• No results found

Een case-studie naar de gevolgen van de invoering van Basel II ten opzichte van Basel I bij gebruik van

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een case-studie naar de gevolgen van de invoering van Basel II ten opzichte van Basel I bij gebruik van "

Copied!
45
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Basel I versus Basel II in projectfinanciering

Een case-studie naar de gevolgen van de invoering van Basel II ten opzichte van Basel I bij gebruik van

projectfinanciering

Simon Geschiere september 2006

(2)

Een case-studie naar de gevolgen van de invoering van Basel II ten opzichte van Basel I bij gebruik van

projectfinanciering

Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Bedrijfskunde Afstudeerrichting Accountancy

Afstudeeronderzoek Afstudeerbegeleiders Faculteit Bedrijfskunde Simon Geschiere Drs. D.P. Tavenier (1e begeleider) Amsterdam, september 2006 Prof. dr. D.M.Swagerman (2e beoordelaar)

(3)

Voorwoord

Scriptieschrijven is geen sinecure…

De eindscriptie is de meesterproef, waarna toegetreden mag worden tot het kader van academisch afgestudeerden. Na, in beginsel, vier jaar vakken volgen over wisselende onderwerpen zou in ongeveer 4 maanden dit meesterstuk afgeleverd moeten worden, waarna er weer een student zijn weg uit de werkplaatsen der universiteit gevonden zou hebben. Zo was ook mijn opzet.

Na twee jaar de fabriekshallen redelijk overleefd te hebben, mocht ik doorstromen naar de werkplaatsen van de specialisatierichting accountancy. Hier heb ik nog twee jaar gespendeerd, met veel plezier overigens. De universiteit en ik lagen elkaar eigenlijk heel goed. Naast de reguliere vakken mocht ik assisteren bij het geven van vakken in de fabriekshallen mocht ik voor een korte periode naar het buitenland.

Eigenlijk had ik een ideale studiecarrière, tot het moment dat ik mijn eigen proeve van bekwaamheid af ging leggen. Tot dat moment was ik in de veronderstelling dat ook dit mij redelijk goed af zou gaan. Ik kon mij onmogelijk voorstellen dat mijn scriptiecarrière net zo lang zou gaan duren als van die stumpers. Gebrek aan doorzettingsvermogen noemde ik het.

Hierop wil ik toch graag terugkomen. Ik begrijp nu dat het schrijven gecompliceerder is dan het lijkt. Er is niet een duidelijke reden waarom een vertraging plaats vind.

Hoewel de eerste tekenen van vertraging al wel op een zeer vroeg zichtbaar zijn.

Achteraf bezien had ik mijn eigen vertraging al aan kunnen zien komen en anderen om mij heen deden dat ook.

Of ik er spijt van heb? Nee, ik zou het zo weer doen. Ik kan echter wel zeggen:

‘Scriptieschrijven is geen sinecure.’

(4)

Management Samenvatting

Binnen de banksector1 worden nieuwe regels met betrekking tot solvabiliteitseisen van kracht. Deze nieuwe solvabiliteitseisen, ook Basel II genoemd, zijn een verfijndere uitwerking van de vorige solvabiliteitseisen van Basel I. Onder Basel II zal het risico dat gelopen wordt op door banken uitgeleend geld op een fijnmaziger manier gewogen worden dan onder Basel I wordt gedaan.

Dit kan grote gevolgen hebben voor zowel de banken als de leners. Banken zullen duidelijke keuzes moeten maken voor wat betreft het te lopen risico. Meer risico betekent minder uitleencapaciteit. De lener zal zich bewust moeten zijn van zijn risicoprofiel en van de kosten die daarmee gepaard gaan, immers, tegenover een hoger risico staat een hogere beloning (interest). Dit geldt vooral voor sectoren als het midden en klein bedrijf of bijvoorbeeld voor projecten met een hoger risicoprofiel.

Dit onderzoek richt zich op de gevolgen van de invoering van Basel II ten opzichte van Basel I in de projectfinanciering. Projectfinanciering gaat vaak gepaard met een groter risico en Basel II heeft hier mogelijk grote gevolgen. Om dit te onderzoeken is gekozen voor het bestuderen van een gedetailleerde casus: de financiering van een gaspijpleiding tussen Bolivia en Brazilië. Op basis hiervan is de volgende vraagstelling opgesteld:

Wat zijn de gevolgen van de wijzigingen in de weging van het kredietrisico met betrekking tot de financiering van de ‘Bolivian-Brazilian pipeline’ door de invoering van Basel II ten opzichte van Basel I?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden is allereerst de casus omschreven. Hierbij zijn kort de achtergrond van het project, de projectgeschiedenis en de financiële structuur en risico’s behandeld. Deze componenten zijn de basis voor het toepassen van de Basel I en Basel II modellen.

1 Voorzover de betreffende bank onder het Basel II regime valt.

(5)

Achtereenvolgens zijn het Basel I en het Basel II model toegepast. Hierbij zijn steeds twee situaties behandeld. De eerste situatie is financiering van het project met behulp van de Wereldbank en de tweede is financiering zonder hulp van de Wereldbank. In werkelijkheid is het project gefinancierd met behulp van de Wereldbank. De resultaten zijn de risicogewogen activa onder Basel I, respectievelijk Basel II in beide situaties.

In de laatste twee hoofdstukken wordt een vergelijking gemaakt tussen Basel I en Basel II. De eerste conclusie die getrokken kan worden is dat er zowel in de Wereldbank, als in de niet-Wereldbank situatie, een hogere hoeveelheid veiligheidskapitaal aangehouden dient te worden door banken om te blijven voldoen aan de solvabiliteitseisen onder Basel II. Echter, in de situatie waarbij de Wereldbank meer zekerheden verschaft, is dit effect relatief minder groot, immers: een kleiner deel van het benodigde kapitaal is meer risicodragend.

De tweede conclusie die getrokken kan worden is dat financiering van projecten onder Basel II aanzienlijk duurder wordt dan onder Basel I. Dit kan betekenen dat er minder ruimte is om risicovolle projecten te financieren. De minder winstgevende projecten zullen dan immers afvallen, aangezien de kosten mogelijk niet meer tegen de baten op zullen wegen.

De vraag daarbij is in hoeverre de Basel commissie hiermee haar doel voorbij schiet.

Wegen de voordelen van een beter beschermd bankwezen uiteindelijk op tegen de nadelen van het niet meer uit kunnen voeren van risicovollere projecten?

(6)

Inhoudsopgave

Voorwoord...3

Management Samenvatting ...4

Inhoudsopgave ...6

1. Inleiding...8

2. Methodologie ...11

2.1. Achtergrond...11

2.2. Probleemstelling ...14

2.2.1. Doel...14

2.2.2. Vraagstelling ...14

2.2.3. Deelvragen ...15

2.3. Afbakening van het onderzoeksgebied...15

2.4. Theoretisch Kader...16

3. De Casus ...18

3.1. De energiesector ...18

3.2. Projectgeschiedenis ...19

3.3. Financiële structuur en risico’s...22

4. Basel I ...25

4.1. Het Basel I-model ...25

4.1.1. Constituents of Capital ...25

4.1.2. Risk Weighted Assets ...26

4.1.3. Target Standard Ratio...26

4.2. Toepassing op casus BolBras ...27

4.2.1. Weging van het kapitaal in werkelijkheid ...27

4.2.2. Weging van het kapitaal in theorie...28

4.2.3. Kapitaalsbeslag ...29

5. Basel II ...30

5.1. Het model Basel II...31

5.2. Keuze voor approach ...32

(7)

5.3. De Standardized Approach ...32

5.4. Toepassing Basel II op Casus Bolbras...33

5.4.1. Toepassing Standardized Approach op werkelijkheid...33

5.4.2. Weging van het kapitaal in werkelijkheid ...33

5.4.3. Weging van het kapitaal in theorie...35

5.4.4. Kapitaalsbeslag ...35

6. Basel I versus Basel II ...36

7. Conclusie...39

7.1 Beantwoording van de deelvragen...39

7.1.1. Wat is de financieringsstructuur van het project ‘Bolivian-Brazilian pipeline’? ...39

7.1.2. Welk kapitaalsbeslag legt de financiering van het project ‘Bolivian- Brazilian pipeline’ op de financierende partners onder Basel I?...40

7.1.3. Welk kapitaalsbeslag legt de financiering van het project ‘Bolivian- Brazilian pipeline’ op de financierende partners onder Basel II? ...40

