• No results found

Invloed van RWZI's op waterkwaliteit van ijsse, grote en kleine gete

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Invloed van RWZI's op waterkwaliteit van ijsse, grote en kleine gete"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

,1i-Invloed

van

RWZI's

op

waterkwaliteit

van

lJsse,

Grote

en

Kleine

Gete

§ndanks

de

ruime aandacht

die de

laatste

jaren uitgaat

naar

de

toestand

van

het leefmilieu,

zullen economische

activiteiten

steeds

gepaard

blijven met een

zekere rnilieubelasting. De Visfauna

in

Vlaanderen

heeÍt

enorm

te

lijden

gehad

onder de degradatie

van

de chemische en fysische

kwaliteit

van

de

riviersystemen. Rivieren

zijn

rechtgetrokken

en

aívalwater

werd

ongezuiverd

geloosd.

Gedurende

het afgelopen

decennium

zijn meer en meer

RWZI's

gebouwd en

is

de waterkwaliteit over het

algemeen

verbeterd

(Maeckelberghe et al., 2000), Vlaarnse RWZI's hebben een hoog

ren-dement,

doch het effluent zal nooit volledig zuiver zijn

(Anon.

2001). Deze

restvervuiling bevat

vaak

niet

afbreekbare

stoffen,

die

het volledig

herstel van de

visgemeenschap

kunnen

belemmeren.

Alhoewel, de zuivering

niet alle

negatieve invloeden

op het

eco-systeem

elimineert,

zien

we

toch

een

herstel van

de

vispopulaties

(Breine et al.,

2001;Belpaire

et al., 2000). Ook in de bekkens van de

ljsse. de

Grote

en

de

Kleine Gete

werden grote

inspanningen

gele-verd om het afvalwater

te

zuiveren.

ln

dit

verslag

wordt,

aan

de

hand

van literatuurgegevens,

kort

de evolutie van

de

waterkwali-teit

en

de

visbestanden

besproken

waarna

de

invloed

van

RWZI-eÍíluenten op

de visgemeenschap d.m.v. de visindex rneer

in detail

worden

besproken.

tf,u

olu t

ie

kwaliteit

standen

de

Getes

van

de

water-en de

visbe-op de

lJsse

en

De

lJsse

De

biologische

kwaliteit

(Belgisch Biotische

lndex, BBI) van de ljsse evalueerde van een mati-ge kwaliteit in 1989 tot een goede kwaliteit in 2000 en 2001, gedurende de jaren '95 en '96 scoorden enkele meetpunten echter slecht tot

zeer slecht (VlV I\4 data ban k oppervlaktewater). De achteruitgang gedurende deze twee opeen-volgende jaren werd veroorzaakt door een uit-breiding van het rioleringsnetwerk waarna de bouw van een collector en het in werking stel-len van de RWZI

te

Huldenberg leide

tot

een

duidelijke verbetering

van

de

waterkwaliteit

(Aquafin, 1999).

ln

1993

werden

door

het

Instituut

voor Bosbouw en Wildbeheer (lBW)

visbestandsop-namen uitgevoerd

op

de

lJsse. Toen

kon

op slechts vijf van de negen bemonsterde locaties vis aangetroffen worden. De soortendiversiteit beperkte zich

tot

de aanwezigheid van paling, blankvoorn, rietvoorn, riviergrondel

en

baars. De afgelopen jaren is het visbestand er zowel qua soortendiversrteit als densiteit heel wat op vooruitgegaan (tabel 1). ln 2000 werden er op de ljsse zelfs 19 soorten aangetroffen. De

afge-lopen jaren

werd

regelmatig riviergrondel, beekforel, blankvoorn en paling uitgezet (Van Thuyne et al., 1 999).

De

Grote

Gete

De biologische kwaliteit van de Grote Gete is

de afgelopen tien jaren verbeterd. Tot 1994

werd

in

Tienen

een zeer

slechte kwaliteit opgemeten, waarna deze verbeterde

tot

een

matige kwaliteit.

Te

Hoegaarden

werd

er gedurende deze periode steeds een matige

kwaliteit opgemeten.

