• No results found

In de bres voor je buurt : een studie naar de collectieve actie in woonbuurten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "In de bres voor je buurt : een studie naar de collectieve actie in woonbuurten"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

In de bres voor je buurt

- Een studie naar collectieve actie in woonbuurten –

Auteur: Fleur ter Veer 10527648 Begeleider: Guido Valk Universiteit van Amsterdam Datum: 2 juni 2017 Aantal woorden abstract: 139 Aantal woorden these: 5281

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 3 Inleiding 4 Methode 11 Deelnemers 11 Materialen 11 Procedure 12

Data Analyse Plan 13

Resultaten 14

Discussie 17

Literatuurlijst 22

Bijlagen 25

Appendix 1. Uitkomsten van de Principale Componenten Analyse 25

Appendix 2. Informed Consent en Toestemmingsverklaring 27

(3)

Abstract

In deze studie is onderzocht of het Social Identity Model of Collectieve Action (SIMCA-model) toepasbaar is op collectieve actie in woonbuurten. Daarnaast is nagegaan of het SIMCA-model verschillend opgaat voor mannen en vrouwen. Aan het onderzoek namen 94 respondenten deel, allen betrokkenen bij de herinrichting van het Willibrordusplein in De Pijp, Amsterdam. Zij vulden een vragenlijst in waarmee groepsefficacy, sociale identiteit, waargenomen onrecht en collectieve actie werd gemeten. Uit de resultaten bleek dat groepsefficacy, sociale identiteit en waargenomen onrecht significante voorspellers zijn van collectieve actie in woonbuurten. Alle voorspellende factoren zijn voor vrouwen significant. Sociale identiteit heeft bij mannen echter geen direct verband met collectieve actie. Dit verband blijkt er wel indirect te zijn, met waargenomen onrecht als mediator. Hiermee wordt ondersteund dat het SIMCA-model toepasbaar is op woonbuurten en op verschillende wijze op gaat voor mannen en vrouwen.

(4)

Inleiding

De bouw van een grote parkeergarage onder het buurtplein waar kinderen spelen, ouderen wandelen en een centrale plek waar jong en oud elkaar ontmoet. Met veel voorlichting maar weinig ruimte voor overleg en input voor de betrokkenen besloot de gemeente Amsterdam dat dit project in juni 2017 van start gaat op het Willibrordusplein in De Pijp, een woonbuurt in Amsterdam. Dit besluit van de gemeente heeft veel media aandacht gekregen, waaronder een groot artikel in Het Parool (Vugts, 2017). Het besluit van de gemeente is voor veel buurtbewoners en belanghebbenden rondom het Willibrordusplein reden om aan de gemeente Amsterdam gezamenlijk kenbaar te maken dat zij het niet eens zijn met de komst van deze parkeergarage. Zij voorzien meer verkeer rond het plein met de komst van een parkeergarage wat zorgt voor een veiligheidsgevaar voor hun kinderen. Daarnaast zal het plein kleiner worden in omvang, wat leidt tot verwijdering van het basketbalveld dat nu tot beschikking staat voor buurtbewoners. Als buurtbewoners collectief actie ondernemen, zorgt dit voor een buurt waarin bewoners zich veilig en prettig voelen, waarbij de collectieve actie zowel een positieve invloed op de sfeer in een buurt heeft als op de gezondheid van buurtbewoners (Baum, Ziersch, Zhang & Osborne, 2009). Collectieve actie wordt gedefinieerd als “Een actie die wordt uitgevoerd door een groepslid en als doel heeft de situatie van zijn/haar groep op een positieve manier te veranderen” (Wright, Taylor en Moghadden, 1990). Naast dat buurtbewoners zelf vaak in actie komen op het moment dat zij ergens ontevreden over zijn in hun buurt, onderneemt ook de gemeente actie om buurten zo veilig en prettig mogelijk te maken. (Hazeu, Boonstra, Jager-Vreugdenhil & Winsemius, 2005). Aan het ondernemen van buurt gerelateerde collectieve actie zitten meerdere voordelen, voor zowel buurtbewoners als voor de gemeente.

Voor buurtbewoners zijn de sociale voordelen van het ondernemen van collectieve actie groot. Zo blijkt dat het meedoen aan acties in eigen buurt leidt tot een hogere tevredenheid met de buurt (Dassopoulos & Monnat, 2011). Daarnaast zorgt het ondernemen van collectieve actie ook voor een groter gevoel van identificatie met andere buurtbewoners en de buurt zelf.

(5)

Voor overheden is het vooral op financieel gebied aantrekkelijk als er sprake is van collectieve actie vanuit buurtbewoners. Als buurtbewoners zelf actie ondernemen wanneer bijvoorbeeld een plantsoen verwaarloosd dreigt te raken, kan de overheid hier kosten mee besparen. Gemeentes hoeven hier dan geen mankracht voor in te zetten of geld te investeren in een actie georganiseerd vanuit de overheid. Het is daarom interessant voor gemeentes om meer inzicht te krijgen in de factoren die van invloed zijn op collectieve actie omdat zij hiermee buurtbewoners zouden kunnen motiveren om mee te doen aan collectieve buurtacties. Ook in grote steden als Amsterdam ondernemen velen buurten collectieve actie, waarbij ook de gemeente een rol kan spelen.

Een voorbeeld hiervan is “Hallo de Pijp”, een online platform waarop bewoners van De Pijp zich kunnen verenigen. Op deze site worden berichten geplaatst over actuele plannen en gemeentevoorstellen en houden buurtbewoners elkaar op de hoogte van recente ontwikkelingen omtrent het woongebied De Pijp (http://www.hallodepijp.nl). Niet alle berichten die op deze site worden geplaatst leiden tot het uitvoeren van collectieve actie. De vraag rijst hierdoor waarom sommige buurt gerelateerde problemen wel tot collectieve actie leiden en andere problemen niet. Meer informatie over de factoren die leiden tot collectieve actie kan bijdragen aan een andere, wellicht effectievere manier om collectieve actie te waarborgen in deze wijken. In het huidige onderzoek zal collectieve actie in woonbuurten worden onderzocht, waar met behulp van het Social Identity Model of Collective Action (SIMCA) (Van Zomeren, Postmes & Spears, 2008) verklaard tracht te worden welke factoren een rol spelen bij collectieve actie.

Door middel van een meta-analyse hebben Van Zomeren, Postmes & Spears (2008) het Social Identity Model of Collective Action (SIMCA) opgesteld. Na het analyseren van data verkregen uit bijna 200 onderzoeken waarin collectieve actie werd onderzocht en gemanipuleerd, zijn zij uitgekomen op drie factoren die verklaren waarom men collectief in actie komt, te weten de waargenomen groepsefficacy, het waargenomen onrecht en de sociale identiteit. Deze drie factoren blijken de grootste voorspellers van collectieve actie.

(6)

De eerste factor die een rol speelt bij het al dan niet ondernemen van collectieve actie is de groepsefficacy. Hiermee wordt een gevoel van controle, invloed, kracht en effectiviteit om als groep een groeps-gerelateerd probleem op te lossen bedoeld (Van Zomeren et al., 2008). Het zorgt ervoor dat mensen het gevoel hebben dat het ondernemen van collectieve actie meer zal opleveren dan individueel actie ondernemen. Volgens Mummendey, Kessler, Klink & Mielke (1999) (aangehaald in Van Zomeren et al., 2008) komen individuen eerder in collectieve actie als zij het gevoel hebben dat ze groeps-gerelateerde problemen kunnen oplossen. Er is dus sprake van een positieve relatie tussen groepsefficacy en intenties om mee te doen aan collectieve actie (Brunsting & Postmes, 2002; aangehaald in Hornsey et al., 2006). Dit wil zeggen dat mensen eerder collectieve actie ondernemen als zij het idee hebben dat deze gezamenlijke actie daadwerkelijk verandering teweeg zal brengen. Groepsefficacy beïnvloedt hiernaast ook of mensen optimistisch of pessimistisch denken, wat voor soort actie ze willen ondernemen en hoeveel ze zich willen inzetten voor een doel (Bandura, 2000). In buurten zal de groepsefficacy met name betrekking hebben op groepen gevormd door buurtbewoners. Zij kunnen elkaar beïnvloeden in hoe zij denken over het effect dat als groep teweeg gebracht kan worden.

