• No results found

UMFORMEN, RANGAANDODINGEN, BEWAPENING EN UITRUSTING VAN HET PERSONEEL DER ALGEMEENE POLITIE EN AANGAANDE DE UNIFORMEN EN UITRUSTING VAN DE KAN- TOOROPPASSERS EN BOODSCHAPPERS BIJ DE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "UMFORMEN, RANGAANDODINGEN, BEWAPENING EN UITRUSTING VAN HET PERSONEEL DER ALGEMEENE POLITIE EN AANGAANDE DE UNIFORMEN EN UITRUSTING VAN DE KAN- TOOROPPASSERS EN BOODSCHAPPERS BIJ DE "

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BEPALINGEN

BETREFFENDE DE

UMFORMEN, RANGAANDODINGEN, BEWAPENING EN UITRUSTING VAN HET PERSONEEL DER ALGEMEENE POLITIE EN AANGAANDE DE UNIFORMEN EN UITRUSTING VAN DE KAN- TOOROPPASSERS EN BOODSCHAPPERS BIJ DE

BESTUURSAMBTENAREN.

Zooals deze werden vastgesteld bij Gouv. Besl. van 23 Mei 1918 No. 48 Staatsblad No. 261 en gewijzigd en aangevuld bij

Gouv. besl. van 28 Januari 1921 No. 15 Staatsblad No. 67.

* 68.

, 526.

„ „ 67.

„ 589.

„ „ 14o.

„ 183.

Besluit van den Directeur van Binnenlandsch-Bestuur van 2 October 1922 No. 2427/A. P.

5 Juli 1923 „ 1878/A. P.

17 December 1923 „ 3558/M. P.

11 Juni 1924 „ M. P. 8/34/3.

28 ,„

2 Juli 8 Sept.

26 August.

12 Sept.

31 Maart 22 April

1921 1921 1921 1922 1922 1923 1924

„ 16

« 71

„ 33

„ 72

„ 42

„ 9

» 58

LANDSDRUKKERIJ — WELTEVREDEN 1924.

(2)

"»093 4172

(3)

4

STAATSBLAD VAN NEDERLANDSCH-INDIË.

1918 No. 261. BINNENLANDSCH BESTUUR. POLITIE.

KLEEDING. Nieuwe bepalingen betreffende de uniformen, rangaanduidingen, bewapening en uit- rusting van het Europeesch personeel der alge- meene politie in Nederlandsch-Indië, het Inlandsch personeel der algemeene politie op Java en Madoera, de kantooroppassers bij de ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur en de Boodschap- pers toegevoegd aan de bestuursambtenaren op Java en Madoera.

Besluit van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië van 23 Mei 1918 No. 48.

Gelezen enz. :

Is goedgevonden en verstaan:

Eerstelijk: Met buitenwerkingstelling in zoover van alle daar- mede strijdige voorschriften en in het bijzonder van het besluit van 4 September 1912 No. 37 (Staatsblad No. 456), zooals dit her- haaldelijk is gewijzigd en aangevuld, vast te stellen de volgende bepalingen betreffende de uniformen, rangaanduidingen, bewape- ning en uitrusting van het Europeesch personeel der algemeene politie in Nederlandsch-Indië, het Inlandsch personeel der algemeene politie op Java en Madoera, de kantooroppassers bij de ambtenaren van het Binnenlandsch Bestuur en de boodschappers toegevoegd aan de bestuursambtenaren op Java en Madoera:

I. UNIFORMEN EN RANGAANDUIDINGEN.

A. VOOR DE HOOFDCOMMISSARISSEN, ADJUNCT- HOOFDCOMMISSARISSEN, COMMISSARISSEN DER Ie . EN 2e KLASSE, ONDERCOMMISSARISSEN EN ADSPI-

RANT-COMMISSARISSEN VAN P O L I T I E . 1. G r o o t e t e n u e .

«. Een jas van zwart laken zonder panden met een split, aan- vangende ter hoogte van de lendenen. Zij behoort voorts te

(4)

zijn getailleerd en van zoodanige lengte, dat het zitvlak wordt bedekt. Het aantal zakken, aangebracht ter hoogte van de heup, zal twee bedragen, zonder plooien of sluiting, doch alleen voor- zien van een rechthoekige klep (tig. 1 en 2 van de aan dit besluit gehechte plaat). De sluiting van voren zal naarmate van de gestalte van den drager geschieden door middel van 5 of 6 zwarte knoopen, bedekt door een overslag, vervaardigd van het zelfde zwartzijden galon, als waarmede de voor de bestuurs- ambtenaren vastgestelde ambtspetten1) zijn versierd, en wel ter breedte van 3 c.M., welk galon langs den geheelen onderkant van de jas en langs het daarin aangebrachte split doorloopt.

De kleppen van de zakken zullen langs de drie zijden met het zelfde galon zijn afgezet, hetwelk eveneens om de mouwen wordt aangebracht op 6 c.M. afstand van en evenwijdig met den onderkant en zich benedenwaarts voortzet aan de buiten- zijde der mouwen langs den achternaad.

De uiteinden van den staandcn, ongeveer 4y2 c.M. hoogen kraag sluiten rechtstandig tegen elkaar aan en worden door middel van twee haken en oogen onderling bevestigd.

Op de schouders worden losse passanten gedragen, bestaande uit 4 evenwijdig loopende, vergulde koorden ter dikte van den voor de pet voorgeschreven stormband, en aan de hals- en arm- zijde overdwars omwonden door een gevlochten band van goud- draad ter breedte van V/2 c.M.

De buitenste koorden zullen aan de halszijde eene lus vormen met inwendige lengte van 2 c.M. en inwendige breedte van i/2 c.M.

Aan de armzijden zullen deze buitenste koorden naar voren en naar achteren eveneens eene lus vormen zoodanig, dat de buitenzijden van deze lussen 5 ^ c.M. van elkaar verwijderd zijn, terwijl de geheele lengte van den passant ten hoogste 12 c.M. zal bedragen. De passant wordt aan de halszijde door middel van de lus bevestigd aan een klein verguld uniform- knoopje op D/2 c.M. afstand van den naad van den kraag en aan de armzijde door middel van twee aan de onderzijde aan- gebrachte haken, die passen in twee op de jas aangebrachte tressen (zie fig. 3).

1) Zie het besluit van 12 April 1908 No. 12 (Staatsblad No. 322), juncto het besluit van 2 Januari 1909 No. 15 (Staatsblad No. 1.)

(5)

Om de mouwen worden aangebracht op een afstand van 1 c.M.

boven het galon, twee tressen van zwarte koordzijde ter dikte van 3 % m.M. met een t u s s e n r u i m t e van V/2 c.M., terwijl op de bovenste hiervan aan de voorzijde naar boven een lus van dezelfde koordzijde loopt ter lengte van 25 c.M., gaande van den buitennaad der mouw naar den binnennaad en die aan den top een krul vormt ter lengte van 7 c.M. en breedte van 4 c.M. (zie fig. 1).

Als rang aanduiding en gelden:

V o o r d e h o o f d c o m m i s s a r i s s e n e n a d j u n c t - h o o f d c o m m i s s a r i s s e n v a n p o l i t i e : eèn goud galon aangebracht op den kraag, als voorgeschreven voor de hoofdofficieren der Infanterie, ter breedte van 4 c.M., zoodat het zwarte laken van den kraag van boven en van onderen zichtbaar is (zie fig. 4), zoomede vijfpuntige sterren van verguld metaal, of geborduurd van gouddraad, volgens fig. 5 (ware grootte), aangebracht binnen de lus op de mouwen en wel:

voor de hoofdcommissarissen 2 op elke mouw, naast elkaar op 5 c.M. boven de bovenste tres, op onderlingen middelpunts- af'stand van iy2 C-M- en op gelijke afstanden van de naden der mouw, en voor de adjunct-hoofdcommissarissen 1 op het midden van elke mouw op iy2 c.M. boven de bovenste tres:

V o o r d e c o m m i s s a r i s s e n d e r Ie k l a s s e : 3 zespuntige sterren van verguld metaal of geborduurd van gouddraad, volgens fig. 6 (ware grootte), aangebracht binnen de lus op de mouwen en waarvan er 2 bevestigd zijn op 5 c.M.

boven de bovenste tres en met onderlingen middelpuntsafstand van iy2 c.M., en op gelijke afstanden van de naden der mouw, terwijl de derde ster geplaatst wordt midden boven de 2 andere met een middelpuntsafstand van 7l/2 c.M. van elk der andere.