7.1.4. Welke verschillen in kapitaalsbeslag treden op bij toepassing van Basel II ten opzichte van Basel I bij de financiering van het project ‘Bolivian-Brazilian pipeline’? ...40

7.2 De hoofdvraag ...41

7.3. Handvatten voor verder onderzoek ...43

Literatuurlijst...44

Appendix 1...46

Appendix 2...47

Appendix 3...48

Appendix 4...49

(8)

1. Inleiding

Binnen de banksector zijn er vinden de komende jaren grote veranderingen plaats; de overgang van de ‘oude’ Basel I solvabiliteitseisen naar de nieuwe Basel II solvabiliteitseisen. Hoewel minder zichtbaar, is deze overgang mogelijk net zo belangrijk als de aanscherping van de accountingregels door de beurswaakhonden en overheden naar aanleiding van onder meer het Enron schandaal. Waar het verscherpte toezicht van de Autoriteit Financiële Markten en de code Tabaksblat alle aandacht van de media krijgen, moet de vernieuwing van het Basel kapitaalsakkoord het doen met enkele regels en artikelen in de meer financieel georiënteerde pers. Dit terwijl deze vernieuwing mogelijk door iedere huizenbezitter, investeerder en ondernemer gevoeld zal worden in de vorm van gewijzigde kapitaalskosten.

Wat is het nieuwe Basel kapitaalsakkoord, of kortweg Basel II? Het oude, eerste, Basel kapitaalsakkoord werd gesloten in 19882. Dit was het werk van de Basel commissie die in 1974 is samengesteld uit vertegenwoordigers uit de landen België, Canada, Frankrijk, Duitsland, Italië, Japan, Luxemburg, Nederland, Spanje3, Zweden, Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. De commissie komt vier maal per jaar samen. Daarnaast zijn er ongeveer 25 werk- en taakgroepen aan het werk die regelmatig bij elkaar komen. De landen worden vertegenwoordigd door hun centrale banken en door de toezichthouder op het bankwezen in het geval de centrale bank dit zelf niet doet. De commissie heeft zelf geen formele macht over het bankwezen of het toezicht in de lidstaten. Voor belangrijke beslissingen heeft de commissie toestemming nodig van de centrale banken van de lidstaten. Sinds 1975 publiceert de commissie regelmatig met betrekking tot supervisie op de bancaire sector. Een van de belangrijke doelen is om het internationale gat in supervisie te dichten en te zorgen dat banken niet aan adequaat toezicht kunnen ontsnappen.

2 Basel committee on Banking Supervision, History of the Basel committee and its Membership, Bank for International Settlements, October 2004

3 Spanje maakt sinds 2001 deel uit van de Basel commissie

(9)

In 1988 heeft dit geleidt tot de introductie van het eerste Basel kapitaalakkoord. Dit akkoord gaf de banken een leidraad, waarin een systeem was opgenomen waarmee een minimum aan te houden veiligheidskapitaal kon worden bepaald. (Dit werd later in de deelnemende landen omgezet in regelgeving) Dit maakte het mogelijk dat aan het eind van 1992 bij de internationale banken een wegingsysteem voor kredietrisico geïmplementeerd welke het wettelijk minimumkapitaal bepaalde. Dit minimumkapitaal besloeg 8% van de risico gewogen activa. Door implementatie in de tien lidstaten is het akkoord uiteindelijk in bijna ieder land ter wereld met internationaal actieve banken geïmplementeerd.

Sinds de invoering van het Basel I akkoord is er commentaar op de weging van het risico dat op kapitaal gelopen wordt. De hoeveelheid veiligheidskapitaal die aangehouden moet worden op basis van de weging, kwam in veel gevallen niet overeen met het kapitaal dat werkelijk benodigd was om voldoende risico af te dekken.4 Banken reageerden hierop door cosmetische veranderingen door te voeren, zodat ze zelf het gat corrigeerden tussen het minimumkapitaal volgens het Basel I akkoord en het aan te houden minimumkapitaal volgens de eigen interne risicoberekeningen. Deze creativiteit ondermijnde het Basel I akkoord. Het doel van het akkoord was immers om banken een minimumkapitaal aan te laten houden, waardoor de kans op het niet na kunnen komen van verplichtingen geminimaliseerd werd.

Deze praktijk leidde in juni 1999 tot een voorstel voor een nieuw raamwerk voor minimumkapitaal, het zogenaamde Basel II akkoord. Het nieuwe akkoord is sterk gewijzigd ten opzichte van het oude akkoord. Dit is al te zien aan het aantal pagina’s dat het beslaat. Waar het eerste Basel akkoord het moest doen met een schamele 28 pagina’s, bestaat het nieuwe voorstel uit meer dan 500 pagina’s.5 De gehele opzet van het akkoord is veranderd.

Het akkoord is opgebouwd uit een drietal pijlers. De eerste pijler omvat de minimumkapitaalvereisten, die verfijnd zijn ten opzichte van de vereisten in het oude

4 Jones, D., Emerging problems with the Basel Capital Accord: Regulatory capital arbitrage and related issues, Journal of Banking and Finance, issue 24 p.35-58, 2000

5 Bos, J.J., D.M. Swagerman, Reacties op het nieuwe Bazels Akkoord (BIS II)voor banken, Bank- en Effectenbedrijf, september 2001

(10)

akkoord. De tweede pijler behandelt het toezicht op de banken en met name het toezicht op het interne systeem voor meting van risico bij banken. De derde pijler behandelt het gebruik van publieke diclosure van informatie met betrekking tot het aangehouden veiligheidskapitaal. Deze laatste pijler is toegevoegd om de discipline van de markt te versterken als aanvulling op het toezicht van de tweede pijler.

Na een periode van veel overleg met banken en industriegroepen is in 2004 het herziene raamwerk uitgebracht. Dit raamwerk zal gaan dienen als richtlijn voor implementatie voor banken en toezichthouders in de komende paar jaren.

Over de uitwerking van de invoering van Basel II ten opzichte van Basel I op de financiering in verschillende vormen en met verschillende doeleinden is veel gedebatteerd. De commissie heeft het akkoord op verschillende punten aangepast om aan de wensen van verschillende partijen tegemoet te komen. Bijvoorbeeld door de verlaging van de weging van het kredietrisico bij financiering van onderdelen van de zogenaamde small and medium enterprises.6 De uiteindelijke gevolgen van de invoering zijn nog steeds schattingen en zullen per industriegroep verschillen. Een aantal sectoren, zoals opkomende markten en venture capital, zullen meer voelen van de invoering van Basel II dan andere sectoren.7

Het onderzoek zal zich richten op de invloed van het Basel II akkoord, ten opzichte van het Basel I akkoord in de projectfinanciering.

6 Saurina, J., C. Trucharte, The Impact of Basel II on Lending to Small- and Medium-Sized Firms: A Regulatory Policy Assessment based on Spanish Credit Register Data, Journal of Financial Services Research, issue 26-2 p. 121-144, 2004

7 PriceWaterhouse Coopers, Study on the financial and macroeconomic consequences of the draft proposed new capital requirements for banks and investment firms in the EU, PriceWaterhouse Coopers, 8 april 2004

(11)

2. Methodologie

In dit hoofdstuk wordt aandacht geschonken aan de methodologie die in het onderzoek toegepast wordt. In de eerste paragraaf zal het doel ingeleid worden. In de tweede paragraaf zal naar voren komen wat het doel van het onderzoek is, welke vraag daarbij centraal staat en met behulp van welke deelvragen deze centrale vraag beantwoordt kan worden. In de derde paragraaf zullen de randvoorwaarden worden gegeven voor het onderzoek. In de vierde en laatste paragraaf zal kort de kernliteratuur behandeld worden die gebruikt is voor het onderzoek.

2.1. Achtergrond

Verwacht wordt dat per 31 december 20068 het nieuwe Basel kapitaalsakkoord (Basel II) van kracht zal zijn. Het gaat om een nieuw stelsel van kapitaalvereisten (solvabiliteitseisen) voor banken, dat in hogere mate gebaseerd is op risico’s dan het oude kapitaalsakkoord van 1988. In het oude akkoord werden alleen marktrisico en kredietrisico onderscheiden. In het nieuwe akkoord wordt ook operationeel risico meegewogen en is er een belangrijke verfijning van het systeem van weging van kredietrisico.

