• No results found

Toetsing van de Groene Weide Meststof in de praktijk

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Toetsing van de Groene Weide Meststof in de praktijk"

Copied!
54
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De missie van Wageningen University & Research is ‘To explore the potential of nature to improve the quality of life’. Binnen Wageningen University & Research bundelen Wageningen University en gespecialiseerde onderzoeksinstituten van Stichting Wageningen Research hun krachten om bij te dragen aan de oplossing van belangrijke vragen in het domein van gezonde voeding en leefomgeving. Met ongeveer 30 vestigingen, 6.800 medewerkers (6.000 fte) en 12.900 studenten behoort Wageningen University & Research wereldwijd tot de aansprekende kennisinstellingen binnen haar domein. De integrale benadering van de

vraagstukken en de samenwerking tussen verschillende disciplines vormen het hart van de unieke Wageningen aanpak.

Wageningen Environmental Research Postbus 47

6700 AB Wageningen T 317 48 07 00

www.wur.nl/environmental-research Rapport 3114

ISSN 1566-7197

Toetsing van de Groene Weide Meststof in de praktijk

Demovelden van de gebiedsgerichte pilot Kunstmestvrije Achterhoek, 2020

Phillip Ehlert, Herman de Boer & John van der Lippe

(2)
(3)

Toetsing van de Groene Weide Meststof in de praktijk

Demovelden van de gebiedsgerichte pilot Kunstmestvrije Achterhoek, 2020

Phillip Ehlert1, Herman de Boer2 & John van der Lippe3

1 Wageningen University & Research - Wageningen Environmental Research 2 Wageningen University & Research – Livestock Research

2 Wageningen University & Research - Unifarm

Dit onderzoek is uitgevoerd door Wageningen Environmental Research en Wageningen Livestock Research en gefinancierd door Stichting Biomassa en het Melkveefonds (projectnummers 5200045367 & 4400003005).

Wageningen Environmental Research Wageningen, oktober 2021

Akkoord referent die het rapport heeft beoordeeld, en akkoord voor de inhoud:

Gert-Jan Reinds, Teammanager Sustainable Soil Management | Wageningen University and Research, Environmental Research

Rapport 3114 ISSN 1566-7197

(4)

Ehlert, P.A.I, H.C. de Boer & J. van der Lippe, 2021. Toetsing van de Groene Weide Meststof in de praktijk; Demovelden van de gebiedsgerichte pilot Kunstmestvrije Achterhoek, 2020. Wageningen, Wageningen Environmental Research, Rapport 3114; 50 blz.; 8 fig.; 7 tab.; 7 ref.

De doelstelling van het project Kunstmestvrije Achterhoek (KVA) is het verduurzamen van de bemestingspraktijk door de bemesting van grasland en bouwland zo veel mogelijk in te vullen met regionaal beschikbare nutriënten. Het project is onderdeel, als gebiedsgerichte pilot, van het zesde Nederlandse actieprogramma1 in het kader van de Nitraatrichtlijn. Een van de doelstellingen van het project betreft het identificeren van gewenste productkwaliteit en productsamenstelling van

bemestingsproducten van dierlijke mest en slib, beschikbaar komend door toepassing van best beschikbare technieken voor mest- en slibverwerking. Deze doelstelling is door WUR-Wageningen Environmental Research (WUR-WENR) uitgewerkt in een monitoringsprogramma. Een onderdeel daarvan is toetsing van een nieuw bemestingsproduct van dierlijke mest en andere (meest hernieuwbare) stikstofbronnen in demovelden. Dit rapport geeft een vervolg op het onderzoek met demovelden dat in 2018 startte. De resultaten van het derde en laatste jaar van onderzoek uit 2020 worden in dit rapport gepresenteerd.

The aim of the project Biobased Fertilisers Achterhoek (in Dutch: Kunstmestvrije Achterhoek) is to make fertilisation practice more sustainable by means of the use of locally available nutrients from renewable sources. The project is, as a regional pilot, part of the sixth action program of the Netherlands serving the Nitrates Directive. One of the objectives is to identify the eligible product quality and product composition of fertilising products from animal manure and sludge which can be produced by means of best available techniques for manure and sludge processing. For this objective WUR-Wageningen Environmental Research (WUR-WENR) has developed a monitoring program. A research topic is testing of a new fertilising product from animal manure and other (most renewable) nitrogen sources in demonstration field experiments. The research started in 2018. This document reports the results of the third and last year 2020.

Trefwoorden: stikstofmeststof, mineralenconcentraat, ammoniumsulfaat, grasland, oogstraming, bodemvoorraad minerale stikstof, milieurisico

Key words: biobased fertiliser, mineral concentrate, ammonium sulphate, grassland, nitrogen fertilisers, yield estimates, soil nitrogen, environmental risk

Dit rapport is gratis te downloaden van https://doi.org/10.18174/555511 of op

www.wur.nl/environmental-research (ga naar ‘Wageningen Environmental Research’ in de grijze balk onderaan). Wageningen Environmental Research verstrekt geen gedrukte exemplaren van rapporten.

2021 Wageningen Environmental Research (instituut binnen de rechtspersoon Stichting Wageningen Research), Postbus 47, 6700 AA Wageningen, T 0317 48 07 00, www.wur.nl/environmental-research.

Wageningen Environmental Research is onderdeel van Wageningen University & Research.

 Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking van deze uitgave is toegestaan mits met duidelijke bronvermelding.

 Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking is niet toegestaan voor commerciële doeleinden en/of geldelijk gewin.

 Overname, verveelvoudiging of openbaarmaking is niet toegestaan voor die gedeelten van deze uitgave waarvan duidelijk is dat de auteursrechten liggen bij derden en/of zijn voorbehouden.

Wageningen Environmental Research aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.

Wageningen Environmental Research werkt sinds 2003 met een ISO 9001 gecertificeerd kwaliteitsmanagementsysteem.

In 2006 heeft Wageningen Environmental Research een milieuzorgsysteem geïmplementeerd, gecertificeerd volgens de norm ISO 14001.

Wageningen Environmental Research geeft via ISO 26000 invulling aan haar maatschappelijke verantwoordelijkheid.

Wageningen Environmental Research Rapport 3114 | ISSN 1566-7197

Foto omslag: Demoveld op proefbedrijf de Marke. Links de behandeling met de Groene Weide Meststof, rechts de referentiemeststof, een blend van minerale stikstofmeststoffen.

1 Zesde nitraat actieprogramma, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/12/22/zesde-nederlandse-actieprogramma-

(5)

Inhoud

Verantwoording 5

Samenvatting 7

Summary 9

1 Inleiding 11

2 Opzet, uitvoering en methoden 13

2.1 Aard van de demovelden 13

2.2 Selectie van graslandpercelen 13

2.3 Opzet 14

2.4 Uitvoering 14

2.4.1 Bemonstering bodem 14

2.4.2 Samenstelling bemestingsproducten 15

2.5 Bemesting 18

2.6 Opbrengstbepaling eerste en tweede snede 18

2.7 Raming van de grasproductie 19

2.8 Grond- en gewasonderzoek 20

2.9 Botanische samenstelling 20

2.10 Indringingsweerstand 20

2.11 Bewerking gegevens en statistische analyse 21

3 Resultaten 2020 22

3.1 Meting en raming van de grasproductie 22

3.1.1 Opbrengst en voederwaarde eerste en tweede snede 22

3.1.2 Ramingen van opbrengst 26

3.2 Botanische samenstelling 29

3.3 Indringingsweerstand 29

3.4 Ontwikkeling voorraad minerale stikstof 30

4 Evaluatie en conclusies 32

Criteria selectie percelen 36

Bemestingen per deelnemer 37

Resultaten per deelnemer 38

(6)
(7)

Verantwoording

Rapport: 3114

Projectnummer: 5200045367

Wageningen Environmental Research (WENR) hecht grote waarde aan de kwaliteit van zijn

eindproducten. Een review van de rapporten op wetenschappelijke kwaliteit door een referent maakt standaard onderdeel uit van ons kwaliteitsbeleid.