V o o r d e c o m m i s s a r i s s e n d e r 2e k l a s s e : 2 zespuntige sterren als voor de commissarissen der Ie klasse voorgeschreven en aangebracht als de twee onderste van een commissaris der Ie klasse.

(6)

V o o r d e o n d e r c o m m i s s a r i s s e n :

2 gebombeerde, ronde, gladde plaatjes als voorgeschreven voor de adjudant-onderofficieren van het Leger van verguld metaal of geborduurd van gouddraad en aangebracht als de sterren, voorgeschreven voor de Commissarissen der tweede klasse.

V o o r d e a d s p i r a n t - c o m m i s s a r i s s e n : 1 gebombeerd rond, glad plaatje als voorgeschreven voor de adjudant-onderofficieren van het Leger, van verguld metaal, of geborduurd van gouddraad en aangebracht op het midden van elke mouw, op 7i/2 e.M. boven de bovenste tres:

c. als embleem wordt op den kraag, ter weerszijden en op 3 c.M.

van de sluiting het Rijkswapen gedragen, vervaardigd van ver- guld metaal of geborduurd van gouddraad:

voor hoofdcommissarissen, adjunct-hoofdcommissarissen en commissarissen der Ie en 2e klasse met schildhouders en lauwer- takken, (zie fig. 7), voor de ondercommissarissen en adspirant- commissarissen enkel met schildhouders;

d. een lange broek, vervaardigd van dezelfde stof als de jas, op den zijnaad voorzien van het zelfde galon als waarmede de jas afgezet is en ter breedte van 3 c.M.;

e. een pet van zwart laken, van het model als aangegeven op de aan dit besluit gehechte plaat (fig. 8), met ovalen bol; van voren rechtopgaande en hoog 8 c.M., voorzien van twee biezen van het zelfde laken en versierd met een band van zwartzijden galon, 3 c.M. breed, loopende rondom den onderkant van den bol tusschen dé beide biezen; van binnen voorzien van een le- deren binnenrand; aan de voorzijde van de pet een zwart ver- lakt lederen rondvormige gebombeerde klep, breed over de middellijn 5 c.M., aan den onderkant met groen leder gevoerd, de pet voorzien van eeu stormband, vervaardigd van verguld koord ter dikte van 5 m.M., bevestigd aan twee kleine uniform- knoopen van verguld metaal. Onder dezen stormband wordt een verlakt lederen stormband gedragen voor practisch gebruik.

I n het midden der voorzijde van den bol boven den lederen stormband het zelfde embleem als op den kraag der zwart la- kensche jas, doch ter hoogte van 5 c.M.;

(7)

ƒ. schoenen van zwart glimmend of verlakt leder;

g. staande boordjes overal gelijk van breedte, doch met eenigszins afgeronde punten, vervaardigd van fijn wit linnen of katoen;

h. handschoenen van zijde, fil d'Ecosse of andere witte hand- schoenenstof ;

i. overjas of mantel van zwarte waterdichte stof, overeenkomstig de voor de officieren van het Leger voorgeschreven modellen;1) op de mouwen van de overjas worden dezelfde rangaanduidingen aangebracht als op de mouwen van de zwart lakensche jas, terwijl de mantel zonder rangaanduiding wordt gedragen.

2. G a l a - t e n u e .

Deze bij bijzondere gelegenheden te dragen tenue bestaat uit de hiervoren beschreven groote tenue kleeding doch steeds met zwarte schoenen van verlakt leder en wit zeemlederen handschoenen.

De jas wordt voorts voorzien van een schoudersnoer van ge- vlochten gouddraadkoord, dat in het midden aan de onderzijde van den rechterschouderpassant door middel van eene lus is beves- tigd aan een op de jas aangebrachten knoop. Dit snoer loopt vanaf den schouder over borst en rug onder den rechterarm door tot op 4 c.M. boven het heupgewricht en bestaat uit 12 plat gevlochten koorden van gouddraad, elk ter dikte van 3 m.M. en vier en vier onderling verbonden (zie fig. 9 en 10).

Aan den knoop onder den schouderpassant worden tevens be- vestigd twee gouden koorden elk ter lengte van ongeveer 20 c.M.

en met een doorsnede van 3 m.M., welke op de borst tusschen het schoudersnoer en de rechtermouw hangen en van onderen beide voorzien zijn van een nestelpen van verguld metaal (zie fig. 11).

De ondercommissarissen en adspirant-commissarissen dragen geen schoudersnoeren.

3. K l e i n e t e n u e . (Serge).

De gewone diensten kunnen worden verricht in een donker blauw serge uniform van het zelfde model als de zwart lakensche jas, (1) Vgl. het op last van den Legercommandant uitgegeven kleeding- voorschrift.

(8)

doch zonder galon en overslag, en met vier zakken, voorzien van een klep. waarvan de onderzijde accoladevormig loopt.

De kleppen worden gesloten door middel van een klein uniform- knoopje van verguld metaal. Twee der zakken zijn aangebracht ter hoogte van de heup en de twee andere op de borst op de oksel- hoogte, alle met een vertikale stolpplooi van 4 c.M. breedte over het midden.

De serge uniform zal voorts voorzien zijn van dezelfde schouder- passanten, onderscheidingsteekenen en emblemen als de zwart la- kensehe jas en aan de voorzijde gesloten worden door middel van 5 0f 6 _ in verband met de gestalte van den drager — groote platte metalen uniformknoopen, voorzien van het Rijkswapen zonder

schildhouders en lauwertakken, van verguld metaal (fig. 12).

4. K l e i n e t e n u e . (wit).

o. een jas van Engelsch leder, Russisch linnen of drill overeen- komstig het voorgeschrevene voor de serge kleeding, doch voor de hoofdcommissarissen en adjunct-hoofdcommissarissen zonder gouden kraag, met dien verstande evenwel, dat de ongeveer 4 c.M. hooge kraag van voren gesloten wordt door middel van twee losse vergulde knoopjes en twee paar in de over elkaar grijpende uiteinden van den kraag boven elkaar aangebrachte horizontale knoopsgaatjes.

De lus op de mouwen wordt vervaardigd van wit koord van 3i/2 m i t . dikte, terwijl de rangaanduidingen, emblemen en schouderpassanten op dezelfde wijze als bij de serge uniform worden aangebracht:

b. een broek van dezelfde witte stof, zonder uitmonstering ; c. een witte helmhoed van het in fig. 13 aangegeven model, voor-

zien van een rondloopende band van meerbedoeld zwartzijden galon, en in het midden der voorzijde van den bol van hetzelfde embleem als voor de pet is vastgesteld, doch aangebracht op een zwart lakensch veld en rustende op den rand. Over de voorklep wordt een wit lederen stormband ter breedte van 1 c.M. ge- dragen, welke bij niet gebrrak tegen den onderkant van den bol rust;

d. een witte pet van het zelfde model als de zwarte pet en dien- overeenkomstig versierd ;

(9)

e. schoenen van zwart glimmend, zwart verlakt, bruin of geel leder, dan wel van wit zeildoek.

B. VOOR P O L I T I E O P Z I E N E R S l e EN 2e KLASSE EN ADSPIRANT P O L I T I E O P Z I E N E R S .

Deze dragen dezelfde uniformen welke onder A. voor Onder- commissarissen zijn voorgeschreven.

De passanten, emblemen, knoopen, enz. zijn evenwel van ver- zilverd instede van verguld koord, geborduurd gouddraad of ver- guld metaal.

Voorts gelden als rangaanduidingen :

V o o r d e p o l i t i e o p z i e n e r s Ie k l a s s e : 2 gebombeerde, ronde, gladde plaatjes van het model als voor- geschreven voor de Adjudant-onderofficieren van het Leger, van verzilverd metaal of geborduurd van zilverdraad en aangebracht op dezelfde wijze als de sterren, voorgeschreven voor de com- missarissen 2e klasse.