Als tweede factor speelt het waargenomen onrecht een rol, waarbij een groep ongelijkheid ervaart ten opzichte van een andere groep (Van Zomeren et al., 2008). Hierbij heeft de groep het idee dat zij ten onrechte een slechtere positie heeft dan een andere groep. Volgens Walker & Smith (2002) wordt het waargenomen onrecht in de eerste plaats gevormd door de vergelijking die gemaakt wordt met een andere groep. De subjectieve ontevredenheid wordt niet veroorzaakt door een objectieve situatie, maar door de relatieve positie ten opzichte van de situatie van een ander. Dit wordt ook wel de Relatieve Deprivatie Theorie genoemd (Walker & Pettigrew, 1984). Dit gevoel van onterecht benadeeld worden, beredeneren Van Zomeren et al. (2008), zou een voorbode kunnen zijn voor collectieve actie. Dit bleek inderdaad zo te zijn, waarbij de twee componenten positief samenhangen. Hoe hoger het gevoel van waargenomen onrecht is, hoe eerder men geneigd is collectieve actie te ondernemen (Van Zomeren et al., 2008).

(7)

Tot slot speelt sociale identiteit een belangrijke rol bij het ondernemen van collectieve actie. Volgens de Sociale Identiteits Theorie van Tajfel (1978) haalt iemand een groot deel van zijn zelfvertrouwen en trots uit de sociale groep waar hij zichzelf onder schaart. Hierop gebaseerd wordt onderscheid gemaakt tussen ‘wij’, de groep waar iemand zichzelf mee identificeert en ‘zij’, een andere groep. Daarnaast staat het zoeken naar negatieve aspecten van de outgroup, wat samenhangt met het verkrijgen van een positiever beeld over de eigen groep, centraal. Dit zorgt er mede voor dat men over het algemeen altijd zal streven naar een positieve sociale identiteit. De sociale identiteit is dus het deel van het zelfconcept dat voorkomt uit het lidmaatschap van een sociale groep. Het is mogelijk een sociale groep te verlaten, afhankelijk van hoe doorlaatbaar de grenzen van deze groep zijn. Hoe meer doorlaatbaar de grenzen zijn, hoe makkelijker het is om een groep te verlaten. Buurtgewijs gezien zou men de sociale groep kunnen verlaten door te verhuizen naar een andere plek. Deze optie behoort echter niet altijd tot de mogelijkheden, wat de grens van een buurt als sociale groep weinig doorlaatbaar maakt. Als men dan ontevreden is met zijn sociale groep, is het noodzaak dat men op een zo positief mogelijke manier omgaat met een probleem in de groep, zodat de sociale identiteit positief blijft. Hoe sterker men zich verbonden voelt met zijn sociale groep, in dit onderzoek De Pijp en specifiek de bewoners rondom het Willibrordusplein, hoe eerder men geneigd is collectieve actie te ondernemen (Van Zomeren et al., 2008). Het SIMCA-model voorspelt dat de mate van sociale identiteit een zowel directe als indirecte invloed kan hebben op collectieve actie. De indirecte invloed kan lopen via waargenomen onrecht en groepsefficacy. De bovenstaande drie factoren verklaren niet alleen waarom mensen deelnemen aan collectieve actie, ze verklaren ook waar men motivatie uit haalt om mee te doen met collectieve actie.

Deze motivatie wordt zowel gevormd door voorkeuren en interesses van individuen, als door de persoonlijke inschatting of men wat met deze voorkeuren en interesses kan bereiken. Deze motivatie kan dus voor iedereen verschillend zijn, waarbij genderverschillen ook een rol spelen. Gender staat voor “de sociaal bepaalde ideeën en praktijken van wat het is om mannelijk of vrouwelijk te zijn” (Reeves & Baden, 2000). Deze genderideeën worden bevestigd en

(8)

versterkt door culturele, politieke en economische instellingen, zoals het gezin, religie, school en media. Deze instellingen zorgen voor genderverschillen in de mogelijkheid en bereidheid tot het deelnemen aan collectieve actie (Pandolfelli, 2008). In het huidige onderzoek wordt ervan uitgegaan dat genderverschillen samenvallen met sekseverschillen. Het is mogelijk dat mannen andere eigenschappen bezitten waardoor zij eerder collectief actie ondernemen dan vrouwen. In eerdere studies is er gekeken naar bijvoorbeeld de bereidheid van mannen om actie te ondernemen.

Zo kwam uit een studie van Van Vught, De Cremer & Janssen (2007) naar voren dat het sociale gedrag van mannen sterker in-group gericht is dan dat van vrouwen. Deze hypothese wordt ook wel de “Male-Warrior hypothesis” genoemd. Uit drie experimenten is gebleken dat mannen zich meer met hun eigen groep identificeren op het moment dat deze bedreigd wordt door een andere groep. Ook bleek dat mannen eerder geneigd zijn tot samenwerken in een bedreigende situatie, zoals het geval is in De Pijp met de komst van een parkeergarage. Opmerkelijk is dat dit voor vrouwen niet het geval is. Er is geen invloed van een al dan niet bedreigende situatie op de mate van samenwerking bij vrouwen. Vaak is er bij collectieve actie sprake van een, wellicht subjectieve, waargenomen bedreiging. Deze bedreiging kan voortkomen uit het waargenomen onrecht, wat wellicht bij mannen makkelijker op te wekken is dan bij vrouwen. Volgens het onderzoek van Van Vught et al. (2007) zouden mannen ook een groter gevoel van sociale identiteit ervaren wanneer zij onrecht ervaren. Hierdoor zouden mannen eerder collectief actie ondernemen tegen de gemeente om de bouw van de parkeergarage tegen te gaan dan vrouwen, door het waargenomen onrecht dat mannen sterker ervaren dan vrouwen. Het is hierbij interessant om te onderzoeken of mannen groepsefficacy ook anders ervaren dan vrouwen.

In het onderzoek van Beard & Cartmill (2007) werden sekseverschillen in collectieve actie onderzocht bij kleine Indonesische gemeenschappen. De mate van collectieve actie werd geoperationaliseerd door de moeite die bewoners staken in het onderhouden van hun gemeenschap. In grote delen van Indonesië heerst een ideologie waarbij mannen een hogere

(9)

status genieten en meer vaardigheden zouden bezitten. Dit leidt ertoe dat er van mannen wordt verwacht dat zij deelnemen aan collectieve actie en van vrouwen wordt verwacht dat zij hier niet aan deelnemen. Uit het onderzoek van Beard & Cartmill (2007) komt dus naar voren dat mannen eerder geneigd zijn tot het ondernemen van collectieve actie dan vrouwen. Het ondernemen van collectieve actie ligt volgens dit onderzoek dus niet zo zeer aan bepaalde kenmerken die mannen bezitten die ervoor zorgen dat zij collectieve actie ondernemen maar aan de rol die zij toebedeeld krijgen. De resultaten van dit onderzoek in een kleine Indonesische gemeenschap zullen wellicht niet generaliseerbaar zijn naar een moderne Amsterdamse buurt als De Pijp. Een reden hiervoor is dat er in Nederland weinig sprake is van de sociale ongelijkheid tussen mannen en vrouwen zoals deze in Indonesië wel te vinden is. Dit zorgt ervoor dat bepaalde kenmerken een belangrijkere rol spelen dan de eventueel aanwezige sociale ongelijkheid tussen mannen en vrouwen.

In 2005 onderzochten Agrawal & Gupta welke eigenschappen en leefomstandigheden een rol spelen bij het al dan niet ondernemen van collectieve actie. Het onderzoek is uitgevoerd in Nepal en specifiek onderzocht werd de deelname aan programma’s gericht op milieuverbetering. Uit de resultaten kwam naar voren dat individuen die het op sociaal en financieel gebied beter getroffen hebben eerder geneigd zijn tot het ondernemen van collectieve actie. Daarnaast kwam uit de resultaten naar voren dat individuen met betere toegang tot hulp van de overheid waarschijnlijk vaker deelnemen aan collectieve actie. Een verklaring die Agrawal & Gupta hiervoor geven is dat individuen die makkelijker toegang hebben tot hulp van de overheid, het vaak financieel beter getroffen hebben en op deze manier meer ruimte hebben om zich te kunnen richten op het ondernemen van collectieve actie. Er werd een negatieve correlatie gevonden tussen educatie en de mate van collectieve actie. Tot slot lieten de resultaten zien dat deelname aan collectieve actie afhangt van persoonlijke karaktereigenschappen die verschillend zijn voor mannen en vrouwen. In een buurt als De Pijp zal iedereen over het algemeen dezelfde toegang hebben tot hulp van de overheid dus zal dit geen verschil maken. Het sekseverschil in collectieve actie in De Pijp zal dus naar

(10)

waarschijnlijkheid komen door het verschil in persoonlijkheidskenmerken tussen mannen en vrouwen. De mate van waargenomen onrecht kan hier, zoals gevonden door Van Vught et al. (2007), onder andere een rol spelen.

