Uitgangspunten
Prijsstijgingen
De prijsstijging voor 2014 is in principe zoals die verwacht wordt in de junicirculaire 2013 van het gemeentefonds. Dit betreft de prijsmutatie BBP (Bruto Binnenlands Product). In afwachting van deze circulaire wordt voorshands uitgegaan van een prijsstijgingspercentage van 2.
Voor de jaren 2015 tot en met 2017 geldt als uitgangspunt dat uitgavenstijgingen als gevolg van inflatie worden gecompenseerd door inkomstenstijging als gevolg van inflatie. Dit geldt ook voor de verhoging van de (welzijns)subsidies.
Voor de raming van de bijdragen aan Gemeenschappelijke Regelingen wordt uitgegaan van de begrotingen 2014 en meerjarenbegroting van de betreffende GR.
Loonkostenstijgingen
Gestart is het overleg tussen de vakbonden en de werkgever (CvA) over een nieuwe cao-gemeenten. De huidige CAO liep t/m 31 december 2012. Van werkgeverszijde wordt ingezet op de zgn. loonsombenadering. Middels deze benadering kan loonruimte gevonden worden door middelen die worden gereserveerd voor
secundaire arbeidsvoorwaarden om te zetten naar primair loon zonder dat budgettair meer ruimte moet worden gezocht.
Indachtig dit uitgangspunt wordt in de begroting 2014-2017 uitgegaan van de nullijn.
Ontwikkeling aantallen woningen en inwoners
Basis is het werkelijk aantal inwoners en woningen per 1 januari 2013 (CBS).
Vervolgens is geprognosticeerd de groei in het aantal woonruimten over 2013 tot en met 2017. Op deze groei wordt – op basis van een gemiddelde woningbezetting van 1,2 personen – de meerjarige groei van het inwoneraantal berekend.
De toename van het woningaantal is gebaseerd op de nota Wonen 2006+. Hierin is het beleidsuitgangspunt geformuleerd t/m 2015 een taakstellend aantal van
gemiddeld 220 woningen per jaar en vanaf 2015 een taakstellend aantal van gemiddeld 120 woningen.
Voor het opstellen van de begroting 2014-2017 wordt uitgegaan van de volgende aantallen inwoners en woningen per 1 januari.
Aantal inwoners
Jaar Inwoners Toename 2013 50.338
2014 50.602 264 2015 50.866 264 2016 51.010 144 2017 51.154 144
Aantal woningen, incl. bijzondere woongebouwen Jaar Woningen Toename
2013 20.822
2014 21.042 220 2015 21.262 220 2016 21.382 120 2017 21.502 120
Rentepercentage en afschrijvingstermijnen
In de meerjarenbegroting is voor de jaren 2014 t/m 2017 rekening gehouden met de volgende rentepercentages:
Renteomslagpercentage 3,75 Rente nieuwe investeringen 3,75
Rente grondbedrijf 4,25
Rente kort geld 0,50
Het eerste jaar van investering wordt geen rente berekend.
De renteomslag wordt bepaald door het totaalbedrag van de diverse
rentecomponenten (rente langlopende geldleningen, rente kortlopende geldleningen, rente eigen financieringsmiddelen) te delen op de boekwaarde van de investeringen op 1 januari van het jaar. Een eventueel positief of negatief verschil ten opzichte van het renteomslagpercentage wordt verrekend met de reserve renterisico. Hierdoor wordt de rentegevoeligheid van de begroting c.q. rekening geneutraliseerd.
Bij de uitgangspunten voor de begroting 2013 is uitgegaan van een verlaging van het rentepercentage van 4,25 naar 3,75 voor de jaren 2013 en 2014. Voor 2015 en 2016 bleef het rentepercentage gehandhaafd op 4,25. Dit in afwachting van eventuele renteontwikkelingen in negatieve zin.
Deze ontwikkelingen hebben zich echter niet voorgedaan. Aanzienlijke rentestijgingen worden voorlopig ook niet verwacht, waardoor de conclusie
gerechtvaardigd is om het percentage van 3,75 in de gehele begrotingsperiode 2014 t/m 2017 te hanteren.
Door voortzetting van het percentage van 3,75 kan voor de jaren 2015 t/m 2017
€ 200.000 worden ingeboekt.
Waarderingsgrondslagen
De waarderingsgrondslagen zijn conform de notitie Afschrijvingsbeleid, zoals deze is vastgesteld in een vergadering van de raad van december 2010. Hierin is mede bepaald dat in het eerste jaar van investering geen afschrijving plaatsvindt.
Onderzocht is wat de voordelen zijn voor wat betreft de kapitaallasten, de nieuwe financieringsbehoefte en de exploitatielasten bij het toepassen van de nieuwe, binnen de BBV-normen toegestane, afschrijvingstechnieken. De resultaten hiervan worden verwerkt in een herziene notitie Afschrijvingsbeleid, welke wordt verwerkt in de nieuwe notitie Good Governance 2013.
De zogenoemde Bravo-projecten worden in één keer afgeschreven ten laste van de reserve Infrastructurele werken.
Post Onvoorzien
De raming is gebaseerd op de minimale norm van de provincie Utrecht van € 2,50 per inwoner.