• No results found

De afdruk van het Italische stempel. De literaire kritiek van Vincenzo Gioberti en de wording van de nationale literatuurgeschiedenis - Vertaling van de Italiaanse citaten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De afdruk van het Italische stempel. De literaire kritiek van Vincenzo Gioberti en de wording van de nationale literatuurgeschiedenis - Vertaling van de Italiaanse citaten"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

De afdruk van het Italische stempel. De literaire kritiek van Vincenzo Gioberti en

de wording van de nationale literatuurgeschiedenis

Sosef, W.C.J.

Publication date

2002

Link to publication

Citation for published version (APA):

Sosef, W. C. J. (2002). De afdruk van het Italische stempel. De literaire kritiek van Vincenzo

Gioberti en de wording van de nationale literatuurgeschiedenis. Eigen Beheer.

General rights

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulations

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible.

(2)

VertalingVertaling van de Italiaanse citaten

Notaa bene: naar de citaten in de hoofdtekst wordt verwezen met het nummer van de betreffendee pagina; naar de citaten in de voetnoten met het nummer van de betreffende voetnoot. .

Inleiding Inleiding

Pag.. 15:

"" [...] waren mensen die uiterst verschillend waren van intellect, cultuur, ideologie, doelstelling;; maar de literatuurgeschiedenissen die zij schreven hebben alle, ondanks hun duidelijkee diversiteit, enige uitgangspunten gemeenschappelijk, en alle zijn antwoorden op gemeenschappelijkee behoeften en doelen".

HoofdstukHoofdstuk I

Pag.. 22:

"Ikk was van nature geneigd niet tot de zuivere literatuur, noch tot de zuivere filosofie, maarr tot een filosofie-literatuur, die mij daarom beide deed liefhebben".

Pag.. 22-23:

"Dee geest van de jonge Gioberti was een roodgloeiende smeltkroes van alle belangrijke interessess uit zijn tijd, die geleidelijk aan samensmolten om de vorm aan te nemen van eenn romantisch filosofisch systeem".

Pag.. 24:

"" [...] dat het verval en het smaakbederf dochters zijn van een overmatig verlangen naar ietss nieuws [...]".

Noott 15:

"Opp vele wijzen is het lot der kunsten verbonden met dat van de burgerlijke maatschappijen,, en de wederwaardigheden van de literatuur volgen de omwentelingen der staten,, zowel in de bloei als in het verval".

Noott 21:

(3)

Pag.. 26:

'Terwijll ik toegaf aan deze zoete illusie, als onze oude Pythagorische filosofen en Plato, hunn opvolger en erfgenaam, stelde ik me Italië voor niet zoals het is, maar zoals het zou moetenn zijn, en zoals het zou kunnen worden".

Pag.. 28:

"Iederr literair werk is de uitdrukking van de maatschappij, de regering, de eeuw waarin hethet wordt voortgebracht — zoals De Bonald dat in zijn wijsheid zegt".

Noott 35:

"[...]] en als deze natuur tegengesteld is aan de maatschappij, dan komen daaruit die geschriftenn voort die mét het stempel van de maatschappij en van de tijd ook het stempel dragenn van de nieuwe creatieve geest".

Pag.. 28:

"Wijj hebben in Italië geschiedenissen van onze literatuur zoveel als wij maar willen. Crescimbeni,, Quadrio, Fontanini en anderen waren zeer gul met biografische en bibliografischee wetenswaardigheden!...]. Maar ook al waren voor onze vaders die hopen vann wetenswaardigheden die praktisch elke filosofie ontbeerden voldoende, thans zijn zij datt voor ons niet meer [...] ".

Pag.. 29:

"Daarr heeft u annalen en commentaren en biografen en academische loftuitingen, en Crescimbenii en Tiraboschi en Quadrio: maar waar is een boek dat de werkelijke oorzaken vann het verval van de nuttige literatuur weet aan te wijzen, dat de Italiaanse eer meer verbindtt aan de verdienste dan aan het aantal van de schrijvers, dat u voedt met mannelijkee en onbevooroordeelde filosofie, en dat u met de macht der welsprekendheid aanvuurtt tot de wedijver met de grote mensen? Ach, de deugden, de tegenslagen, en de dwalingenn van de grote mensen kan men niet schrijven in de academies en in de kloosters!". .

Noott 54:

"Err bestaat geen enkele onpartijdige en oprechte schrijver die ons Italië niet graag de roemrijkee naam toekent van moeder en voedster van de wetenschappen en van de schone kunsten". .

Pag.. 32:

"Zolangg men met de titel van geschiedenis van een literatuur de hele geschiedenis van de letterenn en van de wetenschap wil omvatten, durf ik te beweren dat men nooit een echte literatuurgeschiedeniss zal hebben. Hoe kan een enkele mens ooit alle werken die door een

(4)

mett kennis van zaken beoordelen? [...]wij zien al in Tiraboschi en in Ginguené wat het betekentt te willen spreken over dat wat men niet kent".

Noott 68:

"Ditt nieuwe element is het nationaal bewustzijn: daardoor worden de literaire feiten georganiseerdd in de geschiedenis van de culturele en geestelijke ontwikkeling van de natie waarvann men de literaire lotgevallen verhaalt. De literatuurgeschiedenis, niet enkel meer beperktt tot de geschiedenis van de "poëzie", voegt zich in de geschiedenis van de cultuur enn deze, op haar beurt, in de meer complexe geschiedenis van het nationale leven".

Noott 75:

Montanii was zich bewust van "de diepe kloof die ontstaan was tussen een dichtkunst die helemaall doortrokken was van katholiserende motieven, gericht op de verbeelding van het ridderlijkee en feodale verleden, én het project van een toekomstgerichte literatuur,

filosofischfilosofisch en universeeV\

Pag.. 35:

Dee opvatting van Ugoni dat "heden ten dage de naties, die zich elke dag meer verbroederen,, die vruchteloze concurrentiestrijd opgeven [...] , en de voortbrengselen van dee geest in een bepaald land niet meer bewaken als inheemse vruchten waarmee alleen dee landgenoten gevoed mogen worden; maar omdat zij het menselijk geslacht als een grote familiee zien beschouwen zij die vruchten als voedsel waar allen recht op hebben [...]. Terwijll de oude twisten aan het uitdoven zijn, wordt aldus de universele literaire broederschapp geboren".

Pag.. 36:

"Angstvalligee bewakers van de kortheid in het puur biografische gedeelte van ons werk, zullenn wij onszelf toestaan meer plaats te maken voor het onderzoek van de geschriften".

Pag.. 40:

Wildee weten "hoe ruw deze was in de eerste eeuw, hoe zij in de tweede groot werd, hoe zijj in de derde in verval raakte, hoe glorieus zij herrees in de vierde [...] ".

Hett gaat om een "exact verhaal over de oorsprong, de vooruitgang, het verval, de herrijzenis,, kortom over alle verschillende wederwaardigheden die de letteren in Italië hebbenn gekend".

(5)

Pag.. 41:

"Alleenn in de vrije kunsten dus en in haar vooruitgang treedt de gebogen lijn op, waarop menn als het hoogste punt bereikt is niet verder kan gaan zonder terug te vallen naar beneden". .

Noott 111:

"Hett natuurlijke ongeduld van de mens, de verveling, het verlangen naar afwisseling en naarr iets nieuws [...], evenals de gebreken van de regeringen en de godsdiensten, nu eens gezamenlijk,, dan weer apart, veroorzaken het verval der schone letteren".

Noott 113:

"Maarr het genie en het intellect zijn van alle tijden en klimaten [...] . Maar alleen met de tijd,, en met de vergelijkingen, komen het oordeel, de matigheid, de eenvoudige waarheid, diee de goede smaak vormen".

HoofdstukHoofdstuk II

Noott 6:

"Giobertii bracht schade toe aan de vooruitgang van de speculatieve wetenschappen, die eenn heldere en precieze stijl vereisen, en aan de verbreiding van zijn systeem".

Noott 7:

"Aann het retorisch karakter van de stellingen van Gioberti beantwoordt het retorisch en literairr karakter van zijn vorm, geïnspireerd op de klassieken, maar vol van een welsprekendheidd die het midden houdt tussen demagogie en gepreek".

Noott 9:

Datt hij het Primato beschouwt als "méér dan een boek, een daad, een feit in de Italiaanse literaire,, ja zelfs politieke geschiedenis".

Noott 10:

"Ikk moet u bekennen dat ik wat dat betreft heb geschreven zonder hoop". - "Overigens verwachtt ik niets van mijn boek".

Noott 13:

"Dee ontveins soms in mijn geschriften, maar ik veins nooit; noch kan men daarin ook maar éénn woord vinden dat niet beantwoordt aan mijn diepste overtuiging. Maar ook al denk ikk nooit het tegengestelde van wat ik zeg, ik zeg niet altijd alles wat ik denk; want elke keerr als de uiting van de waarheid niet passend is, is het ontveinzen niet alleen toegestaan,

(6)

Noott 17:

"Hett Primato is daarom een uiterst origineel werk. Er de bronnen van zoeken [...] heeft eenn zeer betrekkelijke waarde. De lofrede zelf op de Italiaanse cultuur en beschaving, een tamelijkk veel voorkomend en dierbaar thema van onze letterkundigen, heeft in de werken vann de Pièmontese denker een heel verschillende geestelijke waarde".

