• No results found

Info

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Info"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Datum: 23-10-2020

Ons kenmerk: 2910

Betreft: Briefnotitie m.b.t. wettelijke consequenties Wet natuurbescherming ruimtelijke ontwikkeling Weleveldstraat e.o.

Geachte heer Broekhuis,

Op 4 juli 2017 is het plangebied Weleveld aan de Weleveldstraat te Tubbergen onderzocht op het voorkomen van beschermde dier- en plantensoorten en ander andere beschermde waarden, zoals foerageergebied en vliegroute. De bevindingen van het onderzoek u uit 2017 zijn gerapporteerd in rapport 1167 (d.d. 12-7-2017). Omdat het plangebied nadien is gewijzigd, en de en Flora – en faunawet vervangen is door de Wet natuurbescherming, is het plangebied, inclusief uitbreiding, op 21 april 2020 opnieuw onderzocht. De bevindingen van dit onderzoek zijn gerapporteerd in een briefrapport met als kenmerk 2535. Recentelijk heeft u ons gevraagd het volledige plangebied opnieuw te onderzoek op de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten, beschermde waarden en effect op beschermde (natuur)gebied.

In voorliggende briefrapportage, rapporteren wij onze bevindingen. Voor een beschrijving van het onderzoeksgebied en de voorgenomen activiteiten wordt verwezen naar voorgenoemde publicaties uit 2017 en 2020.

Ligging plangebied

Het plangebied is gesitueerd aan weerszijden van de Weleveldstraat in Tubbergen. Op onderstaande afbeelding wordt de begrenzing van het plangebied weergegeven met het gele lijn.

Begrenzing van het plangebied. Het plangebied vormt tevens de begrenzing van het onderzoeksgebied.

Gebiedsbescherming

Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000. Gronden die tot het Natuurnetwerk Nederland behoren liggen op minimaal 513 meter afstand van het plangebied en gronden die tot Natura 2000 behoren liggen op minimaal 2,97 kilometer afstand van het plangebied (zie afbeelding onder).

Postadres Aladnaweg 18 7122 RR Aalten

Telefoon 0614-435700 0543-451142

Info

Info@natuurbankoverijssel.nl www.natuurbankoverijssel.nl

BJZ.NU N. Broekhuis

Twentepoort Oost 16a 7609 RG ALMELO

Bank

NL48 RABO 0121 5795 73 BTW -ID

NL001388212B56

(2)

Ligging van het Natuurnetwerk Nederland en Natura 2000 in de omgeving van het plangebied.

Conclusie gebiedsbescherming

Het plangebied ligt buiten het Natuurnetwerk Nederland. Omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Overijssel, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland. Ten behoeve van de totale ontwikkeling, wordt materieel met een verbrandingsmotor ingezet en vindt er een tijdelijke toename plaats van verkeersbewegingen als gevolg van de aan- en afvoer van sloop- en bouwmaterialen, materieel en personeel. Als gevolg van de inzet van materieel en vervoersmiddelen met een verbrandingsmotor wordt stikstof (NOx) uitgestoten. Ook vindt emissie van stikstof plaats tijdens de gebruiksfase. Gelet op de aard en omvang van voorgenomen activiteiten en de ligging van het plangebied ten opzichte van stikstofgevoelige habitattypen in Natura 2000-gebied, kan een negatief effect niet op voorhand uitgesloten worden. Om het effect van de voorgenomen activiteiten op Natura 2000-gebied vast te kunnen stellen dient een stikstofberekening uitgevoerd te worden.

Soortbescherming

In het kader van het natuurwaardenonderzoek is het grootste deel van het plangebied op 13 oktober 2020 tijdens de daglichtperiode (middag) bezocht. De beide erven, welke binnen het plangebied liggen, maar waar geen ontwikkelingen plaats vinden, zijn niet onderzocht.

Het onderzoeksgebied is te voet onderzocht op de aanwezigheid en potentiële aanwezigheid van beschermde flora- en faunawaarden. Het gebied is visueel en auditief onderzocht. Tijdens het veldbezoek is gebruik gemaakt van een verrekijker (Swarovski 12x50), zaklamp en zijn de in dit rapport opgenomen afbeeldingen gemaakt. De onderzoeker beschikte tevens over een warmtebeeldcamera (Helion Pulsar xq28).

