,1i-Invloed
van
RWZI's
op
waterkwaliteit
van
lJsse,
Grote
en
Kleine
Gete
§ndanks
de
ruime aandacht
die de
laatste
jaren uitgaat
naar
detoestand
vanhet leefmilieu,
zullen economischeactiviteiten
steedsgepaard
blijven met een
zekere rnilieubelasting. De Visfauna
inVlaanderen
heeÍt
enorm
te
lijden
gehadonder de degradatie
vande chemische en fysische
kwaliteit
vande
riviersystemen. Rivierenzijn
rechtgetrokken
en
aívalwater
werd
ongezuiverd
geloosd.Gedurende
het afgelopen
decennium
zijn meer en meer
RWZI'sgebouwd en
is
de waterkwaliteit over het
algemeen
verbeterd(Maeckelberghe et al., 2000), Vlaarnse RWZI's hebben een hoog
ren-dement,
doch het effluent zal nooit volledig zuiver zijn
(Anon.2001). Deze
restvervuiling bevat
vaakniet
afbreekbarestoffen,
diehet volledig
herstel van de
visgemeenschapkunnen
belemmeren.Alhoewel, de zuivering
niet alle
negatieve invloeden
op het
eco-systeem
elimineert,
zienwe
toch
eenherstel van
devispopulaties
(Breine et al.,
2001;Belpaire
et al., 2000). Ook in de bekkens van deljsse. de
Grote
ende
Kleine Getewerden grote
inspanningengele-verd om het afvalwater
te
zuiveren.
ln
dit
verslag
wordt,
aan
dehand
van literatuurgegevens,
kort
de evolutie van
dewaterkwali-teit
en
de
visbestanden
besprokenwaarna
de
invloed
van
RWZI-eÍíluenten op
de visgemeenschap d.m.v. de visindex rneerin detail
worden
besproken.tf,u
olu t
ie
kwaliteit
standen
de
Getes
van
de
water-en de
visbe-op de
lJsse
en
De
lJsseDe
biologischekwaliteit
(Belgisch Biotischelndex, BBI) van de ljsse evalueerde van een mati-ge kwaliteit in 1989 tot een goede kwaliteit in 2000 en 2001, gedurende de jaren '95 en '96 scoorden enkele meetpunten echter slecht tot
zeer slecht (VlV I\4 data ban k oppervlaktewater). De achteruitgang gedurende deze twee opeen-volgende jaren werd veroorzaakt door een uit-breiding van het rioleringsnetwerk waarna de bouw van een collector en het in werking stel-len van de RWZI
te
Huldenberg leidetot
eenduidelijke verbetering
van
de
waterkwaliteit(Aquafin, 1999).
ln
1993
werden
door
het
Instituut
voor Bosbouw en Wildbeheer (lBW)visbestandsop-namen uitgevoerd
op
de
lJsse. Toenkon
op slechts vijf van de negen bemonsterde locaties vis aangetroffen worden. De soortendiversiteit beperkte zichtot
de aanwezigheid van paling, blankvoorn, rietvoorn, riviergrondelen
baars. De afgelopen jaren is het visbestand er zowel qua soortendiversrteit als densiteit heel wat op vooruitgegaan (tabel 1). ln 2000 werden er op de ljsse zelfs 19 soorten aangetroffen. Deafge-lopen jaren
werd
regelmatig riviergrondel, beekforel, blankvoorn en paling uitgezet (Van Thuyne et al., 1 999).De
Grote
GeteDe biologische kwaliteit van de Grote Gete is
de afgelopen tien jaren verbeterd. Tot 1994
werd
in
Tieneneen zeer
slechte kwaliteit opgemeten, waarna deze verbeterdetot
eenmatige kwaliteit.
Te
Hoegaardenwerd
er gedurende deze periode steeds een matigekwaliteit opgemeten.