Het kredietrisico is in afhankelijk van de aard van de activiteiten van de lener. Vaak zal in het economisch verkeer aan een lening aan een lener met activiteiten met een hoger risico een hoger kredietrisico worden toebedeeld9. Een klein bedrijf dat 1 product verhandeld zal bijvoorbeeld een hoger kredietrisico krijgen toebedeeld dan een bedrijf met een goed gediversifieerde portfolio van producten. Ook tellen zekerheden mee die door de lener worden bedongen, zoals het huis dat als onderpand dient bij het afsluiten van een hypotheek. Het risico dat aan een lening wordt toegekend verschilt per lening en het werkelijke kredietrisico zal meestal afwijken

8 Basel committee on Banking Supervision, International Convergence of Capital Measures and Capital Standards: A Revised Framework, Bank for International Settlements, June 2004

9 Saurina, J., C. Trucharte, The Impact of Basel II on Lending to Smal-l and Medium-Sized Firms: A Regulatory Policy Assessment Based on Spanish Credit Register Data, Journal of Financial Services Research, issue 26:2 p.121-144, Kluwer Academic Publishers, 2004

(12)

van het kredietrisico dat berekend wordt onder Basel I en ook onder Basel II. Basel II probeert wel de economische weging10 van kredietrisico te benaderen11.

Het onderzoek zal zich richten op de invloed van de verfijning van credit risk op investeringsprojecten onder Basel II ten opzichte van Basel I. Grootschalige investeringsprojecten worden vaak uitgevoerd middels zogenaamde Special Purpose Entities12 (SPE’s). Oftewel rechtspersonen speciaal opgericht voor het uit te voeren project. De aandelen van deze SPE’s zijn vaak verdeeld over de verschillende deelnemende partijen. Hier kunnen banken bij betrokken zijn als eigenaar van de aandelen of als schuldeiser. Redenen voor het oprichten zijn meestal het verdelen en beperken van risico, omdat de projecten vaak een hoger risicodragend karakter hebben dan de reguliere bezigheden van de financierende corporatie13.

Het gaat om projecten met onbekende en moeilijk te kwantificeren risico’s en een nieuwe organisatie waarbij het interne controlesysteem minder getest is. Een groter deel van de risico-inschatting berust op professional judgement van de betrokken bankier of in ieder geval de waarde die deze toekent aan bijvoorbeeld haalbaarheidsstudies en eventuele extra zekerheden die rondom het project verstrekt zijn. Een wijze van financieren van dit soort projecten staat bekend onder de naam projectfinanciering14.

Het belangrijkste kenmerk van projectfinanciering is dat de interestkosten en principaal (leensom) zullen worden terugbetaald uit de toekomstige kasstromen uit het project en dat daar ook de zekerheid uit wordt gehaald. Dit in tegenstelling tot reguliere leningen. Hierbij dient het bedrijf of de persoon zelf als garantie voor betaling. Stel dat een lening wordt aangetrokken voor een nieuw intern project, maar het project blijkt toch niet zo winstgevend als verwacht, dan kunnen de interestbetaling en aflossing ook nog uit overige bedrijfsactiviteiten gefinancierd

10 Dit is de het zogenaamde ‘economic capital’, het volgens Basel aaan te houden kapitaal is het

‘regulatory capital’.

11 Steenmeijer, C., J. Hashagen, Basel II: A Closer Look; Managing Economic Capital, KPMG International, 2004

12 Wordt ook SPV, Special Purpose Vehicle, genoemd

13 Sorge , M., B. Gadanecz, The term structure of credit spreads in project finance, Monetary and Economic Department Bank for International Settlements, August 2004

14 Esty, B.C., The Economic Motivations for Using Project Finance, Harvard Business School, February 14, 2004

(13)

worden. Mocht dit niet voldoende zijn, dan kan vaak nog een deel van de lening terug gehaald worden uit liquidatie-uitkeringen.

Bij projectfinanciering is dit slechts ten dele het geval. Er zijn vaak grote investeringen vooraf nodig en er zal door het gebruik van een SPE een zeer beperkte verhaalsmogelijkheid zijn op de projecteigenaren. De betalingen zullen gefinancierd moeten worden uit de kasstromen uit het project. De activa van het project zijn vaak erg projectspecifiek en zullen bij liquidatie-uitkeringen niet voldoende opleveren. De financiers zullen proberen extra zekerheden te verkrijgen met betrekking tot de kasstromen. Ze zullen proberen de risico’s van de grote projectspecifieke investering zo veel mogelijk te mitigeren. Hoewel veel van het kredietrisico gemitigeerd kan worden door aanvullende verstrekte zekerheden, is de hardheid van deze zekerheden moeilijk te meten. In de energiesector komen relatief veel van dit soort investeringen voor.

Dit soort projecten kunnen voor banken behoorlijk duur zijn in termen van risico en omvang. Het gaat vaak om projecten van zeer grote omvang en er zijn vaak strategische belangen mee gemoeid. Dit maakt dat de invloed van de veranderingen in financiering door toepassing van Basel II ten opzichte van Basel I aanzienlijk kunnen zijn.

Een typisch voorbeeld van een energieproject dat door middel van projectfinanciering is gefinancierd, is de gaspijpleiding die aangelegd is tussen Bolivia en Brazilië. Deze is aangelegd om Boliviaans gas te vervoeren naar Brazilië, om zo aan de daar sterk groeiende energievraag te voldoen.15 Het project is typisch voor projectfinanciering in de energiesector omdat er een grote investering vooraf gaat aan de voordelen, er aparte werkmaatschappijen opgericht zijn met beperkte aansprakelijkheid en er veel verschillende partijen, waaronder banken, bij betrokken zijn. Ook spelen bijvoorbeeld politieke risico’s een grote rol bij de zekerheid van de kasstromen en derhalve de financiering.16

15 Law, P.L., N. de Franco, International Gas Trade: The Bolivia-Brazil Gas Pipeline, Public Policy for the Private Sector, note no. 144, May 1998

16 In 2006 is Evo Morales aan de macht gekomen in Bolivia, hij heeft te kennen gegeven de

energiesector minder afhankelijk te maken van marktpartijen, wat dus een feitelijke nationalisering van de olie en gas industrie in Bolivia betekent.

(14)

2.2. Probleemstelling

In deze paragraaf zullen het doel en de centrale vraagstelling van het onderzoek behandeld worden.

2.2.1. Doel

Het verschaffen van inzicht in de gevolgen voor de financiering van projecten door middel van projectfinanciering door de wijzigingen in de weging van het kredietrisico door de invoering van het Basel II kapitaalakkoord ten opzichte van het Basel I kapitaalakkoord.

De vraagstelling afgeleid van het doel. Om de mogelijke verschillen zichtbaar te maken is gekozen voor de toepassing van het model op een voor de projectfinanciering typische casus, de Boliviaanse-Braziliaanse pijpleiding.

2.2.2. Vraagstelling

Wat zijn de gevolgen van de wijzigingen in de weging van het kredietrisico met betrekking tot de financiering van de ‘Bolivian-Brazilian pipeline’ door de invoering van Basel II ten opzichte van Basel I?

Dit is een concretisering van het onderzoeksdoel. Er wordt nadruk gelegd op de verschillen en de mogelijke gevolgen die ontstaan ten gevolge van de verandering van het Basel I naar het Basel II regime met betrekking tot het door de banken benodigde veiligheidskapitaal. De verschillen worden duidelijk gemaakt door middel van toepassing van zowel het Basel I (0-scenario) als het Basel II (1-scenario) op de casus

‘Bolivian-Brazilian pipeline.’

(15)

2.2.3. Deelvragen

Met behulp van de volgende deelvragen zal de hoofdvraag beantwoordt worden.

1. Wat is de financieringsstructuur van het project ‘Bolivian-Brazilian pipeline’?

2. Welk kapitaalsbeslag legt de financiering van het project ‘Bolivian-Brazilian pipeline’ op de financierende partners onder Basel I?

3. Welk kapitaalsbeslag legt de financiering van het project ‘Bolivian-Brazilian pipeline’ op de financierende partners onder Basel II?

4. Welke verschillen in kapitaalsbeslag treden op bij toepassing van Basel II ten opzichte van Basel I bij de financiering van het project ‘Bolivian-Brazilian pipeline’?

In de beschrijving van de financieringsstructuur van de BolBras pipeline zal ook een korte casusomschrijving gegeven worden, waarbij kort de geschiedenis en achtergronden gegeven worden. Dit is relevant om de achtergrond te begrijpen waarbinnen de financiering van het project zich afspeelt.