Bij het bepalen van de mogelijke aantasting van beschermde soorten is gebruik gemaakt van de volgende bronnen:

• veldbezoek door ervaren ecoloog;

• aanvullend bronnenonderzoek (o.a. internet);

Specifieke relevante literatuurbronnen zijn o.a.

• Atlas van de amfibieën en reptielen van Nederland;

• Atlas van de zoogdieren van Nederland;

• Nieuwe atlas van de Nederlandse flora;

• NDFF Verspreidingsatlas;

(3)

Vogels

Het gebied is visueel en auditief onderzocht op het voorkomen van (broed)vogels. De onderzoeksperiode is matig geschikt voor onderzoek naar (broed)vogels. Weinig vogels vertonen in deze tijd van het jaar nog territorium-indicerend gedrag (zingen/balts), en slechts enkele vogelsoorten kunnen (bij uitzondering) nog een bezet nest hebben in deze tijd van het jaar (o.a. kerkuil, houtduif, Turkse tortel en holenduif). Veel trekvogels hebben de broedplaats reeds verlaten. Standvogels, zoals steenuil, kerkuil en huismus bevinden zich doorgaans op of in de directe omgeving van de nestplaats.

In het plangebied is gekeken naar vogels, oude nesten en sporen die op de aanwezigheid van nesten in het plangebied duiden, zoals prooiresten (roofvogels), schijtsporen, braakballen, ruiveren (roofvogels), eierdoppen en zichtbaar nestmateriaal. Op basis van een beoordeling van de landschappelijke kenmerken kan een goede inschatting gemaakt worden van de functie van het onderzoeksgebied voor vogels en of de uitgevoerde inventarisatie voldoet aan de gestelde eisen voor onderzoek naar vogels.

Grondgebonden zoogdieren

Het onderzoeksgebied is visueel onderzocht op het voorkomen van beschermde grondgebonden zoogdieren. De onderzoeksperiode is geschikt voor verspreidingsonderzoek, maar matig geschikt voor onderzoek naar voortplantingslocaties. Grondgebonden diersoorten hebben doorgaans geen zogende jongen in deze tijd van het jaar, en de in 2020 geboren jongen hebben doorgaans de geboorteplek reeds verlaten.

Er is in het onderzoeksgebied gezocht naar grondgebonden zoogdieren, verblijfplaatsen en sporen die op de aanwezigheid van grondgebonden zoogdieren in het onderzoeksgebied duiden zoals holen, nesten, graaf-, krab- en bijtsporen, haren, prooiresten, pootafdrukken en uitwerpselen.

Vleermuizen

De onderzoeksperiode is matig geschikt voor onderzoek naar verblijfplaatsen van vleermuizen omdat sommige vleermuissoorten de zomerverblijfplaatsen nog bezetten (zoals gewone- en ruige dwergvleermuis), maar andere soorten de winterverblijfplaats opgezocht hebben, soms op grote afstand van het leefgebied dat ze benutten tijdens de actieve periode. Er is in het onderzoeksgebied gezocht naar vleermuizen en naar potentiële rust- verblijfplaatsen van vleermuizen.

Het plangebied is bezocht op een moment op de dag dat vleermuizen niet foerageren en geen lijnvormige landschapselementen benutten als vliegroute. De mogelijke betekenis van het onderzoeksgebied als foerageergebied en vliegroute voor vleermuizen is bepaald op basis van een visuele beoordeling van de landschappelijke karakteristieken van het plangebied.

Amfibieën

De onderzoeksperiode is matig geschikt voor verspreidingsonderzoek naar amfibieën en ongeschikt voor onderzoek naar voortplantingswateren. Amfibieën hebben de voortplantingswateren verlaten in deze tijd van het jaar en bezetten een (winter)rustplaats in de landbiotoop of in slib op de bodem van een nat landschapselement. Amfibieën in de landbiotoop zitten overdag verscholen in holen en gaten in de grond of onder strooisel, bladeren, takken, rommel of opgeslagen goederen. Amfibieën in de landbiotoop zijn overdag doorgaans moeilijk waar te nemen.