Pag.. 49:

"Toenn ik Metastasio las, op de leeftijd van negen of tien jaar, voelde ik mij verplaatst in eenn andere wereld: dezelfde indruk werd daarna in mij gewekt door de lectuur van Kant. [...]] . Ik had altijd een groot verlangen om boeken samen te stellen. Ik kon nog niet schrijven,, toen ik al op het papier zat te krabbelen. [...]. In het jaar 1817 vatte ik het idee opp een verzameling te schrijven van gebeden genomen uit alle gebedenboeken die op de wereldd bestaan; iedereen ziet de uitgebreidheid van deze kinderlijke projecten, en de onmogelijkheidd ze tot uitvoer te brengen".

"Dee ochtend, die het meest edele deel van de dag is, zal ik wijden aan het lezen en herlezenn van deze auteurs, voor sommige andere zal ik de avond reserveren. De Bijbel van dee kant van de wetenschap en de literatuur; daarna, wat de eerste betreft, Homerus, Dante Shakespeare,, Bossuet, wat de andere betreft, Plato, Sint Augustinus, Leibniz, Bacon en Vicoo laten mij niets meer te wensen over op de aarde".

"" [...] en de dinsdag en vrijdag van elke week liet hij hen bijeenkomen in zijn huis en op dee manier van academische gesprekken uiteenzettingen houden over filosofische en literairee onderwerpen, met name over die onderwerpen waarvan de verbinding met de politiekk en met de nationale beginselen het meest duidelijk en intiem was".

Pag.. 50:

"Zee hebben geen grote constructieve waarde, maar zij zijn een kostbaar document van de studiess en van de tendensen van de jonge theoloog".

"Dee Italiaanse natie, beroofd van elke politieke inhoud, leeft in de eeuwen voort, zuiver alss cultureel feit, als literaire natie, droom van dichters en letterkundigen".

Noott 31:

"Dee journalisten van de Caffè voelden zich betrokken bij dezelfde soort gevechten als de encyclopedisten.. Daarom konden zij zichzelf, zonder de minste tegenspraak, patriotten en kosmopolietenn noemen".

(7)

Pag.. 51:

"Ikk ben Italiaan [...] , en een Italiaan in Italië is nooit een vreemdeling, zoals een Fransmann geen vreemdeling is in Frankrijk, een Engelsman in Engeland, een Hollander inn Holland".

"Latenn wij daarom allen opnieuw Italiaan worden, om niet op te houden met mens te zijn". .

Noott 41:

"Inn al zijn geschriften [...] schemert in diverse vormen altijd de onmetelijke liefde door, diee hij het vaderland toedroeg: liefde die zich niet voedde met kleine vooroordelen, of met plaatselijkee wrok, maar met lichtende gedachten over eenheid en vrede, die zich niet beperktee tot een kring van muren, maar tot heel het schone land, waar het si klinkt, want hett vaderland van een Italiaan is niet Rome, Florence of Milaan, maar heel Italië".

Noott 45:

"Deugdd tegen furie zal de wapenen opnemen, en het strijden zal kort zijn: want de oude moedd is in de Italische harten nog niet gestorven".

Noott 47:

Alfierii "wilde verlosser van Italië zijn, de grote voorloper van een nieuw tijdperk, en als hijj dat niet metterdaad kon, dan met de verskunst".

Pag.. 55:

'Toenn rees, als door bovenmenselijke voorzienigheid, de machtige stem van Alfieri, die donderdee met deze woorden: Italianen, Italianen, wordt gewaar wat gij was; wordt gewaar watt gij zijt; wordt gewaar wat ge nog kunt zijn".

"Alfierii heeft, als illuster dichter en liefhebber van de vrijheid, zijn gezellen, maar als herstellerr van het nationale karakter van de Italianen had hij concurrenten noch meesters".

"Vorstt van deze wedergeboorte en opwekker van de ingedutte zintuigen van het oude nationaall bewustzijn was Vittorio Alfieri".

Noott 51:

Alfierii wordt genoemd "de ware seculariseerder van het Italische genie in het nabije verleden". .

(8)

Pag.. 52:

Volgenss Massimo d'Azeglio was "zijn eerste en grootste verdienste [...] dat hij, Alfieri, omm zo te zeggen Italië ontdekt heeft als Columbus Amerika, en dat hij het idee van de natiee Italië heeft gelanceerd".

Pag.. 56:

"Alss enige stond er, temidden van zo'n grote verslagenheid (vanwege het verlies van de nationalee onafhankelijkheid), een man op die alle speculatieve geest die aan zijn tijdgenotenn ontbrak als het ware in zichzelf leek te verzamelen, en die leek te zijn opgewektt door de Voorzienigheid opdat de Italiaanse eer niet geheel en al zou vergaan". Pag.. 57:

"" [...] dat het Italiaanse karakter, als zij zich zuiver houdt van de buitenlandse besmetting, groott herboren kan worden en bijna uitgroeien tot een reus, zelfs in een eeuw van pygmeeën". .

Pag.. 57-58:

"Cornianii was minder minutieus dan Tiraboschi, maar was hij daarom ook een groter denker?? Beoordeelde hij de invloed van de individuele hartstochten, van de tijdgeest, van dee aard der Italiaanse vorstendommen en van het nationale karakter op de geest en het karakterr van zovelen van onze schrijvers [...] ? Wees hij, van de andere kant, op het stempell dat het individuele genie van deze schrijvers [...] geleidelijk aan drukte op het karakterr van het Italiaanse volk?".

Noott 66:

"Hett genio vertegenwoordigt voor de Conciliatore dat geheel van karaktertrekken, tradities,, associatieve en specifieke ervaringen van de Italiaanse cultuur, die echter vernieuwdd is door het historisch moment met zijn precieze vereisten en problemen". Pag.. 59:

Zijnn vurige hoop "dat de Italianen de eersten in Europa zullen zijn om de letteren dit nieuwe,, waardige en waarlijk belangrijke voorkomen te geven; en de eersten die, terecht, vann de letteren een nieuw en grandioos voorkomen ontvangen van een bestendige politieke gemeenschap". .

Pag.. 60:

"Hett speculatieve talent ontwaakte in Italië met Vico, die teneinde het platonische en christelijkee realisme te herstellen het geweldige idee had om terug te gaan tot het eerste, niett Griekse maar Italische, begin van dat realisme. Dit deed hij door de elementen van dee oeroude Pelasgische wijsheid op te vissen uit dat wat ervan restte in de Latijnse taal

(9)

Dee Maistre "hield geen rekening met de eerste voorwaarde van de katholieke en Europese herrijzenis,, die erin bestaat aan Frankrijk de intellectuele en morele heerschappij te ontnemenn die zij zich heeft toegeëigend".

Pag.. 61:

Diee verschillende manieren "zijn het evidente en zeer levendige bewijs dat er onder zijn bewonerss op elk tijdstip een zeer veel groter aantal van die vurige geesten is geweest die, voortgedrevenn door een natuurlijke impuls, roem zochten in de allerverhevenste ondernemingen". .

Pag.. 62:

"Ofschoonn het Italiaanse volk, onderworpen, slaaf en verscheurd, in het ongeluk zit, draagt hett allergrootste van de sterfelijke natuur nog steeds de naam van Italië; nog steeds schittertt de glorie van het eeuwige Rome zozeer dat zij alle andere glories verduistert; en terwijll Europa tevergeefs zich boven ons verheft, wordt het stempel van Italië in alle strekenn gekoesterd. [...]. De vreemdelingen worden gewaar dat elke herinnering verbleekt bijj die waarvan Italië de erfgenaam is; zij worden gewaar dat al hun vaderlanden in het niett verzinken bij haar die elke grootheid overtreft; zij zien goed in dat, als niet alle gaven diee de hemel uitdeelt in de wieg gesmoord waren, en als Italië maar een beetje vrijheid kreeg,, zij voor de derde maal koningin zou worden".

Noott 88:

"Dee ontmoeting van de historiografische gedachte, beheerst door de begrippen ontwikkelingg en vooruitgang, met de idealen van het nationaal-politieke gevoel verleende vormm en bezieling aan de Italiaanse geschiedschrijving van die tijd".

Noott 91:

"Naa Dante is de eerste filosoof van Italië ongetwijfeld Vico, wiens werken onuitputtelijke bronnenn zijn van nieuwe en diepe ideeën, waaruit — dat zij tot onze schaamte gezegd — dee buitenlanders misschien meer geput hebben dan de Italianen zelf'.

Noott 92:

"Daaromm beschrijft deze wetenschap tezelfdertijd een eeuwige ideale geschiedenis, volgens welkee in de tijd de geschiedenissen verlopen van alle naties in hun opkomst, ontwikkeling, stilstand,, verval en einde".

