• No results found

VOORTGEZETTE OVERWINNING

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "VOORTGEZETTE OVERWINNING "

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

J.

DE KADT

VOORTGEZETTE OVERWINNING

D

e overwinning die de Partij van de Arbeid in 1952 behaalde, was, het Neder- landse politieke milieu in aanmerking genomen, van meer dan normale . afmetingen. Die PvdA, opgeri~ht met zulke grote verwachtingen omtrent de vernieuwing die de oorlogservaringen in de geest van het Nederlandse volk zouden hebben veroorzaakt, had bij de verkiezingen van 1946 een teleurstellend begin ge-

maak~. 'Er is niets veranderd, er is niets vernieuwd: juichte het anti-revolutionair dagblad 'Trouw' de dag na die verkiezing. En in 1948 scheen die juichkreet.een nog trouwere weerspiegeling te zijn van de gevoelens der kiezers: met 27 zetels, ver achterblijvend bij de grootste partij, de KVP, die er 32 had - en die nog geflankeerd -werd door een KNP met een zetel - scheen de PvdA voorbestemd te zijn een partij te worden, die hard om haar behoud en bestaan moest vechten in een overwegend conservatief land, waarin de progressieve idee niet goed wortel scheen te kunnen schieten en waarin het verlangen naar verandering een neiging scheen te hebben te ontaarden in een verderfelijk negatief radicalisme, dat zich in een CPN, die in 1946 met 10, in 1948 met 8 zetels het parlementaire werk bemoeilijkte, op pijnlijke wijze manifesteerde. .

En toch, ofschoon de oprichters van de Partij van de Arbeid in hun enthousiasme het tempo van het ontwikkelingsproces overschat hadden, in wezen hadden ze dat proces goed aangevoeld, want toen de onoverzichtelijke toestand van de eerste jaren na de bevrijding plaats maakte voor een duidelijker beeld, toen de vernieuwing en verjonging van het kiezerskorps haar invloed begon te doen gelden, toen kwam, in 1952, die verrassende vooruitgang die de PvdA van 27 op 30 zetels bracht en die haar met e~n meerderheid van enige duizenden stemmen zelfs tot de grootste partij van het parlement maakte, naast een KVP met 66k 30 zetels, ditmaal geflankeerd door een schijnbaar vijandige, maar toch in vele opzichten geestverwante KNP met 2 zetels. Bij het totaal van de katholieke confessionele partijen had de PvdA dus nog altijd een achterstand van 2 zetels. Een achterstand die bevestigd werd toen KVP en KNP samensmolten tot, wat men naar verkiezing zou kunnen noemen 'KVP- nieuwe-stijl', of 'KVP-oudste-stijl', met in ieder geval 32 zetels aan de vooravond van de verkiezingen van 1956.

In hoever, zo mocht men zich afuagen, was die grote overwinning die de PvdA in 1952 had behaald, een uit'zonderlijk verschijnsel, een te ver doorslaan van de verkiezingsslinger geweest, waarop dan weer een normalere situatie zou volgen, een 257

(2)

I

teruggang naar 29, een zich handhaven op 30, en in hoever kwam in die overwinning een groeiproces van de progressieve idee in Nederland tot uiting?

Er waren er die onze overwinning voor een belangrijk deel toeschreven aan de persoonlijke aantrekkingskracht van onze lijstaanvoerder, Drees, een aantrekkings- kracht die er ongetwijfeld is, getuige dat onderzoek dat de Staatscommissie Donner liet instellen naar 'De Nederlandse kiezer, zijn gedragingen en opvattingen,' een onderzoek dat op blz. 52 van het rapport aangeeft dat als 100 willekeurige Neder- lanase kiezers alleen op personen zouden stemmen, er 41 op Drees zouden stemmen, tegen 18 op Romme, 11 op Schouten en zo verder in afnemende mate. "Maar dat rapport zegt óók dat de Nederlandse kiezer verreweg de voorkeur geeft aan het stemmen op partijen boven het stemmen op personen.

Intussen, hoe groot ook de populariteit van onze lijstaanvoerder en hoezeer ook verdiend, het stemmen op de PvdA was in 1952 zéér zeker iets anders geweest dan een bevlieging voor Drees. Dat immers bewezen de verkiezingen voor de gemeente- raden en voor de Provinciale Staten na 1952. In beide gevallen was de algemene gang van zaken dat de Dreesstemmers van 1952 in 1954 op lijsten stemden die nergens de naam Drees lieten zien. Ze stemden de candidaten van de PvdA, en in de meeste gevallen stemden ze die candidaten niet in mindere, doch integen~eel in méérdere mate. Kreeg de PvdA voor de Kamer van 1952, 28,97 pct. der stemmen, voor de Staten van 1952 werd dat 29,40 pct., en dat terwijl bekend is dat onze kiezers veel minder belangstellen in Statenverkiezingen dan in die voor de Tweede Kamer. Er was dus een zich voortzettende ontwikkeling in het kiezerskorps ten gunste van de politiek van de PvdA, en dit groeiend vertrouwen in onze gematigde en redelijke politiek, gaf mij althans de overtuiging dat we in 1956 niet zouden teruglopen, doch zeer zeker op 31 of 32 zetels zouden komen.

Maar de betekenis van een dergelijke winst zou sterk afhankelijk zijn van de positie die de andere partijen na de verkiezingen zouden innemen. Het zou altijd een winst blijven voor de progressieve idee. Maar wat zou de positie van die progressieve idee zijn, indien andere partijen die de progressieve idee verwerpen, die haar onder- geschikt achten aan kerkelijke bindingen, of die alleen op cultureel gebied tot de progr"essieven gerekend kunnen worden, sterker groeiden dan wij? In dat geval zou de ontwikkeling die we na 1952 op politiek-economisch-sociaal gebied hadden zien optreden zich voortzetten. Die ontwikkeling kwam hierop neer dat de conservatieve partijen, geschrokken van onze overwinning in '52, zó geschrokken dat ze na lang tegenstribbelen onze leiding in de politiek en onze richtlijnen voor die politiek aan- vaardden, weldra weer voldoende tot zich zelf waren gekomen om vo.ortdurend tegen die leiding en die richtlijnen te rebelleren, onder leiding van de heer Romme, die, het eerst tot zijn conservatieve zelf gekomen, reeds bij de algemene beschouwin- gen van '52 zich losgemaakt had van die richtlijnen, en die nadien de leider was geworden van de conservatieve coalitie in het regeringsblok, een coalitie die op het sociaal-economisch terrein door de oppositionele VVD steeds gesteund en soms zelfs geïnspireerd werd. Terwijl het kabinet vrijwel steeds yasthield aan de richtlijnen en aan de progressieve impuls waardoor het ontstaan was, werd van het parlement uit een stelselmatige druk uitgeoefend op KVP-, AR- en CH-ministers die in progressieve

(3)

geest wilden regeren, zodat zij vaak reeds bij het indienen van hun wetsontwerpen met een verzwakte' editie van hun oorspronkelijke voornemens te voorschijn traden.

Maar ook dan nog vonden zij, evenals de PvdA-ministers, de coalitie van Romme- Schouten-Oud gereedstaan om te remmen en met amendementen in conservatieve richting te dringen.

De 'kreupele huurwet', om een voorbeeld te noemen, was waarlijk niet de uit- . drukking van een beleid zoals dat door het kabinet, door de richtlijnen, door de

troonrede en door de KVP-minister Witte verkieselijk werd geacht. Ze was het resul- taat van een reeds naar Romme toegebogen beleid, een beleid dat dan nog in de Kamer zoveel verder in die richting werd getrokken, dat de PvdA die ernstige waar- schuwing moest doen horen, die zelfs tot een korte crisis leidde. Maar ook de KVP- minister Cals werd door de KVP-fractie en door de confessionele coalitie meer in conservatieve richting gedrongen dan met zijn eigen inzichten en die van het kabinet in overeenstemming was. En zo is ook het soda-project van de AR-minister Zijlstra, door de invloeden die ~an de AR-fractieleider Schouten uitgingen en die in de Kamer door de confessionele coalitie en haar liberale geestverwanten werden versterkt, méér naar de conservatieve hoek gedr.ongen dan men van hem had mogen verwachten.

Ten slotte, om uit ieder der confessionele partijen een voorbeeld te nemen, hoe is de CH-minister Kemkamp, door het offensief van de KVP-woordvoerder De Kort, bemoeilijkt ~ het vinden van een snelle oplossing vo~r de nieuwe verhouding tot de West.