V o o r d e p o l i t i e o p z i e n e r s 2e k l a s s e : 1 gebombeerd, rond, glad 'plaatje van het model, als voorge- schreven voor adjudant-onderofficieren van het Leger, van ver- zilverd metaal of geborduurd van zilverdraad en aangebracht als het plaatje voorgeschreven voor de adspirant commissarissen.

V o o r d e a d s p i r à n t-p o 1 i t i e o p z i e n e r s : Geene.

C. VOOR HOOFDAGENTEN : 1. S e r g e k 1 e e d i n g.

o. een jas van donkerblauw serge, eenigszins getailleerd en het zitvlak grootendeels bedekkende, met staanden kraag van minstens 3y2 c.M. hoogte, waarvan de uiteinden rechtstandig tegen elkaar sluiten door middel van twee oogen en twee haken.

(10)

De sluiting van de jas geschiedt door middel van 6 knoopen van het model zooals omschreven bij de kleine tenue (serge) onder I A ; de knoopen zijn evenwel van wit metaal.

De jas zal verder voorzien zijn van 4 opgenaaide harmonica zakken, gesloten door een accoladevormige klep met knoopsgat en een platten met serge overtrokken knoop; twee zakken zijn aangebracht ter hoogte van de borst en twee ter hoogte van de heup. Bovendien bevindt zich aan de binnenzijde van het linkervoorpand een zakje van zwart voeringkatoen, gesloten met een klep van dezelfde stoffage met knoopsgat en een platten metalen knoop en bestemd voor het opbergen van het verband- pakje.

Op den kraag welke geheel is afgezet met oranje tres- koord van 5 m.M. breedte, wordt (worden) als rangaandui- ding gedragen aan weerszijden op 1 c.M. van de uiteinden één oranje zijden streep (twee oranje zijden streepen) van 3 m.M. breedte c.q. met een tusschenruimte van 1 c.M., zoodanig

dat de streep, (strepen) met de onderzijde van den kraag een hoek vormt (vormen) van 60° en wel door:

de hoofdagenten Ie klasse twee strepen;

de hoofdagenten 2e klasse één streep. (Zie voor wat betreft de bevestiging der strepen fig. 14 en 16).

Achter die strepen (streep) en op D/2 c.M. daarvan verwij- derd wordt het volgnummer gedragen.

Op de schouders worden gedragen losse 'passanten van donker- blauw serge, met een inwendige verharding en belegd met het zwart zijden galon, waarmede de voor de bestuursambtenaren vastgestelde ambtspetten zijn versier 1, ter breedte van 3 c.M.

Over het midden van den passant, den naad van het aaneen- genaaide galon bedekkende, loopt van af het knoopje een bies van oranje zijden koord ter breedte van 3 m.M. De top van den passant moet 1 c.M. afstand houden van den naad van den kraag, terwijl op 1 c.M. van den top in het midden der breedte een knoopje van het model zooals omschreven bij de kleine tenue (serge) onder A hiervoren, doch van wit metaal wordt aan- gebracht (zie fig. 15) ;

'b. vervallen;

c. een lange broek, nauw op den voet vallende, van dezelfde stof met ter weerszijden aan den buitenkant een opgelegde bies van

(11)

het zelfde treskoord als voor de uitmonstering van de jas is;

voorgeschreven ;

d. een pet van het zelfde model als onder I A punt e omschreven,., doch zonder zwart zijden galon en vervaardigd van serge.

De stormband is evenals bij de politieopzieners l e en 2e klasse en de adspirant-politieopzieners van verzilverd koord en be- vestigd aan twee kleine knoopen van wit metaal van het model, omschreven in. punt a hiervoren.

I n het midden aan de voorzijde der pet wordt bevestigd het ongeveer 5 c.M. hooge Kijkswapen met schildhouders (fig. 19),.

vervaardigd van wit metaal, met den onderkant rustende op de klep van de pet.

e. hooge zwartlederen of zeildoeksche schoenen;

f. een regenmantel van donkerblauw waterdicht serge, voorzien van armsgaten, armbedekstukken en een breeden liggenden kraag volgens het voor de onbereden militairen voorgeschreven model.1)

De rangaanduiding, welke van het zelfde model is als bij de serge jas met dien verstande evenwel, dat de lengte der strepen 4 c.M. bedraagt, wordt gedragen op een rechthoekig veld van dezelfde stoffage als van den mantel en zoodanig op den kraag bevestigd, dat de lengteas van het veld samenvalt met de lijn, die de benedenhoek van den kraag middendoor deelt, terwijl de onderkant van het veld 3 c.M. van het hoekpunt van dien hoek verwijderd blijft (zie voor wat de bevestiging betreft fig. 17).

g. lederen kappen of b eenstukken, hoog 20 c.M.

2. K h a k i k l e e d i n g .

a. een jas van het zelfde model als de serge jas, voorzien van vier opgenaaide zakken met kleppen, waar van de onderkant den vorm van een accolade heeft en welke ieder gesloten worden met een kleinen met khaki overtrokken knoop. Op het midden van de zakken wordt een verticale stolpplooi aangebracht ter breedte van 4 of 5 c.M. In het lhtkervoorpand is eveneens een zakje aangebracht met knoop en knoopsgat tot opberging van

(1) Vgl. het op last van den Legercommandant uitgegeven kleeding voorschrift.

(12)

het verbandpakje. De sluiting van de jas geschied door middel van 5 of 6 groote wit metalen afneembare uniformknoopen, naar

gelang van de gestalte van den drager.

Op de schouders wordt een passant van dezelfde stof aange- bracht met knoopsgat aan de halszijde tot doorlating van een op de jas bevestigden kleinen uniformknoop.

Op den kraag wordt de rangaanduiding gedragen, zooals voor de serge kleeding is voorgeschreven.

De rangaanduiding wordt evenwel aangebracht op een recht- hoekig veld van dezelfde stoffage als van de jas, dat door mid- del van drukknoopen of haken en trensen op den kraag wordt bevestigd op 1 c.M. afstand van het uiteinde.

Achter deze rangaanduiding en op i y2 c.M. daarvan verwij- derd wordt het volgnummer gedragen.

'b. een lange, nauw op den voet vallende broek van dezelfde stof.

c. een helmhoed van het in figuur 13 aangegeven model doch over- trokken met khaki dril en voorzien van een band van dezelfde stof.

In het midden aan de voorzijde van den helmhoed wordt bevestigd het ongeveer 5 c.M. hdoge Rijkswapen met schild- houders (fig. 19), vervaardigd van wit metaal, dat met de on- derzijde op de klep rust;

d. een serge pet, behoorende bij de serge kleeding;

e. hooge donkerbruin of zwart lederen dan wel zeildoeksche schoenen naar verkiezing;

ƒ. zwart of donkerbruin lederen kappen of beenstukken naar ver- kiezing met dien verstande evenwel, dat de beenkappen en schoenen steeds in één kleur moeten worden gedragen.

3. W i t t e k 1 e e d i n g.

Naar verkiezing kan ook een witte kleeding worden gedragen bestaande u i t :

<a. een jas en broek van Russisch linnen of van drill van het model, zooals is omschreven onder I A , 4, Kleine tenue, wit, en voor- zien van 6 der vastgestelde ambtsknoopen van wit metaal.

Op den kraag wordt de rangaanduiding gedragen als op de serge jas.

(13)

Deze rangaanduiding wordt echter aangebracht op een recht- hoekig veld van blauw serge of zwart laken dat door middel van drukknoopen of haken en trensen op 2 c.M. afstand van de knoopsluiting wordt bevestigd.

Achter deze rangaanduiding en op 1% c.M. afstand daarvan wordt het volgnummer gedragen.

Op de schouders worden gedragen losse passanten van donker- blauw serge, of zwart laken met een inwendige verharding en belegd met het zwart zijden galon, waarmede de voor de be- stuursambtenaren vastgestelde ambtspetten zijn versierd, ter breedte van 3 c.M. Over het midden van den passant, den naad van het aaneengenaaide galon bedekkende, loopt van af het knoopje een bies van oranje zijden koord ter breedte van 3 m.M. De top van den passant moet 1 c.M. afstand hou- den van den naad van den kraag, terwijl op 1 c.M. van den top in het midden der breedte een knoopje van het model zooals omschreven bij de kleine tenue (serge) onder A hiervoren, doch van wit metaal wordt aangebracht (zie fig. 15).

b. een witte pet van het in fig. 8 aangegeven model, de pet even- wel voorzien van het voor de serge pet voorgeschreven embleem, terwijl in plaats van een band van zwart zijden galon een lint van zwart geribde zijde rondom den onderkant van den bol tusschen de beide biezen wordt gedragen.

c. hooge schoenen van donkerbruin of zwart leder of zeildoek, dan wel hooge schoenen van wit zeildoek naar verkiezing.