Uit de afvissingen

van

1992 (lBW) vielen de

DIRK ERCKEN

JAN BREINE ILSE SIII/IOENS

(3)

lJsse Kleine Gete

1992

2000 Grote Gete

1991

2000 Baars Beekforel Bermpje Bittervoorn Blankvoorn

Bla uwbandg rondel Brasem Breedkopelrits Driedoorni ge stekelbaars E I rits Giebel Goudvis Karper Kopvoorn Paling Pos Regenboogforel Rietvoorn Riviergrondel Serpeling Snoek Tiendoornige stekelbaars Winde Zeelt Zonnebaars

ïotaal

aantal

soorten

belangrijke populaties

van het

bermpje en

baars

in

de

Grote Gete

op.

Stroomafwaarts Tienen waren de Grote Gete en vervolgens de Gete visloos. Dit is te wijten aan de bijzonder slechte waterkwaliteit ten gevolge van indus-triële en huishoudelijke lozingen (De Charleroy & Beyens, 1999). De verbetering in

waterkwa-liteit

uit

zich duidelijk

in

een stijging van het

aantal vissoorten, in 2000 werden op de Grote

Gete

12

soorten aangetroffen

(tabel

1). Stroomafwaarts Tienen werden echter slechts

twee

soorten

aangetroffen (Breine

et

al., 2001). Het voorkomen van de beekforel wordt

hier in stand gehouden door uitzettingen.

I

-I

I

I

n

-T

n

:

I

T

6 17 6 12

De

Kleine Gete

De biotische index voor de Kleine Gete bleef

het

afgelopen decennium constant

op

een

matige kwaliteit. Op de kleine Gete werden in 1992, net als op de Grote Gete, 6 verschillen-de vissoorten gevonverschillen-den. Ook hier wordt

jaar-lijks

Beekforel

uitgezet (De

C

harleroy

& Beyens,

1998). Het aantal

vissoorten

is

in

2000

opgelopen

tot

maar

liefst

17 soorten (Breine et al., 2001)(tabel 1).

Materiaal

en

methode

Vier

RWZI's geïmplanteerd

op

de ljsse

en

de

Getes werden

in

2000 bemonsterd

door

middel

van

elec-trovisserij. De bemonsterde rivieren

behoren

tot

de

barbeelzone

waar-voor reeds eerder een visindex werd

ontworpen

(Belpaire

et

al.,

2000)

(tabel 2). Voor

elk

RWZI werden er

drie 100m stroken bemonsterd, één

500m stroomopwaarts

het

lozings-punt,

één

ter

hoogte

van

het

lozingspunt en één 500m

stroomaf-waarts

het

lozingspunt. Vismigratie

tussen deze drie locaties was steeds

mogelijk en er waren geen

tussen-liggende

lozingspunten.

Op

deze

n

{;okale

invloed

van

RWZI-effluenten

op

de

biotische

integriteit

1992

I

T

T

2000

T

I

I

T

I

I

I

-I

I

:

r

T

:

n

I

I

T

r

19

I

I

-I

I

I

I

:

I

n

r

5 Tabel 1: Evolutie aantal vissoorten op de ljsse, de Kleine en de Grote Gefe. l5 10 20 o Ë o o a .!l a (l (!

B

1992/1993

I

2000 5 0

Ijsso

Groto

Goto

KlEino Geto

Figuur

l:

Evolutie aantal vissoorton voor do Ijsso

on de Gotos

(4)

Score

Totaal aantal soorten Stroombreedte (<3m) Stroombreedte (6-6.4m) Stroombreedte (6. 5-8.9m)

Stroombreedte (>9m) Gemiddelde tolerantiescore Gemiddelde typische soorten Type soorten*

% driedoornige stekelbaars

%

bermpje

7o kopvoorn**

Totale biomassa (kglha)

Gewichts% exoten Trof ische samenstelling *

7o omnivoren % invertivoren

%

Piscivoren >5 >7 >9 >12 >2.4 >3.1 >4.5 <3 >11 >20 (+recr.) 250-349 <1 5-4.3 <1 >45 3-5 >85 4 4 6 9-8 11-9 2.39-2 3.09-2.8 4.49-3.5 3-4.9 10.9-9 20-5 (+recr.) 350-449 100-249 1 -3 .99 4.29-3.5 84.9-70 3 5-4 7-6 8-6 1.99-1.6 2.79-2.5 3.49-2.5 5-6.9 8.9-7 <5 (+recr). 450-549 60-99 4-6.99 3.49-2.5 1-5 45-20 2.9-1 5.1 -7 69.9-s5 2 3-2 5-4 5-4 1.59-1.2 2.49-2.2 2.49-1.5 7-8.9 6.9-5 >25 (-recr.) 550-649 20-59 7-9.99 2.49-1.7 <1 <1 <3 <3 <1.2 <2.2 <1.5 >9 <5 <25 (-recr.) >650 <20 >10 <1.7 >5 <20 <1 >7 <40 5 3 2 1 Natuurlijke recrutering (%)