Een andere studie, uitgevoerd door Westermann, Ashby & Pretty (2005) werd opgezet om meer zicht te krijgen op sekseverschillen bij het nemen van collectieve actie. 46 groepen die zich bezighielden met 33 milieuprojecten in onder andere Latijns-Amerika, Afrika en Azië werden geanalyseerd. Uit de analyse bleek dat de aanwezigheid van vrouwen in een groep leidt tot verhoogde maten van samenwerking, solidariteit en probleemoplossing. Daarnaast was de mate van collectieve actie hoger in groepen met vrouwen dan in groepen zonder vrouwen. Dit kan komen doordat vrouwen meer waarde hechten aan samenwerking, altruïsme en probleemoplossing. Uit het onderzoek van Westermann et al. (2005) komt niet naar voren dat er sekseverschillen zijn in het ondernemen van collectieve actie. De uitkomsten laten echter wel zien dat vrouwen een belangrijke rol spelen in groepen die collectieve actie ondernemen. Ervan uitgaande dat er een gelijke verdeling is in sekse onder bewoners in De Pijp, zou het voor de effectiviteit van de collectieve actie belangrijk zijn dat vrouwen ook deelnemen aan collectieve actie.

In het huidige onderzoek wordt de toepasbaarheid van het SIMCA-model op woonbuurten onderzocht. Dit wordt gedaan door te onderzoeken of de drie voorspellende factoren van het SIMCA-model: waargenomen onrecht, groepsefficacy en sociale identiteit, ook in een woonbuurt de mate van collectieve actie voorspellen. Daarnaast wordt er gekeken of er sprake is van sekseverschillen bij het ondernemen van collectieve actie in De Pijp.

Aan de hand van voorgaande onderzoeken wordt als eerste verwacht dat waargenomen onrecht, groepsefficacy en sociale identiteit significante voorspellers zijn van collectieve actie in woonbuurten, ofwel dat het SIMCA-model toepasbaar is in woonbuurten. Als tweede wordt op basis van de Male-Warrior Hypothese verwacht dat mannen eerder geneigd zijn tot het ondernemen van collectieve actie dan vrouwen.

(11)

Methode

Deelnemers

Aan het onderzoek deden 94 deelnemers mee, allen woonachtig in de Pijp te Amsterdam. Onder de deelnemers bevonden zich 46 mannen en 48 vrouwen. De gemiddelde leeftijd was 39.51 jaar (SD= 14.16). De deelnemers werden geworven met behulp van een Social media site, waarop bewoners van De Pijp zich verenigen. Daarnaast werd aan de beheerder van Facebookgroepen waarvan veel bewoners van De Pijp lid zijn, gevraagd om een online vragenlijst (zie Bijlage 2) te delen op deze Facebookgroepen en door te sturen aan buurbewoners en belanghebbenden. De overige deelnemers werden geworven door huis-aan-huis bezoeken rondom het Wilibrordusplein, waarbij aan de bewoners werd gevraagd online of op papier de vragenlijst in te vullen.

Materialen

De afhankelijke variabele gemeten in dit onderzoek is collectieve actie. De factoren die collectieve actie voorspellen, te weten groepsefficacy, waargenomen onrecht en sociale identiteit, zijn onafhankelijke factoren. Daarnaast is sekse ook een onafhankelijke factor. De afhankelijke variabelen werden gemeten door een zelf samengestelde vragenlijst. Allereerst is er een pilot study uitgevoerd waaraan 16 participanten deelnamen. Aan de hand van deze pilot study is een Principale Componenten Analyse (PCA) uitgevoerd over de verschillende constructen om de betrouwbaarheid en validiteit van de vragenlijst te meten. Op basis hiervan is de uiteindelijke vragenlijst opgesteld (zie Appendix 3), die vrijwel niet verschilde van de vragenlijst die gebruikt werd tijdens de pilot study. De uitkomsten van de PCA over de uiteindelijke vragenlijst staan beschreven in Appendix 1. Alle items laadden volgens verwachting op de componenten. Na het uitvoeren van de PCA zijn er meerdere betrouwbaarheidsanalyses uitgevoerd, waaruit bleek dat alle items een betrouwbare schaal vormden voor hun desbetreffende construct. Collectieve actie (α=.88), groepsefficacy (α=.85),

(12)

sociale identiteit (α=.85) en waargenomen onrecht (α=.87) werden betrouwbaar gemeten door de items. Bij geen van de constructen konden items verwijderd worden om de betrouwbaarheid te verbeteren.Alle items konden beantwoord worden op een 5-punts Likertschaal. Deze liep van 1 (helemaal mee eens) tot 5 (helemaal mee oneens). Voor de totaalscore per construct wordt het gemiddelde genomen van de scores op alle items behorende tot het desbetreffende construct. Het eerste deel van de vragenlijst bestond uit demografische vragen (geslacht, leeftijd, socio-economische status, opleidingsniveau, etc). Het daaropvolgende deel van de vragenlijst bestond uit een situatieschets van het Wilibrordusplein. Hierin werden de bestemmingsplannen van de gemeente uitgelegd, waarin staat dat er een parkeergarage onder het plein komt en wat de eventuele implicaties hiervan zouden zijn voor de buurt. Na het lezen van de situatieschets werd gevraagd om de daaropvolgende vragen in te vullen, die de constructen waargenomen onrecht, groepsefficacy en de mate van sociale identiteit meten. Alle items werden beantwoord op een Likert-schaal, waarbij 1 stond voor ‘helemaal mee oneens’ en 5 voor ‘helemaal mee eens’. Het was voor de deelnemers geen optie om vragen niet in te vullen. De scores van de items die behoorden tot hetzelfde construct werden opgeteld en gedeeld door het aantal items behorende tot dat construct, waardoor de gemiddelde score op een construct werd berekend.

Procedure

De deelnemers werden geworven door 5 derdejaarsstudenten van de Universiteit van Amsterdam, bestaande uit 2 mannelijke en 3 vrouwelijke onderzoekers. In teams van minstens 2 hebben de onderzoeksteams huis-aan-huis vragenlijsten afgenomen. Om het eventuele tekort aan deelnemers te ondervangen, werd de vragenlijst ook online beschikbaar gesteld via een website die via een specifieke link te bereiken was. Ook werd deze link doorgestuurd naar buurtbewoners en belanghebbenden door een initiatiefnemer van het online platform “Hallo De Pijp”. De onderzoeksteams zijn met de huis-aan-huis bezoeken begonnen bij de huizen direct grenzend aan het Willibrordusplein. Vervolgens zijn zij de straten rondom het Willibrordusplein langs gegaan. Bewoners die geen tijd hadden voor het invullen van de papieren vragenlijst

(13)

konden hun e-mailadres opschrijven waarna de websitelink voor de vragenlijst naar hen werd opgestuurd. Alle bewoners die de Nederlandse taal goed beheersten en boven de 18 jaar waren, mochten meedoen aan het onderzoek. Na een korte uitleg over de onderzoeksopzet en de informed consent (zie Appendix 2) kregen deelnemers 25 minuten de tijd om de papieren vragenlijst in te vullen waarna het onderzoeksteam de vragenlijst ophaalde. Bij de deelnemers die de vragenlijst online invulden, is er geen tijdscontrole geweest. Dit zou echter niet van invloed zijn op de uitkomsten. Alle deelnemers kregen de mogelijkheid om aan te geven de onderzoeksresultaten naderhand te willen ontvangen.