Noott 94:

Vicoo stelt "dat er een goddelijke voorzienigheid is en dat zij een goddelijke wetgevende geestt is".

(10)

Noott 98:

Hett is een communis opinio "dat het hoogste dat de negentiende eeuw, niet alleen in Duitslandd maar in heel Europa, bereikt heeft op het gebied van de filosofie, de geschiedschrijvingg en de literaire kritiek praktisch helemaal lijkt afgeleid, zij het meestal niett bewust, van de fundamentele ideeën van de Scienza nuova".

Pag.. 65:

Hett is Balbo's verdienste geweest "de geschiedenis te kerstenen, en de scheiding op te heffenn die ontstaan is tussen de annalen van Italië en zijn nationale opvattingen".

Enerzijdss vanwege "de moeilijke stijl en de gedeeltelijke dwalingen die een gedeelte van zijnn leerstellingen verduisteren", anderzijds "omdat zijn intens Italiaanse manier van denkenn en voelen een grotere verfijning en levendigheid van geest vereist dan men heden tenn dage aantreft".

Noott 108:

Giobertii noemt de filosofie van Mamiani, die "het idee van Vico weer opnam en daarmee dee draad van de filosofische tradities van Italië weer oppakte", als voorbeeld van "hoe menn aan de speculatieve begrippen een elegant en volledig bij ons passende vorm kan en moett geven".

Noott 109:

"Enn het was ook hetzelfde Italië dat [...] heel de rest van Europa verlichtte met de letteren enn de wetenschappen".

Pag.. 66:

"Wee zullen tenminste de eenheid nastreven in de beginselen van de letterkundige moraal, terwijlwijdee studie steeds richten op de liefde voor het vaderland, de onafhankelijkheid van dee opinie, de edele gevoelens van het hart en de standvastigheid van geest".

"OO Italianen, ik spoor u aan tot de studie van de geschiedenis".

HoofdstukHoofdstuk III

Noott 6:

"Enn de nationale scheidingslijnen doen geen afbreuk aan de kosmopolitische eenheid, zij makenn daar zelfs deel van uit, omdat het universele niet kan bestaan zonder het particuliere". .

(11)

Noott 12:

StampaStampa wordt omschreven als: "Afdruk", "voorbeeld gegeven of gevormd door een

persoonn of door zijn kwaliteiten", "fundamenteel karakter van een artistiek of literair werk". .

Noott 13:

italianitaitalianita wordt omschreven als: "Gelijkvormigheid aan de aard, idealen, gevoelens enz.

vann de Italianen", "deelname aan de culturele, artistieke, productieve activiteit van het Italiaansee volk, "intense, diepe, werkdadige vaderlandsliefde voor Italië".

Noott 15:

"Dee italianita zal bewaard blijven alswijerin slagen ons de heersende meningen eigen te maken,, en ze dan te verbeteren, te incorporeren in de Italische tradities en ze te stempelen mett het zegel van ons genie".

Noott 18:

Mett "nationaal gen" wordt bedoeld: "een erfgoed van begrippen, van houdingen, van gedragingenn en van karakters, die een onmiskenbare toon geven aan het geheel, en ook aann de afzonderlijke onderdelen van het geheel".

Noott 20:

Dee italianita "bestaat in het eigenlijke en concrete element waardoor ons genie gevormd wordt". .

Noott 21:

Alfierii "vernieuwde en bracht met elkaar in overeenstemming de ideeën van Dante en Machiavelli,, en hij plantte de italianita als basis van heel het politieke gebouw". - " [...] hett verval van ons nationale wezen, of liever gezegd van de politieke italianita, beantwoorddee exact aan het verval van de literaire italianita".

Pag.. 73:

Giobertii ziet eerder "een Italië en een Italiaanse stam, verbonden door bloed, godsdienst, geschrevenn en beschaafde taal, maar verdeeld wat betreft regeringen, wetten, instellingen, volkstaal,, leefwijze, gevoelens, gewoonten".

Noott 23:

"Elkee natie heeft in de literatuur haar bijzondere karakter, dat bepaald wordt door al haar bijzonderee omstandigheden".

(12)

Noott 24:

"" [...] de nationale identiteit van een volk [...] is gebaseerd op het ras, de taal, het grondgebied,, en zij vloeit niet voort uit de wil maar uit de natuur".

Pag.. 73:

"Dee natuurlijke nationale identiteit, dat wil zeggen de eenheid van land, volk en taal(welke elementenn met elkaar het natuurlijke karakter der volkeren vormen) is het principe en de wortell van de kunstmatige identiteit, d.w.z. die welke bestaat in de instellingen". Pag.. 74:

Hett kosmopolitische geheel van "vijf eenmakende momenten, welke zijn het huis, de stad, dee natie, het ras en de soort".

Noott 31:

Romantischh is die literatuur "die zich laat inspireren door de directe dictaten van de natuur enn de aandrang volgt van het nationale karakter".

Pag.. 75:

"Enn alleen al de enkele aangestoken vlam van de Divina Commedia was in die eeuw voldoendee om de Canzoniere en de Decamerone voort te brengen: werken die, ofschoon zijj voor het eerste onderdoen wat betreft het doel dat de literatuur moet hebben, eraan gelijkk zijn vanwege het stempel dat zij dragen van het karakter van de natie".

Noott 35:

"Welnu,, het nationale karakter van een volk bestaat in de taal, de letteren, de kunsten, de gebruiken,, de instellingen en in honderd andere zaken".

Noott 38:

"Welnu,, als een volk zijn zelfbewustzijn verloren heeft, en dat soort van publieke persoonlijkheidd dat het fundament vormt van zijn nationaal karakter [...] ".

Pag.. 76:

"Alss je Dante leest, Petrarca, Machiavelli, Ariosto, Galilei, word je je ervan bewust, nog afgezienn van de goddelijke taal waarin deze schrijven, maar alleen lettend op hun manier vann voelen en denken, dat deze schrijvers inheems zijn. Die helderheid en rust van de gedachte,, die zuivere en krachtige mannelijkheid, dat inzicht, die scherpzinnigheid, die evenwichtigheid,, die precisie, die je een welgevormde geest laten zien, waarin de verschillendee vermogens elkaar in evenwicht houden, en tenslotte die klaarheid en vormgevingg van onnavolgbare begrippen, dat zijn kwaliteiten die in één gezamenlijk verbandd zelden buiten Italië worden aangetroffen".

(13)

Noott 41:

Cavalcaa en Passavanti "brengen op wonderlijke wijze tot uitdrukking de heldere en lichte directheid,, en soms ook de krachtige welbespraaktheid van de Pentateuch en de Richteren". .

Noott 42:

"Enn inderdaad was de vreselijke frater met al zijn dwalingen toch zeer Italiaans, vanwege dee verhevenheid van zijn vernuft, de speculatieve scherpzinnigheid, het gezonde verstand, dee helderheid en zuiverheid van stijl".

Noott 45:

"Nuu is het particuliere en universele karakter, waarover ik wil spreken, nu juist van deze categorie,, zijnde Italiaans en katholiek, en dus specifiek en generiek".

Pag.. 78:

"" [...] waarvan de ene natuurlijk is, antiek, Pelasgisch, Dorisch, Etruskisch, Latijns, Romeins,, en die heeft betrekking op de stam en de oorspronkelijke gewoontes daarvan; dee andere is bovennatuurlijk, modern, christelijk, katholiek, welfisch, en komt voort uit dee geloofsopvattingen en de instellingen die in een traditie van ruim vijftien eeuwen geworteldd zijn".

Noott 49:

"Dee romantiek is niets anders dan de natuurlijkheid, de spontaneïteit en, om zo te zeggen, dee nationale aard in de literatuur; het classicisme is de imitatie van de literatuur van anderen". .

Pag.. 78:

"Iederr volk heeft zijn nationaal karakter, waarvan de literaire werken de spiegel zijn en dee uitwerking, en dat daarin uitgedrukt hun een eigen en bijzonder voorkomen geeft". Noott 55:

"" [...] de opstanding van Dante was de voorwaarde die vereist werd voor de herrijzenis vann de Italiaanse gedachte en het Italiaanse vernuft".

Pag.. 79:

"Dee Divina Commedia is als het ware de universele Genesis van de christelijke letteren enn kunsten [...] ; waardoor zijn dichtwerk waarlijk de menselijke Bijbel is van de nieuwe beschavingg [...] : universeel in poëzie, in welsprekendheid en in de schone kunsten".

(14)

Pag.. 80:

Zeldenn lijken auteurs zo weinig op elkaar, ofschoon "onze twee grootsten gelijkelijk de afdrukk dragen van het Italische stempel".

Pag.. 81:

Dantee wordt gekenschetst als: "de nationale dichter niet alleen van de Italianen, maar van allee christelijke volkeren", "de vorst en de grondlegger van de christelijke letteren en kunsten",, "vader van onze en van alle moderne literaturen", "vader van de Italiaanse en Europesee cultuur, zoals Homerus van de Griekse en Latijnse".

