• No results found

In de wereld zullen jullie het zwaar te verduren krijgen. Maar houd moed! Ik heb de wereld overwonnen.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "In de wereld zullen jullie het zwaar te verduren krijgen. Maar houd moed! Ik heb de wereld overwonnen."

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 966: Hebreeën 11:1 t/m 3]

Het elfde hoofdstuk van het Bijbelboek Hebreeën wordt vaak het hoofdstuk van de geloofsgetuigen genoemd of zoals we in Het Boek lezen: Het geloof door de eeuwen heen. Hebreeën 11 is voor veel gelovigen een bemoedigend en troostrijk gedeelte uit het NT. Ook vandaag mag het u, jou en mij helpen om vol te houden, niet op te geven en de HERE te blijven vertrouwen op Zijn woord. Hebreeën 11 gaat namelijk helemaal over gewone mensen, mensen als u en ik, die als gelovigen staan in een vijandige wereld. Maar, dat is het niet alleen, het gaat in Hebr.11 niet om een successtory van mensen, die dankzij hun volharding op aarde het door hen gewenste doel bereikten, maar het gaat om mensen, die op dezelfde manier als wij in voor- en tegenspoed de HERE trouw bleven, vaak zonder dat zij op aarde in het gelijk werden ge- steld. Het hoofdstuk is juist ook voor ons zo’n diepe troost en bemoediging omdat wij ons zo goed in de genoemde geloofsgetuigen kunnen herkennen.

Als we eerlijk zijn moeten we toch allemaal toegeven dat alle gelovigen niet zonder de troost en bemoediging van de HERE kunnen en Hem in alle dingen hard nodig hebben. Niet voor niets zegt de Here Jezus in Johannes 16 vers 33: In de wereld zullen jullie het zwaar te verduren krijgen. Maar houd moed! Ik heb de wereld overwonnen.

Hebreeën 11 vers 1: Wat is geloof? Het is de zekerheid dat onze hoop werkelijkheid wordt en het is overtuigd zijn van het bestaan van dingen die je niet ziet. Vanaf Hebr.10:19 zijn we met het derde hoofddeel bezig en heeft de schrijver de lezers opgeroepen te blijven staan in de volle zekerheid van het geloof. In Hebr.10:19 t/m 25 werden de gelovigen aangespoord de be- lijdenis van het geloof vast te houden. In Hebr.10:26 t/m 39 werden zij ge- waarschuwd en gewezen op het gevaar van nalatigheid en terugvallen in oude patronen. In aansluiting daarop roept de schrijver in hoofdstuk 11 het geloof van de vaderen in herinnering, met de bedoeling dat de lezers dit geloof zullen navolgen. De climax van de rij van geloofsgetuigen is Jezus Christus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. We lezen in Hebreeën 12 vers 1 en 2:

Nu zo’n grote menigte van getuigen ons ziet en aanmoedigt, moeten wij alles afleggen wat ons hindert en ons bevrijden van de zonde die zich

(2)

aan ons vastklemt. Wij moeten de wedstrijd voltooien die voor ons ligt, zonder op te geven. Daarbij moeten wij blijven kijken naar Jezus, die ons de weg wijst. Hij is het doel van ons geloof. Hij kon Zich aan het kruis la- ten slaan en de schande negeren, omdat Hij wist welke blijdschap Hem te wachten stond. En nu zit Hij aan de rechterzijde van de troon van God.