Op basis van een beoordeling van landschappelijke kenmerken kan een goede inschatting gemaakt worden van de functie van het onderzoeksgebied voor amfibieën en of de uitgevoerde inventarisatie voldoet aan de gestelde eisen voor onderzoek naar deze soorten. Daarbij is tevens rekening gehouden met de ligging van het plangebied ten opzichte van het (normale) verspreidingsgebied van verschillende amfibieënsoorten.

(4)

Toetsingskader

Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming van kracht. Het is verboden om alle soorten die beschermd zijn volgens de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn, evenals de in paragraaf 3.2 en 3.3 van de Wet natuurbescherming genoemde soorten te doden, evenals het beschadigen en vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen. Verder is het verboden om plantensoorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.

Voor sommige in de Wet natuurbescherming genoemde soorten geldt een ontheffing voor het opzettelijk doden en vangen en het opzettelijk beschadigen of vernielen van de vaste rust- en voortplantingsplaats, als gevolg van werkzaamheden die uitgevoerd worden in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling. In voorliggend geval is de vrijstellingsregeling van de Provincie Overijssel van kracht1.

Ook gelden er bepaalde vrijstellingen voor het verbod op doden mits er gewerkt wordt volgens een door de Minister goedgekeurde Gedragscode. Dit kan de Gedragscode Ruimtelijke Ontwikkeling en Inrichting zijn van Stadswerk (2016).

Zorgplicht

Artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming voorziet in een algemene verplichting voor een ieder om voldoende zorg te dragen voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.

De zorgplicht is als een open norm geformuleerd in het eerste lid van artikel 1.11. In het tweede lid wordt de zorgplicht iets geconcretiseerd door te bepalen dat de zorgplicht in elk geval inhoudt dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen kunnen worden veroorzaakt voor in het wild levende dieren en planten:

dergelijke handelingen achterwege laat, dan wel,

indien dat achterwege laten redelijkerwijs niet kan worden gevergd, de noodzakelijke maatregelen treft om die gevolgen te voorkomen, of

voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk beperkt of ongedaan maakt.

Wettelijk kader

Voorgenomen activiteit wordt gezien als ‘ruimtelijke ontwikkeling’. In afwijking van de verboden in artikel 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming is het toegestaan om sommige soorten opzettelijk te doden en te vangen en de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van deze soorten opzettelijk te beschadigen of te vernielen wanneer er geen andere bevredigende oplossing bestaat.

In het kader moet zorgplicht is de initiatiefnemer verplicht om schadelijke gevolgen voor in het wild levende dieren en planten zo veel mogelijk te voorkomen. Dit betreft maatwerk. Indien het mogelijk is om zinvolle concrete maatregelen m.b.t. de zorgplicht te benoemen, zijn deze opgenomen in dit rapport.

Resultaten en wettelijke consequenties

Vogels

Er nestelen vermoedelijk jaarlijks vogels in het plangebied. Vogels kunnen nestelen in bebouwing, bomen, struiken, dichte vegetatie en in groenafval. Als gevolg van het verwijderen van bebouwing, groenafval en beplanting, zowel lage dichte vegetatie als hoge, opgaande beplanting, tijdens de voortplantingsperiode, wordt mogelijk een bezet vogelnest beschadigd en vernield met als gevolg dat mogelijk vogels gedood worden of eieren beschadigd of vernield worden.

Van de in het plangebied nestelende soorten is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Voor het beschadigen/vernielen van een bezet nest (eieren) of het doden van een vogel

1 Per 1-12-2019 is een aangepaste vrijstellingslijst van kracht.

(5)

kan geen ontheffing van de verbodsbepalingen verkregen worden omdat de voorgenomen activiteit niet als een in de wet genoemd belang wordt beschouwd.

