• No results found

Hoe verschilt empathie tussen hoog en laag intelligente jongeren?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoe verschilt empathie tussen hoog en laag intelligente jongeren?"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hoe Verschilt Empathie tussen Hoog en Laag Intelligente Jongeren? Linde Raadsen

Universiteit van Amsterdam Studentnummer: 10797165 Begeleider: E. Heynen Aantal woorden: 5517

(2)

Abstract

Er zijn aanwijzingen dat jongeren met een licht verstandelijke beperking (LVB) verminderd empathisch zijn. In deze studie werd gekeken of jongeren met een LVB (n = 20) minder empathie hebben dan jongeren met een gemiddelde tot hoge intelligentie (n = 164), door bij beide groepen een empathie-vragenlijst af te nemen: Basic Empathy Scale (BES) of Basic Empathy Scale - Taal voor Allemaal (BES-TvA). Jongeren met een LVB scoorden lager op affectieve empathie op beide vragenlijsten en op cognitieve empathie op de BES dan

jongeren met gemiddelde tot hoge intelligentie. Er was geen verschil in cognitieve empathie op de Bes-TvA. Om tot meer betrouwbare resultaten te komen is meer onderzoek naar het verband tussen intelligentie en empathie nodig.

(3)

Inleiding

Iedereen vertoont wel eens antisociaal gedrag, bijvoorbeeld door iemand uit te schelden in een ruzie of een leugen te vertellen. Antisociaal gedrag is gedrag waarvan een ander fysieke en/of mentale schade kan ondervinden. Een ernstige vorm van antisociaal gedrag is het plegen van een misdrijf. Hoewel het aantal misdrijven dat jaarlijks in Nederland gepleegd wordt lijkt af te nemen, worden er jaarlijks nog steeds ruim 950.000 misdrijven gepleegd, waarvan 11% door minderjarigen (12 – 18 jaar) (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2016). Een klein deel van deze minderjarigen wordt veroordeeld en komt in detentie terecht. In 2015 waren dit er ongeveer 1500, waarvan 96% mannelijk (Dienst justitiële inrichtingen, 2016). Opvallend is dat 30-45% van deze minderjarige delinquenten een licht verstandelijke beperking (LVB) heeft (Kaal, 2016), terwijl de prevalentie in de bevolking ongeveer 10% is (Comer, 2014)

Er wordt gesproken van een licht verstandelijke beperking wanneer iemand een IQ heeft tussen de 50 en 85 (Wieland, Aldenkamp & Van Den Brink, 2017) en voldoet aan de volgende drie criteria: 1) tekortkomingen in de intellectuele functies zoals redeneren, plannen, oordelen en probleem oplossen 2) beperkingen in het adaptieve functioneren die ertoe leiden dat iemand niet kan voldoen aan de ontwikkelings- en sociaal-culturele standaarden van persoonlijke zelfstandigheid en sociale verantwoordelijkheid 3) de

beperkingen in de verstandelijke functies en het aanpassingsvermogen beginnen gedurende de ontwikkelingsperiode (American Psychiatric Association, 2013).

Iemand met een LVB heeft vaak ondersteuning nodig om in het dagelijks leven te kunnen functioneren op gebied van zelfstandigheid, communicatie en sociaal- en

beroepsmatig functioneren. Daarnaast ervaren mensen met een LVB problemen met

conceptuele vaardigheden zoals lezen, schrijven en rekenen. Ook zijn de executieve functies zoals cognitieve flexibiliteit en het korte termijngeheugen beperkt. Op sociaal gebied worden

(4)

problemen ervaren bij het waarnemen van sociale signalen en het reguleren van emoties en gedrag (American Psychiatric Association, 2013).

Het is vooralsnog onduidelijk wat de reden is dat er zo veel minderjarigen met een LVB in justitiële jeugdinrichtingen zitten. Een verklaring zou een tekort aan empathie kunnen zijn. Hier kunnen namelijk problemen mee worden ervaren als gevolg van de beperkingen in het adaptieve functioneren en bijbehorende achterstand in de sociaal-emotionele

ontwikkeling (Lever, 2007, aangehaald in Kaal, Overvest & Boertjes, 2014).

Empathie wordt gedefinieerd als het begrijpen en delen van de emotionele staat en context van een ander (Cohen & Strayer, 1996, aangehaald in Jolliffe & Farrington, 2006). Iemand met empathie verplaatst zich in de situatie en belevingswereld van een ander en kan zich inleven in de gevoelens en gedachten van anderen (Niedenthal, Krauth-Gruber & Ric, 2006). Empathie wordt door Cohen en Strayer (1996, aangehaald in Heynen, Van Der Helm, Stams & Korebrits, 2016) opgesplitst in twee componenten: een affectieve en een cognitieve component. Affectieve empathie betreft het ervaren/delen van de emotie van een ander. Cognitieve empathie houdt in dat iemand de emoties van een ander begrijpt en zich inleeft in waarom iemand een bepaalde emotie voelt (Cohen & Strayer, 1996, aangehaald in Jolliffe & Farrington, 2006). Bij een tekort aan empathie is het waarschijnlijker dat iemand doorgaat met antisociaal- en agressief gedrag omdat die persoon niet in staat is te begrijpen en te ervaren wat de impact van dit gedrag op anderen is. Mensen met normale niveaus van empathie zullen antisociaal- en agressief gedrag vaker remmen om negatieve emoties bij de ander te verminderen (Jolliffe & Farrington, 2007).

Deze theorie wordt bevestigd door onderzoeken waaruit blijkt dat tekorten aan empathie gerelateerd zijn aan agressie en hoge niveaus van empathie gerelateerd zijn aan minder agressief gedrag (Popma & Raine, 2006, aangehaald in Heynen et al., 2016; De Wied, Goudena & Matthys, 2005, aangehaald in Heynen et al., 2016).

(5)

Hoewel licht verstandelijk beperkten problemen ervaren met empathie, is nog niet duidelijk om welk van de twee componenten het gaat.

Licht verstandelijk beperkten hebben moeite met oorzaak-gevolg denken (De Beer, 2011, aangehaald in Zoon, 2013). Hierdoor is het aannemelijk dat er sprake is van

verminderde cognitieve empathie. Daarnaast ontwikkelt cognitieve empathie zich naarmate men ouder wordt (Hoffman, 1984, aangehaald in Van Langen, Wissink, Van Vugt, Van Der Stouwe & Stams, 2014, b). Jongeren met een LVB hebben een vertraagde emotionele

ontwikkeling (De Beer, 2011, aangehaald in Zoon, 2013), wat er toe zou kunnen leiden dat de cognitieve empathische ontwikkeling achter loopt ten opzichte van ‘normale’ jongeren, en nog niet volledig aanwezig is. Er zijn overigens geen aanwijzingen dat het affectieve component van empathie tekortschiet. De basale emoties van licht verstandelijk beperkten zijn over het algemeen goed ontwikkeld (De Beer, 2011, aangehaald in Zoon, 2013).

