• No results found

Voorbeeldtentamen wiskunde B 3 - antwoorden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voorbeeldtentamen wiskunde B 3 - antwoorden"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CENTRALE COMMISSIE VOORTENTAMEN WISKUNDE

Beknopte uitwerkingen Wiskunde B 19 december 2018

1a Er is een verticale raaklijn als π‘₯β€²(𝑑) = 0 en 𝑦′(𝑑) β‰  0.

π‘₯β€²(𝑑) = 0 ⇔ 8𝑑3βˆ’ 2𝑑 = 0 ⇔ 2𝑑(4𝑑2βˆ’ 1) = 0 ⇔ 𝑑 = 0 ∨ 𝑑 =1 2∨ 𝑑 = βˆ’ 1 2 𝑦′(𝑑) = 0 ⇔ 3𝑑2βˆ’ 3 = 0 ⇔ 𝑑2 = 1 ⇔ 𝑑 = Β±1 𝑑 = 0 β‡’ π‘₯ = 0; 𝑦 = 0 𝑑 =1 2 β‡’ π‘₯ = 2 16βˆ’ 1 4= βˆ’ 1 8; 𝑦 = 1 8βˆ’ 3 2= βˆ’ 11 8 𝑑 = βˆ’1 2 β‡’ π‘₯ = 2 16βˆ’ 1 4= βˆ’ 1 8; 𝑦 = βˆ’ 1 8+ 3 2= 11 8 1b π‘₯β€²(𝑑) = 8𝑑3βˆ’ 2𝑑 β‡’ π‘₯β€²(2) = 8 β‹… 8 βˆ’ 2 β‹… 2 = 60 𝑦′(𝑑) = 3𝑑2βˆ’ 3 β‡’ 𝑦′(2) = 3 β‹… 4 βˆ’ 3 = 9 𝑣 = √(π‘₯β€²(2))2+ (𝑦′(2))2= √602+ 92= √3681 1c 𝑦(𝑑) = 0 ⇔ 𝑑3βˆ’ 3𝑑 = 0 ⇔ 𝑑 = 0 ∨ 𝑑2 = 3 ⇔ 𝑑 = 0 ∨ 𝑑 = √3 ∨ 𝑑 = βˆ’βˆš3 In het snijpunt met de positieve x-as geldt 𝑑 = √3 ∨ 𝑑 = βˆ’βˆš3

𝑑 = √3 geeft snelheidsvector 𝑣⃗⃗⃗⃗ = (1 π‘₯β€²(√3) 𝑦′(√3)) = (22√36 ) 𝑑 = βˆ’βˆš3 geeft snelheidsvector 𝑣⃗⃗⃗⃗ = (2 π‘₯β€²(βˆ’βˆš3) 𝑦′(βˆ’βˆš3)) = (βˆ’22√36 ) cos(𝛼) = (𝑣⃗⃗⃗⃗ , 𝑣1 βƒ—βƒ—βƒ—βƒ— )2 |𝑣1| β‹… βŒˆπ‘£2βŒ‰= βˆ’484 β‹… 3 + 36 (√484 β‹… 3 + 36)2= βˆ’0,952 β‡’ 𝛼 = 162Β° De gezochte hoek is zodoende 180Β° βˆ’ 162Β° = 18Β°

1c Alternatief 𝑑 = √3 β‡’ d𝑦 dπ‘₯= 𝑦′(√3) π‘₯β€²(√3)= 3 β‹… 3 βˆ’ 3 8 β‹… 3√3 βˆ’ 2√3 = 6 22√3

De hoek die de stijgende tak met de positieve x-as maakt is tanβˆ’1( 6

22√3) = 8,9Β° De hoek tussen de twee takken van de baan is zodoende 2 Γ— 8,9Β° β‰ˆ 18Β°

(2)

2a Het middelpunt van 𝑐2 is het midden van BC, dat is het punt 𝑀(8,5) De straal van 𝑐2 is |𝑀𝐡| = 1 2|𝐡𝐢| = 6 (π‘₯ βˆ’ π‘Ž)2+ (𝑦 βˆ’ 𝑏)2 = π‘Ÿ2 met π‘Ž = 8, 𝑏 = 5, π‘Ÿ = 6 geeft (π‘₯ βˆ’ 8)2+ (𝑦 βˆ’ 5)2= 36 2a Alternatief De straal van 𝑐2 is π‘Ÿ = 1 2|𝐡𝐢| = 6

Invullen van de coΓΆrdinaten van B en C in de vergelijking (π‘₯ βˆ’ π‘Ž)2+ (𝑦 βˆ’ 𝑏)2= 36 geeft een stelsel van twee vergelijkingen met oplossing π‘Ž = 8 en 𝑏 = 5.

