A rbeidsomstand i g heden -
beleid in de rubber-
verwerkende industrie
Marianne Ziekemeyer*
Sonja Nossent*
Summary
The policy regarding wo¡k conditions was studied in ten rubber manufactu- ring companies.
Based on a theoretical model for
súccessfu I work-condition-manage- ment, an empirical description was made using five chaiacteristics: syste- matic approach, integration in overall- management, range on safety, health and welfa¡e issues, staff- and worker- participation, and utilisation of profes- sional knowledge.
The policy of none of the studied companies meets fully all of the condi- tions set by the theoretical model. The level of development of the policies differ among the companies, especially smaller companies show lower levels.
Although the theoretical model proved to be useful in the organization of data,
it
lacks evaluation-ability.Development of the model torva¡ds a practical instrument needs further operationalisation like more and better description of policy-items and evalua- tion-criteria, rules goveming weighing of the items in evaluation, and proba- bly differentiation to allow for the size of companies.
lnleiding
In
de Nederlandse rubberverwerken- deindustrie (Kromhout
etal.
1989a en 1989b) vormde, naast defeitelijke
arbeidsomstandigheden, het gevoerde beleid met betrekkingtot
deze ar- beidsomstandigheden een zeÌfstandig onderwerp van onderzoek.De Arbo-wet noemt een groot aantal
activiteiten
diein
het kader van het arbeidsomstandighedenbeleid (hierna arbo-,beleid) door bedrijven moet wordenverricht.
Als basis voor eenkwalitatieve
beschrijving van het bedrijfs-arbo-beleid zijn dezewetteÌij-
ke voorschriften echter minder ge-schikt. Bij
het onderzoek is daarom* Nederlands Instituut voor Arbeids- omstandigheden (NIA), Postbus 25665, 1070 AR Amsterdm, tel. 020-549848t I 5498477
Oorspronkelijk werk
uitgegaan van een 'ideaal'-model van arbo-beleid: een theoretisch model
dat
de factoren benoemd diein
een succesvol arbo-beleid aanw ezigzljn.
Het
arbo-beleidsmodel van Terra etal.
(1988) is bedoeld alszo'n'ideaal'-
model.Het
is gebaseerd op onder- zoekservaringenbij
arbeidsplaatsver- beteringin
de metaalproduktenindus-trie.
Volgens het modelzijn
de vol- gendevijf
kenmerken van belang voor een succesvol arbo-beleid, i.c.een effectieve en continue aanpak van arbeidsomstandighedenverbetering :
-
Beleidsmatige aanpah:Er
is sprake van een proces, waarin systematisch en doelgericht een aantal successieve stappen worden genomen (formuleren van doelen-
inventariseren vanknelpunten
-
stellen vanprioriteiten
-
opstellen van plan van aanpak-
nemen van besluiten
-
uitvoeren van maatregelen-
evalueren van maat-regelen en werkwijze).
Integratie uan arbo-beleid, in het totale bedríjfsbeleid: De aandacht voor ar- beidsomstandigheden, als onderdeel van het sociaal beleid,
vormt
een gelijkwaardig en integraal onderdeel 'van het ondernemingsbeleid.-
De VGW-breedte uan het arbo-beleid:De drie invalshoeken
-
Veiligheid, Gezondheid en Welzijn-
hebben elkeen volwaardige plaats
in
het arbo- beleid.-
Betrohhenheid uan leiding en werh- nemers bij het beleidsproces: Beidepartijen
dragenbij
aan de arbeids- omstandighedenverbetering, iedervanuit
hun eigen(wettelijke)
verant- woordelijkheid.-
Organisatie uu,n deskundígheid middels ouerleg en samenwerhing: Speci- fieke kennis en ervaring van leiding, werknemers en arbo-deskundigen worden gebundeld door middel van overleg en samenwerking tussen dezepartijen
(ziefiguur l).
Hoewel
niet
als zodanig bedoeld, is het arbo-beleidsmodel in het onder- zoek gehanteerd als analyse-instru- ment.In
de eerste plaats vormde het model de basis voor een gerichte verzameling en organisatie van de data. Ten tweede vormde het model de leidraadbij
de beantwoordingvan
>Figuur 1, Model voor de arbo-overlegstructuur (Terra et al. 1988)
sref
- -
advicsof
coersing-
overlegwerkoverleg
de centrale onderzoeksvraag: 'Hoe is
het
gesteld met de(kwaliteit
van) het arbo-beleidin
de onderzochte be-drijven in
de rubberverwerkende industrie'?In dit artikel
worden de resultaten betreffende deze onder'- zoeksvraag gepresenteerd en be- sproken.In
de discussiewordt
ook ingegaan op de ervaringen met het arbo-beleidsmodel aÌs analyse-in- strument.Methode van onderzoek
Uitgaande van het arbo-beleidsmodel
zijn
een checklist en een onderwer-penlijst
opgesteld. De checklist geeft een specificatie van de bedrijfsdocu- menten diein
het kader van het arbo-beleid van belang en te ver- zamelenzijn.