De vragenlijst werd via Qualtrics online gezet en daarnaast een aantal keer uitgeprint voor deelnemers tijdens huis-aan-huis bezoeken. De deelnemers werden vooraf geïnformeerd over het onderzoek middels een beknopte onderzoeksbeschrijving. Vervolgens werd aan alle deelnemers gevraagd een informed consent in te vullen waarmee zij het onderzoeksteam toestemming gaven hun antwoorden te gebruiken voor het onderzoek. Er werd gevraagd aan de deelnemers of zij de vragen zo serieus mogelijk en naar waarheid wilden invullen.

Data Analyse Plan

Om de validiteit van de vragenlijst te meten zal er een Principale Componenten Analyse worden uitgevoerd. Daarnaast zal een betrouwbaarheidsanalyse worden uitgevoerd om de betrouwbaarheid van de vragenlijst te testen. Voor de hoofdanalyse zal er een multipele regressieanalyse uitgevoerd worden, met als onafhankelijke variabelen: groepsefficacy, waargenomen onrecht en sociale identiteit. De afhankelijke variabele en tevens uitkomstmaat is collectieve actie. Vervolgens zal er een regressieanalyse worden uitgevoerd om de tweede hypothese te testen die stelt dat mannen eerder collectief actie ondernemen dan vrouwen. Tot slot zullen er meerdere onafhankelijke T-toetsen worden uitgevoerd om de sekseverschillen tussen de variabelen te testen.

(14)

Resultaten

Aan het huidige onderzoek deden 132 deelnemers mee, waarvan 38 deelnemers zijn uitgesloten voor verdere dataverwerking wegens onvolledig ingevulde enquêtes. De data van de overige 94 deelnemers zijn gebruikt voor de data-analyse. Er zijn geen deelnemers uitgesloten voor verdere dataverwerking op basis van leeftijd of nationaliteit. Van de 94 deelnemers waren er 48 vrouwen en 46 mannen. De gemiddelde leeftijd van alle deelnemers was 39.51 (SD= 14.16). Er was geen sprake van uitbijters in de dataset bij de variabelen waargenomen onrecht, sociale identiteit, groepsefficacy en collectieve actie. De gegevens van de PCA zijn vermeld in de methodesectie. Tabel 1 toont de gemiddelden en standaarddeviaties van de variabelen groepsefficacy, sociale identiteit, waargenomen onrecht en collectieve actie voor alle deelnemers en mannen en vrouwen apart.

Allereerst is er een multipele regressieanalyse uitgevoerd om de eerste hypothese te toetsen, die stelt dat het SIMCA-model toepasbaar is op collectieve actie in woonbuurten. Voordat de multipele regressieanalyse werd uitgevoerd, zijn de assumpties waar de data aan

(15)

moeten voldoen getoetst, namelijk: homoscedasticiteit, de data zijn onafhankelijk en normaal verdeeld, geen uitbijters, geen nul varianties, geen sterke correlaties tussen predictoren en alleen lineaire relaties. Aan alle assumpties werd voldaan waardoor de multipele regressie uitgevoerd kon worden zonder aanpassingen. Uit de multipele regressieanalyse bleek dat groepsefficacy, waargenomen onrecht en sociale identiteit samen significante voorspellers zijn van collectieve actie (R= .665, F(3,90)= 59.49, p< .001). Dit is in lijn met de vooraf opgestelde verwachtingen. Het model, waarin alle drie de voorspellende factoren zijn meegenomen, verklaart 66.5% van de variantie. Elk van de drie voorspellende variabelen bleken een positief verband te hebben met collectieve actie. Een hogere mate van groepsefficacy voorspelt een hogere mate van collectieve actie (ß= .28, t= 4.52, p< .001). Daarnaast voorspelt een hogere mate van waargenomen onrecht ook een hogere mate van collectieve actie (ß=.62, t= 9.15, p< .001). Tot slot voorspelt een hogere mate van sociale identiteit een hogere mate van collectieve actie (ß= .27, t= 3.99, p< .001). In tabel 2 worden de correlaties tussen de gemeten constructen weergegeven.

Om de tweede hypothese te testen, die stelt dat mannen eerder neigen tot het ondernemen van collectieve actie dan vrouwen, zijn er twee aparte lineaire regressie analyses uitgevoerd. In de eerste regressieanalyse werden de data van de mannelijke

(16)

deelnemers gebruikt. In de eerste regressieanalyse werd voldaan aan alle assumpties waardoor er geen aanpassingen aan de data uitgevoerd hoefden te worden. Uit deze regressieanalyse bleek dat zowel groepsefficacy (ß= .24, t= 2.74, p= .009) als waargenomen onrecht (ß= .73, t= 7.15, p< .001) significante verbanden tonen met collectieve actie voor mannen. Sociale identiteit bleek echter geen significant verband te tonen met collectieve actie bij mannen (ß= .18, t= 1.76, p= .086). Dit is tegen de verwachtingen in.

Vervolgens is er een multipele regressieanalyse gedaan waarbij het SIMCA-model voor mannen met en zonder de voorspellende factor sociale identiteit werd getoetst. Hiermee werd er gekeken of het SIMCA-model voor mannen beter toepasbaar is met of zonder sociale identiteit als factor. Uit deze regressieanalyse bleek dat het SIMCA-model inclusief sociale identiteit (R²=.688, p<.001) nauwelijks meer verklaard dan het SIMCA-model zonder sociale identiteit (R²=.665, p<.001). Op basis van deze uitkomsten is besloten een mediatie-analyse uit te voeren om te onderzoeken of sociale identiteit wellicht via waargenomen onrecht of groepsefficacy een indirect effect heeft op collectieve actie. Aan alle assumpties voor een mediatieanalyse werd voldaan, daar deze dezelfde zijn als voor een regressieanalyse. Uit deze mediatie-analyse is naar voren gekomen dat sociale identiteit een significant indirect effect heeft op collectieve actie via waargenomen onrecht (R= .42, Z=3.43, p<.001). Dit komt overeen met de voorspelling van het SIMCA-model. Het indirecte effect van sociale identiteit op collectieve actie via groepsefficacy is niet significant (R= -.03, Z= -.73, p= .464).

In de tweede regressieanalyse, waarbij data van alle vrouwelijke deelnemers werden gebruikt, werd ook voldaan aan alle assumpties waardoor er geen aanpassingen aan de data uitgevoerd hoefden te worden. Uit de regressieanalyse bleek dat zowel groepsefficacy (ß= .30, t= 3.24, p <.05), waargenomen onrecht (ß= .53 t= 5.67, p< .001) als sociale identiteit (ß= .34, t= 3.40, p= .001) significante verbanden toonden met collectieve actie bij vrouwen.

(17)

Voor vrouwen gaat het SIMCA-model dus op volgens de manier waarop Van Zomeren et al. (2008) dit beschrijven.

Uit een serie onafhankelijke t-toetsen waarbij sekse werd genomen als onafhankelijke variabele en collectieve actie, groepsefficacy, waargenomen onrecht en sociale identiteit als afhankelijke variabelen blijkt dat er geen significant verschil bestaat tussen mannen (M= 2.79, SD= 1.20) en vrouwen (M= 2.66, SD= 1.08), t(92)= -0.57, p= .573. Ook verschilden mannelijke en vrouwelijke deelnemers niet significant op de mate van groepsefficacy (t(92)= 0.43, p= .665), waargenomen onrecht (t(92)= -0.84, p= .402) en sociale identiteit (t(92)= -2.41, p= .810).

Discussie

De resultaten van het huidige onderzoek ondersteunen de eerste hypothese die stelt dat het SIMCA-model toegepast kan worden op woonbuurten waarbij de drie factoren sociale identiteit, waargenomen onrecht en groepsefficacy significante voorspellers van collectieve actie in woonbuurten zijn. Deze hypothese wordt volledig ondersteund door de gevonden data. Dit maakt het SIMCA-model naar waarschijnlijkheid goed toepasbaar in woonbuurten.

