Licht: Inleiding
Opdracht 1. Schaduw van een lichtbron
Tussen een lichtbron en een scherm staat een voorwerp. Daardoor ontstaat een schaduw van het voorwerp op het scherm.
a) Laat zien waar licht op het
scherm valt en waar schaduw. scherm
b) Wat gebeurt er met de schaduw als de lichtbron
verder van het voorwerp staat?
c) Hoe groot is de schaduw als de
lichtbron héél ver weg staat? lichtbron
voorwerp
Opdracht 2. Schaduw van twee lichtbronnen
Tussen twee lichtbronnen en een scherm staat een voorwerp. Daardoor ontstaat een schaduw van het voorwerp op het scherm. Op de bijschaduw valt licht van één van de twee lichtbronnen, op de kernschaduw valt helemaal geen licht.
Laat zien waar licht op het scherm valt, waar bijschaduw en waar kernschaduw.
scherm
lichtbronnen
voorwerp
Licht: Vlakke spiegel 3hv
Opgave 1.
a) Construeer het beeld;
b) Laat met een constructie zien, welk deel van het beeld door oog O wordt
waargenomen.
Opgave 2.
Een spiegeltje is 3 (grote) hokjes lang. Op 2 hokjes voor de spiegel en 1 hokje onder de bovenrand bevindt zich een (puntvormig) oog.
Maak hieronder een tekening en laat zien wat het oog via de spiegel kan zien (gezichtsveld).
Opgave 3.
Karin wil zich helemaal zien.
a) Schets het spiegelbeeld;
b) Laat met een constructie zien hoe groot de passpiegel minimaal moet zijn.
Passpiegel Spiegel Oog
Voorwerp
Licht: Twee vlakke spiegels 3hv
Met potlood en geodriehoek. Teken alle hulplijntjes en pijltjes!
Opgave 1. Twee haakse spiegels Spiegel 2
a) Teken de spiegelbeelden van het voorwerp die het oog in spiegel 2 ziet;
b) Teken de lichtstralen van de bovenkant
van het voorwerp naar het oog. Oog
Voorwerp
Spiegel 1
Opgave 2. De periscoop
Spiegel 1
Oog
Voorwerp
Spiegel 2
a) Teken het spiegelbeeld van het voorwerp dat het oog in spiegel 2 ziet;
b) Teken de lichtstralen van de bovenkant van het voorwerp naar het oog;
c) Teken de lichtstralen van de onderkant van het voorwerp naar het oog.
Opgave 3. Twee evenwijdige spiegels
a) Teken 2 spiegelbeelden van het voorwerp die het oog in spiegel 2 ziet;
b) Teken de lichtstralen van de bovenkant van het voorwerp naar het oog.
c) Hoeveel spiegelbeelden ziet het oog in spiegel 2?
Spiegel 2
Oog
Spiegel 1
Voorwerp
Licht: Holle paraboolspiegel 3hv
1. Holle paraboolspiegels geven een scherp beeld.
2. Het beeld hangt af van de plaats van het voorwerp ten opzichte van het brandpunt.
3. Er zijn 5 verschillende gevallen.
4. Teken telkens het beeld en beantwoord de vragen a), b) en c)
a) Rechtopstaand/omgekeerd, b) Reëel/virtueel, c) Vergroting =
a) Rechtopstaand/omgekeerd, b) Reëel/virtueel, c) Vergroting =
a) Rechtopstaand/omgekeerd, b) Reëel/virtueel, c) Vergroting =
a) Rechtopstaand/omgekeerd, b) Reëel/virtueel, c) Vergroting =
a) Rechtopstaand/omgekeerd, b) Reëel/virtueel, c) Vergroting =
Spiegel Bol 3hv
1. Bolle paraboolspiegels geven een ook scherp beeld.
2. Het beeld hangt af van de plaats van het voorwerp ten opzichte van het brandpunt.
3. Teken telkens het beeld en beantwoord de vragen a), b) en c)
a) Rechtopstaand/omgekeerd, b) Reëel/virtueel, c) Vergroting =
a) Rechtopstaand/omgekeerd, b) Reëel/virtueel, c) Vergroting =
Breking vanuit stof 3hv
Gebruik je formulekaart! Doe de berekeningen met LOPUC!