Noott 66:

"Dee Italiaanse Homerus is Ariosto: Dante is een man die apart staat, en die men alleen kann vergelijken met de auteur van het boek Job of van de Apocalyps".

Noott 71:

"Dee laat de poëzie rusten, hoewel in twee zeer uitgebreide en zeer edele onderdelen daarvan,, als de lyriek en het drama, de Italiaanse inspiratie nauwelijks enige proeve heeft geleverdd van haar kracht".

Noott 72:

"" [...] ware het niet dat onze grootste dichters mij zeer welsprekend lijken, en in het bijzonderr Dante, Petrarca, Ariosto, Alfieri, op veel plaatsen van hun werken".

Pag.. 82:

"Menn kan geen enkele meester der welsprekendheid vinden die beter of groter is dan Dante". .

"Dantee was gelijkelijk de vader van de Italiaanse literatuur en politieke school; [...] in dit opzichtt kan men zeggen dat Alighieri de natie en de taal schiep".

Dee Commedia wordt beschouwd als "het dynamische beginsel waardoor de geestelijke beschavingg van de christelijke naties in beweging werd gezet".

Pag.. 83:

Eenn opsomming van titels als: "buitengewone en universele geest", "veelomvattende en diepgaandee erudiet", "scherpzinnig observator van het menselijk hart".

"Menn kan niet in alle opzichten een volmaakt Italiaan zijn, zonder katholiek te zijn, noch kann men met recht de eerste titel genieten, zonder deel te hebben aan de schittering van dee tweede".

(15)

Pag.. 84:

Hett uitgangspunt van het Primato is dat "het godsdienstige woord de bron en de wortel iss van elk ander woord", en dat "krachtens de godsdienstige instellingen de kunsten, letteren,, wetenschappen [...] zich ontwikkelen vanuit een hemelse oorsprong".

Noott 85:

"Watt het meest voortreffelijke weten zonder de godsdienst vermag, heeft Italië onlangs kunnenn zien in een van de meest uitzonderlijke geesten [...] . Deze bijzondere en bovenmenselijkee geest leefde en stierf als slachtoffer van die filosofische doctrines". Pag.. 85:

'"All wie Italië goed wil doen', zegt Leopardi, 'zal het vóór alles een filosofische taal moetenn tonen, zonder welke ik denk dat het nooit zijn eigen moderne literatuur zal hebben,, en als het geen eigen moderne literatuur heeft, zal het nooit meer een natie zijn'". "Enn in werkelijkheid kan een literatuur niet nationaal zijn, als zij niet volks is; omdat ook all is het aan weinigen gegeven die literatuur te scheppen, het gebruik en het profijt daarvann algemeen moet zijn. Behalve dat zij de ideeën en de gemeenschappelijke gevoelenss tot uitdrukking moet brengen en die opvattingen die verborgen en vaag in het hartt van de menigte liggen, moeten haar beoefenaren niet alleen het welzijn van het volk opp het oog hebben, maar ook zijn geest weergeven; zodat dit niet alleen het doel van de burgerlijkee letteren wordt, maar ook het begin. En uit de feiten ziet men dat die letteren dee top van de perfectie en werkzaamheid niet bereiken, als zij zich niet incorporeren in enn om zo te zeggen één worden met de natie".

Pag.. 86:

Dee eerste schreef met zijn Promessi sposi "een boek dat zowel een genoegen voor het volkk moest zijn als een weidegrond voor de meest uitgelezen geesten".

Noott 98:

"Ikk heb getracht zo eenvoudig mogelijk te zijn [...] . Ik ben niet op jacht gegaan naar retorischee bloemen en kunstgrepen, die heden ten dage zo in de smaak vallen, niet omdat ikk het niet kon maar omdat ik het niet wilde".

Noott 99:

"Hett vitale beginsel van een taal is zijn aangeboren aard, die gelegen is in de grammaticalee structuur, in de syntaxis, in de gelijksoortigheid en klankverwantschap van dee woorden".

(16)

Pag.. 88:

Dee grecita drukt zich uit in "de gepastheid, de frisheid, de levendigheid, de gratie van de stijl",, de latinita in "de wetenschappelijke precisie, de oratorische weidsheid, de strengheid vann het spreken, de grootsheid, de majesteit".

Noott 107:

"Geenn enkele schrijver is beter geslaagd in deze harmonische samensmelting van de verschillendee ingrediënten van onze taal dan de goddelijke dichter".

Noott 110:

"Voordatt ik ga schrijven moet ik de moeilijke kunst leren van de stijl in het algemeen; en daarnaa van de Italiaanse stijl [...] . En, om u de waarheid te zeggen, nooit was ik me zozeerr bewust van deze tweevoudige moeilijkheid, als toen ik uw Operette morali gelezen had,, waarin gij die moeilijkheid zo meesterlijk overwonnen hebt".

Pag.. 90:

Inn de Commedia schitteren "elegantie en eenvoud, zachtheid en kracht, gelijkvormigheid enn variëteit".

Pag.. 91:

Leopardi'ss geschriften "zijn misschien in natuurlijkheid, genegenheid, diepgaande gevoeligheid,, verbonden met een onvergelijkelijke elegantie van stijl, het smartelijkste en welsprekendstee dat de wanhoop in enige taal gedicteerd heeft".

Noott 132:

Giobertii die "u in hetzelfde geschrift onthult dat sommige schrijvers hem bevallen, en daarnaa al redenerend ze afvalt, of hij keurt ze om intellectuele redenen goed, terwijl hij wijstt op de esthetische defecten".

Pag.. 94:

Boccaccioo "had een verkeerde opvatting over het karakter van onze taal op dat enkele punt waaropp hij zich slaafs tot leenman en navolger van de antieken wilde maken".

Pag.. 95:

"Italiëë had in de zestiende eeuw nog een nationale literatuur; niettemin zijn, afgezien van Ariosto,, de grootsten van dit tijdperk minder vol van aangeboren kracht, en hebben zij minderr van het Italiaanse aanzicht dan de drie grootsten van de veertiende eeuw.- In de

GerusalemmeGerusalemme zou het onderwerp volledig Italiaans zijn, als het niet onmogelijk was in de

literatuurr dat het onderwerp niet de invloed onderging van de vorm waarin het geplaatst is.-- In de zeventiende eeuw probeerde men nieuwe wegen; maar men kwam zowel buiten dee bijzondere smaak van de natie als buiten de universele smaak van alle naties.- In de

(17)

achttiendee eeuw heeft de literatuur geen eigen karakter; het nationale begrip van de Italiaansee literatuur herstelt zich maar zeer onvolmaakt; men wil ontlenen aan de buitenlandsee letteren, maar zonder voldoende rekening te houden met de nationale aard".

Noott 143:

Giobertii spreekt over "de soevereine grootheid van Vittorio, die heel wat meer was dan schrijverr en dichter, want al schrijvende werkte hij met hoofd en hand, en daarmee begon hijj de Italische herrijzenis".

Pag.. 97:

"Ariostoo is in de poëzie dat wat Caro, Castiglione, Casa, Bembo, Firenzuola in het schone prozaa zijn, Machiavelli, Guicciardini, Giannotti in de politiek, en dan of kort daarop Pomponazzi,, Bruno, Sarpi in de filosofie en de godsdienst. In al deze auteurs is de Idee volledigg afwezig".

Noott 150:

"Inn dit opzicht zijn de moderne staten niet zonder schuld, want de opvoeding wordt er zeer verwaarloosdd en overgelaten aan de willekeur van de burgers".

Pag.. 97:

Dee literatuur "volgde de lotgevallen(van de politiek en de godsdienst) op de voet, en beschreef,, om zo te zeggen, een neergaande lijn, waarvan de uitersten in feitelijkheid en tijdd Dante en Metastasio zijn, dat wil zeggen een beeldhouwer van reuzen, en een schilder vann poedertekeningen en miniaturen. In deze sequentie omvat de opvolging die Dante waardd is, ofschoon zij minder is dan hij, behalve Ariosto zes andere groten, namelijk Petrarca,, Boccaccio, Poliziano, Boiardo, Berni en Tasso. De eerste twee daarvan zijn van eenn zodanige hoogte dat men beter kan zwijgen dan er te weinig van zeggen".

Pag.. 98:

"Zoo legden Vannetti, Cesari, Perticari zich toe op de wonderbaarlijke taal van de drie

Cantiche,Cantiche, Vico en Niccolini op de filosofie, Gaspare Gozzi in het algemeen op het juiste

oordeel,, Varano en Monti op de poëzie, Giordani op de stijl, Parini op de morele strengheidd van de gedachten en gevoelens, Alfieri, Foscolo, Leopardi, Marchetti op het politiekee idee en op de vaderlandsliefde, Troya, Balbo, en nog veel meer anderen, op de verbandenn met de nationale geschiedenis, Manzoni op de godsdienst, die zuiver schittert inn elk onderdeel van het goddelijk dichtwerk".

