• No results found

Technische richtlijnen voor het opstellen van de begroting 2020 en meerjarenraming

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Technische richtlijnen voor het opstellen van de begroting 2020 en meerjarenraming"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Technische richtlijnen voor het

opstellen van de begroting 2020

en meerjarenraming 2021-2023

(2)

Inleiding

Hierbij doen wij u de technische richtlijnen voor het opstellen van de begroting 2020 en meerjarenraming 2021-2023 toekomen.

1. Opstellen begroting 2020 en meerjarenraming 2021-2023

1.1. Begroting op basis van bestaand beleid

Evenals vorige jaren wordt de begroting 2020 vanuit de basis opgebouwd d.w.z. vanuit de taakvelden naar een programmabegroting. De ramingen in de vastgestelde begroting 2019 en in de meerjarenraming 2020-2022 incl. de daarbij behorende begrotingswijzigingen dienen als vertrekpunt voor de ramingen begroting 2020 en meerjarenraming 2021-2023.

Autonome ontwikkelingen als gevolg van toename van areaal (m2 groen) of aantallen (bijv.

aantal bijstandsgerechtigden) mogen primitief worden geraamd.

In de kadernota 2020-2023 is een taakstelling heroverweging bestaand beleid opgenomen vanaf het begrotingsjaar 2021. Na de zomerperiode wordt dit proces opgestart.

1.2. Vertaling kadernota 2020-2023 naar nieuw beleid begroting 2020 en meerjarenraming 2021-2023

De kadernota 2020-2023 welke op 9 mei 2019 naar verwachting door de raad wordt vastgesteld, is het richtinggevend kader voor de begroting 2020 en meerjarenraming 2021- 2023, zowel op inhoud als financiën. Het door de raad vastgestelde richtinggevend kader dient vertaald te worden in de begroting 2020 en MJR 2021-2023.

Het nieuw beleid uit de kadernota wordt in de programma’s van de begroting 2020 beknopt toegelicht onder de kop “nieuw beleid kadernota 2020 -2023”. Op basis van deze informatie is het aan de raad om daadwerkelijk de gevraagde financiële middelen bij de begroting 2020 en meerjarenraming 2021-2023 beschikbaar te stellen om de inhoudelijke voorstellen te realiseren.

Het is hierbij niet nodig nog een separaat format nieuw bel eid bij te voegen, tenzij de inhoud c.q. de financiën wezenlijk afwijkt van hetgeen bij de kadernota met de raad is gedeeld.

1.3. Nieuw beleid van beperkte omvang nog niet voorzien bij de kadernota 2020-2023.

In principe heeft bij de kadernota 2020-2023 de integrale afweging nieuw beleid plaats gevonden als opmaat naar de begroting 2020 en meerjarenraming 2021-2023. Bij de volgende kadernota 2021-2024 vindt opnieuw de integrale afweging nieuw beleid plaat s.

Bij de begroting 2020 is er derhalve geen ruim te om opnieuw nieuw beleid in te dienen van substantiële omvang tenzij aangetoond kan worden dat dit onvoorzien, onon tkoombaar en onuitstelbaar is tot de volgende kadernota.

Mocht zich na de kadernota 2020-2023 nog nieuw beleid van beperkte omvang aandienen, dan kan dit, met duidelijke motivatie van de noodzaak hiervan, aanvullend op de kadernota 2020-2023 opgenomen worden in de begroting 2020.

Schrijf ook dit nieuw beleid kort en krachtig op onder de kop “Nieuw beleid na kadernota 2020 - 2023” zodat de raad op basis hiervan zijn afwegingen kan maken. Beargumenteer hierbij nadrukkelijk waarom het noodzakelijk is dit beleid nu in de begroting 2020 op te nemen. Bij deze nieuwe voorstellen is het wel van belang separaat een format nieuw beleid bij te voegen voor de nodige achtergrondinformatie. De raad ziet deze nieuwe voorstellen immers voor het eerst bij deze begroting.