Akkoord referent die het rapport heeft beoordeeld, en akkoord voor de inhoud,

functie: Teammanager Sustainable Soil Management | Wageningen University and Research, Environmental Research

naam: dr. ir. G.J. Reinds datum: september 2021

(8)
(9)

Samenvatting

De doelstelling van het project Kunstmestvrije Achterhoek (KVA) is het verduurzamen van de bemestingspraktijk door de bemesting van met name stikstof, kali en zwavel zo veel mogelijk in te vullen met regionaal beschikbare nutriënten. Het project is onderdeel van het zesde Nederlandse actieprogramma in het kader van de Nitraatrichtlijn. Een van de doelstellingen betreft het identificeren van gewenste productkwaliteit en productsamenstelling van bemestingsproducten van dierlijke mest en slib, beschikbaar komend door toepassing van best beschikbare technieken voor mest- en slibverwerking. Deze doelstelling is door WUR-Wageningen Environmental Research (WUR-WENR) uitgewerkt in een monitoringsprogramma. Een onderdeel hiervan is toetsing van een nieuw bemestingsproduct van dierlijke mest en andere (meest hernieuwbare) stikstofbronnen op demovelden.

Een demoveld dient de demonstratie van de landbouwkundige effectiviteit en van een verantwoorde milieukundige effectiviteit door vergelijking met een minerale synthetische stikstofmeststof. Belangrijk is ook om de deelnemer ervaring te laten opdoen met deze nieuwe mestproducten.

Dit rapport is de jaarrapportage van 2020. Het monitoringsprogramma werd gestart in 2018 op tien percelen, waarvan in 2020 zes percelen werden gecontinueerd. Eén ander perceel werd ook

gecontinueerd, maar werd opgedeeld in twee blokken met onderscheidenlijk graslandbeheer,

uitgevoerd door twee verschillende boeren. Bij bewerking werden deze blokken weer samengevoegd.

Drie andere percelen waren nieuw. Daardoor waren in 2020 opnieuw tien demovelden beschikbaar.

De behandelingen in 2020 waren identiek aan die van 2018 en 2019. De behandelingen bestonden uit het toepassen van het nieuwe bemestingsproduct en een referentiebehandeling met een blend van synthetische stikstofmeststoffen. Beide bemestingsproducten hadden identieke verhoudingen tussen stikstof, kalium en zwavel. Het nieuwe bemestingsproduct (Groene Weide Meststof, GWM) met stikstof (N), kalium (K) en zwavel (S) werd geproduceerd uit mineralenconcentraat van co-vergiste

varkensmest, ammoniumsulfaat van een chemische luchtwasser en/of een minerale stikstofmest (Urean). De samenstelling van deze bemestingsproducten werd bepaald door de gewasbehoefte, vastgesteld door de bemestingsadvisering op basis van grondonderzoek, te volgen.

Evenals in 2018 en 2019 werd ook in 2020 de ontwikkeling van het gras gevolgd door de grashoogte te meten, ditmaal op acht tijdstippen. Daarnaast werd de voorraad minerale stikstof in drie

bodemlagen bepaald: voorafgaand aan de bemesting en na de laatste snede. Het onderzoek werd daarnaast uitgebreid door de landbouwkundige werkzaamheid tevens vast te stellen via

opbrengstbepaling van de eerste en tweede maaisnede, in samenhang met de bepaling van de voederkwaliteit. Daarnaast werd in het voorjaar het effect van voorgaande bemesting op de botanische samenstelling bepaald, evenals het effect op de indringingsweerstand.

De grasgroei ondervond in 2020, net als in 2018 en 2019, opnieuw remming door de droogte. Bij vijf graslandpercelen was beregening mogelijk en bij de overige vijf graslandpercelen niet. Dit leidde ten opzichte van voorafgaande jaren tot grotere verschillen in tijdstippen waarop sneden gemaaid werden.

Ook vervielen maaisneden. Percelen zonder beregening realiseerden vier of vijf sneden van verschillende zwaarte. Percelen met beregening realiseerden vijf tot zeven sneden. Gegevens van deelnemende boeren over beregening gaven aan dat beregening bij één perceel niet tot hogere opbrengsten ten opzichte van niet-beregende percelen leidde, terwijl bij de overige hogere opbrengsten werden verkregen.

Bij de eerste twee sneden werd zowel de opbrengst gemeten via maaisneden als geraamd via grashoogtemetingen, circa vijftien dagen na bemesting en circa tien dagen voor de oogst. Dit is een koppeling van een kwantitatieve met een kwalitatieve vergelijksmethode van GWM met blend. Beide methoden wijzen uit dat bij de tweede snede GWM wat achterblijft.

(10)

De voederkwaliteit van beide bemestingsproducten zijn voor het merendeel van de parameters voor voederkwaliteit vergelijkbaar. GWM leidt wel tot een hoger natriumgehalte en tot lagere calcium- en magnesiumgehalten. Bij de tweede snede werden parameters voor eiwit (RE, DVE) wat lager, mogelijk veroorzaakt door een wat lagere stikstofgift met GWM.

Bij latere sneden, gebaseerd op grashoogtemetingen, benaderden de ramingen van de opbrengst voor GWM die van de blend. Op basis van acht ramingen voor opbrengst gebaseerd op grashoogtemetingen is de raming voor de relatieve werking van het nieuwe bemestingsproduct 88% van die van de blend van minerale meststoffen. Deze raming is vergelijkbaar met die welke in 2018 (95%) en 2019 (89%) werd vastgesteld. De lagere werking wordt toegeschreven aan een iets lagere stikstofgift van GWM, veroorzaakt door iets lagere stikstofgehalte van het mineralenconcentraat waaruit GWM wordt geproduceerd.

De botanische samenstelling van de graszode na twee jaar toepassing van GWM verschilt niet van die van de blend.

De indringingsweerstand na twee jaar toediening van GWM leidt tot een hogere indringingsweerstand in de ondergrond op 70-80 cm diepte, terwijl bij uitrijden van de blend (korrelmeststof) de weerstand toenam in de laag 30-40 cm. Een verklaring hiervoor kan mogelijk gevonden worden in verschil in bodemdruk van de verschillende machines gebruikt voor toedienen van GWM en blend.

De voorraad minerale stikstof in de bodemlaag 0-90 cm na de laatste snede in november 2020 verschilde niet met de voorraad in februari 2020 die vastgesteld werd voorafgaand aan de bemesting.

Er is geen aanwijzing dat het nieuwe bemestingsproduct leidt tot een verhoogd risico op

nitraatuitspoeling. Bij graspercelen die vanaf 2018 betrokken zijn bij het monitoringsprogramma werd ook na drie jaar geen verschil in voorraad minerale stikstof gevonden tussen GWM en de blend.

(11)

Summary

The objective of the regional pilot Biobased Fertiliser Achterhoek (in Dutch: KunstmestVrije

Achterhoek (KVA) pilot) is to make the fertilisation practice more sustainable by supplementing the fertilisation of nitrogen, potash and sulphur as much as possible with regionally available nutrients.

The pilot is part of the sixth action program of the Netherlands within the framework of the Nitrates Directive. One of the objectives is to identify the desired product quality and product composition of fertilising products from animal manure and sewage sludge, produced by the best available techniques for manure and sludge processing. This objective has been elaborated in a monitoring program by WUR-Wageningen Environmental Research (WUR-WENR). One part is testing a new fertilising product for animal manure and other (most renewable) nitrogen sources in demonstration field experiments.

A demonstration field experiment demonstrates agricultural and environmental effectiveness of a new fertilising product through comparison with a mineral synthetic nitrogen fertiliser. Next, it is important to let the participating farmer gain experience with these new fertilising products.

The monitoring program started in 2018 on ten plots of grassland of dairy farms and of which six plots were continued in 2020. Three new plots were added and one plot was spitted in two different grass management practises which were overall again combined. Therefore in 2020 again ten demonstration field experiments were conducted.

