• No results found

De ooit verguisde criminoloog Buikhuisen schrijft nu goede artikelen over criminele hersenen, zeggen moderne onderzoekers

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De ooit verguisde criminoloog Buikhuisen schrijft nu goede artikelen over criminele hersenen, zeggen moderne onderzoekers"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Dossier Jensma over Buikhuisen (januari 2009):

‘Criminaliteit ook medisch aanpakken’

Folkert Jensma (NRC Handelsblad, 24-01-2009, voorpagina!)

Chronisch crimineel gedrag is behalve uit sociale ook uit biologische oorzaken te verklaren. Dit zeggen onderzoekers vandaag in deze krant. Ongevoelig voor straf, steenkoud risico nemen en gebrek aan emoties worden nu herleid tot afwijkingen in de hersenstructuur.

Bij het ministerie van Justitie hoopt men deze nieuwe kennis toe passen bij het bepalen van geschikte gedragstherapieën voor gedetineerden. En daarmee het verlagen van recidive. Justitie kampt, onder meer in de TBS-inrichtingen, met gedetineerden die op geen enkele therapie reageren.

Aanleiding voor de rondgang langs psychiaters, criminologen en neurobiologen is een recent artikel van emeritus hoogleraar criminologie dr. W. Buikhuisen in tijdschrift Delikt en Delinkwent. In 1988 verliet hij de Leidse universiteit, na tien jaar felle polemiek . Hem werd verweten naar aangeboren afwijkingen bij kinderen te willen speuren, zodat ze vroeg als misdadiger konden worden

gebrandmerkt.

In de psychiatrie wordt nu gesproken over resetten van hersens met medicijnen of oefeningen met beslis- en situatiespelen en neurofeedback: beïnvloeden van gevoel en gedrag door zichtbaar maken van hersenactiviteit.

Buikhuisen concludeert dat criminaliteit vooral een volksgezondheidsprobleem is. Chronisch antisociaal gedrag is het best te voorkomen bij de zwangerschap, onder meer door betere voeding.

Wetenschappers van naam onderschrijven nu deze analyse. Hoogleraar kinderpsychiatrie T.

Doreleijers vindt dat het artikel internationaal gepubliceerd had moeten worden en dat Buikhuisen, sinds 2005 weer wetenschappelijk actief, een eredoctoraat verdient.

Aangeboren slecht

De ooit verguisde criminoloog Buikhuisen schrijft nu goede artikelen over criminele hersenen, zeggen moderne onderzoekers

Folkert Jensma, (eveneens) 24-01-2009, NRC Handelsblad, katern Wetenschap (…)

Mij gaat het om the way we judge: goed en fout gedrag in het brein. Op schoot heb ik een nummer van Delikt & Delinkwent, een wetenschappelijk tijdschrift over strafrecht. In een essay wordt gezegd dat chronische criminaliteit door mislukte socialisatie komt. Dat is niks nieuws. Echter: De oorzaak hiervan is primair een neurobiologische aangelegenheid. De auteur wijst met name op die amygdala.

Het nieuws zit in het woordje primair. Is criminaliteit inderdaad direct te herleiden tot het brein? De auteur, een criminoloog, geeft een breed overzicht van het neurobiologisch onderzoek. Hij concludeert dat criminaliteit een wisselwerking is tussen sociale en biologische factoren. Wie bepaalde

beschadigingen of tekorten in de hersens heeft, in het bijzonder in de amygdala, kan niet leren van negatieve ervaringen. Zo iemand beschikt niet over gevoelens als vrees, empathie, afschuw, schaamte of berouw. Hij of zij kan zich niet hechten en is ongevoelig voor boos kijken of strenge woorden.

Kinderen met zo’n beschadiging zijn onhandelbaar en kunnen makkelijk in een negatieve spiraal terecht komen. Slechte relaties met ouders, op school, verkeerde vrienden, lage eigendunk. Als zo’n kind in een sociaal beperkt milieu opgroeit, is een criminele carrière bijna een feit. Zonder intensieve zorg, aldus de auteur, zal de mythe van de geboren crimineel alsnog een kern van waarheid krijgen.

(2)

Chronische criminaliteit moet worden voorkomen tijdens de zwangerschap, is zijn belangrijkste conclusie. Naast genetische factoren zouden het vooral de eet- en leefgewoonten van de aanstaande moeder zijn die de inrichting van de hersenen bepalen. Volgens hem draait alles om

zwangerschapszorg. In het voorkomen van het gebruik van alcohol, tabak of drugs en het aanvullen van tekorten aan proteïnen, omega 3-vetzuren, mineralen en vitaminen. De belangrijkste winst is in de baarmoeder te boeken.

