• No results found

: 6325 (exclusief tabellen, inclusief referenties in tekst)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share ": 6325 (exclusief tabellen, inclusief referenties in tekst)"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Verschillen in perceptie tussen docenten en leerlingen met betrekking tot voordelen, nadelen en

belemmeringen van de smartphone tijdens de les

Master thesis

Universiteit van Groningen, Lerarenopleiding

Juni 2013

G.G.J. Droste

C.P.H. Boonman

Student nummer: 2050137

1735179

Prunusstraat 49

Oosterweg 3a

9741 LB Groningen

9724 CA Groningen

tel.: +31 (0)6-42421117

+31 (0)6-10453359

e-mail: g.g.j.droste@student.rug.nl

c.p.h.boonman@student.rug.nl

Supervisors

L. Wouda

B. Slof

Aantal woorden: 6325 (exclusief tabellen, inclusief referenties in tekst)

Dankbetuiging: Graag willen wij onze supervisors Louwrens Wouda en Bert Slof bedanken voor hun

feedback en hulp. Tevens willen wij de docenten en leerlingen van het Zernike College te Groningen en

(2)

BEINVLOEDT DE SMARTPHONE DE AANDACHT VOOR DE LES?

SAMENVATTING

______________________________________________________________________________

Deze studie heeft onderzocht of smartphones de aandacht voor de les beïnvloeden door de

percepties van leerlingen en docenten met betrekking tot de voordelen, nadelen en belemmeringen van het

gebruik van smartphones tijdens de les te vergelijken. Docenten (N = 37) en leerlingen (N = 86) hebben

naar aanleiding van hun ervaring met betrekking tot dit onderwerp een enquête ingevuld.

De percepties van docenten en leerlingen met betrekking tot het gebruik van smartphones komen

niet overeen. Zowel docenten als leerlingen vinden de invloed van smartphones en sociale media ingezet

voor lesdoeleinden overwegend positief. Beide onderzoeksgroepen zijn het er over eens dat het

belangrijkste nadeel van de smartphone in de les is dat leerlingen worden afgeleid. Docenten zijn

negatiever over de invloed die de smartphone heeft op de aandacht voor de les en de leerprestaties dan

leerlingen. Het huidige smartphone gebruik voor niet-lesdoeleinden resulteert in een overwegend negatief

beeld: het leidt anderen af, heeft een verslavend effect en geeft weinig zicht op wat de leerlingen aan het

doen zijn.

(3)

BEINVLOEDT DE SMARTPHONE DE AANDACHT VOOR DE LES?

Verschillen in perceptie tussen docenten en leerlingen met betrekking tot voordelen, nadelen en

belemmeringen van de smartphone tijdens de les

1 Inleiding

“Drie uur zonder iPhone is pas lastig!”

(Guusje, 17 geeft antwoord op de vraag wat ze het moeilijkste vond aan haar eindexamens, Volkskrant)

Waarom moet u voor het lezen van dit onderzoek uw smartphone uitzetten? Leidt het uitzetten

van uw telefoon tot meer aandacht voor de stof, en een effectievere manier van lezen en een betere manier

van leren? Hoewel de opkomst van de smartphone ons de afgelopen jaren veel vernieuwingen en

gemakken heeft gebracht, heeft ook deze medaille zijn keerzijde.

Uit onderzoek dat de Nationale Academie voor Media en Maatschappij (NAMM, 2011) heeft

uitgevoerd onder 120 basisscholen en middelbare scholen bleek namelijk dat scholen radeloos zijn over

het gebruik van smartphones in de klas. Uit dit onderzoek bleek dat het gebruik van mobiele telefoons

tijdens de les geen goede invloed had op de aandacht die leerlingen hebben voor de lesstof. Meer dan

67% van de leerlingen luistert wel eens naar muziek op Spotify of iTunes, gamet, chat via Whatsapp en

Ping

, of zoekt wel eens wat op via Google of Wikipedia tijdens de les. Woordvoerster Liesbeth Hop

noemt als redenen voor deze radeloosheid onder andere de afleiding door Facebook en Twitter met

bijbehorende concentratieproblemen en de verschrikkelijke angst van de docent om op YouTube te

belanden.

Uit onderzoek is gebleken dat factoren zoals lesontwerp en instructie (Ebbens & Ettekoven,

2009), de rol en het klassenmanagement van de docent (Teitler, 2011), maar ook bijvoorbeeld

luchtkwaliteit (Twardella et al., 2012) invloed hebben op de aandacht en het leren van leerlingen. In dit

onderzoek laten we ons licht schijnen over de verschillen in perceptie tussen docenten en leerlingen met

betrekking tot voordelen, nadelen en belemmeringen van de smartphone tijdens de les.

2 Theoretisch Kader

2.1 De opkomst van sociale media en de rol van de smartphone

(4)

en informatiedeling mogelijk maakt in een publieke setting, resulterend in het vrijwillig delen van grote

hoeveelheden persoonlijke informatie met een online publiek”(Cain, Scott and Smith, 2010:1635).

De stijging van het aantal sociale media en software opent deuren en biedt kansen voor een

actievere deelname en collaboratie (Parker & Chao, 2008; Moody, 2010). Sociale media en netwerk sites

bieden de kans om in contact te blijven met anderen in de vorm van wikis, blogs, tweets, podcasts, videos,

RSS feeds

, etc. (McCarthy, 2010; Weisgerber, 2008; Kaplan & Haenlein, 2010) en ondersteunen zowel

constructivistische als collaboratieve pedagogiek (Crook et al., 2008). De veranderingen die deze sociale

media met zich meebrengen zijn zo ingebed in onze cultuur dat het onverstandig zou zijn om die

ontwikkeling niet toe te laten in de klas. Echter, sociale media hebben de potentie om het lesgeven te

verrijken, maar ook om dit proces te bemoeilijken (Parker & Chao, 2007). In het bestek van slechts enkele

jaren hebben innovaties in sociale mediatechnologie zich dus ongekend snel verveelvoudigd, ze zorgden

niet alleen voor een revolutie in communicatiemogelijkheden, maar ook voor een revolutie op het gebied

van communicatie over en weer met anderen (Weisgerber & Butler, 2010).

De smartphone heeft de afgelopen jaren een belangrijke bijdrage geleverd aan die ontwikkeling.

De rol van de smartphone tijdens het leren kent positieve en negatieve aspecten. De huidige generatie

leerlingen blijkt de smartphone bijna constant te gebruiken (Katz, 2002; Shim et. Al. 2011). Williams en

Pence (2011) concludeerden al dat in de Verenigde Staten de mogelijkheden van de smartphone een

impact hebben op de samenleving (inclusief educatie) die misschien wel groter is dan de impact die de PC

ooit had.

Concluderend kunnen wij stellen dat sociale media een belangrijke rol zijn gaan spelen binnen de

cultuur en in het (sociale) leven van veel jongeren. Deze sociale media zijn van belang in dit onderzoek

omdat zij vaak intensief gebruikt worden als applicatie op smartphones.

2.2 Voordelen van de smartphone in de klas

Zoals hierboven wordt beschreven speelt de smartphone een steeds belangrijkere rol op school en

in de les. Een aantal positieve aspecten van sociale media die gebruikt kunnen worden op smartphones

werden genoemd door Ellis (2001): uit onderzoek bleek dat onder andere de toegang tot peerexperts en

kennis, de mogelijkheden tot het ontvangen van feedback, en de kans om te reflecteren ten aanzien van

uitgewisselde berichten als positief werden ervaren. Door gedachten te delen en te bediscussiëren en door

elkaar uit te dagen en samen te werken ontwikkelen leerlingen denkprocessen, zelfreflectie en het

samenwerkend leren (Brindley, Walti & Blaschke, 2009).

(5)

bij het maken van spraak- en beeldopnames (Shim et. Al. 2011). Binnen bepaalde vakgebieden,

bijvoorbeeld Aardrijkskunde (Pouw, 2013) kan de smartphone worden ingezet en gebruikt ter verrijking

van het onderwijs. Tevens bleek uit onderzoek (Black & William, 1998; Chorny & Webbing, 2010; Fuchs

et. al., 1986; Hattie, 2009; Kluger &DeNisi, 1996) dat feedback tot betere prestaties leidt wanneer de

ontvanger (in geval van gebruik van de smartphone, de leerling) naar aanleiding van die feedback kan

ontdekken hoe hij/zij presteert in vergelijking met een norm, én hoe de prestaties mogelijk verbeterd

kunnen worden, applicaties zoals Linoit (verzamelen en vergelijken van informatie), Mentimeter

(beantwoorden en vergelijken van antwoorden op stellingen) en Socrative (digitale oefeningen en spellen

voor smartphones) zijn voorbeelden van software die voorzien in deze mogelijkheden.

