• No results found

Urinebrandplekken in grasland : resultaten preventie-onderzoek in 1984 en 1985 op ROC Cranendonck

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Urinebrandplekken in grasland : resultaten preventie-onderzoek in 1984 en 1985 op ROC Cranendonck"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verslag 168, april 1993

Urinebrandplekken in

grasland

Resultaten preventie-onderzoek in 1984

en 1985 op ROC Cranendonck

J.A. Keuning en J. Groenwold

cabo-dlo

V«i

£^o

CENTRALE LANDB 0000 0571 0997

(2)

Verslag CABO-DLO

Het DLO-Centrum voor Agrobiologisch Onderzoek (CABO-DLO) is onderdeel van de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

DLO heeft tot taak het genereren van kennis en het ontwikkelen van expertise ten behoeve van de uitvoering van de landbouwpolitiek van de Nederlandse regering, het versterken van de agrarische industrie, het plannen en beheren van het landelijk gebied en het beschermen van het milieu. CABO-DLO heeft tot taak het verrichten van fundamenteel-strategisch, zowel experimenteel als modelmatig, onderzoek aan planten. De resultaten hiervan dragen bij aan de realisatie van:

optimale en duurzame plantaardige produktiesystemen; produktvernieuwing en produktkwaliteit;

natuurwaarden en milieukwaliteit in het landelijk gebied.

Adres: CABO-DLO Postbus 14 6700 AA Wageningen tel. 08370-75700 fax. 08370-23110 e-mail postkamer@cabo.agro.nl Verslag NMI

Verslagen van NMI zijn bedoeld als interne communicatiemiddelen en zijn dus geen officiële publikaties. Zij bevatten veelal resultaten van niet afgesloten onderzoek en/of dienen als discussiestuk.

Verslagen worden slechts in beperkte mate of geheel niet buiten NMI verspreid.

Niets uit de inhoud mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de directie NMI.

ing. J.A. Keuning NMI-PR

Runderweg 6 8219 PK Lelystad

Tevens uitgegeven door het Nederlands Meststoffen Instituut onder nummer C91.19

(3)

Inhoudsopgave

Voorwoord pagina A. Resultaten preventie-onderzoek in 1984 1 Samenvatting en conclusies 1 1. Inleiding 1 2. Opzet en uitvoering van het onderzoek 3

3. Weersomstandigheden 3

4. Resultaten 4 4.1 Grashoogtemetingen 4

4.2 Schatting van de drogestofopname 5 4.3 Opname aan drinkwater en melassewater 6

4.4 Schade door urinebrandplekken 9

4.5 Melkproduktie 9 4.6 Gewichten van de dieren 11

B. Resultaten preventie-onderzoek in 1985 13

Samenvatting en conclusies 13

1. Inleiding 13 2. Opzet en uitvoering van het onderzoek 13

3. Weersomstandigheden in de proef-periode 14

4. Resultaten 14 4.1 Opname van drinkwater en melassewater 14

4.2 Schade door urinebrandplekken 15 4.3 Onderzoek urinemonsters 16

4.4 Melkproduktie 17 4.5 Gewichten van de dieren 18

5. Discussie 18

Literatuur 18 BIJLAGEN

1. Melkproduktie (in kg per dier per dag) 1984 1 p. 2. Percentage vet in melk 1984 1 p. 3. Vetproduktie (in grammen per dier per dag) 1984 1 p. 4. Percentage eiwit in de melk 1984 1 p. 5. Eiwitproduktie (in grammen per dier per dag) 1984 1 p. 6. Opname van water en melassewater per groep in kg per dier per dag 1985 1 p. 7. Opname van water en melassewater per groep in kg per dier 1985 1 p. 8. Schade door urinebrandplekken (in m2) 1985 1 p. 9a. Geleidbaarheid, N-totaal en N-ureum van urinemonsters in relatie tot de

(4)

9b. Geleidbaarheid, N-totaal en N-ureum van urinemonsters in relatie tot de

mate van verbranding van de graszode op 20-08-85 1 p. 10a. Geleidbaarheid, N-totaal en N-ureum van urinemonsters in relatie tot de

mate van verbranding van de graszode op 27-08-'85 1 p. 10b. Geleidbaarheid, N-totaal en N-ureum van urinemonster in relatie tot de

mate van verbranding van de graszode 27-08-'85 1 p. 11. Melkproduktie (in kg per dier per dag) 1985 1 p. 12. Percentage vet in de melk 1985 1 p. 13. Vetproduktie (in grammen per dier per dag) 1985 1 p. 14. Percentage eiwit in de melk 1985 1 p. 15. Eiwitproduktie (in grammen per dier per dag) 1985 1 p.

(5)

Voorwoord

De resultaten van het urinebrandplekken-preventie-onderzoek over de jaren 1984 en 1985 zijn destijds reeds in korte artikelen gepubliceerd in de respectievelijke jaarverslagen van ROC Cranendonck. Hoewel het perspectief voor preventie van de schade nauwelijks aanwezig is, behalve bij pinken, blijken onderzoekers toch regelmatig interesse te tonen in de basis-gegevens van het onderzoek. Deze interesse vloeit voort uit milieu-onderzoek. Bekend is dat de nutriënten uit mest en urine door weidend vee slecht over het perceel worden herver-deeld. Dit geeft aanleiding tot zogenaamde puntbelasting hetgeen schadelijk is voor het milieu. De laatste jaren wordt getracht meer inzicht in deze materie te krijgen. Daarbij wordt regelmatig gebruik gemaakt van eerder uitgevoerd onderzoek zoals de gegevens van het urinebrandplekkenonderzoek. Dit is aanleiding geweest de reeds bestaande artikelen aan te vullen met het basismateriaal en op deze wijze alsnog een compleet verslag samen te stellen.

(6)

A. Resultaten preventie-onderzoek in 1984

Samenvatting en conclusies

Uit het preventie-onderzoek in 1983, dat tot doel had de schade door urinebrandplekken in grasland te verminderen, bleek het verstrekken van melassewater aan pinken goede perspectieven te bieden. In 1984 was het preventie-onderzoek er daarom vooral op gericht de praktische toepasbaarheid van melassewater bij koeien te testen. Het onderzoek werd uitgevoerd op ROC Cranendonck te Maarheeze met twee groepen melk-koeien in de periode van 13 juni tot 18 september. De ene groep kreeg uitsluitend normaal drinkwater (controlegroep) en de andere naast normaal drinkwater ook melassewater (proefgroep).

Naast de proef met melkkoeien is in de periode van 30 augustus tot 17 september nog eenzelfde proef met pinken uitgevoerd.

Bij de melkkoeien was er geen verschil in totale vochtopname tussen de twee groepen; die was namelijk 50,2 kg per dier per dag voor de proefgroep en 50,1 kg per dier per dag voor de controlegroep. Bij de pinken was het verschil tussen de twee groepen evenwel zeer groot; hier was de vochtopname respectievelijk 65,9 en 18,2 kg per dier per dag .

Niet duidelijk is waarom er verschillen zijn tussen melkkoeien en pinken. Wel werden er aanwijzingen verkregen dat het niveau van de bijvoeding mogelijk van grote betekenis is op de opname van melassewater door de melkkoeien. De schade veroorzaakt door urinebrandplekken in de proef met melkkoeien was voor beide groepen vrijwel gelijk. Op grond van de gegevens van de totale vochtopname mocht ook geen ander resultaat worden verwacht. Uit het onderzoek van de melkproduktie en de vet- en eiwitgehalten blijkt dat melassewater een geringe positieve invloed heeft gehad op de melkgift maar een negatieve op het vetgehalte. Bij de proefgroep kwam enkele malen een sterke daling voor van dit gehalte.

1. Inleiding

Uit het onderzoek in 1980 en 1981 naar de oorzaken van het ontstaan van urinebrandplekken in grasland is gebleken dat de concentratie aan ureum in de urine de belangrijkste schade-lijke factor is (4). Bij lage ureumconcentraties komt geen of weinig schade voor. Daarom zal het onderzoek in de eerste plaats moeten zoeken naar methoden en/of middelen die de ureum-concentratie kunnen verlagen. Met het oog op praktische toepassing moeten de mid-delen goedkoop en de methode eenvoudig uit te voeren zijn.

