• No results found

STRIJD TEGEN DE WONINGNOOD

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "STRIJD TEGEN DE WONINGNOOD "

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Februari 1966

olitiek en C ultuur

OVER DE LOONPOLITIEK

STRIJD TEGEN DE WONINGNOOD

(2)

FEBRUARI 1956

Maandelijkse notities 65

Stakingsrecht T. Borgers 68

N. S. Chroestsjow over vriendschap tussen de volken 76

Limburgs landschap (tekening) Maaike Braat 79

Samenwerking in de strijd tegen de woningnood H enk Gortzak 80 Over de loonpolitiek

De "manager" -ziekte is een arbeidersziekte Vragen over de absolute verarming Heinrich Heine - een eerlijke soldaat

jaap Brandenburg 87 Dr W. Freudmann

92

93 jan Snellen 96

Mijn Helli (gedicht) Nikos Selajannis 103'

Aan Miguel de Cervantes in zijn eeuwige ballingschap (gedicht)

Gabriel Garcîa Nare zo 103 Onderwijsproblemen in West-Europa G. Mulder 105 Amerikaans particulier kapitaal nestelt zich in Nederland, III

A. B.

112 De Indonesische verkiezingen en Nederland H. de Vries 117

Varia 122

BOEKBESPREKING Ontstaan en levensloop van sterren en planeten Materie en bewustzijn

Bibliotheek voor zelfstudie

Vakliteratuur over pijnloze bevalling

POLITIEK en CULTUUR

S.

P.

124

F. M.

126 H. N. 128 128

verschijnt maandelijks bij uitgeverij Pegasus, Leidsestraat 25, Amsterdam-C., tel. 85957.

De abonnementsprijs is f 4,50 per jaar, f 2,25 per half jaar, losse nummers. 40 cent.

Ons gironummer is 173127.

Correspondentie over betalingen en verkoop zenden naar de administratie p/a Pegasus.

Alle correspondentie over de inhoud naar de redactie van P. en C.

Prinsengracht 473, Amsterdam-C., teL 62565.

(3)

l&e jaargang no. 2 Februari 1956

Politiek en Cultuur

maandblad gewijd aan de theorie en praktijk van het

marxisme-leninisme onder leiding van het partijbestuur der c.p.n.

Maandelijkse notities

Het politieke leven heeft na de tweede wereldoorlog een bijzonder hoog tempo.

Zie wat er in nauwelijks veertien dagen gebeurt. De paus spreekt zich uit voor het verbod van de atoomwapens en voor doorvoering van gelijktijdige controle-maatregelen, het Franse volk stemt voor een linkse politiek, waarbij de Communistische Partij van Frankrijk en de democratische krachten in Indonesië grote overwinningen boeken.

Foster Dulles houdt een speech, waarin hij onthult dat Amerika in de jaren '53-'54 de wereld driemaal aan de rand van een atoomoorlog heeft gebracht, en als allerbelangrijkste komt daar het bericht van een nieuw vijfjarenplan in de Sowjet-Unie.

Achter al deze gebeurtenissen staan de alles beheersende vraagstuk- ken van oorlog of vrede in de wereld. Duidelijker dan ooit te voren tekenen zich de ideële en materiële krachten van de vrede af. En naak- ter dan ooit staan de krachten van de oorlog op het wereldtoneel van de politieke strijd. Het waarschuwende woord van de paus over het gevaar van de atoombom komt overeen met de wil van miljoenen vredesstrijders, die reeds enige jaren met toenemend succes ijveren voor het verbod van de atoombom.

De uitspraak van de paus is een bevestiging van de rechtvaardigheid en juistheid van hun activiteit. Tevens richt deze uitspraak zich tegen allen, katholiek of niet, die voor de Amerikaanse politiek van kracht met atoombommen zijn. Helder is aan het licht getreden, dat de koude oorlogspolitiek van Romme niet voortspruit uit zijn katholieke levens- en wereldbeschouwing, maar uit directe stoffelijke belangen. Bevestigd is de uitspraak, in de brochure "Romme legt zijn kaarten op tafel",*

dat Romme geen katholieke, maar een kapitalistische politiek voert.

Frankrijk toont aan dat de volkeren niet langer willen en kunnen leven in de sfeer van koude oorlog en zijn begeleidende verlaging van het levenspeil.

Na de succesvolle reis van de premier van de Sowjet-regering, Boel- ganin, en de algemeen secretaris der Communistische Partij van de Sowjet-Unie, Chroestsjow, spraken westelijke commentators er onge- rust over, dat het westen Azië dreigde te verliezen. Alsof Azië hun rechtmatig toebehoorde.

*

Uitgave CPN 1954.

(4)

,, '

"

Enkelen troostten zich toen met de gedachte dat tenminste de Atlan- tische Pact-staten "stabiel" waren. Maar de ruk naar links in Frankrijk laat zien, dat de afkeer der volkeren van de politiek van koude oorlog en onderdrukking zich niet tot Azië beperkt, maar een wereldverschijn- sel is, dat zich zowel uit in Indië, Birma en Indonesië, als in Italië, Frankrijk, Noorwegen en IJsland.

De Franse verkiezingen zijn een hoopvol signaal voor alle volkeren, in het bijzonder die van West-Europa, om voorwaarts te marcheren op de weg van vrede, democratie en verhoging van het levenspeil. De ar- beidersbeweging in de kapitalistische landen leert tevens uit de resul- taten van Frankrijk, dat de communistische partijen zelfs in de zware omstandigheden van vervolging en provocaties vooruit kunnen gaan.

Ieder verstandig mens kan vaststellen, dat in de tegenwoordige perio- de van de geschiedenis het communisme niet meer te vernietigen is, omdat zij de draagster van de vooruitgang en van de vrede is.

De Franse kiezers veroordeelden met hun keuze voor links de poli- tiek van kracht. Hoe terecht dat was, bleek uit de redevoering van Foster Dulles, die wij hierboven reeds aanhaalden. Daarmee kwam aan het licht hoe groot het gevaar van een derde wereldoorlog in de achter ons liggende jaren is geweest. Maar onbedoeld werd ook bevestigd, hoe groot het gelijk van de communisten is geweest in die jaren toen zij voortdurend opriepen tot waakzaamheid en tot actie voor de vrede.

En eveneens onbedoeld is in die uitspraak van Dulles te lezen dat het de macht der miljoenen vredesstrijders, tezamen met de macht van de vredelievende en democratische landen, met aan het hoofd de Sow- jet-Unie, was die de vrede heeft bewaard. Uit Washington een bood- schap over oorlog, vernietiging en ongeluk voor de mensheid. Uit Moskou de boodschap van vrede, van welvaart en van een gelukkige toekomst, want dat was de aankondiging van het nieuwe vijfjarenplan.

Twee boodschappen, twee werelden.

Driemaal in twee jaar aan de rand van een atoomoorlog, 900 miljoen dollars meer voor bewapening: dat tekent de politiek van het kapi- talisme.

Verdubbeling van de woningbouw, verhoging van de lonen met 30 tot 40%, vergroting van de zware industrie met 70% en de lichte in- dustrie met 60%, toepassing van atoomkracht op grote schaal in de industrie, zoals in het plan genoemd: dat tekent de politiek van het socialisme. De inhoud van dit plan overtreft de inhoud van vele utopi- sche geschriften uit de eerste periode van het socialisme.

Dit nieuwe gigantische vijfjarenplan is de prachtige rijpe vrucht van de zekere weg van de theorieën van Marx, Engels, Lenin en Stalin.

De verwerkelijking er van legt de grondslag voor een fantastische toekomst, die nu moeilijk te voorspelien is.

Dulles' boodschap werd met afgrijzen ontvangen; de boodschap uit Moskou met vreugde door het volk, met respect door de kapitalisten.

De commentaren van kapitalistische zijde, hoe zij ook luidden, getuig- den van het feit, dat het vijfjarenplan serieus werd genomen, zij getuig- den van verbazing, van jaloezie, van ongerustheid over het ontwik- kelingstempo van de socialistische economie.

Het bewijs ligt er, dat het socialisme de vreedzame wedijver met het

(5)

kapitalisme niet behoeft te vrezen, daar de socialistische economie superieur is aan de kapitalistische economie.

Onder totaal nieuwe en veel gunstiger voorwaarden dan voorheen, gaat de strijd voor de vrede verder tot een duurzame vrede is bereikt.

Geen volk of politieke partij kan aan de keus tussen onderhandelen of koude oorlog ontkomen. Steeds meer dringt dit vraagstuk zich op, juist omdat het met tal van andere directe vraagstukken van binnen- landse aard is verbonden, zoals het loonvraagstuk, de woningbouw, het onderwijs en het zich veilig stellen van een omslag in de conjunctuur.