The treatments in 2020 were identical to those in 2018 or 2019. These treatments consist of the new fertilising product and a reference treatment of a blend of synthetic nitrogen fertilisers. The new fertilising product with nitrogen (N), potassium (K) and sulphur (S) was produced from mineral concentrate from co-digested pig manure, ammonium sulphate from a chemical airwasher and/or a mineral nitrogen fertiliser (an urea – ammonium nitrate solution). The composition of these fertilising products is determined by the requirement of the crop. The crop requirement is determined by soil tests for fertiliser recommendations. Both fertilising products have identical ratios between nitrogen, potassium and sulphur.

The development of the grass in 2020 was again monitored by measuring the grass height, this time at eight different times. In addition, the stock of soil mineral nitrogen was determined in three soil layers: before fertilisation and after the last cut. This study follows thus the monitoring carried out in 2018 and 2019. The study was expanded. The agricultural efficacy was also determined by

determining the yield of the first and second cut in conjunction with the determination of the forage quality. In addition, also the botanical composition was determined on plots that had received the biobased fertilising product (Groene Weide Meststof (GWM)). The soil profiles were examined on the effects of fertilisation products on penetration resistance.

Grass growth was again inhibited by the drought in 2020, just as in 2018 and 2019. Sprinkler irrigation was possible on five grassland plots and not for the other five grassland plots. Compared to previous years, this led to greater differences in frequency and times of mowing. Cuts were also lost due to drought. Plots without sprinkler irrigation realized four or five cuts with of different yields.

Sprinkler irrigated plots made five to seven cuts possible. Sprinkler irrigation did not lead to higher yields in one plot compared to non-irrigated plots; higher revenues were obtained other plots receiving sprinkler irrigation.

For the first two cuts, the yield was measured by mowing as well as estimated by grass height measurements approximately fifteen days after fertilisation and approximately ten days before harvest. This is a coupling of a quantitative with a qualitative comparison method of GWM with the blend. Both methods show that the GWM lagged somewhat behind compared to the blend in the first and second cuts. Fertilising products did not lead to great differences in the feed quality of grass of the first two cuts. GWM does lead to higher sodium levels and lower calcium and magnesium levels.

(12)

From the third cut and following, based on grass height measurements, the yield estimates for the GWM approached those of the blend.

Based on eight yield estimates of grass height measurements, the estimate for the relative effectiveness of the new fertilising product is 88% of that of the blend of mineral fertilizers. This estimate is lower than that established in 2018 and 2019. The lower effect is attributed to a slightly lower nitrogen content of the GWM caused by slightly lower nitrogen content of the mineral

concentrate from which GWM is produced.

Botanical composition of the sod after two years of application of the GWM does not differ from that of the blend.

The penetration resistance after two years of application of the GWM leads to a compaction in the subsoil at a depth of 70-80 cm, while a compaction of the layer 30-40 cm was observed when applying the blend (granular fertiliser). The differences have limited significance.

The stock of mineral nitrogen in the soil layer 0-90 cm after the last cut in November 2020 did not differ from the stock determined in February 2020 prior to fertilisation. There is no indication that the new fertilising product leads to an increased risk of nitrate leaching. For grass plots that have been involved in the monitoring program from 2018, no difference in mineral nitrogen stock was found between the GWM and the blend after three years.

(13)

1 Inleiding

De doelstelling van het project Kunstmestvrije Achterhoek (KVA) is het verduurzamen van de bemestingspraktijk door de bemesting van met name stikstof, kali en zwavel zo veel mogelijk in te vullen met regionaal beschikbare nutriënten (Kroes, 2018). Het project KVA vormt de grondslag voor de gebiedsgerichte pilot Kunstmestvrije Achterhoek, dat onderdeel is van het zesde Nederlandse actieprogramma in het kader van de Nitraatrichtlijn.2 Om tot oplossingen te komen voor de mestproblematiek en bij te dragen aan het algemene doel van KVA, zijn verschillende

(deel)doelstellingen geformuleerd. Een ervan betreft het identificeren van gewenste productkwaliteit en productsamenstelling van bemestingsproducten van dierlijke mest en slib, beschikbaar komend uit best beschikbare technieken voor mest- en slibverwerking (Kroes, 2018). Deze doelstelling is door WUR-Wageningen Environmental Research (WUR-WENR) uitgewerkt in een monitoringsprogramma met vijf onderdelen. De uitwerking focust op één bemestingsproduct dat door Groot Zevert Vergisting B.V. (Beltrum) wordt geproduceerd uit een mineralenconcentraat van digestaat (co-vergiste

varkensmest). De meststof, een mengsel van een mineralenconcentraat met andere

bemestingsproducten, is een stikstof- (N), kalium- (K) en zwavel-(S)houdende meststof (NKS- meststof) en wordt bij de vermarkting Groene Weide Meststof (GWM) genoemd. GWM vormt de basis van een begeleidend wetenschappelijk monitoringsprogramma van WUR-WENR. Het doel van het monitoringsprogramma is te onderzoeken en te monitoren welke (uit mestverwerkingsinstallaties afkomstige) bemestingsproducten in de toekomst de reguliere minerale (chemische) synthetische meststoffen zouden kunnen vervangen. De vijf onderdelen van het WUR-WENR-programma zijn:

1. Randvoorwaarden voor productie, opslag en gebruik van de vloeibare GWM;

2. Stikstofvervangingswaarde (werkingscoëfficiënt) van de vloeibare NKS-meststof en risico op nitraatuitspoeling middels veldproeven;

3. Introductie en demonstratie van effectiviteit van de NKS-meststof middels demovelden;

4. Samenstellen van technische dossiers over mineralenconcentraat, vloeibaar ammoniumnitraat en vloeibaar ammoniumsulfaat;

5. Evaluatie en synthese.

Het derde onderdeel – betreffende de demovelden – is het onderwerp van deze rapportage. Besproken worden de aanpak, opzet, uitvoering en resultaten van demonstratie van de effectiviteit van GWM- meststof middels demovelden. Bij de demovelden ligt de focus bij het gebruik van GWM als stikstof (N-)meststof, rekening houdend met de gewenste N/S-verhouding. De demovelden hebben als doel:

1. Demonstratie van de landbouwkundige effectiviteit van GWM bij gelijke giften aan stikstof en zwavel t.o.v. een minerale NS-meststof;

2. Demonstratie van de gelijkwaardige verantwoorde milieukundige effectiviteit van GWM bij gelijke giften aan stikstof en zwavel t.o.v. een minerale NKS-meststof;

3. Deelnemer ervaring laten opdoen met het nieuwe bemestingsproduct gebaseerd op dierlijke mest.

Deze rapportage is een vervolg op die van de resultaten van de monitoring van 2018 en 2019 (Ehlert

& Van der Lippe, 2020a; 2020b). In 2018 is de monitoring gestart met tien deelnemers aan de gebiedsgerichte pilot KVA met elk een perceel grasland, op een moment dat bij Groot Zevert

Vergisting B.V. de installatie voor de productie van het minerale concentraat nog in aanbouw was. In 2018 werd daardoor mineralenconcentraat gebruikt van Kumac B.V. In januari 2019 werd de

installatie bij Groot Zevert Vergisting B.V. in bedrijf genomen, waardoor mineralenconcentraat van deze installatie beschikbaar kwam. GWM kon daardoor geproduceerd worden met dit

mineralenconcentraat. GWM heeft in 2019 een andere samenstelling gehad dan die van 2018. Groot Zevert Vergisting B.V. heeft in 2019 een verbetering in de kwaliteit van het mineralenconcentraat doorgevoerd door het gehalte aan zwavel aanzienlijk te verlagen. Mineralenconcentraat met een t.o.v.

stikstof hoog zwavelgehalte is vooral inzetbaar bij de bemesting voor de eerste en tweede snede gras;

2 Zesde nitraat actieprogramma, Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2017/12/22/zesde-nederlandse-actieprogramma- betreffende-de-nitraatrichtlijn-2018-2021

(14)

bij een laag zwavelgehalte kunnen alle sneden bemest worden. Een mineralenconcentraat met een laag zwavelgehalte is breder inzetbaar bij de productie van een bemestingsproduct op maat, d.w.z.

qua samenstelling volledig gericht op de gewasbehoefte.

