OPLEIDING
Instructeur B VOETBAL
VRAGEN EN ANTWOORDEN E-LEARNING ANATOMIE
Rik Op de Beeck – docent VV
LATIJNSE OF NEDERLANDSTALIGE BENAMING SPIEREN ?
MOETEN WIJ ZOWEL DE LATIJNSE BENAMINGEN EN DE NEDERLANDSTALIGE BENAMINGEN VAN DE SPIEREN KENNEN?
Beide benamingen zijn goed.
Je kan zowel de Latijnse naam als de Nederlandstalige naam gebruiken voor het benoemen van de spieren.
Vaak zijn de Nederlandstalige benamingen makkelijker, maar soms is de Latijnse naam makkelijker om te gebruiken.
Iedereen spreekt in de volksmond over de quadriceps en niet over de vierhoofdige dijbeenspier.
Gastrocnemius is dan weer een zeer moeilijke naam en kan beter omschreven worden als
de kuitspier…
ANATOMISCHE RICHTINGSAANDUIDINGEN
Net zoals er anatomische aanduidingen zijn voor de ligging van structuren, zo zijn er ook termen waarmee bewegingen worden beschreven. De richtingsaanduidingen impliceren een beweging in een bepaalde richting, en vinden meestal in een specifiek lichaamsvlak plaats (afgezonderd van bewegingen in de schouder en heup waar combinaties van bewegingen – richtingsaanduidingen – mogelijk zijn).
Elke beweging heeft ook een contrabeweging (een teruggaande beweging), waardoor ze net als plaatsaanduidingen paarsgewijs voorkomen. De beschrijvingen van de bewegingsrichtingen gaan wederom uit van de anatomische houding. De richtingsaanduidingen zijn:
FLEXIE EN EXTENSIE
FLEXIE (buigen) en EXTENSIE (strekken). Deze bewegingen vinden voornamelijk plaats in sagittaal vlak (verdeling van linker en rechterhelft). Flexie en extensie zijn bewegingen die voorkomen in het heupgewricht, bij de knieën, de tenen. En in de armen bij het schoudergewricht, ellebooggewricht en de vingers.
https://www.youtube.com/watch?v=5YcNAPzDxDg[/youtube]
Flexie
Extensie
ANATOMISCHE RICHTINGSAANDUIDINGEN
DORSIFLEXIE, PLANTAIRFLEXIE EN PALMAIRFLEXIE
Het op- en neerwaarts bewegen van de hand en voet krijgen een aparte aanduiding.
DORSIFLEXIE (dorsaal = aan de rugzijde – de aanduiding voor grote structuren – gewrichten in dit geval) is de beweging van de hand en vingers en de voet en de tenen in opwaartse richting. Dus met de bovenzijde van de voet richting het scheenbeen of met de bovenzijde van de hand richting de voorarm.
Het tegenovergestelde van dorsaalflexie is PLANTAIRFLEXIE waarbij de voet in de richting van de voetzool (neerwaarts) beweegt. Om nog een term toe te voegen, de neerwaartse beweging waarbij de hand in de richting van de handpalm beweegt, wordt PALMAIRFLEXIE genoemd.
https://www.youtube.com/watch?v=5YcNAPzDxDg[/youtube]
Dorsiflexie
ANATOMISCHE RICHTINGSAANDUIDINGEN
ABDUCTIE EN ADDUCTIE
ABDUCTIE is van de middellijn weg, ADDUCTIE is naar de middellijn toe.
Onthoud: adductie je voegt iets naar het lichaam toe. Deze bewegingen vinden plaats in het frontaal vlak (voor- en achterkant). Ab- en adductie vinden plaats bij de armen en benen.
ADDUCTIE van de arm is de beweging van de arm van het midden van het lichaam af.
Adductie is de tegenovergestelde beweging waarbij je de arm in een zijwaarts gestrekte positie (terug) naar het lichaam toe beweegt.
https://www.youtube.com/watch?v=5YcNAPzDxDg[/youtube]
ANATOMISCHE RICHTINGSAANDUIDINGEN
SUPINATIE EN PRONATIE
SUPINATIE en PRONATIE zijn bewegingen waarbij het gaat om draaiingen van de voet of hand. Beide bewegingen vinden plaats in het transversaal vlak (boven- en onderzijde). Bij supinatie draait de handpalm vanuit een geproneerde houding naar boven toe (zoals in de smeekhouding). Bij de voet wordt van supinatie gesproken als de binnenrand van de voet naar boven wordt opgetrokken zodat de buitenkant van de voet omhoog wijst.