Vandaar een discussie in de N.R.C. tussen de redactie en de heer K. P. v. d. Mandele over de nuttigheid en wenselijkheid van handel met het oosten.

Een ander symptoom hiervan waren de uitspraken van het N.a.V.- congres, dat eind december plaatshad.

Naast uitspraken over directe sociaal-economische belangen, als de salarispositie van de onderwijskrachten, werden er uitspraken gedaan ten gunste van een verbod van het gebruik van atoomwapens, voor toenadering van de onderwijzers van oost en west en voor opvoeding in dienst van de vrede, voor een waardige viering van de Vijfde Mei.

Meer en meer begint het door te dringen in het Nederlandse volk, dat het, om succes te verkrijgen op een of ander gebied, nodig is de speciale strijd die men voert te verbinden met de algemene strijd tegen de koude oorlogspolitiek van de regering.

De golf naar een linkse ontwikkeling, "die door Europa gaat, laat ook ons land niet onberoerd. De regering onder de rechtse invloed van Romme heeft de dringende vraagstukken van het volk niet opgelost.

De ontevredenheid over de loonpolitiek wordt met de dag groter, even- als over het nijpende tekort aan woningen. De PvdA-leiding probeert de ontevredenheid en teleurstelling af te leiden en op te vangen door te suggereren dat een andere politiek bij de huidige krachtsverhoudingen der politieke partijen niet mogelijk was en is. Dat betekent het perspec- tief ontnemen aan hen die voor een democratische anti-Romme-politiek zijn. Het betekent tevens de eigen aanhang vertrouwd maken met het idee, dat na de verkiezingen de PvdA een iets mindere plaats zal in- nemen t.o.v. de KVP. Maar er is perspectief genoeg: het is nodig een linkse koers te varen, om tezamen met de andere linkse krachten te marcheren tegen Rommeen zijn mandement.

Het is nodig, het anti-communisme op te geven, omdat de vijand van de arbeidersbeweging niet links, maar rechts staat.

Aan de communisten de taak hun socialistische kameraden te over- tuigen van de juistheid van een linkse politiek.

De lessen van Frankrijk wijzen er op, dat de beslissende kracht voor het tot stand komen van een linkse politiek ligt bij de basis. Dat bewees de verkiezingsuitslag in het departement Vogezen. Daar werd zowel de socialist Poirot als de communist Chambeyron, die op één lijst uit- kwamen, gekozen. Dit gezamenlijk optreden verhinderde de verkiezing van de Poujadist en bracht tevens de in 1951 niet gekozen socialist in het parlement.

De linkse politiek wordt gesmeed en gehard in de eenheid van actie.

Actie voor loonsverhoging, actie voor woningen, actie tegen Romme.

67

(6)

STAKINGSRECHT

,.Dit is de achtste keur: Geen huisman zal tegen zijn heer opstaan, tenzij deze een misdrijf tegen hem begaat... Geen huisman mag tegen zijn heer een tweegevecht leveren" (het uitsluitend recht der vrijen); "de huisman zal zich verant- woorden en de heer zal zweren." (Oud-Fries recht; lle eeuw of ouder).

De eerste daad van de fascistische bezetter in ons land was op 10 Mei 1940 het uitvaardigen ener bekendmaking, waarin werd aangekondigd, dat stakingen door de Duitse krijgsraad zouden worden gestraft. Of- schoon gedurende de ganse bezetting deze bepaling is gehandhaafd, en de meest afschrikwekkende straffen op haar overtreding werden gesteld, is tijdens de oorlog herhaaldelijk gestaakt. Naast acties van plaatselijke betekenis, zoals de stakingen in de werkverschaffingen, staan stakingen van ongekende omvang, van nationale betekenis. Ieder Nederlander weet van de april/mei stakingen in 1943, de grote spoor- wegstaking in 1944/45. En in februari 1941 toonden de arbeiders onder het vaandel der Communistische Partij de bezetter openlijk hun volle kracht: zij maakten duidelijk, dat het Nederlandse volk geen nationaal- socialistische regering zou dulden en legden de grondslag voor een brede ontplooiing van het nationale Verzet.

Wat is de betekenis van het wettelijke stakingsverbod? Het is de tot wet verheven wil van de heersende klasse, dat zij in haar winstmakerij niet zal worden gestoord door verzet van de uitgebuite arbeiders. Zij tracht met geweld de "arbeidsvrede" op te leggen. Maar betekende het stakingsverbod de afschaffing van het de arbeiders toekomende sta- kingsrecht? Het blijkt, dat de kracht hunner organisatie de arbetders in staat stelde hun stakingsrecht te handhaven en het stakingswapen te gebruiken, wanneer dit noodzakelijk was.

Het maatschappelijk bestel, waaronder wij Jeven, is gegrondvest op

de uitbuiting der arbeiders door de bourgeoisie ten behoeve van het

persoonlijk winstbejag van de leden dier klasse. En elke staking, dat

is elke weigering van de arbeiders om zich langer te laten uitbuiten

op de hun door de bourgeoisie gedicteerde voorwaarden, is een aanslag

op het maatschappelijk bestel zelf. Zou men kunnen verwachten, dat

in de Nederlandse wetgeving, welke een voortbrengsel is der bour-

geoisie, het recht van de arbeiders op staking zou zijn erkend? Het ware

een illusie, zulks te geloven. Het stakingsrecht bestaat slechts voorzover

het door de arbeidersklasse zelf gehandhaafd èn gehanteerd wordt. Het

bestaat slechts in en door de actie. De Nederlandse bourgeoisie heeft

een rijpe ervaring. Zij weet, dar een wettelijk stakingsverbod in een

land met een ontwikkelde arbeidersklasse in het algemeen een slag in

de lucht is. Minister Donker heeft er van afgezien, een strafvervolging

in te doen stellen tegen de leden van het Amsterdamse gemeenteperso-

neel, die hadden deelgenomen aan de grote stakingen in maart/april

1955. Zou de regering zich hebben laten overtuigen door de scherp-

zinnige en rijkgedocumenteerde pleidooien, welke in de zomer van

vorig jaar door de advocaten der ontslagen stakers voor het Gemeen-

telijk Scheidsgerecht te Amsterdam zijn gehouden en waarin werd

(7)

aangetoond, dat artikel 358bis Wetboek van Strafrecht niet van toe- passing is op de per week uitbetaalde gemeente-ambtenaren? Donker's opmerkingen in de Memorie van Antwoord bij de begroting van Justitie 1956 maken dit niet aannemelijk. Wellicht heeft bij 's Ministers besluit een rol gespeeld, dat in het bestek van de huidige rechterlijke organisa- tie een dergelijke strafvervolging van 4100 "verdachten" niet mogelijk is.

Een simpele berekening leert, dat, afgezien van de aan de berechting verbonden administratieve beslommeringen, de openbare terechtzittin- gen in eerste aanleg tenminste zestig ochtenden en

m~ddagen

van de Politierechter zouden vergen; in hoger beroep zou het Gerechtshof, hetwelk met drie raadsheren arrest wijst, zich nogmaals even zovele dagen, zo niet langer, met deze duizenden strafzaken moeten bezig- houden, terwijl tenslotte ook de Hoge Raad niet zou zijn ontkomen aan deze stortvloed van door hun eentonigheid geestdodende werk- zaamheden ...

De burgerlijke juristen hebben dan ook nooit goed raad geweten met het verschijnsel der werkstaking. Formeel schijnt de zaak heel een- voudig te liggen. Wanneer de Amsterdamse graanhandelaar met zijn zakenrelatie in New York overeenkomt, dat deze hem 10.000 bussel tarwe van een bepaalde kwaliteit zal leveren tegen een zekere prijs en de Amerikaanse relatie weigert op het afgesproken tijdstip te leveren omdat hij achteraf niet tevreden is met het bedongen bedrag, dan heeft de Amsterdamse zakenman, volgens internationaal geldende regelen van burgerlijk recht, aanspraak op schadevergoeding. Het ligt voor de hand, deze zelfde regels ook toe te passen op de arbeidsover- eenkomst. De arbeider, die ondanks duidelijke afspraak weigert de arbeid te verrichten omdat het overeengekomen of van overheidswege opgelegde loon hem niet aanstaat, zou schadevergoeding moeten be- talen aan de benadeelde patroon. Maar deze fraaie juridische theorie keert zich in de praktijk tegen de patroon zelf. De onmacht van de werkgevers om de hun toekomende schadevergoeding te incasseren van de haveloze stakers en de uitbrerding der ontevredenheid en onrust onder de arbeiders, die van dergelijke maatregelen te verwachten zijn, doen de ondernemers gewoonlijk afzien van de uitoefening van hun

"recht." Zelfs van de mogelijkheid tot ontslagverlening bij wijze van represaille maken zij naar verhouding weinig gebruik. Liever zoeken zij naar middelen om stakingen te voorkomen - het sluiten van collec- tieve arbeidsovereenkomsten, het opleggen van bindende loonregelin- gen door Rijksbemiddelaars, de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie -dan hun kracht te zoeken in rechtstreekse maatregelen tegen stakers.

