• No results found

Wat is een Bartje?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Wat is een Bartje? "

Copied!
97
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Wat is een Bartje?

Stageverslag Meinte Dirksen

Dagblad van het Noorden, regioredactie Drenthe 01-05-’19 t/m 31-07-‘19

MA Journalistiek afsluitende stage Rijksuniversiteit Groningen

Begeleider studie: Greta Riemersma Begeleider stageplek: Annique Oosting Studentnummer: S2768100

Inleverdatum: 02-08-‘19

(2)

Sociologie, 2014. De docent had ons gematst, ik en alle studenten hadden hetzelfde script gekregen dat we voor konden lezen. Zo viel het afnemen van telefonische enquêtes voor een gezamenlijk onderzoek een beetje mee. Toch voelde ik de zenuwen opspelen in mijn maag. Ik pakte de telefoon. Ik tikte het nummer in. Ik drukte op het belicoontje. “Goedemiddag, met Meinte Dirksen,”

zei ik door de telefoon met licht trillende stem. Ik ademde even uit. Goed. Dat was alles wat ik zelf hoefde te doen. Daarna had ik immers mijn script.

Minor Journalistiek, 2016. Ik zat op mijn oude middelbare school tussen de leden van de nieuw opgerichte GSA – de Gay Straight Alliance. Het was mijn eerste

‘journalistieke’ interview voor het vak Publieksgericht Schrijven van de minor.

Tegenover me zaten acht mensen. Het was eigenlijk meer een focusgroep, iets wat je vooral in de wetenschap tegenkomt. Toen ik achteraf de tekst ging schrijven realiseerde ik me iets: de uitwerking van de ‘focusgroep’ hoefde op geen enkele manier wetenschappelijk te zijn. Ik kon voor het eerst in mijn studie schrijven zoals ik wilde.

Master Journalistiek, 2018. Thuis achter mijn laptop zat ik gefrustreerd het internet af te speuren op zoek naar iets om een reportage over te maken. Dat was immers de opdracht, maak een reportage. Er gebeurde alleen bar weinig.

Dag van de Docent. Dag van de Wiskunde. Het had net zo goed Dag van de Onvoldoende Die Meinte Boven Het Hoofd Hangt kunnen zijn. Er kwam een tweet voorbij: een vliegtuig zou landen op Airport Eelde. Niet zomaar een, maar een Boeing 747, zo groot waren ze nog nooit op Eelde geland. De bus zou vertrekken over tien minuten en zou een kwartier voor de landing aankomen. De keuze was direct gemaakt. Ik rende mijn huis uit en sprong erin. Ik was net op tijd en trof een menigte aan bij de hekken. Ik pakte mijn blocnote erbij. Ik was nog nooit zo onvoorbereid geweest, maar dat maakte me niet uit: de menigte had alle

antwoorden die ik nodig had.

Stage bij Dagblad van het Noorden, 2019. Ik zag een leeuw, ergens achter de fietsen. Ik bladerde door mijn aantekeningen. Ik had al een paar groepen fietsers gesproken die tijdens de Fiets4Daagse die dag door dierenpark Wildlands in Emmen mochten fietsen en een ontzettend vriendelijke vrijwilligster had me verteld wat ze zo fantastisch vond aan het park en waarom ze daar zo graag vrijwilligerswerk deed. Mensen keken wel een beetje raar op, ik was immers de enige lopende tussen alle fietsers en de enige onder de dertig daar. Maar ik keek vooral naar een schattig baby aapje aan het einde van de route. Achteraf kwam ik nog de organisator tegen van de Fiets4Daagse in Emmen. “Jij hebt een goede tijd gehad, zie ik,” lachte ze. En ik knikte.

Want wat heb ik een goede tijd gehad.

(3)

Op mijn eerste stagedag was Bartje vermist. Niet het bronzen beeld bij het Drents Archief, maar het metershoge betonnen geval dat nu in Beilen staat. Op de eerste dag had ik alleen werkelijk geen idee wie of wat een ‘Bartje’ zou moeten zijn. Ik typte stiekem zijn naam in op mijn telefoon en kwam erachter dat Bartje niemand minder is dan een Drents icoon. Ik had nog veel over de regio te leren.

Motivering stage bij Dagblad van het Noorden

Vooraf had ik drie redenen om te solliciteren voor een stage op een

regioredactie. Ten eerste omdat ik het idee had dat ik bij een regioredactie veel verschillende soorten stukken zou kunnen maken en veel zou kunnen doen. Ten tweede omdat een regiokrant gericht is op menselijke, persoonlijke verhalen. Dit zijn verhalen die ik tijdens de studie het leukste vond om aan te werken en verhalen waar ik dus in mijn stage ook graag aan wilde werken. Landelijk nieuws kent vaker – dat is tenminste mijn veronderstelling - nieuwsverhalen waarbij politici, bedrijven of instanties aan het woord komen. Een persoonlijk verhaal over een man die een wedstrijd in een handbike gaat afleggen en wat dit voor hem betekent zou je niet snel in De Volkskrant terugzien. Een regionale krant, zoals ik voor de stage van de Zwolse krant De Stentor kende en wat ik online las van Dagblad van het Noorden, staat hier juist vol mee.

Mijn laatste reden vooraf was dat ik door de stage een kans zou hebben om tijdelijk mee te kunnen draaien op een redactie, waardoor erachter kon komen of werken op een (regio)redactie iets voor mij zou kunnen zijn. Ik zag mezelf altijd meer als iemand die aan langere verhalen zou werken en meer onderzoeksjournalistiek zou doen.

Ik werd aangenomen op de regioredactie in Drenthe, aangezien alle plekken in Groningen al waren vergeven. Een stage in Assen betekende twee grote verschillen ten opzichte van een plek in Groningen: ik zou komen te werken in een kleiner team en in een voor mij onbekendere regio.

Die middag keek ik voor het eerst op de Drentse pagina van de website van Dagblad van het Noorden. Er was een boom omgevallen in het Asserbos, dat was het topverhaal op de voorpagina. Toen wist ik het zeker: dit was een goede keuze. Ik had een stageplek gevonden op een kleine redactie waarbij ik zowel nieuws kon maken als persoonlijke verhalen kon schrijven in het Noorden van het land.

Werkwijze

Dagblad van het Noorden publiceert artikelen op de website en in de krant. Het principe is online first: alles komt eerst op internet zodra de artikelen af zijn en de meest relevante artikelen verschijnen de volgende ochtend in de krant. De doelgroep zijn mensen uit de regio waar de krant uitgegeven wordt. Mensen die de krant ontvangen in Drenthe zijn over het algemeen oudere mensen. De

(4)

gehandhaafd. Daarnaast werken er twee videoverslaggevers, een rechtbankverslaggever, een snelnieuwsredacteur, iemand die voor de weekbladen werkt (zoals Asser Courant) en soms een freelancer die één of

meerdere dagen per week op de redactie werkt. En één stagiair, de rol die ik van mei tot en met juli 2019 vervulde.

Deze redactie in Assen is alleen verantwoordelijk voor het regionieuws van noord-Drenthe. Er is ook een redactie in Emmen, die het nieuws van zuid-

Drenthe maakt, waar zo’n vijf mensen werken. De rest van de krant wordt vanuit Groningen gemaakt. Dit betekent dat veruit de meeste mensen ook in Groningen werken. Daar zit niet alleen de gehele Groningenredactie maar ook de

eindredactie, sportredactie, cultuurredactie, bijlageredactie en de technische zaken als HR en acquisitie. De redactie in Assen is dus echt maar een klein onderdeel van het hele bedrijf.

Een normale werkdag begint ’s ochtends om 9 uur met de

ochtendvergadering, waarbij iedereen vertelt wat er die dag voor hen op de planning staat. Ook de planning zelf wordt hier besproken en dit is het moment om onderwerpen in te brengen. Ik kwam ook steeds aan de beurt waarbij ik kon vertellen wat ik die dag zou doen. Daarna zijn er op de dag geen vaste

momenten meer: het is de bedoeling om de rest van de dag de afgesproken stukken te maken voor de afgesproken deadline.