De tweede hypothese, waarin op basis van de Male Warrior Hypothesis (Van Vught et al., 2007) gesteld wordt dat mannen een grotere neiging tot het ondernemen van collectieve actie hebben dan vrouwen, wordt niet volledig bevestigd. Er bleek geen significant verschil te zijn tussen mannen en vrouwen in de mate van collectieve actie. Uit de resultaten is naar voren gekomen dat groepsefficacy, waargenomen onrecht en sociale identiteit bij vrouwen significante directe voorspellers zijn van collectieve actie. Bij mannen kwam echter naar voren dat alleen groepsefficacy en waargenomen onrecht significante directe voorspellers zijn. Sociale identiteit bij mannen toont dus geen significant direct verband met collectieve

(18)

actie. Wel bleek sociale identiteit als indirecte voorspeller significant, met waargenomen onrecht als waargenomen mediator

Zoals Van Zomeren et al. (2008) beschreven, kan sociale identiteit een indirect effect hebben op collectieve actie. Dit indirecte effect kan gemedieerd worden door zowel waargenomen onrecht als groepsefficacy. Uit de resultaten van het huidige onderzoek blijkt dat het indirecte effect van sociale identiteit op collectieve actie bij mannen gemedieerd wordt door waargenomen onrecht. Dit indirecte effect kan komen doordat een sterkere sociale identiteit zorgt voor een sterker gevoel van waargenomen onrecht jegens de groep waar een individu zich mee identificeert. Omdat een individu zich sterker verbonden voelt met zijn/haar groep zal hij het onrecht jegens zijn groep als persoonlijk opvatten en hierdoor eerder collectieve actie ondernemen. De Male Warrior Hypothesis (Van Vught et al., 2007) wordt op deze manier niet helemaal ontkracht omdat de mate van collectieve actie loopt via sociale identiteit en waargenomen onrecht. Omdat er geen significant direct verband is tussen sociale identiteit en collectieve actie kan de Male Warrior Hypothesis echter ook niet worden bevestigd.

In de meta-analyse van Van Zomeren et al. (2008) werd gevonden dat groepsefficacy, waargenomen onrecht en sociale identiteit voorspellers zijn van collectieve actie en daar sluiten de resultaten van het huidige onderzoek goed op aan. Er is in het huidige onderzoek aangetoond dat het SIMCA-model niet alleen toepasbaar is op sociale groepen maar ook significant toepasbaar is bij onderzoek naar het gedag van buurtbewoners bij het ervaren van collectief nadeel. Een buurt kan ook als sociale groep gezien worden. Het SIMCA-model blijkt significant in het verklaren van de reden dat buurtbewoners collectief actie ondernemen. Daarnaast blijkt het SIMCA-model significant in het aangeven en verklaren van sekseverschillen in collectieve actie.

(19)

Dit onderzoek heeft echter ook enkele beperkingen. Een eerste beperking van dit onderzoek is dat de gevonden verbanden tussen variabelen correlationeel zijn. Dat maakt dat het niet mogelijk is om causale conclusies te trekken. Om causale conclusies te kunnen trekken zou het nodig zijn om een aantal predictoren te manipuleren. In dit onderzoeksgebied lijkt het echter lastig om variabelen als groepsefficacy en sociale identiteit te manipuleren.

Een tweede beperking van dit onderzoek is dat er gebruik is gemaakt van een vragenlijst. De vragenlijst bestond voornamelijk uit multiple choice vragen, waarbij de deelnemers de keuze konden maken uit vijf voorgeprogrammeerde antwoordmogelijkheden. De respondenten hebben tussen de vragen door geen ruimte gekregen om een noot toe te voegen als zij zich ergens over wilden uitlaten. Dit kan ertoe hebben geleid dat zij zich gedwongen voelden een antwoord te kiezen waar zij wellicht niet helemaal achter stonden. Wellicht zouden zij wel een noot hebben toegevoegd als zij hiertoe de ruimte hadden gekregen. Dit heeft kunnen leiden tot een vertekening in de dataset. Het lijkt er echter op dat dit niet gebeurd is in dit onderzoek. Dit is te voorkomen door ruimte voor aantekeningen per vraag/onderwerp toe te voegen. Daarnaast is er met het afnemen van een online vragenlijst geen mogelijkheid tot doorvragen naar de onderliggende motieven van deelnemers. Zoals eerder vermeld vullen de respondenten slechts multiple choice vragen in en wordt er verder niet doorgevraagd naar motieven. Voor vervolgonderzoek zou het interessant zijn om de achterliggende motieven van deelnemers te vragen. Een laatste nadeel van het afnemen van een vragenlijst is het verkrijgen van sociaal wenselijke antwoorden van de deelnemers. Zelfs wanneer vragenlijsten anoniem kunnen worden ingevuld, heeft men de neiging om de antwoorden te kiezen die het meest sociaal wenselijk zijn. Dit kan leiden tot een dusdanige vertekening van de data dat deze niet meer bruikbaar zijn voor onderzoek. Dit is te voorkomen door bij de deelnemers te benadrukken dat alle informatie vertrouwelijk wordt behandeld. Ook zorgt een grote respondentengroep voor een kleinere kans op vertekende data

(20)

door sociaal wenselijke antwoorden. In dit onderzoek is er gebruik gemaakt van een grote, representatieve respondentengroep en een goed geformuleerde vragenlijst. Hiermee is getracht de nadelen van een vragenlijst te ondervangen. De uitkomsten van dit onderzoek naar de situatie bij het Willibrordusplein zijn representatief voor andere studies naar collectieve actie. Dit komt door de hoge mate van waargenomen onrecht, sociale identiteit en groepsefficacy én collectieve actie die er onder de betrokkenen te vinden is. De hoge mate van deze factoren zijn ook terug te vinden in andere sociale groepen, zoals politieke demonstraties,

Concluderend zijn de gevonden resultaten ondersteunend voor de toepasbaarheid van het SIMCA-model in woonbuurten. Het is bij de toepassing van het SIMCA-model in woonbuurten niet van aanzienlijk belang dat er rekening wordt gehouden met sekseverschillen. Uit het huidige onderzoek blijkt de eerder gevonden werking van het SIMCA-model generaliseerbaar naar verschillende groepen, zoals buurtbewoners. Het SIMCA-model kan bijdragen aan de kennis over de manier waarop buurtbewoners zelf het heft in handen nemen als zij ergens ontevreden over zijn. Daarnaast kan het SIMCA-model bijdragen aan de manier waarop de gemeente Amsterdam omgaat met de collectieve acties die de buurtbewoners van het Willibrordusplein ondernemen. Zo is het belangrijk om sociale identiteit niet als losstaande predictor te behandelen bij mannelijke buurtbewoners, maar te erkennen dat sociale identiteit bij mannen gemedieerd wordt door het waargenomen onrecht dat mannen ervaren. De gemeente Amsterdam zou dus in kunnen spelen op de mate van onrecht die mannen als groter ervaren dan vrouwen, door bijvoorbeeld concessies te doen die voor mannen van waarde zijn. In vervolgonderzoek zou onderzocht kunnen worden hoe de mate van sociale identiteit en groepsefficacy vergroot kunnen worden. Zo zou er gekeken kunnen worden naar het verschil in belang van situaties. Verschillende situaties leveren verschillende maten van collectieve actie op. Daarnaast is het interessant om te kijken waar de

(21)

scheidslijn ligt tussen wel en geen collectieve actie ondernemen. Immers, hoe hoger de mate van deze drie factoren, hoe groter de mate van collectieve actie. Uitgebreide kennis van de voorspellende factoren en de verbanden die collectieve actie in buurten kunnen verklaren en voorspellen, kan bijdragen aan een effectievere en positief ingestelde interventies die gemeenten kunnen plegen.

(22)

Literatuurlijst

Agrawal, A., & Gupta, K. (2005). Decentralization and participation: the governance of common pool resources in Nepal’s Terai. World development, 33(7), 1101-1114. Bandura, A. (2000). Exercise of human agency through collective efficacy. Current directions

in psychological science, 9(3), 75-78.

Baum, F. E., Ziersch, A. M., Zhang, G., & Osborne, K. (2009). Do perceived neighbourhood cohesion and safety contribute to neighbourhood differences in health?. Health & place, 15(4), 925-934.

Beard, V., & Cartmill, R. (2007). Gender, collective action and participatory development in Indonesia. International Development Planning Review, 29(2), 185-213.

Brunsting, S., & Postmes, T. (2002). Social movement participation in the digital age: Predicting offline and online collective action. Small Group Research, 33, 525-554.
 Dassopoulos, A., & Monnat, S. M. (2011). Do perceptions of social cohesion, social support,

and social control mediate the effects of local community participation on neighborhood satisfaction?. Environment and Behavior, 43(4), 546-565.

