• No results found

Halle, Fabriekstraat 2 Fase 1

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Halle, Fabriekstraat 2 Fase 1"

Copied!
39
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Halle, Fabriekstraat 2

Fase 1

Nota Proefsleuvenonderzoek

Auteurs:

Jessica Siemons Jonathan Huizer

Autorisatie:

B.A.T.M. Weekers-Hendrikx (OE/ERK/Archeoloog/2016/00095)

(2)

2

Colofon

VEC Nota 671

Halle – Fabriekstraat 2 (Fase 1) Nota proefsleuvenonderzoek

Vlaams Erfgoed Centrum bvba Auteurs: J. Siemons & J. Huizer

Archeologienota ID 7155

In opdracht van: Stad Halle

Foto’s en tekeningen: Vlaams Erfgoed Centrum, tenzij anders vermeld

© Vlaams Erfgoed Centrum bvba, Geel, november ’19

Niets uit deze uitgave mag vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of welke wijze dan ook zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van Vlaams Erfgoed Centrum bvba.

Vlaams Erfgoed Centrum bvba aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek

ISSN 2506-7486

Vlaams Erfgoed Centrum Liesdonk 5

2440 Geel

Tel + 32 (0)16 39 47 96 info@vlaamserfgoedcentrum.be www.vlaamserfgoedcentrum.be

(3)

Halle, Fabriekstraat 2

3 Inhoud

1 Inleiding 5

1.1 Algemeen 5

1.2 Administratieve gegevens 5

1.3 Archeologische voorkennis en maatregelen 8

1.4 Doelstelling en onderzoeksvragen 9

1.5 Huidig gebruik en verstoringen 10

1.6 Beschrijving van de geplande werken 13

2 Werkwijze en onderzoeksstrategie 14

2.1 Strategie 14

2.2 Methodiek tijdens het veldwerk 17

3 Assessmentrapport 18

3.1 Methoden, technieken en criteria bij het assessment 18

3.2 Aardkundige beschrijving (J. Huizer) 18

3.3 Assessment van de sporen 20

3.4 Assesment van de vondsten 24

4 Besluit 25

4.1 Assessment van het onderzochte gebied 25

4.2 Bepaling van vervolgonderzoek 27

5 Samenvatting 27

Literatuur 28

Geraadpleegde websites 28

Bijlage 1 Plannenlijst 28

Bijlage 2 Fotolijst 29

Bijlage 3 Tekeninglijst 30

Bijlage 4 Sporenlijst 30

Bijlage 5 Gedetailleerde sporenkaarten 30

Bijlage 6 Vlak- en maaiveldhoogtes 32

Bijlage 7 Beschrijving referentieprofiel 34

Bijlage 8 Afkortingen in de database 38

(4)

4

Tabel 1. Overzicht van de verschillende (pre)historische perioden.

Periode Tijd in jaren

Nieuwste tijd: 19e E - heden

Nieuwe tijd: 16e E - 18e E na Chr.

Middeleeuwen: 5e E - 15e E na Chr.

Late Middeleeuwen 13e E - 15e E na Chr.

Volle Middeleeuwen 10e E - 12e E na Chr.

Vroege Middeleeuwen C / Karolingische periode 8e E - 9e E na Chr.

Vroege Middeleeuwen B / Merovingische periode 6e E - 8e E na Chr.

Vroege Middeleeuwen A / Frankische periode 5e E - 6e E na Chr.

Romeinse tijd: 57 voor Chr. - 402 na Chr.

IJzertijd: 800 - 57 voor Chr.

Late IJzertijd 250 - 57 voor Chr.

Midden-IJzertijd 475/450 - 250 voor Chr.

Vroege IJzertijd 800 - 475/450 voor Chr.

Bronstijd: 2100/2000 - 800 voor Chr.

Neolithicum (Jonge Steentijd): 5300 - 2000 voor Chr.

Finaal-Neolithicum 3000 - 2000 voor Chr.

Laat-Neolithicum 3500 - 3000 voor Chr.

Midden-Neolithicum 4500 - 3500 voor Chr.

Vroeg-Neolithicum 5300 - 4800 voor Chr.

Mesolithicum (Midden-Steentijd): ca. 9500 - 4000 voor Chr.

Paleolithicum (Oude Steentijd): tot 10 000 voor Chr.

Bron: Onderzoeksbalans Vlaanderen

(5)

Halle, Fabriekstraat 2

5 1 Inleiding

1.1 Algemeen

In opdracht van Stad Halle heeft het Vlaams Erfgoed Centrum in maart 2018 een archeologienota opgesteld van de locatie Halle, Fabriekstraat 21 (ID 7155). Hierin werd een landschappelijk booronderzoek in combinatie met metaaldetectie geadviseerd. Aan de hand van de landschappelijke boringen werd een proefsleuvenonderzoek geadviseerd (afb. 1 en 2).Gezien de aanwezige verharding op het terrein tijdens het booronderzoek, is de metaaldetectie gecombineerd met het proefsleuvenonderzoek. De onderzoeken zijn uitgevoerd naar aanleiding van de voorgenomen uitbreiding van het bestaande politiegebouw.

Het proefsleuvenonderzoek zal in twee fases uitgevoerd worden. Deze nota zal uitsluitend gaan over fase 1(afb. 3). Fase 1 van het proefsleuven onderzoek is uitgevoerd op donderdag 17 oktober 2019 door Jessica Siemons (veldwerkleider), Michiel De Wachter(assistent-archeoloog) van het Vlaams Erfgoed Centrum en Wouter Vennekes (uitzendkracht, veldmedewerker). De graafmachine werd geleverd door firma Van Eycken Transport bvba. Controle en coördinatie van de velddocumentatie is uitgevoerd door Jan Willem Beestman.

Het archeologisch onderzoek stond onder toezicht van Marc Brion/Ine Leonard (Onroerend Erfgoed provincie Vlaams-Brabant).

De documentatie die tijdens de archeologische prospectie is verzameld, wordt bewaard bij Vlaams Erfgoed Centrum bvba.

1.2 Administratieve gegevens

Uitgevoerde fasen binnen nota: Proefsleuvenonderzoek (archeologisch vooronderzoek met ingreep in de bodem)

Aanleiding: Uitbreiding van bestaand politiegebouw

Locatie: Fabriekstraat 2

Plaats: Halle

Gemeente: Halle

Provincie: Vlaams-Brabant

Kadastrale gegevens: Gemeente Halle, afdeling 1, sectie F, nummer 139H.

Diepte bodemverstoring Maximum 3,95m –mv.

Oppervlakte plangebied 7629 m2 / 0,76 ha

Oppervlakte onderzoeksgebied 5232m2/ 0,52 ha Coördinaten (bounding box; Lambertcoördinaten

(EPSG:31370)

140.059,3 / 158.365,6 140.113,6 / 158.412,5 140.194,2 / 158.327,0 140.130,7 / 158.294,3

Projectcode 2019I382

2017K228 (bureauonderzoek)

VEC-projectcode: HALE2-19/ 4210540

ID archeologienota ID 7155

Auteurs: J. Siemons (veldwerkleider)

J. Huizer (aardkundige)

Projectmedewerker(s): J. Siemons (veldwerkleider)

M. De Wachter (archeoloog-assistent) W. Vennekes (veldmedewerker)

Autorisatie: B. Weekers-Hendrikx (erkende archeoloog,

1 Schoups, 2018.

(6)

6

OE/ERK/Archeoloog/2016/00095)

Begindatum onderzoek: 17 oktober 2019

Einddatum onderzoek: 17 oktober 2019

Beheer en plaats documentatie: Vlaams Erfgoed Centrum Liesdonk 5

2440 Geel

Relevante thesaurustermen: Archeologische vooronderzoek met ingreep in de bodem;

Archeologische waarde; Metaaldetectie

Afb. 1. Locatiekaart van het plangebied te Halle.