Journalistieke visie

Verhalen van Dagblad zijn eigenlijk altijd laagdrempelig geschreven. De

berichten zijn in mijn ervaring een mix van hard nieuws uit de regio en ‘leuke’

verhalen over opvallende, bijzondere of gewoon grappige dingen die in de regio gebeuren.

Op de redactie was veel discussie over wat er wel en niet in de krant zou moeten komen. Vaak had men het over een ‘evenementenkrant’, waarbij de krant langzaam vol kwam met voorverhalen of reportages over evenementen, wat toch wel als negatief werd gezien door de meeste redacteuren.

Halverwege mijn stage begon Dagblad van het Noorden daarnaast met een nieuwe werkvorm genaamd Samen Sterker. Een van de veranderingen hierbij was dat er snelnieuwsredacteuren kwamen die elke dag de portals op de website kwamen vullen: speciale pagina’s met nieuws voor een kleinere regio,

bijvoorbeeld alleen nieuws over Tynaarlo. Hierdoor ontstond ook discussie op de redactie over welke berichten wel en niet geplaatst zouden moeten worden. De snelnieuwsredacteuren moesten hun quota halen, maar tegelijkertijd waren zij afhankelijk van persberichten. Het woord ‘ondergrens’ viel bijna dagelijks in discussies of een tuinfeest of ander klein evenement een plekje op de website van Dagblad zou verdienen. Veel redacteuren vonden de portalberichten te weinig nieuwswaarde hebben voor de website.

Iets waar ik zelf mee te maken had was een bericht naar aanleiding van Minister van Gehandicaptenzaken. Dat was een televisieprogramma waar twee noordelijke kandidaten aan meededen en in de finale kwamen. Ik schreef hier

(5)

Mij was toen gevraagd, omdat ik het programma toch zou kijken, een berichtje te typen als één van hen zou winnen. Beide zijn het op een haar na niet geworden en ik had mijn berichtjes dus de prullenbak in gegooid. De volgende dag besprak ik met regioverslaggevers Willem Dekker en Bas van Sluis dat er toch een berichtje moest komen dat ze verloren hadden, aangezien Dagblad ook de andere berichten had gemaakt. Zo zou het onderwerp afgesloten kunnen worden.

Dus ik typte een bericht. Er moest een specifieke foto bij, daarvoor belde ik de nieuwstafel (die speciale online berichten in elkaar zet). Daar waren ze het niet helemaal eens met het bericht, aangezien het om een negatief ging: als iets niet is gebeurd, is het geen nieuws. Ze zouden het desondanks plaatsen,

beloofden ze. Ook nadat ik een tweede keer belde toen het een paar uur later nog niet online stond zouden ze het plaatsen. Ook na de derde keer werd mij beloofd, ze zouden het plaatsen. Het bericht is niet online gekomen, in mijn ogen door een verschil in hoe men nieuwswaarde ziet tussen de redacties.

(6)

Het blijft een hele ervaring om mensen te vertellen wat ik deed op een dag.

Regiojournalistiek, zeg ik dan. “Wat houdt dat in?” Dan vertel ik dat ik in Orvelte was op een volksdansfestival, of een spelletje Dungeons & Dragons meespeelde voor de krant in de spellenzaak De Purperen Draak. Ik vertel vaak over de dag dat ik een vrouw interviewde over dat ze buiten stond te schilderen. De

wenkbrauwen schieten omhoog, er verschijnt een ongemakkelijke lach en “ah, leuk”, zeggen ze dan.

De dagelijkse gang van zaken

Tijdens mijn stage draaide ik bijna vanaf het begin al volledig mee op de redactie. Dat betekent dat ik op de eerste dag al begon aan het schrijven van een nieuwsartikel, na de eerste week stond ik drie keer in de krant. Mijn

takenpakket was wel iets lichter dan de andere verslaggevers als stagiair: ik had in principe geen artikelenquota of verplichting om elke dag een stuk in de krant te vullen. Ook hoefde ik in principe niet naar gemeenteraadsvergaderingen, piketdiensten te draaien of weekenddiensten te draaien. Wel kreeg ik naarmate de stage vorderde – en, ik moet zeggen dat ik niet weet of dit bewust gedaan werd of niet - meer opdrachten en grotere verhalen om te schrijven.

Ik kreeg zowel onderwerpen aangedragen als dat ik met eigen ideeën kon komen. Dit verschilde wel per dag. Sommige dagen waren er onderwerpen die in de krant moesten komen maar nog niet behandeld werden, dan nam ik die op me, andere dagen was er wel ruimte om over een eigen onderwerp te schrijven.

De eerste helft van mijn stage kreeg ik ook bijna elke dag een kortje

toegewezen, een klein berichtje voor de in de krant. Die kreeg ik niet meer toen DvhN overging op een ander ICT-systeem.

Ik was eigenlijk ook “bonus”, er werd van mij verwacht dat ik me zou inzetten maar als ik een dag geen artikel publiceerde hoefde ik niet direct te stoppen met de stage. Toch was er alle ruimte voor mijn artikelen. Als ik een verhaal maakte kwam deze meestal (bijna) volledig een dag later in de krant.

Alle artikelen die ik maakte moest ik wel laten nalezen door een andere verslaggever, meestal verslaggever Rosa Timmer.

Ik werd door twee mensen begeleid. Annique Oosting was mijn officiële begeleider, maar omdat zij tevens redactiechef is en niet alle dagen tijd had of aanwezig kon zijn was Rosa Timmer mijn meer dagelijkse begeleider. Zij las stukken na en kon mijn vragen beantwoorden. Zij overlegde ook met Annique over de tussentijdse gesprekken en beoordeling.

Onderwerpen

Ik heb tijdens mijn stage veel verschillende dingen gedaan en over veel

verschillende onderwerpen geschreven, zoals ik van te voren hoopte dat ik zou kunnen doen. Ik heb gewerkt aan nieuws, reportages, vraag- en

antwoordartikelen, fotoberichten, rechtbankverslaggeving, gemeenteraadsstukken, bijlageverhalen en ik zat in een video.

(7)

bedoel of de juiste personen in het stuk voorkwamen, alle kanten waren

vertegenwoordigd en alle vragen die een lezer zou kunnen hebben beantwoord waren. Die volledigheid kon in het begin soms nog wat beter, hier ging ik steeds meer op letten.

Ook merkte ik dat je sterk in je schoenen moet staan als journalist.

Nieuwsverhalen hebben namelijk soms negatieve gevolgen voor één van de betrokken partijen, die je wel moet benaderen voor een reactie in het stuk. Toen een man met een metaaldetector een mortiergranaat bij een camping vond wilde de camping dit niet in het nieuws hebben. Toen ik belde kreeg ik te horen dat ze later terug zouden bellen. Rosa zei toen al, “die gaan niet meer bellen”.

De volgende keer was ik dus voorbereid. In een artikel over lawaaiige nachtelijke bevoorrading van een winkel belde ik de winkel op voor een reactie, die ze niet direct wilden geven. Ik zei dat ik ze in dat gesprek de mogelijkheid gaf om te reageren en dat dit gesprek ook de enige mogelijkheid was. Er kwam nog steeds geen reactie, maar ik heb wel geleerd me niet zomaar af te laten wimpelen.

Naast nieuwsartikelen waren een aanzienlijk deel van mijn verhalen

reportages. Twee reportages waar ik veel van leerde zaten aan het einde van de stage, de Fiets4Daagse reportages en de Meppeldag.

