• No results found

Motief voor participatie en basisbehoeftebevrediging bij professionele en recreatieve muzikanten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Motief voor participatie en basisbehoeftebevrediging bij professionele en recreatieve muzikanten"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Motief voor Participatie en

Basisbehoeftebevrediging bij Professionele en

Recreatieve Muzikanten

Bachelor Thesis Social Psychology Adine Teillers

Studentnummer: 11144025

Begeleid door: Dr. Svenja A. Wolf Ingeleverd op: 2 juni 2017

(2)

Abstract

In het huidige onderzoek werd het verschil in motief voor participatie en in

basisbehoeftebevrediging tussen professionele en recreatieve muzikanten onderzocht. Er is gekeken naar de motieven Interesse/Plezier, Competentie en Sociaal. Voor

basisbehoeftebevrediging is er gekeken naar de 3 basisbehoeften van de Self-Determination

Theory, namelijk Autonomie, Competentie en Verbondenheid. Er bleek tussen de twee groepen

geen verschil in motief voor participatie te zijn, gemeten met de Motives for Physical Activity

Measure – Revised. Ook bleek er tussen de twee groepen geen verschil in

basisbehoeftebevrediging te zijn, gemeten met de Basic Psychological Need Satisfaction and

(3)

Motief voor Participatie en Basisbehoeftebevrediging bij Professionele en Recreatieve Muzikanten

Contexten waarin de ervaring van autonomie, competentie en verbondenheid worden ondersteund, bevorderen de motivatie en de betrokkenheid bij activiteiten (Deci & Ryan, 2000). Voor muziekgroepen zijn gemotiveerde en betrokken muzikanten erg belangrijk. Bij het creëren van een band of orkest is het dus erg belangrijk dat er ruimte is voor het ondersteunen van deze drie aspecten. Muziekgroepen die zich richten op het ondersteunen van de autonomie,

competentie en verbondenheid zouden hierdoor meer gemotiveerde en betrokken muzikanten krijgen. Misschien hebben mensen alleen niet dezelfde motieven om te participeren in

activiteiten. Dit maakt dat zij misschien wel andere behoeften hebben waar aan voldaan moet worden. Dit maakt het goed om te kijken naar de basisbehoeften en de motieven voor participatie bij muziekgroepen.

Self-Determination Theory stelt dat er drie basisbehoeften zijn waaraan moet worden voldaan om goed te kunnen functioneren (Deci & Ryan, 2000). Dit zijn de drie behoeften

autonomie, competentie en verbondenheid. Mensen hebben de behoefte zich autonoom te voelen met betrekking tot eigen gedrag. Zij willen graag het gevoel hebben zelf te kunnen beslissen over wat zij doen. Daarbij willen zij zich ook competent voelen in wat zij doen. Ook voelen mensen de behoefte verbonden te zijn met andere mensen. Bij voldoening van de drie basisbehoeften zullen mensen zich gezond en effectief ontwikkelen. Wanneer de basisbehoeften niet zijn voldaan zullen mensen zich niet optimaal ontwikkelen en niet optimaal functioneren.

Uit een onderzoek van Adie, Duda en Ntoumanis (2012) onder jeugd voetbal spelers bleek dat het ondersteunen van autonomie door de coach bij de voetballers positief de

(4)

bleek dat het niveau van basisbehoeftebevrediging van competentie en verbondenheid op hun beurt weer de subjectieve vitaliteit van de sporters voorspelde. De resultaten suggereren dat de voldoening van de driebasisbehoeften werkelijk belangrijk is voor de mentale en lichamelijke gesteldheid.

Uit het onderzoek van Reinboth, Duda en Ntoumanis (2004) blijkt dat waargenomen autonomie ondersteuning, beheersingsgerichte ondersteuning en sociaal ondersteunende kenmerken vanuit de coach, belangrijk zijn voor de sporters in respectievelijk autonomie, competentie en verbondenheid. Hierbij bleken autonomie en competentie weer belangrijk voor het psychologische welzijn te zijn. Uit de bevindingen van het onderzoek van Reinboth en Duda (2006) bleek dat er een toename van bevrediging in alle drie de basisbehoeften kon worden voorspeld door de coach zijn nadruk op taak-gerelateerde structuren. De voldoening van de basisbehoeften autonomie en verbondenheid bleken weer de subjectieve vitaliteit te voorspellen. Uit deze verschillende onderzoeken lijkt dus dat alle drie de basisbehoeften belangrijk zijn voor de mentale en lichamelijke gesteldheid. Het is dus belangrijk dat deze drie basisbehoeften worden vervult.

Deze resultaten betreffen echter alleen sporters en niet muzikanten. Ook voor muzikanten belangrijk is dat de subjectieve vitaliteit hoog is. Een gezonde mentale en lichamelijke

gesteldheid van de muzikanten is nodig willen zij samen een symfonie of ander muziekstuk tot stand brengen. Hoewel de resultaten enkel zijn aangetoond in de context van sport kan er verwacht worden dat eenzelfde resultaat gevonden wordt bij muzikanten. Muziekgroepen en sportteams kunnen namelijk met elkaar vergeleken worden. In beide is er sprake van

(5)

afhankelijkheid. Verder is er bij beide sprake van een fysieke arbeid en kan beide gedaan worden op zowel een recreatief niveau als op professioneel niveau.