(7)

Halle, Fabriekstraat 2

7 Afb. 2. Aanduiding van het uit te voeren archeologisch onderzoek.

Afb. 3. Plangebied opgedeeld in fases.

(8)

8

1.3 Archeologische voorkennis en maatregelen

In maart 2018 heeft het Vlaams Erfgoed Centrum een archeologienota opgesteld van de locatie Halle, Fabriekstraat 2(ID 7155). Hierin werd een landschappelijk booronderzoek in combinatie met metaaldetectie geadviseerd. Aan de hand van de boringen werd een proefsleuvenonderzoek met metaaldetectie geadviseerd (afb. 2).

Uit het bureauonderzoek2 is gebleken dat eventuele resten vanaf het Neolithicum tot de Middeleeuwen manifesteren zich in een eventueel sporenniveau. Een eventueel sporenniveau is het beste zichtbaar vanaf de mogelijk aanwezige B horizont. Mogelijk waren de hoger gelegen gebieden ten noorden van het plangebied in deze periodes interessanter voor bewoning. Sporen en resten van andere activiteiten kunnen echter niet uitgesloten worden. Daarnaast situeren de enige meldingen van vondsten uit deze periodes zich binnen het huidige stadscentrum, in de Zennevallei. Hierdoor wordt de verwachting aan archeologische resten vanaf het Neolithicum tot de Middeleeuwen eveneens hoog ingeschat.

Op het historisch kaartmateriaal is geen bebouwing aanwezig, maar het plangebied bevindt zich tussen een Frans legerkamp en een verdedigingslinie van het geallieerde Wellingtonleger uit 1691. Binnen het plangebied kunnen dus mogelijk nog restanten aangetroffen worden van de belegering van Halle in mei 1691. Deze resten kunnen bestaan uit musketkogels en andere metalen objecten die zich in de bouwvoor bevinden.

Een landschappelijk booronderzoek werd door het Vlaams Erfgoed Centrum uitgevoerd op 2 mei 2019 (afb.

4). Het ging om 7 boringen op een grid van 30x30m. Het booronderzoek heeft binnen het plangebied aangetoond dat er sprake is van een deels intact gebleven natuurlijke bodemopbouw onder opgehoogde of verstoorde grond. Het terrein ligt op een helling. Afgaande op de boorbeschrijvingen is het terrein enigszins opgehoogd. Overal is een Bt-horizont aanwezig. Er is echter geconstateerd dat in boring 2 t/m 7 deze horizont is afgetopt. In een van de boringen (boring 3) is het materiaal aanwezig dat eveneens bovenin de redelijk intacte Bt-horizont van boring 1 aanwezig is, maar dan verstoord. Mede op basis daarvan is geconcludeerd dat in de overige boringen het bodemprofiel tenminste twintig centimeter moet zijn onthoofd. De hoge indicatieve archeologische verwachting voor archeologische resten uit het Laat- Paleolithicum en Mesolithicum kan naar beneden worden bijgesteld, omdat de oorspronkelijke bodemopbouw in het algemeen afgetopt en/of verstoord is. In principe kunnen er nog wel nog archeologische resten aanwezig zijn uit de jongere periodes (Neolithicum – Nieuwe Tijd).3

2 Schoups en Bavel, 2018.

3 Schoups en Wijnen, 2019.

(9)

Halle, Fabriekstraat 2

9 Afb. 4. Overzichtsplan van de variatie in aardkundige opbouw en bodemontwikkeling en –conservering,

weergegeven op de een luchtfoto uit 2019 (Luchtfoto Vlaanderen, winter 2019 – kleur, bron:

Agentschap Informatie Vlaanderen).

1.4 Doelstelling en onderzoeksvragen

Het proefsleuvenonderzoek heeft tot doel om de verwachting opgesteld tijdens het bureauonderzoek te toetsen, en indien de aanwezigheid van sporen kan worden gestaafd een waardering aan de vindplaats geven.

In het Programma van Maatregelen4 werden de volgende onderzoeksvragen opgesteld voor het proefsleuvenonderzoek:

 Welke zijn de waargenomen horizonten in de bodem, beschrijving + duiding? Komt dit overeen met de vaststellingen uit het booronderzoek?

 Waardoor kan het ontbreken van een horizont verklaard worden?

 Zijn er sporen aanwezig? Zo ja, geef een beknopte omschrijving.

 Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen?

 Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?

 Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren?

 Behoren de sporen tot één of meerdere periodes?

 Kan op basis van het sporenbestand in de proefsleuven een uitspraak worden gedaan over de aard en omvang van occupatie?

4 Schoups en Bavel, 2018a.

(10)

10

 Zijn er indicaties (greppels, grachten, lineaire paalzettingen, …) die kunnen wijzen op een inrichting van een erf/nederzetting?

 Zijn er indicaties voor de aanwezigheid van funeraire contexten? Zo ja;

- Hoeveel niveaus zijn er te onderscheiden?

- Wat is de omvang?

- Komen er oversnijdingen voor?

- Wat is het, geschatte, aantal individuen?

 Wat is de relatie tussen de bodem en de archeologische sporen?

 Wat is de relatie tussen de bodem en de landschappelijke context (landschap algemeen, geomorfologie, …)?

 Is er een bodemkundige verklaring voor de gedeeltelijke afwezigheid van archeologische sporen?

Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

 Kunnen archeologische vindplaatsen in tijd, ruimte en functie afgebakend worden (incl. de argumentatie)?

 Wat is de vastgestelde en verwachte bewaringstoestand van elke archeologische vindplaats?

 Wat is de waarde van elke vastgestelde archeologische vindplaats?

 Wat is de potentiële impact van de geplande ruimtelijke ontwikkeling op de waardevolle archeologische vindplaatsen?

 Welke vraagstellingen zijn voor vervolgonderzoek relevant?

1.5 Huidig gebruik en verstoringen5

Het plangebied ligt aan de Fabrieksstraat , die het gebied aan de zuidoost zijde begrenst. Het plangebied bestaat uit één perceel, F139H. Het perceel is ongeveer 7600 m2 groot .

Volgens het gewestplan bevindt het plangebied zich in een zone voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut. Het plangebied is reeds bebouwd. Er zijn twee gebouwen gelegen binnen het plangebied. In het noorden is het eerste gebouw gelegen. De bodemverstoring ter hoogte van dit gebouw is onbekend, maar vermoedelijk dient er rekening gehouden te worden met een verstoring tot minstens 80cm-mv.

In het zuiden van het plangebied is een politiegebouw gelegen. Dit gebouw is volledig onderkelderd. De bestaande kelder reikt tot een diepte van ongeveer 2,55m -mv (afb. 5).

Een deel van het plangebied is verhard. De verharde zone verbindt de twee gebouwen met elkaar en met de weg. Uit de resultaten van de boringen in het kader van de bodemsanering kan afgeleid worden dat de bodem ter hoogte van de verharding tussen 30cm –mv en 50cm –mv verstoord is. In het noordwesten van het plangebied is een oud tennisveld gelegen. Hier kan vermoedelijk uitgegaan worden van een minimumverstoring tot 30cm –mv.

De riolering ter hoogte van het politiegebouw wordt op afbeelding 5 aangeduid met een punt-stippelijn. Op deze afbeelding staan ook de dieptes aangegeven van de verschillende putten. De diepte van de bestaande riolering varieert tussen 1m –mv (op het terrein) en 3m –mv (aan de straatkant).