(3)
(4)

1.4. De drie decentralisaties sociaal domein neutraal r amen

Per 1 januari 2015 is een aantal taken binnen het socia al domein naar de gemeenten overgegaan. Het gaat om de participatiewet, de nieuwe jeugdwet en de overheveling van de AWBZ-functies begeleiding en dagbesteding. De meicirculaire 2019 vormt een belangrijk financieel kader voor deze decentralisaties. In de transformatie van het sociaal domein houden we rekening met het door de raad geformuleerde uitgangspunt dat de juiste zorg op de juiste plaats belandt binnen de beschikbare financiële middelen. Voor de begroting 2020 en meerjarenraming 2021-2023 blijft uitgangspunt dat de taken structureel uitgevoerd dienen te worden binnen de budgetten die daarvoor van het rijk worden ontvangen. Wel zijn voor de overgangsperiode een tweetal egalisatiereserves (zorg en participatie) gevormd welke als eenmalig dekkingsmiddel kunnen worden ingezet

1.5. IJkpunten voor geprognosticeerde balans en meerjarige staat van reserves en voorzieningen

Volgens het Besluit Begroting en Verantwoording moet de gemeente een geprognosticeerde balans en een meerjarige staat van reserves en voorzieningen opstellen bij de jaarlijkse begroting en meerjarenraming. Deze cijfers hebben doorwerking naar de financiële meerjarige kengetallen. Tot nu toe waren hierbij geen duidelijke ijkpunten vooraf bepaald welke mutaties wel/niet meegenomen worden. Zo werd bijvoorbeeld het nieuw beleid op het laatste moment nog volledig verwerkt in de geprognosticeerde balans, maar werd het verwachte meerjarig verloop van de reserves sociaal domein ni et door vertaald in de meerjarige staat van reserves en voorzieningen. Door nu vooraf ijkpunten te bepalen is er meer éénheid en helderheid welke mutaties wel/niet meer meegenomen worden. Dit komt de consistentie van de cijfers ten goede en voorkomt meerde re herberekeningen in de eindfase van het begrotingsproces.

Daarom worden vanaf de begroting 2020 en meerjarenraming 2021-2023 de volgende richtlijnen in acht genomen met betrekking tot de ijk punten voor de geprognosticeerde balans en meerjarige staat van reserves en voorzieningen:

- de mutaties vanuit de kadernota 2020-2023 worden volledig verwerkt.

- de mutaties uit de zomernota 2019, incl. prognose sociaal domein, en de projecten- rapportage gebiedsontwikkeling 2019 worden volledig verwerkt.

- de mutaties nieuw beleid welke zich na de kadernota bij de begroting 2020 en meerjarenraming 2021-2023 aandienen worden niet meer verwerkt, tenzij zich zeer grote mutaties voordoen die van wezenlijke invloed zijn op de ontwikkeling van de geprognosticeerde balans en/of de financiële meerjarige kengetallen.

1.6. IJkpunten voor berekening van het renteomslagpercentage

Bij het bepalen van het renteomslagpercentage is het tevens van belang vooraf helderheid te hebben in de te hanteren ijkpunten. Tot nu toe zijn er geen duidelijke ijkpunten vooraf vastgelegd. Ook hier is er, vanuit het oogpunt van consistentie en slimmer werken, behoefte om vooraf éénheid en helderheid te hebben welke mutaties wel/niet meer mee genomen worden.

Daarom worden vanaf de begroting 2020 en meerjarenraming 2021-2023 de volgende richtlijnen in acht genomen met betrekking tot de ijkpunten voor de berekening van het renteomslagpercentage:

- de door de accountant vastgestelde jaarrekening 2018 en de daarbij behoren de balans vormt de basis voor de berekening van het renteomslagpercentage.

- hieraan worden toegevoegd de mutaties uit de begroting 2019 tot en met 1 mei 2019.

- tevens wordt rekening gehouden met de mutaties voortvloeiende uit de door de raad op 11 april 2019 vastgestelde nota activa en afschrijvingsbeleid.