Jolliffe en Farrington (2006) toonden aan dat zowel affectieve- als cognitieve empathie positief correleerden met intelligentie bij vrouwen. Dit kan er op wijzen dat licht verstandelijk beperkte vrouwen beide empathie-vormen in mindere mate bezitten. Bij mannen was er geen verband tussen empathie en intelligentie.

Hoewel er geen andere onderzoeken zijn gedaan naar het verband tussen empathie en intelligentie, zijn er diverse onderzoeken gedaan naar de relatie tussen empathie het plegen van delicten. Jolliffe en Farrington (2004) lieten in een meta-analyse van 35 onderzoeken bij volwassen delinquenten en niet-delinquenten zien dat lage cognitieve empathie gerelateerd was aan het plegen van delicten. Affectieve empathie was daar niet aan gerelateerd.

Opvallend was dat de verschillen in empathie tussen delinquenten en niet-delinquenten verdween wanneer gecorrigeerd werd voor sociaal economische status en intelligentie. De meta-analyse van Van Langen et al., (2014, b) liet ook zien dat overtreders minder empathie bezitten dan niet-overtreders. Cognitieve empathie was meer geassocieerd

(6)

met offending dan affectieve empathie. Deze verbanden waren sterker bij mannen dan bij vrouwen en sterker bij jeugd-overtreders dan bij volwassen overtreders.

Hoge niveaus van empathie bleken geassocieerd te zijn met minder delinquent gedrag en meer pro-sociaal gedrag bij een groep delinquente jongeren in onderzoek van Van Der Helm, Stams, Van Der Stel, Van Langen en Van Der Laan (2012). Het niveau van empathie bleek daarnaast te veranderen in reactie op sociale omgeving, wat implicaties kan hebben voor recidievenpreventie.

Bij adolescente meisjes bleken affectieve- en cognitieve empathie positief gecorreleerd te zijn met pro-sociaal gedrag (Van Langen, Stams, Van Vugt, Wissink en Asscher, 2014 a). Cognitieve empathie was echter ook positief gecorreleerd met het overtreden van de wet. Dit werd verklaard door het vermogen van mensen met hoge

cognitieve empathie om anderen te manipuleren. Dit is tegenstrijdig met de eerder genoemde onderzoeken waarin gesteld wordt dat overtreders verminderde cognitieve empathie hebben. Affectieve empathie was niet gerelateerd aan het overtreden van de wet.

Uit onderzoek van Proctor en Beail (2007) komt naar voren dat volwassenen met een verstandelijke beperking die de wet overtreden de emoties van anderen beter herkennen en vaker een empathische reactie geven bij blijdschap dan volwassenen met een verstandelijke beperking die de wet niet overtreden. Deze overtreders hebben dus beter cognitief empathisch vermogen dan volwassenen die geen overtredingen begaan.

Door deze tegenstrijdige resultaten over empathie en het plegen van delicten is het noodzakelijk om hier meer onderzoek naar te doen. Het blijft onduidelijk wat de reden is dat licht verstandelijk beperkten oververtegenwoordigd zijn in justitiële jeugdinrichtingen. Hebben deze jongeren meer of minder empathie dan jongeren met een gemiddelde tot hoge intelligentie? En plegen licht verstandelijk beperkten door verminderd empathisch vermogen vaker delicten? Het is belangrijk om deze vragen in de toekomst te kunnen beantwoorden

(7)

zodat recidievenpreventieprogramma’s hierop aangepast kunnen worden en criminaliteit en antisociaal gedrag kunnen verminderen. Het huidige onderzoek zal hier de basis voor vormen.

Het is belangrijk dat er een instrument ontwikkeld wordt dat geschikt is om het

empathisch vermogen in de forensische setting en bij jongeren met een LVB te meten. Er zijn namelijk aanwijzingen dat de Basic Empathy Scale (BES) (Jolliffe & Farrinton, 2006), het instrument dat veelal gebruikt wordt om empathie te meten, niet valide is in forensische jeugdinstellingen (Van Langen et al., 2015, aangehaald in Heynen et al., 2016; Pechorro, Ray, Salas-Wright, Maroco & Goncalves, 2015; Salas-Wright, Olate & Vaughn, 2012; Heynen et al., 2016).

Een mogelijke verklaring voor deze bevinding is de verwachte lage intelligentie van een deel van de delinquenten. Mensen met een lage educatie of een verstandelijke beperking kunnen bepaalde items uit de vragenlijst verkeerd interpreteren, doordat deze bijvoorbeeld negatief gesteld worden (Carlsson, Merlo, Lindström, Östergen & Lithman, 2006, aangehaald in Heynen et al., 2016; Wehmeyer & Garner, 2003, aangehaald in Heynen et al., 2016). Ander onderzoek heeft aangetoond dat mensen met een LVB een achterstand hebben in taalbegrip en lezen (De Beer, 2011, aangehaald in Zoon, 2013). Hunt en Marshall (1994 , aangehaald in Van Nieuwenhuijzen, 2010) toonden aan dat taal bij mensen met een LVB langzamer verworven wordt, de vocabulaire beperkt is en dat zinsconstructies minder variëren.

Dit beperkte taalbegrip kan van invloed zijn bij het invullen van de

BES-vragenlijsten. In het huidige onderzoek wordt de BES daarom aangepast met behulp van “Taal voor Allemaal” (Moonen, 2016). Dit zijn taalregels ontwikkeld voor mensen met verminderd taalvermogen met als doel de communicatie tussen hulpverlener en cliënt met een LVB te verbeteren (ZUYD, 2016).

(8)

De eerste hypothese van dit onderzoek is dat jongeren met een LVB verminderd cognitief empathisch vermogen hebben ten opzichte van jongeren met een gemiddelde tot hoge intelligentie. De verwachting is dat jongeren met een LVB lager scoren op de cognitieve items van de BES en BES-TvA dan gemiddeld tot hoog intelligente jongeren.