5 Schoups, 2018.

(11)

Halle, Fabriekstraat 2

11 Afb. 5. Plan van de kelder en de riolering van het bestaande politiegebouw.

In 2014 werd een bodemsanering uitgevoerd binnen het plangebied (afb. 6). Het betreft een gemengd overwegend historische verontreiniging met minerale olie en BTEX en MTBE in het vaste deel van de aarde en het grondwater. De terugsaneerwaarden in het vaste deel van de aarde en het grondwater zijn de risicogrenswaarden. De werken omvatten een verwijdering van de verontreiniging door afgraving van de verontreiniging in het vaste deel van de bodem tot de risicogrenswaarden waar mogelijk, gevolgd door een actieve grondwaterontrekking en bodemluchtextractie. Om de uitvoering van de graafwerken mogelijk te maken werden in de eerste plaats de aanwezige verhardingen verwijderd. Bij het verwijderen van de verhardingen werd duidelijk dat de fundering van de zendmast groter was dan voorzien en dit gevolgen zou hebben voor de ontgraving. Tijdens het verwijderen van de verharding werd er een elektriciteitskabel beschadigd. Aangezien er een riolering aanwezig was in de te ontgraven zone werd deze tijdelijk omgelegd.

Ter hoogte van de ondergrondse tanks werden de bomen verwijderd. Hiervoor werd een kapvergunning aangevraagd buiten het bodemsaneringsproject om. Verder werden de bestaande tanks in het plangebied gereinigd en ontgast. Aangezien het niet meer duidelijk was welke nu de benzinetank was, werd beslist om beide tanks opnieuw te reinigen.

Aangezien de grondwaterstand op het terrein zich bevindt op een diepte van 7,5m -mv diende het grondwater niet verlaagd te worden en kon meteen gestart worden met de ontgraving van de verontreinigde grond.

Er dient opgemerkt te worden dat tijdens het beschrijvend bodemonderzoek en de aanvullende onderzoeksverrichtingen in het kader van het bodemsaneringsproject enkel verontreiniging in het vaste

(12)

12

deel van de aarde werd vastgesteld op grotere diepte, namelijk van 5 tot 10m-mv. In de bovenste 5m werd geen verontreiniging vastgesteld. In het bodemsaneringsproject werd echter toch beslist om te ontgraven tot een diepte van 4m -mv aangezien toch verwacht werd dat ook hier verontreiniging zou aanwezig zijn. Dit bleek ook het geval, waardoor nu gesteld kan worden dat er zich ook een verontreiniging bevindt op een diepte van 0,4 – 5m –mv.6

Afb. 6. Locatie bodemsanering (aanduiding afgegraven zones in het geel).

In het kader van het onderzoek zijn gegevens met betrekking tot de aanwezigheid van ondergrondse kabels en leidingen opgevraagd bij het KLIP. Langs de straatkant van het gebouw ligt een gasleiding en een waterleiding. Achter het gebouw ligt dezelfde waterleiding wars over het plangebied. Ook was bekend via de opdrachtgever dat er een kabel van defensie in het midden van het plangebied lag. Hierdoor moesten een aantal proefsleuven worden ingekort of laten vervallen en is er een extra sleuf voorzien (afb. 7.) De proefsleuf onderin is vervallen omdat er teveel leidingen aanwezig waren waardoor het oppervlak te klein was om een proefsleuf aan te leggen. Ook zal de bodem hier zeer waarschijnlijk verstoord zijn door de aanleg van deze leidingen.

6 ABO. 2014.

(13)

Halle, Fabriekstraat 2

13 Afb. 7. Aangepast puttenplan op de KLIP.

1.6 Beschrijving van de geplande werken7

Het doel van de geplande werken is om het bestaande politiegebouw uit te breiden met een nieuwbouwvleugel (afb. 8). Dit nieuwe deel wordt net zoals het bestaande gebouw volledig onderkelderd.

De nieuwe kelder zal ook aangesloten worden op de bestaande. Om dit te realiseren dient de bodem tot een diepte van ongeveer 3m –mv uitgegraven te worden.

De bestaande verhardingen zullen opgebroken en heraangelegd worden. Op deze manier wordt de verharde zone uitgebreid, zodat er meer parkeerplaatsen voorzien kunnen worden. Ter hoogte van de verharde zones wordt de bodem tot een diepte van ongeveer 60cm –mv uitgegraven worden. Het gebouw in het noorden van het plangebied zal deels worden afgebroken, zodat ook op deze locatie parkeerplaatsen voorzien kunnen worden.

7 Schoups, 2018.

(14)

14

Afb. 8. Plan van de toekomstige toestand binnen het plangebied.

De geplande riolering zal op een diepte tussen 0,8m -mv en 2,4m –mv komen te liggen en de nutsleidingen komen op een diepte van 0,8m –mv te liggen. De locatie van de riolering is zichtbaar op afbeelding 5. De locatie van de nutsleidingen is echter nog niet gekend.

Verder worden er ook een hemelwaterput, twee pompputten en een inspectieput geplaatst. De hemelwaterput krijgt een diepte van 3,3m –mv, de pompputten zullen tot een diepte van 3,95m –mv reiken en de inspectieput krijgt een diepte van 0,8m –mv.

De consequentie van de voorgenomen ingreep kan zijn dat eventuele aanwezige waardevolle archeologische resten in de ondergrond worden aangetast.

2 Werkwijze en onderzoeksstrategie 2.1 Strategie

Het onderzoek is uitgevoerd conform de Code van Goede Praktijk en de bepalingen uit het programma van maatregelen. Voor de start van het proefsleuvenonderzoek is een melding van aanvang gedaan (ID 2569) bij het agentschap Onroerend Erfgoed. Tevens is een projectcode aangevraagd in het archeologieportaal (2019I382)

Om een betrouwbaar beeld te kunnen vormen van de aanwezige archeologie binnen het plangebied, diende een oppervlakte van ongeveer 12,5% worden onderzocht door middel van proefsleuven en kijkvensters. Er is gekozen voor dit percentage omdat op die manier genoeg oppervlakte onderzocht kon worden om een goede archeologische verwachting te bekomen van het plangebied. Naast de sleuven, die 10% van de

(15)

Halle, Fabriekstraat 2

15 oppervlakte beslaan, is er ruimte voorzien voor 2,5% in de vorm van kijkvensters, dwarssleuven of volgsleuven.

Het proefsleuvenonderzoek zal uitgevoerd worden in meerdere fasen. In de nu onderzochte eerste fase waren één proefsleuf met een afmeting van 2 x 70m, twee met een afmeting van 2 x 25m en één met een afmeting van 2x20m gepland. Zoals eerder vermeld zal de sleuf van 2x20m vervallen door de aanwezigheid van leidingen die in nog in gebruik zijn. De totale oppervlakte van het onderzoeksgebied van fase 1 is 2461

m2. De zones die niet opgegraven kunnen worden door de aanwezigheid van leidingen hebben samen een ongeveer totale oppervlakte van 950 m2.In totaal wordt er met de geplande sleuven dan 240 m2 van de 1511m2 opgegraven (afb. 9).

De latere fase bestaat uit drie sleuven. Deze fase zal pas kunnen plaatsvinden wanneer de werken op het terrein van fase 1 grotendeels voltooid zijn. Dit komt omdat er op een gedeelte een ketenpark komt. De stabiliteit van de bodem zou na het graven van de sleuf niet meer voldoende zijn voor het ketenpark. Ook moet de verharding en parking nog behouden blijven in functie van de bouwput. De totale oppervlakte van het onderzoeksgebied van fase 2 is 2771 m2(inclusief verstoorde delen).

Afb. 9. Aangepast puttenplan fase 1.