D. VOOR POSTHUISCOMMANDANTBN EN AGENTEN OP DE D R I E HOOFDPLAATSEN.

S e r g e k l e e d i n g .

o. een jas van donkerblauw serge van het zelfde model als hier- voren voor de hoofdagenten is voorgeschreven;

b. als rangaanduiding worden op de mouwen van de jas aange- bracht op 6 c.M. van den onderkant en daaraan evenwijdig:

Ie. voor de agenten der 2e en Ie klasse onderscheidenlijk twee en drie biezen van oranje wollen treskoord, breed 5 m.M. met eene onderlinge tusschenruimte van het midden der eene bies tot het midden der volgende van 2 c.M. ;

(14)

2e. voor de posthuiscommandanten •. dezelfde rangaanduiding als voor de agenten der Ie klasse, bovendien nog een vijfpuntige ster (voor de posthuiscommandanten der Ie klasse van ver- guld, voor die der 2e klasse van wit metaal) van 2 e.M. middel- lijn, aangebracht op den voorkant der beide beneden mouwen op 2 c.M. afstand boven liet bovenste treskoord;

c. een lange broek van het zelfde model als hiervoren voor de hoofdagenten is voorgeschreven;

d. 1. voor de posthuiscommandanten : een pet van het zelfde model als de hoofdagenten vastgesteld, doch zonder stormband van zilverkoord. In het midden en aan de voorzijde der pet wordt het ongeveer 5 c.M. hooge Rijkswapen zonder schildhouders (fig.

21) van wit metaal gedragen, met den onderkant rustende op de klep van de pet.

2. voor de agenten:

een stijve muts zonder klep (zoogenaamde koepiah) (fig. 20) vervaardigd van donkerblauw serge, ter hoogte van 9 c.M., voor- zien van een langs den onderkant loopend 2 c.M. breed galon van zwart veterband, alsmede van een in het midden der zij- kanten op het galon aangebrachten kleinen wit metalen uniform- knoop, ter bevestiging van een zwart lederen stormband. In het midden en aan de voorzijde wordt het ongeveer 5 c.M. hooge Rijkswapen zonder schildhouders (fig. 21) van wit metaal ge- dragen, met den onderkant tegen den bovenkant van het galon.

De muts is bestemd om gedragen te worden na zonsondergang.

Gedurende het overige gedeelte van den dag wordt gedragen een hoed van gevlochten bruin gekleurde bamboe (Tangerangsch- model) met breeden slappen rand, omboord met leder, voorzien van twee drukknoopen en vier ventilatieopeningen; boven den rand een rondgaande lederen band; aan de binnenzijde gevoerd en voorzien van een lederen zweetband, rustende op kurken steundopjes en een lederen stormband met gespsluiting.

In het midden en aan de voorzijde wordt het Rijkswapen gedragen op de wijze als voor de muts is bepaald.

e. hooge zwartlederen of zeildoeksche schoenen;

f. een regenmantel zooals voor de hoofdagenten is voorgeschreven;

g. lederen kappen of b eenstukken, hoog 20 c.M.

(15)

I I . WAPENING.

A. VOOR HOOFDCOMMISSARISSEN, ADJUNCT-HOOFD- COMMISSARISSEN, COMMISSARISSEN, ONDERCOM- MISSARISSEN, ADSPIRANT-COMMISSARISSEN, PO- L I T I E O P Z I E N E R S EN ADSPIRANTPOLITIEOPZIE-

NERS : een degensabel,

waaraan gedragen wordt door de:

a. hoofdcommissarissen en adjunct-hoofdcommissarissen fc. commissarissen der Ie klasse

c. commissarissen der 2e klasse

a. t / m c. een dragon als voorgeschreven voor de:

a. hoofdofficieren en )

b. kapiteins ) van het Leger1) c. luitenants )

en door de ondercommissarissen, adspirant-commissarissen, poli- tieopzieners en adspirant-politieopzieners :

een sabelkwast als voorgeschreven voor de onderluitenants van het Leger.1)

B. VOOR HOOFDAGENTEN : 1. een marechaussee-sabel met toebehooren;

2. een revolver met toebehooren;

3. een gummistok, lang 34 c.M.

C. VOOR HOOFDRECHERCHEURS, RECHERCHEURS

EN LEERLING-RECHERCHEURS :

1. een revolver met toebehooren (doch zonder revolverriem) ; 2. een gummiestok, lang 34 c.M.

D. VOOR POSTHUISCOMMANDANTEN EN AGENTEN OP DE 3 GROOTE H O O F D P L A A T S E N :

1. een marechaussee-sabel met toebehooren;

1) Vgl. het op last van den Legercommandant uitgegeven kleeding- voorsclirift.

(16)

2. een houten wapenstok, lang ongeveer 40 c.M. aan het uiteinde afgerond. Het handvat geribd en bestaande uit 14 ringen, aan het uiteinde een metalen ring van 2 c.M. breedte, voorzien van het korpsnummer, met oog, waaraan een lederen lus.

3. aan de posthuiscommandanten bovendien een revolver met toe- belmoren.

E. In bijzondere omstandigheden kan ten behoeve van de agen- ten der Ie klasse en der 2e klasse een revolver met toebehooren worden verstrekt.

Voorts kan indien hiertoe aanleiding bestaat ten behoeve van de politie een bij afzonderlijk besluit van den Directeur van Binnen- landsch Bestuur toe te staan aantal Beaumont-karabijnen Infanterie met toebehooren worden verstrekt.

F . Verder zal aan de commissarissen, de ondercommissarissen, de politieopzieners, de adspirant-politieopzieners en de m a n t r i ' s politie in geheel Nederlandsch-Indië in bruikleen worden verstrekt : a. een Marechaussee-sabel met toebehooren,

i. een revolver met toebehooren.

I I I . UITRUSTING.

A. Voor de:

a. hoofdcommissarissen en adjunct-hoofdcommissarissen-,

6. commissarissen, wedana's van politie, ondercommissarissenr

adspirant-commissarissen, assistent-wedana's van politie, politie- opzieners, adspirant politie-opzieners en mantri's politie;

c. hoofdrechercheurs, rechercheurs en leerling-rechercheurs ; 1. een medaillon van 3y2 c.M. middellijn,

a. van verguld zilver, b. van zilver,

c. van wit metaal;

2. a t / m c een signaalfluit met dubbelen toon (Hudsons p a t e n t ) .

B. VOOR DE HOOFDRECHERCHEURS, R E C H E R C H E U R S en LEERLING-RECHERCHEURS :

1. een handboei, 2. een verbandpakje.

(17)

C. VOOE DE HOOFDAGENTEN:

1. een signaalfluit met dubbelen toon (Hudsons patent), op den ring voorzien, van het korpsnummer;

2. een zakboekje, hetwelk tevens het bewijs van aanstelling ver- meldt ;

3. een handboei, voorzien van het korpsnummer;

4. een verbandpakje;

en wanneer zulks door den hoofdcommissaris noodig wordt geoor- deeld :

5. een reddingsklos.

D. VOOR DE POSTHUISCOMMANDANTEN EN AGENTEN OP DE DRIE H O O F D P L A A T S E N :

als voor de hoofdagenten is bepaald onder C ;

aan de hoofdagenten, de posthuiscommandanten en de agenten wordt voorts in bruikleen verstrekt:

een aluminium veldflesch compleet (model Gew. Politie).

E. VOOR DE INLANDSCHE BESTUURSAMBTENAREN EN DE HOOFDEN VAN VREEMDE OOSTERLINGEN:

een medaillon van 3 % c.M. middellijn en wel:

VOOR DE P A T I H S , DE DISTRICTSHOOFDEN E N DE O F F I C I E R E N DER VREEMDE OOSTERLINGEN

TOT EN MET DEN RANG VAN K A P I T E I N :

(daaronder begrepen het Hoofd der Mooren en Bengaleezen te Batavia) ;

van verguld zilver.