De tweede hypothese is dat er geen verschil is in affectieve empathie tussen jongeren met een LVB en gemiddeld tot hoog intelligente jongeren. Er wordt verwacht dat beide condities hetzelfde zullen scoren op affectieve items van de BES en BES-TvA.

De derde hypothese van het onderzoek is dat er bij de jongeren met een LVB geen verband is tussen affectieve- en cognitieve empathie op de BES en dat er een positief verband tussen deze twee componenten is op de BES-TvA.

De vierde hypothese is dat er een positieve correlatie is tussen affectieve- en cognitieve empathie op de BES en de BES-TvA bij jongeren met een gemiddelde tot hoge intelligentie.

De vijfde en laatste hypothese is dat jongeren met een LVB de BES-TvA beter begrijpen dan de BES. Jongeren met een gemiddelde tot hoge intelligentie zullen beide vragenlijsten even goed begrijpen. De verwachting is dat de betrouwbaarheid van de BES-TvA hoger is dan de betrouwbaarheid van de BES in de LVB-conditie. De betrouwbaarheid van beide vragenlijsten zal in de hoogopgeleide-conditie vergelijkbaar zijn.

Het inzicht in de empathische mogelijkheden van jongeren met een LVB kan

mogelijk worden door vertaald naar jeugddelinquenten met een LVB. Hoewel daarvoor nader onderzoek nodig is, kunnen de huidige resultaten hier een opstap voor bieden. Misschien leidt dit tot een beter begrip over de oververtegenwoordiging van deze groep in justitiële

jeugdinrichtingen en kunnen recidievenpreventie-programma’s hierop aangepast worden.

(9)

Deelnemers

184 jongeren en jongvolwassenen van 14 tot en met 25 jaar (M = 20.64 , SD = 2.59) deden mee aan dit onderzoek. De deelnemers waren afkomstig uit twee populaties: licht verstandelijk beperkten (beneden gemiddelde intelligentie, IQ 50 - 85) en hoopopgeleide jongeren (havo, vwo, hbo of wo opleiding), met een verwacht gemiddeld tot hoge

intelligentie (IQ > 100).

De deelnemers met een LVB zijn geworven uit de Koraalgroep La Salle, een instelling die zorg, ondersteuning en advies biedt aan, en gespecialiseerd is in, het behandelen en begeleiden van mensen met een LVB (Koraalgroep, 2017). Deelnemers zijn persoonlijk benaderd om mee te doen aan het onderzoek. Er werd een chocoladereep uitgedeeld als beloning voor de medewerking.

De hoogopgeleiden zijn geworven via Facebook en lab.uva.nl, een website van de Universiteit van Amsterdam waar studenten een halve studiepunt konden verdienen door mee te doen aan het onderzoek.

163 deelnemers behoorden tot de hoogopgeleide-groep, waarvan 49.7% de BES invulde en 50.3% de BES-TvA. 20 Deelnemers behoorden tot de LVB groep, waarvan 55% de BES invulde en 45% de BES-TvA. 26% van de hoogopgeleiden was mannelijk en 45% van de jongeren met een LVB was mannelijk.

Materialen

De mate van affectieve- en cognitieve empathie werd gemeten doormiddel van twee vragenlijsten: de Nederlandse vertaling van de Basic Empathy Scale (BES) (Jolliffe & Farrington, 2006; Van Langen et al., 2015) en een met behulp van regels voor ‘Taal voor Allemaal’ vertaalde versie van de Basic Empathy Scale (BES-TvA).

(10)

De Basic Empathy Scale is een vragenlijst bestaande uit 20 stellingen, waar

doormiddel van een 5-punts Likertschaal aangegeven moet worden in hoeverre de deelnemer het met de stelling eens is. De antwoordmogelijkheden lopen van 1 (helemaal oneens) tot 5 (helemaal eens). Elf items meten affectieve empathie en negen items meten cognitieve empathie. Voorbeeld-items over affectieve empathie zijn: “De gevoelens van mijn vrienden doen mij niet zoveel” en “Ik word bang wanneer ik naar een griezelfilm kijk” en over cognitieve empathie: “Ik zie meestal wel wanneer mensen blij zijn” en “Ik kan zien wanneer mijn vrienden bang zijn” (Zie Appendix A). De scores op de items worden bij elkaar opgeteld om tot een conclusie over het empathisch vermogen te komen. Scores op negatief gestelde items worden omgerekend. De minimumscore die behaald kan worden is 20, en de

maximumscore is 100. Hoe hoger de score, hoe groter het empathisch vermogen van de deelnemer is. De BES is een betrouwbaar (α = 0.81 en α = -.79 respectievelijk affectieve empathie en cognitieve empathie) en valide meetinstrument dat goed onderscheid kan maken tussen de twee componenten (Stams, Van Vught & Van Langen, 2009; Van Langen, Wissink, Stams, Asscher & Hoeve, 2010, aangehaald in Van Der Helm et al., 2012).

De Basic Empathy Scale – Taal voor Allemaal bestaat uit 20 vragen, waar doormiddel van een 3-punts Likertschaal aangegeven moet of de vraag op de deelnemers van toepassing is. De antwoordmogelijkheden zijn: ‘nee’, ‘een beetje’ en ‘ja’. Elf items meten affectieve empathie en negen items meten cognitieve empathie. Voorbeelditems betreffende affectieve empathie zijn: “Ik word verdrietig als ik iemand anders zie huilen” en “Wat andere mensen voelen vind ik niet belangrijk”. Voorbeelditems over cognitieve empathie zijn: “Ik zie wanneer mijn vrienden bang zijn” en “Als iemand blij is, zie ik dat” (Zie Appendix B). Huidig onderzoek wijst op een betrouwbaar meetinstrument (α = 0.79). De vragenlijst zal in de toekomst gevalideerd moeten worden.

(11)

eerder onderzoek is aangetoond dat dit van invloed is op de mate van empathie.

Procedure

Voor de start van het onderzoek kregen alle deelnemers een informatiebrochure te lezen en werd het informed consent ondertekend. Hierin stond het doel van het onderzoek, de gang van zaken tijdens het onderzoek en informatie over vertrouwelijkheid en vrijwilligheid beschreven. Het informed consent voor de LVB-populatie bevatte plaatjes en simpel

taalgebruik om te verzekeren dat de procedure van het onderzoek begrepen werd. Het invullen van de vragenlijst duurde gemiddeld 10 minuten. Eerst werden de demografische gegevens gevraagd, daarna werd of de BES of de BES-TvA afgenomen.