In 1982 is het zogenaamde preventie-onderzoek in Gortel begonnen met het verstrekken van pekelwater aan pinken (3). Hiermee kon de schade door urinebrandplekken globaal met een vierde deel ten opzichte van de controlegroep worden verlaagd.

In 1983 is het onderzoek voortgezet met drie groepen pinken (1). Gedurende de periode van begin juni tot eind augustus werden de drie volgende objecten vergeleken:

a. melassewater (2 % oplossing) + normaal drinkwater b. pekelwater (2,5 % NaCI-oplossing) + normaal drinkwater c. normaal drinkwater.

(7)

15

/e

2% 2%

*% Vi

1% 15

/

7 2% 25

/r

3%

datum

Figuur 1. Gemiddelde etmaaltemperatuur (in °C) en neerslag (in mm per dag) in juni en juli 1984

•c 24 2 2 20 -18 16 14 12 10

A

A

mm 28 2 4 2 0 - 16 JLa.

V

" \ - 12 \ , . 5 / 10/ 15/ 2 0 / 2 5 / 31/ 5 / 10/ 15/ 2 0 / / 8 / 8 / 8 / 8 / 8 / 8 / 9 / 9 / 9 / 9 datum Figuur 2. Gemiddelde etmaaltemperatuur (in °C) en neerslag (in mm per dag) in augustus en

(8)

Het bleek dat de dieren met het melassewater in totaal veel meer vocht opnamen. De ureum-concentratie in de urine werd hierdoor aanzienlijk verlaagd en de schade door urine-brand-plekken kwam op een veel lager niveau. De methode met pekelwater was veel minder effec-tief en biedt voor praktijkgebruik weinig perspeceffec-tief. Dit is echter wel het geval met de methode met melassewater. Deze werd in 1984 nader onderzocht op ROC Cranendonck. Dit verslag geeft de resultaten van het onderzoek.

2. Opzet en uitvoering van het onderzoek

De proef werd uitgevoerd op de graslandpercelen 7 en 8 van ROC Cranendonck met twee gelijkwaardige groepen van elk 10 melkkoeien. De ene groep kreeg uitsluitend normaal drinkwater (controlegroep) en de andere naast normaal drinkwater ook nog melassewater (proefgroep). Het melassewater bevatte 2 procent melasse. Zowel drinkwater als melassewa-ter werden steeds ad libitum verstrekt. Het meten van de opgenomen hoeveelheden drink-water en melassedrink-water gebeurde dagelijks op een vast tijdstip.

In de periode van 13 juni t/m 12 augustus werd het dagrantsoenbeweidingssysteem toegepast en in de periode van 13 augustus t/m 18 september het omweidingssysteem. Na elke bewei-ding is het aantal urinebrandplekken geteld en is de grootte ervan en de mate van verbran-ding geschat.

Tijdens de proefperiode zijn de omstandigheden zo gunstig mogelijk gemaakt voor het ont-staan van urinebrandplekken (hoge stikstofbemesting en vochtige grond). In de droge perio-de van augustus is regelmatig beregend. De totale stikstofbemesting bedroeg 400 à 450 kg per ha per jaar. Naast de factoren stikstofbemesting en vochtigheid van de grond is ook de temperatuur van belang bij het optreden van urinebrandplekken (de gemiddelde etmaal-temperatuur moet globaal liggen tussen 15 en 20 °C). De etmaal-temperatuur was in bepaalde perio-den te laag (20-30 juni en 14-21 juli alsmede aan het einde van de proefperiode in

september).

De melkproduktie werd 5 dagen per week gemeten. Elke week werd van één etmaalhoeveel-heid melk het vet- en eiwitgehalte bepaald.

De dieren werden bij het begin en tijdens de proef gewogen.

Naast de proef met melkkoeien is in de periode van 30 augustus t/m 17 september nog een-zelfde proef met pinken uitgevoerd.

3. Weersomstandigheden

In de figuren 1 en 2 wordt een overzicht gegeven van de gemiddelde etmaaltemperatuur en de neerslag. De temperatuurgegevens zijn afkomstig van het K.N.M.l.-station Zuid-Limburg en de neerslaggegevens van de proefboerderij Cranendonck. Een korte karakteristiek van het weer in de periode juni t/m september is als volgt (overgenomen uit de maandoverzichten van het K.N.M.I.):

Juni koud, somberen droog

Juli eveneens koud en somber en aan de droge kant Augustus warm, zonnig en bijzonder droog

(9)

4. Resultaten

De resultaten van de metingen van de grashoogte, de opname aan drinkwater en melasse-water, de door urinebrandplekken veroorzaakte schade en de produktie van de dieren worden hierna besproken.

4.1 Grashoogtemetingen

Tabel 1 geeft de gemiddelde cijfers per groep van de grashoogte bij in- en uitscharen van die beweidingen (dagrantsoen beweiding of omweiding) waarbij voldoende metingen (20 of meer) werden uitgevoerd. Behalve de grashoogte is ook de schatting van de dan aanwezige

hoeveelheid drogestof (in kg per ha) aangegeven1).

Tabel 1. Grashoogte (in cm) bij in- en uitscharen en schatting van de dan aanwezige hoeveelheid gras (in kg ds per ha)

Proefgroep Controlegroep 16,8 cm (= 2050 kg ds) 9,3 cm (= 775 kg ds) 7,5 cm (= 1275 kg ds) 15,0 cm (= 1750 kg ds) 7,9 cm (= 550 kg ds) Verschil 7,4 cm (= 1225 kg ds) 7,1 cm (= 1200 kg ds) Voor de beoordeling van de cijfers uit tabel 1 dienen de volgende maatstaven:

Aanbevolen wordt in te scharen bij een hoeveelheid drogestof van 1700 kg per ha. Dit komt overeen met circa 15 cm grashoogte (vanaf de bodem gemeten). Bij uitscharen heeft een goed afgeweid perceel nog een stoppelhoogte van 6 à 7 cm.

In de periode met rantsoenbeweiding was de gemiddelde grashoogte bij inscharen ruim 16 cm. De variatie in grashoogte was tussen de percelen onderling echter aanzienlijk (ca. 12 cm tot ca. 23 cm). Deze variatie kwam op beide objecten meestal in gelijke mate voor. Een uitzondering hierbij was de periode van 16 t/m 21 juli. Tijdens deze dagen was de grashoogte bij de controlegroep duidelijk groter dan bij de proefgroep.

Rantsoenbeweiden (35 dagrantsoenen) Omweiden (lOomweidingen) Inscharen Uitscharen Verschil Inscharen Uitscharen 16,4 cm 9,3 cm 7,1 cm 15,6 cm 8,2 cm (= (= (= (= (= 1975 kg ds) 775 kg ds) 1200 kg ds) 1825 kg ds) 600 kg ds)

' ' Voor nadere toelichting over het verband tussen de grashoogte en de hoeveelheid drogestof per ha wordt verwezen naar Jaarverslag PR 1984, blz. 19-22:

(10)

In de periode met omweiden was de grashoogte gemiddeld optimaal. Ook toen waren er echter grote variaties van perceel tot perceel. Zoals tabel 1 aangeeft kwamen er tussen de twee objecten nauwelijks verschillen in stoppelhoogte bij het uitscharen voor. Wel is dit het geval binnen hetzelfde object, maar dit hing vooral samen met de hoogte bij inscharen.

4.2

Schatting van de drogestofopname

Met behulp van de in hoofstuk 4.1 vermelde gegevens en de beweide oppervlakte per groep is een schatting gemaakt van de drogestofopname (tabel 2). In deze tabel worden tevens de bijgevoerde hoeveelheden krachtvoer en melasse vermeld.

Tabel 2. Schatting van de drogestofopname (in kg per dier per dag)

Proef g roep Controlegroep

Rantsoenbeweiden 1)

(beweide oppervlakte per groep: 3,35 ha)

opname: gras krachtvoer melasse totaal 11,5 4,2 0,7 16,4 12,2 4,2 0 16,4 Omweiden 2)

(beweide oppervlakte per groep: 2,12 ha)

opname: gras krachtvoer melasse totaal 11.5 3,8 0,7 16,0 11.9 3,9 0 15.8

1) periode van 3 juli t/m 12 augustus m.u.v. 16 t/m 21 juli (zie hfdst. 4.1); totaal 37 dagen

2) periode van 13 augustus t/m 6 september; totaal 25 dagen (door het overwegend koude en natte weer van 7 t/m 18 september en daardoor een lage vochtopname (zie figuur 2) is deze periode buiten beschouwing gelaten).