Uit de afvissingen
van
1992 (lBW) vielen deDIRK ERCKEN
JAN BREINE ILSE SIII/IOENS
lJsse Kleine Gete
1992
2000 Grote Gete1991
2000 Baars Beekforel Bermpje Bittervoorn BlankvoornBla uwbandg rondel Brasem Breedkopelrits Driedoorni ge stekelbaars E I rits Giebel Goudvis Karper Kopvoorn Paling Pos Regenboogforel Rietvoorn Riviergrondel Serpeling Snoek Tiendoornige stekelbaars Winde Zeelt Zonnebaars
ïotaal
aantal
soortenbelangrijke populaties
van het
bermpje enbaars
in
de
Grote Geteop.
Stroomafwaarts Tienen waren de Grote Gete en vervolgens de Gete visloos. Dit is te wijten aan de bijzonder slechte waterkwaliteit ten gevolge van indus-triële en huishoudelijke lozingen (De Charleroy & Beyens, 1999). De verbetering inwaterkwa-liteit
uit
zich duidelijkin
een stijging van hetaantal vissoorten, in 2000 werden op de Grote
Gete
12
soorten aangetroffen
(tabel
1). Stroomafwaarts Tienen werden echter slechtstwee
soorten
aangetroffen (Breineet
al., 2001). Het voorkomen van de beekforel wordthier in stand gehouden door uitzettingen.
I
-I
I
I
n
-T
n
:
I
T
6 17 6 12De
Kleine GeteDe biotische index voor de Kleine Gete bleef
het
afgelopen decennium constantop
eenmatige kwaliteit. Op de kleine Gete werden in 1992, net als op de Grote Gete, 6 verschillen-de vissoorten gevonverschillen-den. Ook hier wordt
jaar-lijks
Beekforel
uitgezet (De
Charleroy
& Beyens,1998). Het aantal
vissoortenis
in2000
opgelopentot
maarliefst
17 soorten (Breine et al., 2001)(tabel 1).Materiaal
en
methode
Vier
RWZI's geïmplanteerdop
de ljsseen
de
Getes werdenin
2000 bemonsterddoor
middelvan
elec-trovisserij. De bemonsterde rivierenbehoren
tot
de
barbeelzonewaar-voor reeds eerder een visindex werd
ontworpen
(Belpaireet
al.,
2000)(tabel 2). Voor
elk
RWZI werden erdrie 100m stroken bemonsterd, één
500m stroomopwaarts
het
lozings-punt,
één
ter
hoogte
van
hetlozingspunt en één 500m
stroomaf-waarts
het
lozingspunt. Vismigratietussen deze drie locaties was steeds
mogelijk en er waren geen
tussen-liggende
lozingspunten.Op
dezen
{;okale
invloed
van
RWZI-effluenten
op
de
biotische
integriteit
1992I
T
T
2000T
I
I
T
I
I
I
-I
I
:
r
T
:
n
I
I
T
r
19I
I
-I
I
I
I
:
I
n
r
5 Tabel 1: Evolutie aantal vissoorten op de ljsse, de Kleine en de Grote Gefe. l5 10 20 o Ë o o a .!l a (l (!B
1992/1993I
2000 5 0Ijsso
GrotoGoto
KlEino GetoFiguur
l:
Evolutie aantal vissoorton voor do Ijssoon de Gotos
Score
Totaal aantal soorten Stroombreedte (<3m) Stroombreedte (6-6.4m) Stroombreedte (6. 5-8.9m)
Stroombreedte (>9m) Gemiddelde tolerantiescore Gemiddelde typische soorten Type soorten*
% driedoornige stekelbaars
%
bermpje7o kopvoorn**
Totale biomassa (kglha)
Gewichts% exoten Trof ische samenstelling *
7o omnivoren % invertivoren
%
