• No results found

Ongewenste vreemdelingen, een studie naar de houding van de Nederlandse pers ten opzichte van de joodse vluchtelingen tussen 1933 en 1940

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ongewenste vreemdelingen, een studie naar de houding van de Nederlandse pers ten opzichte van de joodse vluchtelingen tussen 1933 en 1940"

Copied!
69
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ongewenste vreemdelingen

Een studie naar de houding van de Nederlandse pers ten

opzichte van de joodse vluchtelingen tussen 1933 en 1940

Naam: Jop Eikelboom Begeleider: Bram Mellink

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding 4

Vluchtelingen 4

Hoe beïnvloeden publieke opinie en samenleving elkaar? 8

Krantenonderzoek 9

De joodse vluchteling: genegeerd door migratiewetenschappers 10

1. Nederland en de Volkenbond 15

1.1 Passiviteit 15

1.2 De eerste vluchtelingen en angst voor Duitsland 17

1.3 Emigratie naar Palestina en overzeese gebieden 21

1.4 De Anschluss 24

1.5 De Kristallnacht 28

2. Vluchtelingen in tijden van economische tegenspoed 32

2.1 Nederland en de economische crisis van de jaren dertig 32

2.2 Toelaten of weigeren? 33

2.3 Toelating tot universiteit en arbeidsmarkt 36

2.4 Een gesloten grens 38

2.5 Berichtgeving na de Kristallnacht 39

2.6 Druk vanuit de samenleving 41

3. Antisemitisme en vreemdelingenhaat

43

3.1 De literatuur over antisemitisme en vreemdelingenhaat

43

3.2 Het zijn communisten

45

3.3 De oost-joden

47

3.4 Het zijn bedriegers en criminelen

49

3.5 Ze horen hier niet thuis

51

3.6 De overige vluchtelingen in Nederland

53

3.7 Tot slot 55

Conclusie 57

(3)

Plaats van joodse vluchtelingencrisis binnen de migratiegeschiedenis 59

Bibliografie 62

(4)

Inleiding

Vluchtelingen

In 2011 brak een burgeroorlog uit in Syrië. Binnen een paar jaar waren miljoenensteden

als Aleppo en Homs deels verwoest. Anno 2016 zijn in delen van het land terroristische

groepen als IS en El-Nusra de baas, op andere plekken bestrijden troepen van de

regering en revolutionairen elkaar. Het Westen, Rusland en landen in de regio vechten

ook mee in de oorlog, maar werken niet samen omdat ze niet dezelfde belangen hebben.

Vrijwel nergens in Syrië wordt niet gevochten en vrede lijkt niet aanstaande.

1

Meer dan een miljoen Syriërs zijn naar Europa gevlucht om daar asiel aan te

vragen. Dit tot onvrede van een deel van de Europese bevolking. Ze zien in de

Islamitische vluchtelingen een bedreiging voor de Europese cultuur en zijn bovendien

bang voor een toename van de werkloosheid. Ook in Nederland is het

anti-vluchtelingensentiment alom aanwezig. De opening van een nieuw asielzoekerscentrum

gaat regelmatig gepaard met protesten, in Geldermalsen slaagde de bevolking er in om

de komst van een vluchtelingenopvang met geweld tegen te houden.

2

Ook veel politici

staan sceptisch tegenover het toelaten van grote groepen vluchtelingen. De

nationalistische partij PVV zou het liefst zien dat de grens helemaal dichtgaat, maar ook

de regeringspartijen VVD en PvdA willen dat het vestigingsklimaat in Nederland zo

onaantrekkelijk mogelijk maken. De vluchtelingenopvang is daarom sober en er wordt

niet meteen een begin gemaakt met de integratie.

3

Het komt deze partijen goed uit dat

landen in Oost en Midden-Europa de grenzen hebben dichtgegooid waardoor het voor

vluchtelingen veel moeilijker is om in Nederland te geraken. Een duurzame oplossing

lijkt echter ver weg: het is wachten tot de vluchtelingen een nieuwe route hebben

1

Volkskrant, http://www.volkskrant.nl/burgeroorlog-in-syrie-storystream [30 juni 2016].

2

Marissa van Loon, ‘Gemeenteraad Geldermalsen besluit: definitief geen azc’, NRC, 15-6-16, verkregen van http://www.nrc.nl.

3

Wilfred van de Poll, ‘Sobere asielopvang, mag dat wel?’, Trouw, 14-10-2015, verkregen van http://www.trouw.nl.

(5)

gevonden om West-Europa te bereiken.

Het is niet de eerste keer in de geschiedenis dat de Nederlandse regering mensen in

nood buiten de deur poogt te houden. In de jaren dertig gebeurde hetzelfde toen ons

land te maken kreeg met tienduizenden joodse vluchtelingen uit Duitsland. De

vluchtelingenstroom was op gang gekomen in 1933, het jaar dat Hitler aan de macht

kwam. In het eerste jaar trokken vierduizend joodse vluchtelingen naar Nederland,

ongeveer tien procent alle joden die dat jaar uit Duitsland vluchtten. De eerste twee jaar

inventariseerde Nederland de situatie, daarna nam het maatregelen. Eerst werden

buitenlanders geweerd bij Nederlandse universiteiten, daarna werd het voor

vluchtelingen haast onmogelijk gemaakt om aan een werkvergunning te komen. In 1938

werd duidelijk dat deze maatregelen niet voldoende waren om de vluchtelingenstroom

een halt toe te roepen. Op 7 mei 1938 nam de Nederlandse regering daarom een

ingrijpende beslissing: het sloot de grens. Vluchtelingen werden voortaan aangemerkt

als ‘ongewenschte elementen’.

4

De Nederlandse overheid beweerde dat het sluiten van de grens in het landsbelang was.

Het doel van de maatregel was het beschermen van de Nederlandse arbeidsmarkt.

Nederland herstelde slecht van de economische crisis, dus er was geen behoefte aan

extra werkzoekenden. De regering benadrukte daarnaast dat andere landen de deur ook

dichthielden. Nederland kon toch niet in zijn eentje de hele Duits-joodse bevolking

opvangen?

5

Tot slot voerde de regering het argument aan dat het met deze maatregel de

joodse bevolking in Nederland wilde beschermen. De komst van extra vluchtelingen, zo

redeneerde de overheid, kon namelijk leiden tot een toename van antisemitisme in

eigen land.

6

In de meeste literatuur wordt de indruk gewekt dat de Nederlandse samenleving

het niet eens was met het sluiten van de grens. Vooral in de maanden na de Kristallnacht

zou er een explosie aan verontwaardiging zijn ontstaan over de opstelling van de

Nederlandse regering. David Cohen, die leiding gaf aan het Comité voor Joodsche

vluchtelingen (CJV), schreef na de oorlog dat de publieke opinie fel gekant was tegen

4

Bob Moore, Refugees from Nazi Germany in the Netherlands, 1933-1940 (Dordrecht 1986) 21.

5

David Cohen, Zwervend en dolend, de Joodse vluchtelingen in Nederland in de jaren 1933-1940 (Haarlem 1955) 108.

(6)

het vluchtelingenbeleid. De giften aan het CJV waren in deze periode daarom tien keer

hoger dan voorheen. Overal in het land gingen mensen langs de deuren om geld op te

halen, bedrijven gaven hun dagomzet af, opbrengsten van voorstellingen werden

afgestaan etc. Bovendien bemoeide de bovenklasse van de samenleving zich actief met

de kwestie. Dit kwam bijvoorbeeld tot uiting in een telegram die Nederlandse

hoogleraren eind 1938 naar de Eerste Kamer stuurden om te klagen over het gebrek aan

menselijkheid in het Nederlandse asielbeleid.

7

Cohen krijgt bijval van de historicus Lou de Jong. De Jong stelt dat de Koningin,

prins Bernhard en verscheidene ministers werden bestookt met telegrammen waarin

werd aangedrongen op het openstellen van de grens. Volgens De Jong barstte de bom na

de Kristallnacht, maar waren er al eerder aanwijzingen dat de Nederlandse samenleving

voor een ruimhartiger toelatingsbeleid was. Zo pleitte de Groene Amsterdammer al in de

zomer van 1938 voor het openstellen van de grens.

8

Ook de joodse historicus Dan

Michman, die veel over de joodse vluchtelingen heeft geschreven, betoogt dat de

publieke opinie zich tegen het regeringsbeleid keerde in 1938.

9

De Engelse historicus Bob Moore schreef in 1986 het boek Refugees from Nazi

Germany in the Netherlands 1933-1940. Hij is er niet van overtuigd dat de Nederlandse

bevolking zo begaan was met de joden in het Derde Rijk. Hij beroept zich onder andere

op een verslag van de Amerikaanse consul te Rotterdam. De consul schreef dat het

merendeel van de Nederlandse bevolking tegen het toelaten van de vluchtelingen was.

Zelfs de joodse bevolking in Nederland zou voorstander zijn geweest van een gesloten

grens.

10

Volgens Moore steunde de Nederlandse bevolking dus het restrictieve overheidsbeleid.

Het is ook niet onlogisch te veronderstellen dat een democratisch gekozen regering

handelt naar de wens van de meerderheid. Het kan natuurlijk zijn dat de regering het

aandurfde om hele impopulaire maatregelen te nemen, maar ik acht het aannemelijker

dat het zich wel degelijk liet beïnvloeden door de publieke opinie. De overheid negeerde

het verzet tegen het vluchtelingenbeleid ook niet compleet want na de Kristallnacht

besloot de regering tot het toelaten van zevenduizend extra vluchtelingen. Een druppel

7

David Cohen, Zwervend en dolend, de joodse vluchtelingen in Nederland in de jaren 1933-1940 (Haarlem 1955) 102.