Wat de PvdA-ministers betreft: ik behoef slechts te herinneren aan Romme's dreinen om de 'vrije loonvorming', aan zijn 'verzet tegen wat hij noemde: 'het ver- slonsen' van de belangen der grote bezitters, aan het gestadig pogen het landbouw- beleid van minister Mansholt om te buigen, om duidelijk te maken dat ook onze ministers het drijven in conservatieve richting duidelijk gevoeld hebben.

Dat niettemin het totaal van het regeringsbeleid een respectabele positieve balans vertoonde, wijst er op hoe goed de les van 1952 heeft doorgewerkt; dat die les vaak zo onwillig werd geleerd bewijst hoe noodzakelijk het was haar in 1956 met nog meer klem te herhalen en voort te zetten .

Doch de opzet was dat ze niet voortgezet zàu worden. En de KVP heeft, om zo te zeggen, hemel en aarde bewogen om die voortzetting te verhinderen. Wilde men in die richting succes hebben dan fuoest de PvdA worden teruggedrongen, dan moest de KVP weer duidelijk de grootste partij worden, dan moesten de andere confes- . sionele partijen hun posities versterken, dan zou een groei van de VVD een niet

onwelkom accent leggen op de algemene begeerte het vrije spel der maatschappelijke krachten economisch en sociaal primair te stellen en de leiding van de maatschappij te beperken tot een enkele schuchtere correctie van de uitwassen dier ongeremde vrijheid. Progressieve politiek is nu eenmaal slechts mogelijk, als men het vrije spel der krachten toelaat en bevordert, voorzover het een maatschappelijke ontwikkeling stimuleert, die, in het algemeen, een soepele leiding krijgt en in vele- gevallen aan een meer stringente leiding onderworpen is, met als richtsnoer de sociale welvaart en de sociale rechtvaardigheid.

Het Nederlandse socialisme wil die progressieve politiek; niet méér, maar ook niet 259

(4)

minder. En dat Nederlandse socialisme spreekt zozéér tot ons volk, dat men slechts door het scheppen van valse tegenstellingen, door het oproepen van ongemotiveerde angsten, de opmars ervan kan tegenhouden. We willen de KVP niet de eer onthouden dat ze verreweg de grootste activiteit aan de dag heeft gelegd in het scheppen van die tegenstellingen en het oproepen van die angsten, zij het dan ook dat de heer Romme in de heer Zijlstra een niet onverdienstelijk leerling heeft gevonden en dat de heer Oud zich ook in dit opzicht zijn evenknie'heeft getoond. Als ik in dit verband' de CHU niet vermeld, dan is het alleen omdat uit deze federatie van politieke ver- wardheden ook ditmaal slechts warrige walmen tra5htten omhoog te kruipen.

Voorzover het Mandement der Bisschoppen zich op politiek gebied bewoog, maakte het de indruk wijding te willen geven aan het streven van de heer Romme de con- fessionele partijvorming uit de sfeer van het pragmatische in die van de moraal en de religie te ~len heffen. Het katholieke volksdeel te willen dwingen tot het één- partijen-stelsel, het stelsel dat typerend is voor de totalitaire maatschappij, betekent echter dat men een belangrijk en groeiend deel van het Nederlandse volk, uit de democratische in de totalitaire sfeer wil dwingen; en dat is onverenigbaar met de Nederlandse democratie. Vandaar dat allen die het wel meenden met de Nederlandse democratie dit onberaden streven moesten afwijzen. In feite geschiedde die afwijzing echter alleen door de PvdA' en de VVD, want de communistische afwijzing was, komend van een totalitaire partij, natuurlijk slechts een staaltje van huichetarij. On- rustbarend was echter de weigering van de protestantse partijen om tot een veroor- deling van dit streven te komen, onrustbarender nog het instemmend leedvermaak waarmee zij het Mandement begroetten omdat ze er een wapen tegen de PvdA in zagen. Hier was immers niet aan de orde de vraag of men een vrijwillige confes- sionele partij verkieselijk acht boven een vrijwillige politieke partij. Daarover kan verschil van inzicht bestaan, al ligt het voor de hand dat in politieke zaken de politieke 'partij méér efficient is dan de confessionele. Doch tegen de verplichte confessionele partij moeten ook de voorstanders van de vrijwillige confessionele partij stelling nemen, op straffe van' verlies hunner democratische betrouwbaarheid. De protestantse partijen verkochten echter in de periode van het Mandement, voor hun confessioneel linzensoepje, het eerstgeboorterecht van de democratie, de vrijheid van het geweten, en dus van de geest van het protestantisme. Zoals ze, naar het woord van Burger, van Watergeuzen tot Wijwatergeuzen werden, zo riepen ze de veroordeling op, die bij deze verkiezingen over hun partijen is uitgesproken.

De KVP echter meende na het Mandement met te meer vertrouwen de verkiezingen te kunnen ingaan. omdat het immers gelukt was de protestantse confessionele partijen geestelijk op sleeptouw te nemen. Naast de versterking van de KVP had de KVP-pers en hadden de KVP~woordvoerders als innigste verlangen de versterking van de protestantse confessionele partijen. Dat deze wens niet in vervulling is gegaan, dat het tegendeel geschiedde, dat is op zich zelf al ~en nederlaag voor de KVP-politiek, zoals het ook een teken aan de wand is dat de eigen toekomst van de KVP -aangeeft.

Maar de KVP meende zich in ieder geval op eigen terrein volkomen gedekt te hebben, door het Mandement in geestelijke zin; waarbij misschien niet de bisschop-

(5)

pen, maar in ieder ge~al wél de politici van de KVP en ook de leden van de lagere geestelijkheid, rekenden met die wet der vergroving die op geestelijk gebied geldt, waardoor uitspraken die in de topregionen geïnterpreteerd worden als toch nog wel nuancen toelatend, naarmate men meer bij het gewone volk komt, als absoluut gebod en als dwingende eis worden gevoeld. Daar beneden was het dus heel eenvoudig: alle katholieken moeten op de KVP stemmen; wie niet vóór de KVP is, is geen goed katholiek.

Organisatorisch had men zich gedekt door de fusie met de KNP, waardoor de enige concurrerende katholieke partij' van het terrein verdween, en waardoor men opnieuw de grootste partij, met de oude vertrouwde Lijst I werd, iets wat m~n blijk- baar de dag na de verkiezingen vergeten is, nu men zich zelf en anderen poogt wijs te maken dat men van 30 tot 33 zetels gegroeid is, terwijl men in werkelijkheid van 32 tot 33 kwam. Doch dit staaltje van 'levensbeschouwelijke rekenkunde' is misschiep.

een bijdrage tot die 'carnavalssfeer', die we helaas in de verkiezingen ook van een minder vermakelijke kant hebben leren kennen.

Natuurlijk werd door die fusie een stem op Romme ook een stem op Welter, maar over die moeilijkheid zou de volkse interpretatie van het mandement het katholieke volksdeel nu juist heenhelpen, zo verwachtte men. De verkiezingen zouden de 'Over-.

winning 1956' opleveren als men het katholieke volksdeel maar goed voorhield dat stemmen op de PvdA een voorkeur voor verbrande katholieke kerken en voor gesloten katholieke scholen inhield.

Doch ik laat de KVP-propaganda nu verder onbesproken voorzover het al die 056 methoden in de provinciale pers en de plaatselijke propaganda betreft, al die verdere stinkbommen en manipulaties van tot fanatisme opgezweepte kinderen, en alles wat de vijanden van de KVP slechts de wens kan ingeven: Nog vele jaren met Van Doorn als voorzitter I Maar ik moet er toch op wijzen, dat de vanzelfsprekendheid waarmee nagenoeg alle voormannen van de KVP, Brabant en Limburg, als uitsluitend gereser- veerd voor de KVP hebben verklaard, wel bewijst dat de katholieke emancipatie zich nooit zal kunnen voltrekken als de KVP het voornaamste voertuig ervan blijft. Want dan zou die emancipatie voor de rest van het Nederlandse volk inderdaad de keuze van prof. Miskotte doen opkomen: Emigreren of burgeroorlog. En ook hier weer viel op te merken dat het beneden-Moerdijkse sepáratisme, de protestantse confessionele partijen slechts tot flauwhartige protesten bracht.

Op weg naar de overwinning meende de KVP sneller en zekerder te kunnen voort- schrijden door met één enkele lijsttrekker te komen. Het lag voor de hand dat de lijstaanvoerder prof. Romme zou zijn, die met hoofd en schouders boven alle andere KVP-politici uitsteekt, wat overigens niet op giganteske afmetingen behoeft te wijzen.