Werkzaamheden die kunnen leiden tot het verstoren/vernielen van vogelnesten dienen daarom buiten de voortplantingsperiode van vogels uitgevoerd te worden. De meest geschikte periode om de voorgenomen activiteiten uit te voeren is half juli-februari.

Wettelijke consequenties in het kader van de Wnb:

- Bebouwing slopen buiten de voortplantingsperiode ; - Groenafval verwijderen buiten de voortplantingsperiode;

- Beplanting vellen buiten de voortplantingsperiode;

Vleermuizen

• Vaste rust- of voortplantingsplaats

Er zijn in het plangebied geen potentiële vaste rust- of voortplantingsplaats van vleermuizen waargenomen.

Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen vleermuis verstoord of gedood en wordt geen vaste rust- of verblijfplaats beschadigd of vernield.

Uitvoering van de voorgenomen activiteiten leidt niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing van de verbodsbepalingen aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te mogen voeren in het kader van de Wnb.

Wettelijke consequenties in het kader van de Wnb:

- Geen;

• Essentieel foerageergebied

Het plangebied lijkt geschikt als foerageergebied voor verschillende vleermuissoorten. Vleermuizen foerageren rond opgaande beplanting en bebouwing. Gelet op de oppervlakte van het plangebied, en de inrichting en het gevoerde beheer, wordt het plangebied niet als essentieel foerageergebied voor vleermuizen beschouwd.

Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen essentieel foerageergebied van vleermuizen aangetast. Uitvoering van de voorgenomen activiteiten leidt niet tot wettelijke consequenties.

Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing van de verbodsbepalingen aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te mogen voeren in het kader van de Wnb.

Wettelijke consequenties in het kader van de Wnb:

- Geen;

• Vliegroute

Het plangebied wordt niet als verbindende schakel in een lijnvormig landschapselement beschouwd. Het plangebied vormt daarom geen onderdeel van een vliegroute van vleermuizen.

Door het uitvoeren van de voorgenomen activiteiten wordt geen essentiële vliegroute van vleermuizen aangetast. Uitvoering van de voorgenomen activiteiten leidt niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing van de verbodsbepalingen aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te mogen voeren in het kader van de Wnb.

Wettelijke consequenties in het kader van de Wnb:

- Geen;

(6)

Grondgebonden zoogdieren

Het plangebied vormt functioneel leefgebied van verschillende beschermde grondgebonden zoogdiersoorten als konijn, eekhoorn, bosmuis, rosse woelmuis, veldmuis, huisspitsmuis, gewone bosspitsmuis, egel en steenmarter. Voorgenoemde soorten benutten het plangebied als foerageergebied en mogelijk bezetten soorten als konijn, bosmuis, rosse woelmuis, veldmuis, huisspitsmuis, gewone bosspitsmuis, egel en steenmarter er ook een vaste rust- en voortplantingsplaats.

Potentiële vaste rust- en voortplantingsplaats van egel en steenmarter in het plangebied.

Door uitvoering van de voorgenomen activiteiten wordt mogelijk een beschermd grondgebonden zoogdier gedood en wordt mogelijk een vaste rust- of voortplantingsplaats beschadigd en vernield. Door het verwijderen van takkenbossen en groenafval uit een bosperceel in de noordwesthoek van het plangebied, wordt mogelijk een egel en steenmarter gedood en een vaste rust- en voortplantingsplaats beschadigd en vernield.

Locatie met potentiële vaste rust- en voortplantingsplaatsen van egel en steenmarter. Daarbuiten ontbreken potentiële vaste rust- en voortplantingsplaatsen van deze soorten.

Met uitzondering van de egel en de steenmarter, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden’

en het ‘beschadigen/vernielen van de vaste rust- en voortplantingsplaats’, voor de grondgebonden zoogdieren die mogelijk gedood worden en waarvan de vaste rust- en/of voortplantingsplaats mogelijk beschadigd/vernield wordt als gevolg van de voorgenomen activiteiten. Deze vrijstelling geldt omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling.

(7)

De egel en steenmarter en de vaste rust- en voortplantingsplaats van de egel en steenmarter is beschermd.