8

De Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden Voorspel, 532.

9

Dan Michman, The comittee for Jewish refugees in Holland (1930-1940) (Jerusalem 1981) 220.

(7)

op een gloeiende plaat want er waren tienduizenden aanvragen.

Er zijn meer redenen om aan te nemen dat Moore het bij het juiste eind had. Zo

vind ik in de literatuur geen aanwijzingen dat er voor de Kristallnacht weerstand

bestond tegen het Nederlandse vluchtelingenbeleid. Daarnaast zette het verzet onder de

bevolking ook niet door: in 1939 verstomde de roep om een open grens weer. Ook was

er geen verzet tegen het feit dat de overheid geen cent meebetaalde aan de opvang en

het beleid om vluchtelingen zo snel mogelijk verder te laten emigreren. Bovendien

werden sommige armlastigen aan de grens geweigerd en was het moeilijk voor

vreemdelingen om aan een werkvergunning te komen. Het kon zo gebeuren dat mensen

welvarend het land binnenkwamen maar in een paar jaar aan bedelstaf zaten.

11

Dit onderzoek vertrekt vanuit de gedachte dat er voldoende draagvlak was onder de

bevolking voor het vluchtelingenbeleid. De vraag die dan opkomt is of de mensen in

Nederland wel wisten wat er aan de hand was in het buurland. Volgens de

pershistoricus Frank van Vree waren de kranten in ieder geval redelijk op de hoogte.

Katholieke kranten wilden in de beginjaren de situatie in nazi-Duitsland nog wel eens

bagatelliseren, maar over het algemeen was de pers goed ingelicht. Ik acht het daarom

onwaarschijnlijk dat het Nederlandse publiek niet goed wist waar de joden precies voor

op de vlucht waren.

12

Maar waarom zette de bevolking de regering dan niet verder

onder druk voor een ruimhartiger vluchtelingenbeleid?

De meeste Nederlanders hielden geen dagboek bij waarin ze hun mening gaven

over de komst van vreemdelingen. Het is daarom niet mogelijk om na te gaan hoe ‘de

Nederlander’ precies dacht over de vluchtelingen. Ik doe daarom onderzoek naar de

houding van de pers. Berichtgeving in massamedia zegt namelijk veel over de

sentimenten die leven in een samenleving (Hierover later meer in dit hoofdstuk). Ik wil

11

Walter de Bruijn, “Ongewenschte vreemdelingen.” Het beleid van de Nederlandse regering ten opzichte

van de joodse vluchtelingen tussen maart 1938 en februari 1939”, Skript Historisch Tijdschrift, vol. 14, nr.

2 (1992) 92-100, 92-96.

(8)

weten waarom de Nederlandse pers in de jaren 1933-1940 wel veel aandacht had voor

de Jodenvervolgingen in nazi-Duitsland, maar niet voor de joodse vluchtelingen.

Ik deel het onderzoek op in drie stukken. In het eerste hoofdstuk staat de

internationale context van het verhaal centraal. Welke inspanningen deed Nederland op

het internationale toneel en hoe beoordeelde de pers deze inspanningen? En hoe

vergeleek de pers het Nederlandse vluchtelingenbeleid met dat van andere landen?

In het tweede hoofdstuk kijk ik hoe de Nederlandse pers naar de

vluchtelingencrisis keek in relatie tot economische situatie in Nederland. De

Nederlandse regering zei vluchtelingen te weigeren omdat het de Nederlandse

arbeidsmarkt wilde beschermen. Hoe beoordeelde de pers dit argument? Waren de

economische belangen van Nederlanders belangrijker dan het helpen van mensen in

nood? En hoe verklaarde de pers dat de Nederlandse overheid zelf geen cent bijdroeg

aan de vluchtelingenopvang? Hoe paste dit binnen het plaatje van Nederland als gastvrij

land? En was er ook een tegengeluid te horen?

Tot slot wil ik weten hoe de kranten het argument beoordeelden dat de

vluchtelingen een gevaar vormden Nederlandse cultuur. Hoe werd de Nederlandse

cultuur omschreven? Deelden de kranten de opinie dat een bedreiging van die cultuur

een goede reden was om terughoudend te zijn met het opnemen van vluchtelingen?

Hoe beïnvloeden publieke opinie en samenleving elkaar?

Om een antwoord te vinden op de hoofdvraag maak ik gebruik van krantenarchieven. Het is daarom van belang om een goed beeld te hebben wat berichtgeving in massamedia zegt over een samenleving. Sinds de opkomst van massamedia in de negentiende eeuw bestaan hier theorieën over. In 1873 zei de Amerikaanse schrijver Mark Twain in een toespraak:

Die ontzaglijke macht, de publieke opinie van deze natie, wordt gemaakt en gevormd door ’n horde onwetende zelfgenoegzame sullen die mislukt waren bij het sloten graven en schoenen lappen en toen op weg naar het armenhuis in de journalistiek verzeild raakten.13

13

Mark Twain geciteerd in: J.G. Stappers e.a., De werking van massamedia. Een overzicht van inzichten (Amsterdam 1983), 29.

(9)

Mark Twain ging er vanuit dat journalisten de publieke opinie konden sturen, zelfs vormgeven. Deze gedachte was typerend voor zijn tijd. Er werd aangenomen dat media informatie

verzenden en dat het volk deze ontvangt. Het is eenrichtingsverkeer en het volk gelooft alles wat het voorgeschoteld krijgt.14

Inmiddels is deze gedachte achterhaald. De Nederlandse communicatiewetenschappers J.G Stappers, A.D. Reijnders en W.A.J Möller schreven in 1983 het boek De werking van

massamedia. Een overzicht van inzichten. Zij concluderen dat de media bepalen welke

nieuwsfeiten het grote publiek bereiken en welke niet. Maar het is niet zo dat de media volledige controle hebben over de publieke opinie. De media voeden het volk, maar het volk ook weer de media: er is sprake van een wisselwerking. Er wordt aangenomen dat massamedia tot zekere hoogte een spiegel zijn van de samenleving, maar het is onmogelijk om uit te zoeken in hoeverre mensen en pers elkaar precies beïnvloeden.15 Communicatiewetenschappers Connie de Boer en

Swantje Brennecke sluiten zich daarbij aan. Zij stellen dat communicatiewetenschappers de afgelopen tachtig jaar zich hebben geprobeerd uit te zoeken hoeveel macht de massamedia daadwerkelijk heeft, maar daar geen antwoord op hebben kunnen vinden.16

Wat zegt de berichtgeving in kranten dan over een samenleving? Het geeft aan welke sentimenten leven onder een bevolking. Het geeft bovendien de bandbreedte van het debat weer. Als lezers het niet eens zijn met de berichtgeving van een krant, stappen ze over naar een concurrent die hun mening wel deelt. Een krant verwoordt daarom min of meer de gedachten van haar lezers.17

Krantenonderzoek

Hoe doe je degelijk krantenonderzoek? Welke kranten neem je mee in het onderzoek en welke niet? Het is tegenwoordig niet meer noodzakelijk om naar een archief te gaan om kranten één voor één door te spitten. Via Delpher, de online krantendatabase van de Koninklijke Bibliotheek, kun je gericht zoeken naar de informatie die nodig is voor een onderzoek. Het is daarom niet nodig om vooraf een selectie te maken. Maar de database van Delpher omvat niet alle

krantenarchieven. Voor dit onderzoek ben ik daarom ook naar de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag geweest om een aantal dagbladen te bestuderen. Hierover meer in de bijlage op pagina 68.

14

Ibidem, 31.

15

Ibidem.

16

Connie de Boer en Swantje Brennecke, Media en publiek, theorieën over media-impact (Den Haag 2014) 28.

(10)

De Nederlandse samenleving van de jaren dertig was opgedeeld in vier zuilen. Het katholieke zuil bestond uit dertig procent van de bevolking, 29 procent noemde zich protestants. De overige twee grote zuilen waren de liberalen (dertien procent van de bevolking) en de socialisten (26 procent van de bevolking). Dan waren er nog mensen die buiten deze zuilen vielen, zoals de joodse bevolking, communisten en nationaalsocialisten.

Ik zal per zuil analyseren hoe die tegen de vluchtelingenkwestie aankeek. Elk zuil werd vertegenwoordigd door een aantal dag en weekbladen. Het katholieke zuil werd onder andere gerepresenteerd door De Tijd en De Maasbode. De socialisten door Het Volk en de liberalen door Het Algemeen Handelsblad en de De Groene Amsterdammer. De joden hadden een weekblad genaamd Het Israëlietisch Weekblad, de nationaalsocialisten hadden Volk en Vaderland en de communisten De Tribune.

Naast de landelijke pers lazen Nederlanders ook veel regionale dagbladen. In Limburg had je bijvoorbeeld Het Limburgsch Dagblad en in Friesland de Leeuwarder Courant. Deze kranten neem ik ook mee in mijn onderzoek. De komst van vluchtelingen kon ook voor regionale kranten interessant nieuws betekenen. Vooral in grensgebieden kregen de mensen met

vluchtelingen te maken. In 1938 liet een grensbeambte in een regionale krant optekenen dat het beleid onmiddelijk omgegooid zou worden als de minister één dag op zijn stoel zou zitten.18

In de literatuur heb ik tientallen woorden gevonden die allemaal ‘joodse vluchteling’ kunnen betekenen. Met moderne zoekmethoden is het mogelijk om deze termen allemaal tegelijk te zoeken. Het grote nadeel is dat deze zoekactie teveel resultaten oplevert: 42226 voor de periode 1930-1939.