Opdracht 1
Een lichtstraal breekt van water naar lucht. De lichtstraal heeft een hoek van inval van
30
o. a) Bereken de hoek van breking;b) Teken deze situatie.
c) Is dit breking naar de normaal toe, of van de normaal af?
Opdracht 2
Een lichtstraal breekt van een doorzichtig materiaal naar lucht met een hoek van inval van
40
en een hoek van breking van
55
.o
o
a) Bereken de brekingsindex van het doorzichtige materiaal;
b) Teken deze situatie.
c) Is dit breking naar de normaal toe, of van de normaal af?
Opdracht 3
Een lichtstraal breekt van perspex naar lucht met een hoek van breking van
40
o.a) Bereken de hoek van inval;
b) Teken deze situatie.
c) Is dit breking naar de normaal toe, of van de normaal af?
Breking vanuit lucht 3hv
Opdracht 1
Een lichtstraal breekt van lucht naar een doorzichtig materiaal. De lichtstraal heeft een hoek van inval van
50
o en een hoek van breking van30
o.a) Bereken de brekingsindex;
b) Teken deze situatie.
c) Is dit breking naar de normaal toe, of van de normaal af?
Opdracht 2
Een lichtstraal breekt van lucht naar perspex met een hoek van breking van
20
o.a) Bereken de hoek van inval;
b) Teken deze situatie.
c) Is dit breking naar de normaal toe, of van de normaal af?
Opdracht 3
Lucht Glas
i
6,0 cm r
x
Een lichtstraal valt onder een hoek van 500 op een “planparallelle” glasplaat met een dikte van 6,0 cm.
Voer de berekening op de achterkant uit.
a) Bereken de hoek van breking.
b) Laat met een berekening zien, dat de lichtstraal die op het glas valt evenwijdig is met de lichtstraal die uit het glas komt.
VWO
c) Bereken de verticale afstand
x
tussen de lichtstraal die op het glas valt en de lichtstraal die uit het glas komt.Grenshoek 3hv
Opdracht 1
Een lichtstraal breekt van een doorzichtig materiaal naar lucht. De hoek van inval ( ) is gelijk aan de grenshoek.
55
oa) Bereken de brekingsindex;
b) Teken deze situatie.
c) Is dit breking naar de normaal toe, of van de normaal af?
Opdracht 2
Diamanten ( ) flonkeren omdat de meeste lichtstralen die op een diamant vallen er ook weer uitkomen. Een lichtstraal valt loodrecht op een diamant met een hoek .
4 ,
diamant
= 2 n
45
oα =
a) Bereken de grenshoek van diamant.
Lucht
Diamant α
b) Teken het verdere stralenverloop en leg uit waarom het verloop zo is.
Opdracht 3
Lucht Glas
De grenshoek van glas is 60,4o.
a) Teken een lichtstraal die onder die grenshoek invalt;
b) Teken de uitgaande lichtstraal;
c) Beredeneer of het mogelijk is dat een lichtstraal, die op een planparallelle plaat glas valt, niet meer uit het glas komt.
Licht oefentoets 3hv
Zie ommezijde voor opgave 3 en 4 Opgave 1
Spiegel 2
Twee vlakke spiegels maken een hoek van 90o met elkaar.
a) Teken de spiegelbeelden van het voorwerp die het oog in spiegel 2
ziet; Oog
b) Teken de lichtstralen van de bovenkant van het voorwerp naar het oog.
Voorwerp
Spiegel 1
Opgave 2
In de onderstaande figuur staat een pijl P voor een parabolische spiegel S. De spiegel heeft brandpunt F.
a) Teken het beeld van deze spiegel;
b) Leg uit of dit beeld reëel of virtueel is;
c) Leg uit of het beeld rechtopstaand of omgekeerd is;
d) Bereken met welke factor het beeld vergroot (verkleind) is.
Opgave 3
Een planparallelle plaat kunststof heeft een brekingsindex n lucht-glas van 1,6. Op deze plaat valt een lichtstraal.
Bereken en teken het vervolg van de lichtstraal;
Opgave 4
In een zaklantaarn zit een positieve lens. Het puntvormige lampje L zit precies op een brandpunt van de lens.