Déze methoden worden bij voorkeur gebruikt in de koloniën, waar de organisatie van het proletariaat nog slechts aan het begin van haar ontwikkeling staat. Vergelijk de recente stakingen in Suriname.

Enkele voorbeelden om dit laatste nader toe te lichten. De collectieve

arbeidsovereenkomst, aldus Van Haersolte, in zijn proefschrift (1931),

krijgt pas haar werkelijke betekenis, wanneer de vakvereniging toezegt,

binnen een zekere tijd geen staking te zullen uitroepen. De collectieve

arbeidsovereenkomst legt de arbeiders een "vredesplicht" op. (Ter

voorkoming van misverstand: hieruit volgt niet, dat de arbeiders nooit

of te nimmer zouden mogen deelnemen aan een c.a.o. Er wordt slechts

69

(8)

gewezen op één van de doeleinden, die de patroons nastreven, wanneer zij een c.a.o. afsluiten).

Een voorbeeld van overheidsingrijpen langs het orgaan der Rijks- bemiddelaars deed zich in 1955 voor bij de staking in de diamant- industrie. De Rijksbemiddelaars legden een bepaald loon, verbonden aan een bepaalde arbeidsduur dwingend op; wie korter zou werken of een hoger loon zou aannemen, resp. betalen, zou strafbaar zijn. De A.N.D.B. kwam in dit stadium de Regering te hulp door aan te kondi- gen, dat geen stakingsuitkering zou worden verleend aan de diamant- bewerkers, die eventueel zouden doorstaken.

En sinds de Regering het loonbeleid in handen heeft gelegd van de Sociaal Economische Raad, die adviezen uitbrengt, gebaseerd op de uitkomst van het overleg met "arbeidersvertegenwoordigers" van het slag Ad V ermeulen, over het al dan niet, maar meer niet dan al, toekennen van enkele percenten loonsverhoging, voelt elke arbeider in zijn loonzakje, wat de geheimzinnige letters P.B.O. voor de welvaart van zijn gezin betekenen. Het streven naar "vrijere loonvorming" heeft geen andere betekenis, dan dat de patroons voortaan zelf inplaats van de Rijksbemiddelaars de lonen zullen dicteren (in hun taal heet dat:

voorstellen doen aan de arbeiders, wier "vertegenwoordigers" deze voorstellen "namens" hen zullen aanvaarden).

Willen de arbeiders zich niet houden aan de "namens hen" getroffen

"afspraken," dan wordt in deze tijd, waarin de klassetegenstellingen zich toespitsen, door de patroons steeds vaker een beroep gedaan op de rechter, bijvoorbeeld doordat hem wordt gevraagd een vakvel'eni- ging te bevelen, de arbeiders het werk te doen hervatten. In enkele geruchtmakende gedingen- o.a. Metaalfabriek Rensen, Scheveningse vissers - bleek de rechterlijke macht, helaas, niet ongenegen, de .patroons een welwillend oor te lenen.

Nog in 1935 schreef de tegenwoordige hoogleraar in het arbeidsrecht Levenbach (Onrechtmatige Daad en Werkstaking), dat, afgezien van het geval, dat door de staking een reeds bestaand arbeidscontract wordt geschonden (bij het beëindigen van het werk zonder inacht- neming van de opzeggingstermijn van een week) de eendrachtige wei- gering de arbeidsovereenkomst voort te zetten, tenzij de patroon in bepaalde voorwaarden toestemt, in het algemeen geen onrechtmatige handeling· oplevert. Bij normale stakingen, aldus Levenbach, hebben wij te maken met de belangengeschillen en niet met rechtsgeschillen.

Sinds Mei 1940 ligt dit anders. Het nationaal-socialisme heeft name- lijk ingevoerd, dat de arbeider slechts met toestemming van zijn baas of het Arbeidsbureau een einde kan maken aan de dienstbetrekking.

Terwijl voor de oorlog de onrechtmatigheid van de werkstaking be-

perkt bleef tot de formele verplichting om over de paar dagen van de

opzeggingstermijn schadevergoeding te betalen, werd deze onrecht-

matigheid nu aanzienlijk uitgebreid, door een kunstmatige verlenging

van de duur der dienstbetrekking. Deze regeling is na de bevrijding

in het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (het gebruik

van het germanisme "verhoudingen" is in dit opzicht veelzeggend ... )

gehandhaafd op grond van tijdens de oorlog tussen bestuurders der

tegenwoordige "erkende" vakverenigingen en de patroons gehouden

70

(9)

besprekingen. En, typisch voorbeeld van klasserecht: in de praktijk wordt de werkgever niet, doch de arbeider herhaaldelijk gestraft, wanneer hij de dienstbetrekking zonder toestemming verbreekt.

Terloops willen wij hier opmerken, dat de juridische ontwikkeling van de drie pijlers der kapitalistische productiewijze, in tegenstelling tot hetgeen van burgerlijke zijde pleegt te worden beweerd, tijdens de bezetting niet is onderbroken. De voor de oorlog begonnen ontwikkeling heeft zich tijdens de oorlog versneld voortgezet. Op het gebied van het arbeidsrecht belichtten wij reeds, dat de voorheen slechts in de koloniën bekende poenale sanctie (de koelies werden met straf bedreigd, indien zij van de plantage wegliepen) sinds Mei 1940 is herleefd. Ofschoon de regering zich heeft

beijve~d

de Nederlandse wetgeving te zuiveren van Duitse smetten, is de Duitse belastingwetgeving in ons land nog steeds van kracht: Besluit op de Loonbelasting 1941, Besluit op de Inkomsten- belasting 1941, Besluit op de Omzetbelasting 1940 (sinds vorig jaar vervangen door de Wet op de Omzetbelasting 1954, die echter niet wezenlijk verschilt van het oorspi'onkelijke Besluit), Besluit op de Vennootschapsbelasting 1942. Het behoeft geen betoog, dat het belas- tingrecht het middel bij uitstek is, waarmede de bourgeoisie zich de voor haar politiek benodigde gelden verschaft. Op het gebied der be- drijfsorganisatie: voor de oorlog bestond in Nederland een begin daar- van, gebaseerd op het principe van vrijwillige toetreding (o.a. de bedrijfsraden). De Duitsers voerden een vorm van publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie in, gebaseerd op het principe van gedwongen toe- treding, die de naam draagt van de directeur der Rotterdamse Bank Woltersom, en die na de oorlog heeft voortbestaan, tot zij werd ver- vangen door de tegenwoordige, eveneens op het dwangprincipe ge- baseerde P.B.O.

Kortgeleden is verschenen een proefschrüt over "Stakingsrecht *

in

het kader van de arbeidsovereenkomst," door Mr A. Spruit (Wolters, 1955). Het is een opmerkelijk geschrift, niet in het minst doordat de schrijver, een gerijpt jurist met een belangrijke maatschappelijke positie, zich in zijn stellingen keert tegen de verwijdering van de com- munistische raadsleden uit de raadscommissies. De schrijver behandelt de aan het stakingsrecht verbonden vraagstukken met een grote mate van wetenschappelijke objectiviteit. Zo schrijft hij o.a.: "Voor de econo- misch zwakkeren, de werknemers, is de erkenning van het stakings- recht in de loop der jaren de verzekering geworden van hun overwin- ning in de strijd tegen het in hun ogen onrechtvaardige, dat zich in de maatschappelijke verhoudingen voordeed. Voor hen betekent die erkenning de premie op de democratische vrijheden, zoals deze zich voor hen hebben ontwikkeld. Zij betekent voor de werknemers de bescherming van hun maatschappelijke positie temidden van de sociaal- economische woelingen." En verder: "Met de woorden "recht tot staken"

wil ik tot uiting brengen de vrijheid van de werknemers om de bedon-

gen arbeid neer te leggen ter bereiking van een rechtvaardig doel, hun

eigen belangen betreffende. Ik zou hier nog aan willen toevoegen, dat

ik mij niet kan verenigen met de opvatting, die in de werkstaking bij

voorbaat een vorm van eigen richting ziet, die het recht tot staken

71

(10)

weergeeft als ... het recht van de sterkste." Verre van zich aan te sluiten bij degenen, die ook tijdens de staking van het Amsterdamse gemeentepersoneel om het hardst riepen, dat de democratie in gevaar was, dat gepoogd werd, de wet van het oerwoud op te leggen aan de democratische Nederlandse samenleving, brengt Mr Spruit het sta- kingsrecht in principe onder de democratische vrijheden.