Dat zijn teveel artikelen om te bestuderen. Historicus Bob Nicholson schreef in 2013 het artikel ‘The digital turn’. Hierin legt hij uit dat je een overvloed aan zoekresultaten voorkomt door groepen trefwoorden aan elkaar te koppelen. Termen die vluchteling betekenen kunnen bijvoorbeeld worden gecombineerd met termen die betrekking hebben op de economische situatie van Nederland, zoals werkloosheid. De kunst is om de juiste combinaties van trefwoorden te vinden. 19

Hoe gaat dit in praktijk in zijn werk? Het eerste hoofdstuk gaat bijvoorbeeld over de internationale context van het verhaal. Ik ben benieuwd hoe de pers schreef over de

inspanningen van de Nederlandse regering op het internationale toneel. In de volgende zoekinstructie combineer ik termen die vluchteling kunnen betekenen met termen die betrekking hebben op de Volkenbond en termen die Duitsland betekenen:

18

Moore, Refugees from Nazi-Germany in the Netherlands, 82.

(11)

(vluchteling* or ost-Jod* or ost-Jud* or oost-joden or oost-jood* or “Duitse Joden” or “Duitsch* Joden” or verstotenen or bannelingen or “ongewenste elementen” or “ongewenschte elementen” or uitgewekenen)AND(Volkenbond or Volkerenbond or “Neill Malcolm” or “Evian” or "De Graeff" or “De Graaff” or "Geneve" or "McDonald" or "Macdonald") AND(Duitsland or

Duitschland or “Derde Rijk” or Hitler or Nazi-Duitsland or Nazi-Duitschland or Nazi’s or NSDAP) Deze zoekinstructie levert voor het jaar 1933 nog maar 350 resultaten op. Dat is al een heel stuk overzichtelijker. In de bijlage staat welke zoektermen ik heb gebruikt en tot welke resultaten dat heeft geleid in Delpher.

De joodse vluchteling: genegeerd door migratiewetenschappers

Het debat over de joodse vluchtelingen wordt voornamelijk gevoerd door auteurs die

zich interesseren in nazi-Duitsland. De Jong en Moore zijn gespecialiseerd in de Tweede

Wereldoorlog, Michman en H.R. Huttenbach (mede-auteur van The Netherlands and

Nazi genocide (1992) ) doen voornamelijk onderzoek naar de Holocaust. Hetzelfde

geldt voor de Canadese historicus Michael Marrus, auteur van het boek The unwanted

European refugees in the twentieth century (1985). Dittrich Kathinka, mede-auteur van

het boek Nederland en het Duitse exil (1982) schrijft voornamelijk over de relatie tussen

Nederland en Duitsland ten tijde van het Derde Rijk. Cohen is geen historicus, maar

maakte de vluchtelingen en de oorlog van dichtbij mee.

Door de oververtegenwoordiging van specialisten op het gebied van Tweede

Wereldoorlog en de Holocaust is het vluchtelingenprobleem onderdeel gaan uitmaken van de oorlogsliteratuur. Dit heeft een aantal gevolgen. Ten eerste wordt de behandeling van de joden in de jaren dertig gezien vanuit het perspectief van de gebeurtenissen in de jaren veertig. Als de Jodenvervolgingen van voor 1940 een inleiding vormden op de Holocaust, dan rijst onmiddelijk de vraag of de wereld door zijn nalatigheid verantwoordelijkheid draagt voor de dood van miljoenen joden. Michman vindt bijvoorbeeld van wel. Voor hem begon de Holocaust niet in de jaren veertig, maar op de dag dat Hitler werd aangesteld als Kanselier.20 Moore vindt

bijvoorbeeld van niet: hij stelt dat zelfs de Duitsers in de jaren dertig nog niet wisten wat ging komen. Hoe had de rest van de wereld het dan moeten weten?21

20

Moore, Refugees from Nazi Germany, 5.

(12)

Een tweede gevolg is dat de joodse migratie wordt behandeld als een ‘joodse kwestie’. Historici verklaren het weigeren van vluchtelingen deels aan de hand van antisemisme binnen overheden en samenlevingen. Het is terecht dat historici aandacht besteden aan de

antisemitische component van het verhaal, maar een andere belangrijke factor wordt hierdoor over het hoofd gezien: de rol van vreemdelingenhaat. Een afkeer voor joodse vluchtelingen hoeft niet persé te duiden op vooroordelen jegens joden, het kan evengoed duiden op vooroordelen jegens buitenlanders in het algemeen. Hier is eerder nog geen onderzoek naar gedaan.

Een laatste gevolg is dat de nadruk is komen te liggen op de uniciteit van de situatie. Nooit eerder, en nooit daarna hadden gesloten grenzen zulke dramatische gevolgen voor de vervolgden. Als Nederland de grens had gesloten voor Hugenoten of Portugese joden waren deze mensen een zwarte tijd tegemoet gegaan, maar ze waren niet geconfronteerd met genocide. Het lot van de joodse vluchtelingen wordt daarom weinig vergeleken met dat van andere groepen migranten, mogelijk ook omdat dit in de beeldvorming afbreuk zou kunnen doen aan de uniciteit van de Holocaust.

Nederlandse migratiewetenschappers negeren het lot van de joodse vluchtelingen

grotendeels. In het boek Een schijn van verdraagzaamheid, afwijking en tolerantie in

Nederland van de zestiende eeuw tot heden uit 1989 bespreken Marijke Gijswijt-Hofstra

en anderen vele verschillende migratiegroepen, zoals die van joden in de Gouden eeuw

en Molukkers in de twintigste eeuw, maar geen woord over de joodse migratie in de

jaren dertig. Jan Lucassen en Rinus Penninx gaan in hun boek Nieuwkomers en

nakomelingen, immigranten in Nederland 1550-1993 wel even op het onderwerp in,

maar komen nauwelijks verder dan een aantal statistieken en de mededeling dat de

regering in 1938 de grens sloot.

22

In Nieuwe Nederlanders, vestiging van migranten door

de eeuwen heen van Marjolein ’t Hart, Jan Lucassen en Henk Schmall uit 1996 gaat het

over Spaanse kooplieden voor de Opstand, Lutherse immigranten, Italianen, Chinezen

en vele andere migranten, maar niet over joodse vluchtelingen in de jaren dertig. Ook in

Gelijkheid en onbehagen, over steden, nieuwkomers en nationaal geheugenverlies uit 2006

spreken Leo Lucassen en Wim Willems niet over de joodse vluchtelingen. Dit gebeurt

wel in het boek Winnaars en verliezers, een nuchtere balans van vijfhonderd jaar

immigratie van Leo Lucassen en Jan Lucassen uit 2011. Maar de broers komen niet

verder dan een aantal algemeenheden over de kwestie.

23

22

Jan Lucassen & Rinus Penninx, Nieuwkomers nakomelingen Nederlanders, immigranten in Nederland

1550-1993 (Amsterdam 1994) 37.

23

Leo Lucassen & Jan Lucassen, Winnaars en verliezers, een nuchtere balans van vijfhonderd jaar

(13)

Een mogelijke verklaring voor het vrijwel ontbreken van de joodse

vluchtelingenproblematiek in de literatuur is dat het migratiewetenschappers

voornamelijk te doen is om de invloed die een groep migranten heeft op een land. Leo

Lucassen schrijft bijvoorbeeld:

Welnu, beginnend bij de opstand tegen Filips II aan het einde van de zestiende eeuw,

kunnen we niet om de massale immigratie van zo’n vijftig-à honderdduizend Zuidelijke

Nederlanders heen, die steden als Leiden, Alkmaar, Haarlem, Rotterdam en Amsterdam

ingrijpend hebben gewijzigd.

24

De joodse vluchtelingen hebben zelf nooit een blijvende invloed uitgeoefend op

Nederlandse steden of samenleving als geheel. Een deel van de vluchtelingen gebruikte

Nederland alleen als doorreisland, de rest kwam in 1940 weer in handen van de

Duitsers. Niet meer dan vijfduizend joodse vluchtelingen hebben de oorlog overleefd.

25

Een tweede verklaring kan zijn dat de aandacht van migratiewetenschappers

vooral gaat naar de grote migratiegolven in de geschiedenis, zoals die van de

Zuidnederlanders en de Portugese joden in de Gouden Eeuw. In vergelijking met de

migratie in voorgaande eeuwen, was de joodse migratie van de jaren dertig van zeer

bescheiden aard.

26

Ten derde zijn migratiewetenschappers benieuwd in welke mate migranten erin

slagen om te assimileren in het land van aankomst. De aandacht gaat daarom uit naar

groepen met een andere cultuur, zoals de Molukkers en Turken. Duitse joden stonden,

net als bijvoorbeeld de Belgische vluchtelingen in de Eerste Wereldoorlog, veel dichter

bij de Nederlandse samenleving. Voor migratiewetenschappers zijn ze daarom minder

interessant als onderzoeksobject.

27

Tot slot kan het goed zijn dat migratiewetenschappers het onderwerp overslaan

omdat het is opgeist door historici die zich bezighouden met de Holocaust. Ze willen

hun handen misschien niet aan het onderwerp branden, bang om in een discussie over

de Holocaust terecht te komen.

24

Leo Lucassen & Wim Willems, Gelijkheid en onbehagen, over steden, nieuwkomers en nationaal

geheugenverlies (Amsterdam 2006) 91.

25

Lucassen & Penninx, Nieuwkomers nakomelingen, 37.

26

Ibidem, 28.

27

Marjolein ’t Hart e.a., Nieuwe Nederlanders, vestiging van migranten door de eeuwen heen (Amsterdam 1996) 20.