De auteur van dit essay is gepensioneerd hoogleraar criminologie Wouter Buikhuisen. In 1988 verliet hij de wetenschap na een storm van protesten uit wetenschap, maatschappij en journalistiek. Zijn voorstellen om criminaliteit uit bio-sociaal perspectief te bestuderen en ook aangeboren afwijkingen te onderzoeken werden toen fout (fascistisch) genoemd. Hij zou miskennen dat het juist sociale en economische omstandigheden zijn die mensen tot criminaliteit brengen.

Moet ik Buikhuisen nu alsnog geloven? Marc Groenhuijsen, hoogleraar strafrecht in Tilburg en redactievoorzitter van het tijdschrift Delikt & Delinkwent, besloot vorig jaar zomer om diens essay af te drukken. Niet iedereen in zijn redactie was even enthousiast, wil hij wel toegeven. Maar hij vond het een belangrijk stuk. Dat Groenhuijsen zijn loopbaan 30 jaar geleden in dezelfde vakgroep begon waar Buikhuisen uit werd gesmeten, speelt ook mee. Wat destijds gebeurde had nooit gemogen, zegt hij nu.

Is de publicatie een rehabilitatie van Buikhuisen? De criminoloog zelf zegt er niet zo over te denken.

Hij vindt publicatie wel een erkenning. Namelijk dat wat je stelt als zinvol wordt ervaren. De moeite waard om er kennis van te nemen. (…) Buikhuisen zegt dat hij weer voor lezingen wordt gevraagd en positieve reacties krijgt. De gevolgen van de controverse waren volgens hem wel tragisch, maar dan voor de wetenschap. Op hersenbiologisch georiënteerd onderzoek ging een taboe rusten. Wie op dit terrein wilde gaan werken bracht zijn positie en reputatie in gevaar.

In de criminologie komen volgens hem neurobiologische inzichten al jaren marginaal of helemaal niet aan de orde. Daardoor is zijn vak niet mee gegroeid met de biologie, meer in het bijzonder de

hersenbiologie. Daarvan zijn niet alleen de studenten het slachtoffer, maar ook veel delinquenten en daarmee de maatschappij. Wat is de belangrijkste conclusie van zijn artikel? Het laat zien dat chronische criminaliteit in sterke mate een volksgezondheidvraagstuk is.

Vinden ze dat in de criminologie ook? Twee leidende criminologen in Nederland, de hoogleraren Gerben Bruinsma (Leiden) en Henk van de Bunt (Rotterdam), houden beleefd de boot af. Ze hebben het artikel niet gelezen. Bij de naam Buikhuisen proef ik reserve. Als ik het opstuur, willen ze er niks over zeggen omdat ze, inderdaad, van neurobiologie weinig weten. Bruinsma zegt het niet

professioneel te vinden als hij wel commentaar zou geven. Van de Bunt mailt dat er in de criminologie geen terughoudendheid meer bestaat om neurobiologisch onderzoek te doen. En dat Buikhuisen niet de enige is die het een belangrijke richting vindt.

Dat blijkt als ik op zoek ga in de wereld van psychiaters, neurobiologen en andere medische

wetenschappers. Van D&D hebben ze nooit gehoord, maar wel van Buikhuisen. Hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie Theo Doreleijers leest desgevraagd het essay en zegt het een fantastisch artikel te vinden dat bij hem groot respect afdwingt. De ingewikkeldheid van het terrein in aanmerking genomen heeft hij, voor een niet-medicus, het heel goed in kaart gebracht. Inhoudelijk zegt hij de grote lijn en argumentatie goed te vinden. Het sluit aan bij wat er nu gangbaar is in dit veld.

Wat Buikhuisen samenvat klopt, volgens de Nijmeegse hoogleraar psychiatrie Jan Buitelaar van het Radboud ziekenhuis. Hij vindt het een goede samenvatting van 20 jaar onderzoek. (…)

Toonaangevend hersenonderzoeker Dick Swaab noemt het artikel ‘een onderbouwde hypothese waar ik in grote lijnen achter kan staan’.

(…)

Ingezonden brief:

[ml: ik kan me niet herinneren of deze brief geplaatst is; ik vermoed van niet, want ik kan hem in het NRC-archief niet vinden. Er waren trouwens genoeg andere interessante reacties, waaruit hierna een kleine selectie.]