2.3 Nadelen van de smartphone in de klas

Multitasken is onmogelijk

Multitasken kan worden gedefinieerd als: met meer activiteiten tegelijkertijd bezig zijn (Wood et

al, 2012). Hierbij kan het zowel gaan om verschillende activiteiten die eenzelfde onderwerp hebben als

activiteiten die niet aan elkaar gerelateerd zijn. Adler et. al. (2012) hebben onderzoek gedaan naar

multitasking en kwamen tot de volgende conclusie: “Hoewel het voordeel van multitasking de illusie van

productiviteit kan zijn, is het nadeel de potentiële negatieve effecten op prestaties”

Zij trokken deze

conclusie naar aanleiding van een onderzoek waarbij zij de proefpersonen meerdere taken lieten

uitvoeren. Proefpersonen kozen zelf of ze gingen multitasken of niet. Uit dit onderzoek kwamen de

volgende resultaten naar voren: 1) in sommige gevallen kan multitasken leiden tot meer productiviteit,

maar te veel multitasking heeft een negatief effect. 2) wanneer het gaat om de kwaliteit van het geleverde

werk, dan is het resultaat altijd negatief.

(6)

Verklaring voor de beperkte mogelijkheid tot multitasken

In het cognitivisme, een wetenschappelijke stroming waarbij de bestudering van psychische

processen centraal staat, zijn hierover veel theorieën ontwikkeld en onderzoeken gedaan. Valcke (2010)

geeft een overzicht van de belangrijkste assumpties die door de cognitivisten worden gedaan met

betrekking tot de informatieverwerking in het menselijk brein. Uit deze lijst met assumpties blijkt, dat

cognitivisten ervan uitgaan dat de informatieverwerking in stappen plaatsvindt en dat deze processen tot

op zekere hoogte vergelijkbaar zijn met computerprocessen (informatie ontvangen, verwerken en opslaan

in het geheugen). Ook gaan zij ervanuit dat we oneindig veel kunnen leren (ons langetermijngeheugen is

onbeperkt), maar dat de hoeveelheid informatie die we per stap kunnen verwerken beperkt is (ons

kortetermijngeheugen is beperkt). De informatieverwerkende activiteit is interactief, waarmee gedoeld

wordt op het sneller kunnen verwerken van nieuwe informatie wanneer wij over dit onderwerp al kennis

bezitten.Ook Sweller en Chandler (1991; 1994) beschrijven in de cognitive load theorie dat zij er vanuit

gaan dat het langetermijngeheugen onbeperkt is en dat het kortetermijngeheugen beperkt is. Deze

beperking in het kortetermijngeheugen maakt het lastig om verschillende elementen van informatie

tegelijkertijd te verwerken,.

Nadelen uit eerdere onderzoeken

De aanwezigheid van de smartphone in het onderwijs heeft ook mogelijke negatieve aspecten.

Leerlingen kunnen worden afgeleid gedurende lessen door internet of tekstberichten, daarnaast spelen ook

aspecten zoals frauderen tijdens toetsen, de snelle verspreiding van roddels, en het pesten in de klas een

negatieve rol (NAMM, 2011; Shim et. Al. 2011).

2.4 Belemmeringen: adoptie van de smartphone door het onderwijssysteem, de school en het

individu

Voor het onderzoeken van adoptie van digitale leermiddelen differentieert Petko (2012) drie

niveaus: (1) de kenmerken van het onderwijssysteem (bijvoorbeeld examenprogramma’s en curricula), (2)

de kenmerken van de school (bijvoorbeeld de schoolregels, cultuur, infrastructuur, etc.) en (3) de

individuele kenmerken (competenties en visie van leerlingen en docenten). Hieronder wordt beschreven

welke rol deze drie niveaus spelen in dit onderzoek.

Het onderwijssysteem

(7)

voorbereidt op zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Het inpassen en effectief gebruik maken van

ontwikkelingen in technologie en innovatie op het gebied van sociale media en smartphones past volgens

dit onderzoek binnen dit beleid. Het gebruik en/of beleid ten aanzien van smartphones wordt echter niet

specifiek beschreven in examenprogramma’s.

De school

Uit het NAMM onderzoek (NAMM, 2011) bleek ook dat een grote meerderheid van de scholen

geen passend eenduidig beleid heeft met betrekking tot mobieltjes op school. Als er wel afspraken waren

gemaakt werden deze vaak slecht en inconsequent gehandhaafd. Daarnaast werden nieuwe

ontwikkelingen onvoldoende getoetst en/of geassimileerd. Dit gebrek aan kennis levert een risico op voor

de veiligheid van leerlingen en personeel door oneigenlijk gebruik van smartphones. Tevens kan het voor

docenten moeilijker zijn de aandacht van leerlingen vast te houden tijdens de les.

Scholen die erin zijn geslaagd ICT succesvol te integreren in het curriculum hebben vaak een

omvattend ICT beleidsplan opgesteld. Onderzoek laat een duidelijk verband zien tussen

ICT-beleidsplannen enerzijds, en gerealiseerde vernieuwingen in de klas en veranderende leeractiviteiten bij

leerlingen anderzijds (Baylor & Ritchie, 2002). Zij gebruiken ICT niet alleen vaker gedurende het

schooljaar (Tondeur et al., 2008), maar hun ICT-gebruik is ook aantoonbaar meer educatief van aard

(Vanderlinde & van Braak, 2010). Jones (2003) heeft tevens aangetoond dat ICT beleidsplannen

bijdragen aan de duurzaamheid van ICT als onderwijsvernieuwing. Literatuur wijst uit dat de processen

die aan het opstellen van een dergelijk beleidsplan voorafgaan belangrijk zijn voor het slagen van deze

plannen (Vanderlinde, Dexter et.al., 2012; Vanderlinde, van Braak et al., 2012). In “Weten Wat Werkt en

Waarom”(Kennisnet, 2013) worden op basis van deze verschillende studies vier factoren genoemd die

ervoor kunnen zorgen dat een beleidsplan als een springplank kan dienen voor een geslaagde

ICT-integratie op scholen. Deze punten zijn (1) teambetrokkenheid en coördinatie, (2) cyclisch proces

(constante wijziging en ontwikkeling), (3) vertrekken vanuit een visie op onderwijs en (4) omvattende

inhoud.

Beleid & regels op de betrokken scholen

Op beide scholen is er momenteel geen specifieke schoolbrede regelgeving met betrekking tot de

aanwezigheid en/of het gebruik van smartphones in de klas.

Het individu, het leerlingenperspectief

(8)

digitale (leer)omgeving gekend hebben, omringd door ouders met smartphones, laptops, videocomputers,

mp3-spelers, etc. Volgens Palfrey en Gasser (2010) bekijken de geboren digitalen de wereld op een

andere manier, met minder belang voor privacy, vriendschap, informatiebezit, communicatie, creativiteit,

risico’s, bedreigingen en productiviteit dan eerdere generaties. In veel gevallen heeft deze digitale cultuur

invloed gehad op de mogelijkheden, voorkeuren en kwaliteiten binnen educatie (McCarthy, 2010).

Studenten verwachten snelle toegang tot informatie, multitasken graag, hebben een lage tolerantie voor

lessen, een voorkeur voor actieve in plaats van passieve werkvormen, en ze zijn sterk afhankelijk van

sociale media voor sociale en professionele communicatie en informatieverwerking (McCarty, 2010).

Uit het bovenstaande concluderen wij dat de smartphone en de bijbehorende sociale media in de

klas een belangrijke bijdrage leveren aan de verwachtingen en wensen van leerlingen, terwijl scholen en

docenten nog niet (voldoende) voorbereid zijn om adequaat te reageren op de ontwikkelingen rond

technologie. Specifieker: scholen en docenten zijn niet goed genoeg voorbereid op ontwikkelingen rond

sociale media en het gebruik / misbruik van smartphones in de klas en nieuwe pedagogiek is nodig om

docenten hierbij te ondersteunen.