(14)

Toch is het een vergissing van migratiewetenschappers om de joodse vluchtelingen over

te slaan in hun werk. Ten eerste hebben de joodse vluchtelingen wel degelijk invloed

uitgeoefend op de Nederland en de wereld als geheel, zij het op indirecte wijze. Nadat de

stofwolken van de Tweede Wereldoorlog waren opgetrokken en de omvang van de

Jodenvervolgingen bekend werden bij politici en het grote publiek is een van de eerste

dingen die de wereldgemeenschap heeft gedaan het omvormen van het

vluchtelingenbeleid. De wereld voelde zich schuldig over de Holocaust. De

nationaalsocialisten waren de daders, maar had de rest van de wereld de

Jodenvervolgingen niet oogluikend toegestaan? Hadden de joden niet voor de oorlog

proberen te vluchten naar de Verenigde Staten, Palestina en andere landen? Hadden

landen hun deuren niet voor de vluchtelingen gesloten? Leo Lucassen en Jan Lucassen

schrijven zelf dat het naoorlogse vluchtelingenbeleid voor een deel gestoeld was op de

behoefte van de bevolking om een humaan vreemdelingen- en vluchtelingenbeleid te

voeren.

28

Daarnaast gaat migratiewetenschap niet alleen over de vraag hoe goed een

nieuwe groep assimileert, maar ook over de vraag hoe de plaatselijke bevolking aankijkt

tegen tegen de migranten.

29

Worden nieuwe mensen verwelkomd, of afgestoten? Dit zijn

interessante vragen voor een migratiewetenschapper en hier wordt ook onderzoek naar

gedaan. We weten bijvoorbeeld dat de Hugenoten welkom waren in Nederland zolang er

behoefte was aan vaklieden. Toen deze behoefte weer verdween, ontstond er onrust in

de Nederlandse samenleving over hun aanwezigheid.

30

Over de houding van de Nederlandse samenleving ten opzichte van de joodse

vluchtelingen is nog weinig bekend. Dit komt omdat het onderwerp is genegeerd door

migratiewetenschappers. Met deze scriptie hoop ik daar verandering in te brengen.

Vragen die een hoofdrol spelen in migratiegeschiedenis staan daarom centraal. Hoe

keek de bevolking aan tegen de migranten? Wat was voor mensen belangrijker: het

eigenbelang, of het helpen van vreemdelingen? Bestonden er vooroordelen tegen de

28

Lucassen & Lucassen, Winnaars en verliezers, 106.

29

Marijke Gijswijt-Hofstra, Een schijn van verdraagzaamheid, afwijking en tolerantie in Nederlandvan de

zestiende eeuw tot heden (Hilversum 1989) 9.

30

Daan Bronkhorst, Een tijd van komen, de geschiedenis van vluchtelingen in Nederland (Amsterdam 1990) 8-9.

(15)

bannelingen? En hadden deze te maken met hun afkomst of het feit dat ze uit het

buitenland kwamen?

Het doel van deze scriptie is om meer inzicht te krijgen in hoe een bevolking

reageert op de komst van migranten. Maakt het uit of mensen vluchten voor oorlog of

‘alleen maar’ voor economische tegenslag? Maakt het uit of ze uit het buurland komen,

of dat het onheil zich afspeelt aan de andere kant van de wereld? In het achterhoofd

houd ik de Syrische vluchtelingencrisis en de reactie van de Nedderlandse bevolking op

hun komst. In hoeverre is de situatie van toen te vergelijken met de situatie van nu?

(16)

1. Nederland en de Volkenbond

1.1 Passiviteit

Nederland ving in de eerste maanden vierduizend joden op: tien procent van het totaal. Andere populaire vestigingslanden waren België, Frankrijk, Tsjechië-Slowakije en Palestina. De

Verenigde Staten en Groot-Brittannië vingen naar verhouding weinig vluchtelingen op. Hoewel het ene land zwaarder werd getroffen door de vluchtelingencrisis dan het andere, waren alle landen het er al snel over eens dat het een internationaal probleem betrof. Het lag dan ook voor de hand om internationaal een oplossing te zoeken.31

Nederland wilde graag een belangrijke rol vertolken op het internationale toneel. Het had na de afscheiding van België geaccepteerd dat het geen grootmacht meer was, maar geloofde

sindsdien dat het zijn taak was om grote landen in toom te houden. De rol van scheidsrechter. Nederland was bovendien trots op zijn imago van gastvrijheid en hulpverlening aan

vluchtelingen. Het vluchtelingenprobleem was een uitgelezen kans voor Nederlandse politici om zich op dit gebied te profileren.32

Toch deed Nederland weinig op het internationale toneel om de situatie van vluchtelingen daadwerkelijk te verbeteren. Nederland nam in 1933 het initiatief tot de

aanstelling van een Hoge Commissaris, maar liet daarna weinig meer van zich horen. Historici verklaren deze houding door te stellen dat Nederland zijn goede betrekkingen met Duitsland niet op het spel wilde zetten. Historicus Friso Wielenga schrijft dat de Nederlandse politiek zich zoveel mogelijk onthield van kritiek op nazi-Duitsland vanwege economische belangen. Ook vanuit de samenleving was negatief commentaar op Hitlers bewind niet gewenst. Dit ging zelfs zover dat bladen die spotprenten van Hitler publiceerden voor de rechter werden gedaagd door de Nederlandse regering.33 Ook Johannes Houwink ten Cate stelt vast dat de

handelsbetrekkingen met Duitsland voorrang kregen boven het veroordelen van de

Jodenvervolgingen. Premier Colijn sprak zich zelfs uit tegen een boycot van Duitse producten34.

Duco Hellema is het eens met Houwink ten Cate. Hij schrijft:

Ook tegenover Hitler-Duitsland hield Nederland vast aan het beginsel van afzijdigheid. Dat betekende dat de regering elk oordeel over de politieke ontwikkelingen in Duitsland wenste te

31

Z.n., ‘Een boek van Bentwich over de Duitsche vluchtelingen’, Nieuw Israëlietisch Weekblad, 13-03-1936, 3.

32

Bob de Graeff e.a., De Nederlandse politiek in de twintigste eeuw (Zoetermeer 2003) 72.

33

Friso Wielenga, Nederland in de Twintigste Eeuw (Amersfoort 2009) 136.

34

Johannes Houwink ten Cate, ‘De mannen van de daad’ en Duitsland, 1919-1939, het Hollandse

(17)

vermijden. Deze terughoudendheid werd vooral ingegeven door het grote belang van Duitsland voor de Nederlandse economie.35

Cohen sluit zich bij de historici aan. Hij voegt er aan toe dat Nederland niks kon zolang andere landen zich ook terughoudend opstelden. Nederland kon niet de hele joodse bevolking

opnemen.36 Lou de Jong legt als enige historicus wat meer schuld bij de Nederlandse regering:

Nederland had het voortouw kunnen nemen. Als iedereen naar elkaar kijkt moet één iemand het goede voorbeeld geven.37 De historicus Huttenbach is een stuk positiever over de rol van

Nederland: het nam namelijk relatief gezien het meeste vluchtelingen op van alle Europese landen.38

In dit hoofdstuk kijk ik welke inspanningen Nederland leverde op het internationale toneel en hoe kranten deze inspanningen beoordeelden. Het doel van het hoofdstuk is om het

Nederlandse beleid in perspectief te plaatsen. Deed Nederland meer dan andere landen of juist minder? Migratiewetenschap gaat over de vraag in hoeverre een land tolerant is, en deze vraag kan alleen worden beantwoord als ook gekeken wordt naar hoe andere landen de vluchtelingen behandelden. Zo oordelen historici dat Nederland ruimdenkend was in de zeventiende eeuw omdat het meer open stond voor buitenstaanders dan andere landen. Het gedogen van

vreemdelingen in de plaats van ze te vervolgen was voldoende voor het krijgen van het stempel ‘tolerant land’. Met andere woorden: tolerantie is een relatief begrip.39

Ik onderzoek eerst hoe de Nederlandse pers dacht over het Nederlandse initiatief tot de aanstelling van een Hoge Commissaris. Was het goed dat Nederland het voortouw nam of was dit alleen maar riskant? Er was namelijke een kans dat Nederland met dit initiatief zijn

belangrijkste handelspartner Duitsland zou schofferen.

Vervolgens kijk ik welke vorderingen de Hoge Commissaris maakte, en hoe de pers daarover schreef. Had Nederland zijn plicht vervuld door de aanstelling van de Hoge Commissaris te initiëren, of mocht er meer worden verwacht van een land dat zichzelf profileerde als tolerant land en middelpunt van de internationale rechtsorde?

Tot slot onderzoek ik welke rol Nederland speelde op het internationale toneel vanaf 1938, het jaar van de Anschluss en de Kristallnacht. De toestand van de joden in nazi-Duitsland verslechterde zienderogen maar geen één land bood de helpende hand. Nederland nam geen initiatief en hoopte dat andere landen de kastanjes uit het vuur zouden halen. Wat vond de pers

35

Duco Hellema, Nederland in de wereld, de buitenlandse politiek van Nederland (Houten-Antwerpen 2006) 92.

36

Cohen, Zwervend en dolend, 108.

37

Ibidem, 534.

38

H.R. Huttenbach, “Holland and the Holocaust: A Retrospection”. In: Colijn, Jan e.a., The Netherlands and

Nazi Genocide (New York 1992) 91-104, 92-93.

(18)

ervan dat Nederland passief bleef toekijken in plaats van actief mee te werken aan het vinden van een oplossing?