De reportages van de Fiets4Daagse waren best wel een uitdaging. Daar had ik drie onderwerpen: een foodtruckfestival in Meppel, de fietsers door

Wildlands in Emmen en het volksdansfestival SIVO in Orvelte. Iedere dag ging ik – naast het spreken van een vrijwilliger en voorzitter Jan Broertjes – naar de locaties toe om te beschrijven wat daar gebeurde. Ik vulde die week bijna iedere dag een volle pagina in de krant.

Maar met alleen beschrijvingen en mensen die zeggen dat ze een leuke dag hebben krijg je geen journalistiek verhaal. Ik begon te zoeken naar

opvallende zaken: een hondje achterop een fiets, een groep in hetzelfde T-shirt of mensen die met een brede glimlach rondliepen. Een van de vrouwen die ik sprak in Wildlands vertelde aan een ander dat ze elke week in het dierenpark kwam en het helemaal fantastisch vond. Ik liep naar haar toe, zei dat ik haar écht niet aan het afluisteren was en vroeg of ze het verhaal ook aan mij zou willen vertellen. Dat wilde ze wel, graag zelfs.

Op die manier leerde ik een langer journalistiek verhaal ter plekke in elkaar te zetten. Ik zocht op locatie alle stukjes bij elkaar om iets interessants te kunnen vertellen dat anderen ook leuk zouden vinden om te lezen. Eerlijk is eerlijk, zo interessant is een foodtruckfestival op de Fiets4Daagse niet. Maar een familie die met alle generaties fietst of twee meisjes die honderden tasjes met prullaria in hadden moeten pakken om aan de fietsers te geven maken zoiets veel opvallender.

Ook wist ik steeds beter wanneer ik genoeg had. Ik ging niet mens na mens vragen om maar wat te zeggen voor het artikel, maar terwijl ik bezig was dacht ik na over het verhaal dat ik wilde vertellen en wat daar nog voor nodig zou hebben. Een willekeurige man die zegt dat hij een leuke dag heeft is dan niet

(8)

de extreme hitte van die dag. Het interessante aan die reportage was dat ik eigenlijk vier verschillende repo’s deed. Ik kon niet elke update een bezoeker vragen die vervolgens zou zeggen hoe leuk hij of zij het had. Ook daar ging ik dus op zoek: ik sprak dansers, de EHBO en een kraamverkoper. Toen ik een stuk zat te typen zag ik twee hele energieke clowns, waar ik toen ook op af stapte.

Het maakte dat ik dus elk dagmoment een nieuwe invalshoek moest zoeken.

Het was overigens verder verschrikkelijk. Uiteindelijk liep ik de hele dag met 38 graden rondjes door heel Meppel waarbij ik vaak even genoot van de airco in de Action. De hitte speelde niet alleen bij mij zijn parten. Menig

Meppeldag-bezoeker had er last van en mijn vraag of ik wat vragen zou kunnen stellen werd nogal eens ruwweg beantwoord met “Niet in deze hitte” of “Kan ik je verstaan met deze herrie? Nee, dat kan ik niet.”

Invalshoeken en aanpak

Hoe ik een artikel aanpakte verschilde ook per onderwerp. Vaak was het een kwestie van alle betrokken partijen interviewen, maar soms vergde dit iets meer denkwerk. Een paar voorbeelden.

Bij een artikel voor de onderwijspagina wist ik alleen dat het over

laaggeletterdheid onder jongeren moest gaan. Hoe ik dat verder zou invullen was aan mij. Ik heb toen Biblionet, een wetenschapper en de Raad voor Cultuur (die lezen onder jongeren wilde bevorderen) gesproken en daarmee het verhaal gemaakt. Later bedacht ik dat het misschien leuk was geweest om een

mediatheekmedewerkster op een school in het verhaal aan het woord te laten, dat was iets voor een volgende keer.

In een vierluik van mensen die moesten werken in de hitte besloot ik op positieve verhalen te focussen in plaats van enkel de negatieve, omdat de negatieve verhalen me vrij standaard leken. Ik sprak toen een

campingmedewerkster, een terraseigenaar en een ongediertebestrijder die allemaal op hun eigen manier profiteerden van de hitte.

In het bijlageverhaal over Dungeons & Dragons leek het me leuk om het verhaal van het spel zelf te verweven met het journalistieke verhaal. In het spel bedenken spelers samen namelijk samen een fantasieverhaal. Hiervoor ging ik naar een spellenwinkel om een ronde mee te doen. Zo ontstond een artikel over zowel de opkomende populariteit van het spel als een fantasieverhaal over Thorgar Ironbeard die met de andere spelers een grot in trok, wat context gaf aan het journalistieke verhaal.

Ik probeerde, zoals in die spellenwinkel, zo veel mogelijk naar plekken toe te gaan. Bij de persoonlijke verhalen helpt dit omdat je iemand kunt zien in zijn of haar omgeving, waardoor je diegene ook iets beter begrijpt. Ook voor een interview met een badjuffrouw voor een zomerdrieluikje waarvan ik in principe het nummer had heb ik toch de bus gepakt naar Annen.

Naast de reportages en nieuwsberichten ben ik tijdens mijn stage twee keer meegegaan met een andere verslaggever om te spieken: met

(9)

en Daniëlle schreven in principe het verhaal, maar ik typte zo veel mogelijk mee en vergeleek achteraf welke dingen daarvan in het verhaal terugkwamen. Bij allebei merkte ik dat ik vrij veel onnodige informatie had genoteerd. In de

rechtbank ging het meer om het verhaal dat vooraf ging dan om de details in de zaak en bij de gemeenteraad was vooral de discussie interessant, niet de vooraf gepubliceerde documenten.

Daarna heb ik aan Daniëlle gevraagd of ik een keer zelf naar de

politierechter zou kunnen gaan om verhalen te kunnen maken. Dit heb ik gedaan op 22 juli 2019. Dat was een nieuw soort uitdaging. De verhalen liggen in

principe op tafel, die komen aan een stuk door voorbij. Ik was constant bezig met bepalen of een zaak interessant zou zijn voor een stuk, welk deel dan

interessant zou zijn voor het artikel en wat feitelijk was, aangezien de verdachte vaak een ander verhaal vertelde dan de rechter.

Toen ik kort even met de rechter praatte tijdens een pauze noemde ze rechtbankverslaggeving “belangrijk werk”. Dat zette me aan het denken over het journalistiek nut van rechtbankverslaggeving. Bij de onderwerpen vroeg ik me af waarom iemand daar een stuk over zou willen lezen. Soms als waarschuwing, bijvoorbeeld dat je nooit een wietplantage moet beginnen als je in de schulden zit en er louche mensen op je afkomen. Of is het juist vooral een leesverhaal met emotie, zoals een zaak over kindermishandeling?

De rechter vond alleen ook dat die zaak over kindermishandeling niet geschikt was voor in de krant, daar was ik het dan weer totaal niet mee eens.

Journalistieke kwesties

Wanneer ik bij een interview zei dat ik schreef voor DvhN kreeg ik vaak een van twee mogelijke reacties: of iemand vond het leuk om in de krant te komen, of iemand was direct op zijn hoede.

Mensen waren vrij achterdochtig tijdens interviews. Bij veel interviews buiten een reportage om (waarbij ik mensen eigenlijk maar kort sprak) vroeg de geïnterviewde me of die het artikel van tevoren zou kunnen lezen. Ook hoort in de meeste artikelen bij de personen een naam, leeftijd en woonplaats, maar soms wilde iemand een van de drie niet geven. Met foto’s kreeg ik soms

hetzelfde probleem, dat mensen liever niet (herkenbaar) op beeld wilden komen.

Ik denk dat mijn leeftijd hierbij meespeelde. Ik kreeg vaak de indruk dat mensen dachten, “wat gaat deze jongen over mij schrijven?”, en mij niet vertrouwden dat ik dat goed zou kunnen doen.