De zone waarin het proefsleuvenonderzoek werd uitgevoerd betrof een grasveld, een asfalt parking en een verharde oprit (afb. 10-11). De proefsleuven konden ondanks dit grotendeels volgens plan aangelegd worden. De lange sleuf is onderbroken voor de oprit. Naast deze is een extra sleufje aangelegd ter compensatie. Hierdoor kon een beter overzicht van de mogelijke archeologische sporen bekomen worden.

In totaal werd ca. 222 m2 van het terrein onderzocht (afb. 12). Dit komt neer op ca. 14,5% van 1511 m2.

(16)

16

Afb. 10. Zicht op de asfaltparking in het noorden met onderin de oprit.

Afb. 11. Zicht op het grasveld in het zuiden met links de oprit.

(17)

Halle, Fabriekstraat 2

17 Afb. 12. Overzicht van de aangelegde proefsleuven fase 1.

2.2 Methodiek tijdens het veldwerk

Het archeologische vlak is onder begeleiding van de veldwerkleider machinaal aangelegd door een kraan op rupsbanden met een gladde bak. Het vlak is ter plaatse van de sporen en selectief in de lege zones manueel opgeschaafd om de leesbaarheid te bevorderen. Het gehele terrein en het stort van de proefsleuven zijn met behulp van een metaaldetector onderzocht. Hierna zijn het vlak en de sporen digitaal ingemeten en uitvoerig beschreven (spoornummer, vorm, soort, kleur, samenstelling) met behulp van een Global positioning system (GPS).

Om een indruk te krijgen van de aard en conservering zijn enkele grondsporen met de hand gecoupeerd.

Alle antropogene sporen zijn in het vlak gefotografeerd en de gecoupeerde sporen zijn gefotografeerd, getekend (schaal 1:20) en beschreven.

Om de bodemopbouw te bestuderen zijn er twee diepe profielkolommen aangelegd (afb. 13). De profielkolommen zijn handmatig opgeschaafd en vervolgens ingekrast. De kolommen zijn bestudeerd door een aardkundige. De lithologische lagen zijn gedocumenteerd, alsook de archeologisch relevante lagen zoals vegetatiehorizonten, cultuurlagen en sporen. Alle lagen zijn beschreven op textuur, kleur en bodemkundige verschijningen.

(18)

18

Afb. 13. Locatie van de profielkolommen.

3 Assessmentrapport

3.1 Methoden, technieken en criteria bij het assessment

Gezien de afwezigheid van archeologisch aangetroffen sporen zijn er geen stalen genomen. Zodoende ontbreekt een assessment van de stalen. Een assessment van het vondstmateriaal zal beperkt zijn tot één metaalvondst, gevonden tijdens de metaaldetectie. Er is geen specialist gecontacteerd omwille van de aard van de vondst. Het assessment van de sporen werd uitgevoerd op basis van de digitale plannen en coupetekeningen, de foto’s en de spoorbeschrijvingen. Deze gegevens werden bestudeerd in relatie tot historisch kaartmateriaal en luchtfoto’s.

3.2 Aardkundige beschrijving (J. Huizer)

Tijdens het veldwerk zijn er twee profielen opgeschaafd en gedocumenteerd. Deze zijn beschreven op lithologie, sedimentologie en bodemvorming. De bodems zijn beschreven per onderscheiden hoofd- en subhorizont. Van elk profiel is, indien nodig, het koolzure kalkgehalte bepaald met behulp van een 10%

zoutzuuroplossing. Daarnaast zijn, indien aanwezig, sedimentaire structuren beschreven.

De X- en Y-coördinaten zijn ingemeten met een Global positioning system (GPS) met een nauwkeurigheid van 1 cm (planimetrie in Lambertcoordinaten (EPSG:31370). De Z-coordinaten zijn tevens tot op 1 cm nauwkeurig bepaald, op basis van de Tweede Algemene Waterpassing.

Geologische en bodemkundige schets

Het plangebied bevindt zich in de geografische streek de Leemstreek. Op ongeveer 150m ten zuiden van het plangebied stroomt de Groebengracht. De ouderdom van deze gracht is niet bekend. Op ongeveer 450m ten zuidoosten van het plangebied mondt deze gracht uit in de Zenne. Het plangebied ligt dus in de omgeving van de samenvloeiing van het dal van de Groebengracht en de Zenne.

(19)

Halle, Fabriekstraat 2

19 Volgens de Tertaire kaart (65 tot 1,7 miljoen jaar geleden) zijn de Paleozoïsche gesteenten ontsloten in de omgeving van het plangebied. Deze bestaan uit afzettingen van het Siluur, Ordovicium en/of Cambrium (542-416 miljoen jaar geleden).

Deze afzettingen werden volgens de Quartair geologische kaart afgedekt door eolische afzettingen uit het Weichseliaan (Laat-Pleistoceen) en mogelijk uit het Vroeg-Holoceen. Deze Laat-Pleistocene eolische afzettingen bestaan uit Loessleem. Door een algemene zeespiegeldaling kwamen, tijdens de Weichsel ijstijd, grote delen van de Noordzee droog te liggen. Ter hoogte van Scandinavië heerste op dit moment een lagedrukgebied, waardoor er sterke noordwestelijke winden voorkwamen in onze streken. Deze winden herwerkten de sedimenten van het Noordzeebekken en transporteerden ze naar het oosten. Het zandige materiaal werd getransporteerd door middel van saltatie, terwijl het siltige materiaal, met een kleinere korrelgrootte, door de wind werd opgewerveld en zo verder landinwaarts getransporteerd kon worden.

Volgens de bodemkaart komt binnen het plangebied een droge leembodem voor. Het gaat om een Aba1 bodem. Het type Aba1heeft een textuur B horizont of met weinig duidelijke kleur B horizont. De variant die hier voorkomt is dat het een A-horizont heeft die minder dan 40 cm is.

Landschappelijk Booronderzoek

Het landschappelijk bodemonderzoek heeft binnen het plangebied aangetoond dat er sprake is van een deels intact gebleven natuurlijke bodemopbouw. Overal is een Bt-horizont aanwezig. Er is echter geconstateerd dat in boring 2 t/m 7 deze horizont is afgetopt. In een van de boringen (boring 3) is het materiaal aanwezig dat bovenin de redelijk intacte Bt-horizont van boring 1 aanwezig is, maar dan verstoord. Mede op basis daarvan is geconcludeerd dat in de overige boringen het bodemprofiel tenminste 20 centimeter moet zijn onthoofd. De hoge indicatieve archeologische verwachting voor archeologische resten uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum kon naar beneden worden bijgesteld omdat de oorspronkelijke bodemopbouw in het algemeen afgetopt is en/of verstoord is. De hoge archeologische verwachting voor archeologische resten uit de periode Neolithicum - Nieuwe tijd kon worden behouden.

Bodemopbouw in het projectgebied

Het plangebied bestaat uit een droge leembodem waarbij de natuurlijke bodemopbouw deels bewaard is gebleven. De profielen die tijdens de proefsleuven zijn gezet tonen een gelijkaardige bodemopbouw als tijdens het booronderzoek (boring 5). Het ging om opgebrachte en/of verstoorde grond met daaronder een afgetopte droge leembodem met textuur B horizont in Formatie van Gembloux, Lid van Brabant . In werkput 1 (profiel 1.1) is de A-horizont gerommeld of verstoord en op plaatsen opgehoogd (afb. 14). Onder dit pakket was de Bt-horizont aanwezig op ongeveer 70-80 cm diepte. Dit geldt ook voor het zuiden van werkput 2 en werkput 3. In werkput 2 (profiel 2.1)was de A-horizont compleet verdwenen door de verstoring van de asfalt parking (afb. 14). De Bt-horizont bevond zich onder de asfalt parking op een diepte van ongeveer 30-40 cm. Dit geldt ook voor werkput 4. De C-horizont is niet aangetroffen, deze zat nog dieper dan 1,5 meter. Over het algemeen was de top van de bodem dus verstoord en is hierdoor op de meeste plaatsen ook de Bt-horizont afgetopt. Dit kan de afwezigheid van archeologisch relevante sporen verklaren.