Hoewel in het algemeen alle drie de basisbehoeften relevant zijn voor motivatie en welzijn, kunnen individuen verschillen in de mate waarin zij in een bepaalde context aan deze behoeften willen voldoen. In een onderzoek van Sibley, Hancock & Bergman (2013) werd er gekeken werd naar motieven om te participeren in sport en fysieke fitheid van studenten. Uit dit onderzoek bleek dat sterkere competentie en fitness motieven een betere fitheid van de studenten voorspelden. Daarnaast bleek dat sterkere uiterlijke motieven om te participeren een slechtere fitheid te voorspellen. Bij een onderzoek naar de motieven voor participeren in sport bij mensen met lage inkomens bleek dat oudere groepen (55+) meer gemotiveerd door sociale motieven dan jongere groepen (Withall, Jago & Fox, 2011). Ook bleken oudere (55+) en jongere (jonger dan 18) meer gemotiveerd te worden door interesse en plezier dan de middelbare leeftijdsgroepen (18-54). Ook tussen verschillende soorten sporten bleek er verschil in motief te zijn. Zo bleken sporters uit de kracht en flexibiliteit sessies meer gemotiveerd door interesse en plezier dan de aerobic sessies. Dansers en de sporters uit de kracht en flexibiliteit sessies bleken meer

gemotiveerd dan door sociale motieven dan de sporters uit de aerobics. Uiterlijke motieven om te participeren waren het hoger bij aerobic sporters dan dansers of andere sporters (Withall, Jago & Fox, 2011). Onder Chinese vrouwen van middelbare leeftijd bleek fitness het belangrijkste motief te zijn om te participeren in sport. Dit werd gevolgd door interesse en plezier en het uiterlijke motief (Sit, Kerr & Wong, 2008). Er blijken dus verschillen te zijn in motieven om te participeren tussen verschillende groepen.

Uit een onderzoek waarbij professionele, amateur en rolstoel atleten werden vergeleken op competitiveness, win orientation en goal orientation (Skordilis, Gavriilidis, Charitou &

(6)

Asonitou, 2003), bleek dat professionele atleten hoger scoren op win orientation dan amateur en rolstoel atleten. Terwijl de drie groepen niet verschillen in competitiveness en goal orientation. Bij een ander onderzoek blijkt dat succesvolle atleten beter zijn in het focussen van hun

aandacht, het effectief vormen van een beeld, het stellen van doelen, het committeren aan deze doelen, het participeren in simulatie van concurrentie, het voorbereiden van gedetailleerde competitie plannen, en in het implementeren van coping strategieën voor afleiding dan niet-elite atleten dit kunnen (Orlick & Partington, 1988). Het lijkt dus dat er ook verschillen tussen

sporters zijn binnen dezelfde sport maar met verschillend niveau van professionaliteit.

Verschillen tussen professioneel en recreatief is echter alleen in onderzoek vertoond in de sport en niet bij muzikanten. Dit terwijl muzikanten van verschillend niveau in professionaliteit ook wel van elkaar kunnen verschillen. De onderzoeken bij sport geven wel aanleiding om hier een zelfde verschil te verwachten.

Inzicht in de verschillen tussen professionele en recreatieve muzikanten zou betekenen dat er beter ingespeeld kan worden op de behoeften van de muzikanten zelf. Het wordt dan duidelijk waar de muzikanten naar op zoek zijn, en op welke manier het beste de vitaliteit van de muzikanten kan worden bereikt. Uiteindelijk kan dan in oefensessies van de muzikanten er concreet gehandeld worden om de optimale ontwikkeling, mentale en lichamelijke gesteldheid te verwezenlijken.

In het huidige onderzoek zal worden onderzocht of er verschillen zijn in de motieven voor participatie in professionele en recreatieve muziekgroepen. Er wordt verwacht dat er een verschil is in motieven voor participatie tussen professionele en recreatieve muziekgroepen. Hierbij wordt verwacht dat professionele muzikanten meer competentie motieven hebben en dat recreatieve muzikanten meer sociale motieven hebben.

(7)

Daarnaast wordt er gekeken of de professionele en recreatieve muzikanten verschillen in voldoening in de drie basisbehoeften. Er wordt verwacht dat er een verschil is in voldoening van de basisbehoeften tussen professionele en recreatieve muziekgroepen. Hierbij wordt verwacht dat professionele muzikanten meer voldoening in competentie ervaren en dat recreatieve muzikanten meer in verbondenheid voldoening ervaren.

Methode Deelnemers

Voor het vaststellen van de steekproefgrootte is een a priori G*Power analyse uitgevoerd (Faul, Erdfelder, Lang & Buchner, 2007). Hieruit bleek dat een N van 107 groot genoeg is bij een vastgestelde Alpha level van .05 en power van .95. Uiteindelijk zijn er 125 participanten geworven. Hiervan waren er 23 professionele muzikanten en waren er 102 recreatieve

muzikanten. Vanwege de kleine groepsgrootte van de professionele muzikanten is er uit de groep recreatieve muzikanten een random steekproef getrokken van 23 participanten om de twee groepen met elkaar te kunnen vergelijken. Uit deze 46 participanten zijn er uiteindelijk 45

meegenomen in de analyse wegens het uitvallen van één participanten vanwege onbruikbare data (dezelfde analyse is ook gedaan met de volledige sample van 125 participanten, deze resultaten verschilden eigenlijk niet, zie voor deze resultaten bijlage 1). In het onderzoek participeerden uiteindelijk 34.8% mannen (n = 16), 65.2% vrouwen (n = 30). De leeftijd van de participanten varieerde tussen 17 en 79 jaar (M = 46.15, SD = 20.96). De ervaring in muziek maken varieerde tussen 1 en 70 jaar (M = 26.02, SD = 17.33).