1.2 De eerste vluchtelingen en angst voor Duitsland

In september 1933 kwamen de lidstaten van de Volkenbond bijeen voor hun jaarlijkse vergadering in Genève. Het was de eerste bijeenkomst sinds de vluchtelingenstroom uit Duitsland op gang was gekomen. Al voor aanvang van de vergadering was de pers ervan op de hoogte dat de Nederlandse delegatie, die onder leiding stond van de minister van Buitenlandse Zaken Andries De Graeff, het vluchtelingenvraagstuk ter tafel zou brengen. Nederland had hier zelf belang bij: het had als buurland van Duitsland onevenredig veel vluchtelingen opgenomen en hoopte via de Volkenbond te bewerkstelligen dat de vluchtelingen eerlijker werden verdeeld over landen.40

De kranten waren vol lof over het Nederlandse initiatief. Zo schreef de protestantse krant de Leeuwarder Courant:

Die menschen op de een of andere manier te helpen is een plicht die op de internationale samenleving, belichaamd in den Volkenbond rust. Nederland, dat steeds een bolwerk van verdraagzaamheid is geweest en een historische traditie ook ten opzichte van de Joden heeft, handhaaft slechts deze nobele traditie door de kwestie bij den Volkenbond aanhangig te maken.41

De liberale krant De Telegraaf liet zich in soortgelijke bewoordingen uit. Tegelijkertijd wilde de krant haar lezers gerust stellen. Het blad schreef namelijk ook dat het voorstel van De Graeff niet gezien moest worden als klacht op de onderdrukking van een minderheid in het buurland. Het was niet de bedoeling van Nederland om zich te mengen in een zuiver nationale

aangelegenheid.42 Ook Het Vaderland, een andere liberale krant, meldde op 28 september

opgelucht dat de Nederlandse minister zich ging onthouden van kritiek op Duitsland.43 Hier

komt heel duidelijk een dilemma naar voren. Aan de ene kant waren kranten trots op de Nederlandse regering omdat ze de traditie van hulpverlening aan vluchtelingen wilde

voortzetten, aan de andere kant had het angst voor het machtige Duitsland. Kranten worstelden met de vraag of ze de inspanningen van De Graeff moesten aanmoedigen, of er bevreesd voor moesten zijn.

40

Cohen, Zwervend en dolend, 31.

41

Z.n., ‘Buitenlandsch overzicht’, Leeuwarder Courant, 22-09-1933, 1.

42

Z.n., ‘Nederlands initiatief I.Z. Duitsch-Joodsche vluchtelingen’, De Telegraaf, 22-09-1933, 2.

43

Z.n., ‘De resolutie over de Duitsche vluchtelingen bij de Volkenbondvergadering’, Het Vaderland, 28-09-1933, 2.

(19)

Op 29 september 1933 kreeg minister De Graeff het woord in de Volkenbond. De Graeff sprak over de zestigduizend mensen die Duitsland waren ontvlucht en over de gevolgen van deze migratiecrisis. Volgens de Graeff beschikten de meeste vluchtelingen niet over geldige papieren en waren sommigen helemaal blut. Op deze manier was het moeilijk voor buurlanden om verdere migratie mogelijk te maken. Migratie was namelijk duur en zonder een geldig paspoort kwam je als vluchteling bijna nergens binnen. De Graeff kwam met het voorstel om een nieuw orgaan in het leven te roepen: een Hoog Commissariaat voor de Vluchtelingen.44

De Duitse delegatie had van tevoren aan De Graeff laten weten zich niet te mengen in de discussie over vluchtelingen, maar heel blij was het niet met het Nederlandse initiatief. De Duitsers vonden het niet de taak van Westerse landen om joden op te vangen. In hun opvatting hoorden joden thuis in Oost-Europa . Daar moesten ze heen als het ze zich niet wilden schikken naar de nieuwe machtshebbers Duitsland.45

Het was niet de bedoeling van Nederland en de andere lidstaten om Duitsland te bekritiseren. De Volkenbond kwam daarom Duitsland tegemoet door het Hoge Commissariaat buiten de Volkenbond te houden. De Hoge Commissaris kreeg de opdracht om uit te zoeken welke landen meer vluchtelingen op konden nemen, maar hij kreeg geen verregaande bevoegdheden. Hij mocht bijvoorbeeld geen sancties opleggen aan landen die hun afspraken niet nakwamen.46

Zoals voorspeld had De Graeff zich onthouden van directe kritiek op Duitsland. De Zweedse afgevaardigde durfde dit als enige wel aan. Hij verkondigde dat het Volkenbondrecht voor alle volken moest gelden. Ook voor de joden in Duitsland.47 Waarom de Zweedse delegatie

het wel aandurfde om Duitsland aan te pakken wordt uit de literatuur niet duidelijk. Een oorzaak kan zijn dat Zweden door zijn ligging minder te duchten had van Duitsland dan bijvoorbeeld Nederland. Het kan ook zijn geweest dat de Zweedse gedelegeerde zijn

persoonlijke standpunt verkondigde. Zweden speelde in de jaren die volgden namelijk geen prominente rol in het vluchtelingendebat.

De meeste Nederlandse kranten waren tevreden over de houding van Nederland in de

Volkenbond. De liberale bladen het Algemeen Handelsblad en Het Vaderland plaatsen eind 1933 een interview met De Graeff waarin hij de bevolking geruststelde: de relatie met Duitsland was niet geschaad door zijn bemoeienis met de Joodse vluchtelingen.48 Volgens Volk en Vaderland,

44

Cohen, Zwervend en dolend, 35.

45

Ibidem, 36.

46

Ibidem, 36-37.

47

Z.n., ‘Buitenlandsch overzicht’, Leeuwarder Courant, 30-9-1933, 3.

(20)

krant van de nationaalsocialisten, was De Graeff te ver gegaan. Het blad schreef: ‘Het applaus van Genève! Hoe lang moet het Nederlandsch belang daaraan nog worden opgeofferd?’.49

De meeste kranten vonden het geen probleem dat Nederland de oorzaak van het vluchtelingenprobleem niet had benoemd. Ook ontstond geen ophef over de beslissing om Duitsland tegemoet te komen door de Hoge Commissaris geen verregaande bevoegdheden te geven. De reden die de Nederlandse delegatie hiervoor aanvoerde, namelijk dat het schofferen van Duitsland elke beslissing onmogelijk had gemaakt, namen de meeste kranten over.

Er waren echter uitzonderingen. Het joodse blad Het Nieuw Israëlietisch Weekblad merkte op dat de nationaalsocialisten een voorkeursbehandeling genoten boven andere

onwenselijke regimes. De joodse krant vroeg zich af waarom de Jodenvervolging als een Duitse aangelegenheid werd gezien, terwijl de vervolgingen in de Sovjet-Unie wel werden veroordeeld door de internationale gemeenschap. De Nederlandse regering was zelfs zover gegaan de Sovjet-Unie niet eens te erkennen. 50

Ook de socialistische pers had zijn twijfels over de opstelling van Nederland en die van andere landen. Het dagblad Het Volk vroeg zich af waarom de lidstaten überhaupt de moeite deden om Duitsland in de Volkenbond te houden. Zou het niet veel beter zijn als Duitsland besloot zijn lidmaatschap op te zeggen, net zoals Japan had gedaan? De overige landen konden dan een antifascistisch verbond sluiten en zo veel daadkrachtiger op tegen internationale problemen zoals de vluchtelingenstroom.51 De krant begreep ook niet dat de Jodenvervolging

werd gezien als een binnenlandse aangelegenheid. Zij schreef: ‘Alsof ik zou kunnen

rechtvaardigen, als mijn buurman zijn kinderen vermoordt, en ik rustig thuis blijf zitten, met de mededeeling, dat deze zaak een huishoudelijke aangelegenheid van mijn buren was.’52

De weinig subtiele vergelijking in dit laatste citaat geeft aan in welke mate de socialistische pers zich bewust was van de ernst van de situatie in het buurland. Ook het joodse blad Nieuw

Israëlietisch Weekblad repte in april 1933 al over ‘middeleeuwse vervolgingen’ en ‘barbaarse

woestheid’.53 Het valt daarnaast op dat kranten niet twijfelden aan de motieven van de joden om

te vluchten. Alleen het katholieke blad De Tijd had zijn bedenkingen. Het blad vond dat de ernst van de Jodenvervolgingen in het buurland werden overdreven.54 Dit sluit aan bij de conclusies

49

Z.n., ‘Nederland, en Duitschland’s uittreden uit den Volkenbond’, Volk en Vaderland, 11-11-1933, 2.

50

Z.n. ‘De afweer tegen de declasseering der Duitse Joden’, Het Nieuw Israëlietisch Weekblad, 21-4-1933, 2.

51

Z.n., ‘Duitsche vluchtelingen’, Het Volk, 5-10-1933, 3.

52

Henrik Polak, ‘Kroniek door Henrik Polak’, Het Volk, 30-5-1933, 10.

53

Z.n., ‘Duitsche volksgeesten en Jodenvervolgingen’, Nieuw Israëlietisch Weekblad, 14-4-1933, voorpagina.