Omdat de grasopname is afgeleid van de grashoogtemetingen en geen rekening is gehouden met de bijgroei (bij rantsoenbeweiding te verwaarlozen) moeten de cijfers uitsluitend worden beschouwd als een indicatie van de opname. Volgens deze cijfers (tabel 2) was er tussen de groepen weinig of geen verschil in totale opname en was er bij de proefgroep, door de opname van 0,7 kg ds per dag als melasse, de grasopname wat lager dan bij de controlegroep.

(11)

4.3

Opname aan drinkwater en melassewater

In Fig. 3 en in tabel 3 wordt de opname van drinkwater en melassewater vermeld (periode met rantsoenbeweiding). liters 80 r 7 0 -6 0 5 0 -4 0 3 0 2 0 10 h - . m e l a s s e g r o e p -o controLegroep wateropname melassegroep

-r

-r-*-io

/

6 1

%

2

%

2

%

3

% y

1

% %

2

%

z

%

3

% % %

1

%

datum

Figuur 3. Vochtopname in liters per dier per dag van 13 juni t/m 12 augustus 1984

liters 8 0 r 70 h 60 5 0 4 0 30 20 10 /?:

A; ^W %

wateropname melassegroep melassegroep o controlegroep 1% 1% 2% 2% 31/8 % '1% ~ ~1% 2% datum

(12)

Tabel 3. Opname van drinkwater en melassewater (kg per dier per dag) door melkkoeien bij rantsoenbeweiden (13 juni t/m 12 augustus)

Groep Drinkwater Melassewater Totaal Proefgroep 4,5 43,3 47,8 Controlegroep 49,4 0 49,4

Uit tabel 3 blijkt dat er gemiddeld nauwelijks verschil was in vochtopname tussen de beide groepen. Dit geldt ook voor de meeste afzonderlijke dagen. De opnamecurve van beide groepen verloopt vrijwel identiek. Dit resultaat wijkt dus sterk af van dat uit 1983, toen een duidelijk verschil tussen de proefgroep en de controlegroep werd verkregen. Ten opzichte van 1983 waren er echter enkele verschillen in proefopzet en soort proefdieren. In het volgende overzicht worden deze verschillen aangegeven.

Aspect 1983 1984 melkkoeien

krachtvoer (tabel 2) rantsoenbeweiding

Om meer informatie te krijgen over het effect van deze verschillende factoren zijn vanaf 13 augustus enkele veranderingen aangebracht in de proefopzet. In de eerste plaats is het

beweidingssysteem gewijzigd. Vanaf 13 augustus tot 19 september is het omweidingssysteem toegepast. Deze wijziging heeft geleid tot een kleine - maar van weinig praktische betekenis zijnde - verhoging van de opname aan melassewater (Fig. 4 en tabel 4).

Proefdieren Bijvoeding Beweidingssysteem pinken geen omweiden

(13)

Tabel 4. Opname van drinkwater en melassewater (kg per dier per dag) door melkkoeien bij omweiden* (13 augustus t/m 6 september)

Groep Drinkwater Melassewater Totaal Proefgroep 8,3 48,0 56,3 controlegroep 52,0 0 52,0 * de periode van 7 t/m 18 september is door de slechte weersomstandigheden (Fig. 2) en de

daarmee samenhangende zeer lage vochtopname (Fig. 4) buiten beschouwing gelaten. Gerekend over de gehele proefperiode van 13 juni t/m 6 september is er geen verschil in vochtopname tussen de beide groepen (tabel 5).

Tabel 5. Opname van drinkwater en melassewater (kg per dier per dag) door melkkoeien in de gehele proefperiode van 13 juni t/m 6 september

Groep Drinkwater Melassewater Totaal Proefgroep 5,6 44,6 50,2 Controlegroep 50,1 0 50,1

In de tweede plaats is de invloed van het type proefdier nagegaan. Naast de proef met melkkoeien is nog een kortdurende proef (30 augustus t/m 17 september) met pinken uitgevoerd (5 dieren per groep). De resultaten worden in tabel 6 vermeld.

Tabel 6. Opname van drinkwater en melassewater (kg per dier per dag) door pinken bij omweiden

Groep Drinkwater Melassewater Totaal Proefgroep 3,3 62,6 65,9 Controlegroep 18,2 0 18,2

Zoals uit de cijfers blijkt, is het effect van melassewater bij de pinken zeer duidelijk en komt het resultaat goed overeen met dat van 1983.

Tenslotte is getracht de invloed van bijvoeding na te gaan. Vanaf 7 september is de hoeveel-heid krachtvoer bij de proef met melkkoeien sterk verminderd en kregen de dieren nog slechts 1 kg lokbrok. Dit onderzoek moest op 19 september voortijdig worden gestopt van-wege het voortdurende zeer natte weer met op bijna alle dagen regen. Daardoor was de

op-name van drinkwater en melassewater zeer sterk gereduceerd. Onder deze omstandigheden waren verschillen dan ook n i e t t e verwachten (Fig. 4). Op de weinige droge dagen was er echter wel een belangrijk verschil in opname. Op 16 en 17 september was de opname van de proefgroep gemiddeld 42,0 liter per dier per dag en van de controlegroep slechts 15,5 liter per dier per dag. Dit is een aanwijzing dat de invloed van bijvoeding mogelijk belangrijk zou kunnen zijn.

(14)

4.4 Schade door urinebrandplekken

In de Figs. 5 en 6 en in tabel 7 wordt een overzicht gegeven van de schade door urine-brand-plekken. Tevens is in tabel 7 de mate van verbranding aangegeven.

Tabel 7. Schade (in % van de oppervlakte) in de periode van 13 juni t/m 6 september (= 86 dagen)

Groep Proefgroep Controlegroep % (absoluut) 6.4 6,6 1egraad 2,6 2.9 Procentuele verdeling * 2e graad 12,6 10,7 3e graad 84,9 86,3

* 1e graad = lichte beschadiging 2e graad = matige beschadiging 3e graad = alle planten in de plek dood

Zoals de cijfers aangeven, was er nauwelijks verschil tussen de groepen. Dit mocht op grond van de gegevens van de vochtopname (zie tabel 5) ook niet worden verwacht. Bij beide groepen hadden we te maken met overwegend 3e graads verbrande plekken dat wil zeggen dat de gehele plek dood was. Tenslotte moet worden opgemerkt dat het niveau van de schade hoog was in deze proef en op seizoenbasis ongeveer vergelijkbaar was met dat in het andere onderzoek op Cranendonck in voorgaande jaren. Doorgaans geeft de maand september ook nog schade, maar die viel in 1984 grotendeels buiten de onderzoekperiode.

4.5 Melkproduktie

De melkproduktiegegevens worden vermeld in de bijlagen 1 t/m 5, terwijl een samenvatting wordt gegeven in tabel 8.

Het lijkt erop dat het melassewater een licht positieve invloed heeft gehad op de melkgift maar een negatieve op het vetgehalte. Uit de wekelijkse cijfers (bijlage 2) blijkt dat bij de proefgroep enkele malen een sterke daling van het vetgehalte is voorgekomen. Dit ver-schijnsel trad bij de controlegroep niet op. Uit de gegevens van het onderzoek is niet duidelijk geworden waarom de dalingen van het vetgehalte op bepaalde tijdstippen zijn opgetreden.

(15)

10 m * 4 , 0 3.0 2,0 1,0 -- . melassegroep -o controlegroep

\ Al

H \ -M S

/ ^ y \ / v

'% % 2% 2% ^/e % ,0/7 ,5/7 2% 2% 3°/7 % % ,3/s datum

Figuur 5 Schade door urinebrandplekken in m2 per dier per dag van 13 juni t/m 12 augustus 1984

T

3 r

v.

2M

A.