(8)

De motieven voor participatie aan muziek werd gemeten door de Motives for Physical

Activity Measure – Revised (MPAM-R; Ryan, Frederick, Lepes, Rubio & Sheldon, 1997). De

MPAM-R bestaat uit vijf factoren die de motieven voor lichaamsbeweging meten. Dit betrof de factoren Interesse/Plezier, Uiterlijk, Fitheid, Competentie en Sociaal. Hiervan zijn er voor het huidige onderzoek drie van gebruikt, namelijk de factoren Interesse/Plezier (7 items),

Competentie (7 items) en Sociaal (5 items). De MPAM-R bestaat dan uit 19 items die op een zevenpunts-Likert-schaal kunnen worden beantwoord, variërend van 1 (geheel mee oneens) tot 7 (geheel mee eens). Voorbeelditems zijn, voor Interesse/Plezier: “Omdat het mij blij maakt”, voor Competentie: “Omdat ik beter wil worden in deze activiteit”, voor Sociaal: “Omdat ik het leuk vind om tijd door te brengen met anderen die deze activiteit ook doen”. In de huidige studie werden voor de sub-schalen op basis van alle participanten de volgende Cronbach’s Alpha gevonden, .83 voor Interesse/Plezier, .87 voor Competentie en .69 voor Sociaal. Deze vragenlijst is vertaald naar het Nederlands door twee tweetalige individuen, zie bijlage 2.

De mate van voldoening van de basisbehoeften werd gemeten door de Nederlandse versie van de Basic Psychological Need Satisfaction and Frustration Scale (BPNSF; Chen,

Vansteenkiste, Beyers, Boone, Deci, Duriez, Lens, Matos, Mouratidis, Ryan, Sheldon, Soenens, Van Petegem, Van der Kaap-Deeder, & Verstuyf, 2015), zie bijlage 3. De BPNSF meet de drie basisbehoeften, Autonomie, Relationele Verbondenheid en Competentie, op bevrediging en frustratie. Voor het huidige onderzoek zijn alleen de factoren voor de basisbehoeften bevrediging meegenomen. De BPNSF bestaat dan uit 12 items die op een vijfpunts-Likert-schaal kunnen worden beantwoordt, variërend van 1 (helemaal niet waar) tot 5 (helemaal waar). Uit de 12 items kunnen er drie sub-schalen worden gevormd die gelijk staan aan de drie basisbehoeften,

(9)

Voorbeelditems zijn, voor Autonomie: “Ik heb een gevoel van keuze en vrijheid in de dingen die ik onderneem”, voor Competentie: “Ik heb er vertrouwen in dat ik dingen goed kan doen”, voor Relationele Verbondenheid “Ik heb een warm gevoel bij mensen waarmee ik tijd doorbreng”. In de huidige studie werden voor de sub-schalen op basis van alle participanten de volgende Cronbach’s Alpha gevonden, .75 voor autonomie, .81 voor verbondenheid en .80 voor competentie.

Het niveau van professionaliteit is gemeten op basis van een vraag in de demografische vragenlijsten. Deze vraag luidde: “Bent u afgestudeerd of momenteel bezig met een hbo of universitaire muziekopleiding?” Dit konden de participanten met ja of nee beantwoorden. Naar aanleiding van deze vraag zijn de participanten opgedeeld in de groep professionele muzikanten, afgestudeerd of bezig met een hbo of universitaire muziekopleiding, of in de groep recreatieve muzikanten, niet afgestudeerd of bezig met een hbo of universitaire muziekopleiding.

Procedure

Na ontvangen van de ethics apporoval is er begonnen met het onderzoek. Participanten werden benaderd via de muziekinstellingen, dit betrof lokale muziekscholen en orkesten, om deel te nemen in het onderzoek. Via deze instellingen zijn zij gevraagd te participeren in het onderzoek. De participanten zijn geselecteerd op basis van niveau van professionaliteit in

bespelen van een muziekinstrument. Zowel professionele muzikanten als recreatieve muzikanten deden mee aan dit onderzoek. Participanten werden bij eigen muziekinstelling bezocht tijdens de voor hun gebruikelijke oefenuren. Bij bezoek kregen de participanten eerst uitleg over wat het onderzoek zou inhouden en vervolgens kregen zij de gelegenheid om het informed consent formulier door te nemen en te ondertekenen. Hierna begon het werkelijke onderzoek en hadden

(10)

participanten de tijd om de MPAM-R, de BPNSF en de demografische vragenlijst in te vullen. De participanten ontvingen geen beloning voor deelname aan het onderzoek.

Resultaten

Voor de analyses voor iedere conditie, professioneel en recreant, de gemiddelde score op de drie schalen van de MPAM-R en de drie schalen van de BPNSF met bijbehorende

standaardafwijkingen berekend. Ook zijn voor de correlaties tussen alle zes de schalen berekend, zie voor zowel de gemiddelde scores en de correlaties Tabel 1.

(11)

Tabel 1.

De Gemiddelde Scores, Standaarddeviaties, Schaal-Range, en Correlaties voor de Schalen van de MPAM-R en de BPNSF.

Volledige Sample Professioneel Recreant Correlaties

Subscale n M (SD) Scale n M (SD) Scale n M (SD) Scale 1. 2. 3. 4. 5. 6.

1. Interesse/Plezier 45 6.27 (.66) 1-7 23 6.21 (.71) 1-7 22 6.33 (.61) 1-7 1.00 .82** .60** .54** .60** .65** 2. Competentie 45 6.01 (.99) 1-7 23 5.98 (1.12) 1-7 22 6.05 (.85) 1-7 1.00 .44** .36* .32* .42** 3. Sociaal 45 5.37 (.93) 1-7 23 5.21 (.95) 1-7 22 5.54 (.85) 1-7 1.00 .16 .48** .40** 4. Autonomie 43 4.08 (.59) 1-5 21 4.02 (.60) 1-5 22 4.13 (.59) 1-5 1.00 .57** .70** 5. Verbondenheid 43 4.27 (.59) 1-5 21 4.29 (.57) 1-5 22 4.26 (.63) 1-5 1.00 .59** 6. Competentie 43 4.11 (.60) 1-5 21 4.05 (.55) 1-5 22 4.17 (.65) 1-5 1.00

Note. MPAM-R subscales: 1-3. BPNSF subscales: 4-6. Correlaties hebben betrekking op de volledige sample.