De tweede en derde deelvraag zullen beantwoord worden aan de hand van een cijfermatige uitwerking. Het is echter mogelijk, gezien de complexiteit, omvang van de regelgeving en aanwezigheid van informatie, dat in sommige gevallen gekozen zal worden voor een kwalitatief antwoord. Een kwantitatief antwoord dat gegeven wordt met onjuiste en/of onvolledige cijfers voegt naar mijn mening geen waarde toe aan het onderzoek.

De laatste deelvraag zal een analyse van verschillen bevatten, aan de hand waarvan de hoofdvraag wordt beantwoord.

2.3. Afbakening van het onderzoeksgebied

Het onderzoek wordt uitgevoerd binnen de volgenden randvoorwaarden.

Het onderzoek zal op een hoog aggregatieniveau plaatsvinden. Als het onderzoek te veel in detail treedt, dan zal, gezien de unieke aard van het project, de relevantie van

(16)

het onderzoek te laag zijn. Er wordt bijvoorbeeld niet naar de exacte tekst van het contract van iedere lening gekeken. Dit is overigens ook niet publiekelijk beschikbare informatie.

De mate van detaillering en nauwkeurigheid van de beantwoording van de deelvragen zal afhankelijk zijn van de informatie die beschikbaar is voor het Bolivia-Brazilie pijplijn project.

2.4. Theoretisch Kader

Het onderzoek is een vergelijkend onderzoek dat uitgevoerd wordt door middel van een literatuurstudie.

Een groot deel van het onderzoek zal het toepassen van de twee raamwerken zijn, die gegeven zijn in de Basel I en Basel II regelgeving. Dit is voor Basel I het door de Bank for International Settlements uitgegeven document ‘International Convergence of Capital Measurement and Capital Standards’ Dit document is voor het eerst uitgegeven in juli 1988 en bijgewerkt tot april 1998. Voor Basel II zijn dit het in juni 2003 gepubliceerde BIS document ‘The Convergence of Capital Measurement and Capital Standards: A Revised Framework’, aangevuld met een specifiek document dat ook uitgegeven is door de BIS in augustus 2004, ‘The Term Structure of Credit Spreads’. Daarnaast is toelichtende literatuur gebruikt uit de volgende bronnen:

- KPMG, verzamelde artikelen en toepassingsgerelateerde literatuur - Bank for International Settlements, de uitgever van de akkoorden - The World Bank Group, working papers

- OECD, artikelen Development Centre - Controllers Magazine, jaargang 2004 - Bank- en effectenbedrijf, september 2001

- PriceWaterhouse Coopers, Basel impact studie 2003 - De Nederlandsche Bank, samenvatting Basel II

- Journal of Banking and Finance, jaargangen 2000 tot nu - The International Economy, 2002 tot nu

- United Nations University, discussion paper - Petroleum Economist, 2006 tot nu

(17)

De twee akkoorden geven beiden een raamwerk dat toegepast wordt op de casus.

Hierbij moet vermeld worden dat het Basel II raamwerk veel omvangrijker en specifieker is dan het Basel I raamwerk.

Voor de casusomschrijving zal literatuur van verschillende bronnen betrokken worden. Met name werd documentatie van de volgende bronnen nageslagen:

- The World Bank Group, een van de medefinanciers van het project

- Energy Information Administration, officiële energie statistieken van de Amerikaanse overheid

- CEE Bank Watch, een non governmental organization (NGO) die probeert de financiering van projecten die veel schade aan sociale stelsels en milieu door ontwikkelingsbanken te voorkomen

- Bank Information Center, een NGO die probeert de burger meer te laten particperen en invloed te laten hebben op de financiering van projecten door ontwikkelingsbanken

- British Gas Group, een Brits gasbedrijf, een van de medefinanciers en eigenaren van het project

- Transredes, de oude transportorganisatie van het Boliviaanse olie en gas staatsbedrijf. Destijds verkocht aan Shell en Enron

- Ook is de scriptiedatabank van de Rijksuniversiteit Groningen, faculteit Bedrijfskunde geraadpleegd.

Gedurende het onderzoek (in november 2005) is een nieuwe verbeterde versie van het Basel II kapitaalsakkoord gepubliceerd door de Bank for International Settlements.

Deze nieuwe versie bevat geen wijzigingen die relevant zijn voor het onderzoek. Voor het onderzoek is de versie van 2004 gebruikt, maar de nieuwste versie is wel opgenomen in de literatuurlijst.

(18)

3. De Casus

De pijpleiding die is aangelegd tussen Bolivia en Brazilië is een groot energieproject gefinancierd door middel van projectfinanciering.17 De pijpleiding is meer dan 3000 kilometer lang en loopt van Santa Cruz in Bolivia tot aan Porto Alegre in Brazilië. De constructiekosten van het project bedragen ongeveer 2,1 miljard US dollar.

Onderstaand zal eerst een korte uitleg worden gegeven over de energiesector, waarna de achtergrond en de financiële structuur van de casus uiteengezet zullen worden.

3.1. De energiesector

De energiesector is eind 18de eeuw is ontstaan met de eerste industrialiseringsgolf.18 Fabrieken werden steeds vaker aangedreven met behulp van stoommachines en dit had tot gevolg dat er een levendige handel in brandstoffen ontstond voor de stoommachines in fabrieken, maar ook voor de verwarmingen en verlichting in huizen.

In 1868 werd de eerste oliebron aangeboord in de Verenigde Staten.19 De eerste olie werd vooral gebruikt als smeermiddel. Met de introductie van de auto en het vliegtuig werd ook daarvoor brandstof geproduceerd. De productie vond in de hoofdzaak plaats in de Verenigde Staten en in mindere mate in Rusland en het toenmalige Nederlands Indië.

De economische boom in de jaren twintig zorgde in Amerika voor een sterke stijging in de energieconsumptie, waarvan een steeds groter deel geleverd werd door olie

De Tweede Wereldoorlog luidde het einde in van het imperialisme, met als gevolg de onafhankelijkheid van verschillende koloniën. In de energiesector betekende deze

17 Law, P.L., N. de Franco, International Gas Trade: The Bolivia-Brazil Gas Pipeline, The World Bank Group: Public Policy for the Private Sector, note no. 144, May 1998

18 Yergin, D., The Prize: The Epic Quest for Oil, Money and Power, Free Press, 1991

19 Yergin, D., The Prize: The Epic Quest for Oil, Money and Power, Free Press, 1991

(19)

verschuiving een verschuiving van de macht over olievelden van de Europese staten naar de producerende staten. Bijvoorbeeld Indonesië werd in 1949 onafhankelijk van het Koninkrijk der Nederlanden.

De oliemaatschappijen werden in veel landen uit hun concessies gezet20. Een belangrijk deel van de zekerheid van toegang tot voorraden was daarmee verdwenen, de oliemaatschappijen (en de westerse wereld) werden veel sterker afhankelijk van de producerende landen. Het politieke risico van investeringen in deze landen voor kapitaalintensieve projecten nam sterk toe. Twee duidelijke voorbeelden hiervan zijn de marktmacht van de OPEC21 en de oliecrisis van 1974. Deze oliecrisis gaf het startsein voor het zoeken naar alternatieve oliebronnen in een stabiele politieke setting, onder andere in de Noordzee,22 en gaf een impuls voor het zoeken naar een nieuwe risicomitigerende manier van financieren, de projectfinanciering.

3.2. Projectgeschiedenis

Toen het project van de grond kwam in 1990 werd de Braziliaanse olie- en gasmarkt gedomineerd door overheidsspelers. Het staatsbedrijf Petrobras had destijds een monopoliepositie op de exploratie en exploitatie van bronnen, het raffineren en het transport via pijleidingen van olie en gas. De einddistributie van gas was verder voorbehouden aan staatsdistributiebedrijven. Voor bepaalde brandstoffen was de prijs gesubsidieerd en waren de prijzen gelijk in alle regio’s van het land. Voor Petrobras had de exploratie en productie van gas geen prioriteit, het richtte zich vooral op olie.

Derhalve was het aandeel van aardgas in de Braziliaanse energiemarkt slechts 2%.

Het werd pas geïntroduceerd door Petrobras in 1988. Aardgas had indertijd wel een groot voordeel, het was goedkoper dan veel alternatieve brandstoffen.