AM

'A&

13-15 16-18 19-21 22-24 25-27 28-31

13 augustus tot 4 september 1984

1-4

Y////\

melasse-groep

L''"A'^\-'-V-"'vl controle-groep

(16)

11

Tabel 8. Melkproduktiegegevens (per dier per dag)

Melk (kg) Vet (%) Eiwit (%) Vet (grammen) Eiwit (grammen) * voorperiode: proefperiode: Groep proef g roep controlegroep verschil proefgroep controlegroep verschil proefgroep controlegroep verschil proefgroep controlegroep verschil proefgroep controlegroep verschil 29 mei 14 juni - Voor-periode* 24,8 24,5 + 0,3 3,88 3,84 + 0,04 3,32 3,25 + 0,07 962 941 + 21 823 796 + 27 13 juni 6 september overgangsperiode: 7 - 1 9 september

naperiode: 20 september - 1 november

Proef-periode* 23,1 22,2 + 0,9 3,69 3,87 -0,18 3,29 3,32 -0.03 852 859 - 7 760 737 + 23 Overgangs-periode* 15,8 14,4 + 1,4 4,32 4,50 -0,18 3.47 3,49 -0,02 684 648 + 36 548 502 + 46 Na-periode* 14,4 12,2 + 2,2 4,10 4,36 -0,26 3,54 3,58 -0,04 594 530 + 64 512 435 + 77

4.6

Gewichten van de dieren

Uit het verloop van de gewichten van de dieren (tabel 9) volgt dat tijdens de periode met rantsoen beweiding de dieren in de proefgroep gemiddeld 7 kg in gewicht zijn afgenomen en die in de controlegroep gemiddeld 4 kg toe zijn genomen. Het verschil tussen de groepen bleef echter ongeveer op hetzelfde niveau. Dit is in overeenstemming met de gegevens over de geschatte voederopname (tabel 2).

Tabel 9. Gemiddelde gewichten van de dieren (kg).

7 juni 14 augustus proefgroep controlegroep verschil 528 559 -31 521 563 -42

Door een misverstand is het opnieuw wegen van de dieren aan het einde van de proefperiode helaas niet uitgevoerd.

(17)

13

B. Resultaten preventie-onderzoek in 1985

Samenvatting en conclusies

Uit het preventie-onderzoek van 1984 was gebleken dat de totale vochtopname bij melk-koeien niet kon worden verhoogd door melasse aan het drinkwater toe te voegen. Wel werd bij pinken weer een positief resultaat verkregen met melassewater. Tijdens de proef werden aanwijzingen gekregen dat het verstrekte krachtvoer mogelijk een rol zou kunnen spelen. Dit werd in 1985 verder onderzocht.

Ook in 1985 werd het onderzoek uitgevoerd op ROC Cranendonck te Maarheeze. Er werden vier groepjes koeien gevormd waarvan er twee normaal drinkwater ontvingen en de andere twee normaal drinkwater alsmede melasse-water. Daarnaast werd een onderverdeling aangebracht in krachtvoerniveaus: die waren 1 en 5 kg per dier per dag. Uit de kortdurende proef die werd uitgevoerd van 6 t/m 27 augustus kwamen bij melkkoeien slechts geringe verschillen tussen de groepen naar voren. Dit was eveneens het geval bij droge koeien. Bij pinken was het resultaat evenwel weer zeer duidelijk aanwezig (controle-groep 24 kg en de proefgroep 68 kg vochtopname per dier per dag). Niet duidelijk is waardoor de verschillen tussen koeien (niet alleen melkgevende maar ook droogstaande) en pinken onstaan. Desgevraagd gaven voedingsdeskundigen (6) als antwoord dat over deze materie nog nooit onderzoek is gedaan. Verondersteld wordt dat de pensfysiologie van pinken en koeien verschillend is en dat die dan bij koeien limiterend zou zijn ten aanzien van de vochtopname. Bewerking van onderzoeksgevens door Dijkstra (2) ten behoeve van een modellenstudie geeft wel meer inzicht in de factoren die de totale voeropname beïnvloeden maar geen informatie over de vochtopname van de dieren. Na de negatieve resultaten van 1985 is besloten het preventie-onderzoek (en daarmee tevens het totale onderzoek naar urinebrandplekken in grasland) te beëindigen.

1. Inleiding

Uit het preventie-onderzoek van 1984 (op ROC Cranendonck) bleek dat de vochtopname bij melkkoeien door het verstrekken van melassewater niet werd verhoogd (proefgroep 50,1 kg en controlegroep 50,2 kg per dier per dag). Als gevolg hiervan was ook de schade door

urinebrandplekken niet verschillend (proefgroep 6,4 % en de controlegroep 6,6 % van de oppervlakte in de periode van 13 juni tot 6 september). Deze uitslag verschilt sterk van de resultaten in 1983 met pinken toen wel grote verschillen werden verkregen (250 % hogere vochtopname en 75 % minder schade). De gunstige resultaten met pinken werden bevestigd door gegevens van een proef in september 1984, eveneens met pinken, waarbij de melasse-dieren meer dan 3 keer zoveel vocht opnamen als de controlemelasse-dieren.

De vraag waarom wel goede resultaten met pinken en niet met melkkoeien werden verkregen was inmiddels nog niet beantwoord. Het plan was hier in september 1984 nog

nader aan te werken, maar door de vele regen mislukte dit. Wel werden vage aanduidingen verkregen dat het bijgevoerde krachtvoer een belangrijke rol kan spelen. In deze richting werd het onderzoek voor 1985 opgezet.

2. Opzet en uitvoering van het onderzoek

De proef werd uitgevoerd op de graslandpercelen 5 en 6 van de proefboerderij Cranendonck te Maarheeze met dieren met een melkproduktie van circa 20 kg per dier per dag. Op basis van leeftijd, afkalfdatum, produktiegegevens en gewicht werden vier zo gelijkwaardig moge-lijke groepjes van elk vijf dieren gevormd. De behandeling van deze groepjes was als volgt:

(18)

14

Krachtvoerniveau Leidingwater Melassewater naast weidegras (controlegroepen) (proefgroepen) 1 kg (lokbrok) 5 dieren 5 dieren

5 kg 5 dieren 5 dieren

Twee groepen kregen uitsluitend leidingwater (controlegroepen) en de andere naast leiding-water ook melasseleiding-water (proefgroepen). Het melasseleiding-water bevatte, evenals in de eerdere proeven, 2 procent melasse (gebaseerd op gewichtsdelen). Zowel het leidingwater als het melassewater werden steeds ad libitum verstrekt. Het meten van de opgenomen hoeveel-heden vocht gebeurde dagelijks op een vast tijdstip. Uit het onderzoek met pinken was gebleken dat indien er verschillen in vochtopname ontstonden, dit meestal gebeurde binnen enkele dagen na het begin van de proef. Er kon derhalve worden volstaan met een korte proefperiode namelijk van 5 t/m 28 augustus (24 dagen). Bij deze proef werd het onbeperkte omweidingssysteem (éénmaal in de 3 à 5 dagen een nieuw perceel) toegepast. Op de proef-percelen is gedurende het gehele seizoen een optimale stikstofbemesting (circa 400 kg per ha) toegepast. Na afloop van de proef met melkkoeien zijn in de periode van 28 augustus t/m 4 september (8 dagen) gelijktijdig nog twee proefjes genomen met droogstaande koeien en met pinken.

3. Weersomstandigheden in de proef-periode

In het maandoverzicht van het KNMI werd het weer in augustus als volgt gekarakteriseerd: augustus was een koele, vrij natte en wat zonneschijn betreft een vrijwel normale maand. Overal in het land was de gemiddelde maandtemperatuur beneden normaal.

4. Resultaten

4.1 Opname van drinkwater en melassewater

Gedetailleerde gegevens worden vermeld in de bijlagen 6 en 7 en een samenvatting in de tabellen 10,11,12.

Tabel 10. Opname van leidingwater en melassewater (kg per dier per dag) door melkkoeien (6 t/m 27 augustus 1985)

Groep Leidingwater Melassewater Totaal 5 kg krachtvoer: 1 kg krachtvoer: proef g roep controlegroep proef g roep controlegroep 5 33 2 28 38 0 32 0 43 33 34 28

(19)

15

Weliswaar was de totale vochtopname door de beide proefgroepen iets hoger dan door de controlegroepen maar het verschil was voor de preventie van urinebrandplekken veel te gering. Ook het verschil in krachtvoergift bleek minder effect te hebben dan werd verwacht. In tabel 11 worden resultaten gegeven van het onderzoek met de droogstaande koeien. Bij deze categorie dieren was er eveneens nauwelijks verschil tussen de proefgroep en de controlegroep.