(5)

2. Rekenregels voor de ramingen in de begroting 2020 inclusief de meerjarenraming tot en met 2023

2.1. Volume mutaties en autonome ontwikkelingen Aantal inwoners

Omschrijving 2019 2020 2021 2022 2023

Aantal inwoners per 1 jan. 37.519 37.525 37.500 37.450 37.400

Per 1 januari 2019 had de gemeente Raalte 37.519 inwoners.

Het aantal inwoners is in de periode 1-1-2018 tot 1-1-2019 gestegen met 361 (van 37.158 naar 37.519). Voor het jaar 2020 houden we (afgerond) rekening met een gelijkblijvend aantal inwoners ten opzichte van 2019. Voor de jaren 2021-2023 hebben we rekening gehouden met een lichte daling van 50 inwoners per jaar tot 37.400 vanaf 2023. Jaarlijks wordt op basis van het werkelijk aantal inwoners geëxtrapoleerd voor een periode van 4 jaar. Hierbij maken we gebruik van de langjarige cbs prognose bevolkingsontwikkeling 2017-20401.

Aantal verblijfsobjecten

Omschrijving 2019 2020 2021 2022 2023

Aantal verblijfsobjecten

(met woonfunctie) per 1 jan. 15.756 15.856 15.943 16.033 16.096

Het aantal verblijfsobjecten (met woonfunctie) is ontleend aan de BAG -registratie op 1-1-2019 en in meerjarenperspectief geëxtrapoleerd.

De toename van het aantal woningen (verblijfsobjecten) is gebaseerd op de Primos prognose 2018. De woningtoename is groter dan de bevolkingsontwikkeling. Dit wordt vooral veroorzaakt door de gezinsverdunning per woning.

2.2. Loonkostenontwikkeling

De huidige CAO Gemeenten had een looptijd tot 1 januari 2019. Op 12 april 2019 is het overleg tussen VNG en vakbonden over een nieuwe CAO afgebroken. Op dit moment is nog niet in te schatten wanneer de CAO 2019 en volgende beschikbaar is en wat hiervan de resultaten zijn. De verwachting is dat de loonkosten in de periode 2019 /2020 zullen stijgen met ca. 5,5%. Daarnaast zijn de pensioenpremies op 1 januari 2019 gestegen met ca 1%.

Totaal derhalve 6,5%. In de begroting 2019 is reeds rekening gehouden met een loonkostenontwikkeling van 3% zodat voor de begroting 2020 een loonkostenontwikkeling wordt geprognosticeerd van 3,5%. De geprognosticeerde loonkostenontwikkeling 2019/2020 nemen we op in de loonsom welke in de begroting 2020 wordt geraamd. Deze raming kan om bijstelling vragen zodra de nieuwe cao gemeenten bekend is dan wel dat de looncompensatie die we via de algemene uitkering ontvangen (mei/juni circulaire 201 9) een afwijkend beeld laat zien ten opzichte van de geraamde bedragen.

2.3. Uurtarieven medewerkers

Jaarlijks berekenen we de uurtarieven voor de medewerkers. Via het berekenen van deze uurtarieven rekenen we de salariskosten en overhead toe aan de producten of projecten

1De langjarige CBS prognose laat een afnemend aantal inwoners zien, terwijl de actuele werkelijkheid een stijgend aantal inwoners laat zien. Om jaarlijks eenzelfde systematiek te hanteren blijven we de CBS-prognose volgen, met jaarlijkse actualisatie op basis van de werkelijke inwoner aantallen.

(6)

waarvoor we werken (deel van de organisatie via tijdschrijven), of passe n we de uurtarieven toe bij de tariefberekening van verschillende lokale heffingen. De uurtarieven 2020 worden berekend op basis van de volgende uitgangspunten:

1. Basis voor 2020 is het uurtarief 2019.

2. Het uurtarief 2019 wordt vermeerderd met de in de begroting 2019 geraamde loonkostenontwikkeling van 3%. Deze loonkostenontwikkeling was in 2019 als stelpost in de begroting 2019 opgenomen en maakt daarom nog geen onderdeel van het uurtarief 2019.