Anderzijds mogen wij niet verhelen, dat hij aan dit juiste beginsel afbreuk doet door aan zijn stelling toe te voegen: "Werkstaking wordt een vorm van eigenrichting, wanneer het

stakingsm~ddel

doeleinden nastreeft, ter bereiking waarvan de Overheid een wettelijke procedure heeft vastgelegd." Dit vraagstuk was nu juist in het geding voor het Gemeentelijk Scheidsgerecht te Amsterdam, waar de stakende gemeen- te7arbeiders werd voorgehouden, dat het deelnemen aan de staking een misdraging was omdat zij hadden moeten trachten hun eisen te doen inwilligen langs de wettelijke weg van het Georganiseerd Overleg. Het is uit en te na betoogd, dat de besprekingen in het Georganiseerd Over- leg, zowel op gemeentelijk- als op Regeringsniveau, niet tot enig resultaat voor de arbeiders hadden geleid. Eerst toen hebben de arbei- ders naar het stakingswapen gegrepen.

Omdat de schrijver zich, uiteraard, stelt op het standpunt van het burgerlijk recht, weet hij evenmin als zijn geleerde voorgangers met het stakingsrecht goed raad. "Niet te ontkennen valt," (aldus Mr Spruit), "dat het recht tot staken, zoals dit zich sinds 1872 in ons land ontwikkeld heeft, zich moeilijk verdraagt met de rechten, die uit de gesloten arbeidsovereenkomst naar voren treden. De werkstaking is een handeling, geoorloofd krachtens de wet, die het coalitieverbod c.phièf, maar niet volgens de wet op de arbeidsovereenkomst. Onze rechtsorde evenwel- zo overweegt de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad in 1949 - aanvaardt de werkstaking, hoe abnormaal als ver- schijnsel zij temidden van de civiel-rechtelijke verhoudingen tussen werkgevers en werknemers ook mag zijn, en wel in de gedachtengang, dat zij voor de werknemers een tegenwicht vormt tegen de economische omstandigheden, die hen bij het vaststellen der arbeidsvoorwaarden tot de zwakkere partijen zouden maken." Doch wij willen de schrijver gaarne prijzen, dat hij, uitgaande van het burgerlijk recht, zover gaat als dit burgerlijk recht toelaat. De schrijver acht onjuist de opvatting, dat de werkstaking onder alle omstandigheden onrechtmatig is. Het hangt, naar zijn mening, af van de omstandigheden waaronder het strijdmiddel der staking wordt gebruikt, of van een onrechtmatige handeling sprake is. Met andere woorden: wanneer de arbeiders hun patroons gerechtvaardigde grieven voorhouden en alle andere middelen ter inwilliging hunner verlangens zijn uitgeput, dan is het gebruik van het stakingswapen niet onrechtmatig. In de praktijk betekent dit, dat vrijwel alle stakingen een rechtmatig karakter dragen. Want wanneer tracht de arbeider iets onredelijks van zijn patroon te verkrijgen?

Misschien een enkele maal onder inv}oed van misleiding. Maar prof.

mr A. C. Josephus Jitta, in zijn boekje "Tien jaren praktijk van de Rijksbemiddelaars" noemt, puttend uit de ervaringen met duizend arbetdsgeschillen, geen enkel geval!

De schrijver schaart zich derhalve aan de zijde van hen, die een

72

(11)

progressief geluid laten horen. Tijdens de behandeling der worgwetten van Kuyper in 1903, naar aanleiding van de grote spoorwegstakingen, hebben de latere ministers Talma, Aalberse, Drucker en oud-minister Goeman Borgesius zich in gelijke zin uitgelaten. Ook na de jongste staking van het Amsterdamse gemeente-personeel hebben tal van vooraanstaanden in den lande zich uitgesproken tegen het nemen van represailles, waarmede zij het goede recht der stakers erkenden. En is het niet wonderbaarlijk, dat voor het Gemeentelijk Scheidsgerecht een viertal advocaten bij de behandeling van de zaken der ontslagenen volledig en zonder enig voorbehoud pFincipiëel het stakingsrecht heb- ben verdedigd? Zij deden dit met alle middelen, waarover de recht- geaarde advocaat beschikt: met de scherpzinnigheid van het juridisch vernuft, door te verrassen met tot nu toe aan de wetenschap onbekende resultaten van speurzin en hardnekkige arbeid, maar ook door emotio- nele geladenheid, door het uitspreken van verontwaardiging over het onrecht de ontslagenen aangedaan, door te getuigen van hun deernis met het schamele bestaan hunner cliënten.

In een gestencilde uitspraak heeft het Scheidsgerecht, al deze argu- menten stilzwijgend voorbijgaand, verklaard, dat het ontslag terecht was gegeven. Maar nog wonderbaarlijker: bij monde van haar mede- werker Mr G. A. A. M. Boot, keerde de gezaghebbende redactie van het gezaghebbende juridische vakblad "Administratieve en Rechter- lijke Beslissingen" zich met grote kracht tegen deze uitspraak. De beslissing van het Scheidsgerecht heeft niet de bewondering van dit blad. Het doet vreemd aan, aldus Mr Boot, dat het scheidsgerecht de ambtenaren verwijst naar het Georganiseerd Overleg, hetwelk blijk- baar voldoende wordt geacht. De mislukking van de jongste salaris- onderhandelingen in de Centrale Commissie voor het Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken, waarbij het Kabinet de wensen van de meerderheid der ambtenarenverenigingen eenvoudig naast zich heeft neergelegd, had het Scheidsgerecht reeds tot meer voorzichtigheid moeten manen. Het college, dat het Scheidsgerecht geeft in het sta- kingsrecht, acht Mr Boot noch op zijn plaats, noch sterk. Het Scheids- gerecht heeft zich blijkbaar ook onvoldoende georiënteerd omtrent de te dien aanzien bestaande opvattingen in het buitenland; met name acht men het zelfs in ons nabuurland België bijvoorbeeld niet onoirbaar, dat overheidsdienaren staken. E11.. tenslotte wordt een aanval gedaan op de willekeur, waarmede uit de· ruim 4100 stakers een zestigtal zijn uitgekozen om als "raddraaiers" te worden ontslagen.

Is dit alles echter zo wonderbaarlijk? Geenszins. Het blijkt, dat de georganiseerde arbeidersklasse in haar strijd voor betere levensvoor- waaden de sympathie kan winnen van oprecht denkende persoonlijk- heden uit gans andere lagen der bevolking. Het blijkt, dat de arbeiders- klasse in Nederland, dank zij de leiding der Communistische Partij niet langer een geïsoleerde positie inneemt, maar dat zij daadwerkelijke ondersteuning kan verkrijgen.

Het doet in dit verband weinig gelukkig aan, dat in de brochure

"Utrecht, spreek Recht!" (uitgave B.N.O.P.) meer getracht wordt te zoeken naar een rechtvaardiging van de staking dan dat. het stakings- recht principiëel naar voren wordt gebracht. Gehele bladzijden worden

73

(12)

gebruikt om te betogen, dat de door B. en W. van Amsterdam inge- brachte "beschuldigingen" ongegrond zijn. Dit was juist voor ongeveer 50 ontslagenen. Dezen hadden noch vóór noch tijdens de staking een rol van betekenis vervuld. Doch een tiental had zowel bij het uitbreken der staking als in het verloop der acties een leidende rol vervuld. Deze leiders kwamen hiervoor openlijk tegenover het Scheidsgerecht uit.

Eén van hen verklaarde: "Ik ben er trots op, dat de arbeiders mij het vertrouwen waardig hebben gekeurd." Dat is de taal van de dokwerker, die op het Waterlooplein de roem van de Februari-staking verkondigt.

Waarom wordt kiekeboe gespeeld, inplaats dat fier het stakingsrecht wordt verdedigd? Hier is verzuimd de arbeidersklasse de ideologische voorlichting te geven, die zij even nodig heeft als meer loon. Is men de woorden van het Communistisch Manifest vergeten?

"Het eigenlijke resultaat van de strijd der arbeiders is niet het on- middellijke succes, maar de steeds verder om zich heen grijpende ver- eniging der arbeiders, de organisatie van de proletariërs tot klasse."