Voorbeelden van derge-lijke
bedrijisdocumentenzijn:
orga- nogram, bedrijfsbrochures, perso- neelsblad, sociaal jaarverslag, arbo- beÌeidsplannen, arbo-j aarverslagen, notulen van verschillende soorten OR-vergaderingen, etc. De onder- werpenlijst bevat een specificatie van de te verzamelen data, onderscheiden naar al gemene bedrijfskenmerken, arbo-beleidskenmerken, huidige arbo- knelpunten en toekomstplannen.De
feitelijke
verzameling van de databij
de bedrijven verliep stapsgewijs.De eerste stap bestond
uit
een oriên- terend bezoek aan hetbedrijf,
in- clusief een rondgang door de pro- duktieafdelingen.In
de tweede stap werden de bedrijfsdocumenten, ge- noemdin
de checklist, verzameld. De derde stap omvatte interviews met bedrijfsfunctionarissen met een ex- plicietetaak
op het arbo-terrein (directeur, medewerkers bedrijfs- gezondheidsdienst, veiligheidsfunctio- narissen, personeelsfunctionarissen, OR- of commissie-VGW-leden). De inhoud van deze interviews werd zoveel mogelijk afgestemd op (a) de reedsuit
bedrijfsdocumenten beschik- bareinformatie
(b) deinformatie
die tijdens het bedrijfsbezoek was op- gedaan (c) het arbo-werkterrein van de betreffende functionaris en (d) de volgens de onderwerpenlijst te ver- zamelen data.In
de vierde stap ten- slotte, werd de verzameldeinformatie in
verslagvormter
verificatie aan de informanten voorgelegd en zonodig bijgesteld.De bovenbeschreven werkwijze werd
bij
alle 10 onderzochte bedrijven gevolgd. De gevraagde documenten werden daarbij,mits
aanwezig, zotr- der problemenverstrekt
of ter inzage gegeven. Ookbij
de interviews was sprake van volledige medewerking.In totaal zijn
39 interviews gehouden:10 (vestigings)directeuren,
I
BGZ-medewerkers, 3 veiligheidsfunctiona- rissen, 8 personeelsfunctionarissen of
30
Tabel
l.
Beleidsmatige aanpak van arbeidsomstandighedenverbeteringúetn bedriji aantal
bed,rijuen
l0
met itent o.anuezLgarbo-doelen
directìe
0r arbo-beleidsplan -jaarplan of actieprogramma-
beleidsmatig gebruik van toetsings- instrumenten:
ZV-registratiez 0
ong-registratier 0 inspecties werplek-
onderzoek
0aalgemeen-PBGO 0a
0r 01 _l +r 0l
+r
0r 0 0t r00 0
arbo-jaarverslag
- 0 -
BGD-jaarverslag
* 0 -
OR-jaarverslag meI arbo-zaken
beoordeling6l3222
+
0 0
+ +
0 0
+
0
+
0 0
+ + +
0 0
0 0
0
+ +
0 0
0
+ +
10 8 7
8 8
D
4 0 0
0- 0- +r0
+40
0'
: afwezig
: aanwezig. krvaliteit onvoìdoende (getoetst aan rvettelijke omæhrijvingen en/of redelijker- wijs te vergen k*'aliteit)
: aanwezig, klvaliteit voldoende (getoetst aan rvettelijke ommhrijvingen en/of redelijkerwijs te vergen kwaliteit)
I afwijkende betekenis der tekem;
- : gericht op louter handhaveu wertelijke eisen 0 : gerichL op optimaliseren, mits financieel haalbaar
+ : uitgangspunt is steeds optimaliseren ziekteverzuimregislratie
ongeval lenregistratie ook periodiek afdelingsgen'ijs
verslag volrìoet het mæst van alle aan wettelijke omschrijving, maar net als in alìe andere verslagen ontbreekt toetsing aan gestelrle doelen
beoordelingscriteria: zichtbaarheid van de verschillende beleidsstappeo en het cyclisch karakter van het beleidsproces (alle iLems, ook in onderlinge samenhang, zijn gebruikt) 1 - minst ontrvikkeld
2: tussenpositie 3 : meæb ontwikkeld 0
2
-1
l
5
functionarissen belast met personele zaken en 7 interviews met OR- en/of commissie-VGW-leden. De interviews duurden circa twee
uur
en vonden plaats op hetbedrijf
of op de BGD.De veriflcatie
in
de vierde stap leiddein vier
gevallentot
eenbijstelling
van het verslag.Uitgaande van deze geverifleerde verslagen
zijn
de gegevens perbedrijf
naar de factoren van het arbo-be- leidsmodel gerubriceerd. Deelsvolgt
deze indeling rechtstreeksuit
het model, deels iszij
een nadere opera- tionalisatie vandit
model. De tabel- Ien 1t/m
5 geven een overzicht van de items die per factor werden geme-ten.