(12)

In de eerste analyse is er gekeken naar het verschil tussen professionele en recreatieve muzikanten in motieven. Hiervoor is er een MANOVA uitgevoerd over de gemiddelden met één tussen-deelnemers variabele (professioneel en recreant). De afhankelijke variabelen hierbij waren de scores op de sub-schalen van de MPAM-R. Er werden geen outliers gevonden, Z-score van 3.29 of groter (Field, 2013). Er is voldaan aan de assumptie van gelijke variantie. De

assumptie normaliteit is geschonden in de professionele groep bij interesse/plezier, W(23) = .91,

p = .045, en bij competentie, W(23) = .85, p = .002. Ook is de normaliteit geschonden bij de

recreatieve muzikanten bij interesse/plezier, W(22) = .89, p = .020, en bij competentie, W(22) = .91, p = .037. Dit houdt in dat de steekproef niet normaal verdeeld is over de verschillende

groepen. Echter is MANOVA robuust genoeg om geschonden normaliteit aan te kunnen wanneer er 20 vrijheidsgraden voor error zijn en de schending niet door outliers komt (Tabachnick & Fidell, 2007). Dit betekent dat de geschonden normaliteit geen probleem vormt om uitspraak te kunnen doen over de resultaten. Er is geen significant effect op de variabele muziekopleiding gevonden, Pillai’s Trace = 0.04, F(1, 41) = 0.49, p = .690, η = .035. Professionele en 2p recreatieve muzikanten verschillen dus niet van elkaar in motief voor participatie.

In de tweede analyse is er gekeken naar het verschil tussen professionele en recreatieve muzikanten in voldoening van de basisbehoeften. Een MANOVA is hiervoor uitgevoerd over de gemiddelden met één tussen-deelnemers variabele (professioneel en recreant). De afhankelijke variabelen hierbij waren de scores op de sub-schalen van de BPNSF. Er werden geen outliers gevonden, Z-score van 3.29 of groter (Field, 2013). Er is voldaan aan de assumptie van gelijke variantie. De assumptie normaliteit is geschonden in de recreatieve groep bij verbondenheid,

W(22) = .88, p = .014, en bij competentie, W(22) = .88, p = .011. Dit houdt in dat de steekproef

(13)

geschonden normaliteit aan te kunnen wanneer er 20 vrijheidsgraden voor error zijn en de schending niet door outliers komt (Tabachnick & Fidell, 2007). Dit betekent dat de geschonden normaliteit geen probleem vormt om uitspraak te kunnen doen over de resultaten. Er is geen significant effect op de variabele muziekopleiding gevonden, Pillai’s Trace = 0.02, F(1, 39) = 0.31, p = .817, η = .023. Professionele en recreatieve muzikanten verschillen dus niet van 2p

elkaar in voldoening van de basisbehoeften.

Discussie

In dit onderzoek werd er gekeken naar het verschil in motieven voor participatie en voldoening in de basisbehoeften tussen professionele en recreatieve muziekgroepen. Er blijkt uit de resultaten geen verschil in motief om te participeren te zijn tussen deze twee muziekgroepen. De verwachtingen dat professionele muzikanten meer competentie motieven zouden hebben en dat recreatieve muzikanten meer sociale motieven zouden hebben, is hiermee niet uitgekomen. Daarnaast werd er verwacht dat er verschil in voldoening van de drie basisbehoeften zou zijn tussen de twee groepen, ook dit werd niet gerapporteerd. Er werd voor voldoening verwacht dat professionele muzikanten meer voldoening in competentie zouden ervaren en dat recreatieve muzikanten meer voldoening in verbondenheid zouden ervaren, beide zijn met deze resultaten niet tot stand gekomen. Professionele en recreatieve muziekgroepen lijken dus niet van elkaar te verschillen.

De gevonden resultaten dat er geen verschil is tussen professionele en recreatieve muzikanten is niet in lijn met eerder onderzoek over het verschil tussen professionele en

recreatieve sporters. Skordilis, Gavriilidis, Charitou en Asonitou (2003) vonden dat professionele atleten een hogere win orientation hadden dan amateur en rolstoel atleten. Verder vonden Orlick

(14)

& Partington (1988) dat succesvollere atleten beter zijn in het focussen van hun aandacht het effectief vormen van een beeld, het stellen van doelen, het committeren aan deze doelen, het participeren in simulatie van concurrentie, het voorbereiden van gedetailleerde competitie plannen, en in het implementeren van coping strategieën voor afleiding dan niet-elite atleten dit kunnen. Sporters verschillen dus wel degelijk van elkaar bij vergelijking tussen professioneel en recreatief. Muzikanten verschillen op basis van dit onderzoek niet van elkaar, kennelijk zijn sporters en muzikanten niet op deze manier gelijk aan elkaar.

Deci en Ryan (2000) stelden dat sociale contexten verschillen in hoeverre zij faciliteren of verzwakken in de voldoening van de basisbehoeften. Verschil in het faciliteren of verzwakken van de basisbehoeften in de twee contexten, professionele muzikanten en recreatieve

muzikanten, is in dit onderzoek niet naar voren gekomen. Dit maakt dat het verschil tussen professionele en recreatieve muzikanten niet zo zwart-wit is als gedacht werd. Wellicht faciliteren de twee contexten de basisbehoeften op dezelfde manier doordat het allebei over muziek maken gaat. Het is mogelijk dat het maken van muziek op dezelfde manier voldoening geeft in de basisbehoeften ongeacht het niveau van professionaliteit die muzikanten hebben.

