• No results found

Het middelbaar onderwijs in Neder landsch-Indië

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Het middelbaar onderwijs in Neder landsch-Indië "

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

INDISCH GEN, OOTSCHAP

VERGADERING

21 MAART 1911

Blz. 181-212

Het middelbaar onderwijs in Neder landsch-Indië

'S-GRA YENHAGE

M AR T INUS NIJHO F F

19H

(2)
(3)

INDISCH GENOOTSCHAP.

Al.qemeene verga dering v an 21 Maart 1911.

Het middelbaar onderwijs in Nederlandsch-Indië.

Voorzitter: dr. E. B. Kielstra.

De notulen van het verhandelde in de vorige vergadering worden gelezen en goedgekeurd.

Aan de orde is de behandeling van het onderwerp: Het middelbaar onderwijs in N ederlandsch-Indië.

De heer dr. H. D. Tjeellk Willillk. In het begin van de vorige eeuw was het met het onderwijs in Indië treurig gesteld. Wel bestonden er particuliere scholen, die ook toen reeds door Tnlanders en Chineez.en I) be7.0cht werden, maal' z.ij haddeu, niettegenstaande het Gouvernement subsidie gaf, meestal een kwijnend bestaau.

In 1819 werd een algemeene Ol·de voor de scholen van M. O. vast- gesteld (resolutie 3 Juni No. 11), waarvan art. 4 een zeer juist beginsel verkondigde, dat helaas maar te dikwijls vergeten is geworden en wordt.

Dit artikel zegt toch, dat het onderwijs in eeuige vreemde taal aan geen leerling 7,al worden gegeven, die niet vooraf de N ederduitsche taal spreken, lezen en sGhrijven kan. Hierbij heeft men z.ieh op het goede standpunt geplaatst, dat eerst gezol'gd moet wOl'den voor het kennen van de voertaal van het onderwijs) vool'dat de leerlingen met een andere, vreemde taal beginnen,

In 1839 werd door de Hoofd-Commissie van onderwijs gewezen "op de behoefte aan volledig middelbaar onderwijs, tevens geeigend als over-

1) In een rapport in 1820 uitgebracht dool' den direkteur van do zaken van la,ndbouw) kunsten en wet.enscha.ppen komt het volgende voor: "bet verdient opmerking, dat de particuliere scholen te Soerabaia, vooral die van den onderwijzer Broekhuysen behalve de kinderen van Europeesche ouders afkomstig, mede sommige inlandsche, javaanscbe, maleische en chineesche kinderen tellen, van welke eenigen de Nederduitscbe taal zeer goed verstaan en schrijven en daarbij het rekenen en andere kundiglleden zeel' goed hebben aangeleerd",

(MI', J, A. v. d. Chijs. Het middelbare schoolonderwijs te Batavifl. gedurende de l' helft va.n de 19' eeuw).

1911.

(4)

gang tot hooger onderwijs, opdat de wegzending van kinderen naar Nederland niet noodig zijn r.ou anders dan voor de hoogere scholen".

Een voorstel tot opriehting van een Gouvernements-gymnasiuLn te Batavia verkreeg echter geen goedkeuring.

Toen na de sluiting van het instituut Herwijnen in 1856 wederom van partilmliere ?:ijde pogingen werden in het werk gesteld tot stichting van middelbare scholen, werd in 1858 dooi' de Regeering bekend ge- maakt, dat het in de bedoeling lag twee inrichtingen van lVI. O. te op Ponen : één te Batavia en één te Soerabaia.

De Hoofd-Commissie van onderwijs oordeelde toen reeds, dat M. O.

noodig was op dl'ie plaatsen n.1. Batavia, Semal'ang en Soeraoaia. Nu 53 jaren later zijn er ook nog slechts op drie plaatsen middelbare scholen.

Het instituut Herwijnen heeft niettegenstaande ?:ijn kortstondig be~taan (1851-1856) een groote beteekenis gehad, zooals blijkt uit hetgeen Mr. A Prins bij de opening van het Gymnasium Willem III in 1860 in zijn tot den Gou verneul'-Generaal geriehte rede zeide: "Der.e uitkomst was echter verkregen, dat de mogelijkheid in Ned.-Indië van deugdelijk middelbaar onderwijs in den ruimsten ?:in was aangetoond." 'roch bleven er ook toen nog pessimisten die meenden, dat er voor een M. S. geen plaats in Indië was, daar dezelfde redenaar ook zeide: "Geen wonder dan ook, dat deze stichting de algemeene deelneming opwekt en zelfs met belangstelling wordt gadegeslagen door hen, die van meening zijn, dat eene inrichting als deze onder de tropische zon geen duurzame vruchten afwerpen, geen levenskracht hebben kan". De uitkomst heeft die remmende pessimisten in het ongelijk gesteld.

In 1859 was door een commissie een ontwerp van een reglement voor het Gymnasium Willem In ingediend, waarbij tot leidraad was genomen het VOOI' het stedelijke gymnasium te 's-Gravenhage geldende programma,

"behoudens afwijking daar, waar zulks met het oog op het meer om- vattende doel der Indische inrichting of om locale eischen noodzakelijk of wenschelijk was voorgekomen".

Het doel was dus blijkbaar een inrichting berekend op indische toe- standen zonder slaatsche navolging van Nederland. Ook was het niet de bedoeling het eind-examen geheel gelijk te maken aan eenig examen in Nederland , want Mr. Prins sprak in zijne reeds aangehaalde rede slechts den wensch uit, "dat bet eind-examen van het Gymnasium Willem UI toegang zou verleenen tot. de inrichtingen van hooge!' onder- wijs in Nederland."

In 1876 ,,'erd bepaald, dat leerlingen van de H. B. Scholen in Holland zonder examen konden overgaan naar dezelfde klasse van het Gymnasium vViIlem IJl, terwijl aan het eindexamen gelijke rechten werden toegekend als aan dat van de H. B. S. 5-jal'igen cursus in Nederland, mits het met gelijke eischen en ?:ooveel doenlijk volgens dezelfde regelen als voor die examens in Nederland zijn vastgesteld, werd afgenomen. Door deze gelijkstelling werden wel verschillende rechten verkregen, maar alleen ten koste van de vrijheid voor het onderwijs

(5)

] 83

om zich in overeenstemming met de behoeften en toestanden van Indië te ontwikkelen. Het geheele onderwij8 werd gelijk aan dat in Nederland tot voordeel van hen, die naar Nederland terugkeeren, tot nadeel van verreweg het grootste deel der leerlingen, die dat niet doen.

Die aansluiting, die gelijkheid, waarnaar gestreefd moest worden, is verl{regen geworden, zooals blijkeIJ kan uit een rapport, dat door de Vereeniging van Leeraren in Ned.-Indië ovet' 70 ex-indische leerlingen is uitgebracht, en waardoor tevens aangetoond werd, dat die 70 ex- -indische leerlingen op de N ededandsche scholen voldeden en dat dus het indische :M. O. niet achterstaat bij dat in Nederland I .

Hiermede is echter volstrekt niet uitgemaakt, dat we met het :M. O.

in Indië op den goeden weg zijn; het tegendeel is het geval.

Het :Middelbaar Onderwijs heeft toch niet alleen uitbreiding lIlaar ook

reorganisatie noodig. .

Uitbreiding is zonder acht te slaan op iets anllers dan het nu bestaande :M. O. onafwijsbaar. Wanneer een halve eeuw geleden door de hoofd- commissie voor onderwijs lVI. Scholen op drie plaatsen noodig werden geoordeeld dan mogen we ons nu 50 jaren later niet meel' met slechts deze zelfde drie plaatsen tevreden stellen.

De schoolsterkte van de 3 scholen was met den aanvang van den cursus 1910 1084 leerlingen n.l. 482 te Batavi:t, 266 te Semarang en 366 te Soerabaia 2). Scholen met zulk:~een groot aantal leerlingen zijn ongewenscht; het is onmogelijk, dat een direkteur zijn school geheel kent, dat hij voldoende van de leerlingen op de hoogt.e is; hij is niet meer een der leeral'en met. de leiding belast, maar is geworden admini- strateur. Men kan rekenen, dat ongeveet' 56

%

van de leerlingen uit de plaats, waar de school gevestigd is, afkomstig is. :1) Hierbij moet nog bedacht worden, dat onder die 56

%

kinderen zijn van ouder~, die alleen of hoofdzakelijk in Batavia, Semarang of Soerabaia zijn gaan wonen, omdat daar :M. O. te krijgen is, maar aan Bandoeng of Djokja de voorkeur zouden geven, indien ook hiel' middelbare scholen waren.