Elk
item is gescoordin
termen van aan- of aanwezigheidin
elk be-drijf.
Daarnaast is, zo mogelijk, eenkwalitatieve
beoordeling van het item gegeven, op bâsis van de Arbo-wet of op basis van de verhouding tussenfeitelijke
benutting en benuttingsmo- gelijkheden.Tenslotte is per factor op basis van het patroon van item-scores en het gewicht van het item voor het arbo- beleid een ruwe en enigszins arbi-
traire
beoordeling gegeven. Deze beoordeì.ing kan worden gezien als een'maat'
van dekwaliteit
van het arbo-beleidin
elkbedrijf.
De items diebij
de beoordelingzijn
gebruikt,zijn in
de tabelÌen weergegeven.Tijdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 3 (1990) nr 2Resultaten
Beleidsmatige aanpah
In tabel
1zijn
de resultaten betref- fende de eerstefactor uit
het arbo- beleidsmodel weergegeven.Opvallend is
dat
álle directeuren zich doelen bleken te steÌlen ten aanzien van arbeidsomstandigheden,zij
hetdat
deze uiteenlopenwat betreft
het na te streven niveau. Verder is op-merkelijk
datin vijf
bedrijven een arbo-jaarversÌag werd aangetroffen,terwijl
hetartikel in
de Arbo-wet hierover pas eenhalf jaar
na de af- ronding van het veldonderzoek vankracht
werd.Het
vooruitlopen op deArbo-wet
geldtin
nog sterkere mate voor het Arbo-jaarplan,dat
pas medio 1990verplicht
zal worden gesteì.d. Dekwaliteit van
zowel de aangetroffen jaarverslagen als de jaarplannenliet
echter veelal te wensen over,in
ieder geval doordatin
de jaarverslagenniet
gerefereerd werd aan gestelde doelen. Instrumen- tenter
toetsing van het beleid middels inventarisatie van knelpun- ten envaststellhg
van deeffectiviteit
van maatregelen komenin
ruime matein
de bedrijven voor.Het
ge-bruik
hiervan is vaker als ad-hoc te karakteriseren dan als beleidsmatig.Werkplekonderzoek en algemeen Periodiek Bedrijfs gezondheidskundig Onderzoek bijvoorbeeld
vindt in
slechts twee bedrijven afdelingsgewijs plaats. Bovendienleidt
het gebruik van de toetsingsinstrumenten nergenstot
een samenhangend overzicht van alle knelpunten en van concrete aanpakken daarvan, hetgeen desturing
en voortgangsbewaking van het beleidsproces bemoeilijkt.Een BGD-jaarverslag
wordt in
dehelft
van de bedrijven met Bedrijfs- gezondheidszorg aangetroffen.In
drie van.devier
aangetroffen OR-jaarver- slagen komen arbo-zaken summier aan bod.Gezien de getroffen (beheers)maat- regelen tenslotte (zie ook tabel B)
blijken in
alle bedrijven besluiten over arbeidsomstandighedenver- betering te worden genomen, die ook worden uitgevoerd. Soms treedthierbij,
onderdruk
van praktische omstandigheden, vertraging op.De beoordeling van de
kwaliteit
van het arbo-beleid ten aanzien van deze factor-geeft aandat
tussen de be-drijven
verschillenzijn in
het beleids-matig
karakter van hun aanpakbij
arbeidsomstandighedenverbetering.
Met
name het patroon van de item- scores is voor deze verschillen verant- woordelijk.Integratíe uan het arbo-beleid in het totale bedrijfsbeleid
De bevindingen
bij
de items onderTabel 2. lntegrat¡e van het arbo-beleid ¡n het
totale
bedrijfsbeleidüetn bedrijf aantal
bedrijuen
I0
ntet itent aanuez¿ginterne prikkel tot arbo-
aandacht
0in-koopbeleid grondsboffen
(stofarm) 0l? ol? ol? 0l? -
Igebruik arbo- checklist bij invest eringen betrokkenheid arbo-functio- narissen bij
plannenmakerij
- 0
0a¡bo-verant- woordelijk- heitlstelling
middenkader 0 0l? 0 0
0preuentleDe arbo-aandacht bij ueranderings-
proces2-0-++
beoordeling3I2l33
- I 0l? 0l? 0l?
ol?0l? 0l? 0l?