Groot orator, althans naar de smaak van allen voor wie Beets' verzuchting: 'geen orgeltoon, maar uw persoon' tevergeefs werd geuit, strevend naar handigheden met de hartstocht van iemand die fundamenteel onhandig is, schijnt hij geknipt voor de verpersoonlijking van een caesaropapistische 'politiek in een land waar een dergelijke politiek op een vrij algemene afkeer stuit, met het gevolg dat het 'veni, vidi, vici' ook in zijn geval meestal gevarieerd moet worden naar Vliegens uitspraak voor een ander politicus: 'hij kwam, hij zag, en de keet was er: Doch met deze geharnaste strijder 261

(6)

· vooraan, die dan nog extra gedekt werd door het schild van het mandement, en die er naar eigen uitspraak een levenswerk van gemaakt heeft 'het .onverz.oenlijke te ver- z.oenen' - wat hij strikt t.ot de eigen par.Qchie beperkt h.oudt - meende de KVP, vooral na Van Doorns Napoleontische uitspraak, dat 'conservatief' en 'progressief' voortaan uit het KVP-w.o.ordenb.oek z.ouq.en w.orden geschrapt, zeker te zijn van de .overwinning, die haar, als gro.otste partij, de leiding van de Nederlandse politiek zou verschaffen.

Men was, zo meende men, in de stijgende lijn, die van de Kamerverkiezing van 1952, welke de gefuseerde partij 31,37 % had gegeven, naar de Statenverkiezing van 1954 ging, die het t.otaal .op 32,56 % had gebracht, en die dus nu, bij het steeds groeiende katholieke kiezerskorps, ergens tussen de 33,76 en 34,50 % moest liggen, en het is dus geen wonder dat men .op 34 zetels als uiterste minimum, .op 3S .of 36 als heel best mogelijk rekende, een uitslag waarbij men in ieder geval de PvdA ver achter zich zou laten. Het is, zoals we nu weten, 31,69 % gew.orden, iets b.oven het Kamercijfer van 1952, toen de innerlijke verdeeldheid natuurlijk het totaalpeFcen- tage drukte, en belangrijk beneden die h.o.opgevende Statenverkiezing van 1954.

N.ormale mensen n.oemen zoiets een nederlaag, te groter naarmate de krachts- inspanning, de ophitsing, het fanatisme en het .onfatsoen, groter waren .geweest.

Maar de KVP staat erop van een .overwinning te spreken en te constateren dat de 'do.orbraak' op haar geen vat heeft gehad. Daar.over, .over die d.o.orbraak zullen anderen in dit tijdschrift spreken. Ik wil er slechts .op wijzen dat de strategie, behalve de do.orbraak, o.ok andere meth.oden kent die t.ot het verslaan van de tegenstander leiden. Eén ervan is de .omtrekkende beweging .om één, .of beide, vleugels van de tegenstander. En pers.oonlijk heb ik er geen bezwaar tegen, het z6 te f.ormuleren, dat we .om de linkervleugel van de KVP zijn heengetrokken, terwijl we gelijktijdig haar Limburgse centrum hebben teruggedr.ongen, en dat dit 'vo.or .ons een vo.ortref- felijke, voor' de KVP een .onheilSpellende p.ositie is.

In 1952 -hadden wij een kleine 130.000 stemmen minder dan de beide c.onfes- si.oneel-katholieke partijen, in 1954 bijna 170.000 minder, thans ruim 50.000 méér dan de herenigde KVP. We hebben haar .overvleugeld, en de gr.ote kwestie is .of we zullen ~.o.ortgaan haar te .overvleugelen in 'de komende jaren. Op die vraag kan men geen antw.o.ord geven zonder de verdere verkiezingsresultaten te .onderzoeken.

Dat de splinterpartijtjes er niet in geslaagd zijn een zetel te ver.overen is verheugend, al zal men er op m.oeten rekenen dat iedere volgende verkiezing wel weer een aantal van dergelijke creaties, die samen t.och nog anderhalf percent van het kiezerskorps t.ot volstrekte stem verspilling hebben verlokt, te zien zal geven.

Het veld van het politieke .onverstand verder .overziend, constateren we dat de partij van ds. Zandt zich bijna .onverzwakt heef\." gehandhaafd, en dat haar uitsterf- peri.ode vermoedelijk zéér langdurig zal zijn.

De c.ommuni~ten, die zich in .Rusland op vijf jaren-plannen t.oeleggen, hèbben in Nederland blijkbaar een vierjaren-plan vo.or een regelmatig verlies van twee zetels, en ze kunnen o.ok nu weer Mo·sk.ou rapp.orteren dat ze het plan vervuld hebben.

Er zijn in Nederland ditmaal bijna 400.000 stemmen meer uitgebracht dan in 1952, en ongeveer 600.QOO jonge kiezers hebben voor het eerst hun p.olitiek gewicht in de

(7)

schaal geworpen. En tegelijkertijd heeft de CPN, de 'partij van de toekomst', van de nieuwe generatie, ruim 56.000 stemmen verloren, bijna een zesde van haar aanhang van '52. Dit betekent dat de CPN weer op weg is een sekte te worden: ze heeft immers slechts iets méér dan het dubbele van de aanhangers die ds. Zandt bijeen wee'\: te houden. En we zien hoe langzaam de sekte van ds. Zandt uitsterft.

Het verlies dat de CPN dus in de toekomst nog ondergaan zal, moet in toenemende mate aan de wet van de afnemende opbrengst onderworpen zijn. Maar aan de andere kant moeten we niet als vaststaand aannemen, dat de CPN niet beneden haar aanhang in de vooroorlogse periode zou kunnen vallen. Ten slotte waren de vooroorlogse toestanden in het Nederland van Colijn, Romme en Oud niet van dien aard, dat het aantal extremisten en verbitterden van toen, door géén verbeteringén van sociale en culturele aard te verminderen zou zijn. Maar dat is een langdurig proces; en we moeten er rekening mee houden dat de afval van de communistische groepering in de ·volgende periode in een vertraagder tempo zal geschieden. Het is echter onzin te beweren dat de winst die de PvdA bij deze verkiezingen maakte voor de helft . van de communisten afkomstig zou .zijn. Zelfs al zouden alle 56.000 stemmen *) dil" de communisten sedert 1952 verloren, dire~t naar de PvdA zijn overgegaan, daB zou dat nog slechts een vijfde deel zijn van de 326.000 die wij wonnen. Doch de kiezers die ophouden achter de communisten aan te lopen, hebben meestal enige jaren politieke reclassering nodig voor ze tot het inzicht komen dat de democratisch-progressieve weg betreden moet worden. De afkeer van die weg, ja, de haat ertegen, was immers hun verbinding met de afgrijselijke partij van Moskou. Als ze inzien dat het communisme tot niets leidt, verzinken ze meestal in het niet van de blanco-stemmers, om eerst heel langzaam tot waardering van een constructieve politiek te komen. De baarlijke nonsens, die de Romrnes, Kortenhorsts, met de meeste andere commentatoren uitslaan, als ze onze winst voor de helft toe- schrijven aan het verlies der communisten, bewijst niet slechts dat ze op gespannen voet staan met de lagere rekenkunde, doch ook met iedere politieke analyse, in wier plaats dan fabeltjes komen, zo al geen demagogie. Niet dat de communisten ver- liezen, maar dat ze ophouden aantrekkingskracht uit te oefenen op de jongere generatie en het zich steeds vernieuwende kiezerskorps, is het gro!e feit. En dat_ feit plaatst zich eveneens, zij het in mindere mate, voor de KVP en \'oor vrijwel alle andere partijen.

De liberalen van de WD hebben hun negatieve houding, hun vaak zo goedkope oppositie, niet beloond gezien op de wijze die ze verwachtten, doch op de wijze die ze verdienden. Vast rekenend op een vooruitgang van 9 tot 10 zetels, vurig hopend op de elfde, bleven ze op 9 staan, terwijl hun percentage nog iets terugliep van 8,83 tot 8,77. Dat in Nederland de heer Oud en de Nieuwe Rotterdammer een

*) Eigenlijk zijn het er meer, want de 'Socialistische Unie' die in 1952 18.000 stemmen verkreeg, adviseerde ditmaal haar aanhangers om op de CPN te stemmen, en dat zal b.v.

in Friesland bij de 'Roorda-groep' wel geschied zijn. Doch we verwaarlozen deze details hier maar.

263

(8)

j

betere waarborg zouden vormen voor het behoud van de geestelijke vrijheid dan de PvdA, is, in een verkiezingsstrijd waarin die geestelijke vrijheid een van de belang- rijkste inzetten vormde, althans door het kiezerskorps ontkend. Als bij ons de

geestelijke vrijheid, niet getemperd of geremd, maar wel genuanceerd wordt door onze verdraagzaamheid en ons begrip voor oprechte tegenstanders, dan wordt ze bij de liberalen van de VVD vaak ontsierd door de arrogantie van wat zich zelf het 'denkend deel der natie' en de 'betere standen' acht. En voor het sociale en economische conservatisme van de VVD kan men nu eenmaal evengoed bij Tilanus terecht. En de vaak verlangde, doch nooit gerealiseerde, 'derde macht' van de heer Oud, die coalitie van VVD, AR en CRU, zal het in het nieuwe parlement, in plaats van met 30, met 27 zetels moeten doen. En dat brengt ons vanzelf bij' die andere partners van de 'derde macht'.