Tabel 11. Opname van leidingwater en melassewater (kg per dier per dag) door droogstaande koeien (28 augustus t/m 4 september 1985)

Groep Leidingwater Melassewater Totaal

Proefgroep 2 20 22 Controlegroep 20 0 20

Tabel 12 geeft de opnameresultaten van de proef met pinken.

Tabel 12. Opname van leidingwater en melassewater (in kg per dier per dag) door pinken (28 augustus t/m 4 september 1985)

Groep Leidingwater Melassewater Totaal Proefgroep 4 64 68 Controlegroep 24 0 24

Uit de gegevens van tabel 12 blijkt dat het bij pinken ook in 1985 weer gelukt is de totale vochtopname door het verstrekken van melassewater sterk te verhogen (proefgroep 280 % ten opzichte van de controlegroep). Het was opvallend dat de belangstelling van de dieren voor het melassewater vanaf de eerste dag van de proefperiode duidelijk aanwezig was.

4.2 Schade door urinebrandplekken

Ongeveer 10 t o t 14 dagen na elke beweiding werd het aantal urinebrandplekken per groep geteld en de verbrandingsgraad per plek geschat. Bijlage 8 vermeldt de resultaten per bewei-ding en per groep en in tabel 13 wordt een samenvatting gegeven. Hieruit blijkt dat de schade in deze periode op een laag niveau lag.

In vroeger onderzoek op ROC Cranendonck (5) werd bij 400 kg N per ha per jaar en berege-nen in zes beweidingen (naast 1 maaisnede) gemiddeld 7,9 procent van de oppervlakte met urinebrandplekken bedekt. Dat is gemiddeld 1,3 procent per beweiding. De periode van 5 t/m 28 augustus in tabel 13 kan uitgaande van het gehele seizoen ongeveer worden vergeleken met één beweiding.

Zoals tabel 13 verder laat zien waren er wel kleine verschillen tussen de groepen maar deze waren van weinig praktische betekenis. De meeste schade kwam voor bij groep 1 (water + 5 kg krachtvoer). Ook het percentage derdegraads verbrande plekken was bij deze groep het hoogst.

(20)

16

Tabel 13. Schade door urinebrandplekken (in procenten van de oppervlakte) in de periode van 5 t/m 28 augustus (= 24 dagen)

Groep % Procentuele verdeling *

1. 2. 3. 4. water + 5 kg melassewater + 5 kg water + 1 kg melassewater + 1 kg (absoluut) 0,57 0,17 0,26 0,23 1e graad 12 21 18 24 2e graad 38 42 49 48 3e graad 50 37 33 28

* zie voor verklaring tabel 7

Tenslotte was de tendens aanwezig dat de schade door verbranding bij de twee groepen die melassewater ontvingen iets geringer was dan bij de twee groepen die normaal drinkwater kregen. De verschillen waren, zoals reeds gezegd, echter gering.

4.3 Onderzoek urinemonsters

Op 20 en 27 augustus werden monsters genomen van de urine. In de monsters werd de geleidbaarheid, het N-totaalgehalte en het ureumgehalte bepaald. De resultaten worden vermeld in de bijlagen 9 en 10. Tabel 14 geeft een samenvatting van de gegevens per groep en tabel 15 van de gegevens per verbrandingsgraad.

Tabel 14. Analyse van de urinemonsters van de vier groepen

Groep 1. w a t e r + 5 kg 2 melassewater + 5 kg 3 water + 1 kg 4. melassewater + 1 kg gemiddeld Geleidbaarheid (mS-20/8 22.5 18,2 19,2 18,4 19.6 cm"1) 27/8 19,6 20,8 15.9 13.6 17,5 N-totaal (g- ï1: 20/8 7,64 6,00 6,49 5.74 6.47 > 27/8 9,85 10,01 8,37 6.93 8,79 N-ureum (g- M) 20/8 27/8 5,04 7,75 4.03 7,79 4,37 6,70 4,03 5,49 4,37 6,93

Uit tabel 14 blijkt dat het N-totaalgehalte op 27 augustus duidelijk hoger was dan op 20 augustus. Dit hogere N-gehalte kwam goed overeen met het hogere N-gehalte in het gras: dit was namelijk 4,2 procent N in de drogestof op 20 augustus en 5,6 procent N in de drogestof op 27 augustus. De verschillen tussen 20 en 27 augustus kwamen eveneens tot uiting in de verbrande oppervlakte (zie bijlage 8).

Weliswaar kwamen tussen de groepen wel verschillen voor in N-totaalgehalte, maar bij nadere bestudering van de afzonderlijke gegevens (zie bijlagen 9 en 10) blijkt dat deze verschillen meestal veroorzaakt werden door één koe per groep (bijlage 9a no. 81; bijlage 9b no. 82; bijlage 9c nummers 50 en 61). Dat tussen de koeien grote verschillen in concentratie van de urine bestaan was al aangetoond in eerder onderzoek (4). Uit dit feit en door het

(21)

17

geringe aantal koeien per groep kan de conclusie worden getrokken dat geen systematische en duidelijke verschillen tussen de groepen werden vastgesteld.

Tabel 15. Analyse van de urinemonsters per verbrandingsgraad. De monsters zijn afkomstig van de vier groepen Schade geen 1e graad 2e graad 3e graad Aantal monsters 2078 27/8 35 5 3 0 23 8 9 3 Geleidbaarheid mS-20/8 17,3 23,2 23,8 -cm"1 27/8 14,0 17,9 20,5 20,4 N-totaal g - M 20/8 27/8 5,54 7,01 8,02 10,42 8,93 10,19 10,83 N-ureum g-20/8 3,69 5,65 5,99

-r

1 27/8 5,46 8,24 8,17 8,55

Tabel 15 leert tenslotte dat de urine die verbranding veroorzaakte een hoger N- en ureum-gehalte had dan urine die dat niet doet. Deze constatering komt overeen met de resultaten van eerder onderzoek (4).

4.4 Melkproduktie

De melkproduktiegegevens worden vermeld in de bijlagen 11 t/m 15. Tabel 16 geeft van deze resultaten een samenvatting. De gegevens van de voor- en naperiode zijn in het ongerede geraakt en moeten derhalve buiten beschouwing blijven (wel bekend is de melkproduktie in de voorperiode).

Tabel 16. Melkproduktiegegevens (gemiddelden per dier per dag). De laatste vier kolommen hebben uitsluitend betrekking op de proefperiodes

Groep water; melasse; water; melasse; 5 kg krachtvoer 5 kg krachtvoer 1 kg krachtvoer 1 kg krachtvoer Melk (kg) vóór-periode 20,7 22,1 21,4 21,3 proef-periode 21.3 21,2 18,2 19,1 Vet % 4,27 4,05 4,40 4,24 Vet (g) 908 859 800 810 Eiwit % 3,61 3,54 3,44 3.51 Eiwit (g) 768 750 625 671

Tijdens de proefperiode bleef de melkgift van de twee groepen die 5 kg krachtvoer per dier per dag ontvingen goed op peil. De melkgift van de twee groepen die 1 kg krachtvoer per dier per dag kregen, daalde echter aanzienlijk. Door het ontbreken van de gegevens van de voor- en naperiode is een juiste beoordeling van de vet- en eiwitgehalten niet goed mogelijk. Uit de vetgehalten (zie ook bijlage 12) blijkt, evenals in 1984, dat (soms sterk) verlaagde gehalten voorkwamen bij de twee groepen die melassewater ontvingen.

(22)

18

4.5 Gewichten van de dieren

De dieren werden gewogen op 9 augustus, 4 dagen na het begin van de proef en op 27 augustus. De gemiddelde resultaten per groep worden vermeld in tabel 17.

Tabel 17. Gewichten van de dieren (kg per dier)

Groep 9-8 27-8 verschil 1. water+ 5 kg 583 565 -18 2. melassewater + 5 kg 554 541 -13 3. water + 1 kg 545 541 - 4

4. melassewater + 1 kg 537 527 -10

Uit de resultaten blijkt niet dat de aard en de hoeveelheid van de bijvoeding een aantoon-bare invloed heeft gehad op het gewichtsverloop van de dieren.