Het individu, het docentenperspectief

(9)

2.5 Relevantie van het onderzoek

Door de recente opkomst van de smartphone en het gebruik van dit fenomeen binnen het

onderwijs, is er nog weinig literatuur en wetenschappelijk onderzoek op dit gebied. Er is al wel veel

geschreven over het gebruik van ICT in de klas, maar weinig over de positieve en negatieve invloeden

van de smartphone. Informatie met betrekking tot verschillen in perceptie en werkelijk gebruik is

onvindbaar. Hieruit vloeit logischerwijs voort dat de regelgeving ten aanzien van smartphones lastig te

formuleren is voor scholen en dat, als deze wel geformuleerd is, hij moeilijk te onderbouwen is. Uit de

kop van de NAMM onderzoek (2011) blijkt dit ook: “mobieltjes beleid op scholen ware chaos”. Het

huidige onderzoek omschrijft in hoeverre de perceptie van docenten en leerlingen wat betreft de invloed

van het gebruik van de smartphone tijdens de les van elkaar verschillen. Dit is een belangrijk gegeven bij

het ontwikkelen van mobieltjesbeleid in het onderwijs, op scholen, en de interpretatie en handhaving

daarvan door docenten en leerlingen.

We verwachten dat dit onderzoek extra kennis toe zal voegen aan eerdere studies (bijvoorbeeld

Petko, 2012; Parker & Chao, 2008; NAMM, 2011) naar de relatie tussen sociale media,

smartphonegebruik en onderwijs. Specifieker: we meten de perceptie van leerlingen en docenten ten

aanzien van smartphonegebruik in Nederland. Ten eerste verwachten we dat ons onderzoek bijdraagt aan

de kennis met betrekking tot de directe relatie tussen smartphones en aandacht voor de les (NAMM,

2011; McCarthy, 2010). Ten tweede verwachten we extra kennis te leveren ten aanzien de perceptie en

werkelijke negatieve invloed van de smartphone in het onderwijs. Tot slot verwachten we dat de

uitkomsten van dit onderzoek implicaties hebben voor de werkwijze van schoolbesturen en docenten.

3 Methode

3.1 Deelnemers

Voor het meten van de perceptie van de docenten (N = 62) en leerlingen (N = 205) met

betrekking tot de voordelen, nadelen en belemmeringen van het gebruik van smartphones tijdens de les

gebruiken we een online enquête. Enkel docenten en leerlingen uit het vierde leerjaar HAVO/VWO van

het Zernike College (Westerse Drift, Haren, 73%) en het Piter Jelles Gymnasium (Leeuwarden, 27%)

nemen deel aan deze enquête. Van de leerlingen was 41% man en 59% vrouw, 28% zat op HAVO en

72% zat op VWO. Van de docenten was 57% man en 43% vrouw, 65% gaf les op HAVO en 89% gaf les

op VWO. De gemiddelde leeftijd van de leerlingen was 16 jaar, waarbij de oudste leerling 18 was en de

jongste 14. De gemiddelde leeftijd van de docenten was 38 jaar, waarbij de oudste docent 64 was en de

jongste 25.

(10)

telefoon. Van de docenten bezat 38% een telefoon zonder internetmogelijkheden en 3% was niet in het

bezit van een telefoon.

3.2 Enquête ontwerp en variabelen

3.2.1 Leerling-enquête

De leerling-enquête heeft als doel de perceptie van leerlingen met betrekking tot de voordelen,

nadelen en belemmeringen van het bezit en gebruik van de smartphone tijdens de les te meten. De

enquête informeert de leerlingen in het begin enkel over het feit dat ze deelnemen aan een enquête over

smartphones op school. De leerlingen wordt expliciet gevraagd naar het bezit van een smartphone. Als

leerlingen geen smartphone bezitten slaan ze een reeks vragen met betrekking tot het gebruik van de

smartphone over.

De enquête richt zich eerst op schattingen ten aanzien van het gemiddeld gebruik van de

smartphone per lesuur. Vervolgens wordt het (gebruik van) het aantal Sociale Media applicaties op de

smartphone gemeten. De vragen zijn opgesplitst in het gebruik ten behoeve van lesdoeleinden, en ten

behoeve van NIET lesdoeleinden. Specifieker: met gebruik voor lesdoeleinden bedoelen we dat leerlingen

de smartphone gebruiken met als streven de huidige leerdoelen (lesstof) beter te begrijpen, dit kan zijn na

een door de docent gegeven instructie om de smartphone te gebruiken, maar ook op eigen initiatief.

Om een beeld te kunnen krijgen van wat leerlingen vaak vinden, worden de percepties ten

aanzien van gebruik gemeten op twee schalen, waarbij een 5-punts Likert schaal (1=Heel vaak; 5 = Nooit)

meet of een leerling iets heel vaak of nooit gebruikt (“Hoe vaak gebruik jij jouw smartphone / mobiele

telefoon gemiddeld genomen tijdens een les?”) en een 7-punts Likert schaal (bij gebruik van smartphone

1 = 0 keer; 7 = 21 keer of vaker; bij gebruik van Sociale Media applicaties 1 = 0 keer; 7 = geen

applicatie/geen gebruik ) meet hoe vaak een leerling dit in aantallen vertaalt.

(11)

“Tijdens de les vind ik de invloed van...” ( telefoons /sociale media wel of niet ingezet voor

lesdoeleinden, 1 = zeer positief; 5 = zeer negatief).

Daarna worden enkele vragen gesteld ten aanzien van het beleid op school. Bij deze vragen

worden zowel meerkeuze vraag (ja, nee, weet niet) als een open vraag gesteld. In de open vraag kunnen

de leerlingen zelf aangeven welke afspraken zij vinden dat de school met de leerlingen zou moeten maken

wat betreft het smartphone gebruik tijdens de les. De complete vragenlijst is toegevoegd als bijlage I.

3.2.2 Docentenenquête

De docentenenquête heeft als doel de perceptie van docenten met betrekking tot de voordelen,

nadelen en belemmeringen van het bezit en gebruik (door leerlingen) van de smartphone tijdens de les te

meten. De enquête voor de docenten bevat dezelfde structuur en voor een groot deel dezelfde vragen als

de leerlingenenquête. Het verschil tussen de docentenenquête en de leerling-enquête is te vinden in het

eerste deel. Bij de schatting van het gemiddelde gebruik krijgt de docent dezelfde vragen, maar in een

andere vorm: de docent wordt niet gevraagd naar zijn eigen smartphone gebruik, maar naar zijn idee van

het smartphone gebruik van de leerlingen. De vragen over voordelen, nadelen en belemmeringen zijn

zowel in de docenten- als de leerlingenenquête gelijk. De complete vragenlijst is toegevoegd als bijlage

II.

3.3 Verwerking en analyse van gegevens

De resultaten van de online enquête konden digitaal geïmporteerd en verwerkt worden in SPSS. Daarbij

zijn incomplete enquêtes verwijderd. Bij het analyseren van de gesloten vragen is gebruik gemaakt van de

t-toets voor twee onafhankelijke steekproeven. Hierbij zijn de leerlingen en docenten twee onafhankelijke

groepen. De open vragen zijn handmatig geanalyseerd en gecategoriseerd.

4 Resultaten

4.1 Manipulatie checks

Bij de analyse die volgt zijn alle incomplete enquêtes verwijderd. Dit resulteerde in een respons van

37 docenten (60% respons) en 86 (42% respons) leerlingen. Tussen VWO en HAVO leerlingen zit geen

significant verschil in frequentie en doel van het telefoongebruik. Tussen de scholen is alleen een

significant verschil (t=2.309, p=0.005) gevonden bij het gebruik van de smartphone tijdens de les voor

lesdoeleinden. Hierbij werd door de leerlingen van het Zernike College aangegeven dat zij vaker gebruik

maken van de smartphone voor lesdoeleinden (M=1.50) dan leerlingen van het Piter Jelles Gymnasium

(M=1.75). Er zijn geen verschillen gevonden tussen docenten van de verschillende scholen met

(12)

4.2

In hoeverre komen de percepties van docenten en leerlingen wat het gebruik van de

smartphone tijdens de les betreft overeen?