Op het oogenblik kan dus gerekend worden, dat van de 1084 leerlingen 468 niet komen uit de plaats, waar de 8ehool gel'estigd is. Dit groote getal leerlingen, voor verreweg het grootste deel Europeanen, die alle en soms .in zeer sterke mate den nadeeligen invloed van de aflllattende hitte van het kustklimaat ondervinden, ..:ijn gedwongen scholen te bezoeken, waarvoor als noodzakelijke verbetering vet'mindet'Ïng van het aantal leerlingen geeischt mag worden. Welk een voordeel ..:ou het ..:ij n, wanneer met de gezondheid van deze jongelui rekening gehouden werd, dool' de gelegenheid te verschaffen lVl. O. te ontvangen op plaatsen luet een goed klimaat als Bancloeng of Djokja? De oudel'S ;r.ollden hunne kintlel'en

J) Het Middelbaar Onderwijs 14 Februari 1909 lJlz. 58.

2) In 1900 werclen de drie scholen reeds bezoc.ht dool.' H5:> leerlingen, dns gemiddeld 217 leerlingen per school.

~) Van L90J- 07 was het gezamenlijke Ilantal leerlingen :1902, waftrvan 16:12 llit, de plaats zelve, 303 uit het gewest, wftarin de school gevestigd is en 967 van buiten bet gewest, dus 56.2 pCt. 10.4 pCt. en 33.3 pCt.

(6)

naar deze plaatsen zenden, een goed klimaat voor hen verkiezende boven dat van de drie groote kustplaatsen, terwijl de scholen in deze steden hare overbev-olking zouden kwijt raken. Bovendien hebben plaatsen als Bandoeng en Djokja wegens hunne talrijke bevolking en als centra van een dicht bevolkte streek uit zich zelf reeds aanspraak op scholen voor M. O.

Een verbetering van den toestand door het openen van scholen voor M. U. L. O. is niet te verwachten, gelet op het bestaan van de heide soorten van scholen in ~ederland en het uitblijven van den invloed, die verwacht werd, dat dool' de Koningin Wilhelmina·school op het aantal leerlingen van het Gymnasium Wille lil UI uitgeoefend zou worden. De ouders zullen - en het is zeer begrijpelijk - blijven volharden de kindei'en naar de H. B. S. 5-jarigen cursus te zenden, waar het onderwijs de verste strekking heeft en aan het einddiploma de meeste rechten verbonden zijn. Het M. U. L. O. zal zijn eigen leerlingen trekken, die anders geeu M. S. zouden bezoeken. Het heeft recht van bestaan en kan tot bloei geraken, maar het moet naast het M. O. staan niet er voor in de plaats, zoo als nu het geval is, daar toch aan het eindexamen dezelfde rechten zijn toegekend als aan dat van de Koningin Wilhelmina School afd. A. en de overgang van de ge naai' de 4e klasse H. B. S.

5-jarigen cursus, uitgezonderd toelating tot het 4e studiejaar van deze laatste school, en daar het programma zeer veel overeenkomt .met dat van de eerste g stndiejaren van de B. B. S. 5-jarigen cursus en dit programma vrijwel dezelfd(j leerstof voorschrijft. Bet zijn scholen, waarvan de Ineenschakelingscommissie zegt: "Veeleer zijn deze inrich- tingen middelbare scholen onder de v lag van uitgebreid lager-onderwijs".

Het M. U. L. O. mag de oprichting van rriddelbare scholen niet tegen- houden. Is uitbreiding van 't M. O. een dwingende eiseh, reorganisatie is het niet minder.

Twee redenen pleiten voor het geheel gelijk zijn van het onderwijs in Indi1:i en in Nederland n.l. Ie het toekennen van dezelfde rechten aan het eindexamen en 2e het kunnen overgaan van leerlingen van de neder- landsche scholen naar die in Indië en omgekeel'd.

Wat het eerste punt betreft, het zal toch niet noodig zijn) dat om dezelfde rechten te verwerven ook de opleiding dezelfde is. Daar het onderwijs op de H. B. S. 5-jarigen cursus tot het algemeen ontwikkelend onderwijs behoort, zal een graad van algemeene ontwikkeling zoo a Is bedoeld wordt bij het eindexamen ook verkregen kunnen worden met andere leerstof, langs anderen weg. I) Gelijke rechten vereischt nog geen gelIjk wel geliJkstaand onderwijs.

1) Het programma van het eindexamen zegt het zoo juist, n.l. "Daar het eindexamen der H. B. scholen moet dienen om te onderzoeken of de jongelieden, die zich daartoe aanmelden met vrucht den 5-jarigen cursus eener H. B. S.

hebben gevolgd of een daarmede gelijkstaand (dus niet gelijk, de schr.) onderricht hebben genoten, behoort bij dit onderzoek het hoofddoel der

(7)

185

De Nederlandsche Regeering heeft zich reeds op dit standpunt geplaatst, toen zij bij al't. 133 en 134 van de wet op het H. O. de gelegenheid opende om bezitters van buitenlandsche diploma's tot de examens aan de nederlandsche universiteiten toe te laten. Voor toelating tot de examens aan de teuhnische boogeschool hebben het eindexamen H. B. S.

[)-jarigen eursus en dat van de afdeeling B van het gymnasium dezelfde rechten en de sub-commissie voor het voorbel'eidend hooger onderwijs vel'dedigt in haar rapport een onbeperkte vrijheid van faculteitskeuze voor hen, die het eindexamen van een del' atdedingen van het geprojec- teel'de lyceum met gunstig gevolg hebben afgelegd.

Voor het toekennen van gelijke rechten aan het eindexamen is het onnoodig geweest de indische scholen geheel gelijk ta maken aan de nederlandsche.

De tweede reden is te zoeken in het streven om den ovel'gang van de leerlingen te \'ergemakkelijken. In de jaren 1904-'09 kwamen 4

%

van de leerlingen te Batavia en te Semarang van een nederlandsche H. B. School. Voor Soel'abaia heb ik geen gegevens, maar' ieder, die de indisehe scholen kent, zal moeten toegeven, dat dit percentage VOOI'

Soel'abaia zeker niet hooger is. 1) Van 1904-'07 zijn hoogstens [)

%

van de leerlingen del' indisehe seholen naar nederlandsche scholen ovel'- gegaan. 2) 'l'el'wille van hoogstens 9

%

del' schoolbevolking zou dus het ondenvijs in lndië gelijk moeten zijn aan dat in Nederland. De be- langen van de 91

%,

de blijvel's in Indië, zijn dus ondergeschikt ge- maakt aan die van de 9

%

der leedingen , de vlottende bevolking.

Elk land heeft als gevolg van zijn geografische ligging, geschiedenis, geaardbeid der bevolking, betrekkingen tot het buitenland enz. zijn eigen omstandigheden en behoetten, waal'mede bet ondenvijs in ovel'eenstemming moet zijn. Nu valt het niet te ontkennen, dat. die omstandigheden, die behoetten in Nederland en in Indië vel'schillend zijn. Het onderwijs kan dan ook in beide landen niet gelijk zijn. 3)

H. B. S. de vorming van ontwikkelde jongelieden, toegemst met de kundig- heden, die de hedendaagsche maatschappij in elk beschaafd man eiscllt, op den voorgrond te staan .... Bij het examen is daarom meer te eischen van het verstand dan van het geheugen ... .'·

J) In de jaren 1908-10 zaten in het 2·, 3·, 4· en 5· studiejaar 1879 leer- lingen, waarvan 1535 uit een vorig studiejaar, 202 recidivisten en 74 van buiten af dus 81.6 %, 14.5 % en 3.9 %.

') Van 1904-07 zijn 177 leerlingen naar Nederland vertrokken. waarvan o. a. 24 naar de kadetten-, machinisten- of handelsschool, terwijl omtrent 60 geen nadere gegevens bestaan. Rekenen we nu deze 177 leerlingen alle te zijn gegaan naar een H. B. School in Nederland, dan maakt dat van de 3030 leerlingen, die in die periode de indische scholen bezochten, ruim 5 %.