PRONATIE is de tegenovergestelde beweging van supinatie. Bij pronatie van de hand wijst de handpalm in eerste instantie naar beneden en door de hand te proneren komt de handpalm omhoog. Pronatie van de voet gebeurt door vanuit een neutrale rechte positie de binnenkant van de voet naar binnen te bewegen.
https://www.youtube.com/watch?v=5YcNAPzDxDg[/youtube]
ANATOMISCHE RICHTINGSAANDUIDINGEN
INVERSIE EN EVERSIE
INVERSIE vindt plaats in het frontaal lichaamsvlak (waarbij het lichaam in een voor- en achterkant wordt gesneden). Inversie is de beweging die plaatsvindt in
het onderste spronggewricht, waarbij supinatie gecombineerd wordt met adductie van de voorvoet. Inversie kan het best omschreven worden als de rotatie van de voet naar binnen (de voet kantelt naar binnen). De mediale (binnenste) kant van de voet wordt opgetild.
EVERSIE is de tegenovergestelde beweging van inversie en is de rotatiebeweging van de voet naar buiten (van het midiane naar het laterale vlak). De laterale (buitenste) kant van de voet wordt hierbij opgetild.
https://www.youtube.com/watch?v=5YcNAPzDxDg[/youtube]
ANATOMISCHE RICHTINGSAANDUIDINGEN
ENDOROTATIE EN EXOROTATIE
EXOROTATIE (buitenwaartse draaiing) en ENDOROTATIE (binnenwaartse draaiing).
Deze bewegingen vinden plaats rond de lengteas (in het transversaal vlak).
Bij EXOROTATIE wordt er vanuit een neutrale uitgangspositie een beweging gemaakt waarbij een ledemaat (arm of been) om de longitudinale as naar buiten beweegt.
ENDOROTATIE is dezelfde beweging maar dan naar binnen.
Exo- en endorotatie zijn bewegingen die plaatsvinden in het
schoudergewricht, het heupgewricht en in het kniegewricht (bij een gebogen knie).
https://www.youtube.com/watch?v=5YcNAPzDxDg[/youtube]
GEWRICHTEN
ENDOROTATIE vs. EXOROTATIE VAN DE GEBOGEN KNIE
De belangrijkste bewegingen van het kniegewricht zijn; het buigen (flexie) en het
strekken van de knie (extensie). Er is ook enige draaimogelijkheid aanwezig, dit noemen we rotatie. De knie kan naar binnen (endorotatie) en naar buiten draaien (exorotatie). Deze rotatiebewegingen zijn echter alleen mogelijk wanneer de knie gebogen is.
Met een gestrekte knie kan er alleen vanuit de heup gedraaid worden.
WAT IS LATEROROTATIE VERSUS MEDIOROTATIE VAN HET SCHOUDERBLAD?
Mediorotatie is de beweging van de schoudergordel waarbij het schouderblad vanuit de neutrale uitgangshouding (de anatomische houding)– met zijn onderste punt (angulus inferior) richting de wervelkolom draait.
Laterorotatie is de beweging van de schoudergordel waarbij het schouderblad vanuit de neutrale uitgangshouding (de anatomische houding)– met zijn onderste punt (angulus inferior) naar buiten draait.
GEWRICHTEN: BEWEGINGEN SCHOUDERGEWRICHT
ANTEFLEXIE: de arm wordt naar voren uitgestrekt.
RETROFLEXIE: de arm wordt naar achteren uitgestrekt.
ABDUCTIE: de arm wordt zijwaarts van het lichaam weggeheven.
ADDUCTIE: de arm wordt tegen het lichaam gebracht.
EXOROTATIE: de handpalmen worden (vanuit anatomische houding) worden de handpalmen naar buiten gedraaid (gestrekte arm) ENDOROTATIE: de handpalmen worden (vanuit anatomische houding) worden de handpalmen naar binnengedraaid (gestrekte arm) HORIZONTALE ABDUCTIE: gestrekte arm op schouderhoogte naar binnen bewegen
HORIZONTALE ADDUCTIE: gestrekte arm op schouderhoogte naar buiten bewegen