0l? LOr0
- : afwezig
0 : aanwezig, maa¡ onvoldoende in verhouding tot de aanwezige mogelìjkheden
0l? : aanlezig, kwaliteit o¡bekend
* : aanwezig, vokloende in verhouding tot de aanwezige mogelijkhedcn
I berlrijven zonder mengerij
r per bedrijf is één veranderingsproces beschouw'd; het gaat hierbij om: nieurvbourv, ver- huizingen, automatisering, reorganisaties, nieurve produktieafdelingen
-r beoordelingscriterium: schnin gedrukte item 1 : minst ontrvikkeld
2: tusænpositie 3 : meest ontrcikkeld
deze
faclor zijn
vermeldin
tabel 2.In
het merendeel der bedrijvenblijkt
erin
de bedrijven zelf voldoendeprikkel
aan\À¡ezig te
zijn
om aan arbeids- omstandighedenverbetering te werken en is sprake van een arbo-vriendelijk
inkoopbeleid ten aanzien van de grondstoffen. Hoewel het systematisch meewegen van arbo-criteria
aan de hand van een checklistbij
aanschaf van nieuwe machines en dergelijke geen gebruik is,wordt
erin
het algemeen wel rekening gehouden met zaken als bedieningsgemak, geluidniveau en beveiÌiging. De ver- wachte baten van arbeidsplaatsverbe- teringen worden echternooit
geheel uitgewerkt,in
tegenstellingtot
dekosten, die samen
met
de produktie- capaciteit vaker doorslaggevendzijn bij
aanschaffen.Bij
de plannen-makerij
worden met name BGD- medewerkers niet steevast betrokken,waardoor mogelijkheden voor des- kundige inbreng onbenut btijven.
Integratie
van arbo-doelenin
dedagelijkse bedrijfsvoering door middel van formele (schriftelijke) deÌegatie van arbo-verantwoordelijk- heden en -bevoegdheden naar lei- dinggevenden is
in
geen van de be-drijven
optimaal.Het
middenkader heeft wel de opdracht om toezicht te houden op naleving van regels, on- gevalsrapportage te verzorgen en dergelijke, maar behalen van produk- tienormen heeftin
een aantal be-drijven
de door de directeur gesanc- tioneerdeprioriteit.
Verder
blijkt
datin
zes bedrijven sprake is van gemiste kansenbij
veranderingsprocessen, de momenten
bij uitstek
voor verbetering van arbeidsomstandigheden. De mate van preventieve aandacht voor arbeids- omstandighedenbij
deze processen, >Tabel 3. Vcw-breedte van het arbo-beleid
'+
:afrvezig;-|:aanwezig
allen in deeltijd aangesteld
hieronder t bedrijfsarts met tevem verzekeringskundige taken (bedrijf 7) en 1 als bedrijfsarts rverkzame huisarts (bedrijf 10)
hieronder 4 voltijds aangestelde functiouarisseu (bedrijven 7, 8, 9 en t0); anderen zijn adminístratem belæt mei penonele zaken
beoordelingscriLeria: alle items, ook voor zover mogeìijk de mate van aanwezigheid der items
I : minst ontwikkeld 2 : tu*npositie 3 = meæt ontwikkeld
kennen én er plannen/wensen zù'n op het gebied van gezondheid en welzijn.
Voor veiligheid geldt
dit
laatstein
ongeveer dehelft
van de bedrijven.Verder is opvallend dat toetsingsin- strumenten ben aanzien van veilig- heid en gezondheid
in
alle bedrijven worden aangetroffen,terwijl
deze op het gebied van welzijnin
geen van de bedrijven aanwezigzijn.
Verder bleek dat het welzijnsbegrip door bedrijfs- informanten zeer uiteenlopendwordt
gedefinieerd.Dit in
tegensteÌlingtot
de
invulling
van de terreinen gezond- heid en veiligheid, die veel eenduidi- ger was. Opmerkelijk wâs bovendien, dat de directeuren vaker een actuele definitie van het welzijnsbegrip ble- ken te hanteren, dan de personeels- functionarissen, die opdit
terrein als 'de aangewezen' arbo-functionaris kunnen worden aangemerkt.De tabel geeft verder aan dat speci- fleke beleidsnota's zelden
zijn
aange- broffen.Het
ginghierbij
om een veiligheidsbeleidsplan, twee BGD- jaarverslagen en een nota over werk- structurering. Ook is gebleken dat, mede door het eerder genoemde ont- breken van samenhangin
knelpun- tenoverzichten enin
plannen van aanpak, de drie deelterreinen meer versnipperd worden behartigd dan nodig is.Dit komt
hetduidelijkst tot uiting in
tweebedrijven
(7 en 9) waar de overlegstructuur voor het wel- zijnsterreinniet
geheel samenvalt met die voor veiligheid en gezond- heid.Hoewel het arbo-beleid
in
alle be-drijven
een zekere VGW-breedteblijkt
te hebben,zijn
er tussen de bedrijven onderling verschillenin
het gewichtdat
aan de onderscheiden deelterreinenwordt
gegeven.Betrohhenheid uan leiding en werh- neftTers
De resultaten betreffende de vierde factor
uit
het arbo-beleidsmodel staan weergegevenin
tabel 4.Uit
hetbovenste deel van de tabel
komt
naar voren dat onder leiding van álle directeuren verscheidene arbo-activi- teiten, behorendtot
hun wettelijke verantwoordelijkheid, wordenuit-
gevoeÌd.Dit
betekentdat
alle direc- teurenniet
alleen arbo-doeLen voor ogen hebben (zietabel
1), maar dat ze deze ook omzettenin
concrete daden.Alle
directeurenblijken
hier- mee minstensin
ondersteunende en voorwaarden scheppende zin be-trokken
tezijn bij
arbeidsomstandig- hedenverbetering.Bij vijf
van henreikt
hun betrokkenheid echter ver- der enuit
deze zich in het zelfinitië-
ren van arbo-activiteiten.Dit wil
echterniet
zegger' dat de betrokken- heid onder de directeuren optimaal is.Ltem bedrijf aantal
bedrijuen
10
met itent aanueztg Veiligheid* beheers- maatregelen
" onderkende knelpunten
* pìannen/
wensen
r veiligheids- functionaris
+ toetsings- instrumenten
" specifieke beleidsnota's Gezondheid
* beheers- maatregelen
* onderkende knelpunben
* plannen/
wensen + BGZ-functio-
naris(sen)
* toetsings- instrumenten
* speciûeke beleidsnota's Welzijn
* beheers- maatregelen
* onderkende knelpunten
" plannen/
wensen
* personeels- functiona¡is
* toetsings- instrumenten
+ specifieke beleidsnota's Beoordelinga
r0
3t
l0
l0
10
t0
82
t0
l0
10
10
q3
dat
als exemplarischwordt
gezien voor de mate van integratie van het arbo-beleidin
het totale beleid,blijkt
tussen de bedrijven te verschillen.