2b

De vergelijking van 𝑐1 kan worden geschreven als π‘₯2+ (𝑦 + 1)2= 16

𝑐1 is dus de cirkel met middelpunt 𝑁(0, βˆ’1) en straal π‘Ÿ1= 4

𝑐2 is de cirkel met middelpunt 𝑀(8,5) en straal π‘Ÿ2= 6

|𝑀𝑁| = √82+ 62= 10 = 4 + 6 = π‘Ÿ 1+ π‘Ÿ2

De cirkels raken elkaar dus in punt S

2b Alternatief 1

Stel een vectorvoorstelling of een vergelijking op voor de lijn door M en N. Bereken de snijpunten met 𝑐1.

Laat zien dat het snijpunt 𝑆(3,2 , 1,4) ook op 𝑐2 ligt. 2b Alternatief 2 { π‘₯ 2+ 𝑦2+ 2𝑦 βˆ’ 15 = 0 (π‘₯ βˆ’ 8)2+ (𝑦 βˆ’ 5)2= 36⇔ { π‘₯2+ 𝑦2+ 2𝑦 βˆ’ 15 = 0 π‘₯2βˆ’ 16π‘₯ + 64 + 𝑦2βˆ’ 10𝑦 + 25 = 36⇔ { π‘₯ 2+ 𝑦2+ 2𝑦 βˆ’ 15 = 0 π‘₯2βˆ’ 16π‘₯ + 𝑦2βˆ’ 10𝑦 + 53 = 0⇔ { π‘₯2+ 𝑦2+ 2𝑦 βˆ’ 15 = 0 16π‘₯ + 12𝑦 βˆ’ 68 = 0 ⇔ { π‘₯2+ 𝑦2+ 2𝑦 βˆ’ 15 = 0 π‘₯ = βˆ’3 4𝑦 + 17 4

Substitutie van de tweede vergelijking in de eerste geeft:

9 16𝑦 2βˆ’102 16 𝑦 + 289 16 + 𝑦 2+ 2𝑦 βˆ’ 15 = 0 ⇔25 16𝑦 2βˆ’70 16𝑦 + 49 16= 0 ⇔ 𝑦 = 7 5,

(3)

2c De vergelijking van 𝑐1 kan worden geschreven als π‘₯2+ (𝑦 + 1)2= 16

𝑐1 is dus de cirkel met middelpunt 𝑁(0, βˆ’1) en straal 4

De afstand tussen de raaklijnen uit punt A en middelpunt 𝑁(0, βˆ’1) is zodoende 4. Deze raaklijnen hebben een vergelijking van de vorm 𝑦 = π‘Žπ‘₯ + 5 ⇔ π‘Žπ‘₯ βˆ’ 𝑦 = βˆ’5 De afstand tussen een punt (π‘₯0, 𝑦0) en een lijn met vergelijking π‘Žπ‘₯ + 𝑏𝑦 = 𝑐 wordt

gegeven door |π‘Žπ‘₯0+𝑏𝑦0βˆ’π‘|

βˆšπ‘Ž2+𝑏2 . Dit moet gelijk zijn aan 4.

Invullen van 𝑏 = βˆ’1, 𝑐 = βˆ’5, π‘₯0= 0 en 𝑦0 = βˆ’1 geeft dan

|0 + (βˆ’1) β‹… (βˆ’1) + 5| βˆšπ‘Ž2+ 1 = 4 ⇔ βˆšπ‘Ž 2+ 1 =6 4= 3 2⇔ π‘Ž 2+ 1 =9 4⇔ π‘Ž 2=5 4⇔ π‘Ž = Β± 1 2√5 De raaklijnen zijn 𝑦 =1 2√5 β‹… π‘₯ + 5 en 𝑦 = βˆ’ 1 2√5 β‹… π‘₯ + 5 2c Alternatief 1