Over de tevredenheid van de heer Tilanus behoeft niet veel gezegd te worden: als hij tevreden is met een teruggang van 9 naar 8 zetels, wij zijn het niet minder.· Ook vóór de oorlog had de CRU 8 zetels, zo glimlacht hij tevreden; maar ook wel eens elf, glimlachen wij terug. De verschrompeling gaat dus langzaam, zegt hij verge- noegd, z'n politiek ideaal formulerend. Ze gaat zeker en onafwendbaar, antwoorden wij even vergenoegd, en wat in de politiek blijft verschrompelen wordt op den duur tot brandhout.

Een zo genoeglijk gesprek is wel niet mogelijk met de strijdbare heer Zijlstra -wiens AR-partij van 12 tot 10 zetels terugliep. Er zit iets tragisch In die achteruit-

gang. Een verjongde partij, onder een leiding zoveel bekwamer dan de vorige, die niettemin door de kiezers zo duidelijk wordt afgewezen. Maar die partij had noch de moed, noch het inzicht, in de mandementSkwestie een principieel geluid te laten horen. En ze had noch de moed, noch het inzicht om in sociaal-economisch opzicht het conservatisme van de heer Schouten af te wijzen, evenmin als ze Gerbrandy's politiek imp9ssibilisme ·op internationaal gebied afwees. Zo wilde ze toch eigenlijk van twee wallen eten, en ze vond haar e.enheid hoofdzakelijk in de bestrijding van de PvdA. Een hoogmoed die door géén sociaal-economische daden gerechtvaardigd werd, doch die integendeel op alle kritieke momenten de hoogmoed der onder- nemers steunde, is voor de val gekomen bij een kiezerskqrps dat geen genoegen neemt met fanfares. Werkelijk, het gaat in de politiek om de keuze tussen conservatief en progressief. En wie, zoals de AR, stevig conservatief is in vele opzichten, en aarzelend progressief in een heel enkel geval, die moet er rekening mee houden dat de jongere generatie haar indeelt bij dat conservatisme dat ze de rug toekeert.

Er zijn bij deze verkiezingen slechts twee partijen vooruitgegaan. De KVP klom van 31,37 % in 1952, tot 31,69 % ~ 1956, maar ze ging van 32,57 % in 1954 tot die 31,69 % van nu terug, ondanks het misbruik dat ze van haar overheersende positie in het zuiden maakt. Een groei van 0,32 %, met een gelijktijdig verlies van 0,88 %, dat is waarlijk eerder een aankondiging van een naderende teruggang dan een werkelijke groei.

De PvdA echter die, . ondanks bestrijding van alle kanten, van 28,97 % tot 32,69 % kwam, die van 1952 tot 1954 met 0,43 % groeide, om van '54 tot '56 er 3,29 % aan toe te voegen, die dus in vier jaar tijd met 3,72 % groeide, die sedert 1948,

(9)

7 zetels aan de 27 toevoegde, tèrwijl de confessionele katholieke partijen in die periode er geen enkele wonnen, de PvdA is de enige partij in Nederland die werke- lijk over groei kan spreken. Er is dus slechts één interpretatie mogelijk, zowel van het tijdperk van 1948-1956, als van de verkiezing vaI\ thans. Het is een over- duideliike overwinning van de progressieve politiek.

Wie die progressieve overwinning wil "negeren; doet de democratie geweld aan.

Want de democratie houdt niet alleen rekening met getallen, ze houdt evenveel rekening met verschuivingen. Wie dus een kabinet zou willen vormen dat gesteund zou worden door de 33 KVP'ers, de 10 Anti's, de 8 CH's en de 9 VVD-ers, zou onge- twijfeld een meerderheid van 60 tegen 34 hebben, doch hij zou de Nederlandse democratie een schade toebrengen waarvan ze zich misschien nooit meer zou her- stellen. Maar dat Anti's en CH's, na de waarschuwing die ze t~ans ontvingen, met de "KVP zouden gaan regeren, tegen ons, dat kan alleen iemand geloven die deze partijen belust op zelfmoord acht.

Is dan een kabinet mogelijk steunend op PvdA, protestanten en VVD, dat de KVP als oppositie tegenover zich plaatst? Een dergelijk kabinet zou zowel uitdruk- king geven aan de progressieve overwinning en dus aan de democratische volks- uitspraak, als aan de duidelijke afkeer die de overgrote meerderheid van het Neder- landse volk voelt voor de geestesgesteldheid ~an de heren Romme, Van Doorn, Duynstee, Gielen, Jan Derks c.s. Maar dat de protestanten de moed zouden hebben, niet slechts los van, maar zelfs tegenover de KVP te gaan staan, lijkt al even onwaar- schijnlijk, als dat althans CH en VVD voor een stevig progressief program op sociaal-economisch gebied te vinden zouden zijn.

Is dan het herstel van 'de smalle~basis', het samengaan van KVP en PvdA, na deze verkiezingen mogelijk; en is ,het gewenst? Het zou mogelijk zijn, als de KVP uit deze verkiezingen, uit haar eigen relatieve nederlaag, uit de absolute nederlaag van haar naaste geestverwanten, de andere confessionele partijen; de conclusie zou trekken dat de weg van het caesaropapisme, van het zuidelijk separatisme, van de terreur en de broodroof, van de verdeling der politieke partijen in 'hemelse' confessionele en 'helse' wereldlijke, voorgoed verlaten moet worden. Maar niets wijst erop dat men in die kring tot andere conclusies is gekomen, dan dat het verdelgen van de PvdA, méér dan ooit, een godewelgev.allig werk is. Zeker, de KVP heeft, méér dan welke a~dere confessionele partij ook, rekening te houden met sociaal-economische verlangens in haar eigen kring, die in progressieve richting gaan, maar ze heeft ook méér dan de andere confessionele partijen rekening te houden met soortgelijke ver- langens in volstrekt tegengestelde richting. Vandaar haar neiging, om zelfs als ze punten van een sociaal-economisch progressief program aanvaardt, die aan te kleden en uit te kleden ter bevrediging van haar sterke conservatieve vleugel, vandaar" ook haar neiging om de theologie overal mei: de haren bij te sleuren en alle zakelijke verschillen in theologische ruzies te "doen ontaarden. En als het misbruik van de theologie voorlopig nog niet uit ons Nederlandse politieke leven te bannen is, dan kan men beter álle theologieën binnenhalen, die dan van tijd tot tijd elkaar ten minste uitschakelen. In ieder geval, de smalle basis vooronderstelt goede trouw.

Z~ was dus mogelijk met Drees en Beel, hoezeer ze steeds door Romme bemoeilijkt werd. In haar mogelijkheid tussen Drees en Romme geloven slechts weinigen.

265

(10)

Verkieselijk is dus een kabinet, dat in de eerste plaats op een parlementaire basis rust, en dat dus uitgaat van de overeenkomst tussen een aantal partijen om een progressief program in de komende parlementaire periode te verwezenlijken. Om dat program gaat het dus. Het moet zó duidelijk geformuleerd zijn, dat het ook de gladste in- en uit-pr<lters te glad af is. En alle democratische partijen die dit program willen aanvaarden, zijn welkom als partners in het kabinet. Dat betekent dus óók, dat men zich in dit program moet bepalen tot de belangrijkste kwesties. OP. onder- geschikte punten moet iedere partij vrij zijn van het programma af te wijken.

De vaak gehoorde tegenwerping dat de omstandigheden zich ui de loop van vier jall-r belangrijk kunnen wijzigen, lijkt me eerder een versterking van het argument· dat een nauwkeurig omschreven program nodig is, dan een verzwakking ervan.

Immers als de omstandigheden zich wijzigen, dan is nieuw overleg, nieuw beraad, nodig, en dat zal te gem,akkelijker zijn, naarmate men in de aanvang met overleg en beraad is begonnen. Zou dit alles ertoe leiden dat de basis de allerbreedste om- vang zou aannemen, dan zou dat getuigen van een zodanige bekering van conser- vatieve zondaars tot een progressieve politiek, dat daarover alleen maar vreugde op z'n plaats zou zijn. Dit heeft niets te maken met die 'wethouderistische' theorie"', die iedere democratische partij- recht op een plaats in het kabinet toekent,. ongeacht het feit of. men het programmatisch eens is of niet. Naar het mij voorkomt zal een werkelijk progressief program voor enige partijen niet te verwerken zijn, wellicht zelfs voor vele partijen.