De deelnemers uit de LVB-conditie werden persoonlijk door de onderzoekers benaderd om mee te doen aan het onderzoek. Wanneer de deelnemers hieraan mee wilden werken, werd onder begeleiding van een van de onderzoekers, het informed consent gelezen en op papier de vragenlijst ingevuld. De onderzoekers boden om de beurt de BES en de BES-TvA aan. Onderzoekers gaven geen aanwijzingen of bevestigingen bij het invullen van de vragenlijst. Alleen het proces van de deelnemer mocht aangemoedigd worden door te zeggen: ‘Je bent goed bezig’. Na afloop van het onderzoek werd gecontroleerd of de deelnemer vragen had over het onderzoek. De onderzoeker bedankte de deelnemer voor de

medewerking en deelde een kleine traktatie uit.

De deelnemers uit de hoogopgeleide-conditie konden op Facebook op een link naar de vragenlijst klikken of kregen bij aanmelding voor het onderzoek via lab.uva.nl toegang tot de vragenlijst. Deze werd afgenomen doormiddel van het programma Qualtrics die op willekeurige wijze de BES of de BES-TvA aanbood. De vragenlijst kon elk gewenst moment gestart worden, maar moest zonder pauze afgerond worden. Zodra de deelnemer de

(12)

vragenlijst via lab.uva.nl afgerond had kon de beloning van een halve studiepunt worden toegeschreven.

Statistische analyse

Een Chi kwadraattoets wordt gebruikt om te controleren of de sekseverdeling gelijk is tussen de condities. Een onafhankelijke t-toets zal gebruikt worden om de gemiddelde leeftijd tussen de twee groepen te vergelijken. Deze twee testen worden gebruikt als

standaardisatietest om te vergelijken of de groepssamenstelling tussen de condities

vergelijkbaar is. Dit is nodig om een goede vergelijking te maken en confounds uit te sluiten. Om de eerste en tweede hypothese te testen, worden onafhankelijke t-toetsen

gebruikt. Deze zullen toetsen of de gemiddelde cognitieve- en affectieve empathie-scores van de twee condities op de BES en BES-TvA significant van elkaar verschillen.

De derde en vierde hypothese worden getest doormiddel van een Pearson Correlatie. Dit zal voor beide condities voor zowel de BES als de BES-TvA gedaan worden.

Er worden betrouwbaarheidsanalyses uitgevoerd om de laatste hypothese te testen. Deze analyses zullen de interne consistentie van de twee schalen bepalen.

Er wordt een onafhankelijke t-toets uitgevoerd om te testen of de gemiddelde scores op de twee vragenlijsten verschillen per sekse. Dit wordt gedaan voor beide condities.

Resultaten

Van de 184 deelnemers hadden drie deelnemers een leeftijd die niet binnen het inclusiecriterium paste. Vijf deelnemers hadden een te laag opleidingsniveau. Deze acht deelnemers zaten in de hoogopgeleide-conditie en werden niet meegenomen in de verdere dataverwerking.

(13)

Voor de data-analyses zijn de negatieve items van de BES en de BES-TvA

omgescoord. Er zijn subschalen berekend voor het affectieve- en cognitieve component van empathie en voor empathie in zijn geheel, voor beide vragenlijsten. Hierbij is de 5-punts Likertschaal gehercodeerd naar een 3-punts Likertschaal, zodat onafhankelijke t-toetsen uitgevoerd konden worden over de BES en de BES-TvA.

Een onafhankelijke t-toets is uitgevoerd als standaardisatiecheck om te achterhalen of de gemiddelde leeftijd in beide condities gelijk was. De afhankelijke variabele was leeftijd en de onafhankelijke variabele was conditie. De Kolmogorov-Smirnov test liet zien dat de assumptie van normaliteit geschonden was in beide condities, p < .05. Er werd niets met deze schending gedaan. De Levene’s test wees uit dat aan de assumptie van gelijke variantie was voldaan, p > .05. De gemiddelde leeftijd in de LVB-conditie (M = 15.95, SD = 1.70) was significant lager dan de gemiddelde leeftijd in de hoogopgeleide-conditie (M = 21.28, SD = 2.01), t (174) = 11.34, p < .001.

Een Chi-kwadraat toets werd als standaardisatiecheck voor sekse gebruikt. Hiermee werd achterhaald of de sekseverdeling tussen de condities gelijk was. De afhankelijke variabele was sekse en de onafhankelijke variabele was conditie. Er werd voldaan aan de assumptie van expected cell count. Elke cel had een verwachte waarde hoger dan vijf. De sekseverdeling tussen de condities liet een trend zien, x2 (1) = 3.24, p = 0.07.

Een onafhankelijke t-toets is uitgevoerd op de gemiddelde scores van beide condities op de cognitieve subschaal van de BES en de BES-TvA. De afhankelijke variabele was de mate van cognitieve empathie en de onafhankelijke variabele was conditie. De Kolmogorov-Smirnov test liet zien dat de assumptie van normaliteit geschonden was in beide condities op de BES-TvA en in de hoogopgeleide-conditie op de originele BES (p < .05). Er werd wel aan de assumptie voldaan in de LVB-conditie op de BES (p > .05). De centrale limietstelling stelt dat wanneer een groep groter is dan 30 personen men er vanuit kan gaan dat de groep

(14)

normaal verdeeld is (Field, 2014). Er wordt daarom verwacht dat er wel sprake was van normaliteit in de hoogopgeleide-conditie op zowel de BES als de BES-TvA. De Levene’s test wees uit dat er aan de assumptie van homogeniteit van varianties was voldaan op zowel de BES als de BES-TvA (p > .05).

Op de cognitieve subschaal van de BES scoorden jongeren met een LVB gemiddeld lager (M = 2.64, SD = 0.30) dan hoogopgeleiden (M = 2.83, SD = 0.24). Dit verschil was significant, t (88) = 2.42, p < 0.05, d = 0.78.

Gemiddeld scoorden jongeren met een LVB hoger op de cognitieve subschaal van de BES-TvA (M = 2.81, SD = 0.25) dan hoogopgeleide jongeren (M = 2.80, SD = 0.23). Dit verschil was niet significant, t (82) = -0.20 , p = 0.85. Het resultaat van de BES komt overeen met de verwachting dat licht verstandelijk beperkten lager scoren op cognitieve empathie dan hoogopgeleide jongeren. Het resultaat van de BES-TvA komt niet overeen met deze

verwachting.

