• No results found

Indië's internationale situatie is geen onderwerp van akademisch belang, maar betreft een levenskwestie voor Nederland.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Indië's internationale situatie is geen onderwerp van akademisch belang, maar betreft een levenskwestie voor Nederland. "

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DOOR

DR. A. A. L. RUTGERS.

Indië's internationale situatie is geen onderwerp van akademisch belang, maar betreft een levenskwestie voor Nederland.

Nog veel te weinig wordt hier te lande begrepen, dat niet alleen de Nederlandsche welvaart in belangrijke mate afhankelijk is van Indië's welzijn, maar dat ook de internationale positie van Nederland ten nauwste samenhangt met die der gebiedsdeelen in Oost en West. Dat geldt niet alleen van ons aanzien als derde koloniale mogendheid, niet alleen van de politieke aangelegenheden, maar in minstens even sterke mate van onze economische betrekkingen met het buitenland.

Ook afgezien van elk streven naar imperiale autarkie voor het Koninkrijk der Nederlanden is het zonder meer duidelijk, dat tal van handelspolitieke en andere maatregelen van het moederland ook voor Indië gevolgen hebben en omgekeerd. Als betreurenswaardig gevolg van het feit, dat de koloniale wereld buiten den gezichtseinder van de meeste Nederlanders ligt, wordt daarmede onvoldoende rekening ge- houden. Als treffend voorbeeld zij er op gewezen, dat in het Kamer- debat van Juli 1935 over consequente deflatie of devaluatie als ge- nezingsmiddel voor het verstoorde evenwicht op het gebied van loonen, lasten en prijzen, nauwelijks eenige aandacht gewijd werd aan het feit, dat 60 millioen Nederlandsche onderdanen den bitteren beker der deflatie reeds tot den bodem geledigd hebben.

Indië's internationale situatie is geen zuiver staatsrechtelijk vraag- stuk, waarvan de behandeling zich kan beperken tot het gebied - op zichzelf nog omvangrijk genoeg - van staats- en volkenrecht. Met een uiteenzetting van den juridischen status van den Indischen Archipel is het onderwerp niet uitgeput. Veeleer levert de staatsrechtelijke ver- houding slechts het stramien, waarop het eigenlijke levende beeld van

A. St. XI-JO 28

(2)

t

~.

,

434

DR. A. A. L. RUTGERS

Indië's internationale situatie met allerhande kleuren nog geborduurd E

moet worden. hou,

Ook eene behandeling van de militaire machtsverhoudingen rondom maa den Stillen Oceaan beziet slechts één zijde van het veelzijdige vraag- weIl stuk van Indië's internationale situatie. Een zeer gewichtige zijde, dat tain valt niet te ontkennen, maar daarnaast spreken nog zoovele andere lan(

factoren mede, dat ook hieraan geen allesbeheerschende beteekenis and

mag worden toegekend. I1

Voor het verstaan van Indië's internationale situatie is een breeder beschouwing noodig dan alleen van Indië's staatsrecht en defensie.

Daarbij dient te worden uitgegaan van het grondgebied en de ligging, voor lndië's internationale positie van even groote beteekenis als Nederlands ligging voor de internationale situatie van het moederland.

Als tweede gewichtige factor moet de bevolking in beschouwing genomen worden, waarbij naast de inheemsche bevolking juist de groep der Europeanen en vreemde Oosterlingen, waarin het koloniale karakter van dit gebiedsdeel zoo sterk tot uiting komt, gewicht in de schaal legt.

In de derde plaats wordt Indië's internationale situatie in hooge mate beheerscht - en in dezen tijd meer dan ooit - door de econo- mische betrekkingen met het buitenland. Ook dit is eigenlijk vanzelf- sprekend. Goede economische betrekkingen met het buitenland zijn altijd en overal van beteekenis geweest voor de internationale positie van een land. Belangentegenstellingen en economische wrijving zijn de eeuwen door een bron geweest van internationale verwikkelingen.

In de vierde plaats mogen ook de cultureele en religieuze betrek- kingen niet uit het oog verloren worden. Op geen gebied werkt het sentiment zoo krachtig als in de internationale verhoudingen. Voor de psychologische factoren, welke hier in het spel komen, zijn de cultu- reele en religieuze banden met het buitenland van diepgaande be- teekenis.