Piscivoren >5 >7 >9 >12 >2.4 >3.1 >4.5 <3 >11 >20 (+recr.) 250-349 <1 5-4.3 <1 >45 3-5 >85 4 4 6 9-8 11-9 2.39-2 3.09-2.8 4.49-3.5 3-4.9 10.9-9 20-5 (+recr.) 350-449 100-249 1 -3 .99 4.29-3.5 84.9-70 3 5-4 7-6 8-6 1.99-1.6 2.79-2.5 3.49-2.5 5-6.9 8.9-7 <5 (+recr). 450-549 60-99 4-6.99 3.49-2.5 1-5 45-20 2.9-1 5.1 -7 69.9-s5 2 3-2 5-4 5-4 1.59-1.2 2.49-2.2 2.49-1.5 7-8.9 6.9-5 >25 (-recr.) 550-649 20-59 7-9.99 2.49-1.7 <1 <1 <3 <3 <1.2 <2.2 <1.5 >9 <5 <25 (-recr.) >650 <20 >10 <1.7 >5 <20 <1 >7 <40 5 3 2 1 Natuurlijke recrutering (%)locaties
werd er
tevenseen
habitat
indexberekend. Deze index bestond
uit
6 parame-ters waaraan een score0,
1of
2 werd toege-kend, al naargelang hun ontwikkeling (min 0, max 12) (tabel 3).Visindex
ln
Vlaanderenworden
momenteel
indicesvoor de biotische integriteit gebruikt
om
deecologische kwaliteit van stromende en stil-staande wateren te evalueren (Belpaire et al., 2000; Breine et al., 2001). Deze visindices zijn
gedeeltelijk
gebaseerdop
referenties
enmaken gebruik van variabelen,
die
verschil-lende aspecten van de kwaliteit van het
vis-bestand weergeven
en
gevoeligzijn
voorantropogene invloeden (tabel
2).
Voor elkeparameter zijn score criteria opgesteld (score tussen
I
en 5). Het ongewogen gemiddeldevan de scores is een maat voor de biotische
integriteit van
het
betreffende meetpunt enwordt
in vijf
integriteitklassen
ingedeeldgaande
van 1
(slecht)tot
5(uitstekend).
10Resultaten
en
discussieDe door
ons
onderzochte locaties zijn allen gekenmerktdoor
een slechtetot
matigehabitat
kwaliteit
(figuur
3).Zowel
de
ljsseals
de
Geteszijn
grotendeelsrechtgetrok-ken,
hetgeen
leidt
tot
eenuniform habitat. Uit de
resul-taten
blijkt dat de
ljsse eenhoge
biotische
integriteit54.9-40
bezit (tabel 4). De combinatie van een goede
biologische
kwaliteit
(BBl)en
een
relatiefgoede habitatkwaliteit (t.o.v. de Getes) weer-spiegelen zich hier duidelijk in de visgemeen-schap. De Grote Gete te Tienen daarentegen,
de
locatie
met
de
laagste habitatkwaliteit behaalt een visindexwaarderinng van slechts slechttot
onvoldoende. Ter hoogtevan
het lozingspunt wordt er zelfs geen visaangetrof-fen terwijl er
stroomopwaartsen
stroomaf-waarts enkel blankvoorn en driedoornige ste-kelbaars worden gevangen. De Grote Gete te Hoegaarden en de Kleine Gete te Zoutleeuw scoren matig op de visindex, enkel t.h.v. hetlozingspunt
in
Hoegaardenwordt hier
alsonvoldoende beoordeeld.
De Visindex is duidelijk in staat om de invloed
van
de
RWZI-effluentente
detecteren. Overhet
algemeenzien
we
een daling
in
deVisindexscore t.h.v. het lozingspunt waarna er stroomafwaarts een herstel optreedt (figuur 1). Deze daling in Visindexscore
wordt
voor-llse Huldenbcrg 610ta Geta Trcncn Grol.6et? HoeSaqÍdèn Kl.iac Gctc zoulltew
FiguuÍ 2: Ilsbitatscore gcnngschikt volgrns posititie ten op?ichtc vrn de RwzI (SO stÍoomopwraÍts, TIlv tcÍ hoo8te vrn en SA strcomrfvrrÍts)
8
6
Tabel 2a: De parameters en hun respectievelijke scores voor de lBl
bereke-ning van Vlaamse opper-vlaktewateren voor de brasem- en barbeelzone.