Over de ervaringen in 2020 met deze nieuwe samenstelling op de tien demovelden op grasland wordt in dit rapport verslag uitgebracht. Het monitoringsprogramma van 2018 en 2019 met tien demovelden is in 2020 gecontinueerd. Door het beschikbaar komen van aanvullende financiering werd het mogelijk om het monitoringsprogramma meer verdieping te geven. Verdieping werd gerealiseerd door de opbrengst van de eerste en tweede snede te meten en tevens de voederkwaliteit te bepalen.

Daarnaast werd het effect van de behandeling op de botanische samenstelling onderzocht. Ten slotte werd aanvullend onderzocht of door de verschillen in bemestingstechnieken bij uitrijden van

bemestingsproducten de indringingsweerstand van de bodem gewijzigd werd.

In het kader van de gebiedsgerichte pilot kunstmestvrije Achterhoek vindt opschaling plaats. Die opschaling naar meer graslandpercelen vond plaats in 2020 en zal ook in 2021 haar beslag krijgen. De effecten en betekenis van deze opschaling en ervaringen bij andere deelnemers van de

gebiedsgerichte pilot Kunstmestvrije Achterhoek worden niet in dit rapport behandeld. Hiervoor wordt verwezen naar de website van het project3.

Dit rapport geeft een vervolg van bevindingen van toetsing van GWM in de landbouwpraktijk in 2018 en 2019 (Ehlert & Van der Lippe, 2020a; 2020b) en rapporteert de resultaten van 2020. Het rapport geeft in hoofdstuk 2 informatie over de opzet en uitvoering van de monitoringswerkzaamheden. In hoofdstuk 3 worden de resultaten gegeven en in hoofdstuk 4 de evaluatie en conclusies.

3 https://kunstmestvrijeachterhoek.nl/

(15)

2 Opzet, uitvoering en methoden

2.1 Aard van de demovelden

Een demoveld is een eenvoudige onderzoekseenheid en dient louter ter verkenning. De opzet wordt gestuurd door wat praktisch en financieel haalbaar is. In het kader van de Kunstmestvrije Achterhoek, in samenspraak met Vruchtbare Kringloop Achterhoek en Liemers, werd gekozen voor een

productvergelijking in een praktijksituatie. De productvergelijking in de vorm van een demoveld kent geen herhalingen of niveaus in giften aan te toetsen mineralen (stikstof, kalium, zwavel). Omdat bij iedere deelnemer beide behandelingen (GWM en blend) naast elkaar in een blok lagen, kon wel een statistische toetsing van beide behandelingen over de demovelden heen uitgevoerd worden voor zover tijdstip van waarnemingen, oogsttijdstippen van sneden en groeistadia overeenkomen. De

demovelden dienen verkenningen naar hoe gericht bemest kan worden, welke landbouwkundige werking verwacht kan worden, doorwerkend naar enig effect op milieubezwaarlijk gedrag en – niet op de laatste plaats – hoe ondernemers in de uitvoeringspraktijk de werking ervaren. Bij deze uitvoering in de vorm van demovelden worden wetenschappelijke protocollen en voorschriften voor uitvoering van veldproeven slechts beperkt toegepast.

2.2 Selectie van graslandpercelen

In 2018 werden graslandpercelen op tien melkveebedrijven geselecteerd. De selectie berustte op een schouw bij geïnteresseerde ondernemers. De gevolgde selectieprocedure wordt gegeven in Bijlage 1.

Na afloop van het seizoen 2018 besloot één deelnemer met een perceel grasland op zandgrond zich terug te trekken uit de pilot, waardoor ook het demoveld niet gecontinueerd kon worden. De deelnemer op kleigrond heeft daarop een tweede graslandperceel beschikbaar gesteld voor het monitoringsonderzoek. Daarnaast werd op één zandlocatie wegens omzetting van grasland naar bouwland bij een deelnemer een ander graslandperceel in het onderzoek opgenomen. Daardoor waren in 2019 opnieuw tien demovelden beschikbaar voor de monitoring. De selectie in 2019 omvatte daardoor acht graslandpercelen op zandgrond en twee graslandpercelen op rivierklei. Hiervan waren twee percelen nieuw in het monitoringsprogramma, bij acht percelen was sprake van een continuering van het meetprogramma. Ook in 2020 traden wijzigingen op. Droogte en muizenplagen verhinderden continuering van de demovelden op rivierklei. De deelnemer stelde een ander perceel op rivierklei beschikbaar. Daarnaast verviel door droogteschade een perceel op zandgrond. Ook hier stelde de deelnemer een nieuw perceel ter beschikking. Ten slotte werd een perceel op zandgrond door wijziging in gebruikers opgedeeld in twee blokken. De nieuwe gebruikers waren bereid om het demoveld te continueren. Het demoveld werd daardoor opgesplitst in twee delen. Per deel waren de twee behandelingen aanwezig. De gebruikers hadden elk een eigen bemestingsplan met

runderdrijfmest, maar giften aan stikstof met GWM of de blend waren identiek. Daardoor waren ook in 2020 tien graslandpercelen betrokken bij het monitoringsprogramma waarvan één opgesplitst was in twee delen.

Deelnemers zijn gevraagd informatie over het graslandperceel te delen. De informatie die aan de deelnemers gevraagd werd, was identiek aan die van 2018 en 2019. Het betrof informatie over de giften aan rundveedrijfmest (bij één bedrijf ook vaste rundermest). Naast mestgiften en tijdstippen van toediening werden maaidata gevraagd, ramingen van opbrengst van de verschillende sneden (4 à 5), beeldvorming qua ontwikkeling van de zodekwaliteit met eventuele beheersmaatregelen van onkruiddruk en – niet op de laatste plaats – of er beregend was. Voor dit doel werden een

registratiekaart ontworpen en een WhatsAppgroep ingesteld. Ook 2020 werd gekenmerkt door droogte. Bij vijf graslandpercelen was beregening mogelijk, bij overige vijf niet.

(16)

2.3 Opzet

Demovelden die in 2018 zijn aangelegd, werden – voor zover beschikbaar – qua opzet in ongewijzigde vorm gecontinueerd. Nieuwe percelen hadden eenzelfde opzet. De gecontinueerde demovelden en nieuwe geselecteerde graslandpercelen zijn opgedeeld in twee vrijwel even grote helften (1a, 2b), waarbij rekening gehouden werd met de rijrichting van de bemester. De perceelhelften werden gemarkeerd met hoekpalen die met gps werden vastgelegd.

Illustratie 1 Opsplitsing van een graslandperceel in twee vrijwel even grote blokken ten behoeve van de aanleg van een demoveld op proefbedrijf De Marke. Het linkerdeel werd met GWM bemest, het rechterdeel met de blend van minerale stikstofmeststoffen.

2.4 Uitvoering

2.4.1 Bemonstering bodem

Bij aanvang werd de bodem bemonsterd. De bemonstering diende de bepaling van de

bodemvruchtbaarheidstoestand en het vastleggen van de uitgangspositie van de voorraad minerale stikstof in de bodem.

2.4.1.1 Bepaling bodemvruchtbaarheidstoestand

De bodemvruchtbaarheidstoestand werd bepaald door van het graslandperceel veertig steken van de bodemlaag 0-10 cm te nemen volgens de W-methode die Eurofins Agro-standaard hanteert. De bemonstering werd uitgevoerd door WUR Unifarm.4 De grondmonsters werden daarop aangeboden aan Eurofins Agro voor de bepaling van de bodemvruchtbaarheidsparameters volgens de BemestingsWijzer Grasland.5

4 https://www.wur.nl/nl/Onderzoek-Resultaten/Projecten/Unifarm-1.htm.

5 https://www.eurofins-agro.com/.

(17)

2.4.1.2 Bepaling bodemvoorraad minerale stikstof

Voorafgaand aan de bemesting en na de laatste snede werd de bodem per perceelhelft bemonsterd ten behoeve van de bepaling van de voorraad minerale stikstof. Daartoe werden met de motorboor door WUR Unifarm de bodemlagen 0-30 cm, 30-60 cm en 60-90 cm bemonsterd.

