Vraag nr. 390
van 25 augustus 1998
van mevrouw RIET VAN CLEUVENBERGEN Sociale economie – Maatregelen
Op 8 juli 1998 werd in het Vlaams Parlement het ontwerp van decreet inzake de sociale werkplaat- sen goedgekeurd. Tijdens de voorbereiding in de commissie kwam geregeld het kader ter sprake van de sociale economie waarin deze sociale werk- plaatsen worden gesitueerd.
Een totaalbeeld van de huidige ontwikkeling in en rond de sociale economie ontbreekt. Sommige dos- siers leveren een bijdrage via (on)rechtstreekse tewerkstellingsmaatregelen, ondersteuning van management, opleiding en vorming, projectonder- steuning, informatie, wetenschappelijk onderzoek, enzovoort. Verschillende ministers kunnen het beeld dus inkleuren vanuit hun eigen beleid : alleen is het geheel nu ondoorzichtig.
1. Welke maatregelen werden door de minister tij- dens deze legislatuur genomen die een weerslag kunnen hebben inzake sociale economie ? 2. Is er in het budget van de minister een bedrag
opgenomen dat een weerslag kan hebben/heeft op sociale economie ? Werd dit bedrag in 1996, 1997 opgenomen ? Hoe ?
3. Werden hierdoor bijkomende tewerkstellings- kansen gecreëerd ? Zo ja, voor welke groepen ? N.B. Deze vraag werd gesteld aan alle ministers.
Gecoördineerd antwoord
1. Vanuit het bevoegdheidsdomein tewerkstelling kan men onder de noemer sociale economie twee tewerkstellingsmaatregelen onderbrengen, namelijk de invoegbedrijven en de sociale werk- plaatsen.
Het experiment invoegbedrijven startte op 1 juli 1993. De invoegbedrijven zijn startende bedrij- ven die na een middellange invoegperiode, waarbij ondersteuning nodig is, hun plaats inne- men tussen gewone bedrijven in het normaal economisch circuit. De bedrijven richten zich op economische activiteiten die milieuvriendelijk zijn en een maatschappelijke meerwaarde gene- reren. Voorbeelden zijn recyclage en hercondi- tioneren van computers, herstel van paletten, catering voor scholen, kringloopcentra, groen- onderhoud.
De invoegbedrijven stellen moeilijk bemiddel- bare werkzoekenden tewerk, namelijk niet-wer- kende werkzoekenden die in trajectmatige begeleidingsacties zijn opgenomen en toegeleid.
Voor de tewerkstelling van de doelgroep ont- vangen de invoegbedrijven een degressieve overheidssteun. Iedere arbeidsplaats wordt gedurende het eerste jaar tegen 100 % van de loonkosten gesubsidieerd, het tweede jaar tegen 7° % en het derde jaar tegen 30 %. Tot op heden zorgden de 13 actieve invoegbedrijven samen voor 133 nieuwe arbeidsplaatsen, waar- onder 94 gesubsidieerde invoegwerknemers, 17 niet-gesubsidieerde werknemers en 22 werkne- mers die voor de omkadering zorgen.
Het initiatief sociale werkplaatsen ging van start op 1 augustus 1994. Het experiment kreeg op 8 juli 1998 een decretale onderbouw, waarbij een erkenningsregeling wordt uitgebouwd die het mogelijk moet maken het concept van sociale werkplaatsen kwalitatief te bewaken.
De hoofddoelstelling van sociale werkplaatsen bestaat erin werkgelegenheid te creëren voor de zeer moeilijk bemiddelbare werklozen. Het gaat om werkzoekenden die door een cumulatie van persoons- en omgevingsgebonden factoren geen arbeidsplaats in het reguliere arbeidscircuit kunnen verwerven of behouden, maar die onder begeleiding in staat zijn tot het verrichten van arbeid op maat.
De sociale werkplaatsen ontwikkelen activitei- ten die raakvlakken kunnen hebben met de commerciële sector. Ze zijn actief in domeinen zoals renovatiewerken, kringloopcentra, hout- en meubelatelier, fietsenherstelatelier en biolo- gische tuinbouw.
De 78 sociale werkplaatsen zijn thans goed voor de tewerkstelling van 896 personen uit de doel- groep. In de loop van 1998 gebeurde een uit- breiding met 300 voltijdse equivalenten, zodat het totaal aantal arbeidsplaatsen in voltijdse equivalenten op dit ogenblik 800 bedraagt.