(21)

die historicus Frank van Vree trok: de Nederlandse pers was wispelturig maar over het algemeen redelijk op de hoogte van de Jodenvervolgingen in het Derde Rijk.55

De meeste kranten oefenden maar weinig druk uit op de regering om met andere landen een duurzame oplossing te vinden. Er waren een aantal acute problemen: landen hielden hun grenzen dicht of lieten maar mondjesmaat vluchtelingen toe. De vluchtelingen die wel welkom waren behoorden vaak tot de gegoede klassen. Beroemdheden als Albert Einstein en Bruno Walter hoefden zich geen zorgen te maken. Maar weinig landen wilden kansarme vluchtelingen opnemen.56

Daarnaast waren landen terughoudend met het uitgeven van werkvergunningen. Hierdoor raakten steeds meer vluchtelingen aan de bedelstaf. De oprichting van een Hoog Commissariaat leek een stap in de goede richting. Twee jaar lang sprak McDonald met talloze regeringsleiders. Ze zeiden allemaal hetzelfde: we kunnen weinig voor de vluchtelingen doen. Ook Nederland kwam niet tegemoet aan de wensen van McDonald. Nederland nam dan wel een aanzienlijk aantal vluchtelingen op, maar gaf alleen verblijfspapieren aan mensen die beloofden naar een ander land te emigreren. Daarnaast was Nederland zuinig met het uitgeven van

werkvergunningen. In 1934 zei McDonald al tegen het communistische blad De Tribune: ‘niemand beter dan ik weet hoe weinig er voor vluchtelingen gedaan is.’57Eind 1935 nam hij

gedesillusioneerd ontslag.58

Historici concluderen dat het Hoge Comissariaat een gemiste kans was. De Canadees Michael R. Marrus schreef in 1985 het boek The unwanted European refugees in the Twentieth

Century. Volgens de hem was de aanstelling van de Hoge Commissaris symboolpolitiek. Hij geeft

hiervoor als reden dat McDonald eigenlijk geen bevoegdheden had. De landen die hij benaderde zagen er de noodzaak niet van in om hun quota te verhogen. De vluchtelingenstroom was nog beheersbaar en Palestina nam een aanzienlijk deel veel van de vluchtelingen op. McDonald stond hiertegen machteloos. 59 Ook Cohen, die altijd met veel bewondering over McDonald

sprak, moest na de oorlog toegeven dat McDonald in praktijk weinig had kunnen betekenen voor de joodse vluchtelingen.60

De meeste pers ging niet in op de motieven van McDonald om af te treden. Kranten lieten liever mensen aan het woord die vol lof waren over de inmenging van de Volkenbond in de

55

Van Vree, De Nederlandse pers en Duitsland, 310.

56

Z.n., ‘Steun aan Duitsche kunstenaars’, De Telegraaf, 22-4-1933, 7.

57

Z.n. ‘De Nederlandse bourgeoisie en de proletarische emigrant’, De Tribune, 16-10-1934, 2.

58

Z.n., ‘De uittocht der Duitsche joden’, De Tijd, 17-12-1936, 3.

59

Michael R. Marrus, The unwanted European refugees in the Twentieth Century (New York 1985) 163.

(22)

vluchtelingencrisis. Op 27 april 1935 deden Het Vaderland en De Telegraaf bijvoorbeeld verslag van een lezing van G.J. van der Mandere, voorzitter van de vereniging van Volkenbond en vrede, voor leerlingen van een kweekschool. Mandere gebruikte deze gelegenheid om uit te lichten hoe belangrijk de Volkenbond was voor de wereldvrede. Nederland droeg volgens Mandere ook een steentje bij aan de collectieve veiligheid. Het belangrijkste voorbeeld noemde hij het

Nederlandse initiatief tot een hulpactie ten behoeve van vluchtelingen uit Duitsland.61 Eind 1935

kreeg McDonald een lintje van de Nederlandse regering. Tegelijkertijd gaf De Graeff gaf toe dat het resultaat van het Hoge Commissariaat niet bevredigend was geweest.62 De pers zette geen

vraagtekens bij deze gang van zaken. Nederland is trots op McDonald, schreef Het Vaderland.63

1.3 Emigratie naar Palestina en overzeese gebieden

Het jaar 1935 was geen hoopvol jaar voor de joodse bevolking. De nationaalsocialisten hadden de Neurenberger Rassenwetten opgesteld waardoor joden geen burgerrechten meer hadden en bijvoorbeeld niet meer mochten trouwen met niet-joodse Duitsers. Daarnaast had Duitsland het Saarland ingelijfd. Deze grensprovincie stond sinds de Vrede van Versailles onder bestuur van de Volkenbond maar was cultureel nog steeds verbonden met Duitsland. Op 16 januari 1935 kreeg Duitsland, na een volksstemming, het Saarland terug van de Volkenbond. De Leeuwarder

Courant berichtte over de feestvreugde in het Saarland.64 De krant had minder aandacht voor de

joden in het Saarland, voor wie deze 16e januari een desastreuse dag was.

De uitloop uit het Saarland begon meteen de volgende morgen. Frankrijk verwachtte veertigduizend vluchtelingen op te kunnen nemen. De Fransen zeiden ook bereid te zijn deze vluchtelingen te erkennen en ze te voorzien van geldige papieren. De meesten konden inderdaad asiel aanvragen in Frankrijk. Toch verschenen in meerdere kranten, waaronder De Tijd, ook verhalen over vluchtelingen die de grens niet over mochten omdat ze geen reispapieren hadden. De ernst van de vervolgingen werd door de pers niet onderschat. De Tijd schreef: ‘Den

emigranten werden soms met schoten nagejaagd’.65 De Tribune: ‘Door de straten van

Saarbrücken wordt het gegild: ‘De Joden moeten creperen! Hangt die vaderlandsverraders op. Zij die vluchten worden door de SA beschoten.’66

Het gevaar dat de joden liepen was bij kranten dus bekend. De Tribune was echter de enige krant die hier conclusies aan verbond. De krant besteedde in 1935 veel aandacht aan de vluchtelingenkwestie en kwam elke keer met dezelfde oproep: geef vluchtelingen uit het

61

Z.n., ‘Vereen. Voor Volkenbond en vrede’, Het Vaderland, 27-4-1935, 2.

62

Z.n., ‘Nederland voor collectief optreden van den Volkenbond’, Het Vaderland, 18-7-1935, 3.

63

Z.n., ‘Onderscheiding van MacDonald’, Het Vaderland, 14-12-1935, 2.

64

Z.n., ‘Vereeniging voor Volkenbond en vrede’, Leeuwarder Courant, 13-2-1935, 3.

65

Z.n., ‘Emigranten uit het Saargebied’, De Tijd, 17-1-1935, 3.

(23)

Saarland volledig asielrecht in Nederland.67 Andere kranten deelden deze mening niet. De

Fransen hadden zich bereid getoond om de meeste Saarvluchtelingen op te vangen en dat was voldoende. De kranten vonden niet dat Nederland de Fransen moest helpen door bijvoorbeeld een deel van de vluchtelingen over te nemen, of door de vluchtelingen op te vangen die Frankrijk niet wilde toelaten.

De opstelling van Nederland toont aan dat Nederland niet van plan was om het voortouw te nemen in de opvang van vluchtelingen. In 1933 had Nederland in de Volkenbond nog

gesproken over de plicht van landen om vluchtelingen op te nemen, maar zelf was het niet van plan de kastanjes uit het vuur te halen. De pers was in 1933 nog lovend geweest over het Nederlandse initiatief om het vluchtelingenprobleem aan te kaarten in de Volkenbond. Twee jaar later was de situatie voor de joden verder verslechterd en was het Hoge Commissariaat mislukt. Waarom kon de pers er toch goed mee leven dat Nederland weinig deed?

Een verklaring kan liggen in het gegeven dat er vanuit binnen-en buitenland weinig kritiek was op Nederland. In brede kring werd geaccepteerd dat Nederland niks kon doen zolang het slecht ging met de economie. De Nederlandse oppositie hield zich stil, McDonald prees de inspanningen van Nederland (al waren zijn opmerkingen meer gericht aan het Nederlandse volk dan aan de Nederlandse regering) en ook Cohen liet zich in de pers alleen positief uit over Nederland. Volgens Michman waren de woorden van Cohen niet altijd oprecht. Het behouden van de goede betrekkingen tussen het CJV en de regering had voor Cohen

prioriteit. Zo wilde hij voorkomen dat de regering het CJV buitenspel zou zetten en strenger zou optreden tegen vluchtelingen.68

Daarnaast is het mogelijk dat de Nederlandse pers dacht dat er goede alternatieve migratiemogelijkheden bestonden voor de joden. De kranten spraken bijvoorbeeld geregeld over emigratie naar Zuid-Amerika. Al in 1933 was bij kranten bekend dat Zuid-Amerikaanse landen niet heel happig waren op het opnemen van vluchtelingen.69 Toch verschenen er ook met

regelmaat berichten in de krant die vertelden over de economische mogelijkheden in Zuid-Amerika. Vooral landarbeiders zouden welkom zijn in landen als Argentinië en Paraguay. Ook de Hoge Commissaris voor de vluchtelingen sprak zich een aantal keer hoopvol uit over de

mogelijkheden van kolonisatie in Zuid-Amerika.70

Ook in joodse kringen was emigratie naar Zuid-Amerika een algemeen geaccepteerde mogelijkheid. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een verslag dat Het Volk deed van een internationale bijeenkomst van joodse hulporganisaties in 1934. De hulporganisaties kwamen tot de conclusie dat de enige oplossing op lange termijn is dat er kolonies werden gesticht overzee. Zij richtten

67

Ibidem.

68

Michman, The committee for Jewish refugees, 219.

69

Z.n., ‘Boycot, het effectieve verdegingswapen’, Het Volk, 20-7-1933, 2.