*: de score wordt beko-men door het gemiddelde van drie soortenscores in italic te nemen * *r +recr
Lampetra planeri Anguilla anguilla Abramis brama Blicca bjoerkna Alburnus alburnus Alburnus bipunctatus Barbus barbus Carassius carassius Carassius auratus Chondrostoma nasus Cyprinus carpio Gobio gobio Leucrscus dileneatus Leuciscus idus Leuciscis cephalus Leuciscus leuciscus Phoximus phoximus Pimephales promelas Pseudorasbora parva Rhodeus sericeus Rutilus rutilus
Sca rd i n i us eryth rophtha I m us Tinca tinca Cobitis taenia Itlisgurnus fossilis Barbatula barbatula Ameiurus nebulosus" Esox lucius Umbra pygmaea" Oncorhynchus mykiss" Salmo trutta Lota lota Gastrosteus aculeatus Pungitius pungitius Cottus gobio Lepomís gibbosus Gymnocephalus cernuus Perca fluviatilis
Stizosted ion I ucioperca
beekprik paling brasem kolblei alver gestippelde alver barbeel goudvis giebel sneep karper riviergrondel vetje winde kopvoorn serpeling elrits breedkopelrits blauwbandgrondel bittervoorn blankvoorn rietvoorn zeelt kleine modderkruiper grote modderkruiper bermpje
bruine. Am. dwergmeerval snoek Amerikaanse hondsvis regenboogforel beekforel kwabaal driedoornige stekelbaars tiendoornige stekelbaars rivierdonderpad zonnebaars pos baars snoekbaars 1 3
)
)
3 3 5 1 3 5 3 5 1 5 5 5 3 ? 3 3 3 3 3 3 ? 3 ? 3 ? 1 3 3 3 3 ? 3 3 3 3 5 2 1 1 1 3 4 3 2 2 3 3 ? 4 3 4 4 1 1 4 1 3 4 3 4 f 1 4 1 5 5 3 1 ,l 5 1 1 1 1Tabel 2.b. Tolerantiewaarden per soort naar water- en habitatkwaliteit, type-soortenwaarden voor brasem- en barbeelzone zoals aangewend in de lBl (Tolerantiewaarden: getallen geven waarden voor hoge (=5), matige (=3) en lage (=l) tolerantie. Typische soorten voor specifieke
zone scoren hoog (--5), atypische soorten scoren laag (=1 ), ? geeft weer dat er geen data beschikbaar zijn, " exotische soort)
namelijk
veroorzaaktdoor
de
parameters'natuurlijke recrutering',
de'totale
biomassa'en
de
'gemiddelde tolerantiescore'.Ujt
eenmeer diepgaand onderezoek,
op
RWZI's ver-spreid over heel Vlaanderen, bleek dat enkelde'natuurlijke
recrutering' significant bein-vloed werd door de RWZI (Breine et al., 2001). Deze parameter blijkt dan ook zeer gevoelig voor vervuiling. Vervuiling Ieidttot
een dalingin
conditie, waardoor vissen trager groeien,later volwassen worden en kleinere en minder
eieren produceren ([Vunckittrick
and
Dixon,1989). Een daling
in
'natuurlilke recrutering' kanop
lange termijn een grote invloedheb-ben
op
andere parameters zoalshet
'totaalaantal soorten',
de
'totale
biomassa'en
de' gemiddelde tolerantiescore'.
Opvallend
in
de resultaten zijn de algemeen lage scores (zowel SO, THV als SA de RWZI s)voor
de
parameters'natuurli.jke recrutering','type
soorten'
en
'totale
biomassa'.Dit
isenerzijds
een
gevolgvan
een relatief
lagehabitatkwaliteit en anderzijds van
stroomop-waarts gelegen vervuilingsbronnen onder de
vorm van diffuse vervuiling, sluik- en
puntlo-zingen.