In het budget 1998 van tewerkstelling werd voor invoegbedrijven en sociale werkplaatsen samen in 550 miljoen frank voorzien. Voor het jaar 1996 werd in 350 miljoen frank in de begroting voorzien ; hiervan werd 317,4 miljoen frank reeds uitgegeven. In de begroting 1997 werd 544 miljoen frank ingeschreven, waarvan 344,2 mil- joen frank werd besteed. Hierbij moet worden opgemerkt dat voor de jaren 1996 en 1997 nog achterstallen moeten worden uitbetaald.
2. Vanuit de bevoegdheid van economie is er het
besluit van de Vlaamse regering van 23 novem- ber 1994 tot regeling van de toekenning van een waarborg aan financiers die actief zijn in de sec- tor van de sociale economie. De invoegbedrij- ven worden onrechtstreeks gesteund door hen de toegang tot de financiële markt te vergemak- kelijken. Daartoe kunnen financieringsmaat- schappijen van invoegbedrijven een gedeeltelij- ke gewestwaarborg krijgen.
Deze financieringsmaatschappijen verstrekken een lening of nemen kapitaalsaandelen op. De gewaarborgde leningen en participaties mogen een totaal bedrag van 10 miljoen frank niet overschrijden.
In 1996 en 1997 werd jaarlijks een bedrag van 10 miljoen frank in de begroting ingeschreven.
De respectievelijke bedragen werden niet opge- nomen.
3. Binnen het bevoegdheidsdomein van welzijn wordt uitgegaan van de benadering waarbij het begrip sociale economie verwijst naar een acti- viteit (productie of dienstverlening) die een bedrijfseconomisch karakter heeft en die in de eerste plaats gericht is op het realiseren van een sociale doelstelling, met name de tewerkstelling van risicogroepen voor wie een tewerkstelling in het normaal economisch circuit niet realiseer- baar is.
Het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap erkent en subsi- dieert 68 beschutte werkplaatsen. Ten laste van de begroting van het Vlaams Fonds werden hiervoor de volgende bedragen gerealiseerd : in 1996 4.409 miljoen frank en in 1997 5.202 mil- joen frank. In 1996 werden daarmee 11.643 vol- tijdse equivalenten personen met een handicap tewerkgesteld. In 1997 werd een aangroei geno- teerd van 304 eenheden tot 11.947 voltijdse equivalenten.
Uit een screening van de SIF-plusconvenants blijkt dat OCMW's het thema tewerkstelling als een belangrijke prioriteit beschouwen. Van de beschikbare middelen gaat 28,6 % (1.867 mil- joen frank) naar tewerkstellingsinitiatieven. Het belangrijkste instrumentarium dat daarbij wordt gehanteerd, is een aanbod van individuele arbeidsbegeleiding, opleiding en werkervarings- stages met het oog op het verhogen van de kan- sen op doorstroming naar de arbeidsmarkt.
Deze methodieken vallen niet onder de noemer sociale economie. Twintig SIF-plusgemeenten willen een tewerkstellingsaanbod voor de doel- groepen in stand houden of nog uitbreiden via een sociale werkplaats of een sociaal econo-
mieproject.
4. Door het oprichten van het Sociaal Impulsfonds (SIF) worden aan de lokale besturen middelen ter beschikking gesteld om lokaal sociale eco- nomieprojecten op te starten, voorzover deze passen in hun SIF-beleidsplan en de geformu- leerde strategische en operationele doelstellin- gen.
Een aantal vaststellingen werden gedaan op basis van screening van de beleidsplannen/con- venants uit een steekproef. De steekproef bestaat uit alle SIF-plusgemeenten en de Vlaamse Gemeenschapscommissie (31) en 49 waarborggemeenten.
Omwille van drie redenen moeten de cijfers met betrekking tot de thematische opdeling worden gerelativeerd.
– Bij de samenstelling van de bedragen wer- den enkel de operationele doelstellingen in aanmerking genomen waarbij het thema als hoofddoel werd aangeduid in de databank.
Bijvoorbeeld wijkontwikkeling als hoofddoel komt voor op 16 SIF-plusgemeenten, terwijl het nevendoel het cijfer verhoogt tot 20 SIF- plusgemeenten.
– Ten tweede bleek bij nazicht de databank niet helemaal te kloppen. Voor enkele the- ma's is er een verschil in codering tussen de SIF-administratie en de functioneel bevoeg- de administraties (bv. cultuur, huisvesting, ruimtelijke ordening). Wegens tijdsgebrek kon niet voor alle verschilpunten een over- eenstemming worden bereikt.