20 De kennis voor het bedienen van de installaties was niet altijd bij de producerende landen aanwezig

21 Oil Producing and Exporting Countries

22 Sorge , M., B. Gadanecz, The term structure of credit spreads in project finance, Monetary and Economic Department Bank for International Settlements, August 2004

(20)

Bolivia exporteerde gas naar Argentinië sinds de jaren zeventig. In totaal exporteerde Bolivia in 1990 ongeveer 80% van haar productie. Eind jaren tachtig werden er echter grote gasvondsten gedaan in Argentinië en was voor Argentinië de import van gas niet meer noodzakelijk. Sinds de jaren dertig bestond al het idee om gas te exporteren van Bolivia naar Brazilië en in 1990 besloten de twee overheden dat het project een serieuze optie was. Na een eerste haalbaarheidsonderzoek tekenden Petrobras en de Boliviaanse staatsoliemaatschappij Yacimientos Petroliferos Fiscales Bolivianos (YPFB) in 1993 een contract.

Aangezien noch de Braziliaanse, noch de Boliviaanse overheid de middelen had om het project te financieren werd de oplossing gezocht in de private sector. Aan Braziliaanse zijde werd er gekozen voor een partnerschap met het BTB consortium en YPFB. BTB bestond uit British Gas, El Paso Energy en Broken Hill Proprietary.

BTB, Petrobras, YPFB en een groep kleine investeerders vormden samen de maatschappij TBG (Transportadora Brasiliera Gasoduto Bolivia-Brasil, S.A.), een zelfstandige rechtspersoon.23 Schematisch weergegeven was de eigendomsstructuur als volgt:

23 World Bank, Finance Private Sector and Infrastructure Department, Brazil Department, Project Appraisal Document on a Proposed Loan…Bolivia-Brazil Gas Pipeline, report no. 16769-BR, The World Bank Group, November 1997

British Gas, 33%

Tenneco (El Paso), 33%

Broken Hill

Prop., 33%

BTB, 25% Petrobras, 51%

TBG

YPFB, 20% Private

Investors, 4%

(21)

De marktpartijen stelden als eis dat de markt geliberaliseerd zou worden, zodat er eerlijke toegang was tot de downstream24 markten. Ook moest het prijsbeleid losgelaten worden om de markten goed te laten functioneren. In 1995 werd daartoe een wijziging in de Braziliaanse grondwet doorgevoerd, waarna in 1997 de implementatiewetgeving werd goedgekeurd door het Braziliaanse parlement.

Aan de Boliviaanse zijde werd een samenwerkingsovereenkomst getekend tussen YPFB en het toenmalige Enron. Tegelijkertijd werden maatregelen getroffen voor de gedeeltelijke verkoop van YPFB door de staat. In 1996 werd een olie-en gaswet goedgekeurd die de Boliviaanse reserves toewees aan het project.

Het transportgedeelte van YPFB, Transportadora Boliviana de Hidrocarburos (TBH), werd onder de naam Transredes los van de exploratie en productiemaatschappijen verkocht aan Enron, Shell en een Boliviaans Pensioenfonds.25 Transredes nam vervolgens deel in de joint venture BOLT JV, naast wederom een Shell/Enron combinatie26. Uiteindelijk werd de samenwerking in de vorm van Gas Transboliviano S.A. (GTB) gegoten. Partners hierin waren BOLT JV, BTB en Petrobras. Schematisch weergegeven ziet dit er als volgt uit:

24 De fasen in tussen de productie van het gas en het verbruik van het gas door de consument, in de hoofdzaak transport en distributie

25 Cadwalader Wickersham & Taft LLP, Privatization in Bolivia, Thomson FindLaw for Legal Professinals, 1999

26 World Bank, Finance Private Sector and Infrastructure Department, Brazil Department, Project Appraisal Document on a Proposed Loan…Bolivia-Brazil Gas Pipeline, report no. 16769-BR, The World Bank Group, November 1997

(22)

3.3. Financiële structuur en risico’s

In 1997 moest er nog een definitieve financiële structuur voor het project worden uitgedacht. De kenmerken van het project: een grote up-front investering, een geleidelijke opbouw van de tariefopbrengsten en een onzekere gasprijs, zijn niet ideaal voor commerciële financiering. Commerciële financiering door middel van schuld zou een termijn hebben van maximaal tien jaar in combinatie met een zeer hoge rente. Er werd een hoog Braziliaans country risk27, een regulatory risk (wet- en regelgeving) en supply risk (aanbod van gas van Boliviaanse zijde) ervaren. Zelfs als geleend kon worden tegen zeer gunstige voorwaarden bij een commerciële financier, dan zou dat de marge voor de projecteigenaren dusdanig verkleinen dat het project niet meer aantrekkelijk voor hen zou zijn.28

27 Gedurende het onderzoek, in 2006, is Evo Morales aan de macht gekomen in Bolivia, hij heeft te kennen gegeven de energiesector minder afhankelijk te maken van marktpartijen, wat dus een feitelijke nationalisering van de olie en gas industrie in Bolivia betekent. Dit soort politieke risico’s blijken zeer reëel te zijn.

28 Van 18% naar 15% nominaal

Shell, 25%

Enron, 25%

Bolivan Pension Funds, 50%

TBH, 60%

(Transredes)

GTB

Petrobras, 9%

BTB, 6%

BOLT JV, 85%

Shell/Enron, 40%

(23)

Echter, vanuit de ogen van de Wereldbank werden deze risico’s als aanzienlijk minder groot ervaren. Met name supply risk werd als klein ervaren. Door de verkoop van YPFB had de Boliviaanse regering ongeveer 1 miljard dollar kapitaal aangetrokken voor verdere exploratie en ontwikkeling van nieuwe gasvelden. De Wereldbank, andere ontwikkelingsbanken en multi-lateral credit agencies29 (MLCA’s) besloten dat het project doorgang moest vinden. Een analyse van de Wereldbank toonde aan dat het project economisch haalbaar was en dat de pijplijnvariant de beste was van verschillende alternatieven.30

Het in totaal benodigde kapitaal aan de Braziliaanse zijde was 1650 miljoen US dollar. Om dit te kunnen financieren heeft de Wereldbank aan TBG een directe lening verschaft van 150 miljoen dollar. Daarnaast heeft de Wereldbank een gedeeltelijke kredietgarantie uitgegeven van 180 miljoen. Andere ontwikkelingsbanken hebben samen 360 miljoen gefinancierd. Deze 690 miljoen dollar is gefinancierd als senior debt.31 Een ander deel van het benodigde kapitaal werd geleverd door Petrobras, dat op zijn beurt werd gefinancierd door multi-lateral credit agencies.32 Deze lening bedroeg 348 miljoen dollar.

Het overige benodigde kapitaal werd aan Braziliaanse zijde verschaft met behulp van eigen vermogen vanuit aandelenkapitaal en aankoop van capaciteit. Ook aan Boliviaanse zijde moest een gedeelte gefinancierd worden uit vreemd vermogen, maar de Boliviaanse regering was niet in staat om garanties op leningen te verstrekken. De Braziliaanse regering spoorde daarom staatsbedrijf Petrobras aan om te assisteren bij de financiering van de pijpleiding aan Boliviaanse zijde. Petrobras reageerde hierop door het financieren van een turnkey construction contract33 voor het Boliviaanse gedeelte van de pijpleiding, dat betaald zou worden uit toekomstige tariefopbrengsten,

29 Ook wel Export Credit Agency genoemd, een publieke instelling die aan bedrijven uit het thuisland leningen verstrekken (vaak met behulp van de overheid) om het mogelijk te maken in het buitenland zaken te doen

30 Alternatieven waren een pijpleiding van Argentinië naar Brazilië of de bouw van

elektriciteitscentrales in Bolivia die door hoogspanningskabels in verbinding staan met het Braziliaanse net.

31 Senior debt is schuld die betaald moet worden, in geval van faillissement, voordat andere schuldeisers betaald worden, zgn. subordinated debt.

32 Hierdoor fungeerde Petrobras als een soort garantie voor de leningen. Indien het project mislukt kunnen de agencies hun kapitaal verhalen op de overige activa van Petrobras.

33 Een type constructiecontract waarbij de prijs van tevoren wordt vastgesteld.

(24)

en door het inkopen van het gedeelte van de ongebruikte toekomstige overcapaciteit van de pijpleiding. Dit laatste staat bekend als de Transport Capacity Option (TCO).