Ik ging hiermee om door mensen tijdens interviews duidelijk te maken wat ik zou gaan schrijven en hoe het interview in het uiteindelijke verhaal zou

komen. Ik probeerde wat geleerde interviewtechnieken toe te passen, zoals het gezegde samenvatten in andere woorden of te vragen of ik iets goed had

begrepen. Ik maakte de mensen deel van het verhaal en, als het onderwerp het toeliet, maakte ik ze duidelijk dat onze doelen gelijk waren. Iemand wil goed in de krant komen en ik wilde de mensen waarheidsgetrouw in de krant naar voren laten komen. Dit kon natuurlijk niet bij alle verhalen, soms is het beter om je

(10)

ik aan een verhaal over gestolen elektrische fietsen bij een bejaardenflat. De anonieme lezer had zijn telefoonnummer achtergelaten dus ik belde hem en ging op bezoek. Hij deed zijn verhaal en ik schreef mee. De man wilde liever niet met zijn naam in de krant, ik besloot dit later nog eens te overleggen met hem en anders op de redactie te overleggen hoe ik dat zou kunnen aanpakken. Ik vroeg of ik een foto zou kunnen maken, daar hadden we toestemming voor nodig van de bewonersgroep. Die zat net beneden te vergaderen, dus we liepen erheen.

De bewonersgroep was niet blij dat ik er was, om het mild te zeggen. De woordvoerder zou een reactie geven en verder niemand. “Niemand doet hier een interview,” zei de voorzitster. Ik werd verzocht zo snel mogelijk weer weg te gaan, ze was een beetje chagrijnig dat ik er überhaupt was.

De man trok zich toen volledig terug. Hij vertelde dat hij niets meer in de krant wilde. Toen kwam de crux: hij wilde mijn blaadjes hebben. We liepen wel naar de uitgang, maar hij wilde me niet zomaar laten gaan. Ik stond voor een dilemma. Ik kende van de opleiding de regels, maar ik twijfelde of alles was zoals ik dacht. Ik zei tegen hem dat ik in principe de blaadjes kon houden en zou kunnen gebruiken. Hij had gezegd dat hij zijn naam er niet in wilde, dat zou ik wel moeten honoreren. Ik zei dat ik het verder op de redactie wilde overleggen.

De man ging niet akkoord. “Of je geeft ze, of je vernietigt ze,” zei hij. Ik gaf ze. Achteraf weet ik dat ik dat niet had moeten doen, op het moment had ik geen idee wat ik moest doen.

Achteraf heb ik de situatie met Rosa en regioverslaggever Hilbrand Polman besproken. Ik dacht dat het vaker voor zou komen dat iemand de blaadjes zou willen hebben maar dat was niet het geval. Niet in Nederland tenminste, Rosa zei dat dit in Iran nog wel eens voorkomt. “Maar het is hier niet Iran,” zei ze. Wat ik een goed argument vond is dat de reputatie van de krant op die manier op het spel komt te staan. Als mensen weten dat redacteuren van DvhN zo hun notities afstaan dan kunnen mensen de verslaggevers een stuk minder serieus gaan nemen, want als ze niet schrijven wat je wil, kun je gewoon om de blaadjes vragen.

Rosa heeft achteraf de man opgebeld en om de blaadjes teruggevraagd.

Hij had ze al weggegooid. Ik heb er zelf een hoop van geleerd en ik laat het niet nog eens gebeuren. Rosa had gelijk, het is hier niet Iran.

Een laatste punt is de stroom aan PR die je als journalist over je heen krijgt. Ontzettend veel mensen willen met een bepaald doel en met een bepaald narratief in de krant komen en vertellen een hoop over hun bedrijf, hun

evenement en hun persoonlijke wensen van het artikel. Tijdens de Fiets4Daagse maakte ik bijvoorbeeld een reportage van een foodtruckfestival bij een

fietsenwinkel, maar de PR-dame van die winkel wilde graag vertellen over hoe geweldig hun fietsen waren. Zinnen als het zou mooi zijn als je dat erin kunt zetten of schrijf je dat wel op? zijn vaak voorbij gekomen. Het is zaak om dat eigenlijk allemaal te negeren.

(11)

Ik kreeg in mijn tweede stageweek een mail van chef Marc Bootsgezel, met in de onderwerpregel “AAAAAAAAAAAH PANIEK!!!!!!!!!!!!!!!!!!!”. De kleuren van een van de gemeentevlaggen in het artikel over die Drentse vlaggen bleken verkeerd in de krant te staan. Een drukfout, meer niet. Ik had de goede foto aangeleverd.

Dat was naast Blaadjesgate de enige keer dat ik – voor heel even tenminste - het idee had dat ik iets verkeerd had gedaan. En dat is een goed teken.

Begeleiding vanuit de stageplaats

Vanuit de stageplaats was Annique Oosting mijn begeleidster. Omdat zij tevens redactiechef is en zowel in Assen als Emmen werkt werd ik ook begeleid door Rosa Timmer, verslaggever in Assen. Ik kon bij allebei terecht voor mijn vragen, het meeste stelde ik dus aan Rosa. Ook zij was niet alle dagen aanwezig, maar ik zat zelden alleen op de werkvloer en iedereen op de redactie was bereid om mijn vragen te beantwoorden of om stukken na te lezen. Ik heb gedurende mijn stage nooit gehad dat iemand niet de tijd daarvoor nam.

In mijn stageplan gaf ik twee dingen aan qua begeleiding. Ten eerste dat ik het liefst begeleid wordt op een manier waarbij ik al mijn vragen kan stellen en verder gewoon aan de slag ga. Ten tweede dat ik soms het idee had dat ik die vragen te lang voor me zou houden terwijl ik zelf in het diepe aan het zwemmen was.

De begeleiding op de stageplek was wat dat betreft heel fijn. Ik kon elke dag aan de slag met een onderwerp en ik kreeg de ruimte, vrijheid en het vertrouwen om daarmee te doen wat ik wilde. Mocht ik er niet uitkomen, mocht iets anders lopen dan verwacht of mocht ik niemand te pakken krijgen kon ik dat bespreken.

Ik werkte bijvoorbeeld aan een artikel over calamiteiten bij de WMO

waarvoor ik naar het gemeentehuis toe ging. Het was een behoorlijk ingewikkeld onderwerp dat ik niet goed genoeg begreep, waardoor ik tijdens dat interview niet genoeg had doorgevraagd. Ik heb daarna in overleg met Annique en

verslaggever Leonie Sinnema, die het onderwerp zou doen maar toen geen tijd had, het onderwerp verder laten zitten. Dat ging ook op een fijne manier, hoewel ik zelf niet heel blij was met het resultaat was er niemand boos en was het – voor zover ik meekreeg in ieder geval – geen groot probleem.

Ik had verwacht dat Blaadjesgate, zoals ik besproken heb in deel 2, een groter probleem zou worden. Het was juist heel prettig hoe Rosa en Annique hiermee om gingen. Ik kon uitleggen wat er was gebeurd waarna ze me

uitlegden dat ze enerzijds snapten dat ik niet wist wat ik moest doen, maar ook uitlegden wat ik wél had moeten doen en waarom. Het werd niet per sé gezien als een grote fout maar meer als iets waar ik van zou kunnen leren. Zolang ik het maar niet nog een keer zou doen.

Toen ik langere, meer diepte-interviews ging houden voor het artikel over de nieuwe Minister van Gehandicaptenzaken heb ik Rosa Timmer gevraagd om wat tips over hoe je zoiets zou kunnen aanpakken. Een goeie tip was toen bijvoorbeeld om iemand niet met emoties achter te laten en altijd na de

(12)

kreeg aangeboden. Iedere keer als ik een korte vraag had of een artikel had getypt en vroeg of iemand het na zou kunnen lezen liet iemand het werk even staan om me te helpen.

Wat ik ook graag wil vermelden in dit verslag is dat de sfeer op de redactie iedere dag erg prettig was. Ik werd vanaf dag één betrokken in gesprekken en meegevraagd om kibbeling te eten op de markt, zoals een groep iedere

woensdag doet. Het maakte dat ik me altijd welkom en betrokken voelde op de redactie, zelfs al was ik er nieuw binnengekomen en zou ik na een paar maanden weer vertrekken.

