 met elkaar verbond, werd zo goed mogelijk vrijgelegd22. Omwille van praktische redenen gebeurde de vrijlegging in 2 fases: eerst werd het zuidelijke segment van S15 en de verbinding met ton S22 vrijgelegd, daarna het noordelijke segment en de verbinding met ton S25. De kannen, die genummerd werden van 1 tot 19, werden zo goed mogelijk per individu ingezameld. Omdat er her en der oranje kleiige concentraties in het

22

De vrijlegging van S15 werd sterk bemoeilijkt door het dikke pakket steriele klei dat erbovenop lag. Wat het zuidelijke segment van S15 betreft, dienen we bovendien op te merken dat de kannen in deze zone sterk gefragmenteerd waren.

(28)

genomen (M4, M6, M7 en M8). Net zoals in zone 2A werden ton S22 en ton S25, met het oog op de verankeringswerken, na fase 1 ter bescherming afgedekt met rijplaten en aarde23.

In overleg met Architectenbureau Toon Breyne bvba en Bouwteam Copro bvba werd beslist dat tijdens fase 1 van het archeologisch onderzoek ook de noordoostelijke zone van het opgravingsterrein onderzocht kon worden: zone 2C (opp. 74,62m2). Omdat in de noordelijke secanspalenwand geen trekankers aangebracht dienden te worden, kon in tegenstelling tot zone 2A en 2B tijdens fase 1 tot op de max. toegelaten diepte (max. 15,30m TAW) opgegraven worden. Zone 2C werd omwille van praktische redenen opgedeeld in 3 segmenten, die achtereenvolgens van oost naar west onderzocht zijn: respectievelijk zone 2C-A, 2C-B en 2C-C. Telkens werden zowel het noord- als het zuidprofiel volledig opgekuist, ingetekend, beschreven en -indien relevant- bemonsterd voor natuurwetenschappelijk onderzoek. Wat betreft het noordprofiel (zone 2C/profiel 4) werden in totaal 3 bulkmonsters (M22, M28 en M29) genomen en 2 pollenstalen (M30 en M31). Wat betreft het zuidprofiel (zone 2C/profiel 3), werden 5 bulkmonsters genomen (M10 t.e.m. M12 en M270) en 11 pollenstalen (M23 t.e.m. M25 en M42 t.e.m. M49.

T.g.v. de afwezigheid van archeologische structuren, beperkte het onderzoek van zone 2C-A zich tot stratigrafisch onderzoek. Niveau 1 werd aangelegd op ca. 17,26m TAW; niveau 2 op ca. 16,26m TAW. Omdat aan oostelijke zijde een vrij diepe kuil (S210) in de moederbodem ingegraven was, werd de bodem tegen S44 lokaal verdiept tot op 15,46m TAW.

Wat zone 2C-B betreft, kwamen vanaf 18,25m TAW enkele bakstenen structuren aan het licht. Aangezien het ging om vrij recente structuren, in verband te brengen met watertoe- of afvoer, werden deze - na registratie- onmiddellijk uitgebroken en werd een tweede archeologisch niveau aangelegd. Op ca. 17m TAW kwamen vrij grote kuilen (S39, S63) aan het licht, alsook een groot aantal palen waarvan aanvankelijk niet duidelijk was of deze al dan niet met deze kuilen te associëren waren. Om meer inzicht te verkrijgen in de aard en de datering van de kuilen, werd geopteerd om lokaal een sondering (5,6m2) te maken. In een eerste fase werd de sondering gemaakt tot op 16,7m TAW en daarna verdiept tot op 16,15m TAW. De oost-, noord- en westzijde van de sondering werden ingetekend: respectievelijk zone 2C/profiel 5, 6 en 7. Opnieuw werd heel wat aandacht besteed aan de bemonstering van deze structuren: in totaal werden 9 bulkmonsters (M13 t.e.m. M19 en M26-M27) genomen en 6 pollenstalen (M32 t.e.m. M37). Wat het vullingspakket van S39 betreft, werden 2 bulkmonsters genomen: M20 en M21.