I) Margadant wees hiel' reeds op in zijn Regeeringsreglement (1897 deel III blz. 408), toen hij schreef: nook bij deze zaak heeft men geene rekening gehouden met de maatschappij voor wie en het land, waarvoor men een regeling schiep, nog wel in een vorm strijdig met het regeeringsreglement j

het in het leven roepen van 3 H. B. Scholen 5-jarigen cursus in plaats van eéne van dien aard en 2 of meer met een 3-jarigen cursus was een fout ... ,

(8)

Het eerste studiejaal' van de drie scholen tezamen begon in de jaren 1902, 3, 4, 5 en 6 gemiddeld per jaar met 234 leerlingen, terwijl vier jaren later het 5" studiejaar in de jaren 1906, 7, 8, 9 en 10 aanving met gemiddeld 65 leerlingen. Slechts 27.7

%

van het aantal leerlingen, dat in de 1" klasse komt, zit 4 jaren later in het 5" studie- jaar 1). Een beter bewijs dat het M. O. in Indië niet is, zooals het be- hoort te zijn, kan niet geleverd worden. Er moeten oorzaken zijn, die dit ongunstige percentage te weeg brengen. Vele en velerlei redenen kunnen misschien aangebracht worden, maar een zeer belangrijke oor- zaak, waardoor zoo weinig leerlingen de school afloopen, moet gezocht worden in de onvoldoende kennis van de voertaal van het onderwijs, waar- (loor het onderl'icht voor hen te moeilijk wordt en zij de school in groot aantal verlaten, voordat de 5 jaren zijn doorloopen.

Hier in Nederland worden herhaaldelijk klachten vernomen, dat het M. O. te zwaar is en hoewel ik geloof, dat daarbij dikwijls veel ol'er- drijving aangetroffen wordt, ben ik toch ook overtuigd dat het onder- wijs niet nog moeilijker mag zijn en dit is het geval bij hen, voor wie het Nederlandsch geheel of bijna geheel een vreemde taal is. De Indo, die uit een omgeving komt, waar slecht nederlandsch gesproken wordt, de Inlander en Chinees hebben vaak bezwaren, die voortvloeien uit een niet-kennen van. de juiste beteekenis van vele gewone woorden en uit- drukkingen. Deze bezwaren zullen zich niet alleen bij het N ederlandsch zelf voordoen, maar bij alle vakken, waarin de leeraar moeilijkheden tracht uit te leggen, en waarbij het voor den leerling zoozeer aankomt om dadelijk het gesproken woord in de juiste beteekenis op te vatten.

De Indo, de Inlander en Chinees, ook al is hij in huis bij een familie, waar goed Nederlandsch gesproken wordt, hoort van zijn kameraden meestal slecht Hollandsch, praat met de bedienden Maleisch en is in de vrije dagen en vakantie in een omgeving, waar zeer veelvuldig of alleen de inlandsche taal gesproken wordt. Het is niet te verwonderen dat deze leerlingen de voertaal van hun onderwijs niet voldoende machtig zijn 2).

het ongewijzigd overnemen van het veel te uitgebreide leerprogramma reeds voor Nederland al te overladen (en waardoor (schier geen enkel vak tot zijn recht komt en enkel eene allerbedenkelijkste oppervlakkigheid wordt gekweekt, was een even groote fout: .... , een andere fout was het vestigen van twee dier scholen op de ongezondste ~ havenplaatsen van Java te Semarang en Soerabaia".

1) In de jaren 1901, 2, 3 ,~4 en 5 waren in de I' klasse van de H. B. Scholen 5-jarigen cursus in Nederland gemiddeld 2971 leerlingen, terwijl de sterkte van het 5' studiejaar in de jaren 1905, 6, 7, 8 en 9 bedroeg gemiddeld 1145 leerlingen dus 38.5 %. Voor de gymnasia waren deze getallen in 1900, 1, 2, 3 en 4 426 leerlingen en in 1905, 6, 7, 8 en 9 voor het 6' studiejaar 269 leerlingen, zoodat 63.1 % van] het aantal leerlingen der 1- klasse 5-j aren later in het 6' studiejaar zaten.

2) In ~et verslag, uitgebracht over het eindexamen van 1910 maakt de subcommissie voor het nederlandsch de opmerking, dat het examen in het nederlandsch te moeilijk is voor de inlandsche ·kandidaten.

De cijfers behaald op het eindexamen wijzen niet alleen dit uit, maar ook

(9)

187

Op de scholen in Tl1llië moet vcel meel' tijd en 7.org besteed worden aan het onderwijs in het nedel'landst;h dan op de scholen in Nederland.

In 15 jaren ll.l. van 1895 tot 1900 is het aantal europeesche manne- lijke leerlingen van 512 tot 692 gestegen dus met 35% , het aantal meisjes llam toe van 23 tot 273 en het aantal Inlanders van 4 tot 54.

Het aantal Chineezen, dat in 1905 nog niet de helft van dat der Inlan- ders bedroeg is nu daarboven, n.1. 65 tegen 54. Het getal Chineezen vermeel'dert vooral de laat.ste jaren zeer sterk, woals een vijf jaren ge- leden het aantal Tnlanders toenam. De toename van het getal inlandsehe seholieren is in de Iaatst.e jaren daarentegen niet groot; in 1908 was het aalltal 47, in 1909 52 en in 1910 54. Deze geringe vermeerdering kan als een bewijs besehouwd worden, dat het JH. O. voor hen niet ge- sehikt is, in elk geval niet door hen gezocht wordt. De groote aanwas van de ~choolbevolkillg wordt vooral, veroorzaakt dOOl' het groot aantal meisjes, dat tegenwoordig de scholen bezoekt! en toch is ook deze in vergelijking met Nederland gering I) n.l. in dezelfde periode 1898-1908 in Nederland een vermeerdering van 41.9% voor de jongens en 349%

voor de meisjes en in Indië slechts 27.6

%

en 194

%.

Ook het aautal

dat hetzelfde van de europeesche jongens gezegd kan worden. De gemiddelde cijfers voor de talen behaald door de 53!) europeesche jongens, die aan het examen in de jaren 1901 tot 1910 deelnamen, waren voor het nederlandsch 5.45, voor het fransch 4.90, voor het engelsch 5.22, voor het duitsch 4,99.

De 65 meisjes verwierven respectievel\i k de volgende cijfers: 6.17, 5.60, 5.61 en 5.74, terwijl de 29 Inlanders kregen 5.17. 4.72, 4.86 en 5.06. Het ge- middelde cijfer voor de rnbriek talen was dus voor de europeesche jongens 5.14, voor de meisjes 5.78 en voor de Inlanders 4.95. Alleen de meisjes be- haalden voor het, nederlandsch gemiddeld een dragelijk cijfer, dat bepaald beter is, dan het cijfer door de jongens verworven (6.17 tegen 5.45) j dit is te begrijpen, waneer men bedenkt dat de meisjes in het algemeen uit bet,ere kringen afkomstig zijn dan de jongens.

Dr. Roll wijst ook in zijn brochure van 1909 over de Stovia op de moeilijkheid, die de inlandsche leerlingen met de nederlandsche taal hebben j

hij zegt toch op blz. 25: "Verwijdering van leerlingen del' lnlandsche artsen- school wegens onvoldoende geschiktheid om zich onze taal eigen te maken, komt ook, zij het in mindere mate voor". Die andere ongeschiktheid, die als reden voor verwijdering wordt opgegeven, is "het niet in staat zijn, het wis- en natnurkundige voorbereidend onderwijs te volgen". Ook hier kunnen we verband aannemen tusschen de geringe kennis van het Nederlandseh en het niet in staat zijn het wis- en natuurkundig onderwijs te kunnen volgen.

I) In 1895 was de schoolsterkte : 512 europeesche jongens, 23 meisjes, 4, InlanderR en 3 Chineezen j in 1900 waren de getallen 527, 109, 13 en 4 j in 1905 527, 138, 36 en 16 en in 1910 692, 273, 54 en 65. In Nederland was de gemiddelde schoolsterkte op de H. B. Scholen in 1897, 98 en 99 7072 jongens en 455 meisjes, in 1907, 8 en 9 waren deze getallen 10040 en 2041, dus een toename van 41.9 % en 349. %. De gemiddelde schoolsterkte van de gymnasia \Va~ in de jaren 1897, 98 en 99 2234 jongens en 131 meisjes en in de jaren 1907, 8 en 9 1581 jongens en 532 meisjes. Het a[tUkt! jongens is dus gedaald met 29.2 %, het aantal meisjes toegenomen met 306 %. Voor de 3 H. B. Scholen in Indië was de schoolsterkte in 1897, 98 en 99 ge- middeld 502 enropeesche jongens en 69 meisjes, tenv\j1 voor de jaren 1907,

(10)

geslaagden in het eindex"amen is gering. In de periode 1894-1903 werd de eerste klasse bezocht door 2050 leerlingen, terwijl in de periode 5 jaren later van 1899--1908 het aantal geslaagden in het eindexamen was 409 dus 20 %. Bij den aan vang van den cursus 1908, 9 en 10 waren op school 3008 leerlingen, waaronder 487, dus 16% die reeds het vorige jaar in dezelfde klasse hadden gezeten. 1).