(24)

hun hoop op de Zuid-Amerikaanse landen.71 De Nederlandse zionistenbond liet eind 1935 in Het

Vaderland optekenen dat het van mening was dat de Volkenbond weinig kon doen voor joden in

Europa. De joodse gemeenschap moest zelf een oplossing zoeken voor het probleem.72 Ook de

Engelsman Sir Herbert Samuel, een vooraanstaand figuur in de joodse gemeenschap, dacht dat de toekomst voor de joden overzee lag. Hij hoopte dat Zuid-Amerika en Nieuw-Zeeland samen honderdduizend vluchtelingen zouden opnemen de komende vier jaar.73

Zuid-Amerika was echter niet het paradijs voor vluchtelingen. Vluchtelingen kwamen terecht in een totaal andere cultuur en er was eigenlijk alleen werk voor landarbeiders. Veel joden waren handelaren of waren actief in de industrie. Voor hen betekende emigratie dat ze zich moesten laten omscholen tot landarbeider en zo een compleet nieuw leven tegemoet zagen.74 De tweede veel geopperde mogelijkheid voor grootschalige emigratie was Palestina. In

de jaren dertig nam dit mandaatgebied, onderdeel van het Britse Rijk, het meeste vluchtelingen op van alle landen.

Het Vaderland deed in 1936 verslag van een bijeenkomst van verschillende joodse

organisaties in Nederland. Hier deed een spreker een oproep aan de ‘Engelschen Gentleman’ om een deel van Palestina aan de joden te geven.75 In de eerste jaren was voor de meeste

Nederlandse kranten emigratie naar Palestina de beste en meest logische oplossing van het vluchtelingenprobleem: daar wilden veel joden heen, daar lagen de economische mogelijkheden en daar konden de joden een meerderheid vormen.76 Maar de pers had ook haar twijfels over

het plan om zoveel mogelijk joden in Palestina te vestigen. Het Algemeen Handelsblad schreef op 30 april 1936 dat de situatie in Palestina nijpend was. Als oorzaak noemde de krant het

oplaaiende conflict tussen de Arabieren en joden. De Tijd publiceerde een jaar later een artikel met de titel ‘De Palestijnse tragedie’. Het artikel ging over de groeiende weerstand van de Arabieren tegen de joodse bevolking . Het gevolg: steeds meer geweld en een onveilige leefomgeving voor de joden. De krant legde de schuld bij de Arabieren: zij waren niet tolerant tegenover de nieuwe bewoners. 77

Kranten spraken vaak over emigratie naar Zuid-Amerika en Palestina. Het geeft aan in welke mate ze hoopten dat andere landen de lasten van de vluchtelingencrisis zouden gaan dragen. Het valt op dat kranten met veel belangstelling keken naar de mogelijkheden in onderontwikkelde landen zoals Argentinië en Paraguay.Tegelijkertijd was er weinig aandacht voor het restriciteve migratiebeleid van rijke landen zoals de Verenigde Staten en Engeland.

71

Z.n., ‘Hulp aan vluchtelingen’, Het Volk, 31-1-1934, 2.

72

Z.n., ‘Nederlandsche zionistenbond’, Het Vaderland, 18-12-1935, 2.

73

Z.n., ‘Het Joodsche vraagstuk’, Het Vaderland, 3-6-1936, voorpagina.

74

Z.n, ‘Kolonie in den Wieringermeerpolder’, Het Vaderland, 14-3-1934, voorpagina.

75

Z.n., ‘Palestina demonstratie – een roerende kreet om recht’, Het Vaderland 14-7-1936, 3.

76

Z.n., ‘De uittocht der Duitsche joden’, De Tijd, 17-12-1936, 3.

(25)

Hiervoor zijn twee verklaringen mogelijk. Een eerste verklaring kan zijn dat kranten dachten dat er werkelijk betere kansen waren voor vluchtelingen in Zuid-Amerika dan in de Westerse wereld. Dit lijkt mij niet waarschijnlijk omdat er ook met enige regelmaat berichten in de kranten verschenen over de moeilijkheden van migratie naar dit continent. Een andere

verklaring ligt daarom meer voor de hand: kranten rekenden erop dat het migratieprobleem kon worden afgewenteld op onderontwikkelde landen. Zo bleef de Westerse wereld, en ook

Nederland, buiten schot.

1.4 De Anschluss

Begin 1938 kwam de internationale gemeenschap tot het inzicht dat niet alle joodse

vluchtelingen naar Palestina of Zuid-Amerikaanse landen konden worden gestuurd. Deze landen wilden maar mondjesmaat vluchtelingen opnemen en er was ook niet voldoende geld voor. Europese landen hadden tot 1938 een aanzienlijk aantal vluchtelingen opgevangen, maar waren terughoudend geweest in het toekennen van werkvergunningen. De overheersende mening was dat Europese landen slechts dienden als doorvoerlanden. Het was niet de bedoeling dat

vluchtelingen zich hier permanent zouden vestigen, daarvoor waren de economische vooruitzichten te somber.

Voor een deel van de vluchtelingen bleek Europa echter het eindstation. Dat kwam omdat veel joden geen geldige papieren meer hadden. De Duitsers hadden alles afgepakt. Zolang vluchtelingen niet beschikten over geldige reisdocumenten konden ze niet emigreren, maar Europese regeringen wilden deze papieren niet altijd verlenen. Er was veel onwil om

vluchtelingen te helpen omdat landen wilden voorkomen dat ze een goed imago opbouwden bij vluchtelingen: dat zou alleen maar leiden tot de komst van nog meer vluchtelingen.78

Vertegenwoordigers van Nederland, Frankrijk, Engeland en België spraken begin 1938 met elkaar af dat ze vluchtelingen een verblijfspas, geldig voor een jaar, zouden aanbieden aan vluchtelingen die geen papieren hadden. Zwitserland, Tsjechje-Slowakije, Cuba, Polen, Portugal en Zweden waren ook aanwezig bij het overleg maar tekenden het verdrag niet. Nederland maakte een belangrijk voorbehoud: het wilde het recht behouden om mensen die zij als krankzinnig, of als gevaar voor de staat bestempelden terug te sturen naar Duitsland.79 Een

ander doel van de bijeenkomst was om vluchtelingen het recht te geven op een werkvergunning, zodat ze ook aan het werk konden in Europa. De aanwezige landen wilden zover niet gaan. Het

Algemeen Dagblad zei hierover dat particuliere hulporganisaties niet tevreden waren met de

78

De Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden Voorspel, 529.

(26)

uitkomst van het overleg.80 De meeste Nederlandse pers was dit wel: de Nederlandse

arbeidsmarkt bleef gesloten voor vreemdelingen.81

Na 1935, het jaar van de inlijving van het Saarland en de invoering van de Neurenberger Rassenwetten, was de situatie voor de joden in het Derde Rijk een paar jaar onveranderd

gebleven. Er vluchtten daarom ook minder joden het Duitse Rijk dan in de eerste jaren na Hitlers machtsovername. Het jaar 1938 betekende nieuwe dieptepunten voor de joodse gemeenschap. Op 12 maart marcheerden Duitse troepen Oostenrijk binnen. Toen Hitler richting Linz reed met de auto liep hij vier uur vertraging op doordat hij werd opgehouden door een uitzinnige

menigte. Zonder twijfel werden de nationaalsocialisten in Oostenrijk eerder gezien als

bevrijders dan als aan bezetters.82 Een groot deel van de Oostenrijkse bevolking mocht dan wel

instemmen met de Anschluss, voor de honderdtachtigduizend joden was de machtsovername rampzalig. Op zaterdag 12 maart wisten zij dat alle antisemitische maatregelen die in Duitsland getroffen waren, zich nu ook tot hen zouden uitstrekken.83

De gevolgen van de Anschluss bleven in de Nederlandse pers niet onopgemerkt. Het

Vaderland maakte melding van tienduizenden ontslagen, de confiscatie van joods bezit en de

vele gevallen van openbare ontering, plundering en moord. Tot overmaat van ramp moesten de joden die wilden vluchten emigratiebelasting betalen. Het Vaderland merkte hierover op dat niet één land de kosten van emigratie wilde betalen. De krant sprak de hoop uit dat de Verenigde Staten het goede voorbeeld zou geven.84

Nederland deed de deur dicht voor Oostenrijkse vluchtelingen. De regering was van mening dat de joden hun toevlucht moesten zoeken in een van de buurlanden van Oostenrijk. Door de annexatie van Oostenrijk was Nederland in wezen een buurland, maar dat feit werd

gemakshalve genegeerd. De annexatie maakte duidelijk welk gevaar joden liepen in het Derde Rijk. De regering verwachtte daarom dat ook meer mensen uit Duitsland gingen proberen om naar Nederland te vluchten. Nederland wilde de vluchtelingenstroom voor zijn. Op 7 mei 1938 kregen grenswachten van de overheid te horen dat de grens gesloten was voor alle

vluchtelingen.85

80

Ibidem.

81

Z.n., ‘Onze verhouding tot het buitenland’, De Tijd, 16-02-1938, 8.

82

Ian Kershaw, Hitler, vergelding, 1936-1945 (Utrecht 2000) 138-142.

83

De Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden Voorspel, 528.

84

Z.n., ‘De toestand der Joden in Oostenrijk’, Het Vaderland, 16-9-1938, 1.