23

Omdat S22 net op de rand van zone 2B voorkwam en S25 net op het niveau van -1,5m, konden deze tonstructuren niet onderzocht worden tijdens fase 1.

(29)

Ten oosten van keldermuur S47, zone 2C-C, werd vlak 1 aangelegd op 16,46m TAW. Na registratie van enkele bakstenen structuren die op dit niveau voorkwamen, werd deze zone verdiept tot op 15,96m TAW. In deze fase werd de kelder over een breedte van 2m vrijgelegd. De keldervloer bevond zich op 17,44m TAW.

2.3.3. Zone 2-Fase 2

Omwille van praktische redenen werd fase 2 aangevat met het onderzoek van zone 2D. Omdat zone 2C/profiel 3 tijdens de schorsing van het onderzoek over een grote afstand ingevallen was, was het machinaal afgraven van zone 2D niet evident. Bovendien was de bodem in deze zone lokaal vrij onstabiel t.g.v. PP4, aangelegd tijdens het vooronderzoek. De opp. van zone 2D werd, om verdere instorting van deze zone te vermijden, zo beperkt mogelijk gehouden: ca. 44m2.

Op 18,14m TAW werd de riool, die ook in zone 2C aangetroffen was en te associëren is met S37, aangesneden: S79. Opnieuw werd beslist om deze vrij recente structuur -na registratie- onmiddellijk af te breken en een volgend niveau aan te leggen. Niveau 2 werd aangelegd op 17,40m TAW. Op dit niveau kwamen enkele bakstenen muren (S80, S81) en een kuil (S88) aan het licht. Na registratie van deze structuren werd beslist om de zone ten noorden van S88 af te graven tot op 17,54m TAW. Op dit niveau werden een groot aantal paaltjes aangesneden, waarvan enkele duidelijk deel uitmaakten van een beschoeiing (S85, S92). De paaltjes werden zo goed mogelijk opgekuist, gefotografeerd, ingemeten en bemonsterd voor natuurwetenschappelijk onderzoek: M267.

Ter hoogte van ton S84 werd een beperkte sondering gemaakt (7,6m2) tot op 15,67m TAW om een beter zicht te krijgen op de opbouw van de bodem. Wat de registratie van de sondering betreft, werden alle profielen zorgvuldig opgekuist en gefotografeerd. Het zuidprofiel (zone 2D/profiel 2) bevatte weinig relevante informatie en werd bijgevolg niet ingetekend. Het oostprofiel (zone 2D/profiel 1) daarentegen maakte deel uit van zone 2B/profiel 3 en werd op die manier wel ingetekend. Tijdens het sonderingsonderzoek ter hoogte van ton S84 werd een OW georiënteerde gracht (S99) aangesneden, die zeer veel overeenkomsten vertoonde met zone 1/S127.

Omwille van deze reden werd beslist om zone 2B en zone 2D laagsgewijs af te graven tot op de max. toegelaten diepte, zodat over een lengte van 12,7m een doorsnede van de gracht verkregen werd (zone 2B/profiel 3). Tijdens het afgraven van zone 2B kwamen aan zuidelijke zijde van de bouwput enkele houtrestanten aan het licht. Om meer gegevens te verkrijgen over de aard van de aangetroffen structuren, werd aan zuidelijke zijde een beperkte sondering (11m2) gemaakt. Alle profielen werden zorgvuldig opgekuist en gefotografeerd;

(30)

werd op die manier ook ingetekend.