VOOR DE ONDERDISTRICTSHOOFDEN EN DE VERDERE HOOFDEN VAN VREEMDE OOSTERLINGEN:

van zilver.

De onder letter A1 en E bedoelde medaillons zijn aan den bui- tenkant voorzien aan de eene zijde van het Rijkswapen, aan de andere zijde van een doorloopend nummer, bv. „Politie Batavia No. 1 0 " .

(18)

I n het medaillon zal zich bevinden, links het portret van den houder en rechts diens naam en hoedanigheid, gewaarmerkt dooi-

den Hoofdcommissaris voor het onder hem dienende politieper- soneel.

„ Voor den Hoofdcommissaris, de Inlandsche Bestuurs ambtenaren en de Hoofden van Vreemde Oosterlingen, alsmede voor het buiten de drie hoofdplaatsen bescheiden Buropeesch politiepersoneel ge- schiedt de waarmerking door het betrokken Hoofd van plaatselijk

"bestuur.

De medaillons, welke dienen tot teeken van hnnne waardigheid wanneer de politieambtenaren burgerkleeding dragen, worden aan een 2 c.M. breed zijde lint om den hals — naar omstandigheden al dan niet zichtbaar — gedragen.

De klenr van het lint zal zijn:

oranje voor alle politieambtenaren en beambten;

rood-wit-blauw voor de onder letter B hierboven bedoelde Inland- sche ambtenaren en Hoofden van Vreemde Oosterlingen

F . VOOR H E T HOOFDKANTOOR D E R P O L I T I E OP I E D E R DER D R I E H O O F D P L A A T S E N :

•een Dragers-automatisch Sauerstoff-Wiederbelebungs-apparaat.

IV. B I J Z O N D E R E B E P A L I N G E N OMTRENT DE TENUE.

Met inachtneming van de vorenstaande bepalingen betreffende de uniformen, rangaanduidingen, bewapening en uitrusting van het Europeesch en Inlandsen personeel der algemeene politie, worden door den betrokken Hoofdcommissaris van politie dan wel door den- gene die hem vervangt, voorschriften vastgesteld nopens de door voornoemd personeel te dragen tenue.

Op plaatsen, waar een adjunct-hoofdcommissaris of commissaris van politie belast is met de leiding der algemeene politie, worden

die voorschriften door dezen en op de overige plaatsen door het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur vastgesteld.

Het dragen der gala-tenue met of zonder sabel is bij bijzondere gelegenheden buiten dienst geoorloofd.

(19)

V. B I J Z O N D E R E BEPALINGEN OMTRENT DE KLEEDING ENZ. VOOR H E T P E R S O N E E L INGEDEELD B I J DE

V E L D P O L I T I E .

Het personeel van de Veldpolitie wordt gekleed, bewapend en uitgerust als in dit artikel voor het personeel der Stadspolitie is bepaald, met dien verstande, d a t :

a. de serge kleeding, welke voor de Hoofdagenten, Posthuiscom- mandanten en Agenten is voorgeschreven, niet wordt gedragen;

b. in de plaats van lederen kappen of beenstukken puttees van wollen stof worden gedragen ;

c. aan Mantri's-politie wordt vergund te dragen:

Ie. de hieronder voor de hoofdagenten voorgeschreven veldklee- ding, doch zonder eenige uitmonstering en voorzien van de voor hun rang vastgestelde ambtsknoopen ;

2e. een pet van dezelfde stoffage en van het model als bedoeld m het besluit van 2 Januari 1909 No. 16 (Bijblad op het Staats- blad No. 6973).

d. aan het personeel beneden den rang van Mantri-politie in bruik- leen zal worden verstrekt:

een kleedinglap van een waterdichte stof lang 1.10 M. en breed 0.70 M. benevens twee lederen riemen ter bevestiging aan zadel of rijwiel.

e. instede van de serge kleeding wordt gedragen:

Ie. door de hoofdcommissarissen, Adjunct-hoofdcommissarissen, commissarissen der l e en 2e klasse, ondercommissarissen en politieopzieners der l e en 2e klasse:

een jas van grauwgeel khaki drill of van een stof van de zelfde kleur, voorzien van een colbert-kraag met kleine opening en gesloten door één rij van vier groote dofbronskleurige, meta- len, platte knoopen; vier opgenaaide zakken, twee ter hoogte van de borst en twee ter hoogte van de heupen ; de bovenzakken met dubbele vaste plooi en de benedenzakken model accordeon, elk gesloten met een rechthoekige klep door middel van een kleinen, dofbronskleurigen metalen, platten knoop.

In den rug van de jas drie naden met in den middennaad een split van 22 c.M. ; om de taille boven den ondersten knoop een bruin lederen band van 5i/2 c.M. breedte gaande door twee op de jas genaaide passanten, de band gesloten door een met bruin leder overtrokken gesp (zie fig. A ) .

(20)

Onder de jas wordt gedragen een overhemd van dezelfde kleur met daarop bevestigd een dubbel staande boord van de- zelfde stof en een zwart zijden zelfstrikker.

Een rijbroek van dezelfde stof als de jas.

Bruin lederen beenkappen.

Hooge donkerbruin of zwart lederen schoenen.

Ben hoofddeksel van het model als de voor de O f f r e r e n van het Leger voorgeschreven kwartiermuts van dezelfde stoffage als de jas en de broek, doch zonder kokarde, de rand zonder ringveer, de voorzijde, opgehouden door een opslagveertje; om den stijven rand een band van zwart zijden gallon, breed 4 % c.M.

2e door de hoofdagenten, Posthuiscommandanten en agenten:

' een jas van grauwgeel khaki drill met omgeslagen staanden kraag, de uiteinden aan de voorzijde spits toeloopend gesloten met twee haken en twee oogen van zwart metaal; aan de binnen- zijde voorzien van een slipdasje.

De jas is aan de voorzijde gesloten met één rij van zes groote dofbronskleurige, metalen, platte knoopen; verder voorzien van 4 opgenaaide zakken, twee ter hoogte van de borst met dubbel vaste plooien en twee ter hoogte van de heupen, model accor- deon, elk gesloten met een rechthoekige klep door middel van een kleinen, dofbronskleurige, metalen, platten knoop; om de taille een bruin lederen band van 5 % c.M. breedte gaande door twee op de jas genaaide passanten; de band gesloten door een met bruin leder overtrokken gesp. (zie fig. B ) .

Een rijbroek van dezelfde stoffage als de jas, om de kuit sluitend met zwart of bruin beenen knoopen.

Puttees van wollen stof.

Hooge zwart lederen schoenen.

Een hoofddeksel van het model als de kwartiermuts van de militairen beneden den rang van Adjudant-Onderofficier, en van dezelfde stoffage als de jas, doch voorzien van een vallende klep van verlakt leder en om den stijven rand een zwart, geribd, zijden lint breed i c.M.

3e. als onderscheidingsteekenen worden gedragen:

a. door de hoofdcommissarissen

b. door de adjunct-hoofdcommissarissen

(21)

c. door de commissarissen der l e klasse d. door de commissarissen der 2e klasse e. door de onder commissarissen .

f. door de politieopzieners der Ie klasse g door de politieopzieners der 2e klasse

1 op het hoofddeksel voor a t / m d in het midden boven de klep op den zwarten band het Rijkswapen met schildhouders en

lauwertakken ter hoogte van 5 c.M. ;

voor e ƒ en g het zelfde wapen doch zonder lauwertakken, ailes van doi'bronskleurig metaal.