Over de uitingen van integratie
tij-
dens de normale bedrijfsvoering
zijn
onvoldoende vergelij kbare gegevens verkregen omdit
te kunnen beoorde- len.32
VGW-breedte uan het arbo-beleid De aanwezigheid van
uitingen
van beleid op de onderscheiden gebieden veiligheid, gezondheid enwelzijn zijn
weergegevenin
tabel 3.Hierin valt
vooral op datin
alle bedrijven maâtregelen getroffenzijn
op de drie gebieden endat
alle be-drijven
bovendien knelpunten onder-Tijdschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 3 (1990) nr 2Tabel 4. Betrokkenheid van leiding en werknemers
bij
het arbo-beleidL¿enl bedrijf oantal
bedrijten
10
met item ûanwezLELeiding
* arbo-verant- woordelijk heidstelling
middenkader+++++
+ behee¡smaat-
regelen+++++
* AP\¡-subsidier
1977-198r+-++
* aanstelling arbo-functio-
naris(sen)2++++
* voorlichting
eninstructie i + + +
+* gelegenheid tot
arbo-overleg+++++
+ initiërende hou-
dingdirecteur - + + +
+ Werknemers+ VGfir-commissie uan OR + deelname
cúndere
arbo-werhgroep
+ -
* inbreng bij concrete a¡bo-
projecten-+'?+
* bijwonen voorlichtings-
bijeenkomst-++-
'uoldoende naleuing uan regels en dragen uan pbm'sr Beoordelinga
leiding23333 werknemersl22l2
_l
+)
2
1
2 o
2 2
2 3
- : afwezig
* : aanwezig
? : onbekend
I subsidie voor arbeidsplaatsverbetering; bedrijf 7 kreeg apart ove¡heidssteun
2 bedoeld wo¡den BGZ-medewerkers, veiìigheiásfunctiÃ.rir."n, p"^o.""lsfunctionarissen en anderen die met personele of arbo-taken zijn belæt
I persoonlijkebeschermingsmiddelen
a beoordelingscriteria: scbuin gedrukte item; bij we¡k¡emers is ook de mate van naleving van regels en dragen van pbm's gebruikt
1 : minst ontwikkeld 2 : tusænpositie 3 : meesL ontu,ikkeld
personeel vormde volgens bedrijfs- informanten van enkele
bedrijven
(1, 6 en 8) een probleem.Aan werknemerszijde
blijkt
de be- trokkenheidbij
het arbo-beleidin vijf
bedrijven
uit
de deelname aan een commissie-VcW van de OR of een andere arbo-werkgroep.In
deze werk- groepen en commissiesontplooit
menactiviteiten
als het houden van in- spectieronden, bijwonen van werk- overleg, bespreken van ongevals- rapporten en het regelen van zaken met het middenkader. Knelpuntenbij
deze vorm van betrokkenheidblijken
te liggen op het gebied van kennis en vaardigheden, benutten van de expertisevan
(externe) des- kundigen en opvattingen over taak,rol
en positie van de weÌkgroep of commissie.In
vergelijkingmet
de structurele vormen van werknemers- betrokkenheid,komt
incidentele betrokkenheidbij
het arbo-beleid vaker voor.In
het merendeel van de bedrijven hebben werknemers hun inbreng geleverd aan het vormgeven van hun eigen arbeidsomstandig- hedenbij
concrete projecten zoals de aanschaf van karretjes en van peï- soonlijke beschermingsmiddelen enbij
deherinrichting
van produktieaf- delingen. Bovendien wordenin
alle bedrijven waar voorlichtingsbij- eenkomsten lvorden gehouden, deze ook door het personeel bezocht. Een zwakpunt in
de betrokkenheid onder werknemersblijkt
echter het naleven van regels, het hygiênisch gedrag op de werkplek en het dragen van per- soonlijke beschermingsmiddelen tezijn.