– Ten derde is het aangeven van de grenzen van de thema's voorwerp van inhoudelijke discussies en ontwikkelingen die in de schoot van het SIF niet kunnen worden beslecht.
Wijkontwikkeling wordt gebruikt als een containerbegrip (van wijkgerichtheid tot wij- kontwikkelingsplanning). Onder werkgele- genheid zitten eveneens elementen van mobiliteit, renovatie openbaar domein, riole- ringswerken, huisvesting en dergelijke ...
Analyse SIF-plusgemeenten
In een eerste reeks tabellen wordt de absolute verdeling weergegeven. De berekening wordt gebaseerd op een totaal aan trekkingsrechten van 15.268.681.334 frank voor de drie jaren samen (1997, 1998 en 1999).
Tabel : totale trekkingsrechten
Convenant 97/99 Gemeente OCMW Totaal
Sif-plusgemeenten 7.692.512.182 6.470.477.623 14.162.989.805
Waarborggemeenten 320.589.806 785.101.723 1.105.691.529
Totaal 8.013.101.988 7.255.579.346 15.268.681.334
Tabel : verdeling in absolute cijfers
Sif-plusgemeenten
Sector Gemeente OCMW Totaal
Huisvesting 853.438.653 2.086.748.982 2.940.187.635
Tewerkstelling 1.044.758.207 1.867.446.751 2.912.204.958
Economie 197.250.000 0 197.250.000
Ruimtelijke Ordening 1.443.074.450 0 1.443.074.450
Onderwijs 460.217.371 15.081.000 475.298.371
Cultuur 541.699.806 21.906.972 563.606.778
Gezondheidszorg 36.739.155 6.961.000 43.700.155
Welzijn 1.299.682.097 2.249.911.935 3.549.594.032
Veiligheid 135.084.066 7.745.000 142.829.066
Wijkontwikkeling 1.116.556.557 80.039.540 1.196.596.097
Coördinatie 564.011.820 134.636.443 698.648.263
Informatie
Totaal 7.692.512.182 6.470.477.623 14.162.989.805
Tabel : procentuele verdeling
Sif-plusgemeenten
Sector Gemeente OCMW Totaal
Huisvesting 11,09 32,25 20,76
Tewerkstelling 13,58 28,86 20,56
Economie 2,56 0,00 1,39
Ruimtelijke Ordening 18,76 0,00 10,19
Onderwijs 5,98 0,23 3,36
Cultuur 7,04 0,34 3,98
Gezondheidszorg 0,48 0,11 0,31
Welzijn 16,90 34,77 25,06
Veiligheid 1,76 0,12 1,01
Wijkontwikkeling 14,51 1,24 8,45
Coördinatie 7,33 2,08 4,93
Informatie
Totaal 100,00 100,00 100,00
Analyse van de 49 waarborggemeenten
49 waarborggemeenten van de selectie worden ver- geleken. Absolute cijfers worden niet meegedeeld, omdat het een selectie betreft.
Tabel : procentuele verhouding
Sif-plusgemeenten
Sector Gemeente OCMW Totaal
Huisvesting 19,64 12,15 14,32
Tewerkstelling 24,73 43,11 37,78
Economie 0,00 0,00 0,00
Ruimtelijke Ordening 3,49 0,01 1,02
Onderwijs 6,10 0,84 2,36
Cultuur 13,82 0,30 4,22
Gezondheidszorg 2,02 0,83 1,17
Welzijn 21,44 40,77 35,17
Veiligheid 0,28 0,47 0,42
Wijkontwikkeling 5,09 1,41 2,48
Coördinatie, informatie 3,39 0,11 1,06
Totaal 100,00 100,00 100,00
Tewerkstellingscomponenten opgenomen in de omgevingsanalyse
Bij het overgrote gedeelte van de gescreende omgevingsanalyses (27 SIF-plusgemeenten en 75 % bij de onderzochte waarborggemeenten) kon worden vastgesteld dat algemene gegevens inzake tewerkstellings/werkloosheidssituaties waren opgenomen. Meestal werd gerefereerd aan algemene studies maar gebeurde de ver- taling naar effectieve regionale noden of behoeften onvoldoende.
Voor 22 SIF-plusgemeenten (73 %) is een doel- groepenbeleid duidelijk een aandachtspunt.
Eenzelfde aantal SIF-plusgemeenten is over- tuigd van de waarde van vorming en opleiding teneinde integratie van de werklozen te optima- liseren. De waarborggemeenten scoren hier – zoals te verwachten – duidelijk lager, namelijk 34 %.