Uit de t-toets voor twee onafhankelijke steekproeven komt naar voren dat docenten denken dat

leerlingen gemiddeld vaak op hun smartphone kijken, terwijl leerlingen aangeven dat ze eerder soms dan

vaak op hun smartphone kijken (M=1.95 vs. M=2.67). Dit verschil is significant (t=-4.017, p=0.000). Om

te kijken of docenten en leerlingen dezelfde perceptie hebben van vaak, is dezelfde vraag nogmaals

gesteld in numerieke vorm. Deze resultaten zijn weergegeven in tabel 1. Hieruit kwam eveneens een

significant verschil naar voren (t=2.597, p=0.011). Naast het vergelijken van de verschillen in percepties

van docenten en leerlingen wat de frequentie van het gebruik betreft, is ook de perceptie betreffende de

doeleinden van het gebruik onderzocht. Er bestaat geen significant verschil (t=0.793, p=0.429) met

betrekking tot hoe vaak zij denken dat de smartphone wordt gebruikt voor lesdoeleinden (M=1.76 vs.

M=1.68). Wel is er een significant verschil (t=2.122, p=0,036) gevonden als wordt gekeken naar de

perceptie met betrekking tot het gebruik van smartphones voor niet-lesdoeleinden (M=3.24 vs. M=2.74).

4.3

Wat zien docenten en leerlingen als voordelen van de smartphone m.b.t. het gebruik van

smartphones tijdens de les?

Zowel docenten als leerlingen vinden de invloed van smartphones (M=2.35 vs. M=2.27) en sociale

media (M=2.83 vs. M=2.72) ingezet voor lesdoeleinden overwegend positief. Hierbij is geen significant

verschil gevonden, respectievelijk (t=0.447, p=0.656) en (t=0.560, p=0.576). Om meer te weten te komen

over de voordelen die zowel docenten als leerlingen aan het gebruik van de smartphone tijdens de les

toeschrijven is ook gevraagd wat zij het voordeel vinden van het gebruik van de smartphone tijdens de

(13)

les. Het vaakst werd door docenten (59,5%) en leerlingen (58,8%) gewezen op de mogelijkheid de

telefoon in te zetten voor lesdoeleinden, zoals het vinden van extra informatie over de behandelde stof of

het vertalen van woorden. Ook werd door een aantal respondenten aangegeven dat de smartphone een

goede vervanging is wanneer de computers of het smartbord niet werken.

Een van de belangrijkste voordelen voor leerlingen is dat de smartphone een moment van afleiding

kan bieden en verveling voorkomt tijdens (saaie) lessen (25,9%). Hierbij varieerden de antwoorden van

“Je kan ook de saaie les leuker maken door te chatten met vrienden.”

tot “ ...zodat de les niet te saai

wordt, een kleine afleiding om je even weer op te laden.”

Hierbij werd meermalen toegevoegd dat het

voor leerlingen niet mogelijk is om het hele lesuur geconcentreerd met de les bezig te zijn. Door docenten

wordt deze mogelijkheid tot afleiding niet als voordeel genoemd. Docenten (32,4%) gaven veel vaker dan

leerlingen (5,9%) aan dat het gebruik van de smartphone tijdens de les geen voordelen kent. Tabel 2 geeft

een overzicht van de voordelen die door docenten en leerlingen zijn genoemd.

De invloed van verschillende applicaties op de aandacht voor les liet zien dat de volgende applicaties

door docenten en leerlingen als positief worden gezien: Google/Wikipedia en schoolapplicaties (bv.

Magister, SOM, Moodle

en It’s). Google en Wikipedia werden door de docenten (0% zeer positief,51,4%

positief, 27,7% neutraal ) en leerlingen (11,8% zeer positief, 44,7% positief, 10,6% neutraal) het meest

positief beoordeeld. De positieve invloed van deze applicaties op de aandacht voor de les wordt door

zowel docenten als leerlingen toegeschreven aan de mogelijkheid om hiermee informatie over de lesstof

op te zoeken.

Voordelen van het gebruik van smartphones tijdens de les:

Leerlingen Docenten

Smartphone gebruik tijdens de les kent geen voordelen

5,9%

32,4%

Gebruik voor lesdoeleinden: internet, veel info, extra materiaal, woordenboek etc.

58,8%

59,5%

Dicht bij de leefwereld, motiverend

1,2%

16,2%

Leerlingen vinden snel informatie over organisatorische zaken; roosters, huiswerk etc.

7,1%

10,8%

Bevordert communicatie m.b.t les:Whatsapp naar afwezige groepsgenoot o.i.d.

8,2%

8,1%

Betere concentratie voor leerlingen: muziek luisteren tijdens zelf werken

5,9%

5,4%

Zorgt voor (korte) afleiding en voorkomt verveling

25,9%

0%

Overige

8,2%

18,9%

Leerlingen N=85, Docenten N=37, respondenten konden meerdere antwoorden geven.

De invloed van schoolapplicaties op de aandacht voor de les wordt door docenten (2,7% zeer

positief, 45,9% positief, 37,8% neutraal) en leerlingen (2,4% zeer positief, 38,8% positief, 18,8 neutraal)

als neutraal - positief beoordeeld. Hoewel maar weinig docenten (8,1%) en leerlingen (0%) aangeven dat

(14)

deze applicatie wordt gebruikt voor lesdoeleinden, wordt het wel als handig en rustgevend gezien dat deze

applicaties duidelijkheid kunnen verschaffen over cijfers, roosters en andere praktische zaken.

Hoewel de invloed van de bovenstaande applicaties op de les door de meerderheid als positief – neutraal

wordt beoordeeld zijn er ook respondenten die wijzen op nadelen van het gebruik van deze applicaties

tijdens de les. Het meest genoemde nadeel voor beide applicaties is dat het gebruik kan zorgen voor

afleiding. Daarnaast was een belangrijk nadeel van de schoolapplicaties dat deze wel met school te maken

hadden, maar niets met de les op zichzelf.

4.4

Wat zien docenten en leerlingen als nadelen van de smartphone m.b.t. het gebruik van

smartphones tijdens de les?

Uit de t-toets voor twee onafhankelijke steekproeven blijkt dat docenten de invloed van de

smartphone op de aandacht voor de les (M=4.16 vs. M=3.33) en op de leerprestaties van leerlingen

(M=3.70 vs. M=3.33) negatiever inschatten dan dat leerlingen dit doen, zie ook Tabel 3 & 4. Deze

verschillen zijn significant, respectievelijk (t=6.092, p=0.000) en (t=2.812, p=0.006).

Zowel docenten als leerlingen vinden de invloed van smartphones (M=3.81 vs. M=3.25) en sociale

media (M=3.95 vs. M=3.20) ingezet voor niet lesdoeleinden overwegend negatief. Hierbij is echter wel

een significant verschil gevonden, respectievelijk (t=3.243, p=0.002) en (t=3.861, p=0.000). Docenten

zijn over het algemeen negatiever dan leerlingen.

(15)

Om meer te weten te komen over de nadelen die zowel docenten als leerlingen aan het gebruik

van de smartphone tijdens de les toeschrijven is ook gevraagd wat zij het nadeel vinden van het gebruik

van de smartphone tijdens de les. Het vaakst werd door docenten (81,1%) en leerlingen (73,0%)

aangegeven dat de smartphone tijdens de les een bron van afleiding is. Hierbij gaf een deel van zowel de

docenten als de leerlingen aan dat niet alleen de leerling die de telefoon pakt wordt afgeleid, maar ook

medeleerlingen. Enkele docenten en leerlingen relativeerden dit nadeel van de smartphone weer: “... wij

schreven vroeger in een schriftje/agenda”

(docent), of “ maar als ik geen smartphone had zou ik ook wel

met m’n vrienden gaan praten alleen niet via Whatsapp dus is het niet echt veranderend voor mijn

aandacht tijdens de les”

(leerling). Tabel 5 geeft een overzicht van de nadelen die door docenten en

leerlingen zijn genoemd.

Bij het analyseren van invloed van verschillende applicaties op de aandacht voor de les dan worden de

volgende applicaties als negatief beoordeeld: Facebook, (Hyves), Twitter, Whatsapp/Ping/Mobiele chat

Nadelen van het gebruik van smartphones tijdens de les:

Leerlingen Docenten

Geen

8,2%

2,7%

Afleiding (ook leerlingen in -anderen- klas)

73,%

81,1%

Verslavend effect (niets willen missen)

2,4%

8,1%

Geen zicht op wat ze doen: lesdoel of chat o.i.d.