3. Het uurtarief 2020 wordt vermeerderd met de verwachte loonkostenontwikkeling 2020 van 3,5%.

4. Het uurtarief wordt voor de niet-loon gerelateerde componenten vermeerderd met de verwachte prijsontwikkeling van 2%.

5. Er wordt rekening gehouden met nieuw beleid zoals vastgesteld in de kadernota 2020 - 2023.

6. Het uurtarief voor 2020 wordt afgerond op hele euro’s, bij afwijking € 0,49 en lager naar beneden, bij € 0,50 en hoger naar boven.

2.4. Prijsontwikkeling

De prijsstijging op diensten en leveringen van derden , energielasten en subsidies voor de begroting 2020 ten opzichte van 2019 is bepaald op 2,0 %. Dit cijfer is als volgt bepaald:

2.5. Kosten en opbrengsten aanpassingen grondexploitaties Grond- weg en waterbouw (GWW)

Voor de kostenstijging van GWW binnen de grondexploitatie wordt een percentage van 3%

voor de jaren 2020 en 2021 gehanteerd. Vanaf 2022 wordt rekening gehouden met een jaarlijkse stijging van 2%. (Bron: Metafoor; Outlook grondexploitaties 2019 en CBS indexcijfers).

Plankosten

Door de aantrekkende economie is er sprake van een stijging van de interne en externe plankosten. Voor de jaren 2020 en 2021 wordt binnen de grondexploitatie een kostenstijging doorgevoerd van 2% en voor 2022 en de jaren daarna een kostenstijging plankosten van 1%.

(Bron: Metafoor; Outlook grondexploitaties 2019).

Opbrengstenstijging woningbouw

Gezien de marktontwikkelingen wordt een opbrengstenstijging van 1,5% tot 2022 binnen de betreffende grondexploitaties doorgevoerd. Voor de jaren daarna is deze opbrengstenstijging 1%. Bij de bepaling van de opbrengstenstijging is naast de stijging van de waarde van een

Prijsontwikkeling 2017 2018 2019 2020

pri js bruto bi nnenl a nds product i n % (1) 1,2 2,1 2,2 1,4

reeds verwerkte pri js s tijgi ngen i n de begroting 2016-2018 i n % 1 1,5 2,5

s ubtotaa l 0,2 0,6 -0,3

correctiefa ctor 2017-2019 (werkel i jke pri js s tijgi ng 2017-2019 i s bepa a l d op 1,2% + 2,1% + 2,2% = 5,5%, terwi jl i n de begroting 2017-

2019 1% + 1,5% +2,5%= 5% i s gera a md) 0,5

1,9

Prijsindex 2020 in %, incl. afronding bepalen op 2

(1) bron: https://www.cpb.nl/sites/default/files/omnidownload/CPB-Kerngegevenstabel-raming-maart-2019_0.pdf prijs bruto binnenlands product

(7)

woning ook rekening gehouden met de stijging van de bouwkosten en extra investeringen in het kader van duurzaamheid.

Opbrengstenstijging bedrijventerrein

Bij de aankoop van een nieuw perceel vergelijkt de ondernemer meerder e opties. Hierbij wordt ook gekeken naar omliggende gemeenten. Vanuit de huidige marktsituatie is er geen aanleiding een opbrengstenstijging door te voeren in de grondexploitaties voor bedrijventerrein.

2.6. Renteontwikkelingen en rentepercentages

Als gevolg van de vernieuwingen BBV en de invoering van de Vennootschapsbelasting (VPB) is het niet meer mogelijk voorafgaand aan het begrotingsjaar alle rente percentages vast te stellen. Het BBV schrijft voor dat alleen de werkelijk berekende rente mag worden toegerekend aan de taakvelden. Het renteomslagpercentage volgt derhalve uit de berekeningen bij de begroting 2020. Wel is er een keuze om het bij de begroting (voor) gecalculeerde renteomslagpercentage binnen een marge van 0,5% af te ronden. De gemeente Raalte hanteert het werkelijk berekende rentepercentage (zonder afronding).