Noott 167:

InIn het werk van Berchet is "de lyrische poëzie verspreidster van burgerlijke wijsheid, opvoedsterr van het volk tot vaderlandsliefde, tot nationale trots en waardigheid".

(18)

Noott 170:

"Dee verdedigers van het nationale classicisme hebben grotendeels gelijk als zij zich ertegenn verzetten dat men de eigen literatuur in de steek laat, die ooit de glorie van de natiee vormde, om een vreemde literatuur aan te nemen die niet overeenstemt met onze leefwijze,, noch met onze aard, noch met onze eigen taal".

Noott 172:

"Dee regels van de literatuur moeten zich baseren niet op de slaafse imitatie van de kunst, maarr op de imitatie van de natuur".

Noott 176:

"Ondankss dat hij zijn diepste sympathie richtte op de romantiek, en daarvan de fundamentelee beginselen overnam, leverde hij zich nooit met blinde overgave daaraan uit".

Pag.. 103:

"Ikk moet u zeggen dat ik voor niemand onderdoe in de bewondering voor die canzoni die gijj gemaakt hebt naar het voorbeeld van die van Petrarca, ma dat ik toch nog meer word meegesleeptt door de andere gedichten die pas zijn toegevoegd".

HoofdstukHoofdstuk IV

Noott 3:

"Mijnn artikel over uw Introduzione heeft in Napels een ware explosie veroorzaakt: stelt uu zich het effect voor dat de uiteenzetting van uw leer heeft moeten hebben in een land waarr de meeste filosofen nog aanhangers zijn van het sensualisme, en waar praktisch alleenn Galluppi een filosofie vertegenwoordigt die wat breder en verhevener is!".

Noott 5:

"Hett boek van Gioberti is een te grote gebeurtenis om lichtvaardig over te denken: hier heeftt het de geesten geschokt, het heeft een wonderbaarlijke verspreiding gehad, en dat zall het nog steeds hebben".

Noott 9:

"Maarr tot op dat moment weerspiegelt het "neokatholicisme" van De Sanctis een Giobertiaanss klimaat, geen invloed: de verspreiding van het werk van Gioberti moet, zoals menn weet, nog komen, en pas de volgende corsi zullen er de directe invloed van openbaren". .

"" [...] de echte protagonist van de vorming van die generatie is een ander dan Cuoco: het iss Vincenzo Gioberti".

(19)

Noott 14:

"Enn om al deze dingen ontdekt men in deze schrijver die perfectie en uitmuntendheid waaromm Gioberti hem noemt de tweede dichter na Dante".

Giobertii spreekt over de poëzie en het proza van Leopardi als "waard om gerekend te wordenn tot het schoonste en elegantste dat geschreven is sinds Petrarca en Caro".

Pag.. 107:

Manzonii en Leopardi als "waarlijk en in hoge mate Italiaanse koppen".

Noott 16:

"Indienn de Divina Commedia het orthodoxe bewijs is van de christelijke godsdienst, zoals Giobertii in zijn Primato zegt [...] ".

[...]] en daarom is zijn dichtwerk inderdaad de menselijke Bijbel van de nieuwe beschaving,, omdat het, om redenen van tijd en voortreffelijkheid, de eerste weerspiegeling iss van de goddelijke Bijbel".

Pag.. 108:

"Inn dit verband zag een groot Italiaan het goed toen hij zei dat in de levendige beschrijvingg van de dingen en in de dialogische uiteenzetting de kern bestaat van de compositiee van een roman, die tot zijn grootste hoogte gebracht is, zoals die van Scott en Manzonii dat is".

Noott 19:

"Voorall van Gioberti komt in feite wat nieuw is, in vergelijking met de voorafgaande cursussen,, in de lezioni over het episch gedicht".

Noott 22:

"" [...] zeldzaam en ongelukkig genie"; "die grote ongelukkige"; dat het atheïsme een poëtischee uitdrukking kan krijgen "ziet men in enkele gedichten en prozastukken van Leopardi,, op verschillende plaatsen bij Byron".

Noott 23:

Mordentii noemt "de algemene en fundamentele opzet van de Storia zuiver Giobertiaans".

Noott 25:

Gettoo noemt de Storia van Emiliani G. "onze eerste literatuurgeschiedenis in de nog steeds actuelee zin van het woord".

(20)

Pag.. 109:

Zijnn werk is beschouwd als het "eerste experiment dat ooit in Italië ondernomen is om de volledigee geschiedenis van onze letteren te behandelen met de filosofische kritiek gebaseerdd op de feiten".

Noott 33:

"Zijnn mentaliteit is eerder die van een politiek historicus dan van een literair criticus. De literatuurr interesseert hem slechts voorzover zich daarin de idealen, de rampen, de verwachtingenn spiegelen van de Italiaanse natie".

Pag.. 110:

Gettoo spreekt over "het esthetisch conceptualisme dat eigen is aan de idealistische filosofie vann Schelling en Hegel, die de kunst opvatten als het symbool van een idee".

Noott 36:

Naa Dante's dood verstikte "de absolute overmacht van het welfische idee [...] bijna het gibellijnsee idee, dat oprijzend uit de diepste gronden van de nieuwe beschaving het ware Italiaansee idee was, in zoverre het gedreven werd door het doel [...] de gevallen majesteit vann Rome weer op te heffen".

Pag.. 112:

"" [...] daar waar de kritiek te goeder trouw is en van de feiten uitgaat en zich aan de feiten houdt,, kan zij ook een dienst bewijzen aan de kunst".

Wienss bedoeling het is "de geschiedenis te schrijven van de woordkunst, en niet van de wetenschappelijkee en erudiete studies".

Noott 44:

Hett verlangen de ouden te evenaren "onderbreekt, in de vijftiende eeuw, de loop van de nationalee literatuur, maar het slaagt in de bedoeling de antieke letteren uit de duisternis opp te halen en op te wekken".

Pag.. 114:

Emilianii G. is van mening dat "het nieuwe licht van onze letteren een meelijwekkende zaakk is in vergelijking met de afwisselende, energieke en onmetelijk grote cultuur van de buitenlanders". .

"" [...] de romantici, die een volledige overwinning hebben behaald op de classicisten, [...] ,, hebben de literaire verlossing verloochend, die in Italië begonnen is door Italiaanse geestenn ter wille van Italië, en hebben de verlossing door het buitenland geaccepteerd".

(21)

Pag.. 115:

Diee door Cantü gekarakteriseerd worden als: "degenen die de waarheid zochten, dat wil zeggenn die trachtten uitdrukking te geven aan onze ideeën, onze godsdienst, onze geschiedenis,, onze manier van zien en voelen".

Cantüü zet dan uiteen wat zijn eigen methode zal zijn: "Pas in onze tijd ging men er vanuit datt de literatuur niet een louter spel van de verbeelding is, of een geïsoleerd werk: maar datt men uit de geschriften de manier van denken en tewerkgaan van de auteur moet kunnenn afleiden; dat men daarin de voornaamste stroming van een bepaalde tijd moet kunnenn herkennen [...]; dat die geschriften de aard van een volk door middel van woorden moetenn blootleggen, zoals de geschiedenis doet door middel van de gebeurtenissen, en dat zijj de wetten van het denken en van het gevoel moeten vastleggen, dat wil zeggen de psychologiee van een ziel, van een eeuw, van een ras".

Dee vernietigende kritiek op Ariosto: "Uit de grappen van Ariosto, die de ideeën over deugdd omverwerpt, die het geweld verheerlijkt, die het redelijk verstand tot waanzin brengt,, die de ondeugd opsmukt en de lustgevoelens begunstigt, verkreeg het vaderland misschienn meer kwaad dan het zelf wel denkt".

Pag.. 118:

Dee literatuurgeschiedenis onderzoekt "wat dit volk heeft gedacht, wat het heeft gevoeld, watt het heeft gedaan, en hoe het heel zijn leven heeft uitgedrukt in de kunst van het woord". .

Noott 57:

"Dee vorm is niet a priori, hij is niet iets dat op zich staat en verschillend is van de inhoud,, als een soort versiering of kledingstuk of uiterlijke schijn, of een toevoegsel ervan, integendeel:: de vorm wordt voortgebracht door de inhoud, die actief is in de geest van de kunstenaar:: zoals de inhoud is, zo is de vorm".

Noott 58:

"" [...] wij hebben ons denken en leven uitgedrukt niet slechts in de levende taal van het volk,, maar ook en allereerst en rijkelijk in de Latijnse taal".

Pag.. 119:

Dee werken van Dante, Ariosto en Tasso "zijn de drie grote Italiaanse gedichten: drie manifestatiess van ons leven; deze geven uitdrukking aan godsdienst, scepticisme, smart; dezee vertegenwoordigen de vrije en gelovige Commune, het hoofse en sceptische Italië, hett onderworpen en smartelijke Italië".

(22)

Wantt "Dante behoort, meer dan aan Italië, aan de hele wereld, Ariosto [...] behoort aan Italië,, en hij is de eerste Italiaanse dichter".