Er is ook een onafhankelijke t-toets uitgevoerd op de gemiddelde scores van beide condities op de affectieve subschaal van de BES en de BES-TvA. De afhankelijke variabele was de mate van affectieve empathie, de onafhankelijke variabele was conditie. De resultaten van de Kolmogorov-Smirnov test lieten zien dat de assumptie van normaliteit geschonden was in de hoogopgeleide-conditie bij zowel de BES als de BES-TvA (p < .05). Er is geen correctie voor deze schending toegepast wegens de centrale limietstelling. Er was aan assumptie voldaan in de LVB-conditie bij beide vragenlijsten (p > .05). De Levene’s test wees uit dat aan de assumptie van homogeniteit van variantie was voldaan op zowel de BES als de BES-TvA (p > .05).

Jongeren met een LVB (M = 2.29, SD = 0.40) scoorden gemiddeld lager op de

affectieve subschaal van de BES dan hoogopgeleiden (M = 2.54, SD = 0.38). Dit verschil was significant, t (89) = 2.06, p < 0.05, d = 0.66.

(15)

Gemiddeld scoorden jongeren met een LVB (M = 2.04, SD = 0.38) lager op de affectieve subschaal van de BES-TvA dan hoogopgeleiden (M = 2.42, SD = 0.30). Dit verschil was significant t (82) = 3.28, p < 0.01, d = 1.24. Deze resultaten komen niet overeen met de hypothese dat jongeren met een LVB en hoogopgeleiden geen verschil hebben in affectieve empathie.

De Pearson-Correlatie is berekend tussen affectieve- en cognitieve empathie op de BES en de BES-TvA, voor beide condities. Deze staan weergegeven in Tabel 1 en 2.

Tabel 1

Pearson Correlatie tussen Affectieve- en Cognitieve empathie op de BES en de BES-TvA in de LVB-Conditie.

Cognitieve BES Cognitieve BES-TvA

Affectieve BES -0.35 -

Affectieve BES-TvA - 0.19

Noot. De correlaties waren niet significant.

Tabel 2

Pearson Correlatie tussen Affectieve- en Cognitieve empathie op de BES en de BES-TvA in de Hoogopgeleide-conditie

Cognitieve BES Cognitieve BES-TvA

Affectieve BES 0.50** -

Affectieve BES-TvA - 0.33*

(16)

In de tabellen is te zien dat er een significante positieve correlatie was tussen

affectieve- en cognitieve empathie in de hoogopgeleide-conditie, op zowel de BES (r = 0.50, p < 0.001) als de BES-TvA (r = 0.33, p < 0.01). Deze bevindingen komen overeen met de hypothese. Het niet significante resultaat van de BES in de LVB-conditie kwam overeen met de hypothese dat er geen correlatie zou zijn. Dat er geen relatie was op de BES-TvA in de LVB-conditie komt niet overeen met de hypothese dat er een positieve correlatie zou zijn tussen affectieve- en cognitieve empathie.

Een betrouwbaarheidsanalyse is uitgevoerd op de vragenlijsten om te achterhalen of deze daadwerkelijk meten wat er beoogd wordt. Daarnaast is er afzonderlijk voor elke

conditie een betrouwbaarheidsanalyse uitgevoerd om te achterhalen of jongeren met een LVB de BES-TvA beter begrepen dan de BES en of hier geen verschil in zat voor hoogopgeleide jongeren. De Cronbach’s alpha’s zijn weergegeven in Tabel 3.

Tabel 3

Cronbach’s Alpha van de BES en de BES-TvA, van de Affectieve Subschaal, Cognitieve Subschaal en Totale Vragenlijst, voor de gehele steekproef, de LVB-Conditie apart en de Hoogopgeleide-Conditie apart.

Subschaal Jongeren met een LVB en

Hoogopgeleide jongeren LVB-conditie Hoogopgeleide-conditie Cognitieve BES 0.76 0.61 0.78 Affectieve BES 0.83 0.72 0.84 Totale BES 0.85 0.46 0.78 Cognitieve BES-TvA 0.72 0.78 0.72 Affectieve BES-TvA 0.78 0.83 0.75 Totale BES-TvA 0.79 0.82 0.79

(17)

In de tabel is te zien dat zowel de affectieve- als cognitieve subschaal van de BES en BES-TvA, en de hele vragenlijsten een goede betrouwbaarheid hadden wanneer beide condities samen genomen werden.

De originele BES heeft een lage betrouwbaarheid in de LVB-conditie (α = 0.46), maar is wel acceptabel wanneer naar de afzonderlijke subschalen wordt gekeken. De BES-TvA heeft een goede betrouwbaarheid in de LVB-conditie (α = 0.82). Dit geldt ook voor de afzonderlijke schalen. De betrouwbaarheid van de BES-TvA is hoger dan de BES, wat in overeenstemming is met de hypothese dat jongeren met een LVB de BES-TvA beter begrijpen dan de BES.

In de tabel is ook te zien dat zowel de BES als de BES-TvA in de hoogopgeleide-conditie een goede betrouwbaarheid heeft (α = 0.78 respectievelijk α = 0.79). Dit geldt ook voor de afzonderlijke subschalen. De betrouwbaarheden van de vragenlijsten zijn

vergelijkbaar, wat in overeenstemming is met de hypothese dat jongeren met een gemiddelde tot hoge intelligentie beide vragenlijsten even goed begrijpen.

Er zijn onafhankelijke t-toetsen uitgevoerd om te controleren of sekse van invloed was op de mate van empathie in de hoogopgeleide-conditie op beide vragenlijsten. Dit is niet voor de LVB-conditie gedaan omdat er weinig deelnemers waren en de assumpties

geschonden waren. De afhankelijke variabele was sekse en de onafhankelijke variabele affectieve- of cognitieve empathie. Uit de resultaten kwam naar voren dat de assumptie van normaliteit geschonden werd op de cognitieve subschaal van de BES-TvA bij de mannen en bij mannen en vrouwen op de affectieve subschaal van de BES-TvA (p < .05). De assumptie van homogeniteit van variantie werd geschonden op de affectieve subschaal van beide vragenlijsten. Er werd geen significant verschil in empathie tussen sekse gevonden op de cognitieve subschaal van beide vragenlijsten. Op de affectieve subschaal van de BES scoorden vrouwen significant hoger (M = 2.65, SD = 0.30) dan mannen (M = 2.27, SD =

(18)

0.44), t (79) = 4.41, p < .001, d = 1.11. Op de affectieve subschaal van de BES-TvA scoorden vrouwen ook significant hoger (M = 2.53, SD = 0.20) dan mannen (M = 2.06, SD = 0.35), t (79) = 7.34, p < 0.001, d = 1.90.