Hieronder zijn de cijfermatige uitgangspunten die jaarlijks nog vastgesteld kunnen worden aangegeven:

Rentecomponent Rentepercentage Toelichting Rekenrente exploitatie

renteomslagpercentage

Nieuwe investeringen

Extern financieringsmiddel (over financieringstekort)

kortlopend 0 tarief 15 april 2019 1 jaar fixe ( afgerond op 0)

middellang 0,84 tarief 15 april 2019 10 jaar fixe

langlopend 1,68 tarief 15 april 2019 40 jaar fixe

Intern financieringsmiddel (rente reserves en voorzieningen)

bespaarde rente PM

Bespaarde rente over het eigen vermogen is gemaximeerd op het gewogen gemiddelde rentepercentage over de aangetrokken financieringsmiddelen. Dit percentage wordt voor 2020 nog berekend, voor 2019 is dit becijferd op 2,26%.

Rekenrente Grondexploitatie

Boekwaarden van de investeringen

Nieuwe investeringen

Disconteringsvoet 2

Betreft disconteringsvoet die moet worden gehanteerd in de berekening van de contante waarde ten behoeve van het treffen van een verliesvoorziening voor negatieve grondexploitaties (conform BBV notitie; 2019: ook 2%).

PM

Conform BBV berekening: gewogen gemiddelde van de leningenportefeuille waarbij over aandeel eigen vermogen geen rentetoerekening mag plaats vinden aan de grondexploitatie. Dit percentage wordt voor 2020 nog berekend, voor 2019 is dit becijferd op 1,5%.

PM

Het BBV schrijft voor dat alleen de werkelijke berekende rente mag worden toegerekend aan de taakvelden. Het renteomslagpercentage volgt derhalve uit de berekeningen bij de begroting 2020. Voor het jaar 2019 is het percentage berekend op 2,2%.

(8)

2.7. Subsidies en bijdragen

Voor zover de subsidiebedragen geen vaste bijdragen betreffen , wordt bij het ramen van de te verstrekken inkomensoverdrachten/subsidies rekening gehouden met een prijsstijging van 2,0% ten opzichte van de in de begroting 2019 geldende bedragen.

De prijsstijging van de personele lasten wordt overeenkomstig de voor die organisatie geldende CAO geraamd.

Voor gesubsidieerde instellingen (o.a. subsidiecontracten) gelden in principe de afspraken die in het verleden zijn gemaakt m.b.t. budgetsubsidies (bijv. bibliotheek). Wijzigingen t.o.v.

de voorgaande begroting dienen expliciet aangegeven te worden.

Met taakuitbreidingen mag in de subsidieramingen voor het jaar 2020 geen rekening worden gehouden; deze moeten afzonderlijk worden aangemeld.

Hogere loon- en prijsstijgingen, anders dan in deze uitgangspunten opgenomen, moeten afzonderlijk aangekaart worden en in eerste instant ie door het college worden beoordeeld voor het wordt verwerkt in de primitieve begroting.

De instellingen worden door de desbetreffende domeinen over deze richtlijnen op de hoogte gesteld.

Hierbij is het goed te vermelden dat het subsidiebeleid in de komende periode wordt herijkt.

2.8. Tariefvoorstellen

Jaarlijks worden de geraamde kosten, opbrengsten en kostendekkendheid van de tarieven in beeld gebracht. De tariefvoorstellen voor 2020 worden in principe gelijktijdig met de programmabegroting aan het college respectievelijk de gemeenteraad ter besluitvorming voorgelegd (maar in ieder geval vóór 1 januari 2020).

De geraamde kostendekkendheid geeft aan wat de maximale ruimte is om de tarieven te verhogen. Daar waar uitgegaan wordt van 100% kost endekkendheid worden de tarieven aangepast om dit te bereiken. In de gevallen waarbij niet uitgegaan wordt van 100%

kostendekkendheid wordt rekening gehouden met verschillende factoren (sociaal - maatschappelijke motieven, acceptatie van tarief/verhoging, ve rgelijking met omliggende gemeenten en wettelijke (maximum) tarieven). Waar mogelijk hanteren we voor 20 20 een stijgingspercentage van 2,0%. Dit percentage is gelijk aan de prijscompensatie voor diensten en leveringen. Hierbij blijft de geraamde kostendekk endheid wel inzichtelijk.