Na registratie van deze sondering werd zone 2B volledig afgegraven tot op de max. toegelaten diepte en werd het volledige oostprofiel opgekuist, gefotografeerd en ingetekend. Daarbij kon vastgesteld worden dat S99 een oudere gracht, nl. S98, oversneed. Met het oog op natuurwetenschappelijk onderzoek werden in totaal 14 pollenstalen (M58-M71) en 10 bulkmonsters (M72-M81) genomen. Tevens werd ook een staal genomen van een concentratie plantaardig materiaal, die tijdens de aanleg van zone 2B/profiel 3 werd aangetroffen in het onderste zwart slibpakket (M249)24.

Omdat de bodem van de 2 aangesneden grachten tijdens het huidig onderzoek niet bereikt kon worden, werden op de max. toegelaten diepte 7 aanvullende (guts)boringen gezet. Op die manier werd getracht toch informatie te verzamelen over de diepte van de grachten. De boringen werden gedetailleerd beschreven, ingemeten en ingepast in het digitale opgravingsplan. Van elk boorpunt werd telkens de TAW-hoogte bepaald, zodat de profieltekening van zone 2B/profiel 3 correct aangevuld kon worden.

Na de registratie van zone 2B/profiel 3 werden tonnen S22, S25 en S84 in detail onderzocht. Wat het vullingspakket van S22 betreft, werden 3 bulkmonsters genomen (M151, M152 en M154) alsook 1 pollenstaal (M150). Tevens werd de bodem van de ton bemonsterd (M156), de duigen (M157) en de wissen (M155). Wat het vullingspakket van S25 betreft, werden 2 bulkmonsters genomen (M95, M102). Daarnaast werden 2 stalen genomen van de wissen (M82, M103) en de duigen (M257). Wat het vullingspakket van S84 betreft, werden 2 pollenstalen genomen (M88 en M89). Verder werden ook 2 bodemfragmenten (M109 en M111) en 5 duigen (M107, M108, M110, M112, M255) genomen. Tenslotte werden ook de wissen rond de ton bemonsterd (M263).

Na afronding van de registratie van zone 2B/profiel 3 en ton S84 werden zone 2B en zone 2D volledig tot op de max. toegelaten diepte afgegraven tot tegen de oostelijke secanspalenwand. De registratie van muur S44, die gedeeltelijk oversneden werd door de secanspalenwand, werd tijdens de graafwerken zo goed mogelijk aangevuld. Omdat zich ter hoogte van de noordoostelijke hoek van de secanspalenwand een liftkoker bevond, kon de volledige dikte van S44 op deze plaats bepaald worden.

24

Het niveau waarop deze stalen genomen zijn, zijn te koppelen aan zone 2B/profiel 3/L28, L37 of L38.

(31)

Omwille van praktische redenen (grondverzet) werd na afronding van zones 2B en 2D beslist om eerst zone 2A volledig af te werken. Het zuidelijke deel van zone 2A was, in functie van de verankering van de secanspalenwand tijdens fase 1, reeds afgegraven tot op 17,26m TAW. De zones ten zuiden, noorden en oosten van tonnen S34 en S35 werden laagsgewijs afgegraven; structuren die aan het licht kwamen werden geregistreerd en daarna verwijderd. Beide tonnen werden geregistreerd en bemonsterd voor natuurwetenschappelijk onderzoek. Wat S34/ton 1 betreft, werden 3 bulkmonsters (M92, M94 en M101) en 1 pollenstaal (M96) genomen uit het vullingspakket. De duigen werden bemonsterd (M106, M113), alsook de wissen (M254), de hoepels rond de ton (M247) en de afdichting van het bomgat (M242). Wat S34/ton 2 betreft, werden uit het vullingspakket 2 bulkmonsters (M93 en M115) en 1 pollenstaal (M97) genomen. De duigen werden bemonsterd (M114 en M251), alsook de wissen (M248). Wat S35 betreft, werden uit het vullingspakket 2 bulkstalen genomen: M116 en M120. Verder werden ook de duigen en de wissen bemonsterd, respectievelijk M117, M118 en M243. Na de registratie van S34 en S35 werd deze zone afgegraven tot op 15,21m TAW, zodat een tweede doorsnede door grachten S98 en S99 gemaakt kon worden.