De schrijver van Hebreeën begint in vers 1 met het geven van een soort defi- nitie van wat ‘geloof’ is, althans, waar het hem in dit Bijbelboek bij ‘geloof’ om gaat. In de vorige hoofdstukken kwam ‘geloof’ vooral naar voren als gehoor- zamen aan en volhardend vertrouwen op het Woord van God. Dat Woord van de HERE komt als een belofte tot ons (Hebr.3:18,19; 4:2). Binnen de in vers 1 gegeven definitie hebben vooral de woorden ‘werkelijkheid, wezen, grond- slag’ en ‘overtuigd zijn, demonstratie, het leveren van het overtuigend bewijs’ tot veel verschillende vertalingen geleid. Zo is het geloof de grondslag, het fundament van de dingen die gehoopt worden en het overtuigend bewijs van de zaken die niet worden gezien. Met de dingen die gehoopt worden en straks werkelijkheid zullen worden, wordt de heerlijkheid bedoeld die de gelo- vigen bij de wederkomst van Jezus Christus zullen ontvangen, de vervulling van Gods beloften (Hebr.3:6; 6:11,18; 10:23). De dingen die je niet ziet heb- ben betrekking op de hemelse werkelijkheid die het menselijke oog nu een- maal niet kan waarnemen. De HERE Zelf wordt in vers 27 dan ook de On- zichtbare God of de Onzienlijke genoemd (1Tim.6:16).

Wat opvalt in vers 1, is dat de nadruk wordt gelegd bij de verantwoordelijkheid van een mens om te geloven. Want - zegt de schrijver van Hebreeën - gelo- ven is vasthouden aan de zekerheid van voor het menselijk oog nog onzicht- bare dingen. Hoe kan een mens daar zo zeker van zijn? Omdat hij of zij ver- trouwt op de betrouwbaarheid van God die tot ons mensen heeft gesproken door Zijn Woord. Daarmee bereikt de schrijver van Hebreeën, dat ons geloof in het verlengde komt te staan van het geloof van de Here Jezus Zelf. We za- gen al dat de climax van Hebr.11 - het hoofdstuk over de geloofsgetuigen - besluit met het geloof van de Here Jezus. We lazen in Hebreeën 12 vers 2:

Daarbij moeten wij blijven kijken naar Jezus, die ons de weg wijst. Hij is het doel van ons geloof. Hij kon Zich aan het kruis laten slaan en de

(3)

schande negeren, omdat Hij wist welke blijdschap Hem te wachten stond. En nu zit Hij aan de rechterzijde van de troon van God. Het geloof van de Here Jezus is voor iedere gelovige een voorbeeld, Hem volgen wij na.

Bij deze beschrijving van geloof gaat het om een verder kijken dan onze be- perkte menselijke horizon. Het gaat om een zien van de heerlijke toekomst die op ons wacht. Dat geloofsuitzicht bepaalt nu ons handelen in situaties van be- proeving en vervolging. Het geloof is volgens de schrijver van Hebreeën ge- richt op twee dingen: 1 - de dingen die we hopen en 2 - de dingen die we niet zien. Dat wat een gelovige in Christus hoopt is de heerlijke toekomst die de HERE voor Zijn kinderen heeft bereid en dat wat we niet zien is Gods toe- komstplan, maar ook de HERE Zelf. In het vervolg van Hebreeën 11 - waarin de levens van de geloofsgetuigen worden beschreven - zal de schrijver steeds deze beide elementen naar voren halen, namelijk: het uitzicht op een heerlijke toekomst en het nu nog onzichtbare plan van God of anders gezegd: het reke- ning houden met het bestaan van God Zelf.

Hebreeën 11 vers 2: Vroeger hebben vele mensen vanuit dit geloof ge- leefd. Zij zijn ook door hun geloof bekend geworden. De geloofsgetuigen, die verderop in dit hoofdstuk worden beschreven en genoemd, worden geïn- troduceerd met de woorden ‘vroeger hebben vele mensen vanuit dit geloof geleefd’. In andere vertalingen lezen we voor ‘vele mensen’ de aanduiding

‘de ouden’. In Hebr.1:1 lazen we ‘onze voorouders’. Tot hen heeft God gesp- roken en zij hebben geloofd. Naast de voorouders noemt de schrijver van Hebreeën in vers 40 ‘ons’. We lezen er: God had een beter plan, Hij wilde niet dat zij zonder ons de volmaaktheid zouden bereiken. Dit ‘ons’ wijst naar de gemeente van het nieuwe verbond. De woorden ‘vroeger hebben vele mensen vanuit dit geloof geleefd’ verwijst naar de voorouders die in dit geloof leefden. Het eigenlijke onderwerp van ‘zij zijn ook door hun geloof bekend geworden’ is God Zelf. Hij liet het getuigenis van het geloof van de voorouders opschrijven en vastleggen in de Bijbel, zodat wij er nu van weten en er een voorbeeld aan kunnen nemen. Met andere woorden, voordat de eerste geloofsgetuige wordt genoemd, lezen we: ‘vroeger hebben vele men- sen vanuit dit geloof geleefd. Zij zijn ook door hun geloof bekend gewor-