Wat niet werd verwacht is dat het sociale motief voor de recreatieve muzikanten lager is dan het interesse/plezier en het competentie motief. Er werd verwacht dat in deze groep de muzikanten juist hoger dan de professionele muzikanten zou scoren, en daarmee ook dat dit het grootste motief voor participatie zou zijn binnen deze groep. Echter bleek dat het sociale motief voor beide groepen het laagste was. Dit terwijl bij de voldoening in basisbehoefte de meeste voldoening in verbondenheid werd ervaren. Hoewel dus het sociale motief als minst belangrijk werd gerapporteerd, ervaren de muzikanten het meeste voldoening in verbondenheid. Mogelijk komt dit doordat muzikanten zelf niet aan muziek participeren vanwege het sociale aspect maar

(15)

wanneer zij in de muziekgroep participeren hier wel de meeste voldoening uit halen. Dit is een interessante bevinding op basis van de resultaten.

Een andere interessante bevinding is dat de motieven voor participatie in de recreatieve groep sterker waren dan in de professionele groep. Hoewel de groepen niet significant van elkaar verschilden, scoren de recreatieve groepen iets hoger op de motieven interesse/plezier,

competentie en sociaal. De reden om te participeren is kennelijk sterker aanwezig bij de recreatieve muzikanten dan bij de professionele muzikanten. Verder lijkt het er op dat alle muzikanten, ongeacht hun niveau van professionaliteit, als eerste mee doen vanwege het interesse/plezier motief, daarna vanwege het competentie en als laatste vanwege het sociale aspect. Interesse en plezier in het muziek maken is dus voor allebei de groepen het belangrijkste. Wel waren in beide groepen de gemiddelden erg hoog. Allebei de groepen scoorden om en nabij een zes op een schaal van 1-7. De motieven zijn dus voor allebei de groepen wel belangrijk.

Bij voldoening in basisbehoeften waren ook binnen de twee groepen de verschillen erg klein. Voor autonomie en competentie scoorden de professionele muzikanten bijna hetzelfde. Ook in de recreatieve groep werden op deze twee basisbehoeften bijna hetzelfde gescoord. Verbondenheid was in beide groepen een stukje hoger dan autonomie en competentie. Het lijkt erop dat de voldoening voor autonomie en competentie in dezelfde mate wordt gefaciliteerd binnen de groepen. Voldoening in verbondenheid wordt kennelijk in muziekgroepen beter gefaciliteerd dan de andere twee. Ook hier waren de gemiddelden hoog. Er werd op alle drie de basisbehoeften ongeveer een vier gescoord op een schaal van 1-5. Het faciliteren van deze behoeften wordt blijkbaar goed gedaan in de muziekgroepen.

Nu weten we dat professionele en recreatieve muzikanten eigenlijk niet erg van elkaar verschillen in motief en bevrediging van de basisbehoeften. Ook weten we dat de motieven om te

(16)

participeren erg sterk zijn en dat de voldoening in basisbehoeften erg hoog is onder muzikanten. Muzikanten lijken sterke motieven voor voldoening te hebben, maar tegelijkertijd ook een sterke voldoening van de basisbehoeften te ervaren.

Het is dus kennelijk voor zowel professionele als recreatieve muzikanten belangrijk alle drie de basisbehoeften te faciliteren. Dus niet alleen focus op het sociale aspect bij recreatieve muzikanten maar juist ook aandacht voor competentie en autonomie. Verder moet er bij professionele muzikanten ook ruimte voor de sociale behoeften zijn naast de facilitatie van autonomie en competentie.

Deze studie bevat echter enkele beperkingen. Ten eerste zou het gebrek aan verschil tussen de twee groepen verklaard kunnen worden doordat het verschil in professionele

muzikanten en recreatieve muzikanten niet sterk genoeg was. Professionele muzikanten zijn in het huidige onderzoek gedefinieerd als muzikanten die afgestudeerd zijn of momenteel bezig zijn met een muziekopleiding. Dit maakte dat professionele en recreatieve muzikanten in hetzelfde orkest, en dus context, konden zitten. Dit zou verklaren waarom er geen verschillen zijn

gevonden tussen de twee groepen. In vervolgonderzoek zou hier rekening gehouden mee kunnen worden. Dit kan gedaan worden door striktere eisen te stellen aan de orkesten die mee doen. Participanten zijn dan of werkelijk professioneel, muzikanten krijgen betaald voor optredens die zij doen, of werkelijk recreatief, muzikanten betalen zelf aan de muziekschool om te kunnen participeren in het orkest. Wellicht zit er tussen deze twee groepen meer verschil in motief voor participatie of in behoeftebevrediging.

Een tweede beperking van het onderzoek is dat er een erg kleine N is gerapporteerd. Er deden uiteindelijk maar 45 participanten mee in de analyse. Dit terwijl er in de a priori G*Power analyse was vastgesteld dat er 107 participanten nodig waren. Dit maakt dat er wellicht geen

(17)

verschil is gevonden, terwijl deze misschien wel bestaat. In vervolgonderzoek zou er dus meer participanten geworven moeten worden om hiervoor te controleren.