De egel en steenmarter mogen niet gedood worden en de vaste rust- en voortplantingsplaats van deze soorten mag niet zonder ontheffing beschadigd of vernield worden. Voor het mogen uitvoeren van activiteiten, met negatieve effecten voor de egel, dient een ontheffing van de verbodsbepalingen van de Wnb verkregen te zijn òf dient gewerkt te worden conform een toepasbare Gedragscode. In dit geval kan dat de Gedragscode ruimtelijke ontwikkeling en inrichting van Stadswerk zijn.

Indien gekozen wordt een ontheffing aan te willen vragen, dient nader onderzoek uitgevoerd te worden naar de functie van een deel het plangebied voor de egel en steenmarter. Indien aangenomen wordt dat de egel en steenmarter een vaste rust- en/of voortplantingsplaats bezetten in het plangebied, en er gekozen wordt te gaan werken volgens de Gedragscode, dient gewerkt te worden volgens de eisen en voorwaarden, zoals verwoord in de Gedragscode. Zo dienen de takkenbossen verwijderd te worden buiten de kwetsbare periode en dient een vervangende vaste rust- en/of voortplantingsplaats aangeboden te worden. Ook dient een ecologisch werkprotocol opgesteld te worden en dient een logboek bijgehouden te worden, waarin de genomen maatregelen beschreven staan.

Wettelijke consequenties in het kader van de Wnb:

- Nader onderzoek naar functie van plangebied voor egel en steenmarter uitvoeren of;

- Werken volgens Gedragscode;

- Voor de overige soorten: geen;

Amfibieën

Er zijn tijdens het veldbezoek geen amfibieën waargenomen, maar gelet op de inrichting en het gevoerde beheer, wordt een deel van het plangebied als functioneel leefgebied voor sommige algemene en weinig kritische amfibieënsoorten beschouwd. Amfibieën als bastaardkikker, gewone pad, bruine kikker en kleine watersalamander, benutten de buitenruimte mogelijk als foerageergebied en mogelijk bezetten ze er een (winter)rustplaats. Geschikt voortplantingsbiotoop ontbreekt in het plangebied. Amfibieën kunnen een (winter)rustplaats bezetten of in/onder opgeslagen (bouw)materialen, groen(afval), rommel en stro (overige soorten). Amfibieën bezetten soms ook een winterrustplaats in toegankelijke gebouwen, zoals het houthok.

Mogelijk wordt een beschermd amfibie gedood en wordt een vaste rustplaats beschadigd en vernield, als gevolg van uitvoering van de voorgenomen activiteiten. Voor de beschermde amfibieën, die een vaste rustplaats in het plangebied bezetten, en die mogelijk gedood worden, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden’ en het ‘beschadigen/vernielen van vaste rust- en voortplantingsplaats’.

Uitvoering van de voorgenomen activiteiten leidt niet tot wettelijke consequenties. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing van de verbodsbepalingen aangevraagd te worden om de voorgenomen activiteiten uit te mogen voeren in het kader van de Wnb.

Wettelijke consequenties in het kader van de Wnb:

- Geen;

Overige soorten

Het onderzoeksgebied behoort niet tot functioneel leefgebied van andere beschermde flora- of faunasoorten. Vanwege de lokale invloedsfeer heeft de voorgenomen activiteit geen negatief effect op andere beschermde soorten. Nader onderzoek of het aanvragen van een ontheffing is niet noodzakelijk.

(8)

In onderstaande tabellen, worden de bevindingen per soortgroep weergegeven.