Uit de algemeen Iage score voor 'natuurlijke
recrutering'
blijkt
dat
niet
alle vissoorten instaat zijn om een gezonde populatie in stand
te houden. Naast een lage habitat- en
water-kwaliteit
spelenhier
ook de
visurtzettingen een rol in. Van soorten zoals beek- enregen-boogforel worden
hoofdzakelijk volwassenexemplaren
ujtgezet
en
deze soorten
zijnAfwezig
(0)
Afwezig(0)
Afwezig(0)
AÍwezig (0) Zwak(1)
Zwak(1)
Zwak(1)
Zwak (1) Goed(2)
Goed(2)
Goed(2)
Goed (2) lndexscore = à scores voor alle parameters (min 0; max 12)Afwezig (0) Zwak (1) Goed (2) srib (o) Zand (1) Stenen/grint (2) Tabel 3 : Habitatindex, parameters en de score criteria
Waterloop
po§itio
totaalaàntal
trolische t.o.v.RWZI
sooÉen
ramenstellingnatuurlijke Gewichts typesoorten typische
rooí- tol€Íaítie- totale
totalerccruteÍing 7"
exoten
tenwaaÍde scor€
biom&ta
indexscorel8l yvaa;de-ilng lJsse Huldenberg Grote Gete Tienen Grote Gete Hoegaarden Kleine Gete Zoutleeuw 50 THV SA SO THV 5A 50 THV SA SO THV SA 5 2 2 1 0 1 2 2 ,1 2 1 4 4 4 5 1 0 1 5 1 5 5 2 3 5 5 5 4 0 4 4 1 4 4 4 3 2 1 1 1 0 2 1 2 2 2 1 1 5 5 5 0 5 5 1 1 1 1 3 3 2 2 0 1 2 1 1 3 3 3 4 5 4 4 0 4 4 4 2 4 3 4 5 5 5 2 0 1 2 1 1 5 5 5 4.125 3.75 3.625 2.5 0 2.375 3.125 1.625 2.625 3.25 2.5 3 goed goed goed onvoldoende zeer slecht onvoldoende matig onvoldoende matig matig matig matig
vooralsnog
niet
in
staat
om zich
in
dezebeken voort te planten.
De uitzetting van toppredatoren zoals
beek-forel en snoek zorgen er tevens voor dat de
scores voor trofische samenstelling
kunstma-tig
omhoog worden gebracht. Zonder deuit-zettingen zouden
we
op deze rivierenwaar-schijnlijk een lagere score voor deze parame-ter verkrijgen.
trso
lTEv
trsAuit de visindexscores blijkt dat de visgemeen-schap
niet
volledig hersteld is,de
aantallenper soort
en de
biomassa's blijven relatief laag.Lokaal hebben
de
RWZI-effluenten duidelijkeen
negatieve invloedop
dit
herstel, dochhun
negatieve invloed
blijft
beperkt.
De grootste hinderpalen in het herstel van de vis-gemeenschappenzijn
de
lagehabitatkwali-teit,
diffuse vervuiling, overstorten, sluik- enpuntlozingen. De uitbouw van
waterinfrast-ructuur leidt
tot
een verbeteringin
biotischeintegriteit van onze rivieren, maar zal niet lei-den
tot
een volledig herstel.Tabel 4: Visindex scores voor de drie locaties per RWZI.