Ik geloof wel te mogen zeggen, dat alles er op wijst, dat het. M. O.

in Indië niet is zooals het zijn moet, terwijl toch weer aan den anderen kant uit het rapport over de ex-indische leerlingen uitgebracht door de Vereeniging van Leeraren blijkt, dat de leerlingen, die van de indische scholen naar een nederlandsche school overgaan zijn, niet achter staan bij de leerlingen hier.

Het M. O. in Indië dient g~heel gewijzigd te worden en in overeen- stemming gebracht met de behoeft!ln van Indië.

Er moet rekening gehouden worden met drie hoofdgroepen van de be- volking n.l. den Inlander, den blijvenden Europeaan, gemakshalve Indo genoemd en de weer wegtrekkende Nederlander. Elk van deze drie groepen heeft zijn eigen eischen wat betreft het onderwijs. Ik zou daal'- om willen onderscheiden 3 soorten van onderwijs: Ie het europeesche onderwiJs, dat met het nederlandsch als voertaal bestemd is voor den wegtrekkenden Europeaan maar ook toegankelijk voor leerlingen van anderen landaard.

2e het indische onderwijs met het nederlandsch als voertaal en bestemd voor den blijvenden bewoner van Indië, voor den Indo, en den Inlander maar ook toegankelijk voor andere leerlingen;

3e het inlandsche onderwiJs, waarbij het maleisch of een andere in- landsche taal voertaal van het onderwijs is en dat bestemd is voor den Inlander, maar waartoe ook Chinee.zen en andere vreemde Oosterlingen toegelaten worden. Over dit onderwijs zal ik, als vallende geheel buiten mijn bestek niet verder spreken.

Over het europeesche onderwijs kan ik kort zijn. Het spreekt van zelf, dat rekening gehouden moet worden met de jongelui, die na een langer of korter verblijf in Indië naar Europa vertrekken, zonder het voor- nemen te hebben ooit weer terug te keeren. Dit is echter slechts een klein aantal van de tegenwoordige leerlingen gelet op de 9% van de schoolbevolking, die gekomen zijn van of vertokken naar Nederland , en gelet op de cijfers door den direkteur van de Semarangsche H. B. S.

in zijn rede bij het 25 jarig bestaan van die school bekend gesteld, dat

8 en 9 deze getallen waren 641 en 203, dus een vermeerdering van 27.6 % en 19,1, %. Inlanders en Chineezen zijn niet meegeteld.

J) In de jaren 1904-1909 namen 3840 leerlingen deel aan het overgangs- examen en hiervan slaagden 2828, · dus 75.9 %. Bijna f van de leerlingen wordt dus gemiddeld niet bevorderd.

He~ aantal kandidaten voor het eindexamen van de indische H. B. S.

neemt niet toe j in 1895 was het 51 en de volgende jaren 53, 59, 48, 51, 52, 60,66,55,68,83,76,74,57,58 en in 1910 was het 46.

(11)

] 9]

5 jaren later in het 6e studiejaar is overgebleven. Dit percentage heett te meer beteekenis, daar het Gymnasium' vooral bezoeht wordt door leerlingen, die bepaald het voornemen koesteren de school geheel af te loop en , terwijl vele leerlingen naar de H. B. S. 5-jarigen cursus gaan Inet het plan slechts enkele jaren daar te blij ven.

Niet alleen in ons land bestaat het streyen \'oor de lange eursussen twee kortere in de plaats te stellen maar ook in andere lèwden, die het zelfde euvel bij het middelbare onderwijs hebben n.l. dat de scholen een te langen cursus bezitten. I) In Japan, dat. wat betreft de eischeu aan het onderwijs te stellen nog het meest lllet Indië overeenkomt, wOl'den de twee opvolgende scholen met korten cnrsus reeds aangetroffen. 2)

Ook de Ineenschakelingscommissie 3) voelt veel VOOl' een splitsing van een

1 Weekblad v. Gym. en l\!id. O. 70 Jg. blz. 775 geeft een ve1'sla,g uit Le Soi1' weer betreffende een vergadering van leeraren in België:

"Dans sa dernière seance Ie Conseil general de la Ligue de l'euseignement s'est occupé de quelques réformes à int1'oduire dans l'organisation de l'en- seignement moyen. Le Conseil a eté unanime à formuler Ie voeu que les etablissements d'enseignement secondaire (atllenées) comprennent deux cycles d'études: un cycle inferieur d'ulle duree de trois ans commun à tOUE les elèves indistinctement et un cycle superieur de quatre aus comprenant les humanites anciennes et les humanites modernes. Il en resulterait que l'etude dp-s langes ancien nes - latin et grec - serait eliminee du cycle infèrieur."

2) In Japan volgt op de lagere school een M. S. met ecn cursus van 3 jaren, waar bp.halve de gewone vakken ook les in de zedeleer gegeven wordt en als talen onderwezen worden de japansche en de chineesche taal en één of meer van de 3 groote wèst-europeeschc talen. Algemeen wordt bet engelsch onderwezen, maar een enkele maal naast het engelscll ook het duitscll en slechts aan eén scbool te Tokyo gevestigd, naast het engelsch het franseh.

Aan deze M. S. sluit aa.n het voorbereidend hooger onderwijs, dat gesplitst is in 3 cursussen éen voor de juridische, literaire en pbilosophische stndie, een voor de tecllnische en natuurwetenschappelijke en één voor de medische studie. Dit voorbereidend hooger onderwijs duurt 3 jaren. Dc leeraren schijnen bij hun onderwijs een groote mate van vrijheid te genieten, mits zij slechts zorgen voor een goede voorbereiding om bet onderwijs aan de uni versiteit tc kunnen volgen. Grieksch wordt in het gebeel niet onderwezen; latijn alleen gedurende 2 weeklessen in de boogste klassen vnn den cursus voor aanstaande medici. Het onderwijs in het cngelsch is verplicht; het frans eh kan gekozen worden maar meestal is het duitsch de tweede vreemde taal, waarvan de kIO'nnis verplicbt is,

S) Rapport van de Ineenschakelingscommissie deel I blz. 42. "In het afgetrokkene laat zich dat (n.1. dat de leerlingen van bet hooger onderwijs dus ook het middelbaar onderwijs zouden volgen en eerst wanneer :6e dat hadden afgedaan, voortgaan met wat het hooger onderwijs eischt) denken en wanneer thet praktisch uit.voerbaar ware, zou bet zeker belangrijke voor- deelen bieden." Op blz. 602 heet het: "Kan de school van voorbereidend hooger onderwijs niet ongesplitst en onverdeeld zijn, toch is het beslist noodzakelijk, die splitsing zoo lang mogelijk uit te stellen, in het bijzonder met het oog op de beroepskeuze ... Hoe dikwijls gebenrt het niet, dat een leerling meent voor een of ander vak aanleg te hebben, omdat hij het beoordeelt naar hetgeen op de lagere school. hem daarvan gebleken is, wanneer hij echter op de H.RS. of het gymnasinm nader kennis maakt met

(12)

langen cursus in tweeën, maar toch heeft zij niet kunnen besluiten om haar in te voeren en wel op grond van de drie volgende redenen: 1 e

het onderwijs in het latijn en grieksch vormt een hindernis, 2" het M. O. heeft een andere strekking dan het voorbereidend hooger onder- wijs en 3" de concentrische behandeling der leerstof.

Wat het eerste bezwaar betreft, kan ik kort zijn, daar niemand toch zal willen verdedigen, dat in Indië, een land gelegen op het oostelijk halfrond met een oostersche kultuur, onderwijs in latijn en grieksch voor de blijvende bewoners van dat land nuttig of wenschelijk geoordeeld moet worden.

Een lyceum is voor Indië een ongerijmdheid. Voor een klassiek-huma- nitaire opleiding treden op den voorlirond de studie van de oude oostersche talen, waarbij het eerst gedacht moet ·worden aan het kawi en het sanskriet.

Het tweede bezwaar dient nader onderzocht te worden. De Commissie zegt in haar rapport (deel I blz. 42). "Van meer belang is de vraag, of het onderwijs voor de eerste jaren van de school van voorbereidend hooge!' onderwijs en het onderwijs van de middelbare school geheel of voor het grootste deel hetzelfde kan zijn. Daartegen nu bestaan groote bezwaren van verschillend en aard. Het hoofdbezwaar is, dat het voor- bereidend hooger onderwijs een andere strekking heeft dan het middel- baar onderwijs en daardoor in vele opzichten er van verschilt, ook waar dezelfde vakken onderwezen worden".