Met betrekking tot de markt in Brazilië was er ook een groot risico. Vier van de vijf distributiemaatschappijen hadden ten tijde van de start van het project nog geen gasleidingen in de grond, het waren zogenaamde ‘papieren’ bedrijven. Petrobras had ongeveer een derde belang in ieder van deze maatschappijen. Dit leidde tot een ongelijke verdeling van het risico. Waar de distributiemaatschappijen weliswaar in eerste instantie het marktrisico dragen, zal Petrobras moeten betalen als ze niet voldoende afnemen. Petrobras had namelijk de contractuele verplichting met het Boliviaanse GTB om een bepaalde hoeveelheid gas af te nemen.34

Bij mislukken van het project zal eerst de senior debt terug betaald moeten worden aan de ontwikkelingsbanken door de projectorganisatie. Als de kasstromen niet voldoende zijn, dan zal deze schuld een eerste claim hebben op de activa van de projectorganisatie. Daarnaast zijn de investeringen in het Boliviaanse gedeelte van de pijpleiding voor het grootste gedeelte gefinancierd door Petrobras met rechten op bij mislukking waardeloos geworden tariefinkomsten en capaciteitsopties. Daarnaast zal Petrobras zijn equity-investering in het Braziliaanse gedeelte verliezen en zullen de schulden aan credit agencies ook terug betaald moeten worden. Aan beide zijden wordt dus het grootste gedeelte van het risico gedragen door Petrobras.

De opbouw van de financiering is in Appendix 1 in een tabel weergegeven.

34 Een zogenaam take-or-pay contract.

(25)

4. Basel I

In dit hoofdstuk zal antwoord gegeven worden op deelvraag 2: “Welk kapitaalsbeslag legt de financiering van project ‘Bolivian-Brazilian pipeline’ op de financierende partners onder Basel I?”

Het Basel I akkoord geeft een model waarin een drietal onderdelen is te onderscheiden. Het eerste onderdeel wordt ‘The constituents of capital’ genoemd.

Hierin wordt gegeven wat er onder kapitaal valt. Het tweede onderdeel is ´The risk weights’, oftewel hoe risico wordt gewogen onder Basel I. Het derde en laatste onderdeel van het modelis de ‘Target standard ratio’, dit is de ratio waarmee de risico gewogen activa gedekt moeten worden. In formulevorm zou je het model als volgt weer kunnen geven:

Risk Weighted Assets * Target Standard Ratio ≤ Constituents of Capital

In de volgende paragrafen zal dit model verder uitgewerkt worden en zal het tweede deel, oftewel de Risk Weighted Assets, toegepast worden op de BolBras casus. Het eerste deel is niet relevant voor dit onderzoek, want dit is het gedeelte van het model dat afhankelijk is van de financierende partij en niet van de gefinancierde partij. Het derde deel van het model geeft een streefwaarde weer die bereikt wordt door de Constituents of Capital te delen door de Risk Weighted Assets.

4.1. Het Basel I-model

4.1.1. Constituents of Capital

Het veiligheidskapitaal dat een bank aan moet houden onder Basel I kan opgebouwd zijn uit de volgende onderdelen:

1. Core Capital. Dit is het kernkapitaal van de bank. Dit is het op aandelen gestorte kapitaal en de aangehouden reserves die diclosed zijn in de jaarrekening. Ten minste 50% van het veiligheidskapitaal van een bank zal moeten bestaan uit dit type kapitaal.

(26)

2. Supplementary Capital. Oftewel aanvullend kapitaal. Hieronder vallen bijvoorbeeld reserves die niet uit de jaarrekening blijken, maar die wel degelijk aanwezig zijn. Herwaarderingsreserves die zijn ontstaan door herwaardering van activa, algemene voorzieningen voor nog onbekende verliezen op leningen, hybride instrumenten en subordinated term debt vallen ook onder het type aanvullend kapitaal.

4.1.2. Risk Weighted Assets

De risico gewogen activa is de som van alle activa naar risico gewogen. Dit betekent dat aan ieder type activum, iedere asset, een risicoweging wordt gegeven. Vervolgens wordt de waarde van dit activum vermenigvuldigd met de toegekende weging en dan is het resultaat het risico gewogen activum. Hoe hoger het risico van het onderliggende activum, hoe hoger de risicoweging en hoe meer veiligheidskapitaal er aangehouden zal moeten worden. De risicowegingen van de onderscheiden typen activa zijn gegeven in Appendix 2 in de bijlagen.

4.1.3. Target Standard Ratio

Deze ratio van aan te houden kapitaal ten opzichte van de risico gewogen activa is standaard 8%. Hiervan dient minimaal 50% te bestaan uit core capital.

Om bovenstaand systeem van wegingen te verduidelijken volgt hieronder een rekenvoorbeeld. Stel: een bank heeft een hypotheeklening voor een eigen woning uitgegeven welke volledig gedekt wordt door onderliggend pand. De hypotheeklening bedraagt 200.000 Euro.

De risicoweging van deze lening bedraagt 50 % onder Basel I. De risk weighted asset wordt voor deze lening dus 200.000 * 50% = 100.000. Voor de lening moet derhalve 100.000 * 8% = 8.000 Euro veiligheidskapitaal aangehouden worden, waarvan 4.000 Euro moet bestaan uit Core Capital.

(27)

4.2. Toepassing op casus BolBras

Bij toepassing op de casus moet er rekening mee gehouden worden dat in werkelijkheid het project gefinancierd is met behulp van directe leningen van verschillende ontwikkelingsbanken. Ook zijn niet alle financierende partijen banken.

Ontwikkelingsbanken kunnen door middel van hun hogere kredietwaardigheid35 goedkoper lenen, omdat ze van derden kunnen lenen op basis van het voor derden lagere risico. De Wereldbank heeft bijvoorbeeld een soevereine status. Basel I zal op twee manieren worden toegepast. De eerste is op de werkelijke situatie, en de tweede is een hypothetische situatie, waarbij er vanuit wordt gegaan dat de directe leningen aan het project gefinancierd verschaft worden door commerciële banken. Opgemerkt moet wel worden dat in dat geval de gedeeltelijk gegarandeerde lening door de Wereldbank niet verdwijnt. Deze is in werkelijkheid immers al door commerciële partijen gefinancierd en is slechts gedeeltelijk gedekt door de Wereldbank.

4.2.1. Weging van het kapitaal in werkelijkheid

Leningen aan Wereldbank (IBRD), Inter-Amrican Development Bank (IDB), Andean Development Corporation (CAF) en de European Investment Bank (EIB): 510 miljoen US dollar. Dit kapitaal krijgt in het Basel I raamwerk een lage risicokwalificatie van 20% op basis van creditrating.

Leningen aan staatsbedrijf Petrobras: 1011 miljoen US dollar. Zowel de door Petrobras verstrekte lening aan de projectorganisatie als de TCO zijn gefinancierd, dit komt bij elkaar neer op 1011 miljoen US$. In verband met concurrentievervalsing is het niet toegestaan onder Basel I om een staatsbedrijf, dat potentieel concurreert met marktpartijen een lagere risicoweging toe te delen. Dit zou immers een oneerlijke concurrentiepositie tot gevolg hebben door lagere kapitaalskosten. De leningen van de MLCA’s aan Petrobras hebben, ondanks dat het een staatsbedrijf betreft, een 100%

risicoweging. De markt is immers per 1997 geopend voor concurrentie.

Gedeeltelijk gegarandeerde lening: 180 miljoen US dollar. Deze lening is geplaatst bij commerciële partijen, maar met een gedeeltelijke garantie van de Wereldbank en van

35 Finnerty J.D., Project Financing; Asset Based Financial Engineering, John Wiley & Sons, New York, 1996

(28)

de Braziliaanse overheid. Dit betekent dat, in geval van default36, in ieder geval een deel van de lening terug wordt betaald aan de financier. Voor het gedeelte dat gedekt is door de garantie zal een lagere weging gelden dan voor het ongedekte gedeelte.

Van de uitgegeven lening wordt de betaling van de principal na 18 jaar gegarandeerd door de Braziliaanse overheid en worden ook twee interestbetalingen door de Wereldbank gegarandeerd. De Wereldbank krijgt dan ook het recht om net als andere schuldeisers deze twee interestbetalingen terug te vorderen van TBG. Gevolg hiervan is dat, hoewel er een garantie is op interestbetalingen, bij bijvoorbeeld liquidatie de liquidatiekasstroom ook gedeeld moet worden met de Wereldbank, die dan immers ook schuldeiser is. We gaan hierbij uit van een interestpercentage van 13%37. Het gedeelte dat dan onder de garantie van of de Wereldbank of de Braziliaanse overheid valt is dan 67,9 miljoen US$.38 Dit deel zal een risicoweging krijgen van 20% en het overige gedeelte (112,1 miljoen US$) een weging van 100%, dat is immers niet gegarandeerd en zal de risicoweging krijgen van een normale lening aan TBG.