De grondmonsters werden door CBLBvan WUR-WENR geanalyseerd op gehalten aan ammoniumstikstof en nitraatstikstof (1 M KCl, 1:2,5 w/v).6

Illustratie 2 Bemonstering van de bodemlagen 0-30 cm, 30-60 cm en 60-90 cm werd uitgevoerd met de motorboor van WUR Unifarm.

2.4.2 Samenstelling bemestingsproducten

2.4.2.1 Berekening samenstelling

De gewasbehoefte aan N, K en S bepaalde de samenstelling van de bemestingsproducten. De gewasbehoefte werd gebaseerd op grondonderzoek ten dienste van bemestingsadvisering en is gebaseerd op BemestingsWijzer Grasland van Eurofins Agro. De bemestingsbehoefte werd per snede vastgesteld, rekening houdend met de wettelijke voorwaarden bij het gebruik van stikstof. Voor zandgrond werd de door de derogatie verruimde gebruiksnorm voor stikstof van mest van 230 kg N/ha aangehouden en voor rivierklei van 250 kg N/ha. Daarnaast staat de Meststoffenwet het gebruik van minerale stikstof (kunstmest) toe, die samen met stikstof van mest getotaliseerd wordt in de stikstofgebruiksnormen. De gebruiksnorm voor stikstof van de Meststoffenwet is gevolgd. Daardoor werd rekening gehouden met de stikstofgebruiksnorm van 320 kg N/ha voor de zandgronden (centrale zandgronden) en van 385 kg N/ha voor de kleigronden (uitsluitend maaien van grasland).

6 https://www.wur.nl/nl/Onderzoek-Resultaten/Onderzoeksinstituten/Environmental-Research/Faciliteiten- Producten/Laboratoria-Omgevingswetenschappen/CBLB.htm

(18)

De bemestingsgiften volgens de BemestingsWijzer Grasland geven hogere stikstofjaargiften dan de stikstofgebruiksnormen. De stikstofgiften werden verlaagd met een factor berekend uit de

stikstofgebruiksnorm, gedeeld door de adviesjaargift. Per snede werd daarop de gemiddelde behoefte aan stikstof, kali en zwavel berekend. Deze berekende gemiddelden vormden de basis voor de samenstelling van de bemestingsproducten.

De eerste twee sneden vragen zwavelbemesting. Daaropvolgende sneden vragen geen extra zwavel.

Bij de samenstelling van GWM wordt rekening gehouden met zwavel in de grondstof

mineralenconcentraat. Het zwavelgehalte van het mineralenconcentraat was in 2019 hoog waardoor aanvulling met een zwavelbron niet nodig was. Het zwavelgehalte werd gedurende 2019-2020 verlaagd. In 2020 was daarom aanvulling met stikstof en zwavel nodig om tot de juiste verhouding tussen stikstof en zwavel te komen die nodig is om te beantwoorden aan de gewasbehoefte van de eerste twee sneden. Bij volgende sneden was aanvulling met zwavel niet meer nodig. In 2020 werd voor de eerste twee sneden herwonnen ammoniumsulfaat en Urean gebruikt en bij volgende sneden alleen Urean, een oplossing van ureum en ammoniumnitraat. De referentiemeststof is een blend van minerale meststoffen, waarbij de verhouding van stikstof, kali en zwavel afgestemd was op de samen- stelling van de Groene Weide Meststof.

2.4.2.2 Groene Weide Meststof

De productie van de grondstof mineralenconcentraat startte bij Groot Zevert Vergisting B.V. te Beltrum, begin 2019. In 2019 is de kwaliteit verbeterd door een lager zwavelgehalte te realiseren en deze kwaliteit was ook in 2020 beschikbaar. Aanvulling van zwavel was in 2020 voor de eerste twee sneden nodig om te kunnen beantwoorden aan de gewasbehoefte van gras. Dat werd gerealiseerd door ammoniumsulfaatoplossing van GMB Zutphen en Urean toe te voegen aan het

mineralenconcentraat. Op massabasis werd 2,5% ammoniumsulfaatoplossing en 1,5% Urean toegevoegd. Bij volgende sneden werd alleen Urean toegevoegd met een aandeel van 1%. De samenstelling van de Groene Weide Meststof (GWM) werd berekend op de samenstelling van het mineralenconcentraat dat eind 2019 bekend was (Tabel 1). In 2020 werd de samenstelling van het mineralenconcentraat gemonitord in kader van het project Meerwaarde Mest en Mineralen 2 (MMM2).

De samenstelling van het mineralenconcentraat gemeten in MMM2 en de ammoniumsulfaatoplossing worden gegeven in Tabel 2, deze samenstellingen zijn gemeten. Urean werd geleverd door

Van Ieperen en bestond volgens opgave uit 30% N waarvan 15% amide-N, 7,5% NH₄-N en 7,5%

NO₃-N (gegevens van Groot Zevert Vergisting B.V.).

De gerealiseerde samenstelling van GWM wordt gegeven in Tabel 3. Deze informatie kwam beschikbaar na afloop van het bemestingsseizoen en het monitoringsprogramma van MMM2.

Tabel 1 Productspecificaties in kg per ton product van de Groene Weide Meststof per snede, opgegeven door Groot Zevert Vergisting B.V. en gebaseerd op de samenstelling van het

mineralenconcentraat eind 2019.

Snede Stikstof totaal Ammoniumstikstof Nitraatstikstof Kali (K₂O) Zwavel (SO₃)

1e 14,8 13,7 1,1 9,4 12,2 2e 14,8 13,7 1,1 9,4 12,2 3e 11,5 10,8 0,8 9,7 6,4 4e 11,5 10,8 0,8 9,7 6,4

5e * * * * *

(19)

Tabel 2 Samenstellingen¹ van het mineralenconcentraat (n=7) en de ammoniumsulfaatoplossing (n=1).

Parameter Eenheid Mineralenconcentraat Ammoniumsulfaat-oplossing Gemiddelde Standaardafwijking Meetwaarde Drogestof g/kg 39,7 6,8 38,29 Organische stof g/kg 15,2 4,8

EC mS/cm 90,5 6,6

Soortelijke gewicht kg/L 1006,4 7,9 1304

pH [-] 8,3 0,1 7,12

N-totaal g N/kg 7,5 1,2

NH4-N g N/kg 7,4 1,2 7,63 P2O5 g P2O5/kg 0,3 0,2

K2O g K2O/kg 9,4 0,4

Ca g Ca/kg 0,05 0,01 Mg g Mg/kg 0,03 0,02

Na g Na/kg 2,9² *

S g S/kg 1,7 0,3 9,60

1 Analyseresultaten van het mineralenconcentraat werden verkregen bij de monitoring in kader van MMM2. Gegevens van de ammoniumsulfaatoplossing berusten op een analyse uitgevoerd door LUFA in opdracht van Groot Zevert Vergisting B.V.

² Gebaseerd op één analyse.

Tabel 3 Gerealiseerde productsamenstelling in kg per ton product van de Groene Weide Meststof voor de eerste snede met toevoeging van extra zwavel en voor de volgende sneden opgegeven door Groot Zevert Vergisting B.V. (analysegegevens LUFA NRW, 2020).

Product Stikstof totaal Ammonium-stikstof Kali (K₂O) Zwavel (SO₃) Voorjaar 13,6 (0,2)Ꞌ 11,1 (0,2) 7,0 (0,1) 12,6(0,3)

Zomer² 9,5 9,1 8,3 6,5

1 Tussen haakjes staat de standaardafwijking gebaseerd op drie metingen.

² Eén meting.

2.4.2.3 Blend synthetische minerale stikstofmeststoffen

De minerale stikstofblend werd op basis van de berekende samenstelling samengesteld door Triferto7 en werd gebaseerd op Novogran blends8 (Tabel 4).

Tabel 4 Samenstellingen van de blend per snede.

Parameter Eenheid 1e snede 2e snede Volgende sneden

Stikstof totaal % 21,52 19,32 17,65 Ammoniumstikstof (N-NH4) % 13,57 11,71 9,17 Nitraat stikstof (N-NO3) % 7,95 7,61 8,48 Kaliumoxide oplosbaar in water (K2O) % 13,66 13,04 16,52

Zwavel (SO3) % 15,24 13,82 5,30 Chloor (Cl-) % * 10,05 12,73 Magnesium totaal (MgO) % 0,30 2,63 3,77

Magnesium wateroplosbaar (MgO) % 0,08 1,47 1,98 Calcium oplosbaar in mineraal zuur (CaO) % 0,45 2,32 3,59

7 https://www.triferto.eu/nl/home.