locaties

werd er

tevens

een

habitat

index

berekend. Deze index bestond

uit

6 parame-ters waaraan een score

0,

1

of

2 werd toege-kend, al naargelang hun ontwikkeling (min 0, max 12) (tabel 3).

Visindex

ln

Vlaanderen

worden

momenteel

indices

voor de biotische integriteit gebruikt

om

de

ecologische kwaliteit van stromende en stil-staande wateren te evalueren (Belpaire et al., 2000; Breine et al., 2001). Deze visindices zijn

gedeeltelijk

gebaseerd

op

referenties

en

maken gebruik van variabelen,

die

verschil-lende aspecten van de kwaliteit van het

vis-bestand weergeven

en

gevoelig

zijn

voor

antropogene invloeden (tabel

2).

Voor elke

parameter zijn score criteria opgesteld (score tussen

I

en 5). Het ongewogen gemiddelde

van de scores is een maat voor de biotische

integriteit van

het

betreffende meetpunt en

wordt

in vijf

integriteitklassen

ingedeeld

gaande

van 1

(slecht)

tot

5

(uitstekend).

10

Resultaten

en

discussie

De door

ons

onderzochte locaties zijn allen gekenmerkt

door

een slechte

tot

matige

habitat

kwaliteit

(f

iguur

3).

Zowel

de

ljsse

als

de

Getes

zijn

grotendeels

rechtgetrok-ken,

hetgeen

leidt

tot

een

uniform habitat. Uit de

resul-taten

blijkt dat de

ljsse een

hoge

biotische

integriteit

54.9-40

bezit (tabel 4). De combinatie van een goede

biologische

kwaliteit

(BBl)

en

een

relatief

goede habitatkwaliteit (t.o.v. de Getes) weer-spiegelen zich hier duidelijk in de visgemeen-schap. De Grote Gete te Tienen daarentegen,

de

locatie

met

de

laagste habitatkwaliteit behaalt een visindexwaarderinng van slechts slecht

tot

onvoldoende. Ter hoogte

van

het lozingspunt wordt er zelfs geen vis

aangetrof-fen terwijl er

stroomopwaarts

en

stroomaf-waarts enkel blankvoorn en driedoornige ste-kelbaars worden gevangen. De Grote Gete te Hoegaarden en de Kleine Gete te Zoutleeuw scoren matig op de visindex, enkel t.h.v. het

lozingspunt

in

Hoegaarden

wordt hier

als

onvoldoende beoordeeld.

De Visindex is duidelijk in staat om de invloed

van

de

RWZI-effluenten

te

detecteren. Over

het

algemeen

zien

we

een daling

in

de

Visindexscore t.h.v. het lozingspunt waarna er stroomafwaarts een herstel optreedt (figuur 1). Deze daling in Visindexscore

wordt

voor-llse Huldenbcrg 610ta Geta Trcncn Grol.6et? HoeSaqÍdèn Kl.iac Gctc zoulltew

FiguuÍ 2: Ilsbitatscore gcnngschikt volgrns posititie ten op?ichtc vrn de RwzI (SO stÍoomopwraÍts, TIlv tcÍ hoo8te vrn en SA strcomrfvrrÍts)

8

6

Tabel 2a: De parameters en hun respectievelijke scores voor de lBl

bereke-ning van Vlaamse opper-vlaktewateren voor de brasem- en barbeelzone.