Soortgroep Functie Beschermde

soorten planlocatie

Verbodsbepalingen (Wet natuurbescherming)

Aandachtspunt

Grondgebonden zoogdieren

Foerageergebied Diverse soorten Niet van toepassing; vrijstelling i.v.m. ruimtelijke ontwikkeling

Geen

Grondgebonden zoogdieren

Vaste rust- en voortplantingsplaats

Diverse soorten m.u.v. egel

Niet van toepassing; vrijstelling i.v.m. ruimtelijke ontwikkeling

Geen

Grondgebonden zoogdieren

Vaste rust- en voortplantingsplaats

egel Art. 3.10 lid 1 b Nader onderzoek of

werken conform

Gedragscode Grondgebonden

zoogdieren

Doden van dieren Diverse soorten m.u.v. egel

Niet van toepassing; vrijstelling i.v.m. ruimtelijke ontwikkeling

Geen

Grondgebonden zoogdieren

Doden van dieren egel Art. 3.10 lid 1 a Nader onderzoek of

werken conform

Gedragscode Vogels Foerageergebied Diverse soorten Niet van toepassing; de

functionaliteit van geen enkel jaarrond beschermd nest wordt aangetast

Geen

Vogels Bezette nesten (niet jaarrond beschermd)

Diverse soorten Art. 3.1 lid 2 Werken buiten

voortplantingsperiode Vogels Jaarrond beschermde

nest- en rustplaats

Niet aanwezig Niet van toepassing Geen

Vogels Doden van dieren Diverse soorten Art. 3.1 lid 1 Werken buiten

voortplantingsperiode Vleermuizen Verblijfplaats Niet aanwezig Niet van toepassing Geen

Vleermuizen Foerageergebied Mogelijk diverse soorten

Niet van toepassing; functie wordt niet aangetast

Geen

Vleermuizen Vliegroute Niet aanwezig Niet van toepassing Geen

Vleermuizen Doden van dieren Niet van

toepassing

Niet van toepassing Geen

Amfibieën Foerageergebied Diverse soorten Niet van toepassing; vrijstelling i.v.m. ruimtelijke ontwikkeling

Geen

Amfibieën Vaste verblijfplaats Diverse soorten Niet van toepassing; vrijstelling i.v.m. ruimtelijke ontwikkeling

Geen

Amfibieën Voortplantingsplaats Niet aanwezig Niet van toepassing Geen Amfibieën Doden van dieren Diverse soorten Niet van toepassing; vrijstelling

i.v.m. ruimtelijke ontwikkeling

Geen

Overige soorten Dieren en overige functies

Niet aanwezig Niet van toepassing Geen

Samenvatting van de wettelijke consequenties.

Soortgroep Rust- en verblijfplaats

Voortplan- tingsplaats

Vliegroute (vleermuizen)

Essentieel foerageer- gebied

Wettelijke consequenties

Nader onderzoek vereist

Ontheffing vereist

Grondgebonden zoogdieren

ja ja n.v.t. nee ja mogelijk mogelijk

Vogels nee ja n.v.t. nee ja nee Nee, tenzij

bezette nesten negatief beïnvloed

worden

Vleermuizen nee nee nee nee nee nee nee

Amfibieën ja nee n.v.t. nee nee nee Nee, vrijstelling

Vereenvoudigde samenvatting van de wettelijke consequenties per diergroep.

(9)

Conclusies

De voorgenomen activiteiten worden gezien als ‘ruimtelijke ontwikkeling’. Voor een aantal algemeen voorkomende en talrijke faunasoorten geldt in Overijssel een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden’, en het opzettelijk ‘verstoren, beschadigen en vernielen van rust- en voortplantingsplaats’, als gevolg van werkzaamheden die in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling worden uitgevoerd2. Voor beschermde soorten die niet op deze vrijstellingslijst staan, is een ontheffing vereist om ze te mogen verstoren of te doden en om opzettelijk de vaste rust- en voortplantingsplaats te mogen beschadigen en te vernielen.

Afhankelijk van de status van de beschermde soorten, kan soms ook gewerkt worden conform een door de Minister goedgekeurde, en op de situatie toepasbare, gedragscode. In het kader van de zorgplicht moet rekening worden gehouden met alle in het plangebied aanwezige planten en dieren en moet er gekozen worden voor een werkmethode en/of planning in de tijd, waardoor planten en dieren zo min mogelijk schade ondervinden als gevolg van de voorgenomen activiteiten.