Begeleiding vanuit de opleiding

Vanuit de opleiding waren er twee manieren van begeleiding, de updates via Nestor en het tussengesprek.

De updates typte ik (meestal) elke twee weken waar ik reactie van Greta Riemersma op kreeg. Deze waren nuttig om te schrijven. Het zorgde ervoor dat ik stilstond bij wat ik gemaakt had en wat ik nog zou kunnen doen. Iedere keer schreef ik bijvoorbeeld iets over de onderwerpen waar ik over had geschreven, wat steeds meer nieuws werd in plaats van andere soorten verhalen.

Het zorgde er ook voor dat ik bleef nadenken over hoe ik mijn doelen zou kunnen aanpakken en welke andere punten ik zou willen verbeteren. De reacties waren nuttig, bijvoorbeeld het aanvullen van aantekeningen na interviews en wat wel en niet goede keuzes waren.

Ik beschouwde de updates dan ook als iets dat ik meer voor mezelf deed dan voor de opleiding. Er was niet altijd tijd om de updates te typen en soms kwamen ze dus te laat, maar dat leek me meer een goed teken over de dagelijkse praktijk dan een probleem.

Ook het tussengesprek was erg nuttig. Ik zal hier in de evaluatie verder op ingaan, maar het was goed om halverwege de stage te kijken wat ik had gedaan, hoe dat was gegaan en wat ik nog zou kunnen doen en zou kunnen verbeteren.

(13)

Tijdens de sollicitatie voor de stage en in het eerste gesprek met Annique noemde ik dat ik een redactiestage wilde doen om te kunnen ontdekken of het iets voor me zou zijn. Ik zag mezelf meer als iemand die aan langere projecten zou willen werken, iemand die meer richting onderzoeksjournalistiek zou

trekken. Zag, in verleden tijd.

Vaardigheden uit de opleiding

Er zijn veel vaardigheden uit de opleiding die ik heb kunnen gebruiken. Ik begon aan de opleiding met heel erg beperkte ervaring, enkel in mijn eigen schrijfsels en wetenschappelijke interviews. Tijdens de opleiding heb ik geleerd

journalistieke interviews te houden en daarbij te letten op de volledigheid en concreetheid van antwoorden. Een voorbeeld is het doorprikken van

“woordvoerderantwoorden”, waarbij je geen genoegen neemt met een antwoord als “Wij zullen onze communicatieprocessen optimaliseren.” Ook leerde ik tijdens interviews veel om voorbeelden te vragen en door te vragen over interessante onderwerpen die onverwacht voorbijkomen.

Daarnaast leerde ik bij de opleiding genoeg over het schrijven van nieuwsartikelen om tijdens de stage deze ook te kunnen schrijven. Mijn

nieuwsartikelen zijn nog zeker niet perfect, die kan ik nog wel korter en scherper schrijven, maar aan de basisstructuur hoefde ik meestal weinig te veranderen.

Aansluiting opleiding en stage

De aansluiting van de opleiding op de beroepspraktijk was bij de stage eigenlijk vrij goed. Het dagelijkse werk op de redactie leek namelijk redelijk op de

redactieweken van de studie. Iedere ochtend een vergadering, daarna stukken typen en een chef die de boel in de gaten houdt.

Ik merkte natuurlijk een paar grote verschillen. Ten eerste de status van Dagblad van het Noorden tegenover artikelen voor Journalistio of artikelen die niet gepubliceerd zouden gaan worden. Bellen voor Dagblad van het Noorden ging veel makkelijker. Woordvoerders waren veel meer bereid mij te woord te staan en interviews waren veel sneller geregeld. Ik merkte dat de krant onder bijna iedereen die ik sprak wel bekend was en op reportages waren mensen vaak ook enthousiast dat ik ze voor de krant wilde spreken. Dat maakte dat ik als journalist serieuzer werd genomen, maar ook zoals ik eerder al heb genoemd achterdochtiger benaderd werd.

Een ander groot verschil waren de onderwerpen waar ik over schreef.

Tijdens de opleiding hadden we geen toegang tot persberichten, gemeenteraad, rechtbank, netwerken van anderen en mensen die ons benaderden voor nieuws, waardoor we vaak nieuws “bedachten”. We lokaliseerden landelijk nieuws of schreven over een groot thema. We schreven eigenlijk nooit over een onderwerp omdat er iets over op de website zou moeten komen. Dit was bij DvhN anders, daar moesten bepaalde evenementen behandeld worden en moest nieuws altijd op de website komen. Onderwerpen kwamen daarnaast binnen via persberichten

(14)

Stagedoelen

Het eerste doel was om mijn interviewvaardigheden te verbeteren. Tijdens de stage werkte ik hier bijna automatisch aan omdat interviewen een van de dagelijkse werkzaamheden was. Ik heb een aantal keer gevraagd aan collega’s wie ik bij bepaalde stukken goed zou kunnen spreken en soms ook welke vragen ik echt moest stellen. Door reportages als de Fiets4Daagse en de Meppeldag leerde ik ook meer spontaan interviewen, zonder voorbereiding tijdens een interview vragen te stellen en daarmee te zoeken naar iets interessants om over te schrijven.

Ik wilde met mijn stage mijn schrijfvaardigheid ook verbeteren. Waar ik het meest in te leren heb is om kort te schrijven. Ik hou heel erg van lange verhalen maken en ben erg trots op de twee bijlageverhalen die ik heb kunnen maken, maar korte nieuwsberichten konden vaak nog bondiger. Daar heb ik van Rosa en andere verslaggevers op de redactie veel hulp bij gehad. Harald Buit hielp bijvoorbeeld bij een artikel over een speeltuin in Hoogeveen die zou verdwijnen, waarbij hij mijn versie verkortte en daarna vergeleek met mijn eerste versie, waar ik duidelijk kon zien hoe je zinnen kunt verkorten.

Het bedenken van onderwerpen om over te schrijven bleef lastig, al schijnt dat normaal te zijn voor stagiairs. Ik merkte wel vooruitgang. In het begin was ik enkel op de hoogte van Drents nieuws van Dagblad van het Noorden. Ik ben later Drents nieuws van ook RTV Drenthe en bijvoorbeeld Asser Courant gaan lezen, en ook meer landelijk nieuws. Dat maakte dat ik meer wist over wat er gebeurde in de regio. Ik hield Twitter ook meer in de gaten en lette tijdens verhalen op wat er misschien later nog over gemaakt zou kunnen worden. Zo kwam ik op een paar artikelen, bijvoorbeeld over Vlucht Voorwaarts, de scoop coa-vluchtelingen bij SIVO omdat ik daar als eerste achteraan belde en iets heel kleins, de vervanging van de Miss Noord verkiezing in Roden. Het bijlageverhaal over de opkomende populariteit van jaren-80 spel Dungeons & Dragons onder jonge mensen kwam ik op omdat ik veel mensen in mijn eigen omgeving over het spel hoorde.

Ik oefende ook met het meeschrijven tijdens interviews gedurende de stage, omdat mijn aantekeningen niet erg bruikbaar waren in het begin. Dit kwam omdat ik veel op opnames van interviews had vertrouwd. Daarom ging ik eerst artikelen schrijven met alleen de aantekeningen en zonder de opname waarna ik helemaal stopte met opnemen. Dat zorgde ervoor dat mijn handschrift nog een stuk slechter werd maar ik wel veel meer en veel duidelijker alles leerde op te schrijven.

