SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN
1 NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Midro 60 g / 80 g poeder voor oraal gebruik
2 KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING
Midro poeder voor oraal gebruik: 60 g Sennae folium (Sennablad) per zakje van 80 g.
1 g poeder bevat 750 mg Cassia senna L. folium (Sennablad), overeenkomend met 15 mg hydroxyanthraceen glycosiden, berekend als sennoside B.
Voor de volledige lijst van hulpstoffen, zie rubriek 6.1.
3 FARMACEUTISCHE VORM
80 g poeder voor oraal gebruik voor humaan gebruik – oraal gebruik 4 KLINISCHE GEGEVENS
4.1 Therapeutische indicaties
Symptomatische behandeling van occasionele constipatie, uitgezonderd deze van mechanische oorsprong, met een contactlaxantium. Enkel voorzien voor gebruik gedurende korte termijn.
4.2 Dosering en wijze van toediening
De maximale dagelijks dosis van hydroxyanthraceen glycosiden is 30 mg. Dit is gelijk aan 1 maatlepel.
De gepaste individuele dosis is de kleinste dosis nodig om een gladde en zachte stoelgang te produceren.
Volwassenen en kinderen boven de 12 jaar: 1/4 tot 1 maatlepel, éénmaal daags kauwen of met een weinig water innemen, bij voorkeur voor het slapen gaan.
Het is gewoonlijk voldoende om het geneesmiddel tot 2 of 3 maal per week in te nemen.
Niet toedienen aan kinderen beneden de 12 jaar.
Gebruiksduur
Een gebruik langer dan 1 of 2 weken vereist medisch toezicht. Als de symptomen aanhouden tijdens het gebruik van het geneesmiddel, dient de arts of apotheker geraadpleegd worden.
Men moet vermijden laxantia chronisch te gebruiken en tevens de patiënt informeren over de noodzaak om de eetgewoonten aan te passen en eventueel om sommige levensgewoonten te veranderen.
4.3 Contra-indicaties
Overgevoeligheid voor sennablad of voor één van de in rubriek 6.1 vermelde hulpstoffen.
Absolute contra-indicaties: ingeval van intestinale obstructie en stenose, atonie, appendicitis, inflammatoire aandoeningen van het colon (vb. ziekte van Crohn, colitis ulcerosa), abdominale pijnen van ongekende etiologie, ernstige gevallen van dehydratatie met watertekort en elektrolietenuitputting.
Kinderen jonger dan 12 jaar.
Relatieve contra-indicaties: Cardiale decompensatie, nierinsufficiëntie bij bejaarden.
4.4 Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik
Patiënten die hartglycosiden, antiaritmica, geneesmiddelen die een verlenging van het QT- interval induceren, diuretica, adrenocorticosteroïden of zoethout gebruiken, dienen een dokter te raadplegen alvorens gelijktijdig sennabladeren in te nemen.
Zoals alle laxantia, dienen sennabladeren niet ingenomen te worden door patiënten die lijden aan fecale impactie en niet-gediagnosticeerde, acute of blijvende gastro-intestinale klachten, zoals abdominale pijn, misselijkheid en braken, tenzij op doktersadvies, aangezien deze symptomen kunnen wijzen op potentiële of bestaande darmverstopping (ileus).
Als dagelijkse inname van laxantia nodig is, dient de oorzaak van de constipatie onderzocht te worden. Langdurig gebruik van laxantia dient vermeden te worden. Wanneer stimulerende laxantia langer dan een korte behandelperiode worden ingenomen, kan dit leiden tot een verminderde werking van de darmen en afhankelijkheid van laxantia. Geneesmiddelen op basis van sennabladeren dienen enkel gebruikt te worden als er geen therapeutisch effect kan bereikt worden door een verandering in het dieet of door toediening van massavormende middelen.
Wanneer geneesmiddelen op basis van sennabladeren gegeven worden aan incontinente volwassenen dienen de luiers regelmatiger ververst te worden om langdurig contact van de huid met de feces te vermijden.
Patiënten met een nieraandoening dienen bewust te zijn van een mogelijk onevenwicht van de elektrolytenbalans.