5. Discussie

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat het nauwelijks mogelijk is de totale vocht-opname bij melkkoeien t e verhogen door het toedienen van melassewater. Bij pinken lukt dit echter wel. Niet duidelijk is waardoor de verschillen tussen koeien (niet alleen melkgevende maar ook droogstaande) en pinken ontstaan. Desgevraagd geven voedingsdeskundigen (6) als antwoord dat over deze materie nog nooit onderzoek is gedaan. Verondersteld wordt dat de pensfysiologie tussen pinken en koeien verschillend is en die dan bij koeien limiterend zou zijn ten aanzien van de vochtopname. Bewerking van onderzoeksgegevens door Dijkstra (2) ten behoeve van een modellenstudie geeft wel meer inzicht in de factoren die de totale voeropname beïnvloeden maar geen informatie over de vochtopname van de dieren.

Literatuur

1. Bakker, V.A.; Preventie van urinebrandplekken in grasland. Onderzoek Gortel, 1983, LBNM-verslag D no.25.

2. Dijkstra, Jan and Heather D. St. C. Neal. A rumen simulation model of nutrient digestion and outflow. 41ste Annual Meeting of the Europeen Assocation for Animal Production, Toulouse, France, 8-12 July 1990.

3. Groenwold, J. en Baarslag A.; Urinebrandplekken in grasland. Preventieonderzoek Gortel, 1982. CABO-DLO-verslag 62,1986. LBNM-verslag D no. 24.

4. Groenwold, J. en Keuning J.A.; De relatie tussen de samenstelling van de koeie-urine en het optreden van urinebrandplekken in grasland. CABO-DLO-verslag 94, oktober 1988. NM I-verslag C 88.12,1988.

5. Keuning, J.A.; Urinebrandplekken in grasland. Regionaal Onderzoek Centrum Cranen-donk, verslagperiode 1984, pag. 57-61.

(23)
(24)

O) • o 0 •rJ 1 u id ai S3 Q> 1 01 C CD (0 -o D> 0 11) ^ > Q) O CU 0) • 0 0 u Q) CU CO 0 u 04 0) T j 0 •rl U Q) Oi H 0 0 > 1 CO H H 1-H O r H ro <* 0 > 1 - ^ cn o t - l CN 0 1 CN r o r H i - l 0 1 1 ^ vo r* oo m o tN ro co l ^ CM CM oo in vo rH H CO 1 O o i t - i 00 i - - » •-I CM r-vo r~ CM CM cn o i - l CM t -r H CM 1-1 1-1 vO co en CM CM VO 1 ^ O rH CM CM vO ro <* r H i H VO VO f i n l ^ 01 O CM ro oo ^ • * oo T J1 ^ ^ ^ ^ * r » co vo CM o> r H r H i - l CM O VO CM 0 0 CM 0 1 VO 0 0 < * CM i - l r H r H 0 0 O O 0 0 CM 0 0 r H VO 0 0 CM r H r H i - t H r H CM O O 0 0 CM cr» CM r » en ro i-H r H i - l H r H 0 0 VO « * O O r- ro CM T vo CN rH CN CN rH > * CM VO 00 VO o i i n CM f « * CM «H CM CM «H 00 00 VO 00 o vo r o CM * vo CM rH CM CM rH 00 vo O 00 00 •H co ei «a* o fO rH CN CN rH «3" CM 00 co o CM * * oo «* er» CO r H r H CM r H VO CM VO CM VO er» i n i n oo rH CO r H CM CM CM CM CM > * 0 0 VO sr in vo r- rH CO rH CM CM CM < • O 00 CM vo r» m vo oi ro CO r H CM CM CM vO * r 0 0 vO CM m «31 oo oo CM r O r H r H CM CM VO 0 0 CM 0 0 O vo ^r co oi m CO rH CM CM CM VO CM VO CM VO VO VO 00 O T ro rH CM ro CM u » VD ^ CN ' t CO (d ro vo r» in ro 3 r O r H CM CM CM 0) w 2 00 "tf CN CM VO H H V O V O O U ) ® r o rH CM ro CM s ^ji «» ^ . vo vo JJ oo r » r» rH i n g CM rH CM «O CM en <H 0 0 r o CM oo i n Cf> Vi i n i n vo vo 0 O 0 0 VO CM 0 » - » » U rH « * «* CM •O rH rH rH rH CN 'S* CM VO O O ro rH oo i n rH rH CM rH rH CM ^* CM VO CM O 'S* 01 01 ro H rH rH rH H VO 5* O CN 00 H VO 00 o i n H rH rH CN rH ^ O CM O CM ro O ro <* CT« r H CM CM CM r H O O VO CM CM in o «* <* oi H CM CM CM r H O VO CM 0 0 VO l A O O M f l O r H r H CM CN CM VO 'S* « * O VO ^T 0 0 «O «J1 CT! r H r H CM CM r H O 0 0 CM VO * * r H r H CM CN CM O 'S1 CM 0 0 0 0 VO CM VO 0 0 r H r H CM CM CM CM VO ^ « O ^ " < * ^ " r H f » 0 0 CM H CM CM CM CM O <tf O O «* i n CM vo cn ro r H CM CM CM CM O CM O VO CM r~ CM vo vo «* r H CM CM CM CM «* CM 00 00 <J" ' t CM VO VO ^ H CM CM CM CM VO VO ^ O CM VO CM vo r~ VO rH CM CN CM CM 00 00 VO «tf VO r» rH r - i n * r rH CM CM CM CM t 00 00 VO « * r«- rH oo ^ i n rH CM CM CM CM * * O 00 O «tf V «fc w * fc r~ CN O ^ i n rH CM ro CM CM «* vo rH i n 00 01 O CM CM CM r H r H r H r H O ro r H 0 1 m r H ro m rH ro vo r H «*• O CM O r H CM r H r H CN ^-O CM VO r H CM i n <* CM 0 > ro CM co CN VO ro CM cn CM i n i n CM 00 CN oo CN O m CN È 0) o 'S1 CM O VO O ^* oo ro oo r~-r H r~-r H 00 vo " * " * 00 i n rH vo CM i n r H r H r H r H V D ^ O O O O in CN r- CN o rH rH rH rH rH CN 00 ^" 00 O rH rH H H rH VO 00 f » <* CN oi in oi in ro rH rH rH rH rH ' t CN 00 00 00 •H oo r o i n ro CN rH CM rH rH <3" 00 « * O VO o i vo rH i n i n rH rH CM rH rH VO 00 O 00 00 o t - CN in ro CM r H CN r H r H 0 0 0 0 0 0 CM 0 0 ^ o m en m CM CN CM rH rH CO CO CN O t i n rH VO O VO CM CN CM CN rH CO 00 VO vo o i n CM i n cn vo CM CM CM H r H o o o o en vo <3" «* O r» CM CN CN CN rH 00 O 00 VO vo co ••* in o in r H CM CM CM r H < * O CM O O o m r- o oo ro CM CN CM rH O O 00 00 «* rH in r- CN vo ( O CN CN CM r H O VO CN O 0 0 0 1 ^ 0 0 CN VO CN CN r H CM r H 0 0 CN « * 0 0 0 0 cn « * r » o i vo - CN CN CM rH rH Oi 0) g >* VO CO CN 00 •«* ** * *" ** * y e n t r~ rH vo ™ CN CM CM CM r H 0 U • P flONMnn 0 H H C N ^ r > ü oo <• o o oo ^ W ^ fe «k CM oo ro cn CN r H r H r H O O 0 0 « * ^ in ro in ro vo r H r H r H r H r H O O VO 0 0 0 0 VO CM VO r H f » r H r H r H H r H VO O O «S1 « * <* CM oo ro r* rH rH rH H H 00 « * VO 00 o oo i n en i n CM r H r H r H r H CM 00 CM 00 VO 00 rH t ^ rH VO «3-CM rH CN rH «3-CM O CM VO CN O r o vo r o i n «S1 CM r H CM r H CM 0 0 CM 0 0 0 0 CN O vo * * r~ ro CM r H CN r H CN O CN CN VO VO CN oo vo r~ ro CN «H CN rH CN O ^J1 VO VO CM ro 01 O 01 i n CM rH ro rH CN VO O O O O ^" oo oo o r~ CN rH CN CM CM 00 O CM « * 00 i n en rH CM ro CM rH CO CM CM V O O D O O vo oi o rH m CM rH ro CM CM VO O CM VO O VO 01 O O vO CM rH r o CN CM VO ^ O 00 vo 00 O f - O VO CM CM CM CM CM VO 'S" VO CN 00 « * en r~ rH i n CM rH CN CN CM 00 VO CN O >* r^ oo o CM vo CN r H r o CM CM VO VO <3* CM ^ " fe W ^ fe fe rH O i n ro vo ro CN CN CN CN rH r o r~ o o 00 Ol O rH ^t r H r H r H o r H VO ro r H CN rH VO rH i n r H i n 0 1 r H O 01 rH ' t 01 rH «* r H CM 0 0 CM CM r~ CM CM ** ro CM 0 0 CM CM ro ' t CN vO CM cn CM CM ro 'S1 CM CM