Pag.. 120:

Dee literatuurgeschiedenis "is inderdaad het leven, het bewustzijn, de intelligentie, het weten,, die via de fantasie een organisch lichaam worden, en kunst worden".

Noott 69:

"" [...] en het oordeel van Gioberti doet daarom denken aan veel bladzijden, die dan wel mett meer oordeelkundigheid en soliditeit gestructureerd zijn, van de Storia della

letteraturaletteratura italiana van De Sanctis".

Pag.. 121:

"Vincenzoo Gioberti schreef zeer schone woorden over de algemene kwaliteiten van zijn poëziee [...] . Maar dat alles is nog geen Leopardi-kritiek".

Pag.. 122:

"Wiee het Primato leest, het meest uitgewerkte van zijn geschriften, zal zien hoeveel studie hijj gemaakt heeft van de schrijvers van de veertiende eeuw, met wat voor kunst hij de Italiaansee taal hanteert en nieuwe woorden weet te vormen overeenkomstig de aard van diee taal".

Dee Sanctis is van oordeel dat "het oneindig vele materiaal van Gioberti niet levend zal blijven,, omdat het voor hem geen serieuze cultuur vormt".

Noott 73:

"Neemm nu Gioberti eens. Wat mist deze man, en wat kan men ook onder al zijn welsprekendheidd waarnemen? Hij wordt afgeleid als hij schrijft, en hij leidt ons af wanneerwijhemm lezen. Hij neemt het creatieve werk van zijn geest niet serieus [...] . Het ontbreektt hem aan serieusheid en de bemiddelende idee. Deze brengt niet slechts zichzelf alss gedachte voort, maar ook als woord; u ziet hem dan als beeld, artistieke uitdrukking".

Noott 74:

"Ongetwijfeldd zullen de gevangenis en de ballingschap, en in het algemeen de les van de Italiaansee geschiedenis in de jaren na 1848 het giobertismo van De Sanctis verzwakken".

Pag.. 122:

"Eenn literatuurgeschiedenis vooronderstelt een geschiedenis van de kunst in het algemeen, eenn exacte geschiedenis van het nationale leven, gedachten, opinies, passies, leefwijzen, karakters,, tendensen; een geschiedenis van de taal en van haar vormen; een geschiedenis

(23)

vann de kritiek, en partiële werken over de verschillende tijdperken of over de verschillende schrijvers". .

Noott 76:

Eenn literatuurgeschiedenis is "als de epiloog, de laatste synthese van een geweldige studie, doorr een hele generatie, van de afzonderlijke onderdelen. Tiraboschi, Andres, Ginguené zijnn syntheses uit het verleden".

Noott 77:

"Hett werk van heden is niet de [hele] geschiedenis, maar het is de monografie, wat de Fransenn een 'studie' noemen".

Pag.. 124:

"Daarr voel je de tragedie van dit Italiaanse verval. Daar zong de poëzie, voordat zij stierf, haarr rouwklacht".

Pag.. 125:

"Dee literatuur sterft van uitputting, vanwege tekort aan bloed en innerlijke warmte, en nadatt zij een klinkend woord geworden is transformeert zij zich tot muziek en zang".- "De literatuurr stierf en de muziek werd geboren".

Noott 84:

'Tasso,, Guarini, Marino zijn melodramatische schrijvers. De zeventiende-eeuwse lyriek iss grotendeels melodramatisch. En die canzonettes, al dat kwijnen van Filli en Amarilli, iss een voorspel op Metastasio".

Pag.. 125:

Petrarcaa "brengt de expressie tot zo'n verfijning, dat de taal, de stijl, het vers, tot dan toe inn een staat van voortdurende en progressieve vorming, een vaste en definitieve vorm krijgen,, die het model is geworden voor de latere eeuwen".

"Dee bevalligheid, de gratie, de zachtheid van onze taal dankenwijaan hem, en aan hem dankenwijdee sierlijkheid, bekoorlijkheid, de zoetheid".

Noott 93:

"Vlakk naast de unieke Dante [...] , en aan niemand anders ondergeschikt vanwege de grootheidd van zijn vernuft, de verhevenheid en variëteit van zijn beelden, de rijkdom, de spontaneïteit,, de wonderbaarlijke gratie van zijn stijl en zijn poëzie, staat Ludovico Ariosto". .

(24)

Pag.. 126:

"Dee Furioso is dus tegelijkertijd de poëzie en de satire van de Middeleeuwen". Pag.. 126-127:

"Opp de lippen van Ariosto speelt een glimlach. [...] . Het is de meer familiaire, gewone, zorgelozee toon; en in die familiariteit, gewoonheid en zorgeloosheid bestaat nu juist de ironie". .

Pag.. 127:

Ikk zou de jongeren niet willen zeggen dat zij de moraal en de geschiedenis uit de Orlando

furiosofurioso moeten leren, of dat zij er lessen in vaderlandsliefde of schone kunsten moeten

gaann zoeken".

"Hett dichtwerk van Ariosto, zoals het is, is in hoge mate nationaal en menselijk, omdat hett met de onbewuste wijsheid van het genie datgene uitbeeldt, wat toen het meest intiem enn het meest verborgen was in het bewustzijn van Italië en van de mensheid".

Giobertii stelt dat "het gedicht eigenlijk geen object heeft waar het op gericht is, en daarom geenn epische eenheid heeft, behalve die welke voortvloeit uit het begrip ridderschap". "Hett leven der ridders mist een centrum genaamd plicht of wet die aan allen beveelt; het centrumm bestaat slechts in naam: iedereen verwijdert zich daarvan; het leven der ridders iss het leven van de verbeelding".

Noott 103:

"Velenn vragen: wat was het doel van Ariosto? Geen ander dan het uitbeelden en schilderenn van die wereld van de ridderschap".

Noott 105:

"Dee reële werkelijkheid van Machiavelli, het natuurlijke licht van Bruno, de experimentele methodee van Telesio, de vrijheid verzoend met de waarheid van Campanella vonden hun bevestigingg in de schone woorden van Galileo".

Uitt het gedrag van Borgia bleek dat "een oprecht en diep gevoel van eer niet een intiem onderdeell was van het nationale karakter".

Noott 109:

(25)

Noott 110:

"Eenn zeer persoonlijk accent, opgeweld uit een herleefde historiografische en esthetische intuïtie,, kleurt op onmiskenbare wijze de oordelen die soms identiek zijn, vanwege de overeenkomstt van de abstracte inhoud, aan de traditionele oordelen".

Noott 112:

Inn De Sanctis' Storia is "het leidende beginsel [...] de latere rehabilitatie van de materie, eenn geleidelijke toenadering tot de natuur en het reële".

Pag.. 129:

"Daarinn werd met groot gemak van welsprekendheid, met een groot apparaat aan eruditie, mett trotse en gezochte formules het primaat van de Italiaanse beschaving geproclameerd, welkee via de glorie van Rome in verbinding was gebracht met de Italisch-Pelasgische tradities,, en gebaseerd was op het pausdom dat de godsdienst in zijn zuivere vorm had hersteld,, het pausdom dat opnieuw verzoend was met de moderne ideeën, en dat streefde naarr de autocratie van het verstand en de verlossing van het volk".

Noott 115:

"Alss wij met 'eeuw' bedoelen een tijdperk dat tot ontwikkeling gekomen is en dat op zich volmaaktt is in al zijn gradaties, dan omvat de eerste eeuw het Duecento en het Trecento, waarvann het fundamentele boek de Commedia is, en de tweede eeuw begint met Boccaccioo en vindt zijn vervolmaking, zijn synthese, in het Cinquecento. Petrarca vormt dee overgang van de ene eeuw naar de andere".

Noott 116:

"Ikk bedoel met 'eeuw' niet de gewone meting van de tijd, maar die grote etappes van de mensheidd waarin nieuwe principes verschijnen en het aanschijn der aarde zich vernieuwt".

Noott 117:

"Niccoloo Machiavelli is voor alles het heldere en serieuze bewustzijn van heel die bewegingg die zich uitstrekt tot aan de tweede helft van de zestiende eeuw".

Noott 118:

"Hett is de negatie van de Middeleeuwen, en tegelijkertijd negatie van de Renaissance. De goddelijkee contemplatie voldoet hem even weinig als de artistieke contemplatie".

Noott 121:

"Dee patriottische canzoni leken ons wonderen van genie, wij voegden er onze eigen uitleg aann toe".

(26)

Noott 122:

Dee Sanctis had zijn kritiek geuit met de woorden: "De ware Leopardi was te vinden in de anderee canzonf\

Noott 126:

"Uitt deze vermenging van elementen zou zijn hoofdwerk voortkomen, de Promessi Sposi, datt wil zeggen, deze episch-lyrische wereld van hem die neergelaten is in heel de variëteit enn rijkdom van het leven".

Noott 128:

"Dee Italiaanse eenheid is een utopie".- "Ik bedoel met 'utopie1 de volmaakte realisering vann een idee".