*: de score wordt beko-men door het gemiddelde van drie soortenscores in italic te nemen * *r +recr

(5)

Lampetra planeri Anguilla anguilla Abramis brama Blicca bjoerkna Alburnus alburnus Alburnus bipunctatus Barbus barbus Carassius carassius Carassius auratus Chondrostoma nasus Cyprinus carpio Gobio gobio Leucrscus dileneatus Leuciscus idus Leuciscis cephalus Leuciscus leuciscus Phoximus phoximus Pimephales promelas Pseudorasbora parva Rhodeus sericeus Rutilus rutilus

Sca rd i n i us eryth rophtha I m us Tinca tinca Cobitis taenia Itlisgurnus fossilis Barbatula barbatula Ameiurus nebulosus" Esox lucius Umbra pygmaea" Oncorhynchus mykiss" Salmo trutta Lota lota Gastrosteus aculeatus Pungitius pungitius Cottus gobio Lepomís gibbosus Gymnocephalus cernuus Perca fluviatilis

Stizosted ion I ucioperca

beekprik paling brasem kolblei alver gestippelde alver barbeel goudvis giebel sneep karper riviergrondel vetje winde kopvoorn serpeling elrits breedkopelrits blauwbandgrondel bittervoorn blankvoorn rietvoorn zeelt kleine modderkruiper grote modderkruiper bermpje

bruine. Am. dwergmeerval snoek Amerikaanse hondsvis regenboogforel beekforel kwabaal driedoornige stekelbaars tiendoornige stekelbaars rivierdonderpad zonnebaars pos baars snoekbaars 1 3

)

)

3 3 5 1 3 5 3 5 1 5 5 5 3 ? 3 3 3 3 3 3 ? 3 ? 3 ? 1 3 3 3 3 ? 3 3 3 3 5 2 1 1 1 3 4 3 2 2 3 3 ? 4 3 4 4 1 1 4 1 3 4 3 4 f 1 4 1 5 5 3 1 ,l 5 1 1 1 1

Tabel 2.b. Tolerantiewaarden per soort naar water- en habitatkwaliteit, type-soortenwaarden voor brasem- en barbeelzone zoals aangewend in de lBl (Tolerantiewaarden: getallen geven waarden voor hoge (=5), matige (=3) en lage (=l) tolerantie. Typische soorten voor specifieke

zone scoren hoog (--5), atypische soorten scoren laag (=1 ), ? geeft weer dat er geen data beschikbaar zijn, " exotische soort)

namelijk

veroorzaakt

door

de

parameters

'natuurlijke recrutering',

de'totale

biomassa'

en

de

'gemiddelde tolerantiescore'.

Ujt

een

meer diepgaand onderezoek,

op

RWZI's ver-spreid over heel Vlaanderen, bleek dat enkel

de'natuurlijke

recrutering' significant bein-vloed werd door de RWZI (Breine et al., 2001). Deze parameter blijkt dan ook zeer gevoelig voor vervuiling. Vervuiling Ieidt

tot

een daling

in

conditie, waardoor vissen trager groeien,

later volwassen worden en kleinere en minder

eieren produceren ([Vunckittrick

and

Dixon,

1989). Een daling

in

'natuurlilke recrutering' kan

op

lange termijn een grote invloed

heb-ben

op

andere parameters zoals

het

'totaal

aantal soorten',

de

'totale

biomassa'

en

de

' gemiddelde tolerantiescore'.

Opvallend

in

de resultaten zijn de algemeen lage scores (zowel SO, THV als SA de RWZI s)

voor

de

parameters'natuurli.jke recrutering',

'type

soorten'

en

'totale

biomassa'.

Dit

is

enerzijds

een

gevolg

van

een relatief

lage

habitatkwaliteit en anderzijds van

stroomop-waarts gelegen vervuilingsbronnen onder de

vorm van diffuse vervuiling, sluik- en

puntlo-zingen.

Uit de algemeen Iage score voor 'natuurlijke

recrutering'

blijkt

dat

niet

alle vissoorten in

staat zijn om een gezonde populatie in stand

te houden. Naast een lage habitat- en

water-kwaliteit

spelen

hier

ook de

visurtzettingen een rol in. Van soorten zoals beek- en

regen-boogforel worden

hoofdzakelijk volwassen

exemplaren

ujtgezet

en

deze soorten

zijn

(6)

Afwezig

(0)

Afwezig

(0)

Afwezig

(0)

AÍwezig (0) Zwak

(1)

Zwak

(1)

Zwak

(1)

Zwak (1) Goed

(2)

Goed

(2)

Goed

(2)

Goed (2) lndexscore = à scores voor alle parameters (min 0; max 12)

Afwezig (0) Zwak (1) Goed (2) srib (o) Zand (1) Stenen/grint (2) Tabel 3 : Habitatindex, parameters en de score criteria

Waterloop

po§itio

totaal

aàntal

trolische t.o.v.