(9)

2.9. Belastingvoorstellen

Het inflatiepercentage dat voor het begrotingsjaar 20 20 wordt gehanteerd voor de tariefstijging Onroerende Zaak Belasting (OZB), woonforensen - en precario- belasting is bepaald op 1,5%. Dit is gebaseerd op het CBS inflatiecijfer. Zie onderstaande opbouw.

Stijging toeristenbelasting:

Nihil.

Het huidige tarief voor de toeristenbelasting bedraagt € 0, 90 per overnachting. In principe zouden de tarieven met het inflatiepercentage van 1 ,5% verhoogd moeten worden. Omdat we dan niet op afgeronde bedragen uitkomen handhaven we het tarief voor 2020 op € 0,90.

De uitgestelde inflatie 2020 berekenen we in de tarieven door op het moment dat we tot een afgerond bedrag van € 0,05 uitkomen.

Stijging reclamebelasting:

Nihil.

De tarieven voor de reclamebelasting zijn in 2017 verhoogd als gevolg van het afschaffen van betaald parkeren en de verplichting van de ondernemers om € 750.000 daarin bij te dragen, in 10 jaarlijkse termijnen. De tarieven volgens de verordening reclamebelasting 2017 blijven daarom maximaal 10 jaar in stand.

Met de ondernemers is afgesproken dat de tarieven reclamebelasting gedurende de periode van verhoogde reclamebelasting als gevolg van het afschaffen van betaald parkeren niet worden verhoogd c.q. geïndexeerd.

Na het verstrijken van de periode van tien jaar, of zo veel eerder indien de overeengekomen bijdrage eerder is voldaan, past de gemeente de tarieven van de reclamebelasting weer aan, zodat het voorheen geldende tarief wordt gehanteerd, eventueel met de voor deze belastingvorm gebruikelijke indexering.

Inflatieontwikkeling 2017 2018 2019 2020

(Verwa cht) i nfl a tieci jfer 1,4 1,7 2,3 1,5

i n begroting 2017-2019 i s rekeni ng gehouden met i nfl a tieci jfer va n: 1

%+2,5%+2,0% 1 2,5 2

subtotaal 0,4 -0,8 0,3

correctiefa ctor 2017-2019 (werkel i jke i nfl a tie 2017-2019 i s bepa a l d op 1,4%

+1,7% + 2,3% = 5,4%, terwi jl i n de begroting 2017-2019 i s gera a md 1% + 2,5%

+2,0% = 5,5%

-0,1

1,4

inflatiepercentage 2020 incl. afronding bepalen op 1,5

(1) bron: https://www.cpb.nl/sites/default/files/omnidownload/CPB-Kerngegevenstabel-raming-maart-2019_0.pdf nationale consumentenprijsindex

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarnaast zal dan in overleg met de gemeenten moeten worden gekeken wie verantwoordelijk is voor de kosten van deze aanpassingen. Doordat deze op dit moment onbekend zijn wordt dit

[r]

Omdat het college op dit moment geen snelle oplossing verwacht van deze problematiek en op dit moment de opbrengsten van bouwleges bij grotere projecten volledig zijn

Peuteropvang Voerendaal (POVV) heeft uw raad geïnformeerd over haar subsidieaanvraag voor 2020 met daaraan gekoppeld de consequentie, dat wanneer dit bedrag niet door middel van

De kern van de nieuwe wet is dat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (in termen van lagere loonwaarde) hun werkgelegenheid niet meer vinden binnen de muren van SW-

[r]

We willen met deze zienswijze de andere deelnemers uit de regio vragen er samen voor te zorgen dat we de doelen niet uit het oog te verliezen bij de evaluatie van het ROK

9JY HTQQJLJ MJJKY SFRJSX Z JJS WJFHYNJ LJLJ[JS TU IJ ;FIJWSTYF (&(&% ?U '( RFFWY (&'/ MJJKY IJ INWJHYJZW [FS IJ ?6E?4 MNJWT[JW FFS Z LJWJFLJJWI% ENO LJJKY FFS IFY