De beginselloosheid verraadt zich in de bewering, dat de mededeling van B. en W., dat alle, ruim 4000 stakers, zich als ontslagen konden beschouwen, indien zij op 1 April het werk nog niet zouden hebben hervat, "een principiëel besluit" zou zijn. "Al kan men er van mening over verschillen of een staking inderdaad met ontslag moet worden bestraft, het besluit was in zoverre rechtvaardig, dat er geen uitzonde- ringen werden gemaakt. Eén ontslag, dan allemaal." Een eventueel massaal ontslag zou niets met principes of rechtvaardigheid te maken hebben gehad; men zou er ten hoogste van kunnen zeggen, dat het krankzinnig zou zijn geweest.

Door het verzuim, de rol van de leiding toe te lichten, speelt de B.N.O.P. hier in de kaart van de trotskisten, die ook tijdens de staking door colportage met hun blad "Spartacus" de arbeiders hebben pogen diets te maken, dat stakingen "spontaan" uitbreken en dat de vak- verenigingen alleen een schadelijke invloed op hun strijd hebben.

Ook de verslaggeving in de Waarheid leed maar al te dikwijls aan deze beginselloosheid. Een der ergste staaltjes vindt men in de krant van 14 Juli 1955, waarin de beschrijving van de zaak der stakende arbeiders het allooi had van de wijze, waarop journalisten de be- rechting van een burenruzie plegen te verslaan. Tot in de kleinste bijzonderheden wordt uiteengezet, wat Jan had gezegd, wat Piet daarop had geantwoo11d en dat uit alle verklaringen bleek, dat de "verdachte"

niet "schuldig" was. Ergens aan het slot van het artikel wordt vermeld, dat de raadsman op sublieme wijze het stakingsrecht verdedigde. De inhoud van het inde11daad indrukwekkende betoog was echter noch die dag noch een der volgende dagen in de Waarheid te vinden. Dit soort verslaggeving was, helaas, regel.

Aan het slot van zijn boek bepleit Mr Spruit verdere uitbreiding van *

de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. Hoewel naar zijn mening thans nog niet de "vereiste geestesgesteLdheid" bij de "bedrijfsgenoten"

aanwezig is, acht hij op den duur een verbod van werkstaking nood- zakelijk. Hij verwacht hiervan een positieve bijdrage tot de rechtsorde.

Wat is hier het verschil met de Duitse tijd? Afgezien van alle verschil-

74

(13)

I

len van formele aard naar onze mening slechts dit: het stakingsverbod wordt nu geleidelijk ingevoerd. De schrijver meent blijkbaar, dat alles went, zelfs hangen. Inderdaad zijn alle pogingen, de arbeiders het stakingsrecht te ontnemen, pogingen om de arbeidersklasse te wurgen, door haar haar voornaamste wapen tegen de economische dictatuur der ondernemers uit handen te slaan. Terwijl de schrijver aan het begin van zijn boek het stakingsrecht rekent tot de democratische vrijheden, wil hij door middel van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie de arbeiders dit democratische recht afnemen. De schrijver vergeet, dat de huidige maatschappij een maatschappij is van ondernemers, die in de P.B.O. een economische machtspositie innemen. Het is een frase, dat het algemeen kiesrecht de arbeider de vrijheid heeft gegeven om een regering te kiezen, die zijn belangen verdedigt. De bourgeoisie, die in 1789 de lichamelijke kracht van het proletariaat heeft gebruikt om aan de macht te komen en het feodalisme van de troon te stoten, was tegenover haar knechten niet altijd kieskeurig in de middelen, die zij gebruikte om de huidige vorm der samenleving af te dwingen. Hoewel de Bataafse Staatsregeling sprak van vrijheid, gelijkheid en broeder- schap, werd in die tijd tot de stembus slechts een klein, betrouwbaar geacht gezelschap van notabelen toegelaten. In 1790 werd voor alle Fransen het recht van vereniging en vergadering erkend, doch toen de arbeiders hiervan gebruik maakten om zich te gaan organiseren en ...

te

ga~m

staken! werd hun reeds in 1791 het recht tot organisatie ont- nomen ( coalitiever bod). In 1803 en 1810 ging Na poleon verder. Terwijl de werkgevers in het algemeen werd toegestaan zich te organiseren (behalve, wanneer hun organisatie zich openlijk (!) ten doel stelde on- rechtvaardige (!) loonsverlaging af te dwingen), was het de arbeiders onder alle omstandigheden verboden zich te organiseren. Bovendien werden de werkgevers bij overtreding slechts met kleine geldboeten bedreigd, terwijl de arbeiders zware gevangenisstraffen werden aan- gezegd. Deze "wetgeving" werd in 1811 ook in Nederland ingevoerd.

Eerst in 1872 werd het coalitieverbod opgeheven. De strafbedreiging werd echter gehandhaafd en bestaat heden ten dage nog, voor hen, die tot staking aanzetten en werkwilligen van het werk houden, wanneer daarbij druk wordt uitgeoefend.

Wat blijkt hieruit? Toen het systeem eenmaal stevig was gevestigd,

heeft de bourgeoisie hier en daar de teugels wat laten vieren, daartoe

deels gedwongen door de steeds groeiende ontevredenheid en economi-

sche nood onder de arbeidersbevolking. Het duurde tot 1909 eer de

bepaling werd afgeschaft, dat bij verschil van mening tussen arbeider

en werkgever deze laatste op zijn woord zou worden geloofd. In de

1000 jaar, verlopen sinds de vaststelling van de oude Friese wet, is de

arbeider nog slechts weinig vrijer geworden. De heersende klasse heeft

haar wijze van optreden veranderd; haar streken zijn echter dezelfde

gebleven. Wanneer de ontevredenheid te groot wordt, komt zij de

arbeiders een weinig tegemoet. Zij laat wat stoom afblazen door alge-

meen kiesrecht te verlenen. Maar tegelijkertijd zint zij op nieuwe

middelen om qe arbeiders het stakingsrecht te ontnemen. Ook dit is

een "verdienste" van het boek van Mr Spruit; dat hij, ongewild, Iaat

zien, hoe Romme door middel van de P.B.O., verbonden met het Man-

(14)

dement, op het ogenblik de kampioen is van dit streven. De georgani- seerde strijd van de arbeidersklasse onder de beproefde leiding der Communistische Partij zal doen blijken, dat elke poging in die richting gedoemd is te stranden. De dappere figuur van de dokwerker op het Waterlooplein te Amsterdam symboliseert de roemrijke traditie van de Nederlandse arbeidersbevolking.

9 Januari 1956.

T. BORGERS

N. S. Chroestsjow', over vriendschap tussen de volken

Wij worden er vaak van beschuldigd, dat wij de ideeën van het com- munisme zouden trachten te eXporteren naar andere landen, en veel andere absurditeiten worden over ons verteld. Elke poging van een onderdrukt volk om het juk van vreemde overheersers af te werpen wordt op rekening van Moskou geschreven . ..

Alle aandacht van ons volk wordt opgeëist door een reusachtige taak van constructie. De Sowjet-Unie heeft nu een program aangepakt voor een snelle ontwikkeling op het gebied van alle takken van de nationale economie, teneinde de economische en culturele vooruitgang van de Sowjet-Unie en een voortdurende verhoging van het levenspeil van haar bevolking te bevorderen.

(Uit een rede in het Indische Parlement, 21 november 1955.)

Wij hebben verschillende politieke meningen. U hebt uw opvattingen en uw filosofie en wij de onze. Heeft het enige zin om hier in te gaan op onze geschilpunten? Veel belangrijker is het, vast te leggen dat wij overeenstemmen in het voornaamste: het vraagstuk van oorlog en vrede. Dit is een vraagstuk dat iedereen wel moet beroeren. Elk eerlijk mens moet wel naar vrede verlangen en er naar streven. Nu, in dit streven naar vrede zoeken wij vrienden, onafhankelijk van het feit of hun land groot of klein is, onafhankelijk van hun politieke over- tuigingen, hun ras of hun geloof. Waar het op aan komt is, dat er een gemeenschappelijk verlangen is om de vrede te bevorderen. Wat de politieke stelsels betreft, deze zijn een binnenlandse aangelegenheid van elk land. En de politieke meningen zijn een zaak van elk individu.

Daarom verzoeken wij anderen om zich niet te mengen in onze binnen- landse aangelegenheden en wij staan onszelf niet toe, ons te mengen in de aangelegenheden van anderen.

(Pendsjaab, 22 nov. 1955.)