8 https://www.triferto.eu/nl/producten.

(20)

2.5 Bemesting

Bij bemesting met de Groene Weide Meststof worden ten opzichte van drijfmest geringe volumes toegediend (3-4 m3/ha). Slootsmid Mesttechniek B.V.9 heeft voor Groot Zevert Vergisting B.V daartoe een bemester ontworpen en vervaardigd die de gewenste giften aan Groene Weide Meststof kan toedienen (Illustratie 3). De bemester betreft een ontwerp dat in 2020 verder werd ontwikkeld. In 2020 is een derde generatie in gebruik genomen. Illustratie 3 toont de bemester die in 2020 werd gebruikt. Feitelijke bemestingen per deelnemer worden gegeven in Bijlage 2.

Illustratie 3 Toedieningstechniek voor de bemesting van de Groene Weide Meststof. Dit type heeft een werkbreedte van 12 m.10

2.6 Opbrengstbepaling eerste en tweede snede

Van zes tot negen demovelden is de opbrengst van de eerste twee sneden bepaald d.m.v. uitmaaien.

Per demoveld per perceelhelft (behandeling) werd door proefbedrijf Unifarm met een Haldrup- oogstmachine op drie plaatsen een strook van 1,5 m breed en minimaal 10 m lang gemaaid

(Illustratie 4). Deze stroken werden ook nog in schuine richting gemaaid om eventuele effecten van rijsporen et cetera te minimaliseren. De maaihoogte was 6 cm.

Op iedere perceelhelft werd het gemaaide gras per strook gewogen en per strook sub-bemonsterd.

Van iedere strook is het gewicht vastgelegd; de drie submonsters werden samengevoegd tot één verzamelmonster per perceelhelft.

Het uitgemaaide gras werd na het wegen en sub-bemonsteren afgevoerd naar de rand van het perceel.

9 http://www.slootsmid.com

10 Een werkbreedte van 18 m is eveneens mogelijk.

(21)

Illustratie 4 Schema van het uitmaaien van grasstroken van 1,5 x 10-24 m per blok met Groene Weide Meststof of met de Blend van minerale stikstofmeststoffen.

2.7 Raming van de grasproductie

Binnen de uitvoeringsmogelijkheden van een demoveld en gelet op financiële randvoorwaarden bij aanvang van het onderzoek in 2018, is gezocht naar een snelle methode voor raming van de grasopbrengst. Gekozen werd voor de methode gebaseerd op de meting van de grashoogte

(Illustratie 5). Grashoogtemetingen spelen een rol bij het praktijkmanagement van grasland en geeft een veehouder actuele informatie over de beschikbare hoeveelheid gras op zijn percelen

(grasvoorraad) en de grasgroei. Grashoogtemetingen geven verantwoord uitsluitsel over de opbrengst, mits de opbrengst van het gras niet hoger is dan 2,7 ton drogestof/ha

(Holshof en Stienezen, 2016). Gegeven deze conditie werden de grashoogtemetingen zo veel mogelijk uitgevoerd in een groeistadium tien dagen voor de feitelijke oogst.

Illustratie 5 Grashoogtemeter met toelichting.

Groene weide meststof Blend

1,5

10 m

Een grashoogtemeter is een hulpmiddel voor het schatten van de hoeveelheid gras in een perceel grasland. Door de grashoogte te meten en daar de hoogte van de grasstoppel van af te trekken, kan – gebaseerd op ijklijnen – een raming verkregen worden van beschikbare grasopbrengst. Onderzoek van Holshof en Stienezen (2016) wijst op bruikbare gegevens tot een beschikbare grasopbrengst van 2,7 ton droge stof/ha. Bij hogere beschikbare grasopbrengsten worden de ramingen van de opbrengst onnauwkeuriger. Een meting van de grashoogte kan snel uitgevoerd worden en geeft daardoor snel informatie.

(22)

2.8 Grond- en gewasonderzoek

Bij de eerste twee sneden werden per snede de verzamelmonsters door Unifarm ingewogen, 48 uur gedroogd bij 70°C, en uitgewogen ter bepaling van de drogestofopbrengst.

De gedroogde grasmonsters werden door Eurofins Agro B.V. geanalyseerd op voederwaarde (NIRS) en uitgebreid mineralenpakket (nat-chemisch).

Ook de bodemvruchtbaarheidstoestand van de bodemlaag 0-10 cm werd bepaald door Eurofins Agro Testing Wageningen B.V. Eurofins is een geaccrediteerd laboratorium; de scope is vermeld onder L122.11

De voorraad minerale stikstof werd bepaald door grondmonsters te extraheren met 1 M KCl (1:2,5 w/v) en werd uitgevoerd door het Chemisch Biologisch Laboratorium Bodem (CBLB) van WUR-WENR.

CBLB een kwaliteitssysteem gebaseerd op de ISO-17025 norm.

2.9 Botanische samenstelling

Op 26 of 30 maart 2020 werd van de zes langer bestaande demovelden per perceelhelft de totale bodembedekking (bezettingsgraad) geschat, evenals het relatieve aandeel van alle aangetroffen soorten. De botanische kartering werd uitgevoerd door een ervaren schatter; de methode is beschreven in De Boer et al. (2018). Uit (kleinschalige) veldproeven blijkt dat met deze methode verschillen in relatieve aandelen van 1-2 procentpunt statistisch betrouwbaar kunnen worden aangetoond (De Boer et al., 2018; 2020).

2.10 Indringingsweerstand

Op 13-15 februari 2020 werd van de zes langer bestaande demovelden per perceelhelft de

indringingsweerstand gemeten met een penetrologger (Eijkelkamp), per 1-cm bodemlaag, tot 80 cm diepte, op 21 plekken verdeeld volgens een W-patroon (Illustratie 6). Ten tijde van de meting was de vochttoestand in de bodem rond veldcapaciteit, waardoor effecten van verschillen in vochttoestand tussen percelen op de meting werden geminimaliseerd. Op verschillende percelen waren dieper in de bodem harde laagjes aanwezig, waarschijnlijk ijzeroxide. Op deze plekken kon niet verder worden gemeten; de hier gemeten waarden zijn onbetrouwbaar en daarom uit de gegevens verwijderd.

Illustratie 6 Patroon van de 21 locaties binnen een perceelhelft waarbij de indringingsweerstand werd bepaald.

11 https://www.rva.nl/geaccrediteerde-organisaties/details/154.

x x x

x x x x

x x x x

x x x x

x x x x

x x

(23)

2.11 Bewerking gegevens en statistische analyse

Bij de opbrengstbepaling van de eerste twee sneden werd de verse opbrengst van het gemaaide oppervlak per perceelhelft omgerekend naar de verse opbrengst per hectare. Daarna is met het berekende DS-gehalte de drogestofopbrengst per hectare berekend, evenals de VEM-opbrengst, RE-opbrengst, DVE-opbrengst en de totale N-opname.

Demovelden hebben een eenvoudige proefopzet zonder herhalingen of niveaus. Het ontbreken van herhaling beperkt de mogelijkheden voor statistische analyses. Deze omstandigheid leidt tot

eenvoudige generieke statistische analyses, waarbij blokken met bemestingsproducten als hoofdfactor werden aangewezen en deelnemende bedrijven als strata op de hoofdfactor. Standaardfouten

berusten op deze strata. Bij de maaisneden kan ieder demoveld gezien worden als blok met type bemesting als behandeling binnen blok. Deze gegevens werden geanalyseerd met ANOVA.

Grasopbrengst, gehalten, voederwaardeopbrengst, botanische samenstelling en indringingsweerstand werden statistisch getoetst met de ANOVA-procedure in statistisch pakket Genstat (19e editie). Hierbij werden de individuele demovelden gebruikt als blokken.

Bewerking van meetgegevens volgt standaard statistische procedures die werden uitgevoerd met Genstat, 19e editie.12

12 https://www.vsni.co.uk/software/genstat/.