Teken het vervolg van de drie lichtstralen.
+
L
E I N D E
Practicum breking van lucht naar perspex 3hv
a) Lees eerst de hele opdracht b) Sluit de voeding en de lichtbron aan c) Maak de lichtbundel smal
d) Gebruik de kaart met gradenboog
e) Meet voor de hoek van breking (
r
) bij elke hoek van inval (i
) uit de meettabel f) Reken sini uit voor elke hoek van inval (i
) en zet in de grafiektabelg) Reken sinr uit voor elke hoek van breking (
r
) en zet in de grafiektabel h) Maak de grafieki) Bepaal de brekingsindex van perspex met behulp van de grafiek
Meettabel Grafiektabel i (
o) r (
o) sin i sin r
0 10 20 30 40 50 60 70 80
0,0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 1,0
0,0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 1,0 sin
i
sin
r
Practicum breking 3hv
0 0
90
90 Hoek van inval (i)
Hoek van t
erugkaa
tsing (t) Ho
ek van b
reking (r) Normaal Grensvlak
1. Plak de kaart met plakband op de tafel;
2. Leg de platbolle lens nauwkeurig neer:
a) Practicumproef breking van lucht Æ perspex:
Practicumproef breking van perspex Æ lucht:
b) Met de platte kant op het grensvlak;
c) Met het midden van de platte kant op de normaal;
3. Meet alle hoeken vanaf de normaal (0o).
4. Controleer dat bij een hoek van inval van 45o de hoek van terugkaatsing 45o is;
Practicum breking van perspex naar lucht 3hv
Opdracht voor een cijfer (telt 2 x mee)
1. Meet voor elke hoek van inval
i
de hoek van brekingr
i (
o) r (
o)
0 5 10 15 20 25 30 35 40 2. Meet de grenshoek g.
g (
o)
3. Maak een verslag volgens de verslagnorm Voorblad Onderzoekstitel, Datum, Namen Inleiding Korte uitleg van de proef
Doelstelling
o Bepalen van de brekingsindex van perspex met behulp van de wet van Snellius o Bepalen, berekenen en vergelijken van de grenshoek
Meetopstelling
o Benodigdheden o Tekening
o Uitleg: wat is breking, normaal, hoek van inval, hoek van breking, hoek van terugkaatsing en grenshoek?
Meetresultaten
o Tabel met de meetresultaten (
i
enr
) en de grenshoek (g
) Verwerkingo Hoe maak je de (
sin r sin , i
)-grafiek met de meetresultaten?o Hoe bepaal je de brekingsindex van perspex uit de (
sin r sin , i
)-grafiek?o Wat komt er uit jouw brekingsindex van perspex o Hoe meet je de grenshoek?
o Hoe bereken je grenshoek als je de brekingsindex van perspex kent?
o Is de gemeten grenshoek (precies) gelijk aan de berekende grenshoek?
Samenvatting
o Wat moest je volgens je de doelstelling doen?
o En wat is er bij de verwerking uitgekomen?
Inleveren: Volgens afspraak
Niveau: Een leerling uit 2VWO moet jullie verslag snappen.
Bonuspunt:
o Als je verslag in Word is geschreven,
o Als je gebruik maakt van de vergelijkingseditor en o Als je een grafiek maakt met een grafiekenprogramma.
o Op de site staat een grafiek in Excel.
o Excel staat thuis waarschijnlijk niet op jouw computer.
Licht – Lenzenproef 3hv
Opgave 1
Laat een smalle lichtstraal langs de hoofdas op een lens vallen.
O Hoofdas
(Optische as) +
Invallende lichtstraal
Teken het vervolg van de lichtstraal.
O Hoofdas
(Optische as) +
Invallende lichtstraal
Opgave 2
Laat een smalle lichtstraal langs een bijas met een hoek van
20
0 op een lens vallen.20o
Teken het vervolg van de lichtstraal.
Bijas
Opgave 3
O
Hoofdas (Optische as) +
Invallende lichtstraal
Laat een smalle lichtstraal langs een bijas met een hoek van
40
0 op een lens vallen.Teken het vervolg van de lichtstraal.