Persoonlijke ontwikkeling

Naast de stagedoelen heb ik persoonlijker ook veel geleerd van de stage. Ik merkte een verschil voor en na de tussengesprekken. Ik twijfelde in de eerste weken zelf redelijk of ik goed bezig was. Maar het eerste tussengesprek met Annique en Rosa waren ze allebei positief. Ik was nog onervaren dus verbetering was mogelijk, maar over het algemeen was ik goed bezig, zeiden ze. Wel, dat

(15)

Ik durfde ook steeds meer ruimte te nemen. Ik leerde dat het belangrijk was om niet te veel, of eigenlijk helemaal niet te geven om wat mensen over je denken. Dat maakt namelijk weinig uit. Het is hoe dan ook onnatuurlijk om iemand die je niet kent persoonlijke vragen te stellen, dus als je toch bezig bent kun je net zo goed er volledig voor gaan.

Toen Sven Romkes vooraf aan zijn interview over Minister van

Gehandicaptenzaken vertelde over een hersenbloeding die hij een paar maanden eerder had gehad moest ik daar wel in het interview op terugkomen. Ik zou dat buiten zo’n interview om nooit gedaan hebben omdat het een erg persoonlijk en emotioneel onderwerp is, maar juist daarom heb ik er naar gevraagd tijdens het interview. Hij vond het prima en kon er open over vertellen, maar dat is toch een drempel die ik mezelf even over moest trekken.

Het bellen van de winkel die lawaaiig hun voorraden bijvulde en de camping die het nieuws over de gevonden granaat stil wilden houden waren ook leerzaam daarin. Ik wist van tevoren dat ze allebei niet blij zouden zijn met het

telefoontje, maar het telefoontje is onderdeel van journalistiek werk. Die werden dus niet boos op mij, per sé, maar boos op het feit dat de krant erachter kwam.

Ik begon het eigenlijk wel leuk te vinden om soms een beetje te stangen.

Toen een vrouw vroeg of er écht een foto bij het artikel moest komen, omdat ze eigenlijk niet op de foto wilde, zei ik “ja”. Dat moet, mevrouw. En ze deed het.

Gemist in opleiding

Iets dat in de opleiding nog mist is dat we in vergelijking met de stage weinig korte nieuwsartikelen maakten. Omdat we in redactieweken per dag beoordeeld werden op de artikelen die we maakten wilde ik in ieder geval iets degelijks afleveren van redelijke lengte. Daardoor leer je alleen niet kort schrijven voor in een krant.

(16)

De stage bij Dagblad van het Noorden is mij erg goed bevallen. Ik kreeg de ruimte om op allerlei verschillende manieren aan de slag te gaan. Hierdoor werkte ik aan nieuws, reportages, vraag- en antwoordartikelen, fotoberichten, rechtbankverslaggeving, gemeenteraadsstukken, kortjes, persoonlijke interviews en bijlageverhalen. Hierdoor kwam ik in de gruwelijke Booster terecht op de TT Kermis met Hilbrand om zowel een video als een reportage te maken. Hierdoor liep ik rondjes door Assen om een verhaal te maken over de Jubileum Lettertocht van de Asser Historische Vereniging. Hierdoor zag ik een leeuw, ergens achter de fietsen, tijdens een reportage over de Fiets4Daagse.

Ik ben zekerder geworden in mijn journalistieke vaardigheden en heb deze kunnen ontwikkelen. Ik heb interviewervaring opgedaan, beter leren schrijven, beter leren meeschrijven en geleerd hoe ik aan nieuwsonderwerpen zou kunnen komen.

Van tevoren vroeg ik me af of een redactie iets voor mij zou kunnen zijn.

Daar wilde ik met de stage achter komen. Nu, drie maanden later, kan ik met zekerheid zeggen dat dit het geval is. Regiojournalistiek is zeker iets voor mij.

Ik kijk dus positief terug op mijn tijd in Assen. Van tevoren telde ik zenuwachtig de dagen af, aan het einde telde ik de dagen af omdat ik nog niet wilde stoppen.

Het werd routine allemaal. Iedere ochtend nam ik de trein naar Assen, iedere ochtend liep ik met dezelfde mensen richting het kantoor. We hebben nooit gepraat, maar toch kende ik ze goed.

Er waren drie jongens die altijd op elkaar stonden te wachten en samen naar de markt liepen om in het goudkantoor te verdwijnen. Ik liep vaak achter een snel lopende vrouw met een bruine tas die ik veel te lang moest

achtervolgen waardoor ze soms wat nerveus omkeek. Ik wandelde langs stationshond Mannes die halverwege mijn stage stopte met roken en daarna langzaam zijn glans verloor. Een van de mannen in het clubje droeg iedere ochtend een T-shirt, ongeacht het weer, en er was een jongen met lange, smalle benen die me iedere ochtend nabij de VVV voorbij stampte. Toen de vakantie begon dunde mijn forenzenclubje langzaam uit. De laatste dag liep ik in mijn eentje.

Maar Bartje was er nog wel, natuurlijk. Die stond gedurende de hele stage steevast bij het Drents Archief met zijn handen nonchalant in zijn zakken. Op de laatste stagedag had ik zelfs een eigen Bartje in mijn rugzak, een klein beeldje als cadeau van de redactie. En dan te bedenken dat ik van tevoren nog geen idee had wie hij was, of wat Drenthe me te leren had.

(17)

Ik heb een paar korte aanbevelingen. Op de redactie van Dagblad van het

Noorden kan ten eerste in het begin iets beter uitgelegd worden wat de gang van zaken is, hoe het systeem werkt en hoe het werkt als je een artikel af hebt en deze mogelijk in de krant komt. Ik had in ieder geval in het begin weinig idee over wat er ’s ochtends werd besproken en wat ik moest inbrengen, hoe mijn stukken in de krant zouden komen en wat er van mij verwacht werd.

Ten tweede worden opdrachten soms niet volledig door gecommuniceerd wat tot onbedoelde problemen kan leiden. Toen ik een artikel schreef voor de onderwijspagina belde de eindredactie mij om 14.00 waar het stuk bleef, omdat artikelen voor die pagina altijd vroeg af moeten zijn. Dat wist ik niet, ik ging er dus vanuit dat het gewoon om 17.00 ongeveer af zou moeten zijn. Ook toen ik mijn vierluik schreef over mensen die moesten werken in de hitte dacht ik dat het voor de Drentse regiokatern was maar dit, bleek toen de eindredactie me geïrriteerd belde, dat het voor zowel Groningen als Drenthe was. Ik had toen alleen Drentse mensen gesproken en moest nog een willekeurige Groninger erbij zoeken.

Ten derde een aanbeveling voor toekomstige stagiairs op de redactie, begin eerder met het bedenken van onderwerpen zodat je vanaf het begin oplet of er interessante dingen zijn in je omgeving of in de krant. Dat helpt in de eerste weken als er weinig opdrachten zijn.

Als laatste mag de mogelijkheid van een stage op de regioredactie in Drenthe meer aangeprezen worden op de studie. Toen ik op de studie een gesprek had over mogelijke stageplaatsen werd een stage bij Dagblad van het Noorden wel genoemd, maar niet dat dit ook in Drenthe mogelijk was. Ik kwam nu in Drenthe terecht omdat er in Groningen geen plek was, maar als ik van tevoren had geweten dat het een kleine redactie was met veel mogelijkheden was ik misschien bij voorbaat al meer geïnteresseerd geweest in een stage op de Drentse redactie.

(18)

Na deze pagina volgt het overzicht van alle gemaakte artikelen. Als het artikel zowel in de krant stond als online verscheen heb ik de krantversie bijgevoegd.

Soms verscheen een artikel alleen op internet, van die artikelen heb ik een print van de website bijgevoegd.

(19)

Veel klachten over Wmo-

vervoer bij meldpunt Assen

MEINTE DIRKSEN

ASSEN De Asser PvdA heeft 48 klachten binnengekregen over het Wmo-vervoer in de regio As- sen. De partij opende twee maan- den geleden een meldpunt, na veel signalen over problemen bij de taxiservice voor minder mo- biele mensen.