Noott 131:

"Inn de school van Monti is er een klankrijkdom die tot dreun wordt [...] ".- Niet alleen heeftt Manzoni een morele inhoud hersteld, maar hij heeft het de werkelijkheid van een historischee inhoud willen geven".

Noott 140:

"Enn deze ontdekking van Dante was te danken aan de eerste loyale en edelmoedige romantischee school die zich in Lombardije ontwikkeld had (let wel: ik heb het hier niet overr dat belabberde romantische gedoe van vandaag)".

Pag.. 134:

"Enn wordt dan in al dat verval van ons het grote tableau van de eerste helft van de negentiendee eeuw niet voltooid door de grote gestalten van Alessandro Manzoni, van Carloo Botta, van Pietro Colletta, van Giacomo Leopardi, van Pietro Giordani, van G.B. Niccolini,, van Giuseppe Giusti, van Antonio Rosmini, van Terenzio Mamiani en van Vincenzoo Gioberti?"

Inn het Primato en in het Rinnovamento "stelde Gioberti het voorbeeld van de burgerlijke literatuurr in een andere school, en begroette hij Giordani en Leopardi als laatsten der Italianen". .

Noott 143:

"Ikk zou niet weten wat ik anders moet denken van de hedendaagse agonie van ons Italië dann dood en ondergang".

Noott 145:

"" [...] wanneer een volk zijn literatuur modelleert naar een buitenlands voorbeeld dat volstrektt niet past bij zijn natuur, dan is dat volk een ellendig verval nabij".

(27)

Pag.. 135:

"Enn zo is het met ons Italië waarin sinds 1815 zo'n verderfelijke furie van ultramontaanse eigenaardighedenn haar intocht deed, dat het belust op nieuwigheden het nationale karakter enn nationale modellen op zeer lafhartige wijze tot voorwerp van spot koos".

Noott 150:

"Enn niet zonder reden, in een werk waaraan voorspellende rijpheid geschonken werd door dee mislukte pogingen en de smartelijke teleurstellingen en de deugd om zijn ballingschap vrijwilligg te hernieuwen, riep tot deze literatuur(van de herleefde Italiaanse gedachte) zijn medeburgerss op de laatste der grote overledenen, Vincenzo Gioberti".

Noott 152:

"Wantt toen na Dante, met wie zij tot de grootste hoogte kwam, de literatuur van Italië steedss meer daalde en minder werd, verwijderde zij zich toch nog niet van het volk". Noott 154:

"UU moge de liefde voor dit allerheiligste vaderland bewegen en verheugen: en wat betreft onzee groten waarin het Italiaanse karakter zo'n duidelijk spoor stempelde: «nocturna versatee manu, versate diurna»".

Noott 155:

"Dee literatuur van de vernieuwing [...] vernieuwde een moderne kunst als vervanging van dee serviele kunst van het verval: maar zij had niet voldoende tijd om de natie herop te voedenn [...] . En toch moet men die nationale identiteit van de literatuur opnieuw verwerven". .

Pag.. 136-137:

"Enn onze literatuur was universeel zolang zij zichzelf nationaal en Italiaans hield". Pag.. 137:

Eenn tijdvak waarvan "het zegel nationaal is en de afdruk Toscaans". Noott 159:

"Toscaanss heb ik gezegd maar ik had moeten zeggen: Florentijns". Pag.. 137:

"Dee Italiaanse poëzie, laat ontstaan evenals de natie, heeft geen nationaal fundament: de

Commedia,Commedia, de Canzoniere, de Decameron zijn wat inhoud betreft eerder Europees,

(28)

Pagg 138:

"Wijj zoeken Italië in zijn letteren".

Carduccii stelt dat Boccaccio's "eclectische geest, objectief en zinnelijk, het best paste bij hethet karakter van het Italiaanse volk".

Noott 162:

"Daarom,, zoals in de zaken van religie en burgerschap de welfische stad in beweging werdd gezet door het moderne Rome, zo ontving deze van haar de taal, de letteren en de eerstee beginselen van de vernieuwde kunsten".

Pag.. 139:

Carduccii karakteriseert Ariosto als "in diepste wezen Italiaans in de harmonische volledigheidd van zijn vermogens", maar "wat onderwerp en karakters betreft is hij noch Italiaanss noch Frans".

Noott 165:

"Datt waren de morele condities en de geestelijke manifestaties van Italië in de zestiende eeuw,, en in die manifestaties zocht zij troost voor de genoemde condities [...] : en dit kwamm het meest opvallend tot uiting in de werken van Machiavelli en Ariosto".

Pag.. 139:

Datt Italië niet verlangde te "sterven", terwijl "het op de meest vurige wijze zijn vitaliteit toondee in zo vele en zo edele voortbrengselen van gedachte en kunst".

Pag.. 140:

Dee poëzie vervluchtigde steeds meer tot "kleuren en woorden en klanken die op vleiende wijzee het leven nabootsten, totdat de poëzie verdampte en tot muziek werd; de muziek, dee enige kunst die Italië nog restte na de zestiende eeuw, en zijn enige glorie voor te langee tijd daarna".

Noott 168:

"Maarr latenwijde ideeën en de vormen van de voorbije tijd bewaren, terwijlwijze hervormenn in overeenstemming met de huidige tijd: maar als het nodig is te vernieuwen, latenwijdann vernieuwen in harmonie met de aard van onze natie, d.w.z. in harmonie met hett karakter van voelen en denken, met de gewoontes en gebruiken die ons volk zich heeft eigenn gemaakt sinds de alleroudste tijden. Dus latenwijvernieuwen door te hernieuwen".

Noott 169:

"" [...] onze meest voortreffelijke moderne schrijvers, bedoel ik, wilden van de literaire vernieuwingg gebruik maken als een middel om de natie te herstellen".

(29)

Pag.. 140:

Datt neemt niet weg "dat de classicist Leopardi een meer diepgaand en meer innerlijk vernieuwerr en ontdekker was dan de romantici".

Pag.. 141:

Leopardii is "de meest waarachtige dichter van wat de Duitsers «Weltschmerz» noemen".

Pag.. 142:

"Nietteminn heb ook ik een ideaal: en dat is het ideaal om met de meest strenge historische methodee de literatuurgeschiedenis te verheffen tot het niveau van de nationale geschiedenis". .

Pag.. 143:

"Dee kritiek kent geen patriottisme".

"Datt moet de kritiek onderzoeken in de taal en in de stijl, in de begrippen en in de beelden,, in de gedachte waardoor een heel boek of een compositie bezield wordt".

Noott 182:

"Zijnn opvatting van literatuurgeschiedenis knoopt aan bij het model van het romantische denken,, bij bronnen van zowel romantische theoretici als geschiedschrijvers, [...] zonder hethet historisch of filosofisch fundament daarvan te peilen".

Pag.. 143:

Mattaliaa is van mening dat "de fundamentele theoretische vorming van Carducci schatplichtigg is aan de historische ideologie van Gioberti".

Pag.. 144:

"Maarr ik voorzag datwij op zand zouden bouwen als wijonze herrijzenis niet zouden baserenn op de spontaneïteit van het Italische genie, en wij niet de slechte gewoonte zouden aflerenn om onze buren blindelings te kopiëren".

Noott 189:

Dee literatuurgeschiedschrijving "sluit met De Sanctis de fase af van het originele onderzoek,, een onderzoek dat pas weer door Croce zal worden opgenomen".

Noott 196:

"Vann een zelfde soort gebrek aan begrip gaf hij blijk bij de behandeling van alle esthetischee problemen, om te beginnen al bij de definitie van het schone".

(30)

Noott 198:

"Enn ook in Gioberti zijn leerzaam, ofschoon panegyristisch, bepaalde oordelen over onze grotee schrijvers".

Noott 212:

"" [...] het fascisme is, behalve een systeem van regeren, óók en vóór alles een denksysteem". .

Pag.. 149:

"Enn zo is er geen filosofisch werk van Gioberti [...] waarin het nationale politieke probleemm van de Italianen niet wordt aangestipt; noch is er een werk van meer politiek karakterr [...] waarin de oplossing van de Italiaanse kwestie niet in verbinding wordt gebrachtt met die filosofie, waarvan Gioberti op alle manieren trachtte aan te geven en te bewijzenn dat zij van oorsprong en in wezen Italiaans was om historische redenen en om ideëlee redenen".

Pag.. 150:

"Dee mythe van de natie omvatte vanaf het allereerste begin alle aspecten van het fascisme: dee cultuur en de ideologie, de opvattingen over individu en massa's, de betrekkingen tussenn staat en maatschappij".

Pag.. 151:

Eenn terugkeer tot de drijfveren "waardoor de liberale antidemocratische stroming die begintt bij Gioberti bezield wordt".

Alss zij niet ondersteund wordt door "het overwicht van het intellect dat leidt tot die aristocratie". .

Noott 226:

"Dee manier om de woordvoering op een beschaafde manier te organiseren, wat betreft de politiekee zaken, bestaat in de vergaderingen van de besten; die kunnen twee vormen aannemen,, namelijk wetgevend en beslissend, of slechts raadgevend".