2 op de schouderlappen voor « t / m g 6 c.M. van den schouder- naad verwijderd en daarmede evenwijdig het onder 1 omschre- ven Rijkswapen benevens daaronder voor a en b onderscheiden- lijk 2 en 1 groote vijfpuntige, dofbronskleurige, metalen ster-

ren (ster). . n J « n

c drie in een driehoek geplaatste kleine vijfpuntige dofbronskleu- rige metalen sterren; de basis van den driehoek evenwijdig aan den mouwnaad;

d. twee kleine vijfpuntige, dofbronskleurige, metalen sterren, even- wijdig geplaatst aan den mouwnaad;

e twee gebombeerde, ronde, gladde, dofbronskleurige, metalen plaatjes van het model als voorgeschreven voor de Adjudant- onderofficieren van het Leger en geplaatst evenwijdig aan den mouwnaad.

f en g drie onderscheidenlijk twee balkjes van dofbronskleung metaal, geplaatst evenwijdig aan den mouwnaad en lang 4 c.M.

breed % c.M. op ouderlingen afstand van 1 c.M. (zie figuur 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7).

Ti. door de hoofdagenten:

1. op het hoofddeksel in het midden boven de klep het Rijks- wapen met schildhouders van dofbronskleurig metaal.

2 op den kraag de rangaanduiding zooals die voor hun rang bij de serge jas is aangegeven, met dien verstande, dat de oranje zijden streep (strepen) wordt (worden) gedragen op een recht- hoekig veld van dezelfde stoffage als de jas, dat door middel van drukknoopen of haken en trensen op den kraag wordt be- vestigd op 1 c.M. afstand van de uiteinden van den kraag.

Achter deze rangaanduiding en op 1% c.M. daarvan ver- wijderd worden aan de rechterzijde de letters VP en ter Imker-

(22)

zijde de volgnummers van dof bronskleurig metaal gedragen.

i. door de posthuiscommandanten en agenten.

1. op het hoofddeksel in het midden boven de klep het Rijks- wapen zonder schildhouders van dofbronskleurig metaal.

2. om de beneden mouwen, losse omslagen van dezelfde stoffage als de jas, waarop de rangaanduiding, voor de posthuiscomman- danten en agenten voorgeschreven, is aangebracht en welke om- slagen door middel van haken en trensen dan wel drukknoopen op de jas zijn bevestigd, (zie fig. 8 en 9).

3. op den kraag ter rechterzijde de letters VP en aan de linker- zijde de volgnummers van dofbronskleurig metaal, (zie figuur C).

Bij de overplaatsing van de stads- en bestuurspolitie naar de veldpolitie of omgekeerd wordt het aan betrokkene vergund de oorspronkelijke kleeding nog één jaar te blijven dragen.

Ten hveede: Te bepalen d a t :

A. 1. het Europeesch personeel der algemeene politie boven den rang van hoofdagent (hoofdrechercheur) zelf voorziet in zijn klee- ding, wapening en uitrusting, met uitzondering van het voorge- schreven medaillon met lint, en van de onder I, letter B, § F be- doelde wapens (marechaussee-sabel en revolver) ;

2. als tegemoetkoming in de kosten van aanschaffing van eerste uitrusting voor ieder, die den rang van adspirant-politieopziener of een hoogeren rang bekleedt, bij eerste indiensttreding wordt te- goed gedaan een bedrag van ƒ 300.— (driehonderd gulden), voor zoover adspirant-politieopzieners betreft met inachtneming van het onder letter B hierna bepaalde;

2. indien de betrokkene binnen drie jaar na indiensttreditig anders dan tengevolge van welbewezen ziels- of lichaamsgebreken buiten eigen toedoen ontstaan dan wel wegens gebrek aan aanle^

(een en ander ter beoordeeling van den gezaghebbende, die het ontslag verleent) uit zijne betrekking of uit 's Lands dienst wordt ontslagen, hij verplicht is voormeld bedrag terug te betalen, be- rekend naar den maatstaf van ƒ 100.— (een honderd gulden) Voor elk jaar of gedeelte daarvan (meer dan zes maanden), dat hij minder gediend heeft.

4. voor de adspirant-politieopzieners, die worden opgeleid voor politieopziener aan de opleidingsschool voor het personeel der al-

(23)

gemeene politie, tijdelijk gevestigd te Buitenzorg, de verblijftijd aan die inrichting niet wordt medegeteld bij de berekening van liet terug te betalen bedrag;

5. bij bevordering geen tegemoetkoming wordt genoten.

B. 1. bet onder letter A hiervoren vastgestelde bedrag der te- gemoetkoming in de kosten van aanschaffing van eene eerste uit- rusting voor een adspirant-politie opziener betaalbaar wordt ge- steld, op plaatsen waar een hoofdcommissaris, een adjunct-hoofd- commissaris of een commissaris der Ie klasse de onmiddellijke lei- ding der algemeene politie heeft aan dezen, overal elders aan het hoofd van plaatselijk bestuur of aan den hoogsten EuropeescKen bestuursambtenaar ter plaatse;

2. de tegemoetkoming, bestemd voor een adspirant-politieopzic- ner, die wordt opgeleid voor politieopziener aan de opleidingsschool voor het personeel der algemeene politie, tijdelijk gevestigd te Bui- tenzorg, aan het Hoofd dier school wordt betaalbaar gesteld;

3. de in de voorafgaande punten van deze paragraaf bedoelde ambtenaren, te wier name het bedrag der tegemoetkoming is be- taalbaar gesteld, zorgen dat de nieuw aangestelde adspirant-politic- opzieners zich van de voorgeschreven kleeding, wapening en uit- rusting voorzien en de kosten van aanschaffing daarvan voldoen tot het bedrag hetwelk te hunner beschikking is gesteld ;

•i. op de nieuw aangenomenen de verplichting blijft rusten om het kostende van de ontvangen kleeding, wapening en uitrusting geheel of gedeeltelijk terug te betalen op de wijze als in dit artikel onder letter A is bepaald.

C. tot verstrekking van eerste uitrusting van 's Landswege aan : o. hoofdagenten en hoofdrechercheurs,

b. posthuiscommandanten, rechercheurs, leerling-rechercheurs en agenten der le en 2e klasse;

die een verbintenis aangaan, wordt te goed gedaan:

«• ƒ 100.— (éénhonderd gulden) b. ƒ 50.— (vijftig gulden),

welke bedragen met uitzondering voor de hoofdrecherchcurs.

rechercheurs en leerling-rechercheurs in het hierna te noemen kleedingfonds worden gestort;

D. tot aanschaffing, onderhoud en vernieuwing van cle kleeding wordt tegoed gedaan per maand en per man aan:

(24)

a. hoofdagenten le en 2e klasse ƒ 6.50 (zes gulden vijftig cent) ; b. posthuiscommandanten en agenten le en 2e klasse ƒ 3.50 (drie

gulden vijftig cent).

De onder a en b genoemde bedragen worden ook te goed gedaan onderscheidenlijk aan hoofdrechercheurs le en 2e klasse, aan re- chercheurs le eu 2e klasse en aan leerling-rechercheurs. welke oeambten, vrij zijnde van unifornidragen, bedoelde bedragen uit- gekeerd krijgen.

Voorts wordt voor het in orde houden van de kleeding en uit- rusting nog toegekend een tegemoetkoming per man en per maand aan :

a. politieopzieners der Ie en 2e klasse en adspirant politicopzieners ƒ 10.— (tien gulden) ;

6. mantri's politie ingedeeld bij de veldpolitie ƒ 7,50 (zeven gul- den vijftig cent).

E. het kleedinggeld wordt ontvangen en beheerd door den be- trokken hoofdcommissaris dan wel door den betrokken gewestelijken leider der veldpolitie en verantwoord in een kasboek met opschrift :

„Kleedingfonds", waarin ieder belanghebbende volgens zijn korps- nummer een afzonderlijk folio krijgt, waarop het maandelijks ont- vangen kleedinggeld, de hierna te noemen vergoedingen en voor den betrokkene gedane uitgaven voor kleeding geboekt worden.