Werkervaring en sociale tewerkstellingsvormen werd bij 19 SIF-plusgemeenten (nl. 63 %) als essentieel binnen de tewerkstellingssituatie aan- gevoeld. Bij de waarborggemeenten wordt er in 42 % verwezen naar werkervaring. Bij 19 SIF- plusgemeenten en 20 % van de waarborgge- meenten (20 %) is de verbetering van harde en zachte basisinfrastructuur een aandachtspunt.
Ondanks het feit dat de diverse tewerkstellings- componenten blijkbaar in de meeste dossiers aan bod kwamen, kan men zich op basis van de ingediende beleidsplannen onvoldoende uit- spreken over kwaliteit van de behoeftendetec- tie. Meestal ging het om een zeer rudimentaire benadering van de situatie en werden onvol- doende de regionale behoeften en noden op basis van de doelstellingen aangetoond.
Aard van de ingezette instrumenten
Het belangrijkste instrument is voor de gemeenten die iets rond tewerkstelling doen, blijkbaar het aanbod aan werkervaringsplaatsen voor de diverse doelgroepen (risicowerklozen, bestaansminimumtrekkers, ...). Sommige gemeenten ijveren voor het vrijwaren van deze plaatsen en het optimaliseren van de invulling van de bestaande plaatsen binnen hun regio ; andere opteren voor een actiever beleid door het creëren van nieuwe werkervaringsplaatsen.
Werkervaring heeft als doel de kansen van laag- geschoolden op de arbeidsmarkt te vergroten door middel van het aanbieden van een tijdelij- ke arbeidsplaats. De (re)integratie van langdu- rig werklozen op de arbeidsmarkt staat hier centraal.
20 SIF-plusgemeenten willen het tewerkstel- lingsaanbod voor de doelgroepen (via sociale werkplaatsen of sociale economie-projecten) behouden en/of uitbreiden. Bij de waarborgge- meenten ligt dit op 6 %.
In de mate van het mogelijke wil men boven- dien het normaal economisch circuit impulsen aanreiken teneinde jobs te creëren, en dit voor- namelijk voor de doelgroepen. Bij 21 SIF-plus- gemeenten (zijnde 70 % van de totale SIF-plus- groep) en bij 22 % van de waarborggemeenten is dit belangrijk.
Teneinde zowel het aanbod als de vraag te beïn- vloeden, is het essentieel dat de informatiever- strekking doorzichtiger wordt gemaakt en geop- timaliseerd. 30 % van de SIF-plusgemeenten is de mening toegedaan dat dit essentieel is ; 42 % van de waarborggemeenten sluit zich hierbij aan.
Verder is het klaarblijkelijk nodig de doelgroe- pen tot deelname te bewegen. Een resem moge- lijke aanmoedigingsmaatregelen (zoals bijvoor- beeld afzien van inschrijvingsgelden bij bepaal- de opleidingen) kunnen hiervoor worden uitge- werkt. Vijf gemeenten uit de SIF-plusgroep en 1,4 % van de waarborggemeenten vindt dit aan- moedigingsbeleid noodzakelijk.
Aard van de geformuleerde outcome
De hierna geformuleerde ideeën worden gehaald hetzij uit de doelstellingen, hetzij uit andere aanduidingen.
De belangrijkste doelstelling is reïntegratie van de doelgroepen in het normaal economisch cir- cuit. Daarnaast onderscheiden wij ook :
– verhogen van de scholingsgraad ;
– behoud van de reeds bestaande op de doel- groep afgestemde arbeidsplaatsen ;
– maximale benutting van de reeds aanwezige arbeidsplaatsen door de doelgroepen ; – verder uitwerken trajectbegeleiding (als een
gewijzigde en permanente nieuwe aanpak) ; – arbeidscreatie voor de doelgroep door ver-
dere uitbouw van het aantal tewerkstellings- plaatsen binnen de sociale werkplaatsen en sociale-economieprojecten.
Duiding en integratie
De lokale besturen spelen op het vlak van het gemeentelijk tewerkstellingsbeleid een relevan- te rol als tewerkstellingsactor in zoverre het gaat over creatie van arbeidsplaatsen voor eigen rekening. Voor Vlaanderen gaat het hier immers over ongeveer 130.000 tewerkstellingsplaatsen (het betreft hier een cijfer afkomstig van RSZP- PO. De arbeidsplaatsen hebben betrekking op gemeente en OCMW's, onderwijs niet inbegre- pen.)