• No results found

Verkennend hydrologisch onderzoek van de Halve Maan site in Oostende

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verkennend hydrologisch onderzoek van de Halve Maan site in Oostende"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ADVIES VAN HET INSTITUUT VOOR NATUUR- EN BOSONDERZOEK INBO.A.2009.143

Wetenschappelijke instelling van de Vlaamse overheid Kliniekstraat 25, 1070 Brussel

www.inbo.be

Verkennend hydrologisch onderzoek

van de Halve Maan site in Oostende

Nummer: INBO.A.2009.143 Datum: 02/07/2009

Contactpersoon: Sam Provoost – 02/5581819 – Sam.Provoost@inbo.be Auteur: Sam Provoost

Geadresseerde: Bart Slabbinck CVBA BuitenGoed

(2)

1. Inleiding

De hydrologische verkenning van de Halve Maan site komt er op vraag van Buitengoed cvba (Bart Slabbinck) en kadert in de ontwikkeling van een visie voor de ontwikkeling het gebied en in het bijzonder ook de nabestemming van (een deel van) de bedrijfsterreinen van C-Power. Daarbij wordt de wenselijkheid geopperd om, teruggrijpend naar een historische referentiesituatie, een gedeelte van het terrein af te graven voor het herstel van een natte duinvallei. Hiervoor is een elementaire kennis over de hydrologische toestand uiteraard essentieel.

2. Werkwijze

Op 25 juli 2008 werden op het terrein 5 piëzometers geplaatst (buizen 1, 3, 5, 6 en 7 op figuur 1). Het betreft pvc buizen met een diameter van 50 mm waarvan de onderste 50 cm voorzien is van een filter. De coördinaten en dieptes van de buizen wordt weergegeven in tabel 1. Daarenboven werden twee peilbuizen gerecupereerd van een voorgaand onderzoek (buizen 2 en 4 op figuur 1). Het betreft HDPE buizen met onbekende filterlengte. Bij het plaatsten van de buizen werd een boorgatbeschrijving gemaakt.

Figuur 1. Locatie van de peilbuizen/piëzometers.

(3)

Tabel 1. Coördinaten en diepte van de peilbuizen

3. Resultaten

3.1. Opbouw van de ondergrond

Figuur 2 geeft de boorgatbeschrijvingen ter hoogte van de verschillende peilbuizen weer. In het algemeen zien we dat het lithologisch profiel van het gebied sterk verstoord is. Dit is niet verwonderlijk gezien de voorgeschiedenis van het gebied (zie figuur 3).

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 6 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 7 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 3 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 4 Zand

Zand met kleibrokken

Zandige klei

Verstoorde grond

Zware klei

(4)
(5)

Zicht op de site uit het begin van de 20ste eeuw (Nationale Bibliotheek).

(6)

Tot in het begin van de 20ste eeuw was de Halve Maansite omgeven door water en ten zuiden ervan lag een spuikom. De sedimentafzettingen uit die periode moeten zich onder het hoogwaterniveau bevinden, m.a.w. lager dan ca. 4,5m TAW. Onze peilbuisboringen zijn slechts op twee plaatsten zo diep gegaan, namelijk ter hoogte van buizen 3 en 5. Op die plaatsten zijn geen kleiafzettingen aangetroffen omdat de boringen gebeurden binnen het centrale kunstmatige duinlichaam. Ter hoogte van peilbuis 1 is er heel wat materiaal gestort wat blijkt uit het compleet verstoorde profiel. Hier kon niet diep genoeg geboord worden om de watertafel te bereiken. Binnen de depressie ten zuiden van pb1, op zich een meer evidente plaats voor een peilbuis, was de bodem te sterk verstoord, onder meer met steenpuin, om een boring uit te voeren. Ook ter hoogte van peilbuizen 6 en 7 is de ondergrond sterk verstoord hoewel een gedeelte van het profiel uit opgewaaid duinzand bestaat.

3.2. Stijghoogte en conductiviteit van het grondwater

De grondwaterstijghoogten opgemeten met de loggers wordt weergegeven in figuur 4. We zien duidelijk dat de complexiteit van de ondergrond vertaald wordt in de hydrologie. Buizen 3 en 5 zitten relatief diep in een weinig gestoorde zandlaag. We zien er een waterpeil van ca. 3 m TAW dat duidelijk onder invloed staat van de getijden. Zowel de dagelijkse schommelingen als de springtijcycli worden er duidelijk in weerspiegeld. Het is onduidelijk hoe de grondwaterstroming in deze laag precies gebeurt. Ter hoogte van de hoogwaterlijn moeten de waterstanden ongeveer overeen komen met het hoogwaterniveau (ca. 4,5m TAW), wat een stuk hoger ligt dan de waargenomen peilen. Het water stroomt dus vermoedelijk ondergronds af naar het achterliggende Visserijdok. De conductiviteit is duidelijk verhoogd (figuur 5) maar is een stuk lager dan in zeewater. De grondwatertemperatuur in augustus bedraagt ca. 13 à 15°C en zakt in januari tot ca. 11 °C. In deze temperatuur-range bedraagt de geleidbaarheid van zeewater ongeveer 40 mS/s

(7)

2.5 3 3.5 4 4.5 5 5.5 6 31-7 7-8 14-8 21-8 28-8 4-9 m T A W pb5 pb3 pb4 pb2 pb7

Figuur 4a. Absolute waterpeilen in de periode eind juli – begin september ’08.