Op plaatsen waar het bepaalde omtrent de kleeding van het per- soneel der algemeene politie op de drie hoofdplaatsen eveneens is of zal worden van toepassing verklaard en waar een adjunct-hoofd- commissaris of commissaris van politie der Ie klasse beiast is met de leiding van dat personeel, geschiedt het in het vorige lid be- paalde door dezen ; op de overige plaatsen door het betrokken Hoofd van plaatselijk bestuur;

F . de kleeding verstrekt wordt op verzoek van den belang- hebbende, ter beoordeeling van hem, die met de leiding van het politiepersoneel belast is, dan wel wanneer deze laatste een e ver- strekking noodig acht;

G. aan hem, die zijn kleeding verkoopt, verpandt, verwaarloost of door schuld in het ongereede doet geraken, overeenkomstige nieuwe kleeding wordt verstrekt met oplegging der vergoeding van het kostende te boeken in het kasboek van het kleedingfonds :

(25)

H. eenmaal per jaar op 1 April het kleedingfonds zal worden afgesloten en het tegoed geheel of gedeeltelijk aan belanghebbenden uitbetaald, met dien verstande evenwel, dat die uitbetaling alleen zal geschieden aan degenen, die minstens één jaar dienst bij de algemeene politie kunnen doen gelden en die in het bezit zijn van de volgende kleedingstukken van goede kwaliteit:

a. voor het personeel der algemeene — uitgezonderd de veld-politie ; twee serge jassen

twee serge broeken twee paar schoenen een koepiah (stijf model) een bamboehoed

een paar beenkappen een serge regenmantel

b. voor het personeel der veldpolitie:

drie jassen van grauwgeel khaki drill drie broeken ,, „ „ „ een pet „ „ „ „ een bamboehoed

twee paar schoenen een paai' puttees een serge regenmantel

Als eerste uitrusting ontvangen de agenten die een verbintenis hebben aangegaan van de

a. S t a d s p o l i t i e , een serge jas een serge broek een stijve koepiah een bamboehoed een paar schoenen een serge regenmantel een paar beenkappen b. V e l d p o l i t i e .

twee jassen van grauwgeel khaki drill twee broeken ,, „ „ ,,

een bamboehoed

een pet van grauwgeel khaki drill een paar schoenen

een paar puttees

(26)

een serge regenmantel

De hoofdagenten krijgen behoudens den bamboehoed en de stijve 'koepiah bovendien :

o. S t a d s p o l i t i e .

twee jassen van grauwgeel khaki drill twee broeken „ „ » » een paar schoenen

een grauwgeel khaki helmhoed een zwarte pet

b. V e l d p o l i t i e .

twee jassen van grauwgeel khaki dril twee broeken „ „ » » een paar schoenen

een pet van grauwgeel khaki drill

De bij de Opleidingsschool voor het personeel der Algemeene politie in opleiding zijnde hoofdagenten ontvangen voorloopig al- leen de voor de veldpolitie voorgeschreven:

twee jassen van grauwgeel khaki drill twee broeken „ ,, » » een pet „ „ » » twee paar schoenen

een paar puttees een serge regenmantel.

Mochten ze na afloop van hun opleiding bij de Stadspolitie wor- den ingedeeld, dan kunnen ze de ontvangen veldpolitie-kleeding nog gedurende hoogstens één jaar blijven dragen.

I. een folio van het kleedingfonds tusschentijds wordt afge- sloten, wanneer de betrokkene het korps verlaat, in welk geval diens kleeding geheel zal worden ingenomen en de waarde daarvan geschat en dit bedrag als een tegoed worden geboekt. Dit totaal tegoed zal aan den belanghebbende, na aftrek van de voor hem gedane uitgaven worden uitbetaald, tenzij deze uitgaven grooter zijn clan het hem aankomende, dan wel wanneer sedert de voor- gaande afsluiting van zijn folio nog geen jaar is verloopen; in het eerste geval kan hij door geregelde storting, dan wel door inhouding van het nog uit te betalen traktement dit aanzuiveren, in het tweede geval komt het tegoed ten bate van het kleedingfonds;

J. de ingenomen kleeding na behoorlijk gereinigd, c.q. uitge- stoomd te zijn, tegen de geschatte waarde aan een ander politie-

(27)

beambte kan worden verstrekt ; den oorspronkelijken eigenaar zal voor dit reinigen een vast bedrag in rekening worden gebracht.

Mogelijke kosten, verbonden aan het passend maken en in behoor- lijken staat brengen van die kleeding komen ten laste van den nieuwen bezitter;

K. voor zoover zulks door den Directeur van Binnenlandsch Bestuur wordt noodig geoordeeld, de tot de uniform van het per- soneel der algemeene politie behoorende kleeding, stoffages en uit- rustingsstukken, welke in den prijslijst van dit departement zijn opgenomen, tegen betaling uit 's Landsmagazijnen moeten worden ontvangen, terwijl de overige artikelen plaatselijk aangekocht dan wel van elders betrokken kunnen worden, met dien verstande dat bij de aanvraag tot ontvangst uit 's Lands magazijnen behoort te worden overgelegd het stortingsbewijs van het kostende der aan- gevraagde artikelen, dan wel een afschrift van de betrekkelijke opdracht tot invordering bij 's Lands kas van het geldswaardig be- drag daarvan;

L . de voor de jassen benoodigde volgnummers en de voor de hoofddeksels van het daarvoor in aanmerking komende personeel der politie beneden den rang van adspirant-politieopziener benoo- digde emblemen als uitrusting van Landswege in bruikleen worden

•verstrekt en bij gebleken behoefte vernieuwd;

M. de tengevolge van bevolen diensten verloren geraakte of on- bruikbaar geworden kleedingstukken, zoomede de zonder schuld of toedoen der gebruikers verloren, of onbruikbaar geworden artikelen van wapening en uitrusting van 's Landswege kunnen worden ver- vangen.

Is echter het verloren gaan of onbruikbaar worden van artikelen

•van wapening en uitrusting een gevolg van schuld, toedoen of zor- geloosheid der gebruikers dan geschiedt de vervanging daarvan te hunnen laste en wordt bij de betrekkelijke aanvraag tot ontvangst

gehandeld zooals bij letter K hiervoren is bepaald.

N. Op de standplaats van den gewestelijken leider zal onder

•diens beheer en in een daartoe te bestemmen magazijn reserve- voorraad worden aangehouden van 10% der in verband met de voorgeschreven sterkte in gebruik zijnde wapening en uitrusting.

Ten derde: Almede te bepalen:

(28)

A. dat het Inlandsch personeel der Algemeene Politie beneden den rang van mantri-politie buiten de hoofdplaatsen Batavia (met inbegrip van Meester-Cornelis), Semarang en Soerabaja zal worden gekleed als volgt:

le. de posthuiscommandanten, overeenkomstig het bepaalde voor hunne ranggenooten op de drie hoofdplaatsen;

2e. de agenten met een serge jas met rangaanduiding, een serge broek, een bamboehoed en een regenmantel van de modellen, zoo- als voorgeschreven in artikel één Hoofdstuk 1 onder D., terwijl in plaats van de koepiah van stijf model een slappe koepiah zonder embleem wordt verstrekt.

Volgnummers worden alleen dan beschikbaar gesteld, indien zulks door de Hoofden van Gewestelijk Bestuur wordt noodig geacht, in dit geval zal het bepaalde in punt L van artikel twee van toe- passing zijn.

De verstrekking van de kleeding geschiedt als eerste uitrusting bij eerste indiensttreding, terwijl de vernieuwing van de jassen, broeken, koepiahs en bamboehoeden telkens na verloop van één jaar en van de mantels na verloop van vier jaar plaats heeft.

B. dat aan liet onder A genoemd personeel als uitrusting in bruikleen wordt verstrekt:

Ie. een marechaussee-sabel met toebehooren.

De nog in gebruik zijnde oud model verkorte Cavalerie-sabel met toebehooren bij de bereden agenten en de Artillerie-sabel bij de overige agenten worden bij afkeuring niet meer vervangen, doch instede daarvan verstrekt de marechaussee-sabel;

2e. een houten wapenstok;

3e. een signaalf luit ;

C. dat van 's Landswege aan de kantooroppassers bij de amb- tenaren van het Binnenlandsch Bestuur, zoomede aan de bood- schappers, toegevoegd aan de bestuursambtenaren op Java en Ma- doera, worden verstrekt:

Ie. als eerste uitrusting en verder als vernieuwing eens in d e twee jaren één jas en één broek van het model als voor de politie- agenten is voorgeschreven, echter zonder rangaanduiding op d e mouwen en zonder nummers op den kraag der jas, terwijl die kleedingstukken met geel, instede van met oranje treskoord zullen zijn uitgemonsterd ; dit kostuum zal uitsluitend gedurende de dienst- uren mogen worden gedragen;

(29)

2e. als uitrusting in bruikleen:

een ambtsonderscheidingsteeken als bedoeld in artikel 2, § I I I van het besluit van 10 Februari 1897 No. 1 (Staatsblad No. 65).