Doch dit alles loopt vooruit op het zo juist begonnen werk van de formateur, van partijgenoot Drees dus, die, én do'ar de positie van zijn partij, én door zijn eigen bekwaamheden als bestuurder en als bindende persoonlijkheid, de natuurlijke formateur na deze verkiezingen is.

Nog slechts één opmerking over deze kwestie: het verlangen naar een 'zaken- kabinet' is bij sommige van onze tegenstanders ongetwijfeld zéér groot. Vooral de voorstanders van een autoritaire democratie zouden in de uitschakeling van het parlement, die .door het optreden van zo'n kabinet wordt verkregen, een benadering van hun ideaal zien. Als dat ideaal dan ook nog samenvalt met hun neiging tot verdoezelen en politieke acrobátiek, dan ligt het voor de hand dat ze kabinetsformatie zullen bemoeilijken om op die wijze aan de uitspraak van de kiezers te ontsnappen.

Dat het onze plicht is ons tegen al deze uitwijkpogingen krachtig te verzetten, ligt dus voor de hand.

program betreft. Een herhaling van wat in ons verkiezingsprogram staat, is op deze plaats overbodig. Hoeveel van ons program kunnen wij door voldoende partijen doen aanvaarden om tot een parlementair kabinet te komen, en niet hoe weinig ervan is door zoveel mogelijk partijen te aanva'arden: dat moet ons uitgangspunt zijn.

Daarbij moet rekening worden gehouden met de wolken die zich overal aan de' Het is bekend genoeg in welke richting de verlangens van de PvdA gaan, wat het economische hemel vertonen, óók in ons land. Wat dus wil zeggen, dat het financieel-

. "') Ik doel hier op de theorie van prof. De Bloek, in z'n 'Samenwerking in Nederland als staatkundig vraagstuk'.

266

]j

, ,

}

,

(11)

economisch beleid óók in staat zal moeten zijn een terugslag op te vangen. Zo zal dus dat algemeen beleid in principe 'Lieftinckiaans' moeten blijven en zal geen voet moeten worden gegeven aan de pogingen om ons land tot een paradijs voor grote bezitters en grote ondernemers te maken. Juist omdat in de komende jaren grote uitgaven op sociaal gebied, op dat van onderwijs en cultuur, en op dat der grote werken nodig zijn, omdat er een achterstand in te halen valt willen wij bijblijven in de industriële revolutie die zich voltrekt, 'omdat defensie grote bedragen zal blijven eisen en omdat het trage tempo van de woningbouw aanmerkelijk versneld zal moeten worden, moet de invloed van de gemeenschap overheersend zijn in het algemeen financieel-economisch beleid. Dat de departementen van Financiën en van Economie niet in handen mogen komen van lieden met Lucassiaanse opvattingen, moet dus vaststaan.

Dat we één van de sleutelstellingen in deze sector moeten blijven bezetten, ligt voor de hand, al ware daarbij eventueel te denken aan de economische sector van het departement van Buitenlandse. Zaken, een sector die, gezien de verbondenheid van onze economie met de internationale, steeds belangrijker wordt.

De buitenlandse politiek is trouwens zo beheersend en bepalend voor alle Neder- landse mogelijkheden, dat een sterke en progressieve bezetting van dit departement tot onze primaire eisen dient te behoren.

Voor de opvatting dat bepaalde departementen altijd door dezelfde partij bezet moeten worden, is al even weinig te zeggen, als voor de opvatting dat dezelfde persoon altijd op hetzelfde departement moet blijven. Ook dit is natuurlijk geen regel zonder uitzondering. Voor de komende vier jaar zou ik niet graag Drees als minister-president willen missen of Suurhoff als minister van Sociale Zaken. Doch ik deel de mening niet, dat wij altijd op Financiën moeten blijven, of dat Buiten- landse Zaken of Binnenlandse Zaken, of Onderwijs, voor ons altijd ontoegankelijk moeten blijven. Dit gezegd, wil ik er meteen aan toevoegen dat, mochten we weer op Financiën komen, een discriminatie ten aanzien van een man als Hofstra, voor ons onaanvaardbaar dient te zijn. Doch de personenkwestie is nog lang niet aan de orde. Vast moet eerst staan dat er een gezonde financiële en economische politiek zal zijn, dat het systeem van sociale wetgeving uitgebouwd moet worden, dat het Nederlandse volk eindelijk behoorlijk behuisd moet worden, dat de achterlijkheid van ons onderwijs verdwijnt, en dat de lonen en prijzen geregeld worden op een wijze die de instemming heeft van de voortreffelijke Nederlandse vakbeweging.

Dit alles is natuurlijk niet meer dan een persoonlijke visie, en wat ik hierop laat volgen t.a.v. Defensie is dat evenzeer. Als de NATO-politiek moet en kan worden voortgezet, dan moet dit op loyale wijze gebeuren, ook al betekent dit een verhoging van het defensie-budget. Maar óf die NATO-politiek moet en kan worden voortgezet, dat is afhankelijk van de thans weinig vertrouwen inboezemende Amerikaanse politiek, over wier definitieve ontwikkeling we echter eerst zullen kunnen oordelen na de presidentsverkiezingen in november a.s. Men moet dus beginnen met aan te nemen dat we de NATO-politiek zullen continueren. Maar men moet tevens de buitenlandse politieke ontwikkeling op intelligente en onafhankelijke wijze blijven . gadeslaan, en, voor zover mogelijk, beïnvloeden. Alweer, weinig departementen zijn 267'

(12)

thans zo belangrijk als Buitenlandse Zaken, waar natuurlijk gebroken moet worden met de tweehoofdige leiding.

De kabinetsformatie, zo leest en hoort men overal, zal ditmaal bijzonder moeilijk en dus bijzonder langdurig zijn. Van dat 'dus' ontgaat de logica me. Als ze moeilijk is, dan kan ze dat alleen zijn door oorzaken die direct aan de dag treden, door de weigering namelijk de duidelijke uitspraak van het kiezerskorps te honoreren. Maar dan ligt ook de oplossing voor de hand: dan moeten de weigeraars de verantwoorde- lijkheid dragen. Daar hoeft niet lang over gezeurd te worden. Wij moeten niets doen

Oql het de saboteurs gemakkelijker te maken. En de afrekening volgt wel.

Maar de kabinetsformatie is in het geheel niet moeilijk als men rekening wü houden met de democratische uitspraak. Er is een nederlaag van het systeem der oonfessionele politiek. Er is een duidelijke en voortgezette overwinning van de 'PvdA, van een progressieve, gematigde en redelijke PiU"tij. Dus moet er een kabinet komen dat die politiek voortzet. Binnen drie, vier weken kan men daar mee klaar zijn.

Progressief, redelijk "en gematigd. Maar het vuur van de geestdrift brandde fel tijdens de verkiezingscampagne. En het laaide hoog op, in die nacht van 13 op 14 juni, toen de overwinning bekend werd. Dat vuur moet blijven branden.

20 juni 1956.

268

j

e e z 1 g z d 11

d b a a b c

c

o c

VI

E e n Ii v

(13)

en

en is, Ie ar e- m il

,e lt

I.

?

W. BANNING

DE VERKIEZINGEN

EN HET POLITIEKE PROTEST ANTISME

E

én van de vriendelijke gem.oedelijkheden, die de heer Tilanus in ruimte mate kenmerken, was de uitlating (ik meen uit de peri.ode van de discussies .over het Mandement der Bissch.oppen), dat de d.o.orbraak m.oest w.orden gezien als een idee van een aantal intellectuelen, die .onder de bek.oring waren geraakt van enkele buitenlandse fil.os.ofen, maar dat .ons Nederlandse v.olk daarv.o.or niet vatbaar zou blijken te zijn. Dezelfde gem.oedelijkheid vind ik terug in uitingen van de heer Tilanus na de verkiezingen van '56, wanneer hij zegt dat de CH Unie er redelijk goed do.orheen gek.omen is - het siert hem, dat hij zich .over de ARP met een dubbel zo gro.ot verlies niet uitlaat. Het is .overigens duidelijk (althans uit de pers.overzichten, die mij onder .ogen kwamen), dat men -aan antirev.oluti.onaire kant de verkiezings- uitslag wat minder gem.oedelijk .opneemt.

Hoe zien wij de dingen?