Voorlopig kan de conclusie zijn dat professionele en recreatieve muzikanten niet zo zwart-wit van elkaar verschillen in motief voor participatie en in voldoening van de

basisbehoeften als werd verwacht. In beide groepen werd de meeste voldoening in de basisbehoefte verbondenheid ervaren. Daarnaast is in beide groepen het motief interesse en plezier het sterkste, met vlak daarop volgende het motief voor competentie en het sociale motief. Daardoor kan er voor zowel professionele en recreatieve muziekgroepen hetzelfde advies

gegeven worden om ondersteuning te bieden in alle drie de basisbehoeften. Beide groepen hebben sterke motieven voor voldoening. Dit maakt dat er in beide groepen aandacht moet zijn voor alle drie de basisbehoeften. Dit zou dan zorgen voor nog meer gemotiveerde en betrokken muzikanten.

(18)

Literatuurlijst

Adie, J. W., Duda, J. L., & Ntoumanis, N. (2012). Perceived coach-autonomy support, basic need satisfaction and the well- and ill-being of elite youth soccer players: A

longitudinal investigation. Psychology of Sport & Exercise, 13(1), 51-59. doi: https://doi.org/10.1016/j.psychsport.2011.07.008

Chen, B., Vansteenkiste, M., Beyers, W., Boone, L., Deci, E. L., Duriez, B. Lens, W., Matos, L., Mouratidis, A., Ryan, R. M., Sheldon, K. M., Soenens, B., Van Petegem, S., & Van der Kaap-Deeder, J., & Verstuyf, J (2015). Basic psychological need satisfaction, need frustration, and need strength across four cultures. Motivation and Emotion, 39, 216-236. doi: https://doi.org/10.1007/s11031-014-9450-1

Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The “what” and “why” of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological Inquiry, 11, 227-268. doi:

https://doi.org/10.1207/s15327965pli1104_01

Faul, F., Erdfelder, E., Lang, A. G., & Buchner, A. (2007). G*Power 3: A flexible statistical power analysis program for the social, behavioral, and biomedical sciences. Behavior

Research Methods, 39, 175-191. doi: https://doi.org/10.3758/bf03193146

Field, A. (2013). Discovering Statistics Using SPSS, 4th edition. London: Sage.

Orlick, T., & Partington, J. (1988). Mental links to excellence. The Sport Psychologist, 2(2), 105-130. doi: https://doi.org/10.1123/tsp.2.2.105

Reinboth, M., & Duda, J. L. (2006). Perceived motivational climate, need satisfaction and indices of well-being in team sports: A longitudinal perspective. Psychology of Sport

(19)

Reinboth, M., Duda, J. L., & Ntoumanis, N. (2004). Dimensions of coaching behavior, need satisfaction, and the psychological and physical welfare of young athletes. Motivation

and Emotion, 28(3), 297–313. doi: 10.1023/B:MOEM.0000040156.81924.b8

Ryan, R. M., Frederick, C. M., Lepes, D., Rubio, N., & Sheldon, K. M. (1997). Intrinsic motivation and exercise adherence. International Journal of Sport Psychology, 28, 335-354.

Sibley, B. A., Hancock, L., & Bergman, S. M. (2013). University students exercise behavioral regulation, motives, and physical fitness. Perceptual and motor skills, 116(1), 322-39. doi: 10.2466/06.10.PMS.116.1.322-339

Sit, C. H. P., Kerr, J. H., & Wong, I. T. F. (2008). Motives for and barriers to physical activity participation in middle-aged Chinese women. Psychology of Sport & Exercise, 9(3), 266-283. doi: https://doi.org/10.1016/j.psychsport.2007.04.006

Skordilis, E. K., Gavriilidis, A., Charitou, S., & Asonitou, K. (2003). Comparison of sport achievement orientation of male professional, amateur, and wheelchair basketball athletes. Perceptual and motor skills, 97(2), 483-90. doi:

https://doi.org/10.2466/pms.97.5.483-490

Tabachnick, B. G., & Fidell, L. S. (2007). Using multivariate statistics (5th ed.). Boston, MA: Pearson Education.

Withall, J., Jago, R., & Fox, K. R. (2011). Why some do but most don't. Barriers and enablers to engaging low-income groups in physical activity programmes: A mixed methods study. BMC public health, 11, 507. doi: 10.1186/1471-2458-11-507

(20)

Bijlage 1

In het onderzoek participeerden 40.8% mannen (n = 51), 58.4% vrouwen (n = 73) en 0.8% mensen die zich anders identificeren (n = 1). De leeftijd van de participanten varieerde tussen 15 en 87 jaar (M = 47.26, SD = 21.24). De ervaring in muziek maken varieerde tussen 1 en 70 jaar (M = 24.02, SD = 16.21). Er zijn 125 participanten meegenomen in de analyse.

Voor de analyses voor iedere conditie, professioneel en recreant, de gemiddelde score op de drie schalen van de MPAM-R en de drie schalen van de BPNSF met bijbehorende

standaardafwijkingen berekend. Ook zijn voor de correlaties tussen alle zes de schalen berekend, zie voor zowel de gemiddelde scores en de correlaties Tabel 2.

(21)

Tabel 2.

De Gemiddelde Scores, Standaarddeviaties, Schaal-Range, en Correlaties voor de Schalen van de MPAM-R en de BPNSF.

Volledige Sample Professioneel Recreant Correlations

Subscale n M (SD) Scale n M (SD) Scale n M (SD) Scale 1. 2. 3. 4. 5. 6.