'Arbo leeftniet
op de werk-vloer',
aldus bedrijfsinformantenuit
zes bedrijven, met name onder oude- re, lager opgeleide werknemers.
Uit
de items die het best de actieve betrokkenheid van de tweepartijen
weergeven en waarvan voldoendeinformatie
verkregen is voor onder- lingevergelijking
(de beoordelings-criteria), komt
naar vorendat
de (mate van) betrokkenheidbij
het arbo-beleid van directeurenin
het algemeen groter is en tussen de be-drijven
onderling minder verschilt, dan van werknemers.Organisatie uan arbo-deskundigheid;
ouerleg en somenwerhing
Tabel 5 vermeldt de resultaten be- treffende de wijze waarop de des- kundigheid van de verschillende betrokken
partijen bij
arbeidsom- standighedenverbeteringwordt
ge- bundeld. Binnen de groep arbo-func- tionarissen komen veili gheidsfunctio- narissen en bedrijfsverpleegkundi gen hetminst
vaak voor. De eersten hebben, samen met de personeels- functionarissen, echter wel uitge-10
LO
t0
l0
3
De beperkingen
in
de wijze van arbo- verantwoordeÌijkheidstelling van het middenkader is hiervoorillustratief.
Maar
ook bijvoorbeeld de wijze waar- op dewettelijke
vereiste voorlichting eninstructie
ten aanzien vân risico'sin
het werkwordt
ingevuld,laat
te wensen over. Slechtsin
drie bedrijven (2, 3 en8)
was sprake van periodiekecampagnes. Deze hadden betrekking op geluid en gehoorbescherming en werden verzorgd door de BGD. Voor het overige bestaat de
voorlichting
meeruit
ad-hocactiviteiten,
zoals het veÌspreiden van folders, afrches, stukjesin
personeelsbladen, chemie- kaarten en (soms mondelinge) werk- instructies. Deintroductie
van nieuw* veíligheids- functionaris
* personeels-
functiona¡is
+*
bedrijfsarts
+* a¡beids-
hygiënist
+* bedrijfsver- pleegkundige
* deelname arbo- functionaris (sen) aan arbo-werk- croep/
commissie
* arbo in werk- overleg + arbo in OR-
vergadering
++ arbo in OR- achterban- raadpÌeging
* arbo in overleg-
vergadering2
+'
arbo inmanagement-
vergadering
+* externe arbo-
contactenl
++ geslructureerd orbo-ouerleg!
beoordeling6 I
Tabel 5. Organisatie van arbo-deskundigheid: overleg en samenwerking
item bedrijf aantaL
bedrijuen
10
met ítetn aanwezLEConclusies
end¡scuss¡e
Het
onderzoek heeft aangetoond dat het arbo-beleidin
detien
onderzochte bedrijvenniet
optimaal is. De aan- pak van arbeidsomstandighedenver- betering kan beleidsmatiger worden vormgegeven. Onvolkomenheden opdit punt zijn
het ontbreken van samenhâng tussen en overzicht van aanwezige kneÌpunten en van ver- beteringsplannen en het weinig op-timale
gebruik van toetsende beleids- instrumenten. Hierdoorblijft
deeffectiviteit
van maatregelen buiten beeld, is de voortgangsbewaking gebrekkig enblijven
leermogelijk- heden onbenut-De integratie van arbo-beleid
in
het totate bedrijfsbeleid is zodanig, datin
alle bedrijven ten minste incidenteel dan wel op specifieke onderdelen preventief aandachtwordt
besteed aan (toekomstige) arbeidsomstandig- hedenbij
de besluitvorming over investerin gen en veranderingsproces- sen. Echterniet
alle kansen en moge- lijkheden die zich voordoen voor arbo-integratiein
de bedrijfsvoering, worden aangegrepen. Economische factoren alsproduktiviteit
en kost-prijs zijn
meestal doorslaggevend in de besluitvorming. De baten van goede arbeidsomstandighedenblijven hierbij
buiLen beschouwing.In
alle bedrijven bestrijken de arbo-activiteiten
het terrein van zowel veiligheid, gezondheid aÌs welzijn. De drie deelterreinen worden echter niet steedsin
samenhang met elkaar bekeken en behartigd. Verderblijkt het
welzijnsthema onderhevig tezijn
aan begripsonduideÌijkheid,terwijl
de andere twee thema'sin
alle bedrijven eenduidig worden ingevuld. Boven- dienzijn
de personeelsfunctionarissen nog onvoldoende toegerust om de welzijnsaspecten deskundig te kunnen vormgeven. Zowel de begripsonduide-lijkheid
als de beperkte deskundig- heid Ìaat zich verklarenvanuit
de stand vanontwikkeling van
de we- tenschap op het welzijnsterrein en de recentevertaling
daarvan ten behoe- ve vân debedrijfspraktijk.