Taxi’s komen te laat, komen dubbel of de chauffeurs helpen de inzitten- den onvoldoende. Gemeenteraads- lid Cindy Vorselman (PvdA) heeft veel klachten voorbij horen komen op het meldpunt. Sommige mensen zagen een taxi voorrijden die geen elektrische rolstoelen mee kon ne- men, zoals zij nodig hadden. Ande- ren zaten uren in de taxi voor een rit die normaal twintig minuten zou

duren, omdat de taxi meerdere mensen tegelijk meenam.

Vorselman zegt dat deze mensen zich door Publiek Vervoer Gronin- gen en Drenthe, die de klachten over de service aanneemt, onvoldoende gehoord voelen. „Als mensen hun klacht indienen, dan hebben zij niet het idee dat Publiek Vervoer daar iets mee doet. Deze mensen krijgen een bloemetje en een excuus, maar geen oplossing voor het probleem.”

Daarnaast gaven sommige mensen aan dat ze bang waren dat ze niet meer van de service gebruik zouden mogen maken als ze persoonlijk een klacht zouden indienen.

Jan Bos, directeur van Publiek Ver- voer Groningen en Drenthe, stelt dat zijn organisatie wel degelijk iets met de klachten doet. „Wij beoordelen al- le klachten en bespreken deze met

vervoerder Connexxion, die deze dienst uitvoert. Het aantal klachten bij ons in enkel de regio Assen is in- middels afgenomen van 45 naar 25 per maand.”

Dat betekent niet dat het pro- bleem daarmee verholpen is, geeft Bos toe. „Iedere klacht is er natuur- lijk een te veel. Als mensen het ge- voel hebben dat er niets met hun klacht gebeurt, laat hen dan contact met ons opnemen.”

Overigens stelt Vorselman dat het

beeld niet helemaal negatief is: er kwamen ook positieve reacties over de dienst binnen. „Naast alle klach- ten kregen we een tweetal compli- menten en veel mensen gaven bij hun klacht aan dat ze wel blij zijn dat de service er is. Ook kregen we reac- ties tegengesteld aan de klachten:

dat de chauffeurs aardig zijn, dat die de inzittenden goed helpen en soms bereid zijn verder te rijden dan afge- sproken.’’

De PvdA wil eind deze maand de binnengekomen klachten doorge- ven aan wethouder Harmke Vlieg (ChristenUnie) met de vraag om hierover in gesprek te gaan met Pu- bliek Vervoer en Connexxion. Bos zegt dat dit gesprek allang gaande is:

„We werken al samen met de ge- meente en we hebben veelvuldig contact met de wethouder.”

‘Een bloemetje en een excuus, maar geen oplossing voor het probleem’

(20)

Met het bevrijdingsvuur lopend naar Gieten

Loopgroep Gieten gaat vandaag iets speciaals doen. De lopers brengen het bevrijdings- vuur van Wage- ningen naar Gie- ten, in estafette- vorm. Drie lopers vertellen waarom zij aan deze Be- vrijdingsestafette meedoen.

MEINTE DIRKSEN

M

eer dan tweeduizend

lopers uit het hele land brengen vandaag sa- men het bevrijdings- vuur naar alle uithoeken van Neder- land. Loopgroep Gieten, die al zo’n acht jaar samen traint, brengt het vuur naar de thuisbasis Gieten, waar vrienden, familie en andere toe- schouwers de lopers toejuichen.

Ook speelt er een muziekgroep en de renners overhandigen wethouder Co Lambert het bevrijdingsvuur.

Bea Voskamp (55) heeft deze festi- viteiten in Gieten georganiseerd. Ze loopt al met de groep mee voordat Loopgroep Gieten officieel bestond.

„Het is al vanaf dag één leuk”, zegt ze. Het maakt dat ze het bijzonder vindt om met het rennen ook de vrijheid te vieren. „Sporten zie ik echt als een verbindend middel.”

Ze kijkt uit naar de ceremonie in Wageningen. Daar steekt men na de dodenherdenking het bevrijdings-

vuur aan en starten alle lopers hun nachtelijke tocht. „De combinatie tussen herdenken en vieren vind ik altijd heel bijzonder. Het is een mooi symbool om het vuur zo door Ne- derland te verspreiden”, aldus Vos- kamp.

Otto Mulder (48) neemt voor het eerst deel aan de estafette. „Ik doe mee omdat vrijheid natuurlijk be- langrijk is, maar ik heb ook een an- dere reden.” Hij heeft een bijzonder verhaal. Enkele jaren geleden kreeg Mulder kanker, waarna lopen voor hem moeilijker werd.

Mulder genas van zijn ziekte, hij vertelt trots dat hij inmiddels kan- kervrij is. „Het is voor mij bijzonder dat ik weer mee kan rennen”, zegt hij, „dat kon ik eerder namelijk niet.

Voor mij betekent dit ook dat ik mijn persoonlijke vrijheid weer terug heb. Daarnaast vind ik het geweldig om zo’n prestatie als groep neer te zetten.” Bij aankomst in Gieten ko-

men zijn vrouw en kinderen hem begroeten. Vanaf Wageningen wis- selen de lopers elkaar continu af op weg naar Gieten. Steeds rent iemand 15 tot 20 kilometer, waarna de vol- gende renner klaarstaat om het stokje over te nemen. Naast de ren- ner zit een van de andere lopers op de fiets, ter ondersteuning. De fiet- ser doet dubbeldienst als fakkeldra- ger: omdat rennen met vuur te ge- vaarlijk is, heeft de fiets een speciale beugel waar de fakkel in zit.

Tini Visker (60) heeft de estafette al eens gelopen. Zij woonde eerder in Winsum, waar zij met Loopgroep Artemis de estafette heeft afgelegd.

Ook liep ze de Belgische In Flanders Fields-marathon om de slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog te her- denken. „Dat vond ik heel indruk- wekkend.” Toen ze naar Gieten ver- huisde., sloot ze zich bij de loop- groep aan en bracht ze het idee in om mee te doen aan de Bevrijdings-

estafette om hiermee ook de Tweede Wereldoorlog te herdenken.

Visker wil graag de jeugd hierbij betrekken. Een kilometer voor de fi- nish hoopt ze een groep popelende kinderen aan te treffen. Gedurende de afgelopen weken heeft zij renles- sen gegeven op elke basisschool in Gieten. Alle kinderen die dat willen, kunnen de laatste kilometer van de estafette mee rennen. ,,Ik vind het belangrijk dat kinderen zich realise- ren dat vrijheid niet vanzelfspre- kend is”, vertelt ze. ,,Ik hoop dat ik hen daar met deze loop van bewust kan maken.”

De estafette ging vannacht van start in Wageningen. De groep rent vervolgens naar Ede, Apeldoorn, ’t Harde en Zwolle, waarna ze via Mep- pel en Ruinen in Westerbork aanko- men. Vanaf Westerbork kunnen ge- interesseerden met de loopgroep mee rennen. De route loopt verder via Rolde, Eext en eindigt in Gieten.

De Loopgroep Gieten. Gehurkt tweede van rechts: Bea Voskamp. Gehurkt in het midden: Tini Visker. Staand vijfde van links:

Otto Mulder. FOTO DVHN

(21)

Dagboeken uit de oorlogstijd

MEINTE DIRKSEN

ASSENBij de actie Niet Weggooien!

kwamen in het Drents Archief gis- teren bijzondere dagboeken uit de oorlogstijd binnen. Maar nog niet iedereen was er klaar voor de spul- len af te geven.

Het evenement is pas net begonnen als Harm-Jan Lesschen aan tafel schuift. Hij haalt oude, verkleurde papieren tevoorschijn. Het is het dagboek van de kleermaker Hendrik Lunsing in oorlogstijd, vertelt hij. De landmacht pakte hem op en bracht hem naar een werkkamp in de buurt van Leipzig en Dreesden.