(15)

I

Er zijn verschillende soorten vriendschap. Er is de vriendschap van mensen die goede kameraden zijn, en er is de "vriendschap" van mensen die naast elkaar wonen maar niet bij elkaar op bezoek gaan. Zo is het ook met landen. Tussen sommige landen bestaat er geen werkelijke vriendschap, maar zij leven op dezelfde planeet en zij moeten elkaar verdragen of zij het willen of niet.

Dit soort betrekkingen heeft onze grote Lenin coëxistentie genoemd.

Het beginsel van coëxistentie is een belangrijk beginsel. Maar sommige mensen vragen: is coëxistentie mogelijk? Men zou menen, dat zo'n vraag niet mogelijk is, aangezien de staten coëxisteren in de praktijk. Maar toch wordt de vraag gesteld.

Ik bedoel het volgende. De geboorte van een kind hangt af van zijn ouders. Maar niet de dag en het uur waarop het geboren wordt en

oo~

niet of het zal zijn zoals zij willen dat het is. Hoe kan men de ontwik- keling van de geschiedenis, de geboorte van nieuwe maatschappijvor- men tegenhouden? Evenals de zon elke morgen opkomt, worden ver- ouderde maatschappijvormen vervangen door nieuwe en meer pro- gressieve ...

Persoonlijk heb ik een hekel aan het kapitalistisch stelsel. Ik spreek over coëxistentie niet omdat ik het kapitalisme in stand wens te houden, maar omdat ik wel moet erkennen dat dit stelsel bestaat.

Maar de tegenpartij weigert het bestaan van het socialistisch stelsel te aanvaarden, hoewel wij niet de enigen zijn die een socialistische staat hebben opgebouwd; een aantal andere landen hebben dezelfde weg gekozen ...

Wij eisen of verlangen geen coëxistentie; wij bestaan werkelijk, even- als de kapitalistische landen werkelijk bestaan. Niemand kan ons naar Mars overplanten - bovendien hebben de wetenschapsmensen nog niet de wegen gevonden om dit te doen. Hoogstwaarschijnlijk wensen de kapitalistische staten zich evenmin naar Mars over te planten. Hieruit volgt dat wij op één planeet moeten leven. En leven betekent coëxis- teren.

(Bombay, 24 november 1955.)

Uw opvattingen en de onze kunnen in veel opzichten verschillen. U moet uw eigen ontwikkeling bepalen, die u het beste bevalt. Wij zullen u niet alleen niet trachten tegen te houden; wij zullen u helpen in de goede zaak van de ontwikkeling van uw land, in het belang van uw groot en edel volk.

Wij zeggen: misschien is er iets in onze praktische ervaringen, dat u . geschikt lijkt. Als dat zo is, gebruik het dan; zo niet, laat het na. Wij dringen niemand iets op; wij streven niet naar enige polttieke ver- plichtingen. Waarom zijn wij zo openhartig in dit opzicht? Omdat onze houding tegenover u openhartig is, als tegenover broeders.

Wij voelen dat de verwelkoming, die u ons gaf, buitengewoon is. Wij

hebben veel Indische steden en dorpen bezocht en veel gezien. Het

India van tegenwoordig lijkt op een machtige stroom die veel hinder-

nissen op zijn weg heeft weggevaagd en wijd en zijd uitdijt. Deze stroom

doet de oude wereld beven. Maar .wij zijn blij dat het Indische volk de

koloniale slavernij heeft doorbroken, dat India zich op de weg naar een

onafhankelijke ontwikkeling heeft begeven.

(16)

Wij hopen oprecht dat India economisch even groot en sterk mag worden als het vandaag in geestelijk, cultureel en moreel opzicht groot is.

W~j

zouden willen dat het een sterke moderne industrie, een ver ontwikkelde landbouw en een hoog nationaal levenspeil had. Wat ons betreft, wij zijn bereid u in deze goede en grote zaak te helpen.

Er zijn punten, zoals ik reeds gezegd heb, waarin wij van mening ver- schillen - kwesties van methode en theorie. Wij, noch u, verbergen dit. Maar het verhindert ons niet, vrienden te zijn. Waarom? Omdat wij geen van beiden kwade bedoelingen ten opzichte van de ander hebben.

U bent werkelijk onze oprechte vrienden en wij zijn uw beste vrienden en broeders. Hier hebben wij een sprekend voorbeeld van vreedzame coëxistentie tussen landen met verschillende maatschappelijke stelsels.

Wij stellen alle landen voor: laten wij in vriendschap leven in plaats van te twisten en elkaar aan te vallen in de pers en vanaf het spreek- gestoelte. Maar wij zeggen ook eerlijk dat wij niet houden van de kapitalistische methode van economische organisatie, evenmin als an- deren van onze methoden houden.

Laten wij - zeggen wij dringend tot de leiders van de kapitalis- tische staten - in de praktijk laten zien welk stelsel het beste is. Laten wij wedijveren zonder oorlog. Is dat een slecht voorstel? Het is toch zeker beter dan b.v. te zeggen: laten wij een wedloop houden om te zien wie de meeste wapens maakt en wie de ander verplettert. Dat zou een wedstrijd tegen de belangen van de volken, een wedstrijd in het ver- nietigen van mensen zijn. Wij stellen een vreedzame wedijver voor in de verhoging van het levenspeil van alle volken.

(Bangalore, 26 november '55.)

Engelse en Amerikaanse journalisten nemen mij en N. A. Boelganin onze redevoeringen in uw land en in Birma tegen het koloniale stelsel zeer kwalijk. Maar zij nemen er ten onrechte aanstoot aan. Ik geloof, dat er in onze verklaringen tegen het kolonialisme niets is, wat het ene volk tegen het andere zou kunnen opzetten. Zij moeten worden begre- pen als redevoeringen tegen koloniale uitplundering en tegen koloniale toestanden. Wanneer zulke verklaringen de een of ander niet bevallen, dan is dat een kwestie voor zijn eigen geweten. Wij zullen in ieder geval altijd en overal zeggen, dat wij tegenstanders van het kolonialisme zijn.

Wij willen niemand tot vijand van de Verenigde Staten van Amerika en van Engeland maken, en wij zijn ook niet van plan om onszelf tot hun vijand te maken. De Sowjet-Unie wenst met deze landen in vriend- schap te leven. Dit betekent echter niet, dat wij de waarheid zullen ver- bergen en dat wij iedereen, met inbegrip van de woordvoerders van het koloniale regiem, slechts zullen zeggen, wat hu-n aangenaam ts. Kunnen wij dan zeggen, dat de eeuwenlange overheersing van de Engelsen in India het Indische volk tot voordeel heeft gestrekt? Nee, onze tong wei- gert dit te zeggen. Het zou een misdaad zijn om zo te spreken.

Wij spreken over het kolonialisme als een historisch feit. Het heeft mij

verbaasd, dat onze verklaringen tegen het kolonialisme, in het bijzonder

tegen het voortduren van de koloniale· heerschappij van Portugal in

Goa en in de andere Portugese bezittingen op Indische bodem, bepaalde

staatslieden in de USA ertoe hebben gebracht, als verdedigers van de

(17)

I

r.,/') }.._"'>

. ' )

,_

{

0 w • • ' - -

.. ..

, '

..

;

..

Limburgs landschap

. .. j) '• . ~\ r <,

... _,

•I

Maaike Braat

Portugese kolonisatoren op te treden, terwijl dit daarmee wordt gemo- tiveerd, dat deze bezittingen zich ongeveer 400 jaar in deze handen bevinden. Hoeveel jaren er ook overheen zijn gegaan, gestolen goed blijft gestolen goed, en moet teruggegeven worden aan degene, wie het rechtens toebehoort. Goederen van anderen moeten zelfs met rente teruggegeven worden. Tenminste als men er een geweten op na houdt.

Ik zou over nog iets anders willen spreken. Zekere lieden beschul- digen N. A. Boelganin en mij ervan, dat wij het Oosten tegenover het Westen willen stellen. Dat is natuurlijk een verzinsel. Ons land ver- tegenwoordigt zowel Europa als Azië. Wij keerden en keren ons tegen elk stellen van èèn deel van de wereld tegenover een ander, wij keren ons er tegen, dat het ene continent het andere overheerst.

Wij willen, dat alle volken onafhankelijk zijn en zich zo ontwikkelen, als zij dit zelf wensen, dat zij hun economie en hun cultuur alzijdig ont- plooien, dat zij in vrede en vriendschap leven.

(Ontmoeting met enkele afgevaardigden van het Indische parlement, 13 december '55.)