4.5 Interacties met andere geneesmiddelen en andere vormen van interactie
Hypokaliëmie (als gevolg van langdurig misbruik van laxantia) versterkt de werking van hartglycosiden en interageert met antiaritmica, met geneesmiddelen die een omkering van het sinusritme induceren (vb. quinidine) en met geneesmiddelen die een verlenging van het QT-interval induceren. Gelijktijdig gebruik met andere geneesmiddelen die hypokaliëmie induceren (zoals diuretica, adrenocorticosteroïden en zoethout) kunnen een onevenwicht van de elektrolytenbalans versterken.
4.6 Vruchtbaarheid, zwangerschap en borstvoeding Zwangerschap
Bij gebruik volgens de aanbevolen dosering zijn er geen meldingen van ongewenste of schadelijke effecten gedurende de zwangerschap en van de foetus.
Hoewel, tengevolge van onderzoeksgegevens betreffende het genotoxisch risico van verschillende anthranoïden, zoals emodine en aloë-emodine, is het gebruik tijdens de zwangerschap niet aanbevolen.
Borstvoeding
Gebruik tijdens de borstvoeding is niet aanbevolen aangezien er onvoldoende gegevens zijn over de excretie van metabolieten in de moedermelk.
Kleine hoeveelheden actieve metabolieten (rheïne) worden afgescheiden in de moedermelk.
Een laxatief effect in zuigelingen is niet gemeld.
4.7 Beïnvloeding van de rijvaardigheid en het vermogen om machines te bedienen Niet van toepassing.
4.8 Bijwerkingen
Overgevoeligheidsreacties (jeuk, netelroos, lokale of algemene exantheem) kunnen voorkomen.
Sennabladeren kunnen abdominale pijn, spasmen en vloeibare stoelgang veroorzaken, in het bijzonder bij patiënten met overgevoelige darmen. Deze symptomen kunnen echter ook
algemeen optreden als een gevolg van een individuele overdosis. In dit geval is een vermindering van de dosis noodzakelijk.
Chronisch gebruik kan leiden tot verstoring van de waterbalans en het elektrolytenmetabolisme. Dit kan resulteren in albuminurie en hematurie.
Daarnaast kan chronisch gebruik pigmentatie van de darmmucosa (pseudomelanosis coli) veroorzaken, die normaal verdwijnt bij het stopzetten van de behandeling.
Gele of roodgele (pH afhankelijk) verkleuring van de urine door metabolieten kan voorkomen gedurende de behandeling. Deze verkleuring is klinisch niet significant.
In geval andere bijwerking optreden dan hierboven vermeld dient een dokter of apotheker geraadpleegd te worden.
Melding van vermoedelijke bijwerkingen
Het is belangrijk om na toelating van het geneesmiddel vermoedelijke bijwerkingen te melden. Op deze wijze kan de verhouding tussen voordelen en risico’s van het geneesmiddel voortdurend worden gevolgd. Beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg wordt verzocht alle vermoedelijke bijwerkingen te melden via: Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten, website: ‘www.fagg.be’.
4.9 Overdosering
De voornaamste symptomen van overdosering/misbruik zijn krampen en hevige diarree met verlies van vocht en elekrolyten. Deze verliezen dienen weer aangevuld te worden. Diarree kan in het bijzonder tot kaliumgebrek leiden, wat op zijn beurt kan leiden tot hartstoornissen en spierasthenie. Dit is voornamelijk het geval wanneer ook tegelijkertijd hartglycosiden, diuretica, adrenocorticosteroïden of zoethout worden ingenomen.
De behandeling moet ondersteund worden met een voldoende inname van vloeistof.
Elektrolyten, en dan vooral kalium, dienen opgevolgd te worden. Dit is vooral belangrijk bij oudere patiënten.
Langdurige inname van overdoses anthranoïdenbevattende geneesmiddelen kunnen leiden tot toxische hepatitis.
5 FARMACOLOGISCHE EIGENSCHAPPEN 5.1 Farmacodynamische eigenschappen
Farmacotherapeutische categorie: contactlaxantia; ATC-code: A06AB06.
1,8-dihydroxyanthraceenderivaten bezitten een laxatief effect. De β-O-gebonden glycosiden (sennosiden) worden niet geabsorbeerd in de dunne darm; zij worden in de dikke darm door bacteriën omgezet naar actieve metabolieten (rheïne-anthrone).