è

0) O

(25)

oo On S Ol •o c - p 0> > •P e 0) O tl <u CU O H oa d) -0 0 -H VI Q) CU (I) s 1 m en C 0) (d Tf o> 0 u •* <o u > a> O Cu 0) "0 0 •H u <D Cu MH (U 0 u cu 0) "0 0 •-H h 0) Cu M 0 0 > 1 01 • 0 0 * c rH H rH o rH 1 * » ^ r o -<3« en 1 -X» en o i - l CM on i - > * CM r o rH rH ffl 1 ^ » vo r -eo <F> O CM m 00 ro • * CN CM oo I ^ m vo rH rH 00 x ^ 1 O CPi rH oo rH CM 1 ~ x VO P-CM P-CM On o r H CM p-l ^ ^ rH CM rH ^ VO 1 ^ 00 ffl CM CM VO | x ^ O rH CM CM VO 1 ~x. r o « * I-H I-H VO I ^ VO p -in l ^ en o CM co Cn >-H vo oo o P - O N O i I ^ P ~ n I D C f l O O V O i H O V O ^ f r H O o p) PI n fo ^ Tï ^ ^ ^ ^* ^ o in «s« oo r-o> ^ oo oo o ro r- CM oo on vo on «* m on o <-t co ^* ro co ^* en »* C M *J* m ro o ro o o *3* ^* ^* CO ^* *3* ^ co in co rH Cn 'S1 O Ul ro CO CO <3* ^S* ^* in LO ^J1 ^* ^* *3" en oo in o oo oo H en CM in CO CO CTi ^ t-t i-t On O CO 0> «3* CO co ^* ro ^* ^* «3* in ^* ro ^ t» * O l * ) fl1 i-i oo in ** oo ro CM vo O in r» M O H ^ h in c o c o c o c o c o *3* ^* co ro co O CM en ^r i-i CM o <3* in oo p» vo vo oo m p-rH 00 H VO 00 Ol CO *3* CO CO ro ^" ro vu ro ro CO rH VO in CM rH in CM vo in r~ vo vo in ro oo P-ro vo «* p» r- oo ro ^* ro ro ^ *d* ^* ro ro ro oo O CM cr> ro ro oo m CM CM 00 CM rH O CM 00 vT> oo P- vo vo vo cororocoin rororococo O CM 00 rH rH < j (N f > H i n CM Tt vo in en on *r *t en ro o en ro ^ CM ^* ^* ^* <3* co ^* ^* ro o * n v o o ro O ro 00 rH on oo roH CO H ffl f * 00 P » P - m ro ^* ro ro ^* CM O CTi 00 m CM vo »* ro r~ ^J* ^3" ^* ro ro "31 i n on 00 O O ^ p - v o n i f l m rororocoro rocorororo ro Cn ^* rO rH ^* h r - N C O O i n ^ CM P - oo oo M l l O W ^ rH r H r o r o c M C O co ro *3* ro ro vo ro ro rH CM ro O «31 00 00 CM r» oo ro r> m en ro vo <* ro p-ro ^ p-ro co p-ro CJ» ro vo ro vo <-H ro vo en O ro ro *3* ro ro •O" O O rH r - vo r - ro 'S1 CM vo cri c o ^ c o r o ^ ' * j * ^ ^ * ^ * r o rH p - en *# en o on o"i O rH VO 00 00 VT> m v o o o r - H ro C M C o r o c M r o r o r o r o c o r o U 4) 00 •P oo

g

4) w u <d en oo vo vo O ro en P- vo en oo ^ o oo O p-r o c o p-r o p-r o p-r o p-ro p-ro *3" ^ î CM ro 0> 'S* «3* O vo vo ^t in ^J* O ^* rH ro m O 00 P» 00 ro vo firororororo »»rorororo S

&3

«H 4) O ro U CU rH ro O on en in ^r O ro ^* ^* ^* CM oo in en in m vo vo r» CM rH - ^ r> en m p- ro m o CM *d* ^* ^* ^)* ^* r* VO rH i n 00 E on O CM CM CM OJ rH rH rH rH U en r o vo r o vo r - vo r o 'S« 0 0 O m VT! rH rH VO i n oo ^ m vo CM ^ o r o ^4^ i ' ^, r o ^,^ 3,^ ' ^, on 00 CM en O on O ro i n m CM en r > oo o m p- CM rH oo en «* r o ^1^ ' ^ ' ^ ' r o ^ i n ^ * ^ * vo o 00 vo i n vo en ^* on ro CM en CM * * »S1 en CM m ro oo O >* ro ro *3* ^* m on r o CM «3* vo rH on P » m O ^ - ^> i n «r *)• ^ ro vo ro en rH •-H in ro oo en in ^ • r o ^ ^ i n ^ j,^,i n ^,r o r- rH o en ro T J ' T j ' i n H H o i n en CM P - o ro P» ro 00 ro P» r o r o r o ^ * ^ r o r o ^ r o r o O O en 00 rH vO ro CM CM co « * en i n CM O i n vo p» CM i n ro ro ro ^* ^* P- ro 00 i n O en o ^" r» CM ro co ro ^J" co r H CM ^J" on CM ^* oo en co en ro ^3* ^* ^* ^* H ^* ro en ro *!• i n i n oo rH ro ro ro ro ^" rH m en en CM p- cn en ro rH ro ro ^ ^ ^* ro ro ro ^* ^* i n en co O O O vo vo en CM «d* ro ro ro ^* " * rH ro O 00 vo ro m oo rH ro ro ro r o ^* vo p- en cn CM ro vo rH oo P-co ro P-co ro ^* i n vo ro P- co oo in oo en o ro ro ^* ro ro in oo oo m en «3* P - r H CM < * ro CM ro ro ^* vo ^ in ro ro CM CM in m o r o r o c o r o ^ r o c o ^ ^ r o O U I VO rH rH • s f r o c o ^ ^ ' r o r o c M ^ ' ^ * CM vo P- « * r» i n i n ro vo vo rH i n •>* vo CM •>* i n p- o o ro ro ro ro ro r H O r H « * CO vo P- ro P- cn CO CO ^* *J* ^* p- CM vo ^r oo ro ro ro O P-ro P-ro P-ro P-ro P-ro ro vo CM rH o i n >* CM 00 CM co co ^ ^* co i n rH rH «3> O CM CM en oo o Ä ro ro ro ro ^f CU a p «d- vo vo CM en Ü O CM vo i n CM en . . . «. • 'S- ^ ro ^t 'S1 O U •p fi O CM P- UI rH O rH rH CM ^C P-U co ro ro ro ^* p- CM vo i n CM p- in <3" vo ro ro ro ^* ^J* ^* rH ro P> O O 00 On O rH •<!• O P> P-ro P-ro in ^* ^* ^ en P- vo oo in VO VO rH rH «31 00 ro o rH o O on en en en rH ro ro rH ro ro i n ^ "3-i n rH ro CM P- rH i n m ^J" on ro oo CM p -ro oo ro ro *3* *3* ^* co CM on oo en oo in vo M1 ro on p-ro ^ vo in CM CM ro p- p> on vo rH oo in ro VO ro ro rH S ai

o

(26)