Wat het centrale gedeelte van zone 2A betreft, werden -behalve enkele ondiepe paaltjes die deel uitmaakten van een beschoeiing- vrij veel heipalen aangetroffen. De meeste heipalen werden op 17,33m TAW aangesneden. Omdat dendrochronologisch onderzoek van deze palen interessante informatie kan opleveren, werden de palen gedetailleerd geregistreerd. Alle palen werden in grondvlak ingetekend, kregen een spoornummer en werden -na het machinaal uittrekken uit de bodem- gedetailleerd beschreven. Pas na deze registratie werden de palen verzaagd voor dendrochronologisch onderzoek (M200-M201, M203-M208, M234, M245). Na deze registratie werd de bodem volledig afgegraven tot op de max. toegelaten diepte.

Wat de noordelijke zijde van zone 2A betreft, werd een eerste archeologisch niveau aangelegd op 17,40m TAW. Structuur S115 werd volledig opgekuist, gefotografeerd en ingetekend; daarna werd de structuur machinaal gecoupeerd. De coupe werd gefotografeerd en ingetekend. Het aardewerk werd, voor zover mogelijk, stratigrafisch gerecupereerd. Omdat het vullingspakket van S115 uit 2 verschillende lagen bestond, werden zowel de bovenste (M85 en M86) als de onderste laag (M84, M87, M90 en M91) bemonsterd.

Tijdens het maken van de coupe werd duidelijk dat S115 gefundeerd was op een houten platform, bestaande uit 9 dikke planken. Er werd beslist om het platform, na de registratie van de coupe, volledig op te kuisen, te fotograferen en alle planken individueel in te tekenen. Om de coupetekening van S115 te kunnen aanvullen, werd elke plank na de registratie gelicht om de dikte ervan te kunnen bepalen. Eén plank, nl. plank 4, werd verzaagd in functie van dendrochronologisch onderzoek: M98.

(32)

Na registratie van S115 werd deze zone laagsgewijs verdiept, zodat zone 2A/profiel 2 uitgebreid kon worden. Omdat ton S120 zich gedeeltelijk in zone 2A/profiel 2 bevond, kon de buitenzijde van 2 tonnen tijdens het verdiepen van deze zone vrijgelegd worden. Deze zone werd verdiept tot 14,61m TAW. Tenslotte werd zone 2A/profiel 2 zorgvuldig opgekuist, gefotografeerd en in detail ingetekend. Met het oog op natuurwetenschappelijk onderzoek werden 9 pollenstalen (M125 t.e.m. 132 en M149) genomen. Omdat de bodem van gracht S99 tijdens het huidig onderzoek niet bereikt kon worden, werden op de max. toegelaten diepte 6 aanvullende (guts)boringen gezet. Op die manier werd getracht toch informatie te verzamelen over de diepte van de gracht. De boringen werden gedetailleerd beschreven, ingemeten en ingepast in het digitale opgravingsplan. Van elk boorpunt werd telkens de TAW-hoogte bepaald, zodat de profieltekening van zone 2A/profiel 2 correct aangevuld kon worden. Bijkomend werd op 2 plaatsen geboord m.b.v. een mega-boor om, in functie van radiokoolstofdatering, organisch materiaal uit de onderste grachtvulling te recupereren (M264).

Na de registratie van zone 2A/profiel 2 werd tonwaterput S120 in detail onderzocht. Gezien uit ton 1 alle duigen verwijderd waren, konden enkel de wissen bemonsterd worden (M244). In tegenstelling tot ton 1 konden bij ton 2 wel duigen bemonsterd worden (M124, M135 t.e.m. M138 en M256), alsook 1 hoepel (M134/139). Uit het vullingspakket van de tonwaterput werden 5 pollenstalen (M140 t.e.m. M144) genomen, alsook 8 bulkmonsters (M119, M121 t.e.m. M123 en M145 t.e.m. 148).