Hazeu, C. A., Boonstra, N. G. J., Jager-Vreugdenhil, M., & Winsemius, P. (2005). Buurtinitiatieven en buurtbeleid in Nederland anno 2004-9 (p. 380). Amsterdam University Press.

Hornsey, M. J., Blackwood, L., Louis, W., Fielding, K., Mavor, K., Morton, T., ... & White, K. M. (2006). Why do people engage in collective action? Revisiting the role of perceived effectiveness. Journal of Applied Social Psychology, 36(7), 1701-1722. Mummendey, A., Kessler. T., Klink, A., & Mielke, R. (1999). Strategies to cope with

negative social identity: Predictions by social identity theory and relative deprivation theory. Journal of Personality and Social Psy- chology, 76, 229–245.

(23)

Pandolfelli, L., Meinzen‐ Dick, R., & Dohrn, S. (2008). Gender and collective action: motivations, effectiveness and impact. Journal of international development, 20(1), 1-11.

Reeves, H., & Baden, S. (2000). Gender and development: Concepts and definitions (Vol. 55). Bridge.

Tajfel, H. (1978). The achievement of inter-group differentiation. In H. Tajfel (Ed.), Differentiation between social groups (pp. 77–100). London: Academic Press.


Van Zomeren, M., Postmes, T., & Spears, R. (2008). Toward an integrative social identity model of collective action: a quantitative research synthesis of three socio-psychological perspectives. Psychological bulletin, 134(4), 504.

Zomeren, M. (2013). Four core social‐ psychological motivations to undertake collective action. Social and Personality Psychology Compass, 7(6), 378-388.

Vugt, M. V., Cremer, D. D., & Janssen, D. P. (2007). Gender differences in cooperation and competition: The male-warrior hypothesis. Psychological science, 18(1), 19-23.

Vugts, P. (2017, 8 mei). ‘Peperdure garage nekt sportplein in De Pijp’. Het Parool, geraadpleegd van

http://www.parool.nl/amsterdam/-peperdure-garage-nekt-sportplein-de-pijp~a4493215/.

Walker, I., & Smith, H. J. (2002). Fifty years of relative deprivation research. Relative deprivation: Specification, development, and integration, 1-9.

Walker, I., & Pettigrew, T. F. (1984). Relative deprivation theory: An overview and conceptual critique. British Journal of Social Psychology, 23(4), 301-310.

Westermann, O., Ashby, J., & Pretty, J. (2005). Gender and social capital: The importance of gender differences for the maturity and effectiveness of natural resource management groups. World Development, 33(11), 1783-1799.

(24)

Wright, S. C., Taylor, D. M., & Moghaddam, F. M. (1990). Responding to membership in a disadvantaged group: From acceptance to collective protest. journal of Personality and Social Psychology, 58(6), 994.

(25)

Bijlagen

Appendix 1. Uitkomsten van de Principale Componenten Analyse

De afhankelijke variabele collectieve actie werd gemeten aan de hand van 5 items. Er is een PCA uitgevoerd over 5 collectieve actie items. Uit de PCA kwam 1 component, met een eigenwaarde van 3.37 en een totale hoeveelheid verklaarde variantie van 67.5%. Hierop volgend is een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd waaruit bleek dat de 5 collectieve actie items een betrouwbare schaal vormen (α=.88). Deze kon niet verbeterd worden door een item te verwijderen. Een lage gemiddelde score op het construct Collectieve Actie betekent dat de deelnemer niet snel zou deelnemen aan een groepsactie om de toestand van de groep te verbeteren. Een voorbeelditem is: “Om de situatie rondom het Willibrordusplein te verbeteren, zou ik deelnemen aan een demonstratie met andere buurtbewoners”.

Groepsefficacy werd gemeten aan de hand van 8 items. Er is een PCA uitgevoerd over 8 groepsefficacy items. Uit de PCA kwamen 2 componenten, met eigenwaardes van 4.18 (52.2%) en 1.17 (14.6%) en een totale hoeveelheid verklaarde variantie van 66.8%. 6 items hadden een hoge lading op het eerste component en lage ladingen op het tweede component. Voor 1 item gold het omgekeerde: hoge lading op het tweede component en matige lading op het eerste component. Dit kan verklaard worden door de vastberadenheid van het item, waarin gesteld wordt dat het totaal geen effect heeft als de buurtbewoners hun mening laten horen. Voor het laatste item gold een matige lading op beide componenten. Hierop volgend is een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd waaruit bleek dat de 8 groepsefficacy items een betrouwbare schaal vormen (α=.85). Deze kon niet verbeterd worden door een item te verwijderen. Voor het totale construct wordt het gemiddelde genomen van alle items die het construct meten. Een laag gemiddelde op het construct Groepsefficacy betekent dat individuen weinig vertrouwen hebben in buurt gerelateerde collectieve actie. Dit zou volgens de eerste hypothese leiden tot een lagere mate van collectieve actie. Een hoog gemiddelde op groepsefficacy zou leiden tot een hogere mate van collectieve actie. Een voorbeelditem is: “Ik

(26)

denk dat wij, als bewoners rondom het Willibrordusplein, invloed hebben op het veranderen van de herindelingsplannen”.

Sociale identiteit werd gemeten aan de hand van 5 items. Er is een PCA uitgevoerd over 5 sociale identiteit items. Uit de PCA kwam 1 component, met een eigenwaarde van 3.18 en een totale hoeveelheid verklaarde variantie van 63.6%. Hierop volgend is een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd waaruit bleek dat de 5 sociale identiteit items een betrouwbare schaal vormen (α=.85). Deze kon niet verbeterd worden door een item te verwijderen. Voor het totale construct wordt het gemiddelde genomen van alle items die het construct meten. Een laag gemiddelde op het construct Sociale Identiteit betekent dat individuen hun buurt niet als belangrijk onderdeel van hun sociale identiteit zien. Dit zou volgens de eerste hypothese leiden tot een lagere mate van collectieve actie. Een hoog gemiddelde op Sociale Identiteit zou leiden tot een hogere mate van collectieve actie. Een voorbeelditems is: “In het algemeen is het zijn van een bewoner rondom het Willibrordusplein een belangrijk onderdeel van mijn identiteit”.

Waargenomen onrecht werd gemeten aan de hand van 6 items. Er is een PCA uitgevoerd over 6 waargenomen onrecht items. Uit de PCA kwam 1 component, met een eigenwaarde van 3.78 en een totale hoeveelheid verklaarde variantie van 62.9%. Hierop volgend is een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd waaruit bleek dat de 6 waargenomen onrecht items een betrouwbare schaal vormen (α=.87). Het gemiddelde van alle items die het construct meten wordt genomen voor de constructscore. Een lage gemiddelde score op het construct Waargenomen Onrecht betekent dat de individuen weinig onrecht ervaren en niet sterk het idee hebben dat zij ten onrechte slechter af zijn dan een andere groep. Een laag gemiddelde zou volgens de eerste hypothese leiden tot een lage mate van collectieve actie. Een hoog gemiddelde op Waargenomen Onrecht zou leiden tot een hogere mate van collectieve actie. Een voorbeelditem is: “De beslissingen die gemaakt zijn door de gemeente over het Willibrordusplein zijn oneerlijk”.

(27)

Appendix 2. Informed Consent en Toestemmingsverklaring

INFORMATIE BROCHURE VOOR DEELNEMERS AAN ONDERZOEK “IN DE BRES VOOR JE BUURT”

Beste deelnemer,

Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u op de hoogte bent van de procedure die in dit onderzoek wordt gevolgd. Lees daarom onderstaande tekst zorgvuldig door en aarzel niet om opheldering te vragen over deze tekst, mocht deze niet duidelijk zijn. De

onderzoeksleider zal eventuele vragen graag beantwoorden. Doel van het onderzoek

Het doel van het onderzoek is na te gaan welke factoren een rol spelen bij het ontstaan van collectieve actie in buurten. Dit doen we door middel van een vragenlijst.

Gang van zaken tijdens het onderzoek

U krijgt een vragenlijst aangeboden, waarbij u alle vragen in moet vullen. Uw taak is om u zo goed mogelijk in te leven in de beschreven situaties. De antwoordopties variëren van zeer mee oneens tot zeer mee eens, probeer het antwoord aan te kruisen dat zo goed mogelijk op u van toepassing is. Het onderzoekt duurt ongeveer 10 minuten.