2 2.5 3 3.5 4 4.5 5 5.5 6 6.5 7 27-10 3-11 10-11 17-11 24-11 1-12 8-12 15-12 22-12 29-12 5-1 m T A W pb2 pb5 pb7 pb3 pb4

(8)

2 2.5 3 3.5 4 4.5 5 5.5 6 6.5 7 22-4 29-4 6-5 13-5 20-5 m T A W pb2 pb3 pb4 pb5 pb7

Figuur 4c. Absolute waterpeilen in de periode eind april ‘09 – eind mei ’09.

0 5 10 15 20 25 30 31-7 5-8 10-8 15-8 20-8 25-8 30-8 4-9 C o n d u c ti v it e it ( m S /c m ) pb2 pb7

(9)

0 5 10 15 20 25 30 27-10 6-11 16-11 26-11 6-12 16-12 26-12 5-1 C o n d u c ti v it e it ( m S /c m ) pb3 pb4

Figuur 5b. Saliniteit in de periode eind oktober ‘08 – begin januari ’09.

0 5 10 15 20 25 30 22-4 29-4 6-5 13-5 20-5 C o n d u c ti v it e it ( m S /c m ) pb2 pb5

(10)

Figuur 6. Hoogtekaart van het gebied (DHM-Vlaanderen) met aanduiding van enkele maaiveldhoogtes (rood) en de gemiddelde grondwaterstand en de peilbuizen (blauw) in m TAW.

4. Aanbevelingen voor natuurherstel

Gezien de verstoorde en complexe opbouw van het gebied is het moeilijk om de grondwaterstanden te reconstrueren of modelleren. Dit betekent dat er relatief voorzichtig moet worden tewerk gegaan om geen potenties te hypothekeren. Op basis van de peilbuismetingen en de topografie van het terrein (figuur 6) kunnen twee belangrijke zones worden onderscheiden.

1) Een noordelijke zone, de voormalige walgracht, wordt gekenmerkt door verzilt grondwater. In deze zone kan gezocht worden naar scenario’s waarin depressies periodiek gecontroleerd met zeewater kunnen overstromen.

(11)

4.

Figuur 7. Zones met potenties voor natuurherstel in de zilte sfeer (blauw) en zoete sfeer (oranje).

(12)

Voor de ontwikkeling van zilte scenario’s zijn de zeestanden van cruciaal belang (figuur 8). Voor Oostende worden de volgende gemiddelde peilen genoteerd: Gemiddeld hoog springtij: 4.69m

Gemiddeld hoogwater: 4.28m Gemiddeld hoog doodtij: 3.77m Gemiddeld laag doodtij: 0.79m Gemiddeld laagwater: 0.39m Gemiddeld laag springtij: 0.08m

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

geven dat hij tot P.neckeri of P. hymenina) gerekend moet worden. Door Maarten Brand werd echter pas in 1993 vastgesteld dat het om deze twee soorten ging. In Aptroot et

Bij koppels groter dan 40 zeugen wordt de loopafstand die de zeugen afleggen moeten naar een plek aan de trog te lang. • hokbevuiling een

Ook bij de wijziging van de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties voor auteurs- en naburige rechten heeft de wetgever voor een vergaande variant gekozen: de gang

Figuur 6 Relatieve aantallen en gewicht van soorten gevangen in de koelwaterpluim van Doel (november 2012) tijdens vloed en eb; n is het aantal gevangen individuen.. Tijdens vloed

Die Tweede Wereldoorlog het in meer as een opsig 'n invloed op KMDOS uitgeoefeno Aanvanklik het die vereniging onder emstige kritiek deurgeloop omdat sy lede

Figure 3.12: Effect of soil acidity on base cation uptake Figure 4.1: Location of power stations in relation to areas of acid soil in Mpumalanga illustrating the nearness of acid

Het Zorginstituut berekent het gemiddeld marktresultaat door voor het totaal van de zorgverzekeraars het verschil tussen het herbere- kende normatieve bedrag kosten van

Bij zo’n consultatie zijn meestal meer tussenstappen nodig dan in de situatie waarbij Zorginstituut Nederland een conceptadvies opstelt en om een inhoudelijke reactie vraagt aan