(3)

Uit ‘Aangeboren slecht’ (Wetenschapsbijlage 24.01.09) blijkt dat Wouter Buikhuisen aan zijn imago werkt. Dat is zijn goed recht, maar zelf denk ik dat hij dat helemaal niet nodig heeft. Je hoeft zijn naam maar in een groepje te laten vallen en de reacties zijn voorspelbaar: ‘hetze’, ‘zielig’. Voor het grootste deel van het publiek is Buikhuisen een martelaar voor de onderzoeksvrijheid, wie het werken onmogelijk werd gemaakt. Daar is – zeker vanaf 1980 – niets van waar, maar het zal moeilijk zijn die mythe uit te roeien (zeker als Folkert Jensma die voedt door allerlei feitelijke onjuistheden over de carrière van Buikhuisen op te schrijven).

Beter dan voor de zoveelste keer in dertig jaar met die amygdala aan te komen, kan Buikhuisen op zijn lauweren gaan rusten. Voorlopig is zijn plaats in het collectieve geheugen verzekerd. Maar of de wetenschapsgeschiedenis hem ook gelijk zal geven, durf ik te betwijfelen. Ik wed op Kees Schuyt en Piet Grijs. Nog altijd is de biocriminologie niet meer dan een verzameling wilde hypotheses, waarvan er nog nooit één overeind is gebleven. De kritiek van Schuyt en Brandt Corstius daarentegen is anno 2009 nog even geldig als in 1978.

Max Lauteslager, psycholoog

Aangeboren slecht 3

Ingezonden brief, 31-01-2009, katern Wetenschap

Hoe betreurenswaardig het ook is dat de criminoloog Buikhuisen enkele decennia geleden om

oneigenlijke redenen het zwijgen is opgelegd, het is toch echt geen reden om hem nu voor zijn huidige werk de hemel in te prijzen, zoals Folkert Jensma doet. Als Buikhuisen inderdaad nog of weer wat te zeggen heeft, laat hij dan zijn best doen om een artikel in een serieus vakblad voor neurofysiologen, gedragsbiologen of criminologen te schrijven. Nu heeft hij één buitengewoon langdradig artikel vol ouwe koek en speculaties over hoe neurofysiologische kennis zou kunnen worden ingezet bij het bestrijden van chronische criminaliteit aangeboden aan een juridisch tijdschrift, Delikt en Delinkwent.

De over het stuk verdeelde redactie ging toch maar tot plaatsing over, bekende de hoofdredacteur, als mooi gebaar, aangezien hijzelf nog gewerkt had bij dezelfde vakgroep waar Buikhuisen zijn carrière voortijdig had beëindigd. Nu vraag ik je! Misschien een menselijke gedachte, maar voor een redactie van een zich wetenschappelijk noemend blad dient toch echt alleen de kwaliteit van een artikel doorslaggevend te zijn. Pijnlijk voor Delikt en Delinkwent, pijnlijk voor zijn auteurs, pijnlijk voor Buikhuisen. Ik meen dat Buikhuisens artikel geen schijn van kans zou hebben gehad bij om het even welk peer-reviewed tijdschrift in Nederland of daarbuiten, en daar sta ik allerminst alleen in.

Uit het artikel [van Jensma] blijkt ook dat de meeste om commentaar gevraagde geleerden het artikel op zijn best een wat verouderde samenvatting vinden, waarin bovendien belangrijke aspecten van het probleem terzijde worden gelaten. Twee vooraanstaande criminologen onthielden zich van

commentaar. Waar Jensma hier een anti-Buikhuisen houding meent te ontwaren, denk ik dat de heren zich beleefdheidshalve inhielden, uit gêne. Dat siert hen. Ik raad Delikt en Delinkwent aan zijn redactiestatuut eens kritisch te bezien, Buikhuisen om eens een artikel aan een peer-reviewed tijdschrift aan te bieden, en Jensma om wat minder hard van stapel te lopen.

Henk Elffers, hoogleraar empirische bestudering van de strafrechtpleging, VU

Aangeboren slecht 4

Ingezonden brief, 31-01-2009, katern Wetenschap

(4)

Folkert Jensma doet in zijn artikel over een mogelijke comeback van de omstreden criminoloog Wouter Buikhuisen het vroegere ‘breed verzet tegen zijn ideeën’ wel erg luchtig af. Het ging om veel meer dan het voornemen om bij kinderen naar aangeboren afwijkingen te speuren, zodat deze

vroegtijdig als crimineel konden worden herkend. Voor zijn onderzoek naar ‘de biologische

kenmerken’ van delinquenten zou hij onvermijdelijk een beroep moeten doen op gedetineerden. Maar hoe vrijwillig kan een gevangen crimineel meewerken aan wetenschappelijk onderzoek? Vandaar destijds ‘breed verzet’ in reclasseringskringen. Verder verwijst Jensma maar weer eens naar columnist Piet Grijs, die in Vrij Nederland Buikhuisens ideeën op het rancuneuze af aan de kaak stelde.