Na afronding van de registratie van zone 2A/profiel 2 en ton S120 werd zone 2A volledig tot op de max. toegelaten diepte afgegraven tot tegen de secanspalenwand. Tijdens de begeleiding van de graafwerken ter hoogte van de noordwestelijke hoek van de bouwput werd vastgesteld dat in deze zone, in tegenstelling tot zone 2A/profiel 2, wel de noordelijke insnijding van gracht S99 zichtbaar was. Om de doorsnede van de gracht te kunnen vervolledigen werd beslist om enkel het noordelijke segment van het achteruitgezette profiel op te kuisen, te fotograferen en in te tekenen25. Door de digitale registratie van de referentienagels kon dit profielsegment probleemloos gekoppeld worden aan zone 2A/profiel 2. In deze zone werden tevens enkele heipalen bemonsterd: M161, M162, M168 en M195.

25

(33)

De zone die zich tussen zone 2A en zone 2B en 2D bevond, wordt aangeduid als zone 2E. De oppervlakte van deze zone bedroeg ca. 285m2.

Wat het oostelijke deel van zone 2E betreft, werd vooreerst getracht om zo goed mogelijk aansluiting te vinden bij zone 2C. Er werd reeds vermeld dat zone 2C/profiel 3 tijdens de opschorting van de werken grotendeels ingevallen was, waardoor het opgravingsplan ter hoogte van de grens van beide zones lokaal hiaten vertoont. Wanneer we de noordelijke helft van dit deel van zone 2E vergelijken met de zuidelijke helft, is het duidelijk dat de meeste bakstenen structuren zich aan noordzijde bevinden. Net zoals in zone 2D, werd net onder het huidige niveau -op 18,28m TAW- een vrij recente riool (S133) aangetroffen, die vermoedelijk geassocieerd dient te worden met S50. Deze structuur werd opgekuist, geregistreerd en daarna onmiddellijk uitgebroken om een volgend niveau aan te leggen. Niveau 2 werd aangelegd op 17,86m TAW; op dit niveau werden enkele OW georiënteerde bakstenen muren aangetroffen, zoals S130.

De zone tussen S130 en S82/S83 werd na de registratie van S130 laagsgewijs afgegraven. Op 16,60m TAW werd een rechthoekige bakstenen structuur met een breedte (binnenwerks) van 1,12m en een lengte (binnenwerks) van 2,33m aangetroffen: S131. De bakstenen vloer van deze structuur kwam voor op 16,4m TAW. Omdat de structuur volledig opgevuld was met bouwpuin en er ook nergens in de hoeken restanten van een organische vulling aangetroffen zijn, werden geen stalen genomen van het vullingspakket. Daarentegen werd wel een staal genomen van de binnenzijde van de noordelijke muur, die gekenmerkt werd door een vrij vlakke (afwerkings)laag: M153.

Na de registratie van deze structuur werd de zone ten noorden van S130 laagsgewijs afgegraven. Tijdens de afbraak van de noordelijke muur van S131 werd extra aandacht besteed aan het verband met S82. S82 werd ook gedetailleerd beschreven en zowel de palen (M193, M197 t.e.m. M199) als de planken (M194 en M196) werden bemonsterd voor dendrochronologisch onderzoek. Ook verschillende houten palen, die waarschijnlijk -net als S83- deel uitmaken van een houten gebouw, werden bemonsterd voor dendrochronologisch onderzoek: M38 t.e.m. M41 en M51. De palen van de westelijke zijde van dit gebouw werden niet bemonsterd, omdat dit profiel na de paasvakantie volledig ingestort was. De houten paaltjes die onder S130 voorkwamen, werden zo goed mogelijk opgekuist en geregistreerd. Omdat het om relatief oppervlakkige paaltjes ging, werd beslist om deze niet te bemonsteren26.