Discussie

In deze studie werd het verband tussen intelligentie en empathie onderzocht bij jongeren tussen de 14 en 25 jaar.

Uit de resultaten kwam naar voren dat jongeren met een LVB minder cognitieve empathie bezaten dan jongeren met een verwacht gemiddelde tot hoge intelligentie op de BES. Jongeren met een LVB en jongeren met een gemiddelde tot hoge intelligentie bezaten evenveel cognitieve empathie op de BES-TvA. Dit eerste resultaat is in overeenstemming met de hypothese dat jongeren met een LVB verminderde cognitieve empathie hebben ten opzichte van jongeren met een gemiddelde tot hoge intelligentie.

Jongeren met een LVB bleken minder affectieve empathie te hebben dan jongeren met een gemiddeld tot hoge intelligentie. Dit kwam naar voren op beide vragenlijsten. Dit resultaat kwam niet overeen met de hypothese dat jongeren met een LVB en jongeren met gemiddelde tot hoge intelligentie even affectief empathisch zijn.

Er bleek geen verband te zijn tussen affectieve- en cognitieve empathie op de BES en de BES-TvA bij jongeren met een LVB. Het resultaat van de BES komt overeen met de hypothese dat er geen verband zou zijn tussen de twee empathie-componenten. Het resultaat van de BES-TvA komt niet overeen met de hypothese dat er een positief verband zou zijn. Er werd, conform de vierde hypothese, een positief verband gevonden tussen affectieve- en cognitieve empathie op beide vragenlijsten bij jongeren met een gemiddelde tot hoge intelligentie.

(19)

Daarnaast is in de resultaten te zien dat jongeren met een LVB de BES-TvA beter begrepen dan de originele BES. Bij jongeren met een gemiddelde tot hoge intelligentie lijkt er geen verschil in begrip te zijn tussen de vragenlijsten. Ook dit is conform de hypothese.

Als laatste bleken vrouwen met een gemiddelde tot hoge intelligentie meer affectieve empathie te bezitten dan mannen. Vrouwen en mannen verschilden niet in cognitieve

empathie. In de toekomst is meer onderzoek nodig naar het verband tussen empathie en sekse in combinatie met delinquentie.

Een verklaring voor de tegenstrijdige resultaten met betrekking tot cognitieve empathie kan liggen in het begrip dat jongeren met een LVB hebben over de twee vragenlijsten. Huidig onderzoek is een eerste aanwijzing dat licht verstandelijk beperkte jongeren de BES-TvA beter begrijpen dan de BES. Dit kan er op wijzen dat de BES-TvA een betrouwbaarder beeld geeft van het daadwerkelijke cognitieve empathie niveau van jongeren met een LVB en dat er sprake is van een gelijk niveau ten opzichte van jongeren met

gemiddelde tot hoge intelligentie.

De bevinding dat jongeren met een LVB lager scoorden op de affectieve subschaal dan op de cognitieve subschaal en dan jongeren met een gemiddelde tot hoge intelligentie, kan deels verklaard worden naar aanleiding van het onderzoek van Van Langen et al., (2014 b). Dit onderzoek toonde aan de overtreders zowel minder cognitieve- als affectieve empathie bezitten als mensen die niet overtreden. Dit zou kunnen betekenen dat licht verstandelijk beperkten ook verminderde affectieve empathie hebben, in vergelijking met jongeren met een gemiddelde tot hoge intelligentie. In het onderzoek van Van Der Helm et al., (2012) bleken delinquente jongeren, net als jongeren in huidig onderzoek, lager te scoren op affectieve empathie dan op cognitieve empathie. Dit werd verklaard door hoge levels van depressie wegens opsluiting in een instelling wat het affect afzwakt (White, Shi, Hirschfield, Mun & Lieber, 2009, aangehaald in Van Der Helm et al., 2012). Ditzelfde zou aan de hand kunnen

(20)

zijn bij de jongeren met een LVB, die in een woongroep wonen, weg van de ouders. Sommige jongeren mogen de woongroep niet verlaten zonder toestemming van een begeleider. Er bestaat een kans dat dit de emotionele toestand van de jongeren beïnvloedt, wat zorgt voor een verminderde affectieve empathie.

Dat er geen positief verband gevonden was tussen affectieve- en cognitieve empathie op de BES-TvA bij jongeren met een LVB, kan verklaard doordat de data niet lineair

verdeeld waren. De Pearson correlatie was hierdoor geen valide model om het verband te onderzoeken (Field, 2014). Mogelijk was de steekproef te klein om een lineaire samenhang tussen de data te vinden.

Bovenstaande resultaten kunnen de theorie van Jolliffe en Farrington (2007), die stelt dat men bij een tekort aan empathie sneller antisociaal gedrag zal vertonen doordat de impact van dit gedrag niet wordt begrepen of ervaren, en daardoor niet wordt geremd, niet direct ondersteunen. Huidig onderzoek heeft immers geen variabele meegenomen dat antisociaal gedrag meet en het onderzoek is niet gedaan is bij jongeren in detentie. De resultaten kunnen echter wel wat zeggen over het verschil in de mate van empathie tussen laag- en hoog

intelligente mensen. Op basis van de theorie en eerder onderzoek (De Beer, 2011, aangehaald in Zoon, 2013) werd er verwacht dat laag intelligente mensen verminderde cognitieve

empathie hebben, wat de reden zou kunnen zijn voor de oververtegenwoordiging van licht verstandelijk beperkte jongeren in detentie.

Uit de resultaten blijkt echter dat jongeren met een LVB óf lagere cognitieve

empathie bezitten (resultaten van de BES) in vergelijking met jongeren met een gemiddelde tot hoge intelligentie, wat deels de theorie van Jolliffe en Farrington ondersteunt, óf een gelijke mate hiervan bezitten (resultaten van de BES-TvA). Dit laatste lijkt meer

waarschijnlijk aangezien de BES-TvA de meest betrouwbare vragenlijst bleek te zijn. Het is nuttig om in eventueel vervolgonderzoek naar de relatie tussen empathie en intelligentie een

(21)

groep jeugddelinquenten mee te nemen als onderzoekspopulatie, bij voorkeur met een LVB, zodat er daadwerkelijk naar het empathie-niveau van delinquenten gekeken kan worden op basis van de BES en de BES-TvA.