1,2%

10,8%

De docent kan zich genegeerd voelen/ het is onbeleefd

3,5%

0%

Negatieve invloed op de cijfers

2,4%

0%

Overige

9,4%

10,8%

Leerlingen N=85, Docenten N=37, respondenten konden meerdere antwoorden geven.

Tabel 4 Invloed smartphones op aandacht voor de les. Boven: Leerlingen. Onder: Docenten

(16)

en Youtube. De belangrijkste redenen die bij deze applicaties door zowel docenten als leerlingen worden

gegeven is dat het gebruik van deze applicaties zorgen voor afleiding tijdens de les, en dat deze

applicaties worden gebruikt voor niet-lesdoeleinden. Hyves is hierbij buiten beschouwing gelaten omdat

95,3% van de leerlingen aangeeft deze applicatie niet te gebruiken.

Hoewel deze applicaties door de meeste respondenten wordt gezien als afleidend, wijzen enkele

respondenten op een aantal positieve punten van verschillende applicaties: met Facebook kunnen

leerlingen lesgroepen aanmaken voor discussies, overleg en het uitwisselen van informatie. Ook wordt er

op gewezen dat leerlingen Whatsapp ed. kunnen gebruiken voor overleg met afwezige groepsgenoten.

Daarnaast kan Twitter door leerlingen worden gebruikt om op de hoogte te blijven van actualiteiten en om

meningen uit te wisselen. Als laatste was er naast veel kritiek op Youtube ook een groep (32% van de

docenten en 5,8% van de leerlingen) die aangaf dat Youtube heel goed kan worden ingezet voor

lesdoelen: bijvoorbeeld door het opzoeken van filmpjes die de lesstof verduidelijken.

4.5

Welke belemmeringen zien leerlingen en docenten m.b.t. het gebruik van smartphones tijdens

de les?

Op de vraag of er op school algemene regels en afspraken wat het gebruik van smartphonesbetreft

zijn, is een opvallend groot verschil tussen docenten en leerlingen gevonden. Tabel 6 laat zien dat het

merendeel (65%) van de docenten aangeeft dat er geen algemene regels en afspraken zijn, terwijl 54

procent van de leerlingen denkt dat deze er wel zijn of aangeeft het niet te weten (31%).

Naar aanleiding van het idee van leerlingen en docenten over de al dan niet aanwezig zijnde

regelgeving op school hebben beide groepen hun mening gegeven m.b.t. het huidige beleid. Uit de

antwoorden bleek dat er geen eenduidig beleid was en regelgeving in alle gevallen (te) flexibel was.

Voorbeelden van antwoorden van leerlingen hierbij zijn “er zijn docenten die denken “ach wat maakt het

(17)

uit” en er zijn docenten die fanatiek op telefoonjacht gaan”,“Het klinkt misschien enigszins als verraad

als ik dit zeg, maar eigenlijk vind ik dat deze regels prima aangescherpt mogen worden”

. Docenten

voegen daar aan toe: “Iedereen regelt het zelf”. Uit de tabellen 7 en 8 blijkt dat zowel leerlingen (58,8%)

als docenten (75,7%) een sterke behoefte hebben aan duidelijke regelgeving en een consequente naleving

daarvan.

Mening van leerlingen over het huidige beleid op school

Leerlingen

Leerling geeft aan meer behoefte te hebben aan duidelijke regelgeving en consequente

naleving

58,8%

Leerling geeft aan dat Smartphones alleen met toestemming gebruikt mogen worden

maar dat ze niet volledig verboden moeten worden

17,6%

Leerling geeft aan dat het eigen verantwoordelijkheid van leerlingen moet zijn

12,9%

Overige

14,1%

Leerlingen N=85, respondenten konden meerdere antwoorden geven

Mening van docenten over het huidige beleid op school

Docenten

Docent geeft aan meer behoefte te hebben aan duidelijke regelgeving en consequente

naleving

75,7%

Docent geeft aan dat het eigen verantwoordelijkheid van docenten en leerlingen moet zijn

16,2%

Docent zet vraagtekens bij volledig verbod, docent wil graag weten hoe Smartphones en

Sociale Media in te zetten in lessen

10,8%

Docent geeft aan regels prima te vinden

8,1%

Overige

0,0%

Docenten N=37, respondenten konden meerdere antwoorden geven

Zowel leerlingen als docenten vinden eigen verantwoordelijkheid binnen deze regels een

belangrijk punt, maar docenten geven daar vaak bij aan dat ze het moeilijk vinden om sancties op te

leggen bij misbruik. Beiden zetten in de meeste gevallen ook vraagtekens bij een volledig verbod. Een

deel van de docenten geeft daarbij duidelijk aan graag te willen leren hoe Smartphones en Sociale Media

ingezet kunnen worden voor lesdoeleinden.

Concluderend kunnen we stellen dat zowel uit de kennis van de regelgeving, alsmede uit de

meningen over deze regelgeving, blijkt dat de regelgeving niet duidelijk is en/of niet consequent wordt

gehandhaafd terwijl er bij beide partijen (leerlingen en docenten) wel een dringende behoefte is aan

duidelijkheid.

Tabel 7 Mening van leerlingen over het huidige beleid op school

(18)

4.6

Adviezen van docenten en leerlingen wat schoolregels voor het telefoongebruik tijdens de les

betreft.

Aan docenten en leerlingen is naast hun mening over het huidige schoolbeleid ook gevraagd welke

schoolregels zij wenselijk zouden vinden wat het gebruik van smartphones tijdens de les betreft. Uit de

gegeven antwoorden komt naar voren dat maar weinig docenten (13,5%) en leerlingen(5,9%) voor een

volledig verbod van mobieltjes in de klas zijn. En dat ook het andere uiterste, geen regels vanuit de

school, maar door weinig docenten (8,1%) en leerlingen (10,6%) wordt genoemd. De meeste voorgestelde

regels vallen in de categorie dat de telefoon de les in mag en dat deze alleen mag worden gebruikt mits

aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan (bijvoorbeeld: er toestemming is gevraagd, deze wordt gebruikt

voor lesdoelen etc.). Daarnaast wordt door een klein deel van de docenten (5,4%) en leerlingen (2,5%)

aangegeven dat het belangrijk is dat docenten de smartphone vaker inzetten voor lesdoeleinden. In tabel 9

is een overzicht gegeven van de meest voorgestelde regels.

Adviezen docenten & leerlingen

Leerlingen

Docenten

Telefoon mag de les niet in

5,9%

13,5%

Telefoon (alleen) toegestaan voor lesdoeleinden

25,9%

10,8%

Alleen gebruik met toestemming van de docent

20,0%

38,0%

Telefoon moet uit het zicht: in tas, jas of broekzak

5,9%

35,1%

Docent moet telefoon vaker inzetten voor leerdoeleinden

2,4%

5,4%

Telefoon mag niet gebruikt worden voor sociale doeleinden

3,5%

13,5%

Geen telefoon tijdens de centrale uitleg, wel tijdens zelfwerkzaamheid

44,7%

10,8%

Telefoongebruik mag, mits het anderen niet stoort

20,0%

10,8%

Telefoon mag worden ingenomen

20,0%

18,9%

Privacy docenten en leerlingen waarborgen (geen ongevraagde filmpjes e.d.)

3,5%

10,8%

Kort moment in de les voor telefoon (als beloning)

9,4%

5,4%

Geen regels vanuit school: eigen verantwoordelijkheid docent en leerlingen

10,6%

8,1%

Overige

25,9%

13,5%

Totaal

197,7%

194,6%

Leerlingen N=85, Docenten N=37, respondenten konden meerdere antwoorden geven

Tabel 9 Adviezen van docenten en leerlingen v.w.b. schoolregels voor gebruik telefoon in de les. Meerdere antwoorden per persoon mogelijk.

5

Discussie

5.1 Theoretische implicaties

(19)

niet-lesdoeleinden wordt deze manier van communicatie alleen door leerlingen als positief ervaren: als de les

‘saai’ is en/of als de leerling behoefte heeft aan afleiding.