Er zijn twee verschillende werkingsmechanismen:
1. Stimulatie van de darmmotiliteit met versnelde darmtransit tot gevolg
2. Beïnvloeding van het secretieproces door twee gelijktijdige mechanismen, te weten de inhibitie van de absorptie van water en elektrolyten (Na+, Cl-) naar de epitheelcellen van de darm (het antiabsorptief effect) en de toename van de doorlaatbaarheid van de zonula occludens en stimulatie van secretie van water en elektrolyten naar het darmlumen (secretagoog effect) resulterend in gewijzigde concentraties van vocht en elektrolyten in het darmlumen.
Defecatie treedt op na 8-12 uur tengevolge de tijd nodig voor transport naar het colon en metabolisatie tot de actieve component.
5.2 Farmacokinetische eigenschappen
De β-O-gebonden glysosiden (sennosiden) worden niet geabsorbeerd in de bovenste delen van de darmen noch afgebroken door spijsverteringsenzymen. Ze worden omgezet door bacteriën in de dikke darm naar het actieve metaboliet (rheïne-anthrone). De aglyca worden geabsorbeerd in de bovenste delen van de darm. Dierenproeven waarbij radiogelabeld rheïne-anthrone onmiddellijk werden toegediend in het caecum vertoonden een absorptie van < 10%. In contact met zuurstof oxideert rheïne-anthrone tot rheïne en sennidines, die in het bloed terug te vinden zijn voornamelijk onder de vorm van glucuroniden en sulfaten. Na orale toediening van sennosiden worden 3-6 % van de metabolieten uitgescheiden in de urine; sommige worden uitgescheiden via de gal. Het merendeel van de sennosiden (ca. 90
%) worden uitgescheiden in de feces als polymeren (polyquinonen) samen met 2-6% van de onveranderde sennosiden, sennidinen, rheïne-anthronen en rheïne. In humane farmacokinetische studies met poeder van de sennapeulen (20 mg sennosiden), oraal toegediend gedurende 7 dagen, werd een maximale concentratie van 100 ng rheïne/ml aangetroffen in het bloed. Een accumulatie van rheïne werd niet vastgesteld. Actieve metabolieten, zoals rheïne, worden in kleine hoeveelheden doorgegeven met de moedermelk. Dierenproeven tonen aan dat de overdracht van rheïne via de placenta laag is.
5.3 Gegevens uit het preklinische veiligheidsonderzoek
Er zijn geen nieuwe, systematische preklinische testen voor sennabladeren of afgeleide preparaten. De gegevens zijn afgeleid uit onderzoek met sennapeulen. Gezien het spectrum van de samenstelling van sennebladeren en –vruchten vergelijkbaar zijn, kunnen deze gegevens overgezet worden naar sennabladeren. De meeste gegevens zijn beschikbaar van extracten van sennapeulen die 1,4 tot 3,5% anthranoïden bevatten. Dit komt overeen met 0,9 tot 2,3% potentiële rheïne, 0,05 tot 0,15% potentiële aloë-emodine en 0,001 tot 0,006%
potentiële emodine of geïsoleerde actieve bestanddelen, zoals rheïne of sennosiden A en B.
The acute toxiciteit van sennapeulen, bepaalde afgeleide extracten en van sennosiden bij ratten en muizen was laag na orale toediening.
Uit proeven in muizen met parentale toediening wordt afgeleid dat de extracten vermoedelijk een hogere toxiciteit bezitten dan gezuiverde glycosiden, waarschijnlijk ten gevolge van de aanwezigheid van aglyca.