Lunsing vertelt tussen augustus 1944 en juni 1945 wat hij zag tijdens zijn reis en gevangenschap. Van Rus- sen die bij het kamp kwamen tot de bevrijding en de terugtocht naar Ne- derland die de gevangenen daarna maakten. ‘De Hollanders zijn terug- gekeerd’, schrijft hij. ‘Ze liggen langs de weg, zonder eten of drinken.’

,,Het dagboek kwam boven water toen een overbuurvrouw het huis van Lunsing of kocht of erfde”, ver- telt Lesschen. „Dat weet ik niet meer zeker.” Daar lag het dagboek verbor- gen in een koffer, samen met brie- ven, krantenartikelen en medische verklaringen van Lunsing. Alle pa- pieren stammen uit dezelfde perio- de als het dagboek en zij vormen sa- men een interessante momentop- name van de kleermaker in oorlogs- tijd.

Toch zal het dagboek niet in het archief te vinden zijn. Zodra Les- schen zijn verhaal heeft gedaan, slaat hij zijn map weer dicht en stopt hij het weg. „Ik kan het helaas nog niet overhandigen, want ik wil er eerst zelf nog over schrijven”, ver- kondigt hij.

Egbert-Jan Brink, medewerker col- lectie- en relatiebeheer van het Drents Archief, ziet zo het dagboek aan zijn neus voorbijgaan. Helaas?

„Tja, eigenlijk is dat niet de bedoe- ling van deze dag”, zegt hij. „We wil-

len dit soort voorwerpen graag goed bewaren. Maar goed, ik sluit niet uit dat hij vroeg of laat terugkeert. We blijven daar gewoon voor open- staan.”

Terwijl Lesschen het archief weer uit loopt, komt Martine van de Velde uit Zwolle aan de tafel zitten. Ze haalt allerlei boekjes en papieren te- voorschijn, er lijkt geen einde aan te komen. „Dit is allemaal van mijn va- der geweest”, vertelt ze. Haar vader was lid van naoorlogse revue De Hark, waarvan hij liedteksten, pro- gramma’s en recensies bewaarde.

Toch is het meest bijzondere wat Van de Velde mee heeft opnieuw een dagboek, van haar oom Henk

van de Velde. In het dagboek be- schrijft hij zijn alledaagse leven tus- sen 1942 en 1944, toen hij nog op school zat. Hij schrijft dat hij school

‘het oude liedje’ vindt, een keer noemt hij ‘vandaag niet naar school wegens controle’.

Van de Velde vindt het prachtig.

„Waarom zou een jongen van twin- tig dit opschrijven? Hij beschrijft he- le eentonige en bijna saaie gebeurte- nissen.” Brink knikt instemmend.

,,Wij zijn er erg blij mee. Ik vind het mooi hoe dit dagboek de achterkant van de oorlog beschrijft. De alle- daagse traagheid is niet iets wat veel mensen kennen van die periode.”

Na korte twijfel overhandigt Van de Velde het dagboek aan het ar- chief. Brink neemt het graag aan.

„Deze dagboeken zijn mooi, omdat je ziet hoe mensen de oorlog hebben beleefd”, zegt hij. „Je ziet ook dat mensen eraan gehecht zijn, soms willen zij de boeken nog niet kwijt.

Vroeg of laat zien we alleen de mees- te voorwerpen wel terug.”

‘Mooi hoe het dagboek de

achterkant van de oorlog beschrijft’

Wim Ensing, Harm-Jan Lesschen en Egbert-Jan Brink (vlnr) bekijken bijzondere dagboeken. FOTO HARRY TIELMAN

(22)

Noordenveld gaat ‘wijkgericht werken’

MEINTE DIRKSEN

‘Wijkgericht werken’ van de ge- meente Noordenveld ging gisteren in Roden van start. Vier vragen aan wethouder Open Ruimte Kirsten Ipema (Gemeentebelangen).

Wat is wijkgericht werken en aan welke knelpunten wordt gewerkt?

„We hebben vaste gezichten aange- steld die in de buurten aan het werk gaan. Het gaat vooral om het aan- pakken van lokale problemen die we anders niet zouden oppikken. We hebben bijvoorbeeld een achter- stand in onderhoud in te halen en er zijn wijken waar hondenpoepover- last speelt. Sommige wijken hebben ook last van hangplekken. Het gaat vooral om terugkerende zaken

waarvan we weten dat ze op een spe- cifieke plek voorkomen. Nu we vaste mensen hebben die op de hoogte zijn van de problemen, kunnen we daarop inspelen.”

Wat is het doel van deze aanpak?

„Het doel is meer vaste gezichten in de buurt te hebben. Eerder stuurden we mensen naar een wijk wanneer dat nodig was en kwamen er steeds andere mensen in die wijken. Nu hebben we de gemeente opgedeeld in zeven delen en aan elk deel een team toegewezen. Dit zijn buurten die van oudsher veel met elkaar te maken hebben en ook bij elkaar pas- sen, zoals Peize met alle omliggende dorpen.’’

,,Door onze aanpak kunnen we de inwoners van deze wijken beter le-

ren kennen en andersom. Zo komen de werelden dichter bij elkaar te staan.”

Wat gaan deze vaste gezichten doen?

„We hebben de vaste meewerkend voormannen onder andere geselec- teerd op sociale vaardigheden. Het is de bedoeling dat zij goed contact hebben met inwoners en ook oog hebben voor wat er in een wijk speelt. Als je wekelijks in een straat bent, zie je namelijk goed of er iets verandert. Daarnaast werken deze mensen samen met bestaande wijk- belangenverenigingen. Het is de be- doeling dat ze aanspreekpunten worden. We willen de mensen in de dorpskrantjes en buurtbulletins hebben. Zij zullen met hun team be-

zig gaan om de knelpunten in de wij- ken aan te pakken.”

Wat gaat het ‘wijkgericht werken’

opleveren?

„Ik verwacht en hoop dat de contac- ten met de inwoners beter zullen zijn en dat zij daar ook beter op voor- bereid zullen zijn. Inwoners te woord staan is een heel belangrijke functie van onze medewerkers bui- tendienst.’’

,,Ik denk dat onze medewerkers ook veel meer betrokken gaan raken met de mensen met wie ze werken. We hebben de wijkbelangenverenigin- gen al heel erg meegenomen in het traject en we hebben ook hun me- ning erbij gevraagd. Ze zijn hele be- langrijke partners voor de gemeen- te.”

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Exacte object- locatie: voor het zelf ervaren van concrete voor- beelden (objectniveau) en delen van ervaringen is de exacte locatie van belang zodat die bezocht kan

Aan de hand van deze definitie vind ik het terecht dat Valentino zich tot dezelfde gemeenschap als zijn lezers rekent. Zijn lezers hebben de moeite genomen zijn boek te kopen en te

Toen ik die wel had was Boon gestorven.' En toch is Boon uit IN TEGENSTROOM niet weg te denken, ook al wordt de vriendschap Van Hoorick-Boon nu ook niet over elke bladzijde

Prunus sargentii ‘Rancho’ is een goede cultivar die wij graag aanbieden, al was het alleen maar omdat hij lastig is om te kweken en veel kwekers hun vingers niet aan deze boom

Hierbij zal gekeken moeten worden of het vernieuwde proces heeft geleid tot een duidelijkere definiëring van thema’s, tot een goede aansluiting tussen de wensen van de

In een ‘correctie’ van zijn voorbeeld zegt Ovidius ook expliciet dat Circe’s dienaressen niet bezig zijn met het bewerken van wol, maar met het vergaren van allerlei kruiden; in

Bij een pleurapunctie wordt een kleine hoeveelheid van het vocht dat tussen de longvliezen zit, weg- gezogen voor onderzoek.. Het doel is om de oorzaak van de vochtop- hoping

De objectieven hebben een extreem grote brandpuntsafstand en een hele kleine beeldhoek. Hierdoor maak je foto’s van de kleinste details terwijl je onderwerp super ver