Verschillende onderzoeken (Adler et. al., 2012, Wood et. al, 2012) wezen uit dat mensen slechts

in beperkte mate kunnen multitasken, en dat multitasken waarbij van onderwerp geswitcht moet worden

kan leiden tot slechtere resultaten (Junco, 2012). Ten eerste laat dit onderzoek zien dat leerlingen

regelmatig van onderwerp switchen door hun smartphone meermaals voor niet-lesdoeleinden

(bijvoorbeeld: Facebook, Twitter) te gebruiken tijdens de les. Ten tweede zijn zowel docenten als

leerlingen daarbij overwegend negatief over de invloed van smartphones op de aandacht voor de les en

over de invloed van smartphones op de leerprestaties.

Uit het NAMM onderzoek (2011) bleek al dat een grote meerderheid van de scholen geen

eenduidig en passend beleid heeft met betrekking tot mobieltjes op school. Dit onderzoek bevestigt deze

resultaten en laat ook zien dat zelfs als er afspraken zijn deze vaak slecht en inconsequent gehandhaafd

worden.

5.2 Praktische implicaties

Het huidige onderzoek bewijst dat er wel degelijk verschillen bestaan tussen de perceptie van

leerlingen en docenten met betrekking tot het gebruik van smartphones tijdens de les. Beide groepen

geven aan dat regelmatig gebruik leidt tot minder aandacht voor de les (het niet kunnen multitasken; niet

kunnen schakelen tussen twee niet verwante onderwerpen) en daaraan gekoppeld een negatieve invloed

op de leerprestaties.

(20)

5.3 Beperkingen

Er zijn verschillende beperkingen in dit onderzoek. Ten eerste, bij zowel leerlingen als docenten

zijn percepties gemeten in plaats van werkelijk gebruik. Ten tweede, dit onderzoek is representatief voor

de twee deelnemende scholen, onderzoek op scholen waarbij wel en/of een ander beleid wordt gevoerd

kan leiden tot verschillende resultaten. Ten derde heeft dit onderzoek zich enkel en alleen gefocust op

leerlingen en docenten uit 4 havo en 4 vwo. Vergelijkbaar onderzoek op lagere niveaus of in andere

leeftijdsgroepen zal naar verwachting leiden tot andere uitkomsten.

5.4 Toekomstig onderzoek

In deze studie is slechts de perceptie van het gebruik van smartphones en sociale media tijdens de

les gemeten. Toekomstig onderzoek zou veldonderzoek kunnen betreffen naar het werkelijke gebruik van

beide in de klas. Daarnaast betekenen de resultaten op 4 havo en 4 vwo niveau niet dat dezelfde

conclusies kunnen worden getrokken op andere scholen, in andere landen met andere culturen, maar ook

op andere leerniveaus/onderwijsstromingen en in andere leeftijdsklassen op onderzochte scholen.

5.5 Conclusie

Concluderend kunnen we stellen dat Guusje, uit de introductie, niet de enige is die een

ontzettende drang heeft naar het gebruiken van haar smartphone: smartphones beïnvloeden de aandacht

voor de les. De percepties van docenten en leerlingen met betrekking tot het gebruik van smartphones

komt niet overeen. Docenten denken dat leerlingen hun smartphones vaker gebruiken (voor

niet-lesdoeleinden) dan leerlingen zelf aangeven. Beide groepen zijn het wel eens over het gebruik van

smartphones voor lesdoeleinden: dit komt nauwelijks voor.

Zowel docenten als leerlingen vinden de invloed van smartphones en sociale media ingezet voor

lesdoeleinden overwegend positief. Belangrijkste voordeel dat wordt genoemd is het snel vinden van

informatie (over zowel over lesdoelen als organisatorische zaken), en het delen van informatie met

klasgenoten.

Het feit dat leerlingen niet kunnen multitasken gecombineerd met het huidige smartphone gebruik

voor niet-lesdoeleinden resulteert in een overwegend negatief beeld: het leidt anderen af, heeft een

verslavend effect en geeft weinig zicht op wat de leerlingen aan het doen zijn.

(21)

voorwaarden

(bijvoorbeeld:

toestemming

vragen,

gebruik

voor

lesdoeleinden,

etc.)

en

zelfverantwoordelijkheid (binnen kaders). Over de exacte bepaling van de regels bestaan nog wel

meningsverschillen. De onderzochte scholen en docenten zijn dus inderdaad niet goed genoeg voorbereid

om adequaat te reageren op de ontwikkelingen rond deze technologie.

(22)

6 Literatuur

Adler, R. F., & Benbunan-Fich, R. (2012). Juggling on a high wire: Multitasking effects on performance.

International Journal of Human-Computer Studies, 2, 156-168.

Baylor, A.L., & Ritchie, D. (2002). What factors facilitate teacher skill, teacher morale, perceived

student learning in technology-using classrooms? Computers & Education, 39, 395-414.

Black, P., & William, D. (1998). Assessment and classroom learning. Assessment in Education:

Principles, Policy & Practice, 5(1), 7-74.

Cable, D.M., & Yu, K.Y.T. (2007). How Selection AND Recruitment Practices Develop Beliefs Used to

Assess Fit. Ostroff, C. and Judge, T.A. (eds), Perspective on Organizational Fit, New York:

LEA, pp. 155-182.

Cain, J., Scott, D., & Smith, K. (2010). Use of Social Media by Residency Program Directors for

Resident Selection. American journal of health-system pharmacy, 67, 1635-1639.

Chorny, V. & Webbing, D. (2010). The effect of accountability policies in primary education in

Amsterdam. Den Haag: Centraal Planbureau.

Crook, C., (2008) Implementing Web 2.0 in Secondary Schools: Impacts, Barriers and Issues, Coventry,

UK: British Educational Communications and Technology Agency, Sept.

Dawley, L. (2009). Social network knowledge construction: Emerging virtual world pedagogy.

On the Horizon, 17, 109-121.

Demetriadis, S., Barbas, A., Molohides, A., Palaigerogiou, G., Psillos, D., Vlahavas, I., Tsoukalas, I.,

Pombrotsis, A. (2003). ‘‘Cultures in negotiation’’: teachers’ acceptance/resistance

attitudes considering the infusion of technology into schools. Computers & Education, 41

(2003) 19–37

Ellis, A. (2001). Student-centered collaborative learning via face-to-face ans asynchronous online

communication: what’s the difference? In Proceedings of the 18

th

Annual Conference of the

Australian Society for Computers in Learning in Tertiary Education 169-177,

Melbourne Australia.

Ely, D. P. (1993). Computers in schools and universities in the United States of America. Educational

Technology,33(9), 53–57.

Ebbens, S., Ettekoven, S. (2009). Effectief Leren, Basisboek, Noordhoff Uitgevers, Groningen.

Fuchs, L.S., Fuchs D. & Hamlett C.L. (1986). Effects of Instrumental Use of Curriculum-Based

Measurement to Enhance Instructional. Programs Remedial and Special Education, 10(2),

43-52.

(23)

Hirst, W. & Kalmar, D. (1987). Characterizing attentional resources. Journal of experimental

Psychology, 1, 68-81.

Jones, R.M. (2003). Local and national ICT policies. In R.B. Kozma (Red.), Technology, innovation

and educational change: A global perspective,163-194. Eugene, OR: International Society

for Technology in Education.

Jovanovic, J., Choing, R., Weise, T. (2012). Social Networking, Teaching and Learning.

Interdisciplinary Journal of Information, Knowledge, and Management Volume 7, 2012

Introduction to Special Section on Social Networking, Teaching, and Learning

Junco, R. (2012). In-class multitasking and academic performance. Computers in Human Behavior, 6,

2236-2243.

Kaplan, A., & Haenlein, M. (2010). Users of the world, unite! The challenges and

opportunities of social media. Business Horizons, 53(1), 59–68.

Katz, J. E. (2002). Perpetual Contact: Mobile Communication, Private Talk, Public Performance;

Cambridge University Press: Cambridge, U.K., 2002.

Kennisnet (2013). Wetenschappelijk tijdschrift over opbrengsten en werking van ICT in het

onderwijs. Weten Wat Werkt en Waarom, 2 (1).

Kluger, A.N. & DeNisi, A. (1996). The effects of feedback interventions on performance: A historical

review, a meta-analysis, and a preliminary feedback intervention theory. Psychological Bulletin,

119(2), 254.