Bij een rattenstudie werden sennapeulen gedurende 90 dagen toegediend aan doses van 100 mg/kg tot 1500 mg/kg. Het geteste preparaat bevatte 1,83% sennosiden A-D, 1,6%
potentiële rheïne, 0,11% potentiële aloë-emodine en 0,014% potentiële emodine. In elke groep werd in kleine mate epitheliale hyperplasie van de dikke darm vastgesteld. Deze was omkeerbaar binnen een herstelperiode van 8 weken. De hyperplastische laesies van het epitheel van de voormaag waren eveneens reversibel. Dosis-afhankelijke tubulaire basofylie en epitheelhypertrofie van de nieren werden waargenomen bij een dosis vanaf 300 mg/kg per dag zonder functionele aantasting. Deze veranderingen zijn ook omkeerbaar. Opslaan van een bruin tubulair pigment zorgde voor een donkere verkleuring van het nieroppervlak en bleef in mindere mate waarneembaar na de herstelperiode. Er zijn geen veranderingen waargenomen in de zenuwplexus van de darm. Een “no-observable-effect-level” (NOEL) kon via deze studie niet bepaald worden.
Een 104 weken durende studie op ratten van beide sexes bracht geen carcinogene effecten aan het licht bij orale toediening van dezelfde sennapeulpreparaten tot 300 mg/kg.
Daarnaast was bij orale toediening van een specifiek senna extract gedurende 2 jaar niet carcinogeen bij mannelijke of vrouwelijke ratten. Het onderzochte extract bevatte ongeveer 40,8% anthranoïden waarvan 35% sennosiden, wat overeenkomt met ongeveer 25,2%
potentieel rheïne, 2,3% potentieel aloë-emodineen en 0,007% potentieel emodine en 142 ppm vrij aloë-emodine en 9 ppm vrij emodine.
Verder gaven studies van 2 jaar op mannelijke en vrouwelijke ratten en muizen met emodine geen bewijs van carcinogene activiteit voor mannelijke ratten en vrouwelijke muizen, en een dubbelzinnig bewijs voor vrouwelijke ratten en mannelijke muizen.
Sennosiden gaven geen specifieke toxiciteit bij proeven gedurende 4 weken in honden bij doses tot 500 mg/kg en gedurende 6 maanden bij ratten bij doses tot 100 mg/kg.
Er is geen bewijs voor enig embryolethale, teratogenische of foetotoxische werking bij ratten of konijnen na orale toediening van sennosiden. Er was daarenboven geen effect op de postnatale ontwikkeling van jonge ratten, op fokgedrag van moederdieren of op de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid van ratten. Gegevens voor kruidenpreparaten zijn niet beschikbaar.
Een extract en aloë-emodine waren mutageen bij in vitro testen, sennoside A, B en rheïne waren negatief. Uitgebreide in vivo testen van een bepaald extract van sennapeulen waren negatief.
Het gebruik van laxantia als risicofactor bij colorectale kanker (CRK) is onderzocht in bepaalde klinische proeven. Sommige studies onthulden een risico voor CRK geassocieerd met het gebruik van anthraquinone-bevattende laxantia, sommige studies deden dit niet. Er is echter ook een risico gevonden voor constipatie zelf en de onderliggende voedingsgewoontes. Verder onderzoek is nodig om het carcinogeen risico definief te bepalen.
6 FARMACEUTISCHE GEGEVENS 6.1 Lijst van hulpstoffen
Carvi fructus (karwijvrucht), Menthae pipertae folium (pepermuntblad), Liquiritae radix (zoethoutwortel), Calcatrippae flos (wilde ridderspoorbloem) en Malvae sylvestris flos (kaasjeskruidbloem).
6.2 Gevallen van onverenigbaarheid Niet van toepassing.
6.3 Houdbaarheid 3 jaar.
6.4 Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren Bewaren beneden 30°C.
6.5 Aard en inhoud van de verpakking
Zak met 80 g poeder voor oraal gebruik. Aan de verpakking is een maatlepel toegevoegd.
6.6 Speciale voorzorgsmaatregelen voor het verwijderen en andere instructies
Alle ongebruikte producten of afvalmaterialen dienen te worden vernietigd overeenkomstig lokale voorschriften.
7 HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN KELA Pharma nv
Industriepark West 68 B-9100 Sint-Niklaas
8 NUMMER(S) VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN BE109322
AFLEVERINGSWIJZE Vrije aflevering
9 DATUM VAN DE EERSTE VERLENING VAN DE VERGUNNING/VERLENGING VAN DE VERGUNNING
Hernieuwing van de vergunning: 24/10/2008 10 DATUM VAN HERZIENING VAN DE TEKST
11/2014.