Vertrouwelijkheid van gegevens

Alle onderzoeksgegevens blijven volstrekt vertrouwelijk en worden anoniem verwerkt. Persoonlijke gegevens worden niet ter beschikking gesteld aan derden zonder uw uitdrukkelijke toestemming.

Vrijwilligheid

Als u nu besluit af te zien van deelname aan dit experiment, zal dit op geen enkele wijze gevolgen voor u hebben. Als u tijdens het onderzoek zelf besluit uw medewerking te staken, zal dat eveneens op geen enkele wijze gevolg voor u hebben. Tevens kunt u 24 uur na dit onderzoek alsnog uw toestemming om gebruik te maken van uw gegevens intrekken. U kunt uw medewerking dus te allen tijde staken zonder opgave van redenen. Mocht u uw

medewerking staken, of achteraf, zij het binnen 24 uur, uw toestemming intrekken, dan zullen uw gegevens worden verwijderd uit onze bestanden en vernietigd.

Verzekering

Omdat dit onderzoek geen risico’s voor uw gezondheid of veiligheid met zich meebrengt, gelden de voorwaarden van de reguliere aansprakelijkheidsverzekering van de UvA. Nadere inlichtingen

Mocht u vragen hebben over dit onderzoek, vooraf of achteraf, dan kunt u zich wenden tot de verantwoordelijke onderzoeker, Dr. Guido Valk, tel. 0205256850 e-mail

G.H.valk@uva.nl, Nieuw Achtergracht 129-B, 1018 WT Amsterdam. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek, Dr. Mark Rotteveel, tel. 0205256713, email M.Rotteveel@uva.nl, Nieuwe Achtergracht 129, 1018 WT Amsterdam

(28)

TOESTEMMINGSVERKLARING

Dit formulier hoort bij de schriftelijke informatie die u heeft ontvangen over het onderzoek waar u aan deelneemt. Met ondertekening van dit formulier verklaart u dat u de

deelnemersinformatie heeft gelezen en begrepen. Verder geeft u met de ondertekening te kennen dat u akkoord gaat met de gang van zaken zoals deze staat beschreven in de informatiebrochure. Als u nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen kunt u zich wenden tot de verantwoordelijke onderzoeker en lid van de Commissie Ethiek, Dr. Guido Valk, email G.H.valk@uva.nl, Nieuw Achtergracht 129-B, 1018 WT Amsterdam. Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek, Dr. Mark Rotteveel, tel. 0205256713, email M.Rotteveel@uva.nl, Nieuwe

Achtergracht 129, 1018 WT Amsterdam

[DEELNEMER] “Ik heb de informatie gelezen en begrepen en geef toestemming voor deelname aan het onderzoek en gebruik van de daarmee verkregen gegevens. Ik behoud daarbij het recht om zonder opgaaf van reden deze instemming weer in te trekken. Tevens behoud ik het recht op ieder door mij gewenst moment te stoppen met het experiment.” aldus hieronder tekenen door met muis (computer) of vinger (mobiel) handtekening te schrijven

(29)

Appendix 3. Vragenlijst Q2.1 Wat is uw geslacht?  Vrouw  Man  anders nl: ____________________ Q2.2 Wat is uw leeftijd?

Q2.3 Wat is uw hoogst afgeronde opleiding?  Basisonderwijs  VMBO  HAVO  VWO  MBO  HBO  WO

Q2.4 Ik heb op dit moment een (bij)baan  Ja

 Nee

Q2.5 Hoeveel thuiswonende kinderen heeft u?  Ik heb geen thuiswonende kinderen  Ik heb één thuiswonend kind  Ik heb twee thuiswonende kinderen  Ik heb 3 of meer thuiswonende kinderen Q2.6 Mijn burgerlijke status op dit moment is:  Alleenstaand

 Samenwonend  Gehuwd

 Anders, nl: ____________________

Q2.7 Bent u nog bezig met een opleiding? Zo ja welke?  MBO

 HBO  WO

(30)

Q2.8 Ik heb thuiswonende kinderen in de leeftijd van (als u meerdere thuiswonende kinderen heeft kunt u meerdere hokjes aankruisen):

 Ik heb geen thuiswonende kinderen  0 - 5 jaar

 6 - 11 jaar  12 - 17 jaar  18 jaar of ouder

Q2.9 Bent u in het bezit van een auto?  Ja

 Nee

Q2.10 Hoeveel jaar bent u woonachtig op uw huidige adres?  Tussen de 0 - 5 jaar

 Tussen de 5 - 10 jaar  Tussen de 10 - 15 jaar  Meer dan 15 jaar Q2.11 Ik verdien netto:

 Minder dan 2000 euro per maand  Tussen de 2000 - 3000 euro per maand  Tussen de 3000 - 4000 euro per maand  Meer dan 4000 euro per maand

 Geen antwoord

Q2.12 Bent u woonachtig in de buurt van het Willibrordusplein?  Ja

(31)

Q3.1 Willibrordusplein, een parkeergarage?

In het herinrichtingsplan voor het Willibrordusplein is de bouw van een parkeergarage opgenomen. De gemeente heeft de buurtbewoners er ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan van verzekerd dat zij mede inspraak zouden krijgen over de herinrichting van het plein. Jullie aanwijzingen zijn echter niet meegenomen in het herinrichtingsplan. Om hier tegen te strijden hebben jullie vergaderingen gehouden, brieven geschreven en andere mate van actie ondernomen. Stel je nu eens voor dat alle acties die jullie tot nu toe met de buurt hebben ondernomen om de veiligheidssituatie, de functionaliteit, de ruimtelijke kwaliteit en het unieke karakter van het ontwerp te verbeteren niet zijn meegenomen door de gemeente. Hierdoor zal het Willibrordusplein zijn kracht in de buurt verliezen. En zullen vele dingen verloren gaan, waaronder de ruimte voor basketballen, skeeleren, gymlessen, uitjes voor de crèche of het bejaardencentrum en fietsplekken. Niet alleen verandert de functie van het Willibrordusplein maar deze wordt zelfs gevaarlijk om op te spelen. Door de nieuwe inrichting ontstaan er veel onveilige situaties. Hierdoor neemt de kans op

ongelukken toe. Echter geeft de gemeente geen gehoor aan de geluiden die jullie als bewoners hebben laten horen. Vul nu de volgende stellingen in:

Om de veiligheid en functie van het Willibrordusplein te beschermen, zou ik samen met de buurt het Willibrordusplein bezetten zodat de gemeente de plannen gaat aanpassen.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q3.2 Om de veiligheid en functie van het Willibrordusplein te beschermen, zou ik de gemeente dwingen tot het ondernemen van actie.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q3.3 Om de veiligheid en functie van het Willibrordusplein te beschermen, zou ik net zo lang blijven demonstreren tot er naar ons geluisterd wordt, zelfs al komt daar geweld bij kijken.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

(32)

Q3.4 Omdat geen van onze vorige acties (o.a. petitie tekenen, vergaderingen) de gemeente tot inzicht hebben laten komen, zou ik nu meedoen aan acties van hardere aard.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q3.5 Om de veiligheid en functie van het Willibrordusplein te beschermen, zou ik samen met mijn buren werkzaamheden op het Willibrordusplein onmogelijk maken zodat het niet verbouwd kan worden.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q4.1 Ik voel afschuw tegenover de gemeente die de beslissingen over de verandering van het Willibrordusplein heeft genomen.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q4.2 Ik voel minachting tegenover de gemeente die de beslissingen over de verandering van het Wilibrordusplein heeft genomen.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q5.1 Ik ben boos over de herindeling van het Willibrordusplein door de gemeente.  Helemaal mee eens

 Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

(33)

Q5.2 De plannen van de gemeente over de herindeling van het Willibrordusplein maken mij kwaad.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q5.4 Het maakt mij woedend dat de veiligheid van buurtkinderen in gevaar komt door de herindeling van het Willibrordusplein van de gemeente.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q6.1 Ik ben verdrietig over de herindeling van het Willibrordusplein door de gemeente.  Helemaal mee eens

 Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q6.2 De plannen van de gemeente over de herindeling van het Willibrordusplein maken mij bang.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q7.1 Ik denk dat de buurtbewoners samen de plannen over de herindeling van het Willibrordusplein kunnen beïnvloeden.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