Het onderwijs in eenzelfde vak aan een Middelbare school en aan een gymnasium kan zonder eenig bezwaar in de eerste klassen hetzelfde zijn; het is beide algemeen ontwikkelend onderwijs, bedoelt hetzelfde, want van het speciaal voorbereiden voor wetenschappelijke studie is en mag bij leerlingen van 12-15 jaren nog geen sprake zijn; ook voor hen geldt het evenals voor die van de Middelbare school "leer de leer- lingen hunne hersenen gebruiken, leer ze waarnemen, nadenken en gevolgtrekkingen maken, geef hen de noodige, parate feitenkennis, die zij moeten bezitten om er gedacht,en aan te kunnen vast knoopen , om verschijnselen te kunnen begrijpen; tracht hen op te voeden en voor te gaan in het goede. De methode, de leerstof, het onderwijs in zijn geheel kunnen dezelfde zijn. Verschil van onderwijs bestaat niet tusschen h~t

algemeen ontwikkelend M. O. en het voorbereidend hooger onderwijs anders dan in de leervakken, die misschien gewenscht geoordeeld kunnen wOl'den. Het V. H. 0 beweegt zich da.arbij, wat de keuze der leervak- ken betreft, op enger terrein dan het algemeen ontwikkelend M. O.

Het derde bezwaar betreft de concentrische behandeling der leerstof.

het vak, valt het tegen ....• Ook uit een ander oogpunt echter is het van belang, dat de splitsing zoolang mogelijk worde uitgesteld. De algemeene vorming moet in de eerste jaren van den cursus althans, op den voorgrond treden .... Maar ook wanneer men dit alles toestemt, komt men voor de vraag te staan, tot hoever kunnen alle leerlingen der scholen van voor- bereidend hooger onderwijs hetzelfde leerplan volgen? Dat er eene splitsing moet komen, staat vast maar de vraag is: wanneer, bij welke k.asse?"

(13)

193

De commissie oordeelt dat zulk een behandeling niet wenschelijk is en noemt meer in het bijzondeI' de geschiedenis als vak, waarbij die behan- deling atgekeurd moet worden uit een paedagogisch-didaktisch oogpunt. 1)

Ik geloof, dat versl:heidene leeraren in de geschiedenis een tegenover- gestelde meening zijn toegedaan en dat zij het juist omgekeerd uit een paedagogisch-didaktisch oogpunt wenschelijk achten om eet'st een alge- meen overzicht van de geschiedenis te geven en dan later belangrijke perioden en gebeurtenissen nitvoeriger te bespreken.

Ligt dat idee van concentrische behandeling, eerst korter en opper.

vlakkiger, later uitgebreider en dieper, niet ten grondslag aan het nu geldende programma van de geschiedenis aan het gymnasium, dat in hoofdzaak door rie Commissie zelf in haar rapport is overgenomen voor het lyceum? In de eerste tot en met de derde klasse van het gymnasium wordt gegeven een "overzicht der algemeene geschiedenis, ten minste tot 1789 voortgezet", terwijl voor de 4e klasse is voorgeschreven "de ge- schiedenis der oudheid, in het bijzonder van Griekenland en van Rome', en voor de 5e en 6e klasse "de nieuwe geschiedenis na ] 713 ten minste tot 1848 voortgezet".

Niet alleen voor de geschiedenis is de concentrische behandeling ge- wenscht, maar voor ieder vak en het lijkt mij juist fout om eerst in een langen cursus van 5 of 6 jaren het geheele leervak af te handelen, zoodat in de hoogere leerjaren geen gelegenheid is voor een betere bespreking van sommige onderwerpen, die reeds in de Ie studiejaren zijn genoemd moeten worden en die men toch beter met leerlingen van 16 à 17 jaren dan met die van 12 à 13 jaren kan bespreken.

De concentrische leergang heeft volgens de Commissie voor het latijn geen bezwaren, daar zij op blz. 612 zegt: "Voor hen, die de studie voor het Latijn daarna wèl zullen voortzetten, komt deze regeling neer op het volgen van een en con centrisch en leergang, die ook thans reeds bij het onderwijs in deze taal gevolgd wordt."

Dit moge voldoende zijn om de bezwaren tegen een splitsing van de lange cursussen in tW'eeën en de invoering van twee scholen met korten cursus te weerleggen.

Voor Indië zullen nu gewenscht zijn middelbare scholen mrt 3 jarigen cursus met algemeen ontwikkelend onderwijs, diè gevolgd worden aan de eene zijde door middelbare vakscholen (Jandbonwscholen, zeevaart- scholen, handelsscholen, technische scholen en7-.) en aan den anderen kant door de cursussen tot voorbereiding voor het hooger onderwijs, de 2e middelbare school.

De leervakken van de M. S. zullen moeten :t,ijn: wisknnde, natuur- kennis, aardrijkskunde en geschiedenis, vooral die van Indië en zijn

1) Rapport der Ineensohakelingsoommissie (deel I blz. 42). "Voor de ge- schiedenis zou het uit paedagogi eh-didaktisoh oogpnnt niet verstandig zijn om in de eerste drie jaren van het Iyoeum het onderwijs in de gesohiedenis hetzelfde te doen zijn als aan de middelbare sohool om dan in de laa.tste drie jaren, dat onderwijs verder uit te breiden".

(14)

omgeving en van N edel'land, nederlandsl:b, engelseh, duitseh of franseh,:

maleiseh, teek en en en liehaamsoeteningen.

Staathuishoudkunde, boekhouden en staatsinriehtingen komen niet als leervakken voor; zij kunnen, naarmate het gewenseht is, gegeven wor- den op de lJliddelbare vakseholen en de vervolgcursussen of 2" middel- bare scholen.

Het is niet het streven de leerlingen mindel' hersengymnastiek te laten doen, minder te oefenen in het gebruik van hunne vermogens, minder

~eitenkennis bij te brengen, maar te zorgen dat zij zich uiet meer be- hoeven in te spannen dan de jongelni in Nederland , dat zij andere feitenkennis krijgen, die in overeenstemming is met de eisehen van de maatschappij, waarin zij leven. Dit kan niet bereikt worden dool' van elk leervak iets te laten vallen, want daardoor zou een te groote opper- vlakkigheid aangekweekt worden, maar door leervakken in hun geheel te schrappen en den vrijkomenden tijd te besteden om de andere des te beter te tTehandelen.

In het Rapport van de Tneenschakelingscommissie wordt (deel T blz. 138) de opmerking gemaakt "men kan niet zonder grond beweren, dat dit (het leeren van drie moderne talen n.l. fransch, engelsch en duitsch) eigenlijk te veel is, maar wanneer geHaagd wordt, welke van die drie talen in ons land op een middelbare school gemist kan worden, is een beslissend antwoord niet te verwachten". Is het leer en van de drie moderne talen voor de leerlingen in Nederland reeds te veel, dan is dit zeker het geval voor den Indo, waarvoor ook het nederlandsch meestal een vreemde taal is, en eveneens voor den Tnlander, die bovendien dik- wijls behalve het maleisch ook nog een andere inlandsche taal mach- tig is.

Gaat men uit van lÎe meening, dat het goed kennen van twee talen meel' waarde heeft dan het oppervlakkig kennen van drie of viel', dat de opvoedende kracht van het taalonderwijs eerst tot haar recht komt, wanneer in die taal veel gelezen kan worden, zoodat de gelegenheid be- staat. te trachten de gedachten van de beste schl'ijvers te begrijpen en te omvatten, dan zouden aan de 1\1. S. slechts twee talen onderwezen moeten worden n.l. nederlandseh en engelsch. De vrij komende tijd, door het vervallen van het transch en duitsch, zou vooral ten goede komen. aan die beide overblijvende talen en voor een deel ook aan het maleiseh, dat met één weekles in het 3e studiejaar zeer karig bedeeld is, ook al wordt alleen uit een praktisch en niet uit een opvoedkundig oogpunt les in dit vak gegeven.

Hoeveel er ook om opvoedkundige redenen, te zeggen \'alt, om aan de M. S. in Indië slechts nederlandsch en engelsch te onderwijzen, zoo acht ik toch niet gewenscht dit in te voeren, daal' de kennis van twee van de 3 groote west-europeesche talen voor hen, die gaan studeeren noodig geoordeeld moet worden en wanneer nu op de IeM. S. slechts in één van die drie talen onderwijs wordt gegeven, zouden de venolg-cllrsassen te overladen worden. Daarom moet men wel behalve het engelseh ook frallseh of duitsch als leervak in het program van de M. S. opnemen.

(15)

195

Zonder twijfel zal het engelsch verplicht moeten zijn; de ligging van Indië te midden van geheel of gedeeltelijk engelseh sprekende landen, maakt de kennis van die taal onontbeerlijk. Ook de Regeering heeft reeds de hooge waarde van het engelsch erkent, waar zij voor het candidaat-indi~ch-ambtenaarschap eis<.:ht, dat de aspirant zich ten minste van een dier talen (fr'ansch, engelsch, duitsch) bij voorkeur het engelsch practisch kan bedienen.