De z.oëven in herinnering gebrachte .opvatting van de heer Tilanus .ontl.okt mij de verzuchting: wie de g.oden verderven willen, slaan zij met blindheid. De d.o.or- braak een ideetje van intellectuelen, en vreemd aan .ons Nederlandse v.olk, -speciaal aan het pr.otestantse v.olksdeel? Men zou na de verkiezingen, de tweede politieke aardverschuiving (.om met de NRC te spreken), ónze stelling tenminste eens als hypothese kunnen .onderz.oeken, nl. dat de d.o.orbraak berust .op objectieve krachten- complexen in maatschappij en cultuur, die zich zullen dóórzetten, en dat allen (vóór- en tegenstanders) gen.o.odzaakt w.orden, de gebeurtenissen met andere brille- glaze~ te bekijken dan die van een kwart eeuw geleden. Om van die krachten- complexen iets aan te duiden, het v.olgende.

Ten eerste: er zijn in de praktische p.olitiek tenminste der laatste tien jaren, maar .ook der vooroorlogse jaren geen vraagstukken aan de orde, die op grond van confessionele beginselen kunnen worden opgelost. Om het zo duidelijk m.ogelijk te zeggen: op het sociale vlak zijn de tegenstellingen tussen de s.ocialistische en de christelijk-sociale gedachte onwerkelijk geworden. Vandaar dan ook het verschijnsel, waarop prof. Van Niftrik reeds wees, dat héél wat CNV-arbeiders PvdA stemmen.

Er zijn natuurlijk wel verschillende theorieën op te stellen, maar vo.or het politieke en sociale handelen moet een theorie functioneren. Welnu: voor het besef van steeds meerderen uit protestantse kring is het m.oderne socialisme van de PvdA de politieke praktijk, die zij als christenen van harte kunnen steunen. Ik weet niet, hoe de leiders van het CNV .op deze feiten zullen reageren - niet .op de verkiezingen alleen, maar 269

(14)

op het krachtencomplex, dat de oude tegenstelling tot het socialisme als beweging heeft ondergraven; dat zij zich met de gemoedelijkheid van de heer Tilanus zich zullen redden, lijkt wel zeer onwaarschijnlijk.

Ten tweede: de ontwikkeling der maatschappij als geheel, die van de economische en sociale sector in het bijzonder, maakt bewuste leiding en planning noodzakelijk, waarbij de inschakeling in de verantwoordelijkheid van de arbeid praktisch nuttig en zedelijk noodzakelijk is.' Men kan stellig van mening verschillen over vormen en grenzen van het deel der verantwoordelijkheid van de georganiseerde arbeid, niet over het beginsel, tenzij men bewust conservatief wil zijp.. Maar dan loopt de schei- dingslijn niet godsdienstig-confess~oneel, doch politiek-s9ciaal. Achter ' deze nood- zakelijkheid van leiding, planning, medeverantwoordelijkheid van overheid en arbeid ligt o.a. het vervlechtingsproces van maatschappij en staat, -ook de crises en de werkloosheid, het experiment van fascisme en nationaal-socialisme, maar ook de geestelijke strijd om menselijkheid en vrijheid, waarin christenen en niet-christenen elkaar als makkers vonden en vinden.

Ten derde: er is in de niet-r.-k. wereld de Oecumenische Beweging der kerken, die even realistisch als godsdienstig-bewogen leert denken ook over politieke en sociale vraagstukken, en nergens voedsel geeft aan de antithese-gedachte, doch voortdurend nadruk legt op de solidariteit met de medemens. En ook deze Oecumenische Beweging heeft achter zich een geschiedenis, een krachtencomplex van zowel sociale als godsdienstige aard. Om het kort, maar niet onjuist aan te dui- den: men ontworstelt zich aan burgerlijk-individualistische en kapitalistische ge- bondenheden, stelt centraal de gemeenschapsidee van een 'verantwoordelijke maat- schappij', waarin het moderne socialisme eigen zedelijke kern herkent. Wie eniger- mate wist, hoe diep de hartstocht van gereformeerde jongeren uitgaat naar de Oecumene, en dus naar het doorbreken van het isolement op kerkelijk terrein, ver- baast zich niet over hun uitbreken uit confessionele politiek. Men zal wel zo wijs zijn, dit proces niet te gaan keren met verboden of wat daarop lijkt - het zou niet helpen: daarvoor spreekt het appel der Oecumene te zeer aan, en is dit te duidelijk echt uit het evangelie. Zou men het verbieden, het resultaat staat van tevoren vast.

Onze stelling blijft dus. Natuurlijk: bij een verkiezing werken toevallige en per- soonlijke factoren, die soms beslissend kunnen zijn. Maar twee overwinningen, die van 1952 en die van nu, zal geen zinnig mens alleen aan toeval en aan de persoon van onze lijstaanvoerder toeschrijven. De verzwakking der prot. christelijke partijen is voornamelijk een gevolg van het onmachtig, want irreëel worden van het politieke christendom.

Wat betekent dit nu voor de toekomst?

Bij de beantwoording van die vraag kijk ik naar twee kanten: naar de confessionele partijen én-naar de PvdA. Wat de prot. chr. partijen betreft (in beginsel geldt het- zelfde voor het CNV) het volgende. Gaat de thans overheersende sociale en geeste- lijke ontwikkeling zonder catastrofale gebeurtenissen door, dan zal een verdere ver- schrompeling der confessionele sociale en politieke organisaties duidelijk worden, die gepaard zal gaan met een verdiepte spanning tussen conservatieve en meer vooruit- strevende krachten binnen die organisaties. Onder conservatief versta ik in dit verband het streven om de structuur der maatschappij in beginsel over te laten aan

(15)

rlg ch

he ik, :ig en iet ei- d- :id de

de

en

!ll,

ke te, ze

ex lÏ-

: e-

lt-

~r-

de

~r-

ijs :et ijk st.

~r-

üe an is ke

~t-

:e-

~r-

tie it- lit an

de krachten dier maatschappij zelf, terwijl ik onder vooruitstrevend versta de politiek, die de structuur der maatschappij onjuist acht zonder vergaande mede- zeggenschap, medeverantwoordelijkheid van de georganiseerde arbeid, óók in bezits- verhoudingen, en dus in de lijn van Kuyper van 1891 'architectonische kritiek' in politieke daad omzet. Een deel van deze vooruitstrevende vleugel der protestants- christelijken hééft reeds de kant van de PvdA gekozen; een behoorlijk groot deel door op haar lijst te stemmen, een kleiner deel door toe te treden als lid. Maar er zal ook' binnen ARP en CHU een meer radicale vleugel blijven, zeker wanneer het te laat ingezette vernieuwingsproces (in de ARP de vervanging van Schouten door Zijlstra) daar voortgaat: de gehechtheid aan traditie, de trouw aan de leidersfiguren uit de . emancipatieperiode, de verbondenheid met het erfdeel der vaderen is met name in a.I'. kring minstens zo sterk als in de oude socialistische kringen. Ik herinner aan een typerende uiting op een Kerkedag van de Hervormde Kerk in Kampen gehou- den, waar ook de doorbraak aan de orde ':as, en iemand van de derde generatie diepbewogen vroeg: maar hebben onze grootvaders ~n vaders, die grote offers hebben gebracht voor de christelijke organisaties, dan verkeerd gekozen? Aan zo'n uiting wordt duidelijk, welk een sterke binding - geboren uit leed en strijd en geloof! - dit confessionele organisatiewezen bijeenhoudt, en tevens wat een kracht er nodig is voor personen, om de band te breken. Ziet men de dingen in wat groter verband, en vergelijkt men b.v. de calvinistische met de lutherse landen, dan moet men erkennen, dat het calvinisme een uiterst waardevolle bijdrage heeft geleverd tot politiek en sociaal denken, óók van de gewone man, van Kuypers 'kleine luyden', een bijdrage, die niet zonder meer verloren màg gaan, maar in nieuwe verhou- dingen opnieuw vruch~baar moet worden gemaakt.

Er zal wel verschil blijven, vermoedelijk zal het sterker worden, tussen de anti- revolutionaire (gereformeerde) en christelijk-historische (hervormde) groep. De eerste was steeds scherper bewust, hechter georganiseerd, militanter in de strijd; de laatste begeleidt het maatschappelijk leven meer met een vrome aanvaarding dan dat zij bewust en principieel leidt en ordenend vooruitziet. Wellicht zijn wij socialisten te oppervlakkig in onze verwachting, dat dus de CHU het snelst zal afbrokkelen; het zou ook zo kunnen zijn, dat een vroomheidstype, dat de dingen zich laat ontwikkelen zonder in te grijpen, wetend dat Gods woord toch het laatste is, het langst een eigen organisatie (mits die niet te veel bindt), in stand houdt.