40o
Bijas
Opgave 4
Beschrijf het verloop van de lichtstralen in je eigen woorden.
Licht – Lenzenproef 3hv
Opgave 5
O Hoofdas
(Optische as) +
Evenwijdig invallende lichtstralen
F2
Laat een bundel evenwijdige lichtstralen evenwijdig met de hoofdas op een lens vallen.
Teken het verloop van de stralen. Meet de afstand tussen O en het snijpunt van de stralen (F2).
OF2 = _________ cm
O Hoofdas
(Optische as) +
Evenwijdig invallende lichtstralen
F2
Opgave 6
Laat een bundel evenwijdige lichtstralen evenwijdig met een bijas hoek van op een lens vallen.
30
0300
Teken het verloop van de stralen.
Bijas
Opgave 7
Beschrijf het verloop van de lichtstralen in je eigen woorden.
Opgave 8
Deze opgave kun je niet met het lichtkastje doen.
O Hoofdas
(Optische as) +
Bijas Divergerende
lichtstralen F2
F1
Er schijnt een divergerende stralenbundel vanuit punt (F1) op een lens. Teken het verdere
verloop van de stralenbundel.
Tip: vergelijk deze opgave met de tekening van opgave 5.
Opgave 9
Verklaar de betekenis van F1O en OF2.
Licht: Lenzen constructie 3hv
F1 F2 F3
F1 F2 F3
F1 F2 F3
F1 F2 F3
Opgave 1.
De linker lens heeft brandpunten F1 en F2. De rechter lens heeft brandpunten F2 en F3. Construeer het verdere verloop van de stralen.
Opgave 2.
De linker lens heeft brandpunten F1 en F2. De rechter lens heeft brandpunten F2 en F3. Construeer het verdere verloop van de stralen.
Opgave 3.
De linker lens heeft brandpunten F1 en F2. De rechter lens heeft brandpunten F2 en F3. Construeer het verdere verloop van de stralen.
Opgave 4.
De linker lens heeft brandpunten F1 en F2. De rechter lens heeft brandpunten F2 en F3. Construeer het verdere verloop van de stralen.
Licht: Lenzen de 5 gevallen 3hv
Z.O.Z.
Opdracht 1. Het voorwerp staat op meer dan 2x de brandpuntsafstand a) Teken het beeld.
L
’+
b) Noem de 3 kenmerken:
• Reëel / virtueel
• Rechtopstaand / omgekeerd
• Vergroting =
F
1F
2c) Bedenk uit het dagelijkse leven een voorbeeld dat op deze situatie lijkt.
L
Opdracht 2. Het voorwerp staat op 2x de brandpuntsafstand a) Teken het beeld.
L
’+
b) Noem de 3 kenmerken:
• Reëel / virtueel
• Rechtopstaand / omgekeerd
• Vergroting =
F
1F
2L
Opdracht 3. Het voorwerp staat tussen 2x en 1x de brandpuntsafstand a) Teken het beeld.
b) Noem de 3 kenmerken:
• Reëel / virtueel
+
• Rechtopstaand / omgekeerd
• Vergroting =
d) Bedenk uit het dagelijkse leven een voorbeeld dat op deze situatie lijkt.
L
’F
1F
2L
Opdracht 4. Het voorwerp staat op de brandpuntsafstand a) Teken het beeld.
b) Noem de 3 kenmerken:
• Reëel / virtueel
+
• Rechtopstaand / omgekeerd
L
’• Vergroting =
Opdracht 5. Het voorwerp staat op minder dan de brandpuntsafstand a) Teken het beeld.
b) Noem de 3 kenmerken:
• Reëel / virtueel
• Rechtopstaand / omgekeerd
• Vergroting =
c) Bedenk uit het dagelijkse leven een voorbeeld dat op deze situatie lijkt.