Er zal dus een keuze gedaan moeten worden tusschen het fI'ansch en het duitsch. 'rwee wegen staan hierbij open: 16 de keuze over te laten aan de leerlingen en 26 zelf een beslissing nemen en één van beide) het fransch of het duitsch verplicht te stellen naast het engelseh. Tegen den eersten weg bestaat alleen een financieel bezwaar daar het fakultatief stellen van een der beide talen meer kosten veroorzaakt, omdat aan elke school zonder gesplitste klassen een halve leerkracht en meestal ook een afzonderlijk leslokaal meer lloodig zal zijn.

Bij de tweede oplossing zal men bij het nemen van een beslissing vooral moeten letten op de waarde, die de beide talen hebben alg vor- mend onderwijs en op de praktische, maatschappelijke beteekenis. Wat dit laatste betreft wint het duitsch het zeer zeker' van het franseh, ter- wijl het duitsch aan beteekenis wint, gaat het fransch achteruit. I) De beteekenis van het onderwijs in de fransche taal voor de algemeene vor- ming is groot en zij heeft boven het duitsch voor, dat de verschillen met het nederlandsch grooter zijn, dat zij een taal van een anderen stam is, Nu ben ik, helaas, een weinig sceptisch gestemd betreffende, dat zoo bij uitstek geschikt zijn van eenig leervak om den leerling te ontwik- kelen. De vruchten, die het onderwijs in eenig vak afwerpt, hangt niet zoozeer af van dat vak, als van de wijze, waarop het gegeven wordt J

van den tijd, die er aan besteed kan worden, van het degelijk door- werkt wor'den der leerstot en vooral van de onderwijskracht) die het geeft. Bijna elk vak bevat zooveel en in zoo verschillende richtingen, wat als ontwikkelende, vormende leerstof voor den menschelijken geest kan dienen, dat het zelfs een zeer ' groote moeilijkheid voor een goed onderwijzer oplevert om te weten, wat hij uit den gl'ooten sehat van goede leerstof moet kiezen,

Uitgaande van deze overtuiging is het te begrijpen dat ik de maat- schappelijke beteektmis van het duitsel! zon willen laten overweg'en en dus deze taal verplichtend stellen, indien wegons gelllelijke bez\\'aren verbonden aan het fakultatief stellen van het; dtlitseh ol het fransch afge- zien moet worden,

l\Iijn voorstel om op de 1\1. S, het. hoogillaleisch als leervak in te voe- ren is in strijd met. mijn stl'el'en om het ar.ntallel'l'vnkkrn t.e verminderen.

De belangrijkheid \'an het tlIaJeiselt als aJgclllcene omgaw:!'staal ia be- kend genoog ; het nederlandsch zal nooit deze 1'01 1, llnnen \'cl'vnJ Jen; de

1) De Ineenschakelingscommissie, tlie ~oo zeer in b;J8r rapport \'OOl' 11(!t behouu van hC!L hanseiI OpktlIllt., Voegt op bi", 1,11 "Iovll i, ni0.t Lu outk0111lel', dat de bele0.kelli, en het gewicht dezer bal (lipt ft':lllsl'II) \'oor lwt lo\'cn minder wordt",

(16)

taal is te moeilijk I terwijl bovendien een volk zich slechts zelden of nooit een vreemde taal laat opdringen. Het maleisch 1) neemt in be- teekenis toe; op het oogenblik worden reeds 35 kranten in het maleisch uitgegeven I 6 in het maleisch en javaansch en 1 in het maleisch en chineesch I terwijl bovendien 10 periodieken op ongeregeld en of na langeren tijd verschijnen. De kennis van zulk een algemeen ver- spreide I veelgebruikte taal is noodzakelijk en niet alleen zooals tot nu toe het geval is in een mate, die juist voldoende is om een dagelijksch gesprek te voeren, maar in een waardoor men in staat is de taal te lezen en te schrijven.

Daar de leerlingen het laag-maleisch reeds kunnen spreken is het misschien voldoende, dat zij in het 3e studiejaar één weekles in deze t.aal ontvangen, om daardoor het zoover te brengen, dat zij het hoog-maleisch kunnen lezen Iln schrijven. 2).

Het einddiploma van de besproken M. S. zou toegang moeten verschaf- fen tot de middelbare vakscholeu I en de vel"Volgcursussen u.l. de scholen, die voorb!'rieden voor het hooger onderwijs aau universiteit en hooge- school ; verder verleent het einddiploma toelating tot de hoogerIl afdeeling van de Stovia, de Inl. Rechtsschool, Inl. Veeal·tsenschool, cursus tot opleiding van inl. officieren I alsook tot een cursus tot opleidiug van inl.

bestuursambtllnaren, die naast de nu bestaande opleidingsscholen komt te staan.

Om aansluiting te verkrijgen tusschen het inlandsche en indische on- derwijs zou aan de Ie klasse inlandsche I lagel'e scholen een aanvullend jaar toegevoegd moeten worden, waarin yooral veel aan het nederlandsch wordt gedaan en waarlangs de inlandsehe leerling zou kunneu komen op de indische middelbare school. Gaat men bij het inlandsehe onderwijs verder dan het lager ondel'wijs en worden middelbare scholen voor 1n- landet's geopend (de inlandsche burger'scholen door 1\1r, van Deventer voorgesteld, waarvan ook Dr, RoU in zijn brochure gewaagt) dan zou het einddiploma van deze scholen toegang moeten verschaffen tot de mid- delbare vakscholen van het indische onderwijs en tot de zooeven genoemde instellingen voor Inlanders,

Op de indiscbe middelbare school volgen vier 3-jarige vervolgscholen , die

1) In 1900 werden uitgegeven 12 maleische kranten, 1 javaansche en 2 in het maleisch en javaansch; in 1905 waren deze getallen 18, 1 en 2 en in 1910 35 in bet maleisch, 6 in het maleisch en javaansch en 1 in bet cbineesch en maleisch, ~'erlvijl verder in 1900 slechts één periodiek verscheen, kwamen in 1910 10 periodieken op ongeregelden of langeren termijn uit.

2) Belangrijk is te vermelden, dat te Bandoeng een krant verschenen is "de maleische pers" genaamd, die zich t.en doel stelt de belangrijkste artikelen uit de inlandsche kranten geheel of verkort in het nederlandsch weer te geven om daardoor den Nederlfmder op de hoogt.e te brengen van hetgeen in de inlandsche pers geschreven wordt, daar hij zelf meestal niet voldoende het hoog-maleisch verstaat om die taal te kunnen lezen.

(17)

]97

bestemd zijn te geven de voorbereiding voor hooger onderwijs, en tevens algemeen ontwikkelende scholen zijn. Bestaat tusschen dit laatste en het voorbereidend hooger onderwijs voor leerlingen van 12- 15 jaren geen verschil, ook op den leeftijd van 15- 18 jaren I dus op de vervolgcur- sussen is dit slechts zeer geL"ing en mogen we van elk voorbereidend hooger onderwijs verwachten, dat het algemeen ontwikkelend onderwijs is, terwijl elk algemeen ontwikkelend onderwijs een goede basis moet vormen, waarop hooger onderwijs rusten kan.

De vier bedoelde atdeelingen of liever scholen, want zij kunnen on- afhankelijk van elkaar bestaan en het is niet noodig, dat op een plaats waar een school van de ééne soort voorkomt ook de andere aangetroffen worden, zijn:

Afdeeling A_ Op deze school worden behah'e de gewone vakken, latijn en grieksch onderwezen. Zij heeft tot doel om aan hen, die zich later meer in het bijzonder willen wijden aan de studie van de westersche kultuur een inleiding te geven tot de kennis van de twee westersche klassieke talen. De sehool zal dus bezocht worden door hen, die later gaan studeeren in de fakulteiteu der letteren, theologie I en rechten.

Afdeeling B. Als onderwijs vakken komen 0.:1. VOOI' het sanskriet en het kawi. Het doel is om een yoorbel'eiding te geven aan hen, die zich willen wijden aan de studie van de oostersche kultuur.

Afdeeling C. Het onderwijs in de moderne talen, geschiedenis en aardrijkskunde treedt op den voorgrond, terwijl daarnaast aan de natuur- wetenschappen en de wiskunde geruime tijd besteed wordt. N oeh wester- scbe noch oostel·s<.;he klassieke talen worden onderwezen. Naast het doel om te geven voorbereidend hooger ondel'lvijs o. a. aan aanstaande juristen, zal op deze school gevormd kunnen worden een groep van jonge men- sdJen van een hooge algemeene ontwikkeling, die na het einddiploma behaald te hebben ziuh gaan bekwalllen \'oor ambtenaar bij het B. B. ot een hoogere vaksuhool, in de eerste plaats een handelsschool gaan bezoeken of wel dadelijk een werkkring in de maatschappij tra<.;hten te krijgen.