Een rechte lijn door 𝐴(0,5) heeft vergelijking 𝑦 = π‘Žπ‘₯ + 5. Dit is een raaklijn aan 𝑐1 als

het stelsel {π‘₯2+ 𝑦2+ 2𝑦 βˆ’ 15 = 0

𝑦 = π‘Žπ‘₯ + 5 precies één oplossing heeft. π‘₯2+ (π‘Žπ‘₯ + 5)2+ 2(π‘Žπ‘₯ + 5) βˆ’ 15 = 0 ⇔ (1 + π‘Ž2)π‘₯2+ 12π‘Žπ‘₯ + 20 = 0 𝐷 = (12π‘Ž)2βˆ’ 4 β‹… (1 + π‘Ž2) β‹… 20 = 64π‘Ž2βˆ’ 80 𝐷 = 0 ⇔ π‘Ž2=80 64= 5 4⇔ π‘Ž = Β± 1 2√5 De raaklijnen zijn 𝑦 =1 2√5 β‹… π‘₯ + 5 en 𝑦 = βˆ’ 1 2√5 β‹… π‘₯ + 5 2c Alternatief 2 βˆ π‘π‘ƒπ΄ = 90°’, |𝐴𝑁| = 6, |𝑃𝑁| = 4 β‡’ |𝐴𝑃| = √62βˆ’ 42= √20 tan(βˆ π‘ƒπ΄π‘) = 4 √20; tan(βˆ π‘‚π‘…π΄) = 1 tan(βˆ π‘ƒπ΄π‘)= √20 4 = 1 2√5

Dus de vergelijking van de lijn door A en P is 𝑦 =1

2√5 β‹… π‘₯ + 5

De vergelijking van de lijn door A en Q is 𝑦 = βˆ’1

(4)

3a 𝑓 heeft een verticale asymptoot als de noemer 0 is en de teller niet. (2π‘₯ + 1)(π‘₯2βˆ’ 4) = 0 ⇔ 2π‘₯ = βˆ’1 ∨ π‘₯2= 4 ⇔ π‘₯ = βˆ’1 2∨ π‘₯ = Β±2 3π‘₯2βˆ’ 6π‘₯ = 0 ⇔ 3π‘₯(π‘₯ βˆ’ 2) = 0 ⇔ π‘₯ = 0 ∨ π‘₯ = 2 Verticale asymptoten: π‘₯ = βˆ’1 2, π‘₯ = βˆ’2 𝑓(π‘₯) = 3π‘₯ 2βˆ’ 6π‘₯ 2π‘₯3+ π‘₯2βˆ’ 8π‘₯ βˆ’ 4= 3 π‘₯ βˆ’ 6 π‘₯2 2 +1π‘₯ βˆ’π‘₯82βˆ’π‘₯43 β†’ 0 βˆ’ 0 2 + 0 βˆ’ 0 βˆ’ 0= 0 (π‘₯ β†’ ±∞) Horizontale asymptoot: π‘₯ = 0 3b Voor π‘₯ β‰  2 geldt: 𝑓(π‘₯) = 3π‘₯ 2βˆ’ 6π‘₯ (2π‘₯ + 1)(π‘₯2βˆ’ 4)= 3π‘₯(π‘₯ βˆ’ 2) (2π‘₯ + 1)(π‘₯ + 2)(π‘₯ βˆ’ 2)= 3π‘₯ (2π‘₯ + 1)(π‘₯ + 2) 𝑔(π‘₯) = 2(2π‘₯ + 1) (π‘₯ + 2)(2π‘₯ + 1)βˆ’ π‘₯ + 2 (2π‘₯ + 1)(π‘₯ + 2)= 2(2π‘₯ + 1) βˆ’ (π‘₯ + 2) (π‘₯ + 2)(2π‘₯ + 1) = 4π‘₯ + 2 βˆ’ π‘₯ βˆ’ 2 (π‘₯ + 2)(2π‘₯ + 1) 3c 𝑔′(π‘₯) = βˆ’ 2 (π‘₯ + 2)2+ 2 (2π‘₯ + 1)2 𝑔′(π‘₯) = 0 ⇔ (π‘₯ + 2)2= (2π‘₯ + 1)2⇔ π‘₯2+ 4π‘₯ + 4 = 4π‘₯2+ 4π‘₯ + 1 ⇔ βˆ’3π‘₯2+ 3 = 0 ⇔ π‘₯ = Β±1 Maximum op interval 0 ≀ π‘₯ ≀ 3: 𝑔(1) =2 3βˆ’ 1 3= 1 3 β„Žβ€²(π‘₯) =1 3e 1βˆ’π‘₯βˆ’1 3π‘₯e 1βˆ’π‘₯; β„Žβ€²(π‘₯) = 0 ⇔ (1 βˆ’ π‘₯)e1βˆ’π‘₯= 0 ⇔ π‘₯ = 1 Maximum op interval 0 ≀ π‘₯ ≀ 3: β„Ž(1) =1 3β‹… 1 β‹… e 0=1 3 3d ∫ 𝑔(π‘₯) 2 0 dπ‘₯ = [2 ln(π‘₯ + 2) βˆ’1 2ln(2π‘₯ + 1)]0 2 = 2 ln(4) βˆ’1 2ln(5) βˆ’ 2 ln(2) + 1 2ln(1) = 2 ln(4) βˆ’ ln(22) βˆ’1 2ln(5) + 1 2β‹… 0 = ln(4) βˆ’ ln(√5) = ln ( 4 √5) Andere vereenvoudigingen mogelijk, zoals 1