7. Interesse/Plezier 12 1 6.16 (.68) 1-7 23 6.21 (.71) 1-7 98 6.15 (.67) 1-7 1.00 .74** .56** .38** .39** .53** 8. Competentie 12 2 5.95 (.86) 1-7 23 5.98 (1.12) 1-7 99 5.95 (.79) 1-7 1.00 .44** .31** .18* .37** 9. Sociaal 12 2 5.18 (.98) 1-7 23 5.21 (.95) 1-7 99 5.17 (.99) 1-7 1.00 .16 .17 .29** 10. Autonomie 11 9 3.98 (.55) 1-5 21 4.02 (.60) 1-5 98 3.97 (.54) 1-5 1.00 .57** .70** 11. Verbondenheid 11 9 4.19 (.55) 1-5 21 4.29 (.57) 1-5 98 4.17 (.55) 1-5 1.00 .58** 12. Competentie 11 8 4.02 (.54) 1-5 21 4.05 (.55) 1-5 97 4.01 (.54) 1-5 1.00

Note. MPAM-R subscales: 1-3. BPNSF subscales: 4-6. Correlaties hebben betrekking op de volledige sample.

(22)

In de eerste analyse is er gekeken naar het verschil tussen professionele en recreatieve muzikanten in motieven. Hiervoor is er een MANOVA uitgevoerd over de gemiddelden met één tussen-deelnemers variabele (professioneel en recreant). De afhankelijke variabelen hierbij waren de scores op de sub-schalen van de MPAM-R. Er werden één outlier gevonden, Z-score van groter dan 3.29 (Field, 2013). Deze is niet meegenomen in de analyse. Er is voldaan aan de assumptie van gelijke variantie. De assumptie normaliteit is geschonden in de professionele groep bij interesse/plezier, W(23) = .91, p = .045, en bij competentie, W(23) = .85, p = .002. Ook is de normaliteit geschonden bij de recreatieve muzikanten bij interesse/plezier, W(98) = .93, p < .000, en bij competentie, W(98) = .94, p < .000. Dit houdt in dat de steekproef niet normaal verdeeld is over de verschillende groepen. Echter is MANOVA robuust genoeg om geschonden normaliteit aan te kunnen wanneer er 20 vrijheidsgraden voor error zijn en de schending niet door outliers komt (Tabachnick & Fidell, 2007). Dit betekent dat de geschonden normaliteit geen probleem vormt om uitspraak te kunnen doen over de resultaten. Er is geen significant effect op de variabele muziekopleiding gevonden, Pillai’s Trace < 0.00, F(1, 117) = 0.08, p = .971, Error! Objects cannot be created from editing field codes. = .002.

In de tweede analyse is er gekeken naar het verschil tussen professionele en recreatieve muzikanten in voldoening van de basisbehoeften. Een MANOVA is hiervoor uitgevoerd over de gemiddelden met één tussen-deelnemers variabele (professioneel en recreant). De afhankelijke variabelen hierbij waren de scores op de sub-schalen van de BPNSF. Er werden één outlier gevonden, Z-score van groter dan 3.29 (Field, 2013). Deze is niet meegenomen in de analyse. Er is voldaan aan de assumptie van gelijke variantie. De assumptie normaliteit is geschonden in de recreatieve groep bij autonomie, W(97) = .97, p = .010, bij verbondenheid, W(97) = .94, p < .000,

(23)

en bij competentie, W(97) = .92, p < .000. Dit houdt in dat de steekproef niet normaal verdeeld is over de verschillende groepen. Echter is MANOVA robuust genoeg om geschonden normaliteit aan te kunnen wanneer er 20 vrijheidsgraden voor error zijn en de schending niet door outliers komt (Tabachnick & Fidell, 2007). Dit betekent dat de geschonden normaliteit geen probleem vormt om uitspraak te kunnen doen over de resultaten. Er is geen significant effect op de variabele muziekopleiding gevonden, Pillai’s Trace = 0.01, F(1, 114) = 0.26, p = .855, Error! Objects cannot be created from editing field codes. = .007.

(24)

Bijlage 2

Motives for Physical Activities Measure – Revised (MPAM-R)

Hierna volgt een lijst met redenen waarom mensen in muziek(groepen) participeren. Houd hierbij uw voornaamste muziek(groep) in gedachten. Beantwoord elke vraag, aan de hand van de gegeven schaal, op basis van hoe waar het antwoord is voor jou.

Geheel mee oneens 1 2 3 4 5 6 Geheel mee eens 7

1. Omdat het leuk is.

1 2 3 4 5 6 7

2. Omdat ik het leuk vind om activiteiten te ondernemen die mij uitdagen.

1 2 3 4 5 6 7

3. Omdat ik nieuwe vaardigheden wil ontwikkelen.

1 2 3 4 5 6 7

4. Omdat ik met mijn vrienden wil zijn.

1 2 3 4 5 6 7

(25)

1 2 3 4 5 6 7

6. Omdat ik mijn vaardigheden wil verbeteren.

1 2 3 4 5 6 7

7. Omdat ik de uitdaging leuk vind.

1 2 3 4 5 6 7

8. Omdat het mij blij maakt.

1 2 3 4 5 6 7

9. Omdat ik mijn huidige niveau wil behouden.

1 2 3 4 5 6 7

10. Omdat ik van activiteiten houd die mij uitdagen.

1 2 3 4 5 6 7 Geheel mee oneens 1 2 3 4 5 6 Geheel mee eens 7

(26)

activiteit.

1 2 3 4 5 6 7

12. Omdat ik het interessant vind.

1 2 3 4 5 6 7

13. Omdat ik nieuwe mensen wil ontmoeten.

1 2 3 4 5 6 7

14. Omdat ik van deze activiteit geniet.

1 2 3 4 5 6 7

15. Omdat ik beter wil worden in deze activiteit

1 2 3 4 5 6 7

16. Omdat ik deze activiteit stimulerend vind.

1 2 3 4 5 6 7

17. Omdat mijn vrienden willen dat ik dit doe.

1 2 3 4 5 6 7

18. Omdat ik de opwinding van participeren leuk vind.

(27)

19.