Afdeel'ing D. Op deze school tl'eden de natuurwetenschappen en de wisknnde op den voorgrond, verder worden onderwezen de model'De talen, geschiedenis, aardrijkskunde enz. G een klassieke talen zijn als leervakken opgenomen. De school zal vooral bezocht worden door hen, die later in de faknlteiten der geneeskunde en natllllrwetens<.;]lappell of aan een technisdle hoogeschool gaan studeeren.

VOOl' de afdeelingen A. en B. bestemd voo]' de klassieke opleiding zullen zich weinig leerlingen aanmeldcn, en ;r,ij behoeven slechts op weinige plaatsen gevestigd te zijn. De afdeelingen C. en D. daarentegen zullen vermoedelijk druk bezocht. worden en de scholen moeten dns op verscheidene plaatsen gevonden worden.

I k moet er mij van onthouden op de inri<.;hting van de vervolgcursussen in te gaan. Eenige opmerkingen moeten wel gemaakt. worden betreffende de waarde van het einddiploma.

Het einddiploma van elk van deze vier afdeelingen, die dus wat in- spanning betreft, die van de leerlingen geeischt. wordt, gelijk liloetcn

1911. l5

(18)

zijn, geeft toegang tot het afleggen van de examens in elke fakulteit aan de nederlandsche universiteiten. De vrije fakulteits-keuze zoo goed verdedigd door de sub-commissie voor het voorbereidend hoogel' onder- wijs en overgenomen door de professoren Drucker, Symons en Hubrecht, de minderheid der hoofd-commissie uitmakende, is dus hier toegepast.

Dat breede standpunt zou, zoo het ingevoerd werd, een weldaad zijn voor het nederlandsche onderwijs en is een onafwijsbaar iets voor Indië. Het beginsel is reeds verleden jaar door Mr. van Deventer in uwe vergadering van ] Februari verdedigd, toen hij vroeg dat het eindexamen van de H. B. S. 5-jarigen cursus in Indië toegang zou ver- schaffen tot alle inrichtingen van hooger onderwijs en alle fakulteiten.

Het einddiploma van de indische school is langs een anderen, maar daarom nog niet korteren of gemakkelijker weg verkregen.

De voorbereiding voor de wetenschappelijke studie is niet minder ernstig en de algemeene ontwikkeling niet minder degelijk en uitgebreid.

De vrijgevigheid de hollandsche universiteiten open te stellen voor de jongelui van de indische scholen is eerder noodzakelijk dan die om 7.e toegankelijk te maken voor jongelui met diploma's van scholen uit 9 verschillende rijken en van 14 scholen uit de Vereenigde Staten van N.-Amerika. De programma's van deze scholen "vertoonen groote ver- schillen, de voorbereiding voor de wetenschappelijke studie 7.al aan de7.e school beter aan gene ~lechter zijn, maar zeer zeker niet overal hetzelfde noch wat leervakken noch wat uitgebreidheid betreft. De vrijgevigheid tegenover vreemden mag ook gevraagd worden ten bate van de bewoners van de eigen koloniën.

Een voorbeeld bestaat reeds, daar de inlandsche artsen vrijgesteld zijn van de examens voorafgaande aan de artsexamens. Op de vraag van Dr. RoU, den vroegeren direkteur van de opleidingsschool voor inlandsche artsen, aan de amsterdamsche professoren of die vrijstelling een vrijgevigheid of een billijkheid is, luidde het antwoord "deze vrij- stelling is in verband met hun kennis billijk".

" Niet alleen moet het einddiploma van de indische school het recht

verschaffen om de akademische examens af te leggen maar ook geven het jus promol"endi.

Herhaaldelijk is reeds bewezen, dat voor wetenschappalijke studie de opleiding aan een school met latijn en grieksch niet. noodig is. De studie van deze talen kan den wetenschappelijken zin aankweeken , zooals de studie van zoovele vakken dat kan, maar behoeft het niet te doen, zooals ook de Ineenschakelingscommissie , de verdedigster van de klas- sieke opleiding op blz. 583 te kennen geeft, waar zij zegt: "dat die waardeering (n.l. van het nut der oude talen voor het hooger onderwijs) niet grooter is, moet voor een deel aan de philologen die aan de univer- siteiten en het gymnasium ze hebben onderwe7.en, toegeschreven worden ... De philologen hebben de studie der klassieke philologie in ons land jarenlang in eene éénzijdige kritische richting gedreven en daardoor leer aren gevormd I die tengevolge daarvan en ook door gebrek aan paedagogische opleiding niet begrepen, hoe ze het onderwijs in dat vak

(19)

199

paedagogisch vruchtbaar moesten maken; die te weinig algemeen weten- 5L;happelijk inzicht hadden om het nut van de studie der oude schrijvers voor de beoefening der andere wetenschappen aan hunne leerlingen te doen gevoelen."

Zij, die dus de oude talen tot hunne bijzondere studie hadden gemaakt, hebben jarenlang te weinig algemeen wetenschappelijk inzicht gehad.

Wanneer de studie van de oude talen zoo weinig zekerheid geeft om te geraken tot wetenschappelijken zin, laat men dan niet langer er aan vasthouden om het jus promovendi te reserveeren voor hen, die latijn en grieksch kennen. Trouwens aan de technische hoogeschool heeft men er reeds mede gebroken. Aan de jongelui komende van de scholen voor indisch onderwijs moet dat recht worden toegekend. I)

De tijd om in Indië hoogescholen te vestigen ot eene algemeene univet'siteit te stichten is nog niet aangebroken. De eenige jongelui, die in aanmerking zouden komen om deze te bevolken, zijn de geslaagden in het eindexamen H. B. S. 5-jarigen cursus en de leerlingen van de Stovia. Daar deze laatste in de jaren 1903-'08 ten getale van 58, dus gemiddeld nog geen 10 leerlingen per jaat' in de hoogste klasse zaten en van 1901-'10 409 examinandi in het eindexamen H. B. S. slaagden dus gemiddeld pel' jaar 41, zou het dwaasheid zijn nu reeds aan te dringen op het stichten ran een hoogeschool of een universiteit.

Men zou er wel een kunnen openen, maar de studeerenden zouden zoo goed als ontbreken, wel gebouwen en professoren maar geen studenten. De universiteit moet het verre verschiet zijn, de onmiddellijke opening van meerdere lagere en middelbare scholen het oogenblikkelijke doel, waarnaar ieder voor Indië moet streven, die meent, dat de ontwikkeling van een land alleen duurzaam bevorderd kan worden door een algemeen verspreid, goed onderwijs.

De heel' Mr. C. Th. van Deventer. Mijnheer de Voorzitter! De geachte inleider zou ons hedenavond een en andel' vertellen over' het middelbaar 1) De invoering van dit onderwijsstelsel kan beginnen met een verandering van de K, W. School afd. A. in een I" middelbare school en de opheffing van de H. B. S. 5 j. c. te Semal'aJag en deze te vervangen door een M. S. met een vak- school. Verder zouden scholen gevestigd moeten worden in Djokja eu Bandoeng.

Tevens moet in een der plaatsen b.v. te Djokja of te Bandoeng een ver- volgcursus D opgericht worden, waarvan het einddiploma toegang tot de nederlandsche universiteiten verschaft, voorloopig alleen voor de medische en natuurwetenschappelijke fakulteit, de technische hoogeschool en de land- bouw hoogeschool. Nadat deze scholen gevestigd zijn en voldoendfilleerlingen tellen, moet voortgegaan worden met Middelbare Scholen te openen te Padang , Medan, Makassar, Soerabaia enz., terwijl ook de vervolgcursussen C, A en B gesticht worden, al naarmate de behoefte zich doet gevoelen. Zijn deze verschillende afdeelingen aanwezig, dan treedt eerst de vrije fakulteitskeuze in werking. De invoering zal geen geldelijke bezwaren ondervinden, en goed- koop er zijn dan uitbreiding van het nu bestaande M, O.

Niettegenstaande de geheele cursus 6 jaren duurt tegen dien van de tegen- woordige H. B. S. 5 jaren, twijfel ik niet of het aantal leerlingen VOOt' deze

nieuwe middelbare scholen en vervolgcursussen zal aanzienlijk zijn.