(4)

den’. Daarmee wordt bedoeld, dat over de mensen van vroeger een getuige- nis is gegeven door de HERE in Zijn Woord. Want door de boeken van het OT weten we over de geloofsgetuigen. We kunnen hen in de eerste plaats ge- loofsgetuigen noemen, omdat God van hen en van hun geloof getuigd heeft in de Bijbel. Dan volgt in vers 3: Door het geloof weten wij dat het heelal door een woord van God gemaakt is, dat het zichtbare uit het onzichtbare is voortgekomen. Inderdaad, door het geloof weten wij dat de wereld die wij voor ogen hebben, uiteindelijk niet is ontstaan uit materiële oorzaken en dat de schepping die wij zien niet door toeval langs de weg van evolutie is ont- staan, maar dat daaraan Gods scheppende woord ten grondslag ligt. Dat ge- loven wij, want er was geen mens bij die er getuige van is geweest. Wij gelo- ven God op Zijn Woord.

De Bijbel vertelt ons er iets over in het Bijbelboek Genesis, maar toen de HERE het heelal schiep en de aarde tot een levende planeet maakte, was er geen mens bij, immers de mens was het laatste schepsel van God. Zo richt het geloof zich op het onzichtbare verleden – de HERE is de oorzaak van ons leven – en met betrekking tot de onzichtbare toekomst, is de HERE het eind- doel van ons leven.Ook al lijkt vers 3 een onderbreking in het betoog van de schrijver van Hebreeën, toch is het een noodzakelijk element. Voordat er mensen waren, schiep God het heelal. Dat is met de menselijke zintuigen niet te ontdekken of te zien, maar wij weten dat ‘door het geloof’. Daarom was het

‘geloof’ vanaf het begin van de mensheid noodzakelijk.

Dat ‘het heelal’ door een woord van God gemaakt is wordt ons behalve in Gen.1 bijvoorbeeld ook in Ps.33 en Ps. 148 duidelijk gezegd. In Genesis 1 vers 3 t/m 5 lezen we: Toen zei God: Laat er licht zijn. En toen was er licht.

Het beviel God en Hij maakte een duidelijke scheiding tussen het licht en het donker. Het licht noemde Hij ‘dag’ en het donker ‘nacht’. Het werd avond en het werd weer morgen: de eerste dag. Ook in Psalm 33 vers 6 lezen we over deze dingen: De hemelen werden door het woord van de HERE gemaakt, alles wat erin is, ontstond door Zijn adem. In Psalm 33 vers 9 lezen we verder: Want God sprak en toen was het er. Op Zijn gebod stond alles er. En in Psalm 148 vers 5 en 6 lezen we: Laat alles de naam

(5)

van de HERE prijzen! Want op Zijn bevel werd alles gemaakt. Hij heeft al- les vastgesteld voor altijd. Hij gaf aan alles een wetmatigheid, die geen ervan overtreedt

Met de woorden ‘wij weten dat het heelal door een woord van God is ge- maakt‘ wordt in Hebr.11:3 het spreken van God bedoeld en gaat het niet om een aanduiding of benoeming van Christus als het Woord, zoals in Joh.1 vers 3. Voor het woord ‘heelal’ lezen we in het Grieks een woord dat ‘eeuwen of werelden’ betekent, maar het kan hier met ‘het heelal’ worden vertaald (Hebr.1:2). Het doel van dit ‘weten’ door het geloof is, dat de mens tot erken- ning komt dat wat hij ziet niet is ontstaan door toeval of één of andere mate- riële oorzaak, maar door Gods scheppend spreken, dat het zichtbare uit het onzichtbare is voortgekomen. In Romeinen 1 vers 20 lezen we: God is wel onzichtbaar, maar uit alles wat Hij geschapen heeft, blijken Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid. Want sinds het ontstaan van de wereld is Zijn bestaan duidelijk te herkennen uit wat Hij gemaakt heeft.