Aandelenkapitaal: 385 miljoen. Dit is het vermogen dat ter beschikking is gesteld door de verschillende partijen in de vorm van aandelenkapitaal. In deze casus is het grootste gedeelte van het kapitaal in handen van olie-, gas- en energiemaatschappijen.

Alleen de Boliviaanse Pensioenfondsen zijn een partij die mogelijk onder Basel I vallen. De TCO valt weliswaar ook onder het eigen vermogen, bezien vanuit de projectorganisatie, maar wordt gefinancierd door middel van externe financiering via Petrobras, daarom is de TCO in een eerder genoemde categorie opgenomen. De weging van het aandelenkapitaal is 100%.

4.2.2. Weging van het kapitaal in theorie

In deze paragraaf wordt is een hypothetische variant opgenomen waarbij er vanuit wordt gegaan dat het project niet via zogenaamde B-loans,39 via ontwikkelingsbanken wordt gefinancierd, maar dat commerciële banken direct aan de projectorganisatie lenen.

36 Het niet betalen van de interest of aflossing

37 Het interestpercentage voor subordinated debt is 15%, aangezien in deze lening meer zekerheden zijn verwerkt gaan we uit van een interestpercentage van 13%, het werkelijke percentage is niet bekend

38 Zie appendix 3

39 United Nations University, World Institute for Development Economics Research, Discussion Paper no. 2002/118, Multi-Lateral Development Banks and Private Sector Financing, George Mavrotas, December 2002

(29)

Leningen aan de projectorganisatie: 510 miljoen US dollar. In tegenstelling tot lenen aan de ontwikkelingsbanken wordt er in dit geval vanuit gegaan dat commerciële banken direct lenen aan de projectorganisatie. Dit brengt een ander risicoprofiel met zich mee. De commerciële banken hebben nu immers alleen een verhaalsmogelijkheid op de projectorganisatie. Net als de eis van de wereldbank wordt er in dit geval ook vanuit gegaan dat het hier gaat om senior debt. De weging hiervoor is 100% in plaats van de eerdere 20%. Dit is de weging voor het lenen aan de een private organisatie.

De andere vormen van financiering blijven gelijk onder de hypothetische variant. We gaan er van uit dat de Wereldbank haar garantie zal blijven verstrekken.

4.2.3. Kapitaalsbeslag

De gewogen kapitaalselementen worden bij elkaar opgeteld en vervolgens vermenigvuldigd met 8% om het kapitaalsbeslag van het project te berekenen.

Voor de werkelijke situatie40 is het kapitaalsbeslag:

1625,7 * 8% = 130,1 miljoen US$.

Voor de hypothetische situatie41 is het kapitaalsbeslag:

2031,7 * 8% = 162,5 miljoen US$.

40 510 * 20% + 1011 * 100% + 67,9 * 20% + 112,1 * 100% + 385 * 100% = 1625,7 miljoen US$ risico gewogen activa onder de werkelijke variant

41 510 * 100% + 1011 * 100% + 67,9 * 20% + 112,1 * 100% + 385 * 100% = 2031,7 miljoen US$

risico gewogen activa onder de hypothetische variant

(30)

5. Basel II

In dit hoofdstuk zal antwoord gegeven worden op deelvraag 3: “Welk kapitaalsbeslag legt de financiering van project ‘Bolivian-Brazilian pipeline’ op de financierende partners onder Basel II?”

Een belangrijke wijziging ten opzichte van Basel I is de verfijning van het kredietrisico. Deze verfijning maakt het mogelijk om de wettelijk aan te houden hoeveelheid kapitaal beter te laten aansluiten bij de werkelijk benodigde hoeveelheid veiligheidskapitaal. Een andere belangrijke wijziging ten opzichte van het Basel I akkoord is de introductie van operational risk. Dit is het risico dat de banken door een gebrek in hun interne processen een verlies lijden. Bijvoorbeeld door het onjuist schatten van risico of door het onterecht verstrekken van een lening door het ontbreken van een controle.

Het akkoord gaat bij credit risk uit van dezelfde principes als het oude Basel akkoord.

Het akkoord is gericht op internationaal opererende banken. Ook is het doel om de hoeveelheid veiligheidskapitaal minimaal 8% van de risico gewogen activa te laten zijn.

Hoewel het een belangrijke wijziging is ten opzichte van Basel I, zal in dit onderzoek niet verder worden ingegaan op operational risk, dit valt buiten de scope van het onderzoek. Zoals onder de toepassing van Basel II richten we ons hier op de weging van het kredietrisico. Dit omdat het operational risk niet afhankelijk is van het project dat gefinancierd wordt, maar van de interne processen van de banken die het project financieren.

In onderstaande paragrafen zal dieper ingegaan worden op de weging van het kredietrisico en de verschillende methoden daarvoor, de toepassing van het raamwerk op het BolBras project, zowel werkelijkheid als hypothetisch, onder dezelfde aannames als bij toepassing van het Basel I raamwerk.

(31)

De onderdelen van het veiligheidskapitaal dat aangehouden dient te worden ter dekking van de uitstaande vorderingen zijn slechts in zeer geringe mate gewijzigd ten opzichte van het Basel I model. Deze kleine wijzigingen hebben geen verdere invloed op het uit te voeren onderzoek. Hiervoor wordt dan ook verwezen naar paragraaf 4.1.1. ‘Consituents of Capital’.42

Ook de Target Standard Ratio wordt op dezelfde manier bepaald en gebruikt als onder Basel I. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 4.1.2 ‘Target Standard Ratio’.

5.1. Het model Basel II

Het model is opgebouwd uit de volgende onderdelen: credit risk, market risk en operational risk. Market risk en operational risk zullen we bij de beschrijving van het model buiten beschouwing laten, zij vormen immers geen onderdeel van het onderzoek.

Er zijn een aantal verschillende mogelijke manieren om de risicogewogen activa (credit risk) te bepalen. De Standardized Approach, de Internal Ratings Based (IRB) Approach, en de Internal Ratings Based Advanced (IRBA) Approach. Dit zijn verschillende methoden om de risicogewogen activa te bepalen. Bij de eerste methode sluit de weging van het risico het minst goed aan bij het werkelijke risico en de laatste methode het meest. De laatste methode moet echter vanuit de bank zelf onderbouwd worden met ervaringscijfers.

Wij zullen in dit onderzoek uit gaaan van de Standardized Approach. De keuze hiervoor zal in onderstaande paragrafen uiteen gezet worden.

42 Basel committee on Banking Supervision, International Convergence of Capital Measures and Capital Standards: A Revised Framework, Bank for International Settlements, June 2004, paragraaf 41.

(32)

5.2. Keuze voor approach

Voor de uitwerking van het Basel II model zal gekozen worden voor de uitwerking van alleen de eerste approach. Hiervoor zijn een viertal redenen te noemen.

De eerste is het feit dat de twee internal ratings based approaches in hoge mate bouwen op intern bij de bank bekende cijfers over het in gebreke blijven van klanten en de mogelijkheid om een deel van de ‘inleg’ terug te halen. Deze cijfers kunnen per bank verschillen. Dit heeft tot gevolg dat een risicoweging die voor de ene bank geldt, niet per se ook voor de andere bank hoeft te gelden.

De tweede reden is het feit dat dergelijke ervaringscijfers nog volop door banken opgebouwd worden en niet publiekelijk bekend gemaakt worden. Derhalve zijn zulke cijfers niet bruikbaar voor wetenschappelijk onderzoek.

De derde reden heeft te maken met het project dat beschreven wordt. Het project is dusdanig uniek, dat ervaringscijfers het project hooguit zouden kunnen benaderen, als de betreffende bank al vergelijkbare projecten heeft.

De vierde reden is de omvang van het te beschrijven model indien voor de IRB of de IRBA gekozen wordt. Deze valt buiten de scope van dit onderzoek.

5.3. De Standardized Approach

Bij de Standardized Appraoch worden de bedragen waarover kredietrisico gelopen onderverdeeld in een dertiental categorieën. Door de categorieën worden de vorderingen opgesplitst naar soort vordering of naar tegenpartij. Binnen deze categorieën zijn er meerdere wegingen mogelijk. Hierdoor wordt een nadere verdeling naar risico dat op de vordering gelopen wordt gemaakt. Dit zorgt voor een verfijning van de weging ten opzichte van de weging onder het Basel I model. Voor een nadere uitwerking van de dertien categorieën wordt verwezen naar Appendix 443.