Maar ook in wetenschappelijke kringen waren het niet de minsten die zich tegen Buikhuisens onderzoeksplannen verzetten. Zo publiceerde Kees Schuyt een sterk onderbouwd betoog in het Nederlands Juristenblad en hij had criminologen van naam als Dessaur, Bianchi en Buikhuisens voorganger Nagel aan zijn zijde. Schuyts bezwaren waren geen ethische, zoals die van Brandt

Corstius, maar bedenkingen over het wetenschappelijke gehalte. Zoals de nuchtere vaststelling dat het geen zin heeft om iets te gaan meten als je niet weet wat je meet en waarom je het meet. In 1981 was het trouwens Buikhuisens eigen vakgroep in Leiden die de samenwerking met hem opzegde. Niet zomaar, maar omdat hij geen werk afleverde, zijn onderzoeksvoorstel niet had afgerond, zich onttrok aan vergaderingen en zonder toestemming van de vakgroep buitenlandse reizen maakte.

Buikhuisen zij een nieuwe kans van harte gegund, maar niet zonder te vergeten dat de bezwaren tegen zijn plannen van destijds meer inhielden dan het door Jensma aangehaalde gebruik van kinderen als proefkonijnen en Piet Grijs’ wilde vergelijkingen met nazi-arts Mengele.

Boudewijn Chorus, ’s-Hertogenbosch

Aangeboren slecht 6

Ingezonden brief, 21-02-2009, katern Wetenschap

Recent lijkt naar aanleiding van zijn artikel in Delikt en Delinkwent de oud-criminoloog Buikhuisen na ruim twee decennia weer (enigszins) terug van weggeweest. De toonzetting daaromheen neigt naar herwaardering, zo geen revisionisme. Vandaar enkele contextuele kanttekeningen. Buikhuisens benoeming en installatie in 1978-1979 als hoogleraar criminologie te Leiden riep veel commotie op, van positief kritisch tot sterk afwijzend. Onder zijn vakgenoten werd dat destijds aldus verwoord: ‘zijn ideeën zijn de moeite waard’ (Van Weringh) versus ‘criminologie per injectiespuit’ (Dessaur).

Journalistiek werden deze waarderingen verwoord door Piet Vroon (De Volkskrant) resp. Piet Grijs (Vrij Nederland). Een discussie die bovendien ook politiek verwoord werd tijdens twee

Kamerinterpellaties in deze periode. Dit maatschappelijk debat richtte zich kort gezegd op de inhoud en opzet van de door Buikhuisen als zodanig in 1977 geïntroduceerde ‘integrale’ of ‘sociobiologische criminologie’, in reactie op bovenstaande commotie in zijn oratie van 1979 omgedoopt tot ‘biosociale criminologie’. Een belangrijke taak voor deze nieuwe ‘gedragsleer’ was het vinden van een ‘nieuw evenwicht tussen biologische en sociale factoren’: de (potentiële) crimineel is niet alleen een persoon in een omgeving, maar hij of zij heeft ook een lichaam.

(…)

Natuurlijk was en is er, los van Buikhuisen, biosociaal getint onderzoek, zoals bij voorbeeld destijds te Leiden zelf bij klinische neurofysiologie of thans bij het VU Medisch Centrum/Jeugdpsychiatrie Duivendrecht. In het laatste geval gaat het om onderzoek naar HALT-jongeren in relatie tot

stressgehalte, leren en recidive (NRC, 16 oktober 2006). Het verschil is dat deze (toenmalige) Leidse en Amsterdamse onderzoekers hun werk presenteren als een weg naar Rome en dat Buikhuisen zich als Rome voorstelde. (…)

Prof. dr. W(out) L. Buitelaar, hoogleraar bedrijfskunde Amsterdam Business School/UvA Aan: jensma@nrc.nl

(5)

Geachte heer Jensma,

Ik heb mij in het verleden al vele keren uitgesproken tegen alle onzin die er onder het mom van

‘wetenschappelijk’ (op psychologie, criminologie etc.) toegepaste biologie in de kolommen van NRC- Handelsblad verscheen: hele discussies met Hendrik Spiering en een paar botsingen met Jannetje Koelewijn. U hebt blijkbaar het stokje van haar overgenomen en bent niet of nauwelijks kritischer dan zij. Ook bij u komen de usual suspects weer langs: Doreleijers, Swaab, Buitelaar. Is uw pool zo klein?