Korte, W. B., & Hüsing, T. (2006). Benchmarking access and use of ICT in European schools 2006.

Bonn: Empirica.

McCarthy, J. (2010). Blended learning environments: Using social networking sites to enhance the first

year experience. Australian Journal of Educational Technology, 26(6), 729-740.

Moody, M. (2010). Teaching Twitter and Beyond: Tips for Incorporating Social Media in Traditional

Courses. Journal of Magazine & New Media Research, 11(2).

OECD (2001). Learning to change: ICT in schools, Paris.

Palfrey, J. & Gasser, P. (2010). Born digital.

Parker, K. R. & Chao, J. (2007). Wiki as a teaching tool. Interdisciplinary Journal of Knowledge and

Learning Objects, 3, 57-72.

(24)

Pedretti, E., Mayer-Smith, J., & Woodrow, J. (1999). Teaming technology enhanced instruction in the

science classroom and teacher professional development. Journal of Technology and Teacher

Education, 7(2), 131–143.

Petko, D., (2012). Teachers’ pedagogical beliefs and their use of digital media in classrooms:

Sharpening the focus of the ‘will, skill, tool’ model and integrating teachers’

constructivist orientations. Computers & Education, 58 (2012) 1351–1359

Prensky, M. (2001). Digital natives, digital immigrants. On the Horizon, 9(5), 1-6.

Rijksoverheid, Ministerie OCW (2013). Geraadpleegd maart 2013:

http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ocw

Samenvatting onderzoek ‘Mobieltjes op school’ (2011). Nationale Academie voor Media &

Maatschappij. Opgevraagd maart 2012.

Shewbridge, C., Ikeda, M., & Schleicher, A. (2006). Are students ready for a technology-rich world?:

What PISA studies tell us. Paris: OECD.

Shim, J.P., Dekleva, S., Guo, C., Mittleman, D. (2011). Twitter, Google, IPhone/iPad, and Facebook

(TGIF) and Smart Technology Environments: How Well Do Educators Communicate with

Students via TGIF? Communications of the Association for Information Systems, 29(35)

657-672.

Stingl, A. (2009). The Internet & Society. Research Starters Sociology, 1-6

Sweller, J.& Chandler, p. (1991) Cognitive load theory and the format of instruction. Cognition and

instruction, 8 (4) 293-332.

Sweller, J. & Chandler, P. (1994). Why some material is difficult to learn. Cognition and instruction, 12

(3), 185-233.

Teitler, P. (2011). Lessen in Orde, handboek voor de onderwijspraktijk. Coutinho, Bussum.

Tondeur, J., van Keer, H., van Braak, J., & Valcke, M. (2008). ICT integration in the classroom:

Challenging the potential of a school policy. Computers & Education, 51, 212-223.

Trusov, M., Buskling, R.E., & Pauwels, K. (2009). Effects of Word-of-Mouth Versus Traditional

Marketing: Findings from an International Social Networking Site, Journal of Marketing,

79, 90-102

Twardella, D., Matzen, W., Lahrz, T., Burghardt, R., Spegel, H., Hendrowarsito, L., Frenzel, A.C.,

Fromme, H. (2012). Effect of classroom air quality on students_ concentration: results of

a cluster-randomized cross-over experimental study. Indoor Air 22, 378–387

(25)

Valtonen, T., Pontinen, S., Kukkonen, J., Dillon, P., Väisänen, P., & Hacklin, S. (2011). Confronting the

technological pedagogical knowledge of Finnish Net Generation student teachers. Technology,

Pedagogy and Education, 20, 3-18.

Vanderlinde, R., & van Braak, J. (2010). Implementing an ICT curriculum in a decentralized policy

context: Description of ICT practices in three Flemish primary schools. British Journal of

Educational Technology, 41, 139-141.

Vanderlinde, R., van Braak, J., & Dexter, S. (2012) ICT policy planning in a context of curriculum

reform: Disentanglements of ICT policy domains and artifacts. Computers & Education, 58,

1339-1350.

Vanderlinde, R., Dexter, S., & van Braak, J. (2012). School-based ICT policy plans in primary education:

Elements, typologies and underlying processes. British Journal of Educational Technology, 43,

505-519.

Volkskrant, 14 Mei 2013, Reportage Eindexamens 2013 door Gidi Heesakkers.

Weisgerber, C., & Butler, S. (2010). Editor's introduction: Special issue on communication pedagogy in

the age of social media. Electronic Journal of Communication, 20(1), 1-3.

Welfort A.T. (1967). Single-channel operation in brain.Acta Psygologica, no 22, pp 5-22.

Wells, J. G., & Anderson, D. K. (1995). Teachers’ stages of concern towards Internet integration. Report

No. TAC-B-459. ERIC document Reproduction Service No. ED389261.

Williams, A.J., Pence, H.E. (2011). Smart Phones, a Powerful Tool in the Chemistry Classroom. Journal

of Chemical Education, 88, 683–686

Wood, E., L. Zivcakova, P. Gentile, K. Archer, D. De Pasquale, A. Noska (2012). Examining the impact

of off-task multi-tasking with technology on real-time classroom learning. Computers &

(26)

7.0

Bijlagen

Bijlage I: Enquête Leerlingen gekopieerd uit Qualtrics

Leerling Enquete Smartphone

Q1.1 Introductie Je neemt deel aan een enquête over smartphones op school. Lees de onderstaande

informatie goed door voor je begint.Procedure Op de volgende pagina's stellen we je een aantal vragen

met betrekking tot het bezitten van een smartphone en het gebruik van de smartphone door jou. Het

invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 10 minuten. Alle velden moeten ingevuld worden, anders kun

je niet verder. Dus probeer overal een passend antwoord te geven. Deelname Deelnemers in dit

onderzoek zijn leerlingen uit 4 HAVO/VWO van verschillende middelbare scholen in Nederland. De

enquête is anoniem, jullie worden niet beoordeeld naar aanleiding van de resultaten.

Q1.2 Kies het soort telefoon die het beste past bij de telefoon die jij bezit

 Smartphone

 Mobiele telefoon zonder internetmogelijkheden

 Ik heb geen mobiele telefoon / smartphone

Q2.1 Op welke school zit je?

 Zernike College (Westerse Drift, Haren)

 Pieter Jelles Gymnasium (Leeuwarden)

Q2.2 Wat is je geslacht?

 Man

 Vrouw

Q2.3 In welk jaar ben je geboren?

 2000

(27)

Q2.4 Welke stroming volg je?

 HAVO

 VWO

Q3.1 Hoe vaak gebruik jij jouw smartphone / mobiele telefoon gemiddeld genomen tijdens een les?

 Heel vaak

 Vaak

 Soms

 Bijna nooit

 Nooit

Q3.2 Hoe vaak gebruik jij jouw smartphone / mobiele telefoon gemiddeld genomen tijdens een les?

 0 keer

 1 tot 5 keer

 6 tot 10 keer

 11 tot 15 keer

 16 tot 20 keer

 21 keer of vaker

Q3.3 Hoe vaak gebruik jij jouw smartphone / mobiele telefoon gemiddeld genomen tijdens een les

voor LESDOELEINDEN? * Met LESDOELEINDEN bedoelen wij dat leerlingen de smartphone gebruiken

met als streven de huidige leerdoelen (lesstof) beter te begrijpen, dit kan zijn NA een door de docent

gegeven instructie om de smartphone te gebruiken, maar ook op eigen initiatief.

 0 keer

 1 tot 5 keer

 6 tot 10 keer

 11 tot 15 keer

 16 tot 20 keer

 21 keer of vaker

(28)

Q4.1 Bij welke Sociale Media heb jij een account?

Ik heb een account:

WEL

NIET

Facebook





Hyves





Twitter





Whatsapp / Ping / Mobiele chat





Youtube





Foursquare





Spotify / Soundcloud / Itunes





Google / Wikipedia





Schoolapplicatie (bijvoorbeeld:

Magister, Moodle, Som, It's)





Anders, namelijk:





(29)
(30)

Q4.3 Geef aan in hoeverre het gebruik van de onderstaande applicaties gemiddeld

tijdens een les invloed hebben op jouw aandacht voor die les:

De invloed die deze applicatie heeft op mijn aandacht voor de les is....