Wij hebben niet alleen naar de confessionele organisaties te kijken, en af .te wachten wat de verdere ontwikkeling ons aan winst in de schoot werpt, maar ook de vraag te overwegen, of. de PvdA als overwinnende partij de tekenen der tijden verstaat; en daarnaar handelt. Als mijn kijk op het doorbraakverschijnsel juist is, hebben wij dus te maken met een tweezijdigheid: aan de ene kant een voortgaande afbrokkeling van de protestants-christelijke partijen met in deze partijen een ver- heviging van de spanning tussen conservatieve en vooruitstrevende vleugel, aan de andere kant een verzwakking van de bijdrage van het calvinisme aan het sociale en politieke denken van heel ons volk. Het eerste verschijnsel kunnen wij zonder reserve . hartelijk toejuichen en graag bevorderen; het tweede stelt met name een partij-van het moderne socialisme, die bewust aanvaardt dat zij uit verschillende geestelijke bronnen wordt gevoed, voor bepaalde vragen, óók van beleid. Er moet ons nL veel 271

(16)

aan gelegen zijn, de geestelijke krachten van het calvinisme, samengevat in de op- dracht het leven op de;z:e aarde dienstbaar te maken aan de ere Gods, in dit uur der geschiedenis te doen samenstromen met de wil tot structuurverande~ing der maat- schappij in socialistische richting.

Daarbij hebben wij scherp te zien, .Qat hetzelfde krachtencomplex, dat doorbraak stuwt, de culturele en geestelijke kanten van de politiek steeds meer naar voren zal brengen. Het is hier en nu niet de plaats en de tijd, om daar breed op in te gaan, ik volsta met een aanduiding. De ontwikkeling van wetenschap en techniek zal ertoe leiden, dat de menselijke arbeidstijd wordt ingekort; een 40-urige en vijfdaagse . werkweek zijn nabije mogelijkheden. Dat betekent o.a.: uitbreiding van het ploegen-

stelsel, eenvoudig om de economische reden, dat kapitaal-intensieve machines kun- nen én moeten doordraaien; het betekent ook een uitbreiding van de vrije tijd voor de massa, en de noodzaak, om deze vrije tijd zinvol te besteden, zowel voor ont- spanning als voor het deelnemen aan

ere

cultuur. Voor het politieke leven gaat dus (om even departementaal te denken) het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, vorming buiten schoolverband, enz. steeds meer betekenen (en wordt het hoog tijd, dat een socialist aan het hoofd van dit departement komt). Aan deze problematiek moet de PvdA bewijzen, dat zij de doorbraak ernstig neemt, d.w.z.

dat zij zich niet laat verblinden door verkiezingsoverwinningen, hoe belangrijk die ook mogen zijn; dat zij het krachtencomplex achter de doorbraak verstaat als appel.

Het appel nl. om ook de geestelijke krachten in protestantisme en katholicisme vruchtbaar te doen zijn voor de geestelijke groei van de mens in een socialistische ordening.

Om dit te concretiseren kijk ik naar twee kanten. Eerst naar de werkgemeen- schappen. De PCWG met name heeft voor de komende jaren meer te doen dan het· overigens nuttige en belangrijke werk van populaire geschriften uit te geven

en propagandavergaderingen te houden; haar betekenis zal, naarmate het proces . f van de doorbraak voortgaat, gemeten worden aan de positieve bijdrage van protes- ] tantse zijde aan ·de vraagstukken van het menselijk leven ter ere Gods in het l moderne technische tijdvak. Aan deze vraagstukken moeten de beste koppen worden I gezet, moet het calvinistische ethos dienstbaar worden gemaakt, ver boven partij- ~

belang uit, en juist zo de partij op de beste wijze dienend. iJ Naar de partij als geheel mag ook worden gekeken. Met grote dankbaarheid mag b worden geconstateerd, dat met name de Wiardi Beckmanstichting geregeld doet ,wat ~

gedaan moet worden: de verschillende groepen en personen laten samenwerken aan n concrete problemen. 'De weg naar Vrijheid' en talrijke rapporten liggen er als bewijs. d Bundeling tot samenwerking blijft het parool - maar de -activiteit mag rustig. en in g

vertrouwen worden uitgebreid tot meer dan direct actuele problemen. Het laat zich natuurlijk niet met analyse van verkiezingscijfers bewijzen, maar is toch wel waar:

naarmate duidelijk wordt, dat in de door onze partij voorgestelde oplossingen de 0 positieve bijdragen der w<:(rkgemeenschappen levend aanwezig zijn, wint de door- h

braak aan vertrouwen. g

Wij-zijn op de goede weg. Maar: naarmate wij groeien, worden de problemen

e.

moeilij}<er, ook die van politiek en cultuur. Aan de feller wordende tegenstand en de zwaardere problematiek groeie onze kracht in omvang en diepte. t

(17)

r :- s n

n n

~.

. e 1.

} -

In m es ·

!S-

et

~n

ij-

ag 'at an ljs.

in .ch ar:

de or-

ten de

J.

G. TANS

DE KATHOLIEKEN EN DE VERKIEZINGEN '

T

oen de KVP bij de Kamerverkiezingen van '52 een gevoelige nederlaag leed, werd dit resultaat in belangrijke mate geweten aan de gebrekkige organisatie van het eigen apparaat, de dilettantische wijze waarop de verkiezingsactie was gevoerd en het gemis aan bezieling in alle geleçleren. Wilde men bereiken dat men de slag weer te boven kwam, dan moest alles worden gedaan aan interne reorganisatie en sanering, zo meende men. En men heeft dit werk dan ook ter hand genomen met voortvarendheid en met succes .

Met succes. Dat wil ;?:eggen, dat de KVP erin is geslaagd nu in 1956 een formi- dabele verkiezingsactie te ontwerpen en ook uit te voeren, zij het dat op de wijze waarop dit vaak is gebeurd, zeer ernstige kritiek valt uit te oefenen. Men raadplege slechts de dorre cijfers, door de KVP-propagandaleider, de heer S. B. Gras, zelf verstrekt. Dan blijkt daaruit, dat 40.000 propagandisten

m

tot 2 miljoen Neder- landers bewerkten, dat er 750.000 affiches, 2.000.000 modelstembiljetten en 300.000

verkiezings-Opm~sen verspreid werden, alsmede 300.000 manifesten, 150.000 jeugd- folders, 150.000 ouden-van-dagenfolders, 50.000 werkprogramma's, en verder nog' 1 miljoen en 1~ miljoen folders voor speciaal lokaal of regionaal gebruik. Op 12 plaatsen werd vuurwerk ontstoken. Er werd met een helikopter ge~erkt. En in 6 plaatsen werden grote demonstratieve vergaderingen gehouden, waarvan die in Maastricht het hoogtepunt moest vormen. 'Gezien de indrukwekkende hoeveelheden inspanning, die de KVP-propaganda zich getroost in woord en op papier, en gezien het enthousiasme van de tienduizenden propagandisten,' zo las ik op 2 juni in De Maasbode, was de heer Gras ervan overtuigd, dat de KVP haar nederlaag van '52 . nu in een overwinning zou doen verkeren. En die overtuiging leek te leven in heel de politiek-katholieke wereld. Zij werd althans talloze malen met grote stelligheid geschreven en uitgesproken.

Maar in dit opzicht is het succes uitgebleven. De overwinning is .niet gekomen, alle innerlijke herleving en alle inspanningen ten spijt. Het herstel is niet bereikt, ook al kwam de KVP op 33 zetels. En om het herstel, daar ging het om. Om het herstel van het verlies, dat in '52 werd geïncasseerd. Daarop is heel het streven gericht geweest, van meet af aan, onmiddellijk nadat men zich had ger~aliseerd wat er in '52 eigenlijk was gebeurd. In de lichte winst die de KVP bij de raadsverkie- zingen van '53 en de Statenverkiezingen van '54 boekte, werd een bemoedigend teken gezien, dat het gestelde oogmerk in '56 inderdaad een feit zou kunnen worden.