(27)

De communistische krant Het Volksdagblad was van mening dat Nederland zijn eeuwenoude traditie van gastvrijheid geheel overboord had gegooid. De krant stelde dat Nederland een verdrag had ondertekend waarin stond dat het papieren zou uitreiken aan stateloze vluchtelingen, maar nog niet over was gegaan tot de implementatie van die wet. Frankrijk en België hadden dit wel gedaan. Daarnaast waren deze landen ‘met het barbaarse spel’ gestopt om vluchtelingen over de grens te zetten, Nederland ging hier mee door.86 Over de

beslissing van de Nederlandse regering om vluchtelingen niet toe te laten schreef de krant: ‘Dat wij in ons land voor antifascistische strijders, voor Joodse opgejaagden en alle anderen, die niet volkomen zich aan Hitler onderworpen willen, geen asylrecht kennen, is wel heel duidelijk en onbeschaamd gebleken uit de ministeriële circulaire voor Oostenrijkse vluchtelingen. De bepalingen, die voor hen gesteld, verloochenen absoluut het meest elementaire begrip wat voor iederen vluchteling vereist is.’87

De overige kranten oordeelden milder over de Nederlandse regering. Deze kranten deden in juni 1938 verslag van een debat in de Tweede Kamer tussen minister van Justitie Goseling en een aantal leden van het parlement. Goseling verdedigde de beslissing om de grens te sluiten met het argument dat Nederland anders zou worden overstroomd door vluchtelingen. Andere landen waren immers al eerder overgegaan tot sluiting van de grens. Net als de meeste Kamerleden accepteerden de protestantse, liberale en katholieke kranten de uitleg van Goseling.88

De barbaarse taferelen in het Derde Rijk werden steeds zichtbaarder voor de Nederlandse burger. De kranten schreven uitvoerig over de explosies van geweld in Duitsland en Oostenrijk. Tegelijkertijd sloot de regering de grenzen en nam het geen enkel initiatief om de

vluchtelingencrisis internationaal aan de orde te stellen. De kranten vonden dat er iets moest gebeuren. Het Algemeen Handelsblad schreef op 20 juni 1938 dat de hele wereldgemeenschap moest reageren op het onrecht dat de joden in het hart van Europa werd aangedaan.89 Het

Vaderland benadrukte nog eens dat hier een internationaal probleem betrof en dat de wereld

zijn best moest doen om een oplossing te bedenken die zowel sociaal als economisch wenselijk was.90

86

Z.n., ‘Het asylrecht in Nederland’, Het Volksdagblad, 11-4-1938, 1.

87

Ibidem.

88

Z.n., ‘Toch een herziening van het vluchtelinengenstatuut?’, De Telegraaf, 10-6-1938, 3.

89

Z.n., ‘Brandend probleem’, Algemeen Handelsblad, 20-6-1938, 4.

(28)

Maar als de pers dit vond, waarom oefende het dan geen druk uit op de Nederlandse regering om iets te ondernemen? Nederland had bijvoorbeeld het goede voorbeeld kunnen geven door zijn grenzen te openen voor Oostenrijkse vluchtelingen, ook had het kunnen aansturen op een nieuwe conferentie om internationaal een oplossing te vinden.

Hiervoor zijn twee verklaringen te geven. Ten eerste is het wel erg makkelijk om te zeggen: de wereldgemeenschap moet iets doen. Het is niet duidelijk wat daarmee bedoeld wordt. Moet de wereldgemeenschap het probleem oplossen? Zo ja, wie moet het voortouw nemen in het vinden van een oplossing? Wanneer moet het probleem zijn opgelost? Welke rol hoort Nederland te spelen? Dit soort vragen bleven onbeantwoord. De hulpkreten van kranten waren weinig concreet. Het lijkt er daarom op dat kranten wilden doen voorkomen alsof ze erg begaan waren met vluchtelingen, maar in werkelijkheid zich niet bijster veel om hen

bekommerden.

Een tweede verklaring is dat de Amerikanen vanaf 1938 een actievere rol gingen spelen in het vluchtelingendebat. In mei 1938 nam de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt het initiatief voor de Conferentie van Evian, een internationale conferentie in het teken van de vluchtelingen uit het Derde Rijk. 91 Kranten hoopten dat de Verenigde Staten een nieuwe

vestigingsplek voor de meeste vluchtelingen kon regelen zonder dat kleine landen als Nederland zelf een bijdrage hoefde te leveren. Dit blijkt uit de berichtgeving van Nederlandse kranten uit 1938. Vaker dan voorheen werd de mogelijkheid van emigratie naar de Verenigde Staten geopperd.92 Daarnaast leken kranten de hoop te hebben dat de Conferentie van Evian resultaat

zou opleveren.93 Alleen Het Volksdagblad had er minder vertrouwen in. De krant schreef dat de

wereldgemeenschap niet te hoopvol moest zijn want weinig landen waren van plan hun quota te verhogen.94

Het Volksdagblad had het bij het juiste eind: De conferentie faalde. Het ene na het andere

land feliciteerde zichzelf met het gedane werk en wees erop dat het meer had gedaan dan andere landen. Meer vluchtelingen opnemen zat er voor de meeste landen niet in vanwege de slechte economische omstandigheden of onwil onder het volk om emigranten binnen te laten. Het enige waartoe werd besloten was de oprichting van een nieuw comité dat nieuwe plannen moest maken om de vluchtelingenstroom op te vangen. Volgens de historicus Marrus waren de afgevaardigden amper bezig om een oplossing te vinden voor het vluchtelingenprobleem. De meesten waren afgeleid door de golfbaan, het casino en het skigebied Chamonix nabij Evian.95

91

Marrus, The unwanted European refugees, 171.

92

Z.n., ‘De toestand der Joden in Oostenrijk’, Het Vaderland, 19-6-1938, 1.

93

Z.n., ‘In de verstrooiing’, Algemeen Handelsblad, 20-6-1938, 2.

94

Z.n., ‘Wat vandaag de aandacht trekt’, Het volksdagblad, 7-7-1938, 2.

(29)

De pers deed uitgebreid verslag van de onwil van landen om meer vluchtelingen op te nemen. Zo schreef het Algemeen Dagblad op 8 juli 1938 dat de Nederlandse afgevaardigde, de heer Beucker Andreae, de conferentie had laten weten dat Nederland niks extra’s voor de vluchtelingen kon doen. Australië en Canada zeiden iets soortgelijks en Argentinië wilde alleen boeren opnemen.96 Het Volksdagblad was ernstig teleurgesteld over de houding van Nederland.

De krant schreef: ‘Het gaat om een daad van eenvoudige solidariteit. Toen in 1914 een stroom van België kwam, heeft men ook vluchtelingen niet gevraagd, of zij middelen van bestaan hadden of de werkloosheid hier te lande kwamen vergroten.’97

Ook Het Vaderland was niet enthousiast over de uitkomst van de conferentie. De krant was niet zo zeer teleurgesteld in de opstelling van Nederland, maar wel over de houding van de wereldpolitiek in zijn geheel. De krant maakte bijvoorbeeld melding van verschillende joodse organisaties die niet tevreden waren over de uitkomst van de conferentie in Evian. Ook schreef de krant dat de hoop van veel landen om samen te kunnen werken met Duitsland naïef was.98

De Telegraaf en Het Algemeen Dagblad dachten er anders over. De kranten spraken de

hoop uit dat Duitsland met de nieuw opgerichte commissie wilde samenwerken om tot een oplossing te komen. Het zou volgens De Telegraaf al enorm helpen als Duitsland ophield om mensen hun bezittingen af te pakken voor vertrek. Als vluchtelingen voldoende geld mee konden nemen, was ook emigratie overzee een stuk eenvoudiger. Ook De Tijd was van mening dat Duitsland de problemen moest oplossen. De krant schreef:

Senator Henri Berenger raakte de kern van het probleem toen hij zeide: “De naties die deze menschen uitstooten, hebben jegens de massa der verbannenen meer plichten dan de naties, die hen ontvangen. De regering, die verbant, moet den verbannenen hun eigendommen laten, welke op het oogenblik voor hen het eenige middel zijn om in hun onderhoud te voorzien. 99

1.5 De Kristallnacht

Voor de joden in het Derde Rijk verergerde de situatie eind 1938. In de nacht van 9 op 10 november trokken paramilitairen, aangestuurd door Joseph Goebbels, door het Derde Rijk en vernielden daarbij al het joodse bezit wat ze tegenkwamen. Winkelruiten werden ingegooid, huizen en synagogen in brand gestoken. Willekeurige joden werden mishandeld, sommigen zelfs vermoord. Deze nacht is de geschiedenis ingegaan als de Kristallnacht.100

96

Z.n., ‘Myron Taylor voorzitter van de conferentie van Evian’, Algemeen Handelsblad, 8-7-1938, voorpagina.

97

Z.n., ‘Nederlandse afgevaardigde wijst verdere krachtige hulp aan vluchtelingen af’, Het volksdagblad, 8-7-1938, voorpagina.

98

Z.n., ‘Na de conferentie te Evian’, Het Vaderland, 20-7-1938, 2.

99

Z.n., ‘Evian was geen deceptie’, De Telegraaf, 16-7-1938, 6.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We beoordelen de eerste norm als voldaan: in de gesprekken is aangegeven dat alle relevante organisaties (VluchtelingenWerk, de afdeling inkomen, Werkkracht en werkgevers) door

Om die vermenigvuldigingsuitwerking van die besteding op ’n padbouprojek ten opsigte van die betrokke streeksekonomie te bereken, is dit nodig om sowel die regstreekse

Dit blijkt uit de studie Kiezen of Delen die de WOT Natuur en Milieu, onderdeel van Wageningen UR in opdracht van het Planbureau voor de Leefomgeving maakte voor de

Alleen het tooneel geniet het twijfelachtige voorrecht, dat het publiek over zijn uitingen en ontwikkeling uitsluitend pleegt te worden voorgelicht door premières-bezoekende leeken,

Met enige verbijstering vraagt men zich veertig jaar na dato af wat dat wel geweest kan zijn: er zat echter niet veel meer achter deze probleemstelling dan Ter Braaks verzet tegen

Maar vanwege de decimering van de gemeenschap door de Sjoa werd die ruimte door de overheid wel ingeperkt: als kleine gemeenschap werden joden niet langer uitgenodigd voor

In electrochemical generation at a nanoelectrode, the concentration of gas molecules at the surface of the electrode, c, is dictated by the rate at which these molecules are

This study contributes to existing literature by proposing IT work autonomy as a rich conceptualization that includes three existing dimensions of autonomy (work method autonomy,