De referentieprofielen vertonen de volgende profielopbouw (afb. 14):

Profiel 1.1

S1000 LZ1, donker bruin:bouwvoor (Aph-horizont) S999 LZ1, bruin: opgebrachte grond (Recent)

S1001 LZ1, donker grijsbruin: verstoord restant A-horizont (verstoorde A-horizont) S999 LZ1, licht bruin: verstoring (Recent)

S5000 LZ1, witbruin gevlekt: kleirijke inspoelingslaag (Bt-horizont)

Profiel 2.1

S999 LZ1, asfalt met steenslag (Recent) S999 LZ1, grijs: ophoging (Recent)

S5000 LZ1, geelbruin: kleirijke inspoelingslaag (Bt-horizont)

(20)

20

Afb. 14. Profielen 1.1(links) en 2.1(rechts).

Conclusie

Het plangebied betreft een droge leembodem. Het archeologische niveau lag in het zuiden tussen de 70 en 75 cm onder het maaiveld aan de top van de Bt-horizont. Onder de asfalt parking lag het archeologisch niveau op ongeveer 30- 40 cm, aan de top van de B-horizont. Volgens de bodemkaart komt binnen het plangebied een droge leembodem met een textuur B-horizont voor. Het gaat om een Aba1 bodem. Zowel in het landschappelijk booronderzoek als het proefsleuvenonderzoek komt dit bodemtype overeen. Het bodemprofiel was aan de top verstoord en de Bt-horizont was overal afgetopt.

3.3 Assessment van de sporen

Tijdens het proefsleuvenonderzoek zijn in totaal vijf sporen geregistreerd. Deze zijn geïnterpreteerd als natuurlijke verkleuringen (NV) of recente verstoringen (REC) (afb. 15). In bijlage 4 is de sporenlijst terug te vinden. De gedetailleerde sporenkaarten en vlakhoogtekaarten zijn ondergebracht in de bijlagen 5 en 6.

In alle werkputten werden in het vlak geen archeologisch relevante sporen aangetroffen. Hierdoor werden er ook geen kijkvensters aangelegd maar werd wel een extra proefsleufje aangelegd, nummer 3.

De natuurlijke sporen die in het vlak zijn aangetroffen en direct als natuurlijk zijn herkend, hebben steeds het spoornummer 998 (NV) gekregen. Deze natuurlijke sporen behelzen dierengangen of –holen en plantaardige verstoringen zoals boomvallen en wortelgangen. Deze sporen zijn te herkennen door een onregelmatige aflijning in het vlak en vaak de oorspronkelijke bodemvorming als vulling. De recente verstoringen hebben steeds het spoornummer 999(REC) gekregen. De recente verstoringen konden in het vlak herkend worden aan de grijze vulling en de opvulling van puin (afb. 16-18)

(21)

Halle, Fabriekstraat 2

21 Afb. 15. Allesporenkaart van het proefsleuvenonderzoek.

(22)

22

Afb. 16. Vlakfoto van de recente verstoring in werkput 1.

(23)

Halle, Fabriekstraat 2

23 Afb. 17. Vlakfoto van de recente verstoring in werkput 3.

(24)

24

Afb. 18. Vlakfoto van de recente verstoring van de asfalt pakring in werkput 4.

3.4 Assesment van de vondsten

In totaal werd er één vondstnummer uitgedeeld. Het betreft een metalen object dat aangetroffen werd door middel van metaaldetectie. Deze vondst wordt weergegeven in tabel 2.

Vondstnummer Materiaal Determinatie Verzamelwijze Datum

1 Metaal Onbepaald metaaldetectie 17-10-2019

Tabel 2. Resultaten metaaldetectie.

(25)

Halle, Fabriekstraat 2

25 Geen van de vondsten aangetroffen tijdens de metaaldetectie wijst op de verwachte activiteit gerelateerd aan de belegering van Halle. De metaalvondst is een metalen plaatje waarvan de bewaringstoestand suggereert dat deze eerder recent zal zijn. De kans dat er zich hier significante vondsten van de belegering in de bouwvoor bevinden wordt bijgevolg laag ingeschat. De recente oorsprong van de vondst en het geringe aantal vondsten wijst er op dat ook andere periodes niet gerepresenteerd zijn in de bouwvoor.

Buiten de metaalvondst met vondstnummer 1, werd er ook een oude revolver aangetroffen. Deze werd niet ingezameld maar is meegenomen door de politie. Deze konden ons vertellen dat het om een startpistool ging. Gezien de aard van het gebouw op het terrein, namelijk een politiegebouw, is de aanwezig van zo een pistool niet verwonderlijk. De locatie van de vondsten is ingemeten met een GPS en zijn te zien op afbeelding 19.

Afb. 19. Locatie van de vondsten aangetroffen met metaaldetectie, met linksboven het pistool op foto.

4 Besluit

4.1 Assessment van het onderzochte gebied

Op basis van het bureauonderzoek en landschappelijk booronderzoek werden archeologische resten vanaf het Neolithicum tot en met de Middeleeuwen verwacht. In het plangebied zijn geen archeologisch relevante sporen aangetroffen. Er werden alleen natuurlijke verkleuringen en recente verstoringen aangetroffen.

De onderzoeksvragen kunnen als volgt worden beantwoord:

 Welke zijn de waargenomen horizonten in de bodem, beschrijving + duiding? Komt dit overeen met de vaststellingen uit het booronderzoek?

(26)

26

De A- en de B-horizont zijn waargenomen tijdens het proefsleuvenonderzoek. Meer specifiek een verstoorde A-horizont en een meestal afgetopte Bt-horizont. Dit komt overeen met het booronderzoek.

 Waardoor kan het ontbreken van een horizont verklaard worden?

Het ontbreken van een A-horizont op sommige plaatsen komt door de verstoring van een asfaltparking of door ophoging en vergraving van het terrein doorheen de tijd. De C-horizont werd niet aangeraakt doordat deze dieper zat dan 1,5-2 meter.

 Zijn er sporen aanwezig? Zo ja, geef een beknopte omschrijving.

Er zijn enkel natuurlijke verkleuringen en recente verstoringen aanwezig.

 Zijn de sporen natuurlijk of antropogeen?

De natuurlijke verkleuringen zijn natuurlijk en de recente verstoringen zijn antropogeen van aard.

 Hoe is de bewaringstoestand van de sporen?

De bewaringstoestand va de sporen is goed doordat deze duidelijk in het vlak te herkennen waren.

 Maken de sporen deel uit van één of meerdere structuren?

De sporen maken niet deel uit van een structuur.

 Behoren de sporen tot één of meerdere periodes?

De recente verstoringen zullen waarschijnlijk wel van dezelfde periode zijn maar dit is niet met zekerheid te zeggen.

 Kan op basis van het sporenbestand in de proefsleuven een uitspraak worden gedaan over de aard en omvang van occupatie?

Er kan geen uitspraak gedaan worden over de aard of omvang van occupatie door de afwezigheid van archeologisch relevante sporen.

 Zijn er indicaties (greppels, grachten, lineaire paalzettingen, …) die kunnen wijzen op een inrichting van een erf/nederzetting?

Er zijn geen indicaties zoals greppels gevonden die wijzen op een erf of nederzetting.

 Zijn er indicaties voor de aanwezigheid van funeraire contexten? Zo ja;

- Hoeveel niveaus zijn er te onderscheiden?