€
d
5
Íjrrc Huldenberg Grot! Oct? Tieocn Gíot. Qet. Hoe'.a"ídca Klaina A*e Zo*,'ctw figuur 3: Mehdcrscorc gerungschilÍ volgens porititie tc! opzjchte van de RWZI
(SO r tÍoomopwiaÍtr, TïIv ter hoogte
v0!
oo SA stroomrfiri0ís)€n^clusie
De waterzuiveringswerken die het afgelopen decennium zijn uitgevoerd
op
de ljsse en de Grote en Kleine Gete hebben geleidtot
eensterk
herstelvan
de
visgemeenschappen. Vooral voor de ljsse zien we een spectaculaire verbetering in de samenstelling van de visge-meenschappen. Het aantal vissoortenop
deonderzochte rivieren ls sterk gestegen doch
tr-)
lf.t.renties
Anoniem (2001)Prima gezuiverd water in 2000 Aqua 1:
7-3
Aquafin (1999) Water wordt weer water in het stroomge-bied van de l1sse. Waaterzuivering zorgt voor heropleving visbestand. Aquafin N.V. Aartselaar, 8 pp.
Van Thuyne, G., Beyens, J.
&
Belpaire, C. (1999) Visbestandopnames op de ljsse, Vlaams Brabant (april 1998). Mrnisterie van de Vlaamse Gemeenschap, lnstituut voor Bosbouw en Wildbeheer. Groenendaal, 10 pp.VMM (1999). Waterkwaliteit. Lozingen
in
het water.Jaarverslag meetnetten water
' 1998.
Vlaamse Milieumaatschappii, Bestuur N/eetnetten en Onderzoek, Dienst Water. Aalst, 102 pp.De Charleroy . D. & Beyens, ,. (1998) Het visbstand in
het Demerbekken lnventarisatie in het Demerbekken.
lnventarisatie van de vissoorten en hun verspreiding.
lMededelingen 1998-2. N.4inisterie van
de
Vlaamse Gemeenschap, lnstituut voor Bosbouw en Wildbeheer. Groenendaal, 103 pp.Belpaire, C., Smolders, R., Van den Auweele, 1.,
Ercken, D., Breine. J.. Van Thuyne. G. & F. Ollevier,
2000. An index of Biotic integrity characterizing Íish
popu-lations and the ecological quality
oÍ
Flandrian water bodies. Hydrobiologia 434 17-33.Breine J.J., P. Goethals, l. Simoens, D. Ercken, C. Van Liefferinge, G. Verhaegen, C. Belpaire, N. De Pauw, P.
Meire & F. Ollevier (2001). De visindex als instrument voor het meten van de biotische integriteit van de Vlaamse
binnenwateren. lnstituut voor Bosbouw en Wildbeheer, Groenendaal. Eindverslag van project VLINA 9901, studie uitgevoerd voor rekening van de Vlaamse Gemeenschap
binnen het kader van het Vlaams lmpulsprogramma Natuurontwikkelin g. D/2001 /3241 1261 .
Huet, M., 1949. Appréciation de la valeur piscicole des
eaux douces. Publication du Ministère de I'Agriculture, Administration des Eaux et Forèts, Groenendaal 55 pp. Ívlaeckelberghe H. & B. Peeters, 2000. Kwaliteit
oppervlak-tewater
ln
Van SteertegemM.
(ed.) Milieu- en Natuurrapport Vlaanderen: scenario's. MIRA-S 2000.99-1 30.
Munkittrick, K.R. & D.G. Dixon, 1989. Use oÍ white
suc-ker (Catostomus commersoni) populations to assess the
health of aquatic ecosystems exposed to low-level
con-taminant stress. Can. J. Aquat. Sci., Vol. 46, 1455-1462.
Dirk Erckenl, .Jan Breine2, llse 5imoens2, Chris Van LieíÍeringhe3, Peter Goethals4, Gaby Verhaegen5, Claude Belpaire2, Frans Ollevierl
1
Laboratorium voor Aquatische Ecologie. Katholieke Universiteit Leuven2 Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, lnstituut voor
Bowbouw en Wildbeheer
3 Departement Biologie, Dienst Natuurbeheer Universitaire lnstelling Antwerpen
4
Laboratorium voor Milieutoxicologie en Aquatische Ecologie, Universiteit Gent5 Vlaamse lvlilieumaatschappij, AÍdeling Meetnetten en Onderzoek