Ik ervaar

de invloed

van deze

applicatie

zo

omdat...

Zeer

positief

Positief

Neutraal

Negatief

(31)

Q4.4 Geef aan hoe je de onderstaande applicaties gemiddeld genomen gebruikt tijdens een les:

(meerdere antwoorden mogelijk!)

Ik gebruik de applicatie om...

(32)

Q5.1 In hoeverre vind je dat de smartphone van invloed is op jouw AANDACHT VOOR DE LES?

 Zeer positief

 Positief

 Neutraal

 Negatief

 Zeer negatief

Q5.2 In hoeverre vind je dat de smartphone van invloed is op jouw LEERPRESTATIES?

 Zeer positief

 Positief

 Neutraal

 Negatief

 Zeer negatief

Q5.3 Tijdens de les vind ik de invloed van...

Zeer positief

Positief

Neutraal

Negatief

Zeer negatief

(33)

Q5.4 Zijn er op jou school algemene regels en/of afspraken ten aanzien van het gebruik van

smartphones tijdens de les?

 Ja

 Nee

 Weet niet

Q5.5 Wat vind je van de huidige regels en afspraken ten aanzien van het gebruik van smartphones /

mobiele telefoons op jouw school? ( Als er op jouw school geen regels/afspraken zijn, geef dan daar je

mening over)

Q5.6 Noem drie afspraken die de school VOLGENS JOU moet maken met betrekking tot het gebruik van

smartphones in de les

Afspraak 1

Afspraak 2

Afspraak 3

(34)

Bijlage II: Enquête Docenten gekopieerd uit Qualtrics

Docenten Enquete Smartphone

Q1.1 Introductie U neemt deel aan een enquête over smartphones op school. Lees de onderstaande

informatie goed door voor u begint. Procedure Op de volgende pagina's stellen we u een aantal vragen

met betrekking tot het bezitten van een smartphone en het gebruik van de smartphone door uw

leerlingen. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer 10 minuten. Alle velden moeten ingevuld

worden, dus probeer overal een passend antwoord te geven. Deelname Deelnemers in dit

onderzoek zijn docenten van 4 Havo/Vwo van verschillende middelbare scholen in Nederland. De

enquête is anoniem, deelnemers kunnen niet beoordeeld worden naar aanleiding van de resultaten.

Q1.2 Kies het soort telefoon die het beste past bij de telefoon die u bezit.

 Smartphone

 Mobiele telefoon zonder internetmogelijkheden

 Ik heb geen smartphone / mobiele telefoon

Q2.1 Op welke school werkt u?

 Zernike College (Westerse Drift, Haren)

 Pieter Jelles Gymnasium (Leeuwarden)

Q2.2 Wat is uw geslacht?

 Man

 Vrouw

Q2.3 In welk jaar bent u geboren?

 2000

(35)

Q2.4 Welke stroming geeft u les?

 HAVO

 VWO

Q3.1 Hoe vaak denkt u dat een leerling gemiddeld genomen per les op zijn/haar smartphone / mobiele

telefoon kijkt?

 Heel vaak

 Vaak

 Soms

 Bijna nooit

 Nooit

Q3.2 Hoe vaak denkt u dat een leerling gemiddeld genomen per les op zijn/haar smartphone / mobiele

telefoon kijkt?

 0 keer

 1 tot 5 keer

 6 tot 10 keer

 11 tot 15 keer

 16 tot 20 keer

 21 keer of vaker

Q3.3 Hoe vaak denkt u dat een leerling gemiddeld genomen per les zijn/haar smartphone / mobiele

telefoon voor LESDOELEINDEN* gebruikt? * Met LESDOELEINDEN bedoelen wij dat leerlingen de

smartphone gebruiken met als streven de huidige leerdoelen (lesstof) beter te begrijpen, dit kan zijn NA

een door de docent gegeven instructie om de smartphone te gebruiken, maar ook op eigen initiatief.

 0 keer

 1 tot 5 keer

 6 tot 10 keer

 11 tot 15 keer

 16 tot 20 keer

 21 keer of vaker

Q3.4 Hoe vaak denkt u dat een leerling gemiddeld genomen per les zijn/haar smartphone / mobiele

telefoon NIET voor LESDOELEINDEN gebruikt?

(36)

Q4.1 Bij welke Sociale Media heeft u een account?

Ik heb een account:

WEL

NIET

Facebook





Hyves





Twitter





Whatsapp / Ping / Mobiele chat





Youtube





Foursquare





Spotify / Soundcloud / Itunes





Google / Wikipedia





Schoolapplicatie (bijvoorbeeld:

Magister, Moodle, Som, It's)





Anders, namelijk:





Anders, namelijk:





Q4.2 Hoe vaak denkt u dat een leerling gemiddeld genomen per les zijn/haar smartphone / mobiele

telefoon gebruikt om toegang te krijgen tot Sociale Media?

Leerlingen gebruiken de applicatie denk ik...

(37)

Anders,

namelijk















Anders,

namelijk















Q4.3 Geef aan in hoeverre u denkt dat gemiddeld genomen het gebruik van de onderstaande

applicaties invloed hebben op de aandacht van leerlingen voor die les:

De invloed die deze applicatie heeft op de aandacht voor de les is....

Ik ervaar

de invloed

van deze

applicatie

zo

omdat...

Zeer

positief

Positief

Neutraal

Negatief

(38)

Q4.4 Geef aan hoe u denkt dat leerlingen gemiddeld genomen de onderstaande applicaties gebruiken

tijdens een les: (meerdere antwoorden mogelijk!)

Zij gebruiken de applicatie om...

(39)

Q5.1 In hoeverre vindt u dat de smartphone van invloed is op de AANDACHT van leerlingen VOOR DE

LES?

 Zeer positief

 Positief

 Neutraal

 Negatief

 Zeer negatief

Q5.2 In hoeverre vindt u dat de smartphone van invloed is op DE LEERPRESTATIES van de leerlingen?

 Zeer positief

 Positief

 Neutraal

 Negatief

 Zeer negatief

Q5.3 Tijdens de les vind ik de invloed van...

Zeer positief

Positief

Neutraal

Negatief

Zeer negatief

(40)

Q5.4 Zijn er bij u op school algemene regels en/of afspraken ten aanzien van het gebruik van

smartphones tijdens de les?

 Ja

 Nee

 Weet niet

Q5.5 Wat vindt u van de huidige regels en afspraken ten aanzien van het gebruik van smartphones /

mobiele telefoons op uw school? ( Als er op uw school geen regels/afspraken zijn, geef dan daar uw

mening over)

Q5.6 Noem drie afspraken die de school volgens u moet maken met betrekking tot het gebruik van

smartphones in de les

Afspraak 1

Afspraak 2

Afspraak 3

Q5.7 Wat vindt u het VOORDEEL van het gebruik van smartphones / mobiele telefoons in de les?

Q5.8 Wat vindt u het NADEEL van het gebruik van smartphones / mobiele telefoons in de les?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

9 Er zijn geen zware boeken meer nodig in het veld (QR-codes, erg goedkoop, als sticker te bevestigen of uit te delen, ook voor eenmalig gebruik, moeilijkheidsgraad zelf aan te

Deze windows computer moet het terminalserver proces opgestart hebben en de remote computer toegang verlenen.. Op deze wijze wordt het mogelijk gemaakt op afstand toegang te

Je hebt een hele week tijd voor deze

Deze gebruikshandleiding, inclusief controleboek, moet voor het eerste gebruik worden gelezen en tijdens de gehele gebruiksduur bij de uitrusting worden bewaard. Alleen personen

De aparte, voor veel kinderen vaak ver afgelegen gespecia- liseerde settings die het buitengewoon onderwijs nu biedt, zouden veel meer gespreid moeten zijn, en bij voorkeur ingebed

Misschien is het niet eens zo slecht dat deze crisis onze muren en torens van zelfvoldaanheid en zekerheid sloopt om voldoende bouwplek te krijgen voor een

Hoewel het bestuur van de provincie Utrecht de fusieplannen van minister Plasterk afwijst (tekst 3) wil de Provinciale Staten van Utrecht onder 4000 mensen een peiling houden om

Het ontwerp van koninklijk besluit dat de Commissie ter advies wordt voorgelegd, strekt ertoe aan de "Société intercommunale d'électricité et de gaz des régions de