273

,

(18)

Zeker als men zich waande van· zijn zaak, heeft men de kiezers zelf voorgerekend

wat voor de verwezenlijking van het herstel der KVP werd vereist. Daarbij gaat men I uit van de v66roorlogse situàtie, hetgeen inhoudt dat 90 % van de katholieken toen I 'katholiek' stemde. De KVP heeft zich in de eerste na-oorlogse verkiezingen vrijwel

op diezelfde 90 % van de katholieke stemkracht weten te handhaven, tot in '52 ~

aan de ene zijde Welter en aan de andere zijde de Pvdk haar op 80 % daarvan

terugdrongen. 'In 1954 werd dit reeds goeddeels hersteld: schreef het Limb. Dag- 8 blad op 16 mei: 'De KVP haalde toen met 31,5 % der uitgebrachte stemmen 86,9 % d van de katholieke stemkracht. Voor een volledig herstel had zij 32 % der stemmen ai

moeten behalen. Aangezien in 1954 de KNP van Welter echter ruim 1 % behaalde,

is het zeker niet overdreven, de KVP thans tot een volledig herstel van haar aan- al hang

in

staat· te achten. Zij zal dan opnieuw niet meer dan 10 % der katholieke b

kiezers moeten missen. De aangroei van het percentage katholieke stemgerechtigden houdt echter tevens in, dat de KVP een aanzienlijke winstkans heeft bij de komende

verkiezingen. In feite is het zo, dat de KVP, ook al zou zij slechts in stemkrácht w gelijk blijven aan 1954 - dus geen winst behalen onder de vroegere Welterianen, ~

die immers tot een fusie met de KVP zijn overgegaan - op 13 juni aanstaande reeds dl 32,2 % van de uitgebrachte stemmen moet kunnen behalen. Maar dat betekent, dat Di

zij in een Tweede Kamer van 100 zetels er in ieder geval 34 zou gaan bezetten; en d dat zij na de uitbreiding van de Kamer de vijftig niet alleen vlot haalt, maar er bijna

zek!'lr één extra restzetel bij zou krijgen. Er is· echter alle reden om aan te nemen, VI dat de katholieken van Nederland hun partij dit jaar eenzelfde vertrouwen zullen

geven als in het 'normale' verkiezingsjaar 1948. Dan mag de KVP rekenen op m 32,75 % der stemmen, waarmee een zeteltal van 51 in de uitgebreide Kamer een er zekerheid zou worden, en de restzetel-verdeling haar zelfs op 52 brengen kan: Aldus e

de voorspelling en berekening van het Limb. Dagblad. st

Welnu, de KVP kreeg geen 52, geen 51 en zelfs geen 50 zetelS". Zij kreeg er 49. d~

En· zij kreeg geen 32,75 % der stemmen, geen 32,2 en ook geen 32 %. Zij kreeg er sc 31,69. Dat is nauwelijks iets meer te noemen dan in 1954. Het is zelfs beduidend H minder dan wat KVP en KNP toen te zamen haalden. Want dat bedroeg 32,56 %:

En dat kan allemaal maar tot één conclusie leiden: het herstel van de KVP is mislukt.

Ondanks het overkomen van Welter heeft zij ook nu het v6óroorlogse peil van de DI katholieke stemkracht niet meer weten te bereiken. Integendeel. Zij werd nu mét wc

·Welter ongeveer teruggeworpen op hun gezamenlijke positie van '52. In schijn di boekte de KVP winst bij deze verkiezingen. In feite toont een nadere analyse van no

de cijfers aan, dat het een Pyrrhus-overwinning was. de

Wie de katholieke bladen na de verkiezingsdag las, hoefde niet over veel kritisch M vermogen te beschikken om te zien, dat er achter de grote bedrieglijke koppen 1 inderdaad zo het een en ander. te verbergen viel. Om de bewering te kunnen waar M maken dat de KVP zich had gehandhaafd, werden bij de vergelijkende cijfers de tot vroegere percentages vad Welter maar zonder meer weggelaten! Zo kon De Nieuwe

Limburger b.v. met veel ophef aankondigen dat Maastricht zich kordaat hield. Want eel de KVP kreeg 63,1 % tegenover 53,3 in '52 en 62,9 in '54. Dat ziet er op het eerste me gezicht inderdaad nogal aardig uit. Maar dat wordt wel wat anders, als men ook de sta stemmen van Welter in de vergelijking betrekt. Dan komt men voor '52 nl. oP. een gel

(19)

gezamenlijk percentage van 64,29. En als men er dan nog de cijfers van de PvdA naast zet, dan krijgt die kordaatheid helemaal een bijsmaakje. Die luiden nl.. in_ percenten: '52 - 28,02, '54 - 30,06, '56 - 31,77.

Bovendien bleek de KVP-pers plotseling vergeten te zijn, dat het er irr deze ver- kiezingsstrijd niet om te doen was, dat de KVP zich zou handhaven,. maar dat het erom ging het vroegere verlies goed te maken. Doch dat was nu maar wijselijk weg- gemoffeld in wat men tussen de regels' door lezen kan. Zo stond er b.v. in De Tijd, dat de KVP de doorbraakpogingen toch wel 'aardig do.orstaan had... vergeleken althans met de protestants-christelijke partijen. Waarop dan heel voorzichtig nog volgde, dat vergeleken met de PvdA de stabiliteit van. qe KVP nauwelijks een actiefpost genoemd kon worden. Waarmee de redacti~ alles bij elkaar toch eigenlijk bedoelde te zeggen, dat het resultaat niet om over te juichen was. Toch was De Tijd

1 niet ontevreden, want verderop in het stuk stond, dat ... het erger had kunnen zijn!

~ Terecht mocht het weekblad L~burg dan ook schrijven - het onderscheidt zich t wel eens vaker door een zekere rondborstigheid -: 'De uitgesproken KVP-Ieden hebben zich onmiddellijk na de stembusuitslag - en ook een dag later nog - in' s duizend bochten gewrongen om de spijt te verbloemen van de versnoepte dubbeltjes, .t maar we wachten nog steeds op de stem, die in de eigen KVP-kolommen ziCh n duidelijk afvraagt, waar nu wel precies het geringe succes aan te wijten is geweest:

a Hiermee komen wij vanuit de sfeer van de taxatie van de uitslag in die van de

I, verklaring ervan:

n Het is nodig daarvoor de gegevens eerst wat gedetailleerder te bekijken. Dan moet p men constateren, dat er duidelijk verschil is tussen Brabant en Limburg enerzijds n en de rest van het land anderzijds. Vergeleken met 1948 - en dan nemen wij KVP

IS en KNP weer samen - is er uit de cijfers voor '56 t.a.v. de KVP maar een heel zwak stemmenverloop waar te nemen buiten Brabant en Limburg. Niettemin iS' de KVP

~. daar toch in 6 provincies achteruitgegaan en slechts fu 3 vooruit. Ziehier de ver- 3r schillen: Groningen -0,1, Friesland -0,16, Gelderland -0,4, Utrecht -0,66, Noord- ld Holland -0,9, Zuid-Holland -1,00, Drente +0,5, Overijsel +0,3, Zeeland +0,3.

1,,:

:t. . In Brabant en Limburg is de teruggang van de KVP echter veel aanzienlijker.

Ie Die bedraagt voor Brabant nl. 4,2 % en voor Limburg' 5,9 %. Daarbij moet nog ét worden opgemerkt, dat dit resultaat in Brabant reeds in '52 werd verkregen en dat jn dit verlies nu dus werd gestabiliseerd, terwijl Limburg aan het verlies van '52 nu m nog 2,8 % toevoegde. Het is dus zonder meer duidelijk, dat nu de grote klap voor de KVP in Limburg viel; nadat die van '52 harder in Brabant was aangekomen.

eh Men zie daarvoor ook naar het stemmental van de PvdA. Dat was in '48 in Brabant en 10,5 %. Het sprong er in '52 naar 15,3 % en liep in '56 nog verder op tot 16,4 % . . ar Maar in Limburg, waar het in '48 een percentage bedroeg van 8,5, steeg het in '52 de tot 12,8 en nu tot 17,5.

Ne Wanneer men nu weet, dat het politieke . leven ook op het Limburgse platteland mt een vrij stabiel karakter vertoont, dan kan het niet anders of in de grotere plaatsen ,te moeten verschuivingen hebben plaatsgehad van zeer aanzienlijke omvang. Onder- de staand lijstje, waarin de meest sprekende percentages van de PvdA naast elkaar zijn :en gezet voor de jaren '48, '52 en 'S6, laat daaraan inderdaad niet de geringste twijfel.

275'

/

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The purpose of this work has been to consider the three major constitutional breakdowns which took place in Pakistan, viz,, the dissolution of the first

Returning Officer are subject to any directions of the Chief Election Commissioner, in the case of elections to the Electoral College, and the Election

Central banks in advanced economies have come under increasing government pressure to keep interest rates low (e.g. Trump’s pressure on US Fed chairman Powell last year),

“emergency rule” launched in November 2007, and (b) a careful reassess- ment of the strategic relationship between the Pakistani state and the disparate band of non-state actors

Short of an outright majority in Islamabad, the PPP sought to con- struct a coalition government with several of its chief rivals, including the Nawaz Sharif faction of

For effective governance, political representatives should not be excessively responsive to (or be captured by) narrowly based interests. &#34;Corruption, Governance and the

Vorig jaar ontving Arana de befaamde vredesprijs van de stad Aken voor zijn strijd tegen mijnbouwfirma’s die het leven van de dorpsgemeenschap- pen in de

It was an intellectual intervention in the context described above, but a number of the individuals involved in that work were also involved directly or indirectly in building a