Pag.. 151:

"Dee democratie is de overmacht van het volk, en er zijn twee voornaamste factoren van hett volk, namelijk de massa en het intellect".

Pag.. 153:

Giobertii "streefde als niemand vóór hem naar realisering van de literatuurgeschiedenis waarr de romantici over droomden".

(31)

"Maarr Gioberti beschouwde de kunst ideologisch en niet psychologisch, en toen hij een wordingsgeschiedeniss op papier stelde van de kunst en de kunsten, beschouwde hij die puurr als onderwerp van geschiedenis en niet van kritiek".

Pag.. 154:

"Eenn feit is dat Gioberti in de eerste helft van de 19e eeuw een van de meest belangwekkendee critici was, omdat hij- afgezien van tekortkomingen en vooroordelen van diversee aard- tezelfdertijd als de late Foscolo en de jonge Mazzini, en vóórdat Francesco dee Sanctis opstond, het kunstwerk vaak beschouwde niet in het licht van kille ideologieën maarr psychologisch en esthetisch".

"Inn zijn literaire oordelen onthult hij zeer fijnzinnige kritische kwaliteiten, en een echt romantischh gevoel voor grote historische perspectieven; en uit het Primato kan men vrij eenvoudigg een reconstructie opstellen van een beknopte, maar niet zelden uiterst scherpzinnige,, geschiedenis van onze cultuur en onze poëzie door de eeuwen heen".

Noott 244:

"Enn ik kan me geen enkel onderwerp voorstellen dat geschikter is voor een nationaal en religieuss epopee".

Noott 245:

"Dee Divina Commedia is in wezen het dynamische beginsel vanwaar de geestelijke beschavingg van de christelijke naties in beweging werd gezet".

"" [...] en het beginsel niet slechts van de literatuur, maar van de beschaafde, geschreven enn nationale taal van Italië is het dichtwerk van Dante".

Noott 252:

Hett was Gioberti's bedoeling "de Italianen wakker te schudden, en een nationaal bewustzijnn te scheppen, gebaseerd op het fundament dat de historische omstandigheden(vorstendommenn en paus) hem boden".

Pag.. 159:

Err wordt op gewezen dat "zijn meest wijd verspreide roem de roem is van de dichter in dee volkstaal".

Dee Rime worden erkend als "het meest verheven en rijke monument van psychologische lyriekk in de universele literatuurgeschiedenis".

(32)

Pag.. 160:

Dee Decameron is eerder "een groot poëtisch werk, van serieuze toon, rijk aan verschillendee elementen, ook van tragische, elegische en pathetische aard".

Pag.. 161:

Gedoeldd wordt op De Sanctis' "aandrang om meer rekening te houden met de dingen dan mett de woorden".

Omdatt daarmee "een grote stroom van nieuw bloed binnendringt in het verzwakte organismee van onze literatuur".

Noott 260:

Nazionale-popolare:Nazionale-popolare: "Wat de fundamentele thema's van de cultuur van een natie uitdrukt

opp een manier die toegankelijk is voor heel het volk, teneinde een helder intellectueel beseff voort te brengen van de gelijkstelling tussen natie en volk, welke instinctief, zij het inn het verborgen, in het collectieve bewustzijn gepostuleerd wordt, en dat bewustzijn te latenn bovenkomen met het oog op een historische verwerkelijking van zo'n identiteit". Pag.. 162:

Giobertii "heeft, zij het vagelijk, het Jakobijnse concept van het «popolare-nazionale», van dee politieke hegemonie, dat wil zeggen van de alliantie tussen burgers-intellectuelen [geest]] en het volk; aldus in de economie [...] en in de literatuur (cultuur), waarin de ideeënn duidelijker en concreter zijn, omdat er op dit terrein minder compromissen hoeven geslotenn te worden".

"Voorr het concept nationaal-volkse literatuur moet men Gioberti bestuderen en zijn gematigdd romantische instelling"

Pag.. 163:

"Dee tradities zijn kosmopolitisch. Dat de politieke beweging zou reageren op de tradities enn leiden tot een intellectuelen-nationalisme, dat is te verklaren, maar het gaat hier niet omm een organische reactie van het volk. Overigens, ook in het Risorgimento trachten Mazzinii en Gioberti de nationale beweging te enten op de kosmopolitische traditie, en de mythee te scheppen van een missie van Italië, herboren in een nieuwe Europese en mondialee Kosmopolis".

Noott 263:

"Dee «missie» van het Italiaanse volk ligt in de herneming van het Romeinse en middeleeuwsee kosmopolitisme, maar in zijn meest moderne en geavanceerde vorm [...] . Daaromm juist moet het Italiaanse volk zich invoegen in het moderne strijdfront om ook de

(33)

niet-Italiaansee wereld te reorganiseren, die het heeft helpen scheppen door zijn arbeid enz.". .

Pag.. 164:

"Dee jonge Gioberti bezat een scherpzinnigheid van kritisch oordeel, een esthetische gevoeligheidd en een aandacht voor de poëtische verschijnselen van de taal, een onafhankelijkheidd en originaliteit in de interpretatie, die slechts door de De Sanctis van enkelee decennia later overtroffen zullen worden".

Pag.. 165:

Dee Chiose zijn "een geniale uitzaaiing van begrippen en sensaties van eenvoudige lectuur". .

Noott 276:

"Alss Dante niets geweten had van de scholastiek of van het Latijn, zou hij een groter dichterr geworden zijn".

Noott 286:

"Hett dialectische midden dat het spreken met het denken verbindt is de stijl, die aan beide deelheeft". .

Noott 288:

Overr het begrip "zuiverheid" zegt Gioberti "dat zij niet zozeer bestaat in de woorden en dee zinnen, als in hun verbinding, in de syntactische structuur, in de totale kleur van de stijl,, en dat zij al deze onderdelen conformeert aan het nationale en eigen karakter van de taal". .

Pag.. 170:

Dante,, die "alle vormen van stijl en verbeelding meesterlijk bespeelt, waarbij hij de feestelijkheidd van het komische afwisselt met de tragiek van de ontzetting".

Noott 289:

"Welkee kunstenaar van fijnzinniger stijl, afwisselender, krachtiger?"

Pag.. 170:

"Alleenn wat ver weg is en de zintuiglijke wereld overstijgt kan ons meeslepen en behagen, aangezienn het vage en onbepaalde dat daarmee samengaat een idee geeft van het oneindige". .

(34)

Noott 291:

Giobertii "kan met goed recht beschouwd worden als de bron van veel stellingnames van Gramsci". .

Noott 292:

Timpanaroo stelt dat "een serieuze discussie over een dergelijke interpretatie zich niet op Giobertii moet richten maar op De Sanctis, die in Asor Rosa's boek praktisch afwezig is".

Verderr ziet Timpanaro in Asor Rosa's opvattingen een "summiere liquidatie van Gramsci's interpretatiee van het Risorgimentó".

Pag.. 171:

Gramscii heeft gewezen op de "zwaar populistische lading die verborgen is in de standpuntenn van De Sanctis, zowel op het politieke vlak, als vooral op het artistieke en literairee vlak".

Noott 294:

"Hett ambt van schrijver, dat heden ten dage zo verwaarloosd wordt, is niet alleen een particulieree en literaire taak, zoals velen denken, maar een publieke en veelzijdige functie". .

Pag.. 171:

"Naarr Gioberti zullen al diegenen kijken, tot aan Gramsci toe, die zich bewust het probleemm stellen van het scheppen van een hegemonie van politiek-culturele aard, die in staatt is te functioneren als samenhangend element voor een nieuwe groep van leiders van hett land".

Pag.. 172:

Dee literatuur is eeuwenlang beschouwd als "een van de meest belangrijke karaktertrekken diee bijdragen tot de vorming van de «Italiaanse nationale identiteit» in vergelijking met dee andere Europese en mondiale culturen".

Pag.. 173:

Dee klassieken uit deze periode "herkennen zichzelf duidelijk als behorende tot dezelfde culturelee context, tot dezelfde sfeer van formele en stilistische waarden, tot dezelfde cultus vann enkele fundamentele menselijke waarden".

(35)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (http s ://dare.uva.nl) UvA-DARE (Digital Academic Repository).. Disputing about taste: Practices

Schmutz (2010), ‘The evaluation of popular music in the United States, Germany and the Netherlands: A comparison of the use of high art and popular aesthetic criteria.’

The second part of each interview consisted of relatively more structured questions on concepts such as ‘high culture’ and ‘low culture’, in order to specifically study

Samengevat brengen veel Nederlanders – met name hoogopgeleiden – culturele hiërarchie in de praktijk door zich te onderscheiden van, en neer te kijken op, andermans smaak,

Jingshu suggestedd bringing a few leaders of the county to the airport and when Jishi Zheng turnedd around to check with Wenyao, the latter took the phone and said: "In that

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of

Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands.. You will

Conclusion 81 Chapterr 2 Individual and Institutional Ties: the Zheng Lineage in the.. Malayy Peninsula 85