O) •o o -H u 0) ft m 1 m Ol C O) (fl -o 0> 0 H --4 0) M > <D o & (0 •o o -H u VM 0) o u CU Q) •o 0 u Ctf 0 . u 0 0 > 1 0) • 0 0 tf G rH 1-1 I-l o rH 1 - ^ . c o 'S" Ch 1 ^ CT» O r H CM cn 1 ^ . CM ro rH rH cn 1 ~>v vo r> oo 1 ^ Cf» O CM n oo ro • * CM CM oo i n vo rH rH 00 1 O Cf» r H 0 0 r H CM r -1 ^ vo P~ CM CM cn o rH CM 1 ^ rH CM rH rH VO 1 ^ 00 tT> CM CM VO O rH CM CM VO CO ' t rH rH VO 1 ^ VO r* m 1 ^ Cf» O CM CO i n f ) VO rH CM CM f 0 f») VO Cf» VO ro vO " * co vo p* p» vo CM VO ff» ro O O 00 ro VO r - VO CO «* CT> VO rH vo ^j- vo r - vo r » CM CM CM m r - i n vo 00 vo r H CM * * r o ^ « 0 0 CM 0 0 CM r H oo i n r » oo vo r H r H ff» 0 0 VO «S1 rH oo r> in cn vo r- oo in rH oo in ro «* «* 00 CM r> in cn in oo oo r-m r» O vo r-m t - rH rH rH VO o i n oo oo m rH CM O» CO Cf« t » O O» CM rH i n rH in i n o oo rH rH r» <* CM cn vo O H in oo oo ro VO 00 o 00 rH rH rH r> rH O O O « * CM " * rH rH i n CM ff» 00 rH ff» rH vo O r~ VO VO VO CM r H vo m oo oo P» vo o in o oo CM oo ^* cn ^* I-H m vo o oo rH rH 00 rH CM rH UI VO «tf P I t » rH rH VO O rH O rH rH rH H ^* CO 00 CO ff» oo co r~ o vo Cf» VO 0 0 Cf» Cf» 0 **• • * «tf r H VO +> o w ro vo vo « co vo o o 00 3 rH rH rH 10 «• » * i n «a» Cf» Cf» * i n o i n co I-H H rH VO Cf» O Cf» g rH rH S „ u i O H O h S*oo oo <* cn <* S O VO CM co o O rH rH rH rH tn O 0 f ) CM oo in cf» u in in vo vo cn 0 0 oo in ff» r> u o vo o cn •O m vo vo * * co cn oo o f o er» m t rH m m cn r- vo <3" rH o «* m CM rH VO CM O i n p» oo t » vo CM i n O vO P» r> CM er» Cf» er» i n oo o r> vo r> 5 t co vo o vo o ro rH CM i n 00 t » 00 P» VO CM i n rH Cf» CM f » rH Cf» CO vo p* i n oo r» rH >* r> oo CM o» i n vo co vo r > vo co cn cn P~ rH CO 00 »* o 00 O VO VO rH m r> oo oo r» ro cn P~ o ^ * vo r> p» r» ro vo oo o o oo rH rH O rH CM CO CM r » oo oo ^J- CM VO Cf» O rH 00 H rH CM CM VO O * O O Cf» VO 00 i n oo cn Cf» r > CM co m oo > * VO 00 *!• " * rH i n oo o er» oo rH C O H ON VO O cf» oo c o vo ^" i n 00 rH Cf» 00 rH co m en oo m oo i n r> CM er» VO Cf» rH H 00 rH rH rH VO Cf» rH CO 00 rH rH CM CO in oo o o oo rH rH Of» ro vo ro O VO 00 Cf» O P» rH co 00 r > r » vo O cs p» co ^ r » oo o ff» oo rH i n 00 P» O f O CO CM CT» CO r~ O ro O O rH rH rH H T j ' i o H i n c o Cft O CM CM CM rH rH rH rH i n CM m CM VO VO VO vo o r> VO CM P~ CM CO oo oo rH oo rH m CM VO oo tn 'S-er» vo ro 00 oo oo oo r> 00 oo en vo 00 i n rH cn vo o cn CO r -o rH £ 0) o VO 00 F» rH O « * o» vo 00 • * i n CM i n ro ro O ro oo cn rH ro r » o vo vo vo • * r~ i n CM rH » * r » i n i n r » oo cn cn ro i n ^1 p - i n m rH CM r> rH VO CM 00 CM 00 O r> i n r> m i n o cn o m m co ro er» *3* ^* vo in vo vo in o rH ro vo in r> o oo r- cn r~ vo r- vo in o r> en ro in r» r» m I-H in p~ vo cn p» vo N O M D O O ro P» rH P* M O M o m O CM cn ro rH CM CM CM > * i n cn oo o oo vo rH in ^ rH o cn «* o in oo oo o oo cn p- vo rH a> in «tf in cn ro in o " * vo cn r> cn p» vo rH « * Cf» ' t rH O rH rH Cn CM O vo cn r » r » rH r o 00 vo P* VO rH p» rH CM PO vo t ~ cn p» vo 00 CM ro o i n C M c n cn C M " * C M oo cn oo r~ rH rH O P» O CM cn cn co ro o o oo cn oo vo rH P~ O CM CO O " * rH O CM VO O Cf» VO 00 VO rH CM 00 CM ' t VO m in oo in o o oo oo r» r» P 00 00 P» 00 rH Ü . 0 0 ^ - rH m CM J1»-! o O cn p» • rH rH rH 0 U •P Ü O CM P» i n rH 0 rH rH CM « * P~ 0 00 P~ «3* vo O " T O C O O O » ^ " * in »* in oo oo r» M" ' t in in rH m o in in oo vo oo m rH ro H cn r» in oo r» <-t vo tn co in p~ 'S» «* in r- ^» o 'S" vo *j> cn vo in cn vo vo o e o c ï H CM P - VO O ^ vo i n oo vo p» CM tn 00 rH 00 r » ro rH o vo r~ vo oo r^ oo ^ cn CM ro I-H CO rH o «* 00 r - vo ^ r~- i-H H rH p^ 00 ^* O Cf» in cn ro ^l» ro p~ in o P~ o H rH 00 CM vo r » vo i n rH ro i n co 00 P> ro P- O rH rH VO rH O 00 rH rH oo i n vo o 00 VO O P~ rH rH rH P~ rH ro 00 ^» CM vo c» r- o 00 VO rH P» O rH rH O 00 5J» CM cn cn rH o in vo co p» ro cn o rH rH cn oo i n o cn r o 0 0 VO CM CM cn vo co cn o H rH i n t rH CM rH cn rH cn i n c* cn r> oo cn o rH i n ^* o «3" cn P» CM 00 t VO cn t » CM co o rH rH cn «* co vo in CM <* o m r» 00 VO CM oo cn rH ^» P~ rH i n VO o cn oo * * i n en m rH oo o rH rH rH in ro cn o cn CM ro r- *j" H h H O H rH rH rH rH rH CO P» O O O O O l O H t H rH rH in •* ro O vo 00 co vo tn vo O m vo CM CM o m oo vo < * VO cn 00 00 vo oo VO 0 0 oo c n oo VO 00 o CO cn <* CM cn m i n oo 00 00 o CM o rH

è

0) O

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De steigerbegrenzer wordt opzij van het trekkerchassis of het motorblok bevestigd, zodanig dat hij door een ketting of een staaldraadkabel met het koppelingspedaal kan

In aspect (6) kwam reeds tot uiting, dat de renta- biliteit - gemeten ais opbrengsten in procenten van de kosten - van do bloementeelt groter is dan die van de komkommertoolt.

?«MP ms k«itr insloot wan #«a noodBakeli,}ke grondbe* verklag voor mm herfetteelt van andijvie onder glas ia da herfat, ward biervoor een proef aangelegd*.. Gebleken is dat

Voor de broedvogels en de algemene wintervogels zijn naast kaarten die het huidige voorkomen zo goed mogelijk in beeld brengen ook kaarten gemaakt die meer inzicht geven in

A key finding in the content analysis, was that the majority of mining companies have a higher compliance level when reporting on the management of water resources

The sulphur dioxide, in an aqueous sulphuric acid solution, is fed to an electrolyser, also called a sulphur depolarized electrolyser (SDE), where the sulphur dioxide is oxidized at

The influence of feed pressure, absorption temperature, feed gas composition and ionic liquid purity on the ability of the ionic liquid to absorb and desorb SO 2 was determined. SO

Hence, given the need for effective access to integrated information, automated traceability, the need for efficiency benefits through automated supply chains, available technologies