43 Voor de volledige uitwerking wordt verwezen naar de het volledige Basel II model

(33)

5.4. Toepassing Basel II op Casus Bolbras

5.4.1. Toepassing Standardized Approach op werkelijkheid

Bij toepassing op de casus wordt er rekening mee gehouden worden dat in werkelijkheid het project gefinancierd is met behulp van directe leningen van verschillende ontwikkelingsbanken. Ook zijn niet alle financierende partijen banken.

Ontwikkelingsbanken kunnen door middel van hun hogere kredietwaardigheid44 goedkoper lenen, omdat ze van derden kunnen lenen op basis van het voor derden lagere risico. Basel II zal, net als Basel I in hoofdstuk 4, op twee manieren worden toegepast. De eerste is op de werkelijke situatie, en de tweede is een hypothetische situatie, waarbij er vanuit wordt gegaan dat de directe leningen aan het project gefinancierd verschaft worden door commerciële banken. Opgemerkt moet wel worden dat in dat geval de gedeeltelijk gegarandeerde lening door de Wereldbank gehandhaafd blijft. Deze is in werkelijkheid door commerciële partijen gefinancierd en is slechts gedeeltelijk gedekt door de Wereldbank.

5.4.2. Weging van het kapitaal in werkelijkheid

Leningen aan Wereldbank (IBRD), Inter-American Development Bank (IDB), Andean Development Corporation (CAF) en de European Investment Bank (EIB):

510 miljoen US dollar. Dit kapitaal krijgt in het Basel II raamwerk een lage risicokwalificatie van 0%. Hierbij is er van uit gegaan dat CAF en andere ontwikkelingsbanken aan de voorwaarden voldoen.45

Leningen aan staatsbedrijf Petrobras: 1011 miljoen US dollar. Zowel de door Petrobras verstrekte lening aan de projectorganisatie als de TCO zijn gefinancierd, dit komt bij elkaar neer op 1011 miljoen US$. De leningen van de MLCA’s aan Petrobras hebben een 150% risicoweging. De credit rating van Petrobras is B (Fitch naar Finanz Nachrichten, 28/12/2005). Dit is lager dan BB-.

Gedeeltelijk gegarandeerde lening: 180 miljoen US dollar. Deze lening is geplaatst bij commerciële partijen, maar met een gedeeltelijke garantie van de Wereldbank en van

44 Finnerty J.D., Project Financing; Asset Based Financial Engineering, John Wiley & Sons, New York, 1996

45 Basel committee on Banking Supervision, International Convergence of Capital Measures and Capital Standards: A Revised Framework, Bank for International Settlements, June 2004

(34)

de Braziliaanse overheid. Dit betekent dat, in geval van default46, in ieder geval een deel van de lening terug wordt betaald aan de financier. Voor het gedeelte dat gedekt is door de garantie zal een lagere weging gelden dan voor het ongedekte gedeelte.

Van de uitgegeven lening wordt de betaling van de principaal na 18 jaar gegarandeerd door de Braziliaanse overheid en worden ook twee interestbetalingen door de Wereldbank gegarandeerd. De Wereldbank krijgt dan ook het recht om net als andere schuldeisers deze twee interestbetalingen terug te vorderen van TBG. Gevolg hiervan is dat, hoewel er een garantie is op interestbetalingen, bij bijvoorbeeld liquidatie de liquidatiekasstroom ook gedeeld moet worden met de Wereldbank, die dan immers ook schuldeiser is.

We gaan hierbij uit van een interestpercentage van 13%47. Het gedeelte dat dan onder de garantie van of de Wereldbank of de Braziliaanse overheid valt is dan 67,9 miljoen US$.48 Dit deel zal een risicoweging krijgen van 0%, naar de credit rating van de Wereldbank. Het overige gedeelte van de lening aan TBG (112,1 miljoen US$) een weging van 150%, dat is immers niet gegarandeerd en zal de risicoweging krijgen van een normale lening aan TBG. We gaan er hierbij van uit dat de lening aan TBG geen betere credit rating zal hebben dan die aan Petrobras.

Aandelenkapitaal: 385 miljoen. Dit is het vermogen dat ter beschikking is gesteld door de verschillende partijen in de vorm van aandelenkapitaal. In deze casus is het grootste gedeelte van het kapitaal in handen van energiemaatschappijen. De TCO valt weliswaar ook onder het eigen vermogen, bezien vanuit de projectorganisatie, maar wordt gefinancierd door middel van externe financiering via Petrobras, daarom is de TCO in een eerder genoemde categorie opgenomen. De weging van het aandelenkapitaal is 100%. (Categorie 12 in appendix 4.)

46 Het niet betalen van de interest of aflossing

47 Het interestpercentage voor subordinated debt is 15%, aangezien in deze lening meer zekerheden zijn verwerkt gaan we uit van een interestpercentage van 13%, het werkelijke percentage is niet bekend

48 Zie appendix 3

(35)

5.4.3. Weging van het kapitaal in theorie

In deze paragraaf wordt is een hypothetische variant opgenomen waarbij er vanuit wordt gegaan dat het project niet via zogenaamde B-loans,49 met behulp van ontwikkelingsbanken wordt gefinancierd, maar dat commerciële banken direct aan de projectorganisatie lenen.

Leningen aan de projectorganisatie: 510 miljoen US dollar. In tegenstelling tot lenen aan de ontwikkelingsbanken wordt er vanuit gegaan dat commerciële banken direct lenen aan de projectorganisatie. Dit brengt een ander risicoprofiel met zich mee. De commerciële banken hebben nu immers alleen een verhaalsmogelijkheid op de projectorganisatie. Net als de eis van de Wereldbank wordt er in dit geval ook vanuit gegaan dat het hier gaat om senior debt. De weging hiervoor is 150% in plaats van de eerdere 0%. Dit is de weging voor het lenen aan de een private organisatie met het risicoprofiel van de projectorganisatie in de BolBras casus.

De andere vormen van financiering blijven gelijk onder de hypothetische variant. We gaan er van uit dat de Wereldbank haar garantie zal blijven verstrekken.

5.4.4. Kapitaalsbeslag

De gewogen kapitaalselementen worden bij elkaar opgeteld en vervolgens vermenigvuldigd met 8% om het kapitaalsbeslag van het project te berekenen.

Voor de werkelijke situatie50 is het kapitaalsbeslag:

2069,7 * 8% = 165,6 miljoen US$.

Voor de hypothetische situatie51 is het kapitaalsbeslag:

2834,7 * 8% = 226,8 miljoen US$.

49 United Nations University, World Institute for Development Economics Research, Discussion Paper no. 2002/118, Multi-Lateral Development Banks and Private Sector Financing, George Mavrotas, December 2002

50 510 * 0% + 1011 * 150% + 67,9 * 0% + 112,1 * 150% + 385 * 100% = 2069,7 miljoen USD risico gewogen activa onder de werkelijke variant

51 510 * 150% + 1011 * 150% + 67,9 * 0% + 112,1 * 150% + 385 * 100% = 2834,7 miljoen USD risico gewogen activa onder de hypothetische variant

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Die siening van die respondente betreffende die bourekenaar- standaard van die determinante wat die kommunikasie- volwassenheidsmodel van die bourekenaar vorm, het

In hierdie hoofstuk is die navorsingsproses waarvolgens hierdie studie uitgevoer is, bespreek. Die interprevistiese paradigma het die studie gerig en ‘n

Appelheksenbezemziekte, veroorzaakt door het fytoplasma (kleine, gespecialiseerde bacteriën) Candidatus Phytoplasma mali, komt in toenemende mate in Nederland voor. In het buitenland

National Prosecuting Authority of South Africa 2016/2017 Annual Report published in 2017 by Department of Justice and Constitutional Development.. Restorative Justice

Die filosofies- opvoedkundige mandaat (grondslag) van die Pretorius-kommissie was tweërlei van aard: dat “die Christelike beginsel in onderwys en op- voeding erken, openbaar en

The identified strong points in the NCPF includes its emphasis on a coordinated approach to security, stressing the need for and instituting cooperation via the JCPS,

This investigation of the phylogeny was indeed preliminary, as more samples and genes still need to be incorporated and the results interpreted in combination with the

Nu een stijging van kosten niet aanvaardbaar is en ook de suggestie uit het Pakketadvies 2010 om het eigen risico te verhogen niet door de minister is overgenomen, meent het CVZ