Hebreeën 11 vers 3: Door het geloof weten wij dat het heelal door een woord van God gemaakt is, dat het zichtbare uit het onzichtbare is voort- gekomen. Wat is geloof eigenlijk? In het Grieks betekent het zelfstandig naamwoord voor geloof: 1 - ‘trouw of betrouwbaarheid’, en 2 - ‘het vertrou- wen of geloof’.Bij de eerste betekenis gaat het om ‘trouw’ of ‘betrouwbaar- heid’ als deugd of eigenschap van iets of iemand, zoals - in het OT - de trouw van kinderen aan hun ouders (Deutr.32:20) of de betrouwbaarheid van een verbond (Neh.9:38). Deze betekenis sluit nauw aan bij het Hebreeuwse spraakgebruik. In het NT treffen we deze betekenis onder meer aan in de op- somming van de christelijke deugden, bijvoorbeeld in 1Tim.6:11 waar we le- zen over ‘span je in voor wat rechtvaardig is, voor wat mensen tot God brengt, voor het geloof, de liefde, de toewijding en de vriendelijkheid.

In Mattheüs 23 vers 23 zegt de Here Jezus tegen de Bijbelgeleerden en Fari- zeeën dat het er voor hen slecht uit ziet. Want ze geven wel tien procent van wat ze hebben aan de tempel, maar zegt de Here Jezus ‘waar het op aan- komt, goedheid, medelijden en trouw, daar houdt u zich niet mee bezig.

Dezelfde dingen vinden we in Galaten 5 vers 22 waar gesproken wordt over

(6)

de vrucht van de Heilige Geest. Paulus schrijft in Galaten 5: Maar de Heilige Geest brengt ons tot betere dingen: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, mildheid, trouw, tederheid en zelfbeheersing.

In Tit.2:10 wordt aan slaven opgedragen ‘dat zij in alles moeten laten zien dat zij betrouwbaar zijn’. Het effect daarvan op anderen wordt er ook bij ver- teld: Dan zullen zij in alle opzichten het aanzien van de verkondiging van God, onze Redder, verhogen. Hetzelfde woord ‘geloof, trouw of betrouw- baar’ wordt gebruikt in 2 Thess.1:4 waar we lezen: Wij vertellen de andere gemeenten van God vol trots hoe geweldig u volhoudt en hoe sterk uw geloof is, ondanks alle vervolgingen en moeilijkheden die u te verduren krijgt. We zien in deze woorden dat ‘geloof’ naast ‘volharding en volhou- den’ wordt gebruikt en met elkaar verbonden zijn. Volhouden heeft dan ook al- les te maken met trouw blijven aan de HERE en Zijn Woord.

In Romeinen 3 wordt gesproken van ‘de trouw van God’ en wel in contrast met de ‘ontrouw’ of ‘ongelovigheid’ van het Joodse volk. We lezen in Ro- meinen 3 vers 3 en 4: Als sommigen van hen (het Joodse volk) ontrouw zijn geweest, zal God daardoor dan ook ontrouw worden? Nee! Ieder mens mag dan een leugenaar zijn, God is het niet, Hij spreekt altijd de waarheid.