2ln ( 16

(5)

4a 𝑔𝑝′(π‘₯) = βˆ’2𝑝e𝑝π‘₯ β‡’ 𝑔𝑝′(0) = βˆ’2𝑝; β„Žβ€²(π‘₯) = 2eπ‘₯β‡’ β„Žβ€²(0) = 2 𝑔𝑝′(0) β‹… β„Žβ€²(0) = βˆ’1 ⇔ βˆ’2𝑝 β‹… 2 = βˆ’1 ⇔ 𝑝 = 1 4 4b 𝑔𝑝(ln(2)) = 4 βˆ’ 2e𝑝 ln(2)= 4 βˆ’ 2(eln(2)) 𝑝 = 4 βˆ’ 2 β‹… 2𝑝 𝑔1(ln(2)) = 4 βˆ’ 2 β‹… eln(2)= 4 βˆ’ 2 β‹… 2 = 0 𝑔𝑝(ln(2)) βˆ’ 𝑔1(ln(2)) = 8 ⇔ 4 βˆ’ 2 β‹… 2π‘βˆ’ 0 = 8 ⇔ 2𝑝= βˆ’2

Dit heeft geen oplossing.

𝑔1(ln(2)) βˆ’ 𝑔𝑝(ln(2)) = 8 ⇔ 0 βˆ’ 4 + 2 β‹… 2𝑝= 8 ⇔ 2𝑝= 6 ⇔ 𝑝 = log(6)2

4c Voor π‘₯ > 0 geldt 𝑔1(π‘₯) > 𝑔2(π‘₯), dus te berekenen:

∫ 𝑔1(π‘₯) βˆ’ 𝑔2(π‘₯) dπ‘₯ π‘ž 0 = ∫ 4 βˆ’ 2eπ‘₯βˆ’ (4 βˆ’ 2e2π‘₯) π‘ž 0 dπ‘₯ = ∫ 2e2π‘₯βˆ’ 2eπ‘₯ π‘ž 0 dπ‘₯ = [e2π‘₯βˆ’ 2eπ‘₯]0π‘ž = e2π‘žβˆ’ 2eπ‘žβˆ’ 1 + 2 4d e2π‘žβˆ’ 2eπ‘ž+ 1 = 4 ⇔ (eπ‘ž)2βˆ’ 2eπ‘žβˆ’ 3 = 0 ⇔ (eπ‘ž+ 1)(eπ‘žβˆ’ 3) = 0 ⇔ eπ‘ž = βˆ’1 ∨ eπ‘ž = 3

eπ‘ž = βˆ’1 heeft geen oplossing; eπ‘ž = 3 ⇔ π‘ž = ln (3)