26

De meeste paaltjes maakten bovendien deel uit van de beschoeiing die ook reeds in zone 2B aangetroffen was.

(34)

Ten zuiden van S130 kwamen betrekkelijk weinig structuren voor. Opmerkelijk was de vondst van een min of meer cirkelvormige houten structuur (S185), ten oosten van S179. S185 werd zorgvuldig vrijgelegd aan de buitenkant, gefotografeerd en geregistreerd. Vermits het niet duidelijk was of de vulling binnen S185 al dan niet secundair was, werd beslist om toch een doorsnede door het vullingspakket te maken. Het vullingspakket werd gefotografeerd en bemonsterd (M265). S185 werd in een volgende fase als één geheel gelicht en zorgvuldig verpakt voor eventuele conservatie.

Omdat tijdens het opkuisen van de bodem onder S179/S181 de oversnijding van S98 door S99 opnieuw duidelijk zichtbaar was, werd beslist om dit profiel bijkomend te registreren: zone 2E/profiel 1. Het profiel werd zorgvuldig opgekuist, gefotografeerd en ingetekend. Met het oog op natuurwetenschappelijk onderzoek werden 4 pollenstalen (M173 t.e.m. 175 en M179) genomen.

Na registratie van dit profiel werd de bakstenen putconstructie S187 gecoupeerd; de coupe werd gefotografeerd en ingetekend. De vulling werd stratigrafisch onderzocht en bemonsterd (M266). Net zoals S115 was het metselwerk van S187 gefundeerd op een houten platform, bestaande uit 4 dikke planken. Na afbraak van de bakstenen mantel, werd het houten platform volledig opgekuist, gefotografeerd en werden alle planken ingetekend. Na de registratie werden alle planken gelicht en verzaagd voor dendrochronologie (M189 t.e.m. 192).

Na registratie van zone 2E/profiel 1 werd ook ton S183 in detail onderzocht. Er werden stalen genomen van de duigen (M184), de bodem (M185a en M185b), de bodem tussen L2 en L3 (M186) en de wissen (M187). Uit het vullingspakket werden 3 bulkmonsters genomen (M176-M178) en 1 pollenstaal (M172).

Het westelijke deel van zone 2E wordt volledig ingenomen door een grote rechthoekige kelder met een breedte (binnenwerks) van 6m; de onderzochte lengte bedroeg 14m (fig. 12). De noordelijke keldermuur bevond zich net binnen de bouwput; de zuidelijke keldermuur kwam vermoedelijk tegen de rooilijn van de Schuttelaerestraat voor27. Over de volledige lengte van de kelder kwam een goed bewaarde vloer voor (17,44m TAW), grotendeels bestaande uit bakstenen. Gezien de vrij recente datering van de kelder, werd beslist om de registratie vrij beperkt te houden: de kelder werd opgekuist, gefotografeerd, ingetekend. Het bouwfysisch onderzoek van de muren en de latere aanpassingen aan westelijke zijde werd tot een minimum beperkt.

27

(35)

Figuur 12 Kelderruimte in zone 2E

Na de registratie van de kelder werd beslist om min of meer ter hoogte van het midden van de kelder een laatste doorsnede door de grachten te maken (zone 2E/profiel 2). Het profiel werd volledig opgekuist, maar nog voordat het gefotografeerd kon worden, stortte de doorsnede, ter hoogte van ton S200, volledig in. De zone rond ton S200 werd opnieuw opgekuist; de buitenzijde van de ton werd zorgvuldig vrijgelegd. Het profiel werd zo goed mogelijk geregistreerd, maar t.g.v. de grote instabiliteit van de bodem vertoont de profieltekening plaatselijk hiaten. Met het oog op natuurwetenschappelijk onderzoek werden 10 pollenstalen genomen: M220 t.e.m. M225 en 4 in S201 (M210 t.e.m. 213). Ton S200 werd na de registratie van het profiel volledig in detail onderzocht. Zowel de duigen (M252 en M253), als de wissen (M232) werden bemonsterd. Uit het vullingspakket werden 2 pollenstalen (M214 en M215) genomen en 5 bulkstalen (M217 t.e.m. 219 en M237 en238). De zone ten westen van zone 2E/profiel 2 werd laagsgewijs afgegraven. De kuilen die op 16,45m TAW aangesneden werden (S201 en S202), werden geregistreerd en bemonsterd (M227, M228 en M229). Op 15,61m TAW tenslotte werd een restant van een tonstructuur (S206) aangetroffen. Het restant werd gelokaliseerd en bemonsterd (M231).