RWZI

sooÉen

ramenstelling

natuurlijke Gewichts typesoorten typische

rooí- tol€Íaítie- totale

totale

rccruteÍing 7"

exoten

ten

waaÍde scor€

biom&t

a

indexscore

l8l yvaa;de-ilng lJsse Huldenberg Grote Gete Tienen Grote Gete Hoegaarden Kleine Gete Zoutleeuw 50 THV SA SO THV 5A 50 THV SA SO THV SA 5 2 2 1 0 1 2 2 ,1 2 1 4 4 4 5 1 0 1 5 1 5 5 2 3 5 5 5 4 0 4 4 1 4 4 4 3 2 1 1 1 0 2 1 2 2 2 1 1 5 5 5 0 5 5 1 1 1 1 3 3 2 2 0 1 2 1 1 3 3 3 4 5 4 4 0 4 4 4 2 4 3 4 5 5 5 2 0 1 2 1 1 5 5 5 4.125 3.75 3.625 2.5 0 2.375 3.125 1.625 2.625 3.25 2.5 3 goed goed goed onvoldoende zeer slecht onvoldoende matig onvoldoende matig matig matig matig

vooralsnog

niet

in

staat

om zich

in

deze

beken voort te planten.

De uitzetting van toppredatoren zoals

beek-forel en snoek zorgen er tevens voor dat de

scores voor trofische samenstelling

kunstma-tig

omhoog worden gebracht. Zonder de

uit-zettingen zouden

we

op deze rivieren

waar-schijnlijk een lagere score voor deze parame-ter verkrijgen.

trso

lTEv

trsA

uit de visindexscores blijkt dat de visgemeen-schap

niet

volledig hersteld is,

de

aantallen

per soort

en de

biomassa's blijven relatief laag.

Lokaal hebben

de

RWZI-effluenten duidelijk

een

negatieve invloed

op

dit

herstel, doch

hun

negatieve invloed

blijft

beperkt.

De grootste hinderpalen in het herstel van de vis-gemeenschappen

zijn

de

lage

habitatkwali-teit,

diffuse vervuiling, overstorten, sluik- en

puntlozingen. De uitbouw van

waterinfrast-ructuur leidt

tot

een verbetering

in

biotische

integriteit van onze rivieren, maar zal niet lei-den

tot

een volledig herstel.

Tabel 4: Visindex scores voor de drie locaties per RWZI.

d

5

Íjrrc Huldenberg Grot! Oct? Tieocn Gíot. Qet. Hoe'.a"ídca Klaina A*e Zo*,'ctw figuur 3: Mehdcrscorc gerungschilÍ volgens porititie tc! opzjchte van de RWZI

(SO r tÍoomopwiaÍtr, TïIv ter hoogte

v0!

oo SA stroomrfiri0ís)

€n^clusie

De waterzuiveringswerken die het afgelopen decennium zijn uitgevoerd

op

de ljsse en de Grote en Kleine Gete hebben geleid

tot

een

sterk

herstel

van

de

visgemeenschappen. Vooral voor de ljsse zien we een spectaculaire verbetering in de samenstelling van de visge-meenschappen. Het aantal vissoorten

op

de

onderzochte rivieren ls sterk gestegen doch

(7)

tr-)

lf.t.renties

Anoniem (2001)Prima gezuiverd water in 2000 Aqua 1:

7-3

Aquafin (1999) Water wordt weer water in het stroomge-bied van de l1sse. Waaterzuivering zorgt voor heropleving visbestand. Aquafin N.V. Aartselaar, 8 pp.

Van Thuyne, G., Beyens, J.

&

Belpaire, C. (1999) Visbestandopnames op de ljsse, Vlaams Brabant (april 1998). Mrnisterie van de Vlaamse Gemeenschap, lnstituut voor Bosbouw en Wildbeheer. Groenendaal, 10 pp.

VMM (1999). Waterkwaliteit. Lozingen

in

het water.

Jaarverslag meetnetten water

' 1998.

Vlaamse Milieumaatschappii, Bestuur N/eetnetten en Onderzoek, Dienst Water. Aalst, 102 pp.