Het plangebied behoort niet tot het Natuurnetwerk Nederland of Natura 2000. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties, omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking kent in Overijssel. De wettelijke consequenties, als gevolg van de uitvoering van de voorgenomen activiteiten, kunnen op basis van het uitgevoerde onderzoek (Quickscan natuurwaardenonderzoek) niet vastgesteld worden.

Geadviseerd wordt een stikstofberekening uit te voeren. Uitgezonderd stikstofemissie, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties in het kader van de bescherming van Natura 2000.

De inrichting en het gevoerde beheer maken het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten, maar wel tot een geschikt functioneel leefgebied voor verschillende algemene- en weinig kritische beschermde diersoorten. Beschermde diersoorten benutten het plangebied hoofdzakelijk als foerageergebied, maar mogelijk bezetten sommige grondgebonden zoogdiersoorten er een rust- en voortplantingsplaats, bezetten sommige amfibieënsoorten er een (winter)rustplaats en nestelen er verschillende vogelsoorten. Vleermuizen bezetten geen vaste rust- of verblijfplaats in het plangebied.

Van de in het plangebied nestelende vogels, is uitsluitend het bezette nest beschermd, niet het oude nest of de nestplaats. Bezette vogelnesten zijn beschermd en mogen niet beschadigd of vernield worden. Gelet op de aard van de werkzaamheden kan geen ontheffing verkregen worden voor het beschadigen of vernielen van bezette vogelnesten. Net buiten het plangebied nestelen vogelsoorten, waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is. Deze nestplaatsen worden niet negatief beïnvloed door uitvoering van de voorgenomen plannen.

Voor de amfibieën, die vaste rust- en/of voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen ‘doden’ en het ‘beschadigen en vernielen van vaste rust- en/of voortplantingsplaats’. Deze vrijstelling is van toepassing omdat er sprake is van een ruimtelijke ontwikkeling. Deze vrijstelling geldt ook voor de meeste grondgebonden zoogdiersoorten die een vaste rust- en/of voortplantingsplaats in het plangebied bezetten, maar geldt niet voor de egel en steenmarter.

De egel is eind 2019 van de lijst gehaald van soorten waarvoor een vrijstelling geldt in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling. Om de takkenbossen in het bosje in de noordwesthoek van het plangebied weg te mogen halen, dient een ontheffing aangevraagd te worden, of dient gewerkt te worden, conform een toepasbare gedragscode. Indien gekozen wordt om te werken volgens een gedragscode, dient voldaan te worden aan alle in de gedragscode genoemde eisen en voorwaarden.

Om de voorgenomen activiteiten uit te mogen voeren, overeenkomstig wet- en regelgeving voor beschermde soorten, hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden.

2 De lijst met soorten waarvoor een vrijstelling geldt in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling, is per 1-12-2019 aangepast. Egel en kleine marterachtigen vallen vanaf die datum niet meer onder de vrijstellingsregeling.

(10)

Fotobijlage (oktober 2020).

(11)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Daarbij doelt Briels op de motie tegen de invoering van het Wmo-abonnementstarief, die op de algemene ledenvergadering van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in juni

Het college erkent de meerwaarde van het JCA voor de samenleving van Albrandswaard en heeft besloten het beheer over te nemen op basis van een erfpacht voor 20 jaar.. Het JCA is

Voor de in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Winkeltijdenwet vervatte verboden geldt gedurende bepaalde periode van het jaar een algemene

Deze tekst zegt dus uitdrukkelijk dat we niet meer onder de wet (en dat is hier de hele wet en niet het ce- remoniële gedeelte slechts) als systeem staan.. Mogen we dan maar liegen

1ste fase bachelor Biochemie & Biotechnologie, Chemie, Geografie, Geologie en Informatica.. Schakelprogramma Master Chemie en Master Toegepaste Informatica maandag 13 januari

UWV hoeft in de uitbetaling geen rekening te houden met loon dat is betaald door de werkgever vóór aanvang van (en eventueel tijdens) de uitkering. UWV past VCR alleen toe over

De periode van 20 maanden biedt de gemeente de ruimte om het beheer en de exploitatie van de dorpshuizen anders te organiseren, zodat de activiteiten ook na 1 januari 2023

[r]