(20)

onderwijs in Ned. Indië. Mij dunkt, wij mogen hem dankbaar zijn dat hij zooveel meer gezegd dan beloofd heeft, want hij heeft niet alleen over het middelbaar onderwijs zijne denkbeelden ontwikkeld, maar over het geheele onderwijsgebouw in Ned.-Indië. Het is in verband hiermede dat de vergadering het misschien niet onbescheiden zal achten, als ik een oogenblik hare aandacht vraag om ook mijnerzijds eenige beschou- wingen te stellen naast die, welke de geachte inleider heeft gegeven.

In het begin van zijne voordracht heeft de geachte spreker gesproken over het Inlandsch onderwijs. Hij heeft dit onderwerp echter dadelijk weer losgelaten en hij is er alleen op het einde 7.ijner rede nog even op teruggekomen. Ik vind het jammer, dat dit onderwerp door hem niet wat meer van nabij is beschouwd, want ik meen, dat, om de beteekenis van het middelbaar onderwijs in Ned.-Indië goed te kunnen aangeven, wij ook deze vraag moeten beantwoorden: welke beteekenis kan het M. O. hebben voor de belangrijkste categorie van ingezetenen van Ned.- Indië, de Inlanders?

Uit de rede van den geachten inleider is voldoende gebleken, dat voor personen die niet van jongs af aan het Nederlandsch als hunne t.aal hebben leeren kennen het volgen van het onderwijs aan de Europeesche scholen in het algemeen en aan de hoogere burgerscholen in het bijzonder ont7.aglijke, ja haast onoverkomelijke bezwaren oplevert en ik meen daarom, dat, als het M. O. in Ned.-Indië ook die bezwaren moet onder- vangen, er belangrijke veranderingen zullen moeten worden ingevoerd.

Zullen wij daarbij, ten aanzien van Inlanders en andere personen, die de Nederlandsche taal als een voor hen vreemde moeten aanleeren , de eischen omtrent het N ederlandsch moeten verminderen? Neen, dit zou niet in hun belang zijn. Immers, de kennis van het N ederlandsch is voor hen onmisbaar, als zij de vakken van het M. O. behoorlijk willen volgen;

en bovendien, als zij later hun weg moeten vinden in de Indische maat- schappij, is eene degelijke kennis van het N ederlandsch voor hen noodzakelijk.

Men zou in dezen gedachtengang kunnen zeggen: laat dan de kinderen der Inlanders, als zij het M. O. moeten volgen, van den beginnt' af aan eene z. g. Europeesche opleiding erlangen, en ik meen bij den geachten inleider ook eene dergelijke opvatting ontdekt te hebben, waar hij aan kinderen van 4-0 jaar op Inlandsche fröbelscholen reeds Nederlandscb wil laten leeren. Ofschoon ik mij 7.eer goed kan voorstellen, dat er Inlandsche families zijn, die eene dergelijke opvoeding voor hunne kinderen wenschen, geloof ik toch niet dat wij dat als regel mogen beschouwen, en zou ik het ook niet als regel willen gevolgd 7.Ïen. Naar mijne meening moet van het onderwijsgebouw in Indië, voorzoover dit bestemd is voor de Inlandsche bevolking, de onderbouw altijd zijn het Inlandsch onder- wijs, maar 7.ÓÓ ingericht, dat op zeker punt van dat gebouw een brug kan worden geslagen voor lIet Europeesch onder' wijs. De moeilijkheid is alleen dit punt te vinden. Men heeft enkele jaren geleden in Indië eene poging gedaan om een aanknoopingspunt tusschen het lnlandsch en het Europeescll onderwijs te vinden door aan de scholen der eerste klasse het Nederlandsch als leervak toe te voegen, en dit leervak in zoodanige

(21)

201

mate voor de leerlingen beschikbaar te stellen, dat 7.ij na het afioopen der school het klein-ambtenaarsexamen kunnen doen.

Men zou kunnen zeggen: nu nog een kleinen stap verder en lllen brengt die leerlingen van de 1" klasse s(;hoo[ zóover, dat zij het onderwijs in de eerste klasse van de H. B. S. kunnen volgen; maar al zou lllen met eenige uitbreiding der ]" klasse scholen daartoe kunnen komen, dan nog zou ik zeggen: laten wij dit niet doen, want ik ben overtuigd, dat een Inlander, die aan eene Tnlandsche school der 1" klasse het N ederlandsch geleerd heeft op de wij7.e, waarop wij op onze lagere scholen in Nederland het Franseh geleerd hebben en die daaraan 3 of 4 jaar van zijn jeugdig leven besteed heeft, onmogelijk de N ederlandsehe taal 7.ÓÓ goed zal kennen, dat hij in staat zal zijn het moeilijke onderwijs aan de H. B. S. te volgen.

Ik geloof daarom, dat een andere weg 7.al moeten worden opgegaan en c!at op het gebouw van het Inlandsch onderwijs, waarvan thans de hoogste verdieping is de Tnlandsche school 1" klasse met toegevoegd N ederlandseh, nog eene nieuwe verdieping zal moeten worden opgeril:ht, in den vorm van de school, door den geachten inleider reeds besproken, en die zou moeten volgen op de Inlandsche school]" klasse; eene school die ik 7.0U willen noemen eene I'I1landsche burgerschool, die toegankelijk - zou moeten zijn voor de leerlingen, die de school 1" klasse met verplicht N ederlandsch met goed gevolg hebben afgeloopen en die dan in een vijf jarigen cursus de7.e leerling·en zoover brengt, dat zij van die Inlandsche burgerschool kunnen overgaan eenerzijds naar de 4" klasse der H. B. S., anders7.ijds naar de verschillende inrichtingen van hooger vakondenvijs, als daar zijn de school tot opleiding van lnlanclsche geneesheeren, van Tnlanclsehe hoofden, van Tnlandsche onderwijzers, van Inlanclsche rechts- geleerden, enz.

Wat deze vakscholen betreft zoo 7,OU aan de geschetste inl'ichting van bet voorafgaand ondel"wijs nog dit groote voordeel verbonden zijn, dat daardoor ook het langdurig verblijf in internaten belangrijk zou kunnen worden verkort, omdat alle voorbereidende k.lassen der vakscholen zouden kunnen wegvallen.

Hoe moet nu het onderwijs aan die Inlandsche burgerscliool worden ingericht'? Zooals ik zeide, de leerlingen zullen aan het einde van dien cursus zóover moeten komen, dat 7.ij kunnen overgaan naar de 4° klasse van de H. B. S. Reeds dadelijk vestig ik er de aandacht op, dat ten aanzien van de moderne talen, uitgenomen het N ederlandseh, op belang- rijke wijze van den be~taanden toestand zal moeten worden afgeweken.

De geachte inleider wil van die moderne talen er nog twee behouden;

ik acht buiten het N ederlandseh, de beginselen van een andere 'westersche taal voldoende.

Daarentegen zou ik aan de Inlanclsche burgerschool de nationale talen meer tot haar recht willen doen komen en in bet bijzonder op Java onderwijs willen doen geven in de Javaansche letterkunde, terwijl ook bet onderwijs in het Maleisch niet zou mogen worden verwaarloosd.

Ver'del' moet aan die lnlandsche burgerschool, behal ve veel onderwijs in

1911. 15*

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor het primair en voortgezet onderwijs is verder nog geregeld dat voor een bestuurlijke fusie slechts goedkeuring wordt ver- leend als één of meer van de betrokken scholen onder

Als leerlingen na groep 8 de VSV verlaten, zal aan de school voor voortgezet onderwijs wel informatie over mogelijke dyslexie of andere leesproblemen worden doorgegeven, zodat

De subsidievoorwaarden vallen uiteen in twee categorieën, te weten be- palingen van financieel-technische aard (minimum-aantallen leerlingen ver- eist voor het recht op

8 Hogere waarderings- en prestatiescores voor gemotiveerde leerlingen Vmbo-leerlingen die zich gemotiveerder voelen voor school, voor het maken van huiswerk en voor hun

Hans Teegelbeckers: “Richtingvrije scholenplanning is een goed punt, maar het is geen goed idee om op basis van rela- tief nieuwe levensbeschouwelijke overtuigingen bijzondere

Dit komt doordat er minder oudere deelnemers zonder migratieachtergrond zijn en door een afname van het aantal bedrijfsgerichte trajecten. Ontwikkeling deelname

Geen zicht op kwaliteit onderwijs en examinering  Besturen waar het stelsel van kwaliteitszorg niet goed werkt, slagen er vaak niet in hun visie te vertalen in concrete doelen

u De leerkrachten niet-confessionele zedenleer gaan deze uitdaging samen aan met leerlingen van 6 tot 18 jaar.. Dit moet deze opgroeiende jonge mensen de nodige ruimte en tijd geven