De Charleroy . D. & Beyens, ,. (1998) Het visbstand in

het Demerbekken lnventarisatie in het Demerbekken.

lnventarisatie van de vissoorten en hun verspreiding.

lMededelingen 1998-2. N.4inisterie van

de

Vlaamse Gemeenschap, lnstituut voor Bosbouw en Wildbeheer. Groenendaal, 103 pp.

Belpaire, C., Smolders, R., Van den Auweele, 1.,

Ercken, D., Breine. J.. Van Thuyne. G. & F. Ollevier,

2000. An index of Biotic integrity characterizing Íish

popu-lations and the ecological quality

Flandrian water bodies. Hydrobiologia 434 17-33.

Breine J.J., P. Goethals, l. Simoens, D. Ercken, C. Van Liefferinge, G. Verhaegen, C. Belpaire, N. De Pauw, P.

Meire & F. Ollevier (2001). De visindex als instrument voor het meten van de biotische integriteit van de Vlaamse

binnenwateren. lnstituut voor Bosbouw en Wildbeheer, Groenendaal. Eindverslag van project VLINA 9901, studie uitgevoerd voor rekening van de Vlaamse Gemeenschap

binnen het kader van het Vlaams lmpulsprogramma Natuurontwikkelin g. D/2001 /3241 1261 .

Huet, M., 1949. Appréciation de la valeur piscicole des

eaux douces. Publication du Ministère de I'Agriculture, Administration des Eaux et Forèts, Groenendaal 55 pp. Ívlaeckelberghe H. & B. Peeters, 2000. Kwaliteit

oppervlak-tewater

ln

Van Steertegem

M.

(ed.) Milieu- en Natuurrapport Vlaanderen: scenario's. MIRA-S 2000.

99-1 30.

Munkittrick, K.R. & D.G. Dixon, 1989. Use oÍ white

suc-ker (Catostomus commersoni) populations to assess the

health of aquatic ecosystems exposed to low-level

con-taminant stress. Can. J. Aquat. Sci., Vol. 46, 1455-1462.

Dirk Erckenl, .Jan Breine2, llse 5imoens2, Chris Van LieíÍeringhe3, Peter Goethals4, Gaby Verhaegen5, Claude Belpaire2, Frans Ollevierl

1

Laboratorium voor Aquatische Ecologie. Katholieke Universiteit Leuven

2 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, lnstituut voor

Bowbouw en Wildbeheer

3 Departement Biologie, Dienst Natuurbeheer Universitaire lnstelling Antwerpen

4

Laboratorium voor Milieutoxicologie en Aquatische Ecologie, Universiteit Gent

5 Vlaamse lvlilieumaatschappij, AÍdeling Meetnetten en Onderzoek

i-,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

›› We halen niet het maximum uit de eerste levensjaren, hoe- wel die cruciaal zijn. De eerste ervaringen van kinderen hebben een sterke impact op hun latere leven. ››

de vistrappen is enerzijds dat er door de lage waterkolom boven de V-vormige overlaten luchtkamers gecreëerd worden onder de drempels welke ongunstig zijn voor

0m de invloed van de populatiegrootte en de dichtheid te bepalen, werd op verschillende dagen in het bloelseizoen en op meerdere plaatsen in een grote en een kleine populatie

Elke meromorfe functie op X kan gezien worden als een adèle door in alle punten zijn Laurentreeks te bepalen.. Die adèle is inverteerbaar omdat elke mer- omorfe functie een

Feller’s voorstel maakt gebruik van de wet van grote aantallen, die trouwens voor het eerst geformuleerd en bewezen werd door Daniels oom Jakob Bernoulli. Deze wet leert dat

In 1990 motiveerde de minister van Justitie (Hirsch Ballin) de keuze voor het gebruik van het begrip discriminatie in de strafrechtelijke context uitdrukkelijk (mede) met de

Hoewel de laatste jaren de kwaliteit van de kleine wateren lijkt te zijn verbeterd – zoals bijvoorbeeld de veranderde kwaliteit van de sloten in de glastuinbouwgebieden laat

De ouders merkten dat de leraren niet tegen de islam waren – want dat is het beeld dat veel moslims van ‘Nederlanders’ hebben – maar juist bezorgd waren dat het vasten een