- Wat is de omvang?

- Komen er oversnijdingen voor?

- Wat is het, geschatte, aantal individuen?

Er zijn geen indicaties gevonden voor funeraire contexten.

 Wat is de relatie tussen de bodem en de archeologische sporen?

Het archeologisch sporenniveau bevindt zich in de Bt-horizont. Hier werden enkel recente verstoringen en natuurlijke verkleuringen aangetroffen.

 Wat is de relatie tussen de bodem en de landschappelijke context (landschap algemeen, geomorfologie, …)?

Het plangebied is op de overgang gelegen van een beekvallei naar een hoger gelegen gebied in het noorden. Tijdens het booronderzoek is vastgesteld dat het terrein op veel plaatsten is opgehoogd.

Mogelijk werd het gebied in het verleden dus reeds genivelleerd in functie van de toenmalige bouwwerken.

 Is er een bodemkundige verklaring voor de gedeeltelijke afwezigheid van archeologische sporen?

Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

(27)

Halle, Fabriekstraat 2

27 De afwezigheid van archeologische sporen kan verklaard worden door de aftopping van de Bt- horizont en de verstoringen van de bodem over het algemeen. Alleen diepe sporen zouden hierdoor zichtbaar kunnen zijn. Ondiepere sporen zijn dus verstoord geraakt.

 Kunnen archeologische vindplaatsen in tijd, ruimte en functie afgebakend worden (incl. de argumentatie)?

Er is geen sprake van een archeologische vindplaats.

 Wat is de vastgestelde en verwachte bewaringstoestand van elke archeologische vindplaats?

Er is geen sprake van een archeologische vindplaats.

 Wat is de waarde van elke vastgestelde archeologische vindplaats?

Er is geen sprake van een archeologische vindplaats.

 Wat is de potentiële impact van de geplande ruimtelijke ontwikkeling op de waardevolle archeologische vindplaatsen?

Er is geen sprake van een archeologische vindplaats.

 Welke vraagstellingen zijn voor vervolgonderzoek relevant?

Er wordt geen vervolgonderzoek geadviseerd op basis van de aangetroffen resultaten.

4.2 Bepaling van vervolgonderzoek

Vervolgonderzoek biedt door afwezigheid van archeologisch relevante sporen in het plangebied geen kans op kennisvermeerdering. Er werden alleen natuurlijke verkleuringen en recente verstoringen aangetroffen binnen het plangebied.

Het Vlaams Erfgoed Centrum adviseert daarom geen vervolgonderzoek voor fase 1 van het plangebied. Het proefsleuvenonderzoek vormt daarmee het einde van fase 1 van het archeologisch onderzoek op dit terrein.

Fase 2 zal plaatsvinden wanneer de verharding weggehaald zal worden.

5 Samenvatting

In opdracht heeft Vlaams Erfgoed Centrum in maart 2018 een archeologienota opgesteld naar de archeologische waarde van de locatie Fabriekstraat 2 in Halle (gemeente Halle). De archeologienota adviseerde een landschappelijk booronderzoek in combinatie met metaaldetectie. Het is uitgevoerd naar aanleiding van de voorgenomen uitbreiding van de bestaande bebouwing en parking.

Op basis van het bureauonderzoek is er sprake van een archeologische verwachting voor de periodes Neolithicum toten met de Middeleeuwen. Deze verwachting is gebaseerd op de landschapsgenese van het plangebied, de daarmee samenhangende bewoningsgeschiedenis en de aanblik van het plangebied op geraadpleegd historisch kaartmateriaal.

Uit de resultaten van het booronderzoek bleek dat de originele bodemopbouw deels intact bewaard is gebleven binnen het plangebied. De top van de bodem is in alle boringen verstoord en/of opgehoogd geweest. De Bt-horizont is op de meeste plaatsen afgetopt waardoor eventuele sporen niet meer aanwezig konden zijn. Diepere sporen konden wel bewaard blijven in de bodem waardoor er nog steeds een verwachting was van sporen vanaf het Neolithicum tot en met de Middeleeuwen.

Omdat er een potentieel aan archeologisch waardevolle contexten was, is een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd. Hierbij werden er enkele sleuven uitgegraven om uitspraak te doen over de aanwezigheid van archeologische sporen. Ook is er metaaldetectie gedaan. Tijdens dit onderzoek bleek dat het plangebied geen archeologisch relevante sporen bevatte. Ook werden er geen aanwijzingengin voor de belgering van Halle aangetroffen. Hierdoor is er geen potentieel voor fase 1 voor kennisvermeerdering in de vorm van vervolgonderzoek.

(28)

28

Het Vlaams Erfgoed Centrum adviseert daarom geen vervolgonderzoek voor fase 1 van het plangebied. Het proefsleuvenonderzoek vormt daarmee het einde van het archeologisch onderzoek van fase 1 op dit terrein.

Literatuur

Schoups, A., J. Van Bavel & X. Alma, 2018: Fabriekstraat 2, Halle, een archeologienota, Brugge. (VEC Nota 200)

Schoups, A., 2018a: Fabriekstraat 2, Halle, Programma van Maatregelen, Brugge. (VEC Nota 200)

Schoups, A., en J.Wijnen, 2019: Fabriekstraat 2, Halle, een nota, Brugge. (VEC Nota 595)

Geraadpleegde websites http://www.geopunt.be/kaart

https://dov.vlaanderen.be/dovweb/html/index.html https://id.erfgoed.net

Bijlage 1 Plannenlijst

Projectcode 2019I382

Onderwerp Plannenlijst

Plannummer 1

Type plan Topografische kaart

Onderwerp plan Locatiekaart van het plangebied te Halle

Aanmaakschaal Onbekend

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 5-10-2019

Plannummer 2

Type plan GRB-kaart

Onderwerp plan Aanduiding van het uit te voeren archeologisch

onderzoek

Aanmaakschaal Onbekend

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 5-11-2018

Plannummer 3

Type plan GRB-kaart

Onderwerp plan Plangebied fase 1

Aanmaakschaal Onbekend

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 5-11-2018

Plannummer 4

Type plan Technische tekening

Onderwerp plan Geplande werken binnen het plangebied

Aanmaakschaal Onbekend

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 2017

Plannummer 7

Type plan Luchtfoto

Onderwerp plan Overzicht van de aangelegde putten

Aanmaakschaal Onbekend

(29)

Halle, Fabriekstraat 2

29

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 6-11-2018

Plannummer 8

Type plan GRB-kaart

Onderwerp plan Locatie van de profielkolommen

Aanmaakschaal Onbekend

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 6-11-2018

Plannummer 10

Type plan Overzichtskaart

Onderwerp plan Allesporenkaart van het proefsleuvenonderzoek

Aanmaakschaal Onbekend

Aanmaakwijze Digitaal

Datum 6-11-2018

Bijlage 2 Fotolijst

Projectcode 2019I382

Onderwerp Fotolijst

ID 5

Type Sfeerfoto

Onderwerp Foto van het terrein met zicht op tuinkot en parking

ID 6

Type Sfeerfoto

Onderwerp Foto van betonnen muur langs de oostkant van het

terrein

ID 9

Type Profielfoto

Onderwerp Profielen 1.1(links) en 2.1(rechts)

ID 11

Type Vlakfoto

Onderwerp Vlakfoto van werkput 1 met recente verstoringen

ID 12

Type Vlakfoto

Onderwerp Vlakfoto van werkput 2 met recente verstoringen

ID 13

Type Vlakfoto

Onderwerp Vlakfoto van werkput 3 met recente verstoringen

(30)