(36)

Tenslotte werd het afgraven van de grachtvulling begeleid om zoveel mogelijk aardewerk uit de onderste pakketten te recupereren. Bij het aantreffen van aardewerk werd een hoogtemeting genomen, zodat deze vondsten later gekoppeld konden worden aan de stratigrafie.

Een zone van ca. 25m2 kon tijdens fase 2 niet onderzocht worden omwille van praktische redenen (grondverzet). In overleg met Jan Decorte (Archeo7) werd beslist om deze zone niet archeologisch te begeleiden.

2.3.4. Zone 2- werfbegeleiding (zone 2F)

Ter hoogte van de inrit van de ondergrondse parking, op ca. 50cm van de perceelsmuur, werd aansluitend op de secanspalenwand een Berlinerwand geplaatst. Om de profielen -aangebracht op de metaalplaten- te kunnen verankeren, diende de bodem tegen de Berlinerwand uitgegraven te worden tot op een diepte van 1,5m. Zone 2F is vanuit archeologisch oogpunt vrij cruciaal, omdat ze de verbinding vormt tussen zone 1 en zone 2. Het opnemen van deze zone binnen het projectgebied zou echter betekenen dat de 1000m2 die in de bijzondere voorschriften voorzien was, overschreden zou worden. Na overleg met Jan Decorte (Archeo7) werd beslist om deze zone te onderzoeken via het principe van een archeologische werfbegeleiding. Op die manier konden de nodige archeologische registraties uitgevoerd worden, zonder dat de werken vertraging opliepen. Structuren die aan het licht kwamen, werden zorgvuldig opgekuist, gefotografeerd en handmatig ingetekend t.o.v. een lokaal meetsysteem dat nadien in het digitale grondplan ingepast werd. S77 werd bemonsterd voor eventueel verder onderzoek: er werden 2 bulkstalen (M55 en M56) en 1 monster voor dendrochronologisch onderzoek (M57) genomen.

2.4. Verwerking

De verwerking van de opgravingsgegevens werd, conform de bijzondere voorschriften, door 3 personen uitgevoerd binnen een termijn van 40 werkdagen. Binnen deze termijn werd een basisverwerking uitgevoerd: administratie van de opgravingsgegevens, digitalisatie van de analoge profieltekeningen, verwerking van het vondstmateriaal en van de relevante monsters.

(37)

Wat de verwerking van het aardewerk betreft, werd -gezien de grote hoeveelheid vondsten- in overleg met Jan Decorte (Archeo7) en Sam De Decker (Onroerend Erfgoed) beslist om het aantal scherven per context te kwantificeren en de aardewerkcategorieën te bepalen. Op die manier wordt voor onderzoekers die in de toekomst een typochronologische studie van het gerecupereerde aardewerk willen maken, een beeld geschetst van de grootte van de contexten en van de inhoud.

Wat de verwerking van de monsters betreft, was de basisverwerking afhankelijk van de aard van het bemonsterde pakket. Stalen van organische lagen werden gezeefd op 3 verschillende maaswijdtes; telkens werd 1 referentiestaal bewaard. Stalen van plastische kleipakketten, verbrande kleipakketten of houtskoolpakketten werden niet gezeefd. Alle houtmonsters werden schoongemaakt, gefotografeerd en beschreven. De houtmonsters waarop geen merktekens voorkwamen, werden -in overleg met Kristof Haneca- verzaagd voor dendrochronologie28. De houtmonsters waarop merktekens voorkwamen, werden in detail gefotografeerd en op ware grootte getekend.