(18)

SAMENWERKING IN DE STRIJD TEGEN DE WONINGNOOD

"Toch mag deze hernieuwde en hevige belangstelling voor het pro- bleem van de woningnood ons niet verwonderen en wel om de volgende redenen. In de eerste plaats hebben de cijfers over de ontwikkeling van de woningbehoefte, die wij het vorig jaar ter beschikking kregen, een totaal ander beeld van de woningnood en de opheffing daarvan geboden dan op grond van de oude cijfers kon worden aangenomen. Hoe men ook mag denken over de waarde van prognoses, de confrontatie met eem cijfermatig beeld van wat ons nog te doen staat heeft ieder, die er bij betrokken is, toch wel een schok bezorgd, die tot verhevigde activiteit aanspoorde." Aldus sprak Minister Witte bij de opening van de "maand van de bouwnijverheid" op 23 december 1955.

Velen zullen met ons zeggen: die schok kwam wat laat. Immers, van verschillende zijden en niet het minst door. ons communisten, is de regering voortdurend voorgehouden hoe zij in haar woningbouw-poli- tiek tekort schoot. En wat belangrijker is, door ons werden de middelen aangegeven, die er toe bij konden dragen, sneller mèèr en betere woningen te bouwen.

Volksvijand nummer 1 Tien jaar na de bevrijding is de nood op het gebied van de volks:Quis- vesting zo schreeuwend, dat iedereen erkent dat de woningnood volks- vijand nummer 1 is. Bovendien ziet men steeds meer in, dat deze volksvijand alleen maar doelmatig bestreden kan worden, door de bouw van méér woningen per jaar, dan thans het geval is. Zo zei Mr J. In 't Veld op bovengenoemde bijeenkomst:

"Van harte stem ik er mee in, dat in het licht van de jongste gegevens gestreefd behoort te worden naar een jaarproduktie van tenminste 70.000, nog liever 75.000 woningen."

Ook hier weer moet men eraan toevoegen: was deze instemming, die in wezen een instemming is met hetgeen door ons communisten bij herhaling werd bepleit, maar vroeger gekomen! Zou het regeringsbeleid hierop in de afgelopen jaren gericht zijn geweest, dan zou ons volk in de strijd tegen de woningnood verder zijn dan thans.

Het is duidelijk, dat om de hierboven geste1de produktie te bereiken een aantal maatregelen van ingrijpende aard zullen moeten worden genomen, omdat anders het gestelde doel niet te bereiken valt. De ervaring van 1955, waarbij 8.000 woningen minder gereed kwamen dan in 1954 en het aantal van 60.000 in 1955 gereed gekomen woningen, dat 10.000 beneden het aantal ligt dat voor 1956 wovdt gepland en 15.000 minder is dan wat ook nu door Mr J. In 't Veld nodig en wenselijk wordt geacht, vnrmt hiervoor een bewijs.

De omvang van de

nood

Hoewel het aantal woningzoekenden niet precies bekend is - de Minister zei op 23 december, dat "nog meerdere honderdduizenden

· gezinnen onder de meest kommervolle omstandigheden moeten leven"

-mag men rustig stellen, dat een getal van tenminste 200.000 gezinnen,

(19)

I

die behoefte aan een eigen woning hebben en deze niet kunnen krijgen, aan de lage kant is. Alleen reeds in de steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag wordt het gezamenlijke zichtbare woningtekort op 85.000 begroot.

Indien wij het tekort in de komende tien jaar willen opheffen en, zij het in bescheiden mate, iets willen doen aan opruiming van de krotten, dan staan wij met de woningbouw voor het volgende probleem:

Te bouwen woningen in 10 jaar

Voor de normale bevolkingsaanwas 315.000

Om de zich·tbare nood op te heffen 200.000

Voor vervanging van woningen die door stadsuitbreiding, brand etc.

verloren gaan 60.000

Voor krotopruiming 160.000

Voor ontsplitsing van de woningen die thans als duplex worden

bewoond en als zodanig niet langer dan tien jaar dienst mogen doen 17.000

Deze minimale schatting laat ons zien, dat wij in de komende tien jaar tenminste 752.000 woningen moeten bouwen. Dît is temeer nood- zakelijk als wij rekening houden met het feit, dat door de grotere naoorlogse geboortecijfers het aantal woningen, dat voor de normale bevolkingsaanwas na 1965 zal moeten worden gebouwd, per jaar be- langrijk hoger zal zijn dan hierboven werd verondersteld. Bovendien zal na 1965 zowel voor stadsuitbreiding etc., als voor opruiming van krotten méér woningen per jaar moeten worden gebouwd dan hier- boven voor het tijdperk tot 1965 werd aangegeven.

En tenslotte, maar stellig niet in de laatste plaats is het noodzakelijk, omdat ons volk er recht op heeft, dat ieder gezin dat behoefte heeft aan een eigen woning, in 1965, twintig jaar na de bevrijding van ons land van de fascistische bezetter, die behoefte ook zal kunnen bevredigen.

Vele problemen Indien men van de bouw van 75.000 woningen per jaar uitgaat- met vreugde stellen wij vast dat steeds meerderen dat doen - dan rijzen er een aantal problemen, die opgelost moeten worden. Er zal voldoende geld beschikbaar moeten komen voor zulk een woningbouwprogram, voldoende bouwvolume, voldoende materialen en arbetdskrachten etc.

Bovendien zal niet alleen op de opvoering van de kwantiteit doch ook van de kwaliteit van de woningbouw gelet moeten worden. Want een woning is nu eenmaal niet te vergelijken met een kledingstuk. In dat opzicht kan men desnoods tijdelijk met iets minder genoegen nemen, om het betere aan te schaffen zodra het weer is te krijgen. De woningen, die nu en in de komende jaren gebouwd worden, zullen echter deze en de komende generaties in de beste zin van het woord als woning moeten dienen. Hier werd terecht in de bovengenoemde bijeenkomst door ver- schillende sprekers op gewezen.

Naar aanleiding van de vele problemen, die met de opvoering van de

kwantiteit en kwaliteit der woningbouw samenhangen, verzuchtte Ir

J. A. van der Steur op deze bijeenkomst: "Zeg ik teveel als ik beweer,

dat die problemen voor ons allen iets benauwends hebben?"

(20)

Gelukkig lieten hij en anderen het niet bij deze verzuchting. Er wer- den vele, en naar onze mening zeer waardevolle denkbeelden, die de oplossing van de vele problemen naderbij kunnen brengen, op deze bijeenkomst gegeven. Het belangrijkste hierbij was wel, dat het om de problemen tot oplossing te brengen noodzakelijk is, dat alle bij de woningbouw betrokkenen in het overleg daarover moeten worden in- geschakeld; dat samenwerking en samen overleggen noodzakelijk is om uit de benauwenis te komen.

Langs de oude wegen gaat het niet Naar onze mening moet voorop gesteld worden, dat het langs de oude, door de naoorlogse regeringen gevolgde weg niet gaat. Wat verstaan wij hieronder"'?

a. Het tot nu toe gevoerde regeringsbeleid t.a.v. de woningbouw. Te- recht is en wordt hierop van verschillende zijden zeer ernstige kritiek geuit. In de achter ons liggende jaren werd de woningbouw door de regering bewust afgeremd, omdat aan andere activiteiten de voorkeur werd gegeven. Zowel de omvang van het woningbouwvolume, als de financiële bijdragen van de overheid in de woningbouwsector zullen belangrijk hoger moeten worden dan tot nu toe het geval was.

b. Ten aanzien van de materiaal-voorziening voor de woningbouw zal een ander beleid moeten worden gevolgd, dan tot nu toe het geval was. Het feit, dat nu reeds het gereed komen van woningen stagneert door gebrek aan materialen, doet de noodzaak van voorzieningen bij een grotere en kwalitatief betere produktie duidelijk voelen.

c. De voorrang, die de woningbouw moet hebben, stelt de noodzaak van afremming van andere bouwactiviteiten, - in de sector van mili- taire bouw en bij de minder noodzakelijke utiliteitsbouw - voorop.

Het is duidelijk dat dit overheidsmaatregelen eist.

d. Het tekort aan arbeidskrachten-voorzieningen eist zowel de ver- betering van loon- en arbeidsvoorwaarden voor de bouwvakarbeiders alsook vrijstelling voor bouwvakarbeiders van de militaire dienst.

e. Een betere organisatie van het bouwwezen, grotere aanwending van technische hulpmiddelen, grotere inschakeling van systeembouw etc. is noodzakelijk.