Omdat ik het leuk vind om tijd door te brengen met anderen die deze activiteit ook doen.

(28)

Bijlage 3

Basic Psychological Need Satisfaction and Frustration Scale (BPNSF)

Hieronder willen we meten welke specifieke gevoelens je momenteel ervaart met betrekking tot muziek en jouw muziekgroep. Je kan een score toekennen van 1(‘helemaal niet akkoord’) tot 5 (‘helemaal akkoord’) om aan te geven in welke mate een bepaald gevoel op dit moment van je leven van toepassing is.

Helemaal niet akkoord 1 2 3 4 Helemaal akkoord 5 1. Ik heb een gevoel van keuze en vrijheid in de dingen die ik onderneem.

1 2 3 4 5

2. Ik voel dat de mensen waar ik om geef, ook geven om mij.

1 2 3 4 5

3. Ik heb er vertrouwen in dat ik dingen goed kan doen.

1 2 3 4 5

4. Ik voel dat mijn beslissingen weerspiegelen wat ik echt wil.

1 2 3 4 5

5. Ik voel me verbonden met mensen die om mij geven en waar ik ook om geef.

(29)

6. Ik voel me bekwaam in wat ik doe.

1 2 3 4 5

7. Ik voel dat mijn keuzes weergeven wie ik werkelijk ben.

1 2 3 4 5

8. Ik voel me nauw verbonden met andere mensen die belangrijk voor me zijn.

1 2 3 4 5

9. Ik voel me in staat om mijn doelen te bereiken.

1 2 3 4 5

10. Ik voel dat wat ik tot nu toe gedaan heb me oprecht interesseert.

1 2 3 4 5 Helemaal niet akkoord 1 2 3 4 Helemaal akkoord 5 11. Ik heb een warm gevoel bij mensen waarmee ik tijd doorbreng.

1 2 3 4 5

12. Ik voel dat ik moeilijke taken met succes kan voltooien.

(30)

Reflectieverslag

De verkregen feedback over mijn thesis heb ik geprobeerd zoveel mogelijk te verbeteren. Zo heb ik in de inleiding geprobeerd meer te richten op onderzoeken en beschrijvingen die dichter bij mijn eigen onderzoek liggen. Zo heb ik enkele onderzoeken weg gelaten die dichtbij het onderwerp lagen maar niet helemaal aansloten. Ook heb ik geprobeerd om mij meer te richten op de muzikale context. Ik heb geprobeerd dit eerder en vaker te benoemen. Voor de discussie heb ik nog geprobeerd meer aandacht te besteden aan de uitkomst vanuit de gemiddelden. Verder heb ik alle lay-out aanpassingen gemaakt en heb ik overbodige tekst samengevat of weg gelaten.

Ik vond zelf dat het invoeren van de data en het uitvoeren van de analyses goed ging. In het groepje werd hier ook elkaar veel geholpen met vragen en moeilijkheden. Wat ik minder goed vond gaan is het werkelijke data verzameling. Dit bleek lastiger dan verwacht zeker omdat het lastig was dat er in de groep voor twee studenten het nodig was om een optreden toe te voegen terwijl dit voor de andere drie niet nodig was. Hierdoor vielen een heleboel muzikanten die wel bereid waren mee te werken af. Dit vond ik erg jammer. Voor een volgende groep is het dan misschien handig om hier iets meer in te stroomlijnen. Bijvoorbeeld door het opsplitsen van de vragenlijsten waardoor het makkelijker is om deze muzikanten te kunnen meenemen in het onderzoek.

Ik denk dat mijn sterke punten van het verslag de resultatensectie en de discussie zijn. Bij het schrijven merkte ik dat deze onderdelen mij makkelijker afgingen dan het schrijven van de inleiding. De inleiding is denk ik een minder sterk onderdeel van mijn onderzoeksverslag. Ik blijf het lastig vinden hiervoor goed de structuur op te zetten en de rode draad te laten doorlopen.

(31)

Voor de ethische aspecten van het onderzoek zijn wij als groep en ik zelf ook persoonlijk, goed mee omgegaan. Wij hebben geprobeerd zoveel mogelijk de anonimiteit van de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

HvhK • Ellen Van der Linden • 0495 56 46 77 • ellen.vanderlinden@ocmw.zottegem.be WZC • Rebecca De Nijs • 09 364 56 06 • rebecca.denijs@ocmw.zottegem.be. LDC •

2. Doordat Hij een genoegzame straf voor onze zonden gedragen heeft. Op deze twee manieren heeft Christus de Wet moeten voldoen. Want ingeval Zijn eigen

Indien de verbintenis strekt tot vergoeding van schade, is dit besluit daarop alleen van toepassing voorzover deze verbintenis voortvloeit uit een vaststellingsovereenkomst

Dit onderzoek heeft een tweetal doelstellingen: inzicht krijgen in de discoursen die leidend zijn in de lokale beleidsdocumenten over eenzaamheid onder ouderen; en hoe deze

De afdeling Bijzondere Zorg richt zich op kwetsbare burgers die zorg nodig hebben, maar deze zorg – om welke reden dan ook – niet krijgen (OGGZ-doelgroep).. Zij komen hierdoor in

De agenda voor 2021 van de D irgelländer M u- zikanten komt meer en meer op gang.. Er wor- den nu activiteiten aangekondigd en niet al- leen

Maar deze maatregelen nemen we graag voor lief, zolang we weer gezamenlijk muziek kunnen en mogen maken.. We hebben onze muziek weer meegenomen van het

- Als de aangifte op 1 juni niet binnen is wordt automatisch een boete (of een belasting op het niet doen van aangifte) van € 2.500 opgelegd, die wordt teruggebracht naar € 200