De beperkte verwerkingstijd liet niet toe om alle aangetroffen sporen en structuren in detail te beschrijven en te interpreteren. Er werd dan ook voor geopteerd om in deze fase van het onderzoek vooral te focussen op de grachtstructuren, de ovenrestanten en de tonstructuren, in relatie tot de stratigrafische opbouw van het terrein. Gefaseerde overzichtsplannen kunnen in deze onderzoeksfase niet opgemaakt worden; dit kan pas na een gedetailleerde stratigrafische analyse, in combinatie met natuurwetenschappelijk onderzoek.

28

(38)

3. Beknopt cartografisch onderzoek

Ondanks het feit dat kritisch omgesprongen dient te worden met cartografische bronnen, kunnen deze toch waardevolle informatie leveren over de stadsontwikkeling van Ieper in het algemeen en de evolutie van het woonblok waarbinnen het projectgebied te situeren is. Gezien binnen dit project geen middelen voorzien zijn voor een uitgebreid historisch en cartografisch onderzoek, beperken we ons hier tot het geven van een overzicht van enkele relevante historische stadsplannen.

3.1. Guillaume du Tielt (1610)29

Figuur 13 Detail uit de gravure van Guillaume du Tielt, met aanduiding van de plaats waarbinnen het plangebied te situeren is (Stedelijk Museum Ieper, inventarisnummer: SM 3185).

De opzet van deze gravure uit het begin van de 17de eeuw was het opnieuw onder de aandacht brengen van het beleg van Ieper in 1383; de gravure schetst dan ook een beeld van de laat 14de-eeuwse stad30. Guillaume du Tielt zou zich hiervoor geïnspireerd hebben op 2 oudere kaarten, die zelf gebaseerd waren op een schilderij uit het einde van de 15de eeuw31. Gezien dit 17de-eeuwse plan een situatie van meer dan 200 jaar eerder weergeeft, dienen er toch wel wat vraagtekens geplaatst te worden bij deze weergave van de stad.

29

De gravure over het beleg van Ieper in 1383 door Guillaume du Tielt (1610), uit: Stedelijk Museum Ieper, inventarisnummer: SM 3185.

30

MOERMAN 2010, 34.

31

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Terwijl alle religies gericht zijn op de mens die redding wil bereiken door middel van zijn eigen werken, is het bij genade zo dat ze enig soort van menselijke werken of

Wij vragen alle raadsleden om zich concreet uit te spreken over collectieve en andere - niet traditionele - woonvormen in de eigen verkiezingsprogramma’s en de (toekomstige)

Een nationaal platform voor het praktijkgericht onderzoek, waar de hogescholen, SIA, HKI en SURF nu samen aan willen gaan werken, is een goede eerste stap.. Dat vergt ook wel wat

Het ontwerp-bestemmingsplan ‘Hoofdweg 167 – 169 Paterswolde’ heeft met ingang van vrijdag 25 januari 2013 gedurende zes weken voor iedereen ter inzage gelegen

Andere voorstellen schetsten het (ide- ale) mvt-onderwijs als onderwijs waarin ruimte is voor (vrij) lezen, voor een taak- gerichte aanpak en waarin de doeltaal veelvuldig klinkt

Various studies have indicated a dose-response relationship between duration of breastfeeding and health benefits for mothers and infants, vitally important because modern

we regard reduction of the number of accidents as the criterion of road safety research and the relevant measures, then we seek in the traffic conflict

In de aanvullende verkenning Hoog Spreiding verkennen we een toekomst waar hoge nationale groei gepaard gaat met een relatief minder sterke groei van de