Opdracht 6. De 5 verschillende gevallen Vul de tabel in:
Geval Afstand van het voorwerp tot de lens Reëel of
Virtueel Rechtop of
Omgekeerd Vergroot of Verkleind 1 Meer dan 2x de brandpuntsafstand
2 2x de brandpuntsafstand
3 Tussen 2x en 1x de brandpuntsafstand
4 De brandpuntsafstand
5 Minder dan de brandpuntsafstand
L F
1F
2+ L
’L
F
2F
1Na 3hv De lenzenformule
11 januari 2007
Opgave 1
Een voorwerp staat op 6,0 cm voor een positieve lens. Het beeld wordt op 30,0 cm achter de lens gevormd. Bereken de brandpuntsafstand.
Opgave 2
Een voorwerp staat op 10 m voor een positieve lens. Het beeld wordt op 15 cm achter de lens gevormd. Bereken de brandpuntsafstand.
Opgave 3
De lens van een fototoestel heeft een brandpuntsafstand van 55 mm. Het filmpje in het fototoestel staat op 6,0 cm achter de lens. Op het filmpje moet een scherp beeld van een voorwerp komen. Bereken de voorwerpsafstand.
Opgave 4
Een voorwerp staat op 13,0 cm voor een positieve lens met brandpuntsafstand van 10,0 cm.
Bereken de beeldafstand.
Opgave 5
Een positieve lens heeft een brandpuntsafstand van 5,0 cm. Een voorwerp staat op de brandpuntsafstand van die positieve lens.
a) Laat met een tekening zien, dat er geen beeld is;
b) Laat met de lenzenformule zien, dat er geen beeld is.
Practicum lenzenformule
Instructie
o Eerst alles meten, dan alles berekenen.
o Meet bij de 5 voorwerpsafstanden (v) uit de meettabel wat de beeldafstanden (b) zijn.
o Meet bij een beeldafstand van ± 200 cm wat de voorwerpsafstand is.
o Voer alle berekeningen uit.
Benodigdheden
o Voeding o Lichtbron o Optische bank o Dia
o Lens o Schermpje Meettabel
(cm)
v b (cm) )
cm ( 1 1 1 1
b v
f = + f (cm)
v N = b
15
20
25
30
35
200
Lenzen vergroting 3hv
17 januari 2007
Opgave 1.
Een positieve lens heeft een brandpuntsafstand van Voor de lens staat een
lichtgevende pijl LL’ van op de hoofdas. Het beeld BB’ wordt voor de lens op een scherm geprojecteerd, dus .
cm 5 , 4 cm
0 ,
2 6 , 0 cm
cm 0 ,
− 6
= b
a. Toon met een berekening aan dat LL’ op
2 , 6 cm
voor de lens staat.b. Bereken de grootte van BB’.
c. Bereken de vergroting.
Opgave 2.
Bij beeldvorming zijn vier grootheden van belang: v, b, f en N. Bereken steeds de twee ontbrekende grootheden:
a.
f = 12 cm
en b=60cm. b. b=25cm enN = 2 3 , ×
.Opgave 3.
Een dia staat op voor de lens van een diaprojector. Op een projectiescherm, op afstand achter de lens, is een scherp beeld van de dia te zien.
cm 2 , 8
m 2 , 3
a) Bereken de brandpuntsafstand van de lens.
b) Bereken de vergroting.
De lens wordt vervangen door een lens met een brand- puntsafstand van . De dia staat weer op
voor de lens van de projector.
cm 9 , 7 cm
2 , 8
c) Leg uit waarom het beeld nu niet meer scherp is.
d) Bereken op welke afstand het projectiescherm nu achter de lens gezet moet worden om weer een scherp beeld te krijgen.
e) Bereken de vergroting.
Lenzen sterkte 3hv
22 januari 2007
Opgave 1.
Een positieve contactlens heeft een brandpuntsafstand van 67cm. Bereken de sterkte van die contactlens.
Opgave 2.
Negatieve lenzen hebben een negatieve brandpuntsafstand, dus
f < 0
. Een bepaald negatief brillenglas heeft een sterkte van− 4 , 5 dpt
.a. Bereken de brandpuntsafstand.
Een voorwerp van 0,20 m hoog staat op 0,50 m voor dit brillenglas.
b. Bereken de beeldafstand.
c. Bereken de vergroting.
d. Maak een tekening op schaal 1:10 van deze situatie.
VWO
e. Bedenk en teken hoe de constructiestralen bij een negatieve lens zouden moeten lopen.