Minister Witte zei in de hierboven aangehaalde rede, dat vele sugges- ties, die gedaan werden om tot een grotere produktie in de woningbouw te komen niet nieuw waren en sinds jaar en dag reeds werden gepropa- geerd, ja tot vervelens toe reeds waren genoemd, doch dat de overheid niets anders kon doen dan reguleren, stimuleren en subsidiëren. Wij laten nu buiten beschouwing, in hoever er van stimuleren door de rijks- overheid tot nu toe sprake is geweest. Pas nu wordt er, en dan nog in zeer bescheiden mate, iets door de overheid gedaan om enige verbete- ringen op de bouwplaats aan te brengen inzake het beperken van het aantal onwerkbare dagen. Wat de subsidiëring van de woningbouw :betreft, daarover wordt o.i. terecht van alle zijden geklaagd.

En wat het reguleren betreft, dit bestond tot nu toe meer in het

afremmen door de rijksoverheid dan in het bevorderen van de woning-

produktie. Ook daarop wordt van alle zijden kritiek geuit.

(21)

Actieve regeringspolitiek noodzakelijk Maar is het zo, dat de rijksoverheid voor de opvoering van de woning- produktie niets anders zou kunnen doen dan reguleren, stimuleren en subsidiëren? En is iets méér regeringsactiviteit op dit gebied dan tot nu, hoe noodzakelijk dit meerdere op het gebied van de regulering, stimulering en subsidiëring ook is, voldoende? Wij geloven van niet.

Als een overheid erkent, dat de woningnood volksvijand nummer 1 is, die het geestelijk, zedelijk en materiëel welzijn van ons volk bedreigt, dan heeft die overheid tot taak, zelf maatregelen te scheppen, die de zekerheid verschaffen dat de strijd tegen deze vijand met succes kan worden gevoerd.

Dan zal de overheid de omstandigheden moeten scheppen, dat er voldoende geld, tegen aanvaardbare voorwaarden voor de woningbouw disponibel komt. Dat er voldoende bouwvolume is en voldoende mate- rialen, die de bouw van 75.000 woningen per jaar mogelijk maken .

Dan zal de overheid àf zelf het initiatief moeten nemen, dat voldoen- de technische middelen ter beschikking van de woningbouw komen, àf behulpzaam moeten zijn bij het verwerven van die technische middelen door het bouwbedrijf.

Dan zal die overheid de grondslagen moeten leggen waarop het bewijs kan worden geleverd, tegen welke prijzen woningbouw ongestoord kan plaats vinden.

Dan zal de overheid de sociale voorwaarden van de bouwvakarbei- ders moeten verbeteren, althans het hare er toe bijdragen, dat die verbetering tot stand komt.

Dan zal de overheid maatregelen moeten nemen, die bevorderen dat méér mankrachten ter beschikking van de woningbouw komen en dat deze mankrachten continu in de woningbouw emplooi kunnen vinden.

Dan zal de overheid er voor moeten zorgen, dat alle voor de woning- bouw beschikbare krachten, ook de eigenbouwers of kleine bouwonder- nemers, evenals de grote systeem-bouwers, naast diegenen die op grote schaal zich met traditionele bouwopdrachten bezig houden, blijvend emplooi in de woningbouw kunnen vinden.

Dat hiervoor een ander dan tot nu toe gevoerd regeringsbeleid t.a.v.

de woningbouw noodzakelijk is, weet ieder, die iets met de woningbouw te maken heeft.

Rondom de tafel Uit vrijwel alle kringen, die direct of indirect bij de woningbouw betrokken zijn, komen suggesties - volgens de Minister zijn vele reeds herhaalde malen gedaan- die, indien ze werden toegepast, de activiteit in de woningbouw sector zowel kwalitatief als kwantitatief zouden doen toenemen. Wanneer er desondanks nog maar zo weinig praktisch uit de bus is gekomen, dan lijkt dit ons twee oorzaken te hebben.

De eerste, en daarover spraken wij reeds, is de regeringspolitiek in- zake de woningbouw.

De tweede is, dat er wel veel gepraat, maar vaak langs elkaar heen gesproken wordt. I-Iierin zou verbetering gebracht kunnen worden door grotere samenwerking en bespreking. Overleg rondom de tafel, in ieder opzicht.

,,

'I

/j

' .

(22)

Dit veronderstelt b.v., dat in de nationale bouwraad allen bij de woningbouw betrokkenen dienen te worden ingeschakeld, en niet, zoals nu gebeurt, de Algemene Bond van Bouwvakarbeiders, aangesloten bij de E.V.C., wordt uitgeschakeld. Op de eerder genoemde bijeenkomst zei ir J. A. van der Steur o.m.:

"Voorwaarde voor zulk een samenwerking is naar mijn inzicht erkenning van de waarde van ieders taak in 't geheel, een open geest om deze onder- ling te bespreken, zonder angst voor het aantasten van heilige huisjes, een echte bereidheid om ook nieuwe werkwijzen in overweging te nemen en deze te beproeven."

De gedachte, in deze uitspraak neergelegd, lijkt ons een uitstekende basis, waarop het overleg in nationale, provinciale en gemeentelijke omvang tot stand kan en moet komen tussen allen, die bij de woning-

bouw zijn betrokken. Ja zij zou zelfs als grondslag voor praktisch over- leg en samenwerking bij de oplossing van problemen op de bouwplaats tussen de daar betrokkenen, opdrachtgevers, architecten, aannemers en arbeiders kunnen leiden.

Dat hiervoor het heilig huisje van de Stichting van de Arbeid, die de E.V.C. niet representatief acht, omver moet worden gehaald, spreekt vanzelf. De Algemene Bond van Werknemers in het bouwbedrijf, aan- gesloten bij de KV.C., is nu eenmaal een organisatie waarin niet alleen velen in de woningbouw werkzame bouwvakarbeiders zijn georgani- seerd, maar waarin bovendien vele anders of ongeorganiseerde bouw- vakarbeiders vertrouwen stellen. Het is bovendien een bond, waarvan de leden en het bestuur blijkgeven, de belangen van de woningbouw en die van de daarin werkzame arbeiders ernstig te nemen; een bond die meermalen suggesties deed of maatregelen trof, die de woningbouw en de bouwvakarbeiders ten goede kwamen.

Men neemt het deze bond van regeringszijde kwalijk, dat hij voor de belangen der bouwvakarbeiders optreedt. En toch is het probleem van de bouwvakarbeiders, bij de vele problemen die om een oplossing vra- gen, stellig niet het minst belangrijke. Het bouwbedrijf heeft voor velen zijn aantrekkingskracht verloren, het oefent op de jeugd slechts een geringe aantrekkingskracht uit. Daarvoor zijn vele oorzaken aan te wijzen. Wij noemen de slechte sociale voorzieningen, de angst voor werkloosheid, de onvoldoende waardering, ook in materiëel opzicht, voor het mooie, doch zware beroep van bouwvakarbeider. ·

Groeiend tekort Hoewel niet precies bekend is hoeveel arbeiders er in de bouwvakken in het geheel en hoeveel in het bijzonder in de woningbouw werkzaam zijn, is het wel bekend dat: .

a. het aantal nieuwe bouwvakarbeiders te gering is;

b. er een tekort aan bouwvakarbeiders bestaat;

c. het geheel nog vergroot wordt door de afvloeiing van bouwvak- arbeiders naar andere bedrijven en door emigratie.

Men schat, dat het aantal arbeiders, die naar andere bedrijven af-

vloeien op circa 6000 per jaar moet worden gesteld, dat door emigratie

jaarlijks circa 700 bouwvakarbeiders verloren gaan, terwijl het jaarlijks

verlies aan bouwvakarbeiders, als men hierbij nog het aantal betrekt

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook zouden we ergens willen opnemen dat SURFconext in 2019 100% beschikbaar is geweest..

Via SURFconext loggen studenten, docenten en onderzoekers in bij clouddiensten van verschillende aanbieders. Gewoon met hun eigen instellingsaccount, veilig

– Groei van het aantal mbo-instellingen dat SURFconext gebruikt – Het aansluiten van een groot aantal elektronische leeromgevingen – Toename van internationale diensten die

Ook zouden we ergens willen opnemen dat SURFconext in 2019 100% beschikbaar is geweest.

• Dat betekent dat zij er sinds 1 augustus 2014 voor verantwoordelijk zijn om alle leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben een goede onderwijsplek te bieden!. • Reguliere

Dat is voor dit traject niet gedaan vanwege de hoge ligging van het voorland direct voor de beschouwde dijkvakken (zie representatieve bodemligging tabel

We bidden het vandaag voor alle slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog: dat God hun de vrede mag schenken, die zij hier niet konden of mochten ontvangen.. Ons gebed gaat vandaag

En er zijn geen tankstations omdat er amper machines leverbaar zijn die voorzien zijn van brandstofcel die op waterstof draait.. Die patstelling willen Robert en Jos Scholman Jr nu