Een speciaal gebruik van de woorden ‘trouw of betrouwbaarheid’ vinden we op plaatsen waar gedacht is aan een concrete uiting van trouw of betrouw- baarheid. Zo treffen we het woord in 1Tim.5:12 aan in de betekenis van een belofte van trouw. Paulus schrijft aan Timotheüs: Dan zal er een oordeel over hen komen, omdat zij zich niet houden aan de belofte die zij Chris- tus hadden gedaan. In Hand.17 vinden we hetzelfde woord in de betekenis van: bewijs van betrouwbaarheid van de HERE. De betrouwbaarheid van de HERE blijkt uit het feit dat Hij een dag heeft vastgesteld waarop Hij rechtvaar- dig over de mensheid zal oordelen, door een Man (Jezus Christus) die Hij daartoe heeft aangewezen. Handelingen 17 vers 31: Om iedereen te garan- deren dat Hij Zijn woord zal houden, heeft Hij die man uit de dood laten terugkomen. Dat de HERE Zijn woord houdt en betrouwbaar is blijkt uit de

(7)

opwekking van Jezus Christus uit de doden. In wezen zegt ieder mens die de opwekking van Christus loochent, dat God een leugenaar is en Zijn woord niet houdt en niet doet wat Hij heeft belooft en gezegd.

Bij de tweede betekenis van het woord ‘geloof’ gaat het om geloof of vertrou- wen dat omschreven wordt als de verwezenlijking van de dingen die men hoopt en het bewijs is van de dingen die men niet ziet, zoals bijvoorbeeld in Hebr.11:1. Ook in 2 Korinthiërs 5 wordt duidelijk dat geloven een zeker

weten is, we lezen in 2 Korinthiërs 5 vers 7: Door het geloof en niet door het zien, weten wij dat dit waar is. Wat het dit uit vers 7 dan is wordt duidelijk uit 2 Korinthiërs 5 vers 1 t/m 6. Paulus schrijft in vers 1: Wij weten - en dat is synoniem met ‘wij geloven’. Wij weten dat als ons lichaam sterft, wij een nieuw huis in de hemel krijgen, waar wij altijd mogen wonen. En in vers 6:

Wij houden dus moed en beseffen heel goed dat wij nog ver van ons hemelse huis verwijderd zijn, zolang we in ons lichaam leven. Daarna zegt de apostel: Door het geloof en niet door het zien, weten wij dat dit waar is. Geloven is niet hetzelfde als de blik op oneindig en het verstand op nul, maar een zeker weten dat de HERE zal doen wat Hij heeft gezegd. Daar- bij gaat het in het NT telkens om geloof in God, in Jezus Christus en in zaken als het Evangelie (Fil.1:27), de naam van Jezus (Hand.3:16) en het bloed van Christus (Rom.3:25).

We lezen over geloof in God, bijvoorbeeld in 1Thess.1:8, waar gesproken wordt over geloof dat gericht is op God. Dat wil zeggen, de overtuiging dat Hij bestaat en dat Hij Schepper en Heerser is van en over alle dingen. Hij geeft redding en heil aan hen die Hem zoeken (Hebr.6:1; 11:3,6). In aansluiting bij het OT spraakgebruik houdt dit geloof in de HERE in: vertrouwen op God en wel het vertrouwen dat de HERE Zijn beloften zal nakomen (Rom.4:17-20;

Hebr. 11:11vv.), alsook het vertrouwen op Gods almacht (Hebr.11:17-19,29).

Dit vertrouwen op de HERE is nauw verbonden met de christelijke hoop, zoals duidelijk naar voren komt in 1 Petr.1:21: ‘Ons geloof en onze hoop zijn op God gevestigd’ (zie ook: 1Kor.13:13; Kol.1:4v.; Hebr.6:11v.; Hebr.11).

‘Geloof’ is in het NT ook ‘geloven of vertrouwen op’ de Here Jezus Christus (bv. Jak.2:1), waarvoor we verschillende formuleringen vinden, bijvoorbeeld

(8)

‘geloof in de Here Jezus’ (Ef.1:15; Hand.20:21) of ‘geloof in Christus Jezus’

(Hand.24:24; 1Tim.3:13; 2Tim.3:15) of ‘geloof in Christus’ (Kol.2:15). Ook waar het woord zonder de naam van God of Jezus Christus voorkomt, gaat het om geloof in de Here Jezus Christus (bv. Hand.14:22,27; 1Kor.15:14vv.).