(34)

Q7.3 Wij, als buurtbewoners, hebben het idee dat het geen effect heeft als wij onze mening over de herindeling van het Willibrordusplein laten horen.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q7.4 Als buurtbewoners zich als groep verenigen, kunnen zij samen veel teweeg brengen.  Helemaal mee eens

 Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q7.5 Ik denk dat het starten van een petitie de gemeente kan overtuigen om het herindelingsplan te wijzigen.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q7.6 Ik denk dat wij, als bewoners rondom het Willibrordusplein, controle hebben over het veranderen van de herindelingsplannen.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q7.2 Ik denk dat de buurtbewoners samen met succes de beslissingen over de herindeling van de gemeente kunnen beïnvloeden.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

(35)

Q7.7 Ik denk dat wij, als bewoners rondom het Willibrordusplein, onze mening krachtig kunnen laten horen aan de gemeente.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q7.8 Ik constateer dat wij als buurtbewoners effectief zijn in het veranderen van de herindelingsplannen van het Willibrordusplein.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q8.1 De beslissingen die gemaakt zijn door de gemeente over het Willibrordusplein zijn oneerlijk.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q8.2 De manier waarop de gemeente heeft gehandeld is onjuist.  Helemaal mee eens

 Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q8.3 De gemeente heeft het recht om deze herindeling zonder overleg met de buurt door te voeren.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

(36)

Q8.4 Ik heb het gevoel dat de gemeente niet luistert naar de meningen van de buurtbewoners.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q8.5 Als de gemeente plannen in andere buurten wijzigt en de herindelingsplannen voor het Willibrordusplein niet vind ik dat onverdiend.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q8.6 Ik voel mij boos over de manier waarop de gemeente heeft gehandeld ten opzichte van de buurtbewoners.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q9.1 Om de situatie rondom het Willibrordusplein te verbeteren, zou ik deelnemen aan een demonstratie met andere buurtbewoners.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q9.3 Ik zou meedoen aan een buurtinitiatief van andere bewoners om de situatie rondom het Willibrordusplein te verbeteren.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

(37)

Q9.4 Om de situatie rondom het Willibrordusplein te verbeteren, zou ik zelf een buurtinitiatief starten.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q9.5 Het is een goed idee om het Willibrordusplein te bezetten om de situatie te verbeteren.  Helemaal mee eens

 Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q9.7 Om de situatie rondom het Willibrordusplein meer aandacht te geven, zou ik een post op Facebook of een vergelijkbare site zetten.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q10.1 Ik heb veel gemeen met de andere bewoners rondom het Willibrordusplein.  Helemaal mee eens

 Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q10.2 Ik voel een sterke band met de andere bewoners rondom het Willibrordusplein.  Helemaal mee eens

 Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q10.3 Ik spreek kennissen/vrienden uit de buurt regelmatig voor een gezellig praatje.  Helemaal mee eens

 Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

(38)

Q10.4 Het voelt goed om een medebewoner van het Willibrordusplein te zijn.  Helemaal mee eens

 Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q10.5 In het algemeen is het zijn van een bewoner rondom het Willibrordusplein een belangrijk deel van mijn identiteit.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q11.1 Ik denk vaak aan het feit dat ik een bewoner ben rondom het Willibrordusplein.  Helemaal mee eens

 Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q11.2 Het zijn van een bewoner van het Willibrordusplein is van invloed op hoe ik mij over mezelf voel.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q11.3 Het feit dat ik een bewoner rondom het Willibrordusplein ben, komt regelmatig in mij op.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q11.4 Ik ben tevreden over mijn keuze om rond het Willibrordusplein te gaan wonen.  Helemaal mee eens

 Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

(39)

Q11.5 Het zijn van een bewoner rondom het Willibrordusplein geeft mij een goed gevoel.  Helemaal mee eens

 Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q12.1 Ik zou willen verhuizen naar een andere buurt.  Helemaal mee eens

 Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q12.2 Ik hecht veel waarde aan de uiterlijke kenmerken van het Willibrordusplein.  Helemaal mee eens

 Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q12.3 Ik ben trots op de ligging van mijn buurt in Amsterdam.  Helemaal mee eens

 Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q12.4 Ik zou het betreuren, als ik door omstandigheden naar een andere buurt zou moeten verhuizen.

 Helemaal mee eens  Enigszins mee eens  Noch eens noch oneens  Enigszins mee oneens  Helemaal niet mee eens

Q101 Het onderstaande is het laatste gedeelte van de vragenlijst. Klik de optie aan die het beste bij u past. Hierbij geldt een schaal die loopt van HELEMAAL MEE ONEENS tot HELEMAAL MEE EENS .

(40)

Q13.2 Ik ben bang dat ik mijn verantwoordelijkheden en verplichtingen niet na kan komen.  Helemaal mee oneens

 2  3  4  5  6  7  8

 Helemaal mee eens

Q13.14 Ik zie mijzelf als iemand die er allereerst naar streeft om mijn wensen en verlangens te vervullen.

 Helemaal mee oneens  2  3  4  5  6  7  8

 Helemaal mee eens

Q13.3 Ik fantaseer vaak over hoe ik mijn inspiraties en wensen kan bereiken.  Helemaal mee oneens

 2  3  4  5  6  7  8

 Helemaal mee eens

Q13.4 Ik ben bang om te worden wie ik niet wil zijn.  Helemaal mee oneens

 2  3  4  5  6  7  8

(41)

Q13.5 Ik denk vaak aan de ideale persoon die ik zou willen zijn.  Helemaal mee oneens

 2  3  4  5  6  7  8

 Helemaal mee eens

Q13.7 Ik maak mij regelmatig zorgen dat ik faal in het behalen van mijn doelen.  Helemaal mee oneens

 2  3  4  5  6  7  8

 Helemaal mee eens

Q13.9 Ik fantaseer vaak over vervelende ervaringen waarvan ik bang ben dat die mij zouden overkomen.

 Helemaal mee oneens  2  3  4  5  6  7  8

 Helemaal mee eens

Q13.10 Ik denk vaak aan hoe ik mislukkingen in mijn leven kan vermijden.  Helemaal mee oneens

 2  3  4  5  6  7  8

(42)

Q13.13 Mijn belangrijkste doel is het voorkomen dat ik faal in de dingen die ik doe.  Helemaal mee oneens

 2  3  4  5  6  7  8

 Helemaal mee eens

Q13.15 Ik zie mijzelf als iemand die er allereerst naar streeft om mijn verantwoordelijkheden, plichten en verplichtingen te vervullen.  Helemaal mee oneens

 2  3  4  5  6  7  8

 Helemaal mee eens

Q13.12 Mijn belangrijkste doel is het behalen van mijn ambities.  Helemaal mee eens

 1  2  3  4  5  6  7  8

 Helemaal mee oneens (10)

Q99 Super bedankt voor het invullen van deze vragenlijst! Wilt u meer weten over de

resultaten van dit onderzoek? Vul dan hieronder uw mailadres in zodat wij u de resultaten en conclusies kunnen toe mailen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Concentrations of twenty-nine metallic elements in muscle tissue from sardine Sardinops sagax and chokka squid Loligo reynaudii from South Atlantic and Indian Ocean waters off

The Teochew-Vietnamese are convinced that children will become either Vietnamese or Cantonese-Vietnamese and would not inherit Teochew-Vietnamese cultural practices, family values

In conclusion, the chapter has successfully ascertained the theoretical needs of this research, namely: a brief description of the chronology of the refugee crisis in Idomeni, the

This resulted in the following research question: “What is the performance of a shallow approach, compared to a deep learning one, for estimating time coherent full-body poses

John Council. A review of the role of cost-benefit analysis as an input to the management of safety. {In CCPS of AlChE, US EPA, Japan Society of Chemical Engineers, European

In addition to the direct effects of depression, accommodative coping, perceived health and somatic comorbidity, there were sig- nificant indirect associations between fatigue and

Therefore, the extent to which observer ratings and student perceptions in primary education are consistent with each other is still unclear, especially if similar teaching

Sterker nog, in sommige ziekenhuizen werd deze techniek alleen voor die lastige patiënten ingezet omdat ze anders niet behandeld zouden kunnen worden.. Uit cijfers van de EVAS