Hoewel de BES-TvA een goede betrouwbaarheid bleek te hebben in beide groepen, is niet met zekerheid te zeggen of dit daadwerkelijk een betrouwbaar meetinstrument is. Dit zal in een grotere steekproef nogmaals getest moeten worden.

Het huidige onderzoek heeft een aantal beperkingen wat van invloed kan zijn op bovenstaande resultaten en de interpretatie hiervan.

Ten eerste was het aantal deelnemers met een LVB erg laag, waardoor de gevonden resultaten mogelijk niet representatief zijn.

Verder zaten de onderzoekers naast een jongere met een LVB tijdens het invullen van de vragenlijst, waardoor verwachtingen met betrekking tot het begrijpen van de vragenlijsten invloed kunnen hebben gehad op de manier van omgang met de jongere. Het is mogelijk dat onderzoekers, ondanks het protocol, aanwijzingen hebben gegeven bij het invullen van de BES-TvA, waardoor deze beter begrepen werd dan de BES. Voor eventueel vervolg

onderzoek wordt daarom aangeraden om de jongeren met een LVB te laten begeleiden door een onafhankelijk persoon die geen kennis heeft van de verwachtingen. Dit maakt de resultaten meer betrouwbaar.

De validiteit van de BES-TvA is nog niet onderzocht. Het is belangrijk om dit in vervolgonderzoek te doen, zodat met zekerheid gezegd kan worden of deze vragenlijst empathie, en de daarbij horende constructen, meet en hier onderscheid in maakt. Als de BES-TvA in vervolgstudies valide blijkt te zijn, kan er in de toekomst beter onderzoek gedaan worden naar empathie bij delinquente jongeren.

Een andere beperking is dat de leeftijd- en sekseverdeling van de onderzochte groepen van elkaar verschilden. Dit kan van invloed zijn geweest op de resultaten aangezien

(22)

uit onderzoek blijkt dat cognitieve empathie zich ontwikkelt naarmate men ouder wordt (Hoffman, 1984, aangehaald in Van Langen et al., 2014b) en uit huidig onderzoek bleek dat vrouwen met een gemiddelde tot hoge intelligentie meer affectieve empathie hadden dan mannen. In het vervolg zou het nuttig kunnen zijn om de steekproeven aan elkaar te matchen op basis van leeftijd en sekse.

De laatste limitatie is dat er geen variabele is meegenomen dat het intelligentieniveau van de deelnemers mat. Hierdoor is niet met zekerheid te zeggen dat de personen uit de hoogopgeleide-conditie daadwerkelijk een gemiddelde tot hoge intelligentie hadden. Van de licht verstandelijk beperkten was wel zeker dat er sprake was van een lage intelligentie. Er wordt echter aangeraden om in toekomstig onderzoek bij beide condities een vragenlijst op te nemen die het IQ meet.

Dit onderzoek is een van de eerste onderzoeken geweest naar het verband tussen empathie en intelligentie. Daarnaast is voor het eerst gebruik gemaakt van de Basic Empathy Scale, vertaald met behulp van Taal voor Allemaal. Het blijft voor nu onduidelijk wat de relatie tussen affectieve- en cognitieve empathie en laag- en hoog intelligente jongeren is. Er zal meer onderzoek gedaan moeten worden naar de betrouwbaarheid en validiteit van de BES-TvA. Hoewel het onderzoek een groot aantal beperkingen heeft met betrekking tot de uitvoering, is het een goede opstap voor vervolgonderzoek. Wanneer het vervolgonderzoek ook uitgevoerd wordt met jeugddelinquenten kan dit wellicht inzicht geven in de reden waarom licht verstandelijk beperkte jongeren oververtegenwoordigd zijn in detentie. Dit kan leiden tot beter afgestemde interventies, wat de veiligheid in de samenleving ten goede komt.

Literatuurlijst

American Psychiatric Association. (2013) Diagnostic and statistical manual of mental disorders, (5th ed.), Washington, DC: Boom

(23)

Centraal Bureau voor de Statistiek (2016) Geregistreerde criminaliteit; soort misdrijf, regio (indeling 2016) 2005-2015. Opgehaald op 26 maart 2017 van

http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=83363NED&D1=0-3,5-7,11-13&D2=a&D3=0&D4=5-10&HDR=T&STB=G1,G3,G2&VW=T.

Comer, R. J. (2014) Fundamentals of Abnormal Psychology (7th ed. 464 - 473) New York, NY: Worth publishers

Dienst Justitiële Inrichtingen (2016) DJI in getal, 2011 – 2015: De divisies GW/VB en ForZo/JJI nader belicht.

Field, A. (2014). Discovering Statistics Using IBM SPSS Statistics (4th ed.), London: SAGE Publications.

Heynen, E. J. E., Van der Helm, G. H. P., Stams, G. J. J. M., & Korebrits, A. M. (2016). Measuring Empathy in a German Youth Prison: A validation of the German version of the Basic Empathy Scale (BES) in a sample of incarcerated juvenile offenders. Journal of Forensic Psychology Practice, 16(5), 336-346.

Jolliffe, D., & Farrington, D. P. (2004). Empathy and offending: A systematic review and meta-analysis. Aggression and Violent Behavior, 9, 441–476.

Jolliffe, D., & Farrington, D. P. (2006). Development and validation of the Basic Empathy Scale. Journal of Adolescence, 29, 589–611.

Jolliffe, D., & Farrington, D. P. (2007) Examining the relationship between low empathy and self-reported offending, Legal and Criminological Psychology, 12, 265-286.

Kaal, H.L. (2016). Prevalentie licht verstandelijke beperking in het justitiedomein. Leiden: Hogeschool Leiden.

Kaal, H. L., Overvest, N., & Boertjes, M. (2014) Beperkt in de Keten (1e 21- 59) Den Haag: Boom Lemma uitgevers.

(24)

Moonen, X. (2016) Project “inclusieve taal” van het “lectoraat Inclusie voor mensen met een verstandelijke beperking” Zuyd hogeschool.

Niedenthal, P. M., Krauth-Gruber, S., & Ric. F. (2006) Psychology of Emotion: interpersonal, experiential and cognitive approaches (1st, 243-244) New York, NY: Psychology Press

Pechorro, P., Ray, J. V., Salas-Wright, C., Maroco, J., & Goncalves, R. A. (2015). Adaptation of the Basic Empathy Scale among a Portuguese sample of incarcerated juvenile offenders. Psychology, Crime & Law, 21, 699-714.