Kent u geen kritische psychiaters?

Als ik heel veel moeite doe, maar dan is close reading vereist, lees ik soms uw eigen twijfels in het stuk en de voorzichtige bewoordingen van de suspects kun je met enige goede wil interpreteren als:

‘Ach, we willen die arme oude man (Buikhuisen), die al zo veel heeft meegemaakt, niet voor het hoofd stoten’. Maar u schrikt er niet voor terug meteen daarop te willen scoren: ‘.... omdat ze, inderdaad, van neurobiologie weinig weten’.

Zou u zich als hoogleraar criminologie in een doodlopende straat begeven? Dat verhaal van die amygdala horen we nu al nu al 30 jaar. Buikhuisen heeft allang niets (nieuws) meer te vertellen (als hij het al ooit had), en toch krijgt hij iedere keer weer alle ruimte in de NRC. Compassie? Edelmoedig, hoor!

Wat ik het ergste aan uw artikel vind, is dat u een martelaar creëert en een mythe in stand houdt. Wat u over de carrière van WB beweert, is aantoonbaar allemaal (behalve de jaartallen) onjuist. Twee jaar na de grote rel, toen WB inmiddels was aangesteld als hoogleraar criminologie in Leiden, mocht hij (ook van Cees Schuyt, in 1978 nog net zo’n felle tegenstander als Piet Grijs) zijn onderzoek uitvoeren. Dat hij in 1988 van de universiteit verdween en zijn antiekwinkel begon, had niets meer te maken met de weerstand die zijn onderzoek opriep. Wat ook precies de reden van zijn vertrek mag zijn geweest (ik ken alleen de geruchten), meer dan een steen in de vijver heeft hij niet gegooid. Nuttig misschien, maar dat onderzoek heeft hij nooit gedaan of gepubliceerd. Als je bestudeert wat hij wel heeft gepubliceerd, dan verbaas je je over zo veel onbenulligheid.

(…)

[Het gedeelte over de mythe die Buikhuisen verspreidt dat biocriminologisch onderzoek taboe is en (…)

Ik zou nog veel kunnen zeggen over al die slappe beeldspraak als ‘resetten’, ‘neurobiologische tekorten’ en ‘neurobiologische set-up’ (wetenschappers onwaardig), maar ik laat het hierbij.

Waarom schrijft u over iets waar u geen verstand van hebt? Ik hoop dat u volgende keer wat

zorgvuldiger te werk gaat en wat meer kritische noten kraakt. (Leest u bijvoorbeeld eens ‘Buikhuisen mag nog steeds niet’ van de wetenschapsjournalist Hans van Maanen in zijn ‘Echte mannen willen niet naar Mars. Rafelranden van de wetenschap’, Prometheus, 2002.)

Hoogachtend, max lauteslager (psycholoog)

[Nooit een reactie van Jensma ontvangen, maar dat had ik ook niet verwacht, ml.]

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met deze ambities voor ogen zou de Europese voedselsector zich niet langer enkel moeten richten op het veiligstellen van de voedselproductie voor de rest van de wereld,

In het vervolg van zijn betoog hield Jan Anthonie Bruijn de aanwezigen voor dat studenten tot de meest ge­ privilegieerde mensen behoren.. Niet alleen verhoogt het

Voor m ijn w erk volg ik de Britse politiek op de voet, en de Nederlandse politiek staat iets meer op afstand.. Tegelijkertijd krijg je door de afstand ook een

Een ander deel van dat budget wordt gevormd door de tweede pijler: gel­ den uit het GLB die niet direct bij de boeren terechtkomen, maar worden gebruikt voor

Frits Bolkestein brengt de cursisten weer terug naar hun comfort zone door in te gaan op alle vragen op het gebied van nationale en internatio­ nale politiek. Hij

Over tien jaar beoordelen men­ sen de politiek in Nederland, en het ant­ woord zal 'ja’ zijn, maar er zal wel veel voor moeten worden ingeleverd. We krij­ gen er

Griffith heeft dan ook gepleit voor een parlementair onder­ zoek: “Juist omdat met 1CT veel pu­ bliek geld is gemoeid, en de gevolgen van mislukte projecten vaak groot en

Het gaat goed met de VVD in de peilingen, maar het is eigenlijk te mooi om waar te zijn dat de VVD wer­ kelijk de grootste partij van Nederland zou worden.. De politiek is