(24)

3 Resultaten 2020

In 2020 werd de regio Achterhoek opnieuw getroffen door droogte. Van half maart tot half mei was de hoeveelheid neerslag gering. De verschillen in neerslagtekort in de Achterhoek tot en met 30

september 2020 varieerden van 120 tot meer dan 300 mm (KNMI13). De demovelden ontkwamen niet aan effecten veroorzaakt door droogte. Bij vijf graslandpercelen (perceelcodes 6, 9, 10, 12 en 14)) was er een mogelijkheid voor beregening.

3.1 Meting en raming van de grasproductie

Zonder beregening werden vier tot vijf sneden geoogst. Met beregening werden vijf tot zeven sneden geoogst. Er werd ook schonend gemaaid, d.w.z. dat er geen sprake was van een feitelijke maaisnede met opbrengst, maar alleen gemaaid werd ter onderhoud van het grasland. De opbrengstramingen van deze sneden van de deelnemers liepen uiteen van 0,7-3,5 ton drogestof/ha. Zonder beregening raamden de deelnemers de jaaropbrengst op 6,5-10,5 ton drogestof/ha; met beregening 7,8-13,7 ton drogestof/ha. Eén deelnemer nam een lagere opbrengst waar bij de velden met GWM; de overige niet.

Waarnemingen van deelnemers worden ondersteund met het meten van opbrengsten bij de eerste twee sneden en met acht ramingen van opbrengsten gebaseerd op grashoogtemetingen.

3.1.1 Opbrengst en voederwaarde eerste en tweede snede

3.1.1.1 Eerste snede, opbrengst

Op 4 of 6 mei 2020 werd per demoveld de opbrengst van de eerste snede per perceelhelft bepaald. Bij negen van de tien demopercelen kon de opbrengst van beide perceelhelften worden bepaald. Bij één perceel was de eerste snede al geoogst.

Over negen demovelden heen was er geen significant verschil (P > 0,05) in drogestofopbrengst bij toediening van GWM (gemiddeld 3917 kg DS/ha, Figuur 1) vergeleken met toediening van

korrelkunstmest (gemiddeld 4156 kg DS/ha) (LSD = 356 kg DS/ha). Een aantal opmerkingen:

 Bij demoveld 3 was het verschil in verse opbrengst tussen GWM en korrelkunstmest duidelijk groter dan gemiddeld (residu 2,2 x s.e.), waardoor het verschil in DS-opbrengst ook groter was dan gemiddeld (Figuur 1);

 Bij demoveld 9 was de drogestofopbrengst duidelijk hoger dan gemiddeld;

 Bij een aantal demovelden (6, 10) was de verse grasopbrengst erg hoog, maar het DS-gehalte relatief laag. De DS-gehalten varieerden tussen de demovelden van 13 tot 23% (Figuur 2).

13 https://knmi.nl/nederland-nu/klmatologie/geografische-overzichten/neerslagoverschot.

(25)

Figuur 1 Opbrengst (kg DS/ha) van de eerste snede op de demovelden KVA, per demoveld per behandeling en per behandeling gemiddeld over de negen demovelden.

Bij een aantal demovelden was de verse grasopbrengst erg hoog, maar het DS-gehalte relatief laag.

De DS-gehalten in het gras varieerden tussen de demovelden van 13 tot 23% (Figuur 2).

Figuur 2 Drogestofgehalte (%) van de eerste snede op de demovelden KVA, per demoveld per behandeling en per behandeling gemiddeld over de negen demovelden.

3.1.1.2 Eerste snede, voederkwaliteit

Over de negen demovelden heen waren er geen significante verschillen in (gemeten)

voederwaardeparameters tussen toediening van GWM of korrelkunstmest (P > 0,05) (Tabel 5). Echter, het (berekende) gehalte DVE neigde ernaar hoger te zijn (P < 0,10) bij GWM vergeleken met

korrelkunstmest (+3%). Tussen beide behandelingen waren geen significante verschillen in VEM- opbrengst, RE-opbrengst, DVE-opbrengst of N-opbrengst.

0 500 1000 1500 2000 2500 3000 3500 4000 4500 5000 5500

3 4 5 6 8 9 10 12 13 Gemiddelde

Opbrengs(kDS/ha)

Code demoperceel Korrel Vloeibaar

0 2 4 6 8 10 12 14 16 18 20 22 24

3 4 5 6 8 9 10 12 13 Gemiddelde

Drogestofgehalte (%)

Code demoperceel Korrel Vloeibaar

(26)

Qua minerale samenstelling was bij toediening van GWM het gehalte Na significant hoger vergeleken met toediening van korrelkunstmest (+35%), evenals het gehalte Fe (+9%). Het gehalte Mg was bij toediening van GWM echter significant lager (-11%), evenals het gehalte Ca (-13%) en Mn (-13%).

Deze gehalten liggen echter nog binnen het streeftraject voor voederkwaliteit.

Tabel 5 Voederwaarde(opbrengst) en minerale samenstelling van gras van de eerste snede op de demovelden, gemiddeld per behandeling.

Parameter Methode Eenheid Behandeling LSD P-waarde

Blad GWM

Verse opbrengst Gemeten kg/ha 24265 23182 2336 0,32

DS-gehalte Gemeten % 17,6 17,4 0,7 0,55 DS-opbrengst Berekend kg DS/ha 4156 3917 356 0,16 VEM-opbrengst Berekend kVEM/ha 4117 3899 379 0,22 RE-opbrengst Berekend kg RE/ha 671 652 83 0,62 DVE-opbrengst Berekend kg DVE/ha 339 328 34 0,49 N-opbrengst Berekend kg N/ha 112 108 13 0,52

Ruw as NIRS g/kg DS 88,2 86,1 4,1 0,27

VCOS NIRS % 82,3 82,7 0,8 0,35 Ruw eiwit excl. NIRS g/kg DS 162 166 12 0,44

Oplosbaar ruw eiwit% NIRS % 31,0 29,7 2,2 0,20 Ruw vet NIRS g/kg DS 34,9 34,3 2,3 0,59 Ruwe celstof NIRS g/kg DS 217 215 7,4 0,53

Suiker NIRS g/kg DS 167 170 20 0,74 NDF NIRS g/kg DS 487 489 13 0,78 NDF N-vrij NIRS g/kg DS 455 451 11 0,42

NDF-verteerbaarheid NIRS % 80,3 80,4 1,1 0,93

ADF NIRS g/kg DS 242 240 6,3 0,40 ADL NIRS g/kg DS 17,2 17,9 1,4 0,32 N-totaal NIRS g/kg DS 27,1 27,7 1,8 0,54

VEM Berekend g/kg DS 990,0 995,8 11,7 0,29 DVE Berekend g/kg DS 81,8 83,9 2,2 0,061)

OEB Berekend g/kg DS 17,8 20,3 8,9 0,53

Na Nat-chemisch g/kg DS 1,86 2,52 0,5 0,02

K Nat-chemisch g/kg DS 31,5 31,4 1,5 0,89 Mg Nat-chemisch g/kg DS 2,02 1,80 0,1 0,01

Ca Nat-chemisch g/kg DS 4,63 4,03 0,3 0,00

P Nat-chemisch g/kg DS 3,23 3,23 0,2 1,00 S Nat-chemisch g/kg DS 2,72 2,74 0,2 0,84 Cl Nat-chemisch g/kg DS 13,0 12,9 1,5 0,88 Kation/Anion-

verhouding

Nat-chemisch Meq 349 377 49 0,22

Mn Nat-chemisch mg/kg DS 76,9 66,9 5,8 0,00

Zn Nat-chemisch mg/kg DS 31,2 31,0 2,9 0,86 Fe Nat-chemisch mg/kg DS 147 161 16 0,09

Cu Nat-chemisch mg/kg DS 5,54 5,73 0,4 0,25

1) Groene arcering geeft een significant verschil (P < 0,05) of aanwijzing voor een significant verschil (P > 0,05, < 0,10) aan.