5a 𝑓(π‘₯) = βˆ’1 ⇔ sin (2π‘₯ βˆ’1 3πœ‹) = βˆ’ 1 2⇔ sin (2π‘₯ βˆ’ 1 3πœ‹) = sin (βˆ’ 1 6πœ‹) Dit geeft 2π‘₯ βˆ’13πœ‹ = βˆ’16πœ‹ + π‘˜ β‹… 2πœ‹ ⇔ 2π‘₯ =16πœ‹ + π‘˜ β‹… 2πœ‹ ⇔ π‘₯ =121 πœ‹ + π‘˜ β‹… πœ‹ of 2π‘₯ βˆ’1 3πœ‹ = 1 1 6πœ‹ + π‘˜ β‹… 2πœ‹ ⇔ 2π‘₯ = 1 1 2πœ‹ + π‘˜ β‹… 2πœ‹ ⇔ π‘₯ = 3 4πœ‹ + π‘˜ β‹… πœ‹ Oplossingen met 0 ≀ π‘₯ ≀ 2πœ‹: 1 12πœ‹, 3 4πœ‹, 1 1 12πœ‹ en 1 3 4πœ‹ 5b 𝑓′(π‘₯) = 4 cos (2π‘₯ βˆ’1 3πœ‹) β‡’ 𝑓 β€²(1 6πœ‹) = 4 cos(0) = 4 Raaklijn 𝑦 = 4 (π‘₯ βˆ’1 6πœ‹) ⇔ 𝑦 = 4π‘₯ βˆ’ 2

3πœ‹, dus B is het punt (0, βˆ’ 2 3πœ‹) Oppervlakte Δ𝑂𝐴𝐡 =12β‹… |𝑂𝐴| β‹… |𝑂𝐡| =12β‹…61πœ‹ β‹…23πœ‹ =181 πœ‹2 5c 𝐿(π‘ž) = 𝑔(π‘ž) βˆ’ 𝑓(π‘ž) = 4 βˆ’ 2 sin(2π‘ž) βˆ’ 2 sin (2π‘ž βˆ’1 3πœ‹) 𝐿′(π‘ž) = βˆ’4 cos(2π‘ž) βˆ’ 4 cos (2π‘ž βˆ’1 3πœ‹) 𝐿′(π‘ž) = 0 ⇔ cos(2π‘ž) = βˆ’ cos (2π‘ž βˆ’1 3πœ‹) ⇔ cos(2π‘ž) = cos (2π‘ž βˆ’ 1 3πœ‹ + πœ‹)

Dit geeft als enige mogelijkheid: 2π‘ž = βˆ’ (2π‘ž +2 3πœ‹) + π‘˜ β‹… 2πœ‹ ⇔ 4π‘ž = βˆ’ 2 3πœ‹ + π‘˜ β‹… 2πœ‹ ⇔ π‘ž = βˆ’ 1 6πœ‹ + π‘˜ β‹… 1 2πœ‹ 𝐿 (βˆ’1 6πœ‹) = 4 βˆ’ 2 sin (βˆ’ 1 3πœ‹) βˆ’ 2 sin (βˆ’ 2 3πœ‹) = 4 + √3 + √3 = 4 + 2√3; 𝐿 (1 3πœ‹) = 4 βˆ’ 2 sin ( 2 3πœ‹) βˆ’ 2 sin ( 1 3πœ‹) = 4 βˆ’ √3 βˆ’ √3 = 4 βˆ’ 2√3

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De coΓΆrdinaten van A en B kunnen ook gevonden worden met de stelling van Pythagoras in de driehoeken APC en BPC, waarin ( ) de projectie van M op de x-as is.. Het middelpunt Q

5pt a Bepaal met een exacte berekening de waarde(n) van waarvoor geldt dat deze parabool en de grafiek van elkaar raken in het punt (2,0).. In de figuur hieronder ziet u

, dus onze vriend Thales zegt dat het middelpunt van de cirkel door B, C en P het midden is van de schuine zijde PC van driehoek BPC..

3a

Zonder redenering of berekening worden aan het antwoord meestal geen punten toegekend.. Schrijf leesbaar en

Uitwerkingen Voortentamen Wiskunde B 19 april 2019 Β©CCVW 2b De lijn

V is het vlakdeel dat wordt ingesloten door de grafiek van , de x-as en de y-as. S is het omwentelingslichaam dat ontstaat als V wordt gewenteld rond

De baan van punt P wordt, zoals aangegeven in de figuur hiernaast, ingesloten door een rechthoek. In deze figuur kunt u zien dat de baan van P deze rechthoek in vijf punten