Proctor, T., & Beail, N. (2007). Empathy and theory of mind in offenders with intellectual disability. Journal of Intellectual & Developmental Disability, 32, 82–93.

Salas-Wright, C. P., Olate, R., & Vaughn, M. G. (2012). Assessing empathy in Salvadoran high-risk and gang-involved adolescents and young adults: A Spanish validation of the Basic Empathy Scale. International Journal of Offender Therapy and

Comparative Criminology, 57, 1393–1416.

Stams, J. G., Van Vugt, E., & Van Langen, M. (2009) De Nederlandse validering van de Basic Empathy Scale. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam.

Van der Helm, G. H. P., Stams, G. J. J. M., Van Der Stel, J. C., Van Langen, M. A. M., & Van Der Laan, P. H. (2012). Group climate and empathy in a sample of incarcerated boys. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 56, 1149–1160.

Van Langen, M., Stams, G. J. J. M., Van Vugt, E. S., Wissink, I. B., & Asscher, J. J. (2014). Explaining female offending and prosocial behavior: The role of empathy and

(25)

Van Langen, M., Wissink, I. B., van Vugt, E. S., Van der Stouwe, T., & Stams, G. J. J. M. (2014). The relation between empathy and offending: A meta-analysis. Aggression and Violent Behavior, 19, 179–189.

Van Langen, M., Wissink, I. B., Stams, G. J. J. M., Asscher, J. J., & Hoeve, M. (2015). A validation study of the Dutch translation of the Basic Empathy Scale (BES). Manuscript submitted for publication.

Van Nieuwenhuijzen, M. (2010) De (h)erkenning van jongeren met een lichte verstandelijke beperking. Amsterdam: Uitgeverij SWP.

Wieland, J., Aldenkamp, E., & Van den Brink, A. (2017) Behandeling van patiënten met en laag IQ in de GGZ: Beperkt begrepen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum)

Zoon, M. (2013) Kenmerken en oorzaken van een licht verstandelijke beperking, Nederlands Jeugd instituut.

ZUYD (2016) Taal voor allemaal (2017-2018). Opgehaald op 9 april 2017 van https://www.zuyd.nl/onderzoek/lectoraten/inclusie-van-mensen-met-een-verstandelijke-beperking/projecten/taal-voor-allemaal.

(26)

Appendix A: Basic empathy Scale

1. De gevoelens van mijn vrienden doen mij niet zoveel.

2. Nadat ik bij een vriend ben geweest die ergens verdrietig over is, voel ik me meestal ook verdrietig.

3. Ik begrijp dat mijn vrienden blij zijn als ze iets goed hebben gedaan. 4. Ik word bang wanneer ik naar een griezelfilm kijk.

5. Ik laat me makkelijk meeslepen in de gevoelens van anderen.

6. Ik vind het moeilijk om in te schatten wanneer mijn vrienden bang zijn. 7. Ik word niet verdrietig als ik andere mensen zie huilen.

8. De gevoelens van andere mensen doen me helemaal niets.

9. Wanneer iemand zich rot / ‘down’ voelt, begrijp ik hoe diegene zich voelt. 10. Ik kan zien wanneer mijn vrienden bang zijn.

11. Ik word verdrietig wanneer ik zielige (nare) dingen zie op TV of in films. 12. Ik begrijp hoe mensen zich voelen, vaak al voordat zij dit mij vertellen. 13. Als ik iemand zie die boos is, doet me dat niets.

14. Ik zie meestal wel wanneer mensen blij zijn.

15. Als ik met vrienden ben die bang zijn, voel ik mij ook bang. 16. Ik heb het snel door als een vriend/vriendin kwaad is. 17. Ik ga mee in de gevoelens van mijn vrienden.

18. Als mijn vrienden ongelukkig zijn, doet dit mij niets. 19. Ik heb het vaak niet door hoe mijn vrienden zich voelen.

(27)

Appendix B: Basic Empathy scale – Taal voor Allemaal

1. Ik vind het NIET belangrijk hoe mijn vrienden zich voelen. 2. Als een vriend(in) verdrietig is ben ik ook verdrietig.

3. Ik snap dat mijn vrienden blij zijn als ze iets goed doen. 4. Ik zie aan mijn vrienden hoe zij zich voelen.

5. Ik vind het lastig om te zien of mijn vrienden bang zijn. 6. Als mijn vrienden blij zijn vind ik dat moeilijk om te snappen. 7. Als mijn vrienden bang zijn ben ik ook bang.

8. Ik merk het als mijn vrienden kwaad zijn.

9. Als mijn vrienden een gevoel hebben, dan krijg ik dat gevoel ook. 10. Als mijn vrienden ongelukkig zijn, vind ik dat erg.

11. Ik zie wanneer mijn vrienden bang zijn.

12. Wat andere mensen voelen vind ik NIET belangrijk. 13. Ik ga makkelijk mee in wat iemand anders voelt. 14. Ik word verdrietig als ik iemand anders zie huilen. 15. Als iemand zich rot voelt begrijp ik waarom. 16. Ik zie aan mensen hoe zij zich voelen.

17. Als ik zie dat iemand boos is, vind ik dat vervelend voor die persoon. 18. Als iemand blij is, zie ik dat.

19. Ik word verdrietig als ik iets zieligs zie op TV. 20. Ik word bang als ik naar een horror-film kijk.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Prinsengracht nr. Abonnementa- en advertentie- gelden uitsluitend aan G. VLAARDINGEN -SCWEDAM Shorts en eerlijkheid in de politiek. Geruime tijd heeft de stem van de

Portfolios are first sorted into quintiles based on their 12 months lagged excess returns (excluding the most recent month), then they are sorted again into quintiles based on

This enables the discrete reliability for a couple of model problems like the Poisson prob- lem, eigenvalue problems, Stokes equations, and linear elasticity and thereby shows

A client, located at an arbitrary location in the plane, needs to retrieve M by combining information from various caches. We assume that the client has full knowledge of the

Table 5.4 shows the in-sample fit of the correlated- factor DNS model and the independent-factor DNS model using Kalman filter maximum likelihood estimation.. The means and

In this section, I incorporated the results of the interviews into the structure of my mechanism: The presence of mineral mines in an area attracts more armed groups, in turn

Dat sommige figuren op sleutelposities zich meer aangetrokken voelden tot de positie van de Guatemalteekse regering dan die van Carter werd behalve door het Koude

We zien echter dat kinderen en vooral jongeren niet zozeer zélf worden getroffen door de ziekte, maar dat de impact van corona op hun leven des te groter is.. Uit onderzoek