D. dat voor de zonder schuld of toedoen der gebruikers verloren geraakte of onbruikbaar geworden artikelen van kleeding, wapening

«en uitrusting wat de kleeding betreft binnen den vastgestelden draagtijd, van Landswege nieuwe kunnen worden verstrekt.

Is "echter dat verloren gaan of onbruikbaar worden een gevolg van schuld, toedoen of zorgeloosheid der gebruikers dan geschiedt d e vervanging daarvan te hunnen laste. In dat geval wordt bij de aanvraag tot ontvangst overgelegd het stortingsbewijs van het kos- tende der te vervangen artikelen, dan wel een afschrift van de

betrekkelijke opdracht tot invordering bij 's Lands kas van het geldswaardig bedrag daarvan.

Ten vierde: Verder te bepalen:

1. dat omtrent de verstrekking van munitie tot het houden van schietoefeningen en voor mogelijk gebruik in dienst aan de volgens de in dit besluit genoemde voorschriften met revolver, karabijn of geweer bewapenden van toepassing zijn de bepalingen, vervat in de besluiten van 18 Augustus 1899 No. 40 (Bijblad No. 5427), 25 December 1900 No. 12 (Bijblad No. 5540) en 7 Januari 1898 No. 12, met dien verstande evenwel, dat het aantal van Landswege t e verstrekken scherpe patronen wordt gebracht op 70 (zeventig) per karabijndragende politieagent, zullende die munitie worden beheerd door de Hoofden van plaatselijk bestuur, hoofdcommis- sarissen dan wel gewestelijke leiders van politie, die maatregelen

treffen, dat aan de met de revolver bewapenden niet meer dan 12 patronen gelijktijdig worden verstrekt;

2. dat ten aanzien van de verstrekking, onbekwaamkeuring en herstelling van de wapening en munition voor het in dit besluit genoemd politiepersoneel van toepassing zijn de artikelen 387 en volgende, 475f en 475g van de bij het besluit van 11 J u n i 1882 No. 6 (Staatsblad No. 161) vastgestelde „Eegelen voor het beheer van het materieel bij het Departement van Oorlog" zooals die Uegelen sedert zijn of nader zullen worden gewijzigd;

3. dat, met aanvulling in zoover van het besluit van 2 April 1893 No. 19, bij alle verstrekkingen uit den voorraad van het De- partement van Oorlog en bij het opleggen van vergoedingen aan

•de tot de Algemeene politie behoorende personen, de bij verstrek-

(30)

king van Landsgoed aan derden gebruikelijke verhooging van 25%

niet in rekening zal worden gebracht.

Ten vijfde : Nog te bepalen, dat het voorgesehrevene omtrent de kleeding, de bewapening en de uitrusting van het niet-Euro- peesche personeel der algemeene politie beneden den rang van man- tri-politie op de hoofdplaatsen Batavia (met inbegrip van Meester- Cornelis), Semarang en Soerabaja, ook van toepassing is voor het gouvernement Oostkust van Sumatra, de hoofdplaats Bandoeng,, de afdeelingshoofdplaats Buitenzorg, zoomede voor die gewesten en plaatsen, waarvoor zulks bij afzonderlijke besluiten is bepaald.

Uittreksel enz.

Ter Ordonnantie van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië :

De Algemeene-Secretaris, H Ü L S H O F F POL.

Uitgegeven den twee en twintigsten Juni 1918.

De Algemeene-Secretaris, H U L S H O F F POL.

(31)

Op biz. 4, 10e regel van boven staat achter „ t r e s " :, moet zijn ; Op blz. 13, in regel 13 en 14 van boven iaoeten

a. hoofdofficieren en

6. kapiteins worden samengevat door een accolade, aldus :

a. | hoofdofficieren en b. j kapiteins.

Op blz. 19, 13e regel van boven/wordt achter „voor" een : ge- plaatst en begint met a en l een nieuwe regel.

Op blz. 20, 11e regel van onderen staat : 2, moet zijn 3.

(32)

Fig. A. Behoort bij hel besluit van 8 September 1921 No. 33 (Staatsblad No. 526).

Mij bekend:

De Algemeene Secretaris,

(w.g.) CH. WELTER. Fig. B.

/. Schoiiderlap voor Ondercommissaris.

2- idem „ Politleapziener Ie kl

3- Wem „ 2e „

\ i

a

* ,&~<\

4. Schoudcrlap voor Commissaris van politie 2e kl.

idem Ie

6- Mem ,, Adjunct Hoofdcommissaris.

7. idem „ Hoofdcommissaris.

Fig. C.

S. Distinctieven voor agent Ie kl.

9- idem Posthuis commandant.

(33)

Fie. 1.

Fig. 2. (achterzijde fig. Ij.

Jas voor Commissaris der Ie klasse (zwart laken).

ÜH

Fig. 5. M

f-

•mi

W'?

'"^<;

' \

, :

Fig. 3. (ware-grootte).

Schoude.rpassani voor Commissarissen.

Fig. 6.

Fig. 4.

Fig. 7. (ware grootte).

Gouden kraag voor Hoofd- en Adjunct-Hoofdcommissarissen met weglaten der voorgeschreven emblemen.

Embleem met schildhouders en lauwertakken op den jaskraag van Commissarissen (a) op de pet en ien helmhoed, (b) van verguld metaal of geborduurd van gouddraad (de donkere ondergrond geeft hit lakenveld aan, dat zich onder het embleem op de pet en den helmhoed bevindt).

Fig. 8.

Pet voor Commissarissen en opzieners.

Vijfpnntige ster, voor Hoofd- en Adjunct-Hoofdcommissarissen. Zespuniige ster, rangsaanduiding voor Commissarissen.

(34)

Fig. 9. Fig. 10.

Fig. 11.

f\

\ i

f* /"

Nestelpen van verguld metaal (ware grootte).

Gedeelte van het schoudersnoer (ware grootte). Jas voor Commissaris met gala uitmonstering.

Fig. 12.

Helmhoed.

Fig. 15. (ware grootte).

Sergen of witte jas voor Commissarissen. Losse schouderpassant voor Hoofdagenten.

(35)

Fig. 18.

Fig. 16. (ware grootte).

Fig. 14.

Jas voor Hoofdagenten (donker i)/"»w ser^>-

_0.QI5 j-L--ffÖJ

Rawaanduiding voor Hoofdagenten Ie klas voor de sa-gen. jas.

Fig. 17. (ware grootte).

Regenmantel (donker blauw waterdicht serge).

Fig. 19.

Rangaan duiding voor mantel voor Hoofdagenten Ie klas.

Fig. 20.

Koepiah.

Fig. 21.

Embleem voo r Inlandsche agenten op koepiah en helmhoed.

Embleem voor kraag, pet en helmhoed voor Opzieners en Hoofdagenten.

(36)
(37)
(38)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een probleem met het arrest is echter dat daarin de rechtsvragen die de zaak oproepen onbesproken blijven: in hoeverre kan noodweer geweld tegen onschuldige derden rechtvaardigen,

Therefore, based on these results of the crystallization unit exergy performance of Chapter 3, an integrated biorefinery concept was developed for the valorisation of A-molasses

In this longitudinal observational study we compared the results of a multidisciplinary pulmonary rehabilitation program at high-altitude (HAPR) to a comparable treatment

In alle richtlijnen werd systematisch literatuuronderzoek verricht naar het effect van OSA-behandeling op aan diabetes gerelateerde uitkomsten, maar geen van de richtlijnen doet

Zoals eerder vermeld worden er in een teeltsysteem met de aantallen ingebogen takken en scheuten gespeeld en bekeken of de plant voldoende productie haalt. Er wordt getracht om met

Sprenger van Eijk, Handleiding tot de kennis van onze vaderlandsche spreekwoorden en spreekwoordelijke zegswijzen, bijzonder aan de scheepvaart en het scheepsleven, het dierenrijk

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

Formaties duren langer naarmate de raad meer versplinterd is, gemeenten groter zijn, er na verkiezingen meer nieuwe raadsleden aantreden en anti-elitaire partijen meer