Nog maarkort
geledenzijn wettelijke
bepalin- gen geformuleerd enzijn
toetsingsin- strumenten met hanteerbare be- oordelingscriteria voor depraktijk
beschikbaar gekomen (bijvoorbeeld Christis enFortuin
1989,Pot
et al.1989), die hun verbreiding echter nog moeten vinden.
De betrokkenheid
bij
arbo-zaken van leiding en van werknemerskomt
op verschillende momentenin
het be- Ieidsprocestot uiting.
De directeurvervult
vooral eenrol bij
de beleids-ontwikkeling
middels het formuleren van doelen en plannen, het uitzetten van beleidslijnen en het instellen van ++ + +
+ +
l- +
I
8
_l _l l_
IO
_5
+I
breide contactennetwerken
in
de bedrijven. Medewerkersvan
BGD-en hebben de minstvertakte
netwerken, waarin met name de contacten met de directeur en de OR of commissie- VGW zelden structureelzijn.
De werkgroepen en commissies waar arbo-functionarissen aan deelnemenzijn
sociaal-medische teams,paritaire
arbo-werkgroepen en commissies- VGW en de OR.Bij
de eerste twee isdit
als vastlid, bij
de laatste isdit
steeds als toegevoegd
lid.
Met
uitzondering van de OR-achter- banraadpleging,blijken in
veel be-drijven
arbo-thema's met enige regel- maatin
reguliere overlegvormen34
: afwezig; *: aanwezig
in zekere zin komt rverkoverleg voor (afdelíngsvergaderirgen, personælsbijeenkomsten), waar a¡bo-zaken ook besproken worden
overlegvergadering tusen dirætie en OR
contacten met .A,rbeidsiospectie, GAK, GìVID, TNO, BedrijfsarLsen in de Rubbe¡industrie (BIR), GAB, inspectiebureaus, imtallaLiebureaus
geformaliseerd, periodiek overleg dat uitstijgt boven informele, bilaterale cotìtacten overlegvom tussen gestructureerd en informæl in
beoordelingscriterÍum: schuin gedrukte iiem (rvaarin alle andere items verwerkt zijn) in verhouding tot de model-overlegstÌuctuur (zie figuur f op blz 29)
I : miost ontwikkeld 2 : tusnpositie 3 : mæst ontwikkeld
besproken te worden. Overigens vinden OR-achterbanraadpÌegingen
in
de bedrijven zelden plaats en slechtsin
éénbedrijf
(1) gebeurtdit via
personeelsbijeenkomsten. Opvallend is dat alle bedrijven zichbij
de ar- beidsomstandi ghedenverbetering laten ondersteunen door externe instanties (BGD-en hierniet bij
gere- kend). Tenslotteblijkt dat in vijf
bedrijven de verschillende
partijen
voornamelijk ad-hoc, informeel en via bilaterale contacten met elkaar over- leggen en samenwerken op het arbo- terrein.In
drie bedrijven gebeurtdit
formeel en periodiek binnen een duidelijke overlegstructuur.
Tiidschrift
voor toegepaste Arbowetenschap 3 (1990) nr 2structuren. De werknemers
zijn
voor- al actiefbij
de beleidsuitvoering, zij houden zrcinbezig met concrete, praktische zaken. Hierdoor bereiken beidepartijen
elkaar nogniet aitijd in
het beleidsproces. Bovendien is de mate van betrokkenheid onder werk- nemersin
het algemeen geringer en tussen bedrijven meer verschillend, dan onder direcüeuren.Het
overleg en de samenwerking tussen alle be-trokken partijen
op het arbo-terreinvindt in
dehelft
van de bedrijven binnen gestructureerde en geformaÌi- seerde kaders plaats.Bij
de anderehelft
verlooptdit
meer informeel via bilaterale contacten. Van de reguliere overlegvormenin
bedrijven ont- breken werkoverleg en OR-achterban- raadpleging het vaakst ats mogelijk- heid voor de bespreking van arbo- zaken. Van de arbo-functionarissen participeren de BGZ-medewerkers hetminst
vaak en het minst uitgebreidin
de overlegstructuur. Tijdgebrek en gebrek aan veranderkundige kennis kunnendit
verklaren. Directeurenblijken
meer gebruik te maken van deskundigheid van anderen, dan de werknemers(vertegenwoordigers).Bij
deze zijn hun
rol,
taak en positiebij het
arbo-beleid voor henzelf nogniet altijd
duidelijk.Samenvattend kan gesproken worden van verschil
in
ontwikkelingsstadium van het arbo-beleidin
de tien be-drijven. In
de grotere bedrijven 2, 7, 9 en 10 is het arbo-beleid het meestontwikkeld; in
de bedrijven 1, 6 en 8 isdit
hetminst. In
grotelijnen
spoort de ontwikkeling van het arbo- beleid met de bedrijfsgrootte, eenrelatie
die eerder ook door Andriessen etal.