30

Bijlage 3 Tekeninglijst

Bijlage 4 Sporenlijst

Bijlage 5 Gedetailleerde sporenkaarten Werkput 1 t/m 4

Projectcode 2019I382 Onderwerp Tekeningenlijst Tekeningnummer 1

Type Profieltekening

Onderwerp Profielkolommen fase 1 Aanmaakschaal 1:20

Aanmaakwijze Manueel

Datum 17 Oktober 2019

OPGR_ID PUTNR VLAKNR SPOORNR VULLINGNR AARDSPOOR VORM_VLAK VORM_COUPE DIEPTE TINT HOOFDKLEUR NEVENKLEUR TEXTUUR GEVLEKT

HALE2-

19 1 1 999 1 REC XXX 0 GR XXX LZ1 nee

HALE2-

19 2 1 998 1 NV XXX 0 GR BR LZ1 nee

HALE2-

19 2 1 999 1 REC XXX 0 GR XXX LZ1 nee

HALE2-

19 3 1 999 1 REC XXX 0 GR XXX LZ1 nee

HALE2-

19 4 1 999 1 REC XXX 0 GR XXX LZ1 nee

(31)

Halle, Fabriekstraat 2

31

(32)

32

Bijlage 6 Vlak- en maaiveldhoogtes Vlakhoogtes:

(33)

Halle, Fabriekstraat 2

33 Hoogte maaiveld:

(34)

34

Bijlage 7 Beschrijving referentieprofiel

Referentieprofiel: 1

Datum: 17 Oktober 2019

Type onderzoek:

Profielkolom nummer

Proefsleuven 1.1

Projectcode: 2019I382

Weersomstandigheden: Zonnig, 15°C

Beschrijver: J.Huizer

x-y-coördinaten (Lambert EPSG:31370): 140.107,857/ 158.334,941 z-coördinaat (m t.o.v. TAW): 39,23

Landgebruik: Tuin

Vegetatie: Gras

Bodemclassificatie: Aba1

Fotonummer: 1

Afbeeldingsnummer foto('s): HALE2-19-0002 t/m 0003

nummer aardkundige eenheid bovengrens (cm onder mv) ondergrens(cmonder mv) nat/droog beschreven textuur zandmediaan kleur (visueel) kleur (Munsell) fenomenen grensduidelijkheid grensregelmatigheid interpretatie (aardkundige eenheid)

1 0 15 droog Leem (A) Fijn zand (Z1) Donker bruin / Bouwvoor duidelijk regelmatig Aph

2 15 30 droog Leem (A) Fijn zand (Z1) bruin / ophoging duidelijk regelmatig 999

3 30 50 droog Leem (A) Fijn zand (Z1) Donker grijsbruin Oude bouwvoor duidelijk onregelmatig A

4 50 70 droog Leem (A) Fijn zand (Z1) Licht bruin / verstoring Duidelijk regelmatig 999

5 70 140

(putbodem)

droog Leem (A) Fijn zand (Z1) Witbruin gevlekt / Kleirijke inspoelingslaag / / Bt

(35)

Halle, Fabriekstraat 2

35

(36)

36

Referentieprofiel: 2

Datum: 17 Oktober 2019

Type onderzoek:

Profielkolom nummer

Proefsleuven 2.1

Projectcode: 2019I382

Weersomstandigheden: Zonnig, 15°C

Beschrijver: J.Huizer

x-y-coördinaten (Lambert EPSG:31370): 140.086,597/ 158.377,333 z-coördinaat (m t.o.v. TAW): 39,64

Landgebruik: Asfaltparking

Vegetatie: Asfalt, steenslag

Bodemclassificatie: Aba1

Fotonummer: 1

Afbeeldingsnummer foto('s): HALE2-19-0020 t/m 0021

nummer aardkundige eenheid bovengrens (cm onder mv) ondergrens(cmonder mv) nat/droog beschreven textuur zandmediaan kleur (visueel) kleur (Munsell) fenomenen grensduidelijkheid grensregelmatigheid interpretatie (aardkundige eenheid)

1 0 25 droog XXX XXX grijs / Asfalt en steenslag duidelijk onregelmatig 999

2 25 40 droog Leem (A) Fijn zand (Z1) Grijs / Ophoging/verstoring duidelijk regelmatig 999

3 40 60

(putbodem)

droog Leem (A) Fijn zand (Z1) geelbuin / Kleirijke inspoelingslaag / / Bt

(37)

Halle, Fabriekstraat 2

37

(38)

38

Bijlage 8 Afkortingen in de database

R EFER EN TI EL I JS T EN V er sie 1 .6

A A R D SPO O R Aar d va n h e t sp o o r

Co d e O m sc h r ij vin g A K R (o u d e) ak k e r la ag A W C a a r d e w e rk c on c e n t rat i e

BA ba lk

BE S b e sc h o e ii n g BG bo o r g a t BK S b e ki st in g BO C botcon c ent r a t ie BP A besc h o e iin g , p a le n B PL b e sc h o e iing , p lan k e n B PT be e rput/b e e r k e ld e r

B RL brandlaa g

BU bust u m

BU N vi sb u n

B V bou w vo o r

CR c r e ma t ie g r af DIG dier b e g r a vin g D K d r enk k u i l

D L T do o rl a a t (d o o r ee n m u ur )

DP de p r essie

D R d r a in

EG erf g re p p e l

ES esdek

FU fu ik

G A grach t

GE g e ul

GHE gra f he u ve l

GR grepp el

G R K gra f k u il

GT goo t

HA ha a rd

H A K h a a rd k u il H G hui s g r ep p e l HK C hout sk o o lc oncen t ra t ie H I h o ef in d r uk

H O hou t

HU hutkom

IN inh u m atieg r a f KE L k e l d e r

KGO ovale kringg r ep p e l K G R ro n d e k r in g g r e p p e l K G V vi e r kan t e k r in g g r e pp e l

KL k u il

KS k a rr en sp o or LA K la k la a g LA T la t ri n e

LG l a a g

L O oph o ging slaa g LS stor t l a a g M I m u u rin ste e k

MR mu u r

MS K m e stk u i l M ST m u u rste e n M U m u u ru itbr a ak N V n a tuu r lijk e v er st o r ing N VD d ie r li jk e ve rst o r ing NVP plantaa rdi g e ve rs t orin g

OV o ven

PA hou t e n p a a l PA K p a al m et paalkuil

PG paal g at

PG K paal g at met p a a lk u il

PK paalk u il

PL p la n k

PL W plag g e n w an d

PO poel

POE poe r

POT pots t a l

PS pl o e g sp o o r PSE pl o e g sp o or, eer g etou w PSK pl o e g sp o or, kee r p lo e g RE C re c e n t

RPG rij p a a lg a t e n RPK ri j p a a lkui len RP L ri j p la n k e n SG stan d g r e p p e l

SI sil o

SL sl o o t

SPB spaa r b o o g SPG spit sg r a ch t

SS spit spo or

ST stee n

STC steencon c e nt ra t ie

V L vlek

V R vlo e r

VSC vuurs t eenc o ncen t ra t ie

VW vle c htw e rk

W A w a t e rp u t

W G w e g

W K w a t e r k u il

W L wal

W O O w o onl a ag X XX o n b e k e nd

C O U PEV O R M

V orm va n d e o n d e r k ant va n het sp o or in d e c o u p e Co d e O m sc h rij vin g

ONR o n re g e lm a t ig

PNT pun t

RN D ron d

V L K vlak

K O M k o mv o r m i g RE V re vo lve r t a s V RK vi e r kan t RH K recht h o ek i g NG nie t ge c o u p eer d

V L A K V O R M

V orm va n h et sp o or o p h et h or iz o n t a l e vl ak Co d e O m sc h rij vin g