Geloof in of vertrouwen op God of Jezus is, in het verlengde van het OT, nauw verbonden met gehoorzaamheid. Dit blijkt bijvoorbeeld uit woorden van de apostel Paulus in Romeinen 1 vers 5, waar we lezen: Jezus Christus heeft mij de genade gegeven en tot apostel gemaakt om mensen van alle vol- ken op te roepen God te gehoorzamen en in Jezus Christus te geloven (Rom.16:26; Openb.14:12).

In sommige contexten ligt ‘geloof en geloven’ dichtbij ‘geloofsgehoorzaam- heid’, zoals in Hebr.11, waar het geloof van de geloofsgetuigen uit het OT zich uit in hun gehoorzaamheid aan de HERE en Zijn geboden. Op een aantal plaatsen in de Bijbel is sprake van een bijzondere vorm van ‘geloof’, namelijk

‘geloof dat bergen verzet’ (Matth.17:20; 1Kor.13:2; Marcus 4:40; Lucas 17:6;

1Kor.12:9) en waar het wordt beschreven als één van de gaven van de Heilige Geest. Via formuleringen als ‘de boodschap of het woord van het geloof’

(Rom.10:8) en ‘prediking of verkondiging van het geloof’ (Gal.3:2,5) heeft zich een bijzonder gebruik van de tweede betekenis van het woord ‘geloven’ ont- wikkeld, waarbij het neerkomt op ‘dat wat geloofd wordt’, de geloofsinhoud.

We vinden dit woordgebruik bijvoorbeeld in de brief van Judas. In vers 3 wordt opgeroepen te strijden voor het geloof dat God gegeven heeft aan wie hem toebehoren. Daarbij gaat het om het éénmaal aan de gelovigen overge- leverde geloof. Ook wanneer we in Galaten 1 vers 23 lezen wat van Paulus wordt gezegd hebben we met dit woordgebruik te maken, we lezen er: hij maakt nu zelf het goede nieuws van het geloof in Christus bekend, het geloof dat hij vroeger probeerde uit te roeien’

Tenslotte vinden we de tweede betekenis van ‘geloof’ ook enkele malen met nuances van ‘geloofsovertuiging’, en wel in Rom.14 (vs.22-23) waar het gaat om de vraag of een niet-Joodse gelovige ook voedsel mag eten dat volgens de Joodse wet onrein is. Het tegengestelde van het woord ‘geloof’ is: onge- loof, ongeloofwaardigheid, onbetrouwbaarheid en ontrouw.

In de volgende uitzending lezen we verder in Hebreeën 11:4 t/m 6.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bij aanvang van het diner worden alle gerechten (naar wens) uitgeserveerd en zorgen de gastheren en -dames ervoor dat het vuile serviesgoed wordt opgehaald. Na het diner wordt

Halama noemt als kenmerk van deze Broeder-Uniteit: ‘Een gemeenschap die niet in stand wordt gehouden door de gunst van de autoriteiten of door culturele inspanningen, maar door haar

Reeds talloze vrouwen weten het: het ge- heim van fraai glanzend haar schuilt in de juiste verzorging met Blondona of Brunetta, de nieuwe, alkalivrije haarwasmiddelen. Blondona is

Ik wil ten eerste proberen te duiden wat de schilder Tal-Coat bedoelt wanneer hij zegt: “Wij geloven de wereld te begrijpen, in werkelijkheid worden wij slechts door haar

Wij bereiden de kinderen op onze school voor om op een volwassen manier in de wereld te komen, met aandacht voor elkaar en hun omgeving, zodat zij op hun eigen manier een

Het Comenius Lyceum Amsterdam wordt samen met 22 andere scholen voor inter- confessioneel voortgezet onderwijs bestuurd door Stichting ZAAM.. Kijk voor meer informatie

Tussendoor zorgen deze gastheren- en dames ervoor dat de voorbereidingen worden getroffen voor de feestavond. Bij aanvang van het diner worden alle gerechten (naar wens)

Onze Vader - Weesgegroet - Eer aan de Vader IV° Statie: JEZUS ONTMOET ZIJN MOEDER Wij aanbidden U, Christus, en wij loven u,.. omdat Gij door uw heilig kruis de wereld