(1985) is aangetroffen.Mis-
schien belangrijker is de samenhang tussen de ontwikkeling van het arbo- beleid en de aanwezigheid van een bepaalde managementvisie.Met
name een managementvisie die zich kenmerkt door een geÌijkwaardige reaÌisatie van sociale doelen naastproduktiviteits-
en rendementsdoelen,lijkt
voor de ontwikkeling van het arbo-beleid gunstig te zijn.De verkregen resultaten wijzen erop dat het theoretisch arbo-beleidsmodeÌ als analyse-instrument van het arbo- beleid-hanteerbaar is. Een ontwikke-
ling
naar een volwaardig meetin- strumentlijkt
mogelijk door verdere aanscherping en operationalisatie van definities en begrippen.In
de eerste plaats dienenin
ieder gevalbij
defactoren'integratie','betrokkenheid'
en 'overleg en samenwerking' rele- vante items te worden toegevoegd.Maar
ookbij
de andere twee factorenlijkt
aanvulling, onder meervanuit artikelen
van de Arbo-wet, wenselijk.Verder is een kritische beschouwing van de overlap tussen factoren nood-
zakelijk.
Een scherpe(re) omschrij-ving
van de items onder de factoren kan hiervoor voldoendeblijken.
De score per itemin
termen van aan-/afwezigheid dan wel
kwaliteit
vergthierbij
eveneens nadere aandacht.Voor het beoordelen
van
(de kwali-teit
van) het arbo-beleidzijn
aller- eerst per item criteria nodig, evenalsduidelijkheid
over de weging van elkitem. Dit
alles zal er toe moeten leidendat
de beoordeling minderarbitrair plaatsvindt
dan nu het geval was.Verder kan het nodig
zijn
een diffe-rentiatie
aan te brengen ten aanzien van grote en kleine bedrijvenin
het gewicht dat aan itemswordt
toege- kend.Dit
geldt met name voor drie van devijf
factorenuit
het arbo- beleidsmodel, te weten'beleidsmatigeaanpak','betrokkenheid'
en'overleg en samenwerking'. Deze factoren 'meten'feitelijk
de mate van structu- rering van het arbo-beleid waarbij voor kleine bedrijven andere noïmen moeten worden aangelegd.De hiervoor voorgestane verdere operationalisatie van het arbo-be- Ieidsmodel naar een praktisch meetin- strument kan aanleiding
blijken
te geven voor een bijsteÌling van het aantal en/of de inhoud van de facto- ren van het model. Alertheid is opdit punt
daarom aangewezen.Tenslotte
wordt
opgemerkt dat het gewenste instrument en modeluit-
sluitend dekwaliteit
van het arbo- beleidin
beeld zal kunnen brengen.De
effectiviteit
ervan,in
termen van goede arbeidsomstandighed er., zal mede langs andere wegen moeten worden vastgesteld.L¡teratuur
- Andriessen, J.H.T.H., m.m.v. J.M.J.
Baaijens, M.H. van Eijk en H.J.J. Kuijer, 1985. Kleine bedrijven en a¡beidsom- standighedenbeleid. Een verkennend onderzoek in enkele bedrijfstakken. In- stituut voor Sociaal-Wetenschappelijk Onderzoek, Tilburg.
- Christis, J. en R. Fortuin, 1989. ASA- Handleiding. Handleiding en formulieren voor het uitvoeren van A¡beidssituatie- analyses. Nederlands Instituut voor A¡beidsomstandigheden (NIA), Am- sterdam.
- Kromhout, H., S.M. Nossent, P.H.J.J.
Swuste, M.A. Ziekemeije¡, 1989a. A¡- beidsomstandighedenverbetering in de Nederlandse Rubberverwerkende Indus- trie. Fase 1 Literatuuronde¡zoek, S 66.
Directoraat-Gene¡aal van de Arbeid, Voorburg.
- Kromhout, H., S.M. Nossent, P.H.J.J.
Swuste, M.A. Ziekemeijer, 1989b. Ar- beidsomstandighedenverbetering in de Nederlandse Rubberverwerkende Indus- trie. Fase 2 Veldonderzoek. S 66-1. Direc-
to¡aat-Generaal van de Arbeid, Voorburg - Pot, F.D., J.H.P. Christis, B.G.M.
Fruytier, H. Kommers, J. Middendorp, M.H.H. Peete¡s en S. Vaas, 1g8g. Func- tieverbetering en organisatie van de
arbeid. Welzijn bij de arbeid (WEBA) gelet op de stand van de arbeids- en bedrijfskunde, S 71. Directoraat-Generaaì van de Arbeid, Voorburg.
- Terra, N., J. Christis, R. Fortuin, M.
Meerman, 1988. Op weg naar beter werk.
Ervaringen, modellen en instrumenten voor maatwerk in Arbo-beleid. Nede¡- lands Instituut voor Arbeidsomstandig- heden (NIA), Amste¡dam.