LI N li n e a ir ONR o n re g e lm a t ig

OV L ov aa l

RH K recht h o ek i g

RN D ron d

SIK sikk e lvo r m ig V RK vi e r kan t

K L EU R

D u id in g va n de kleu r

Co d e Re f e r e n t ie

B E be ig e

B L bl a u w

B R brui n

GL ge e l

GN gro en

GR gri j s

O R o r a n je

PA paar s

RO ro o d

RZ ro ze

W I w it

Z W zw a rt

D aa r n a as t :

D d o n k er

L li c h t

SC H scho o n

V L vuil

Z R ze e r

DBRGR = do n k er bruing r ijs (h oo f d k le u r i s d a n g r ijs)

(39)

Lennik, Kroonstraat 73

39

I N S L U I T SEL

Aar d va n ee n i n sluit sel va n een vullin g

Co d e Re f e r e n t ie

AS as

A W aa r d ew e r k v aa t w e rk BOT bot ( g een s c help ) B S b a kst e e n

B W bou w a a rd e w e rk ( b a k st e e n , d a k p an , te g e l) FE ij ze ro e r

FF fosfa a t

GL g las

HK hout sk o o l

HL hutte n l e e m

HT hout

K I k ie ze l

L R le e r

M ET me t a al

M N m a ng a a n

N S natu u rst een

O K R o k e r

SC H schel p

SL sla k

V K L ver b r a n d e k l e i VST vuu r ste e n

T EX T U U R

Te xtuu r va n ee n vu llin g m et N EN -c l as sifi c a t i e

Co d e NE N Re f e r en t ie

K K k l ei

Z K Ks 1 zw a r e k l e i

M K Ks 2 m a t ig zw a r e k l e i L K Ks 3 li c h t e k l e i

Z- K zandige k le i

Z l za ve l

Z Z l K z1 zw a r e za vel

M Z l K z2 ma t ig lich t e za ve l L Z l K z3 li c ht e za vel

L L le em

SL L z1 sil t ig e l e e m

Z- L Lz3 zandige lee m

V V ve e n

V 1 Vk 3 ve n i g e kl e i

V 2 Vk 1 k l ei ig ve e n

V 3 VK M mi n e r a a la r m ve e n

Z-V Vz1 zandig v ee n

Z Z za n d

FZ Zs 1 fijn za n d

M Z Zs 1 mi d d e lg r of za n d

GZ Zs 1 grof za n d

IL Z Z s2 ie ts l e m ig za n d

L Z Zs 3 l e m ig zan d

IGH Z g1 iet s g rind h ou d e nd zan d MGH Z g2 ma t ig g r ind h ou d e nd zan d SGH Z g3 ste r k g r in dh o u d end zan d

V- Z Vz3 ve n i g za nd

G G gr i nd

FG fijn g r in d

GG g ro f g r in d

IZ HG G z1 ie t s za n d h o u d e nd g r in d MZH G Gz2 ma t ig zand h ou d e nd g r in d SZH G Gz3 ste r k zand h ou d e n d g r in d

ST stee n

HT hou t

H0 h1 hum u sh o u d en d

H1 h2 ma t ig h u m e u s

H2 h3 hum u sr ijk

I N H O U D

A a rd va n h e t m a t e r ia a l v a n ee n vo n ds t

Co d e Re f e r e n t ie A W a a rd e w e r k vaa t w e rk AW G g e d r a a id aa r dewe rk AW H han d gevo r m d Aa r de w e r k BAK STN b a kst e e n

D A KPA N d a k p a n OXB bot ( g een s c help ) O M B b o t m en se li jk OD B b o t d ie rl ijk CR EM crema t iereste n

B O U W MA T b o u w a a r d e w e r k ( k e r a m is c h , g e e n st e e n ) COP copr o l ie t

G L S g las (ge e n sl a k )

HK hout sk o o l

HT h o u t ( geen hou t sk o o l, g e e n p lantaar d ig e r e st en ) K ER k e r a m i sc h e o b je c t en ( w eef g e w ic h t e n e .d .)

OD L le e r

M XX m e ta al ( g e e n slak ) MC U ko p e r/b r on s

M FE ijze r

MP B lo o d

M IX g e m e n g d

SX X natu u rst een ( g een vu u r stee n ) PIJ P pijpenkop p en en -stele n

SC H schel p

SL AK slak k en TE G EL te g e l

OTE textiel, tou w

HU TTEL M ve rb rand e k le i ( g e e n l e m en g e w icht e n)

SVU vuurs t ee n

X XX o ve ri g

M O N ST ER Aar d v an ee n mo nste r

Co d e Re f e r e n t ie M A mo nste r a lg e meen MAR mo n ster artropo d e n MB O T mo n st e r bo t

M C 1 4 mo n st e r vo or1 4C-da t e rin g MC H ch e m isch mons t e r M C R cr e m a t i e m o nst e r

M D mo n st e r vo or d e n d roc h ro n o l o g isch on d e rzo e k M D IA d ia t o m e e ënm o nst e r

M D N A D N A - mo n st e r

MFF fosfaatmons t e r

MH K hout sk o o lm o nste r MHT hou t mo n ste r M P pollen m o ns t e r M SC schel p en m o ns t e r M SL mo nste r sli j pp l a a t

M Z zade n m ons t e r vo o r bo t a n isch on d e r zo e k

V ER Z A M EL W I JZ E

M a n i er w a a r op ee n vo n d st of m o ns t e r is ve r za m e ld .

Co d e Re f e r e n t ie

AA C a a n l eg c o u p e ( h a nd m at i g sc h a ve n ) AAN V aa n le g vl ak o f p r o f ie l ( h a n d m at ig ) BIG B big b a g

C O U P c o u p e r en ( h a nd m ati g ) D ETC de t ector von d st

LIC H lich t en (v o ndst m e t o m r in g en d e g r ond in t e g r a a l ve rw ijderd ) MA A ma c h in a l e a a n le g

MA F m a c h in a le af w e r k ing ( o f m a c h i n aa l c o u p e r e n ) M SC H ma c h in a al sc h a ve n

PUNT puntv o ndst (i n g eme t e n ) SC H A uits c h a ven ( h a n d m a t ig ) SPIT uits p itten (h a n d m ati g )

TROF troffele n

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Naar aanleiding van de nieuwbouw van 6 loodsen en 2 kantoorgebouwen aan Ten Briele 6 te Brugge vroeg Raakvlak een vergunning voor het uitvoeren van een prospectie met ingreep in de

OPGESLOTEN TERWIJL DE HOOFDBLOEMPOT SUSKE MEENEEMT NAAR ZIJN KAJUIT.. Na de regering van Wiske ging het op Amoras geruime tijd goed! Nu zijn er nieuwe moeilijk-. heden gerezen

Uiterlijk op de dag van beëindiging van de bouwwerkzaamheden, waarop de omgevingsvergunning voor het bouwen betrekking heeft, wordt het einde van de werkzaamheden middels dit

kunstwerk bestaat uit een cirkelvormige bodemplaat met daarop een lichaam L bestaande uit twee gelijke, op elkaar gelaste kegels.. De kegels hebben een tophoek

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

(Draai de schroeven aan zonder het ma- teriaal te vervormen).Als op dit punt wordt opgemerkt dat de plaat te lang of te kort is, lost u dit op door de onderste profielen van

De belangrijkste risico’s bij het gebruik van stalen schroefstempels zijn het instorten van de ondersteuningsconstructie, beknelling van lichaamsdelen bij het

Door het gebruik van binnenzeskant bolkopbouten en borgdopmoeren wordt er gekozen voor bouten die wat subtieler zijn dan standaard zeskantbouten die bovendien minder uitsteeksels