3.1.1.3 Tweede snede, opbrengst

Op 9 juni kon voor zes demovelden de opbrengst van de tweede snede worden bepaald. Bij één demoveld werd een fout gemaakt bij het uitwegen van de gedroogde monsters; hierdoor kon er geen drogestofopbrengst of voederwaardeopbrengst worden berekend. De analyse op

voederwaardeparameters werd echter wel uitgevoerd. Over de vijf demovelden heen was de drogestofopbrengst significant lager (P = 0,03) (-8%) bij toediening van GWM (gemiddeld 1982 kg

(27)

DS/ha) vergeleken met korrelkunstmest (gemiddeld 2163 kg DS/ha, Figuur 3). Dit resultaat is in afwijking van de eerste snede, waar geen significant verschil in opbrengst aanwezig was.

Figuur 3 Opbrengst (kg DS/ha) van de tweede snede op de demovelden, per demoveld per behandeling en per behandeling gemiddeld over de vijf gemaaide demovelden.

Over de zes demovelden heen neigde de voederwaardeparameter ruw eiwit ernaar lager te zijn (-5%) na toediening van GWM vergeleken met toediening van korrelkunstmest, maar was het totale N- gehalte niet significant verschillend (Tabel 6). Het (berekende) DVE-gehalte neigde ernaar lager te zijn (-4%) bij GWM vergeleken met korrelkunstmest, evenals het OEB-gehalte (-43%). De VEM-opbrengst (-9%), RE-opbrengst (-14%), DVE-opbrengst (-12%) en N-opbrengst (-10%) waren lager na

toediening van GWM vergeleken met korrelkunstmest.

Qua minerale samenstelling was bij toediening van GWM het Na-gehalte significant hoger vergeleken met toediening van korrelkunstmest (+36%). Het relatieve verschil was daarbij even groot als in de eerste snede. De gehalten K (-6%) en Ca (-13%) waren significant lager na toediening van GWM. Het relatieve verschil in Ca-gehalte was even groot als in de eerste snede. Anders dan bij de eerste snede was er nu geen sprake van neiging tot een hoger Fe-gehalte of van een lager Mg- en Mn-gehalte bij toediening van GWM vergeleken met korrelkunstmest. De blend en GWM hebben gemiddeld een wat lager K-gehalte dan de richtlijn voor veevoederkwaliteit (streeftraject 30-43 g/kg drogestof). Het Ca-gehalte van GWM ligt net onder het streeftraject en die van de blend net daarboven

(4,0-7,0 g Ca/kg drogestof). Dit onderzoek geeft geen uitsluitsel of bijvoorbeeld het Ca-gehalte op termijn onder het streeftraject raakt. Monitoring op lange termijn van gehalten aan mineralen bij gebruik van GWM vraagt aandacht.

0 500 1000 1500 2000 2500 3000

3 4 5 8 14 Gemiddelde

Opbrengs2e snede (kDS/ha)

Code demoperceel Korrel Vloeibaar

(28)

Tabel 6 Voederwaarde(opbrengst) en minerale samenstelling van gras van de tweede snede op de demovelden KVA, gemiddeld per behandeling.

Parameter Methode Eenheid Behandeling LSD P-waarde

Blend GWM

Verse opbrengst Gemeten kg/ha 11188 9699 1523 0,05

DS-gehalte Gemeten % 21,7 21,9 2,1 0,81 DS-opbrengst Berekend kg DS/ha 2163 1983 149 0,03

VEM-opbrengst Berekend kVEM/ha 2096 1905 121 0,01 RE-opbrengst Berekend kg RE/ha 369 318 21 0,00 DVE-opbrengst Berekend kg DVE/ha 182 160 14 0,01 N-opbrengst berekend kg N/ha 58,9 52,7 3,6 0,01

Ruw as NIRS g/kg DS 81,8 82,5 8,2 0,84

VCOS NIRS % 80,0 79,3 1,7 0,30 Ruw eiwit excl. NIRS g/kg DS 167 158 11 0,08

Oplosbaar ruw eiwit% NIRS % 31,2 31,3 4,0 0,92 Ruw vet NIRS g/kg DS 34,8 33,5 2,4 0,21 Ruwe celstof NIRS g/kg DS 235 232 18 0,72

Suiker NIRS g/kg DS 163 173 26 0,36 NDF NIRS g/kg DS 541 535 30 0,65 NDF N-vrij NIRS g/kg DS 499 495 30 0,75

NDF-verteerbaar-heid NIRS % 71,5 71,8 1,9 0,71

ADF NIRS g/kg DS 257 255 16 0,76 ADL NIRS g/kg DS 20,5 22,3 4,3 0,32 N-totaal NIRS g/kg DS 27,0 26,1 1,9 0,29

VEM Berekend g/kg DS 960 946 31 0,30 DVE Berekend g/kg DS 82,0 78,5 4,3 0,09

OEB Berekend g/kg DS 17,0 9,7 7,8 0,06

Na Nat-chemisch g/kg DS 2,28 3,10 0,49 0,01 K Nat-chemisch g/kg DS 28,3 26,5 1,7 0,04

Mg Nat-chemisch g/kg DS 2,27 2,18 0,17 0,26 Ca Nat-chemisch g/kg DS 4,47 3,87 0,46 0,02

P Nat-chemisch g/kg DS 2,58 2,57 0,19 0,83 S Nat-chemisch g/kg DS 3,07 3,12 0,14 0,42 Cl Nat-chemisch g/kg DS 16,2 16,1 2,1 0,95 Kation/Anion-verhouding Nat-chemisch Meq 175 163 49 0,55

Mn Nat-chemisch mg/kg DS 59,2 66,7 12,5 0,19 Zn Nat-chemisch mg/kg DS 29,8 30,0 2,6 0,88 Fe Nat-chemisch mg/kg DS 157 147 24 0,35 Cu Nat-chemisch mg/kg DS 5,52 5,28 0,34 0,14

1) Groene arcering geeft een significant verschil (P < 0,05) of aanwijzing voor een significant verschil (P > 0,05 < 0,10) aan.

3.1.2 Ramingen van opbrengst

De raming van de opbrengst met de grashoogtemeter is kwalitatief, omdat de meting circa tien dagen voor de feitelijke oogst plaatsvond. Ramingen dienen louter ter kwalitatieve vergelijking tussen bemestingsproducten. Ramingen worden daarom met relatieve waarden gepresenteerd.

De tijdstippen van de feitelijke maaisneden verschilden tussen de demovelden. Droogte,

mogelijkheden om te kunnen beregenen en de zwaarte van maaisneden liggen hieraan ten grondslag.

In 2020 werd achtmaal een grashoogtemeting uitgevoerd. Bij de tijdstippen van de

grashoogtemetingen werd zo veel mogelijk rekening gehouden met deze maaitijdstippen. Het aantal sneden liep uiteen van vier tot zeven.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Figuur 1 Op basis van grashoogtemetingen geschatte relatieve opbrengst in procent % circa tien dagen voor de feitelijke oogst van vier sneden bij toediening van de Groene Weide

Het gerichte begrazingsbeheer van 2001 (de runderen werden voor de gelegenheid aangevuld met mergellandschapen en houtlanders) is er in geslaagd om sommige opschietende wilgjes de

De twee behandelingen waar de mais enkel een stikstofgift heeft gehad in juni (de behandelingen “Blad” en “GWMM onderzaaien”) laten samen met de

Het resultaat is deze thesis, die niet alleen de historie van de Nederlandstalige hiphop behandelt, maar die ook kijkt naar representaties die Nederlandse hiphopbands uit zowel

In februari van dit jaar zijn alle bewoners van de Contreie met een bewonersbrief geïnformeerd over de aanleg van een trapveld in de Weide.. Deze bewonersbrief stuitte op weerstand

De oplossing en zeer veel andere werkbladen om gratis te

Hij wordt bezocht door bijen, omdat zijn bloemen rijk aan nectar zijn.. De rode klaver was de eerste klaversoort, die ook als voedergewas ge-

De EUROArray HLA-DQ2/8 is een makkelijke en snelle methode waarmee voor een concurrerende prijs getest kan worden op aanwezigheid van DQ2.2, DQ2.5 en DQ8, en geeft resultaten