In de vijfde plaats is ook de inwendige toestand, met name van een koloniaal gebied, een der omstandigheden, welke onder bepaalde verhoudingen doorslaggevend kan zijn voor de internationale situatie.

De handhaving van orde en rust, het financiëel beleid, de economische vooruitgang, de inschakeling in de wereldproductie en het wereld- verkeer, het zijn belangen van de eerste orde niet slechts voor de eigen bevolking, maar ook voor andere naties, welke door ligging of historische ontwikkeling daarbij betrokken zijn.

spn tot enk de

001<

De ach van arti bij_ een der

ati.

VOl

ver Zu grc val nie

wij

At

Ve

acl

be

(3)

En tenslotte komen daarbij de zuiver politieke en militaire ver- houdingen, welke echter niet op zichzelf beoordeeld moeten worden, maar alleen juist gewaardeerd kunnen worden tegen den achtergrond, welke de hiervoor genoemde punten bieden. Bij die politieke en mili- taire verhoudingen valt de nadruk in bijzondere mate op wat andere landen te zien geven, op de verhoudingen, welke zich tusschen de andere, grootere landen rondom den StiIIen Oceaan ontwikkelen.

In het kader van deze inleidende opmerkingen gezien kan een be- spreking van Indië's internationale positie zich derhalve niet bepalen tot de behandeling van de Indische staatsregeling in verband met enkele grondwetsartikelen en van de defensiebelangen, maar moet de beschouwing van den aanvang veel breeder worden opgezet om ook aan de andere gewichtige elementen recht te doen wedervaren.

De bovengenoemde punten zullen daarom in de volgende bladzijden achtereenvolgens in beschouwing genomen worden. De omvangrijkheid van de stof noopt daarbij tot beperking, om de maat van een tijdschrift- artikel niet te overschrijden. Wie zich op bepaalde punten meer in bijzonderheden wil oriënteeren, vindt aan het slot van dit artikel een opgave van enkele recente publicaties op dit gebied, welke hem den weg wijzen.

* * *

Als eerste factor bij de beoordeeling van Indië's internationale situ- atie noemden wij de ligging van den Indischen Archipel.

Onze voorstelling daarvan strookt niet met de werkelijkheid. In die voorstelling vinden wij onze Oost na een lange reis, die ons steeds verder weg voert van de centra der beschaving, ver weg aan den Zuid-Oostrand van Azië, als een verbrokkeld aanhangsel van het groote Aziatische continent. Nederiandsch-Indië ligt dan in een uithoek van de wereld, waarachter alleen nog Australië komt en dan verder niets dan de eindelooze Stille Oceaan.

Wat aan de andere zijde van dien Oceaan ligt, Amerika, benaderen wij in onze voorstelling van de andere zijde van den aardbol. Over den Atlantischen Oceaan komt men in Amerika en de Westkust van de Vereenigde Staten is in die richting het einde van de wereld, waar- achter weer de Sti\le Zuidzee als het ware de bewoonde wereld begrenst.

Die voorstelling beantwoordde in vroegere eeuwen geheel aan de

(4)

. I

436 DR. A. A.

L.

RUTGERS

- - - _ . _ - - _ . - - -

werkelijkheid. Van beide zijden was daar het einde der bewoonde strl wereld. Dank zij een drietal samenwerkende factoren is dat anders vel

geworden. str

Sedert de Portugees MAGELHAENS in de 16de eeuw als eerste Euro- Fr;

peaan de Stille Zuidzee overstak en haar den naam "El Mar Pacifico" VOl gaf, is de ontwikkeling van het verkeer rusteloos voortgegaan. Voor Me de moderne scheepvaart is zelfs de afmeting van dezen Oceaan, die on ongeveer een derde van den aardomtrek beslaat, geen beletsel meer. gn De "Pacific", zooals Engelschen en Amerikanen hem noemen, is niet

langer een onoverbrugbare kloof. maar integendeel een verbindings- weg. Stoomvaartlijnen overspannen haar, telegraaf en radio hebben de meest afgelegen plaatsen uit hun isolement verlost, het vliegwezen opent nieuwe perspectieven. Instellingen als de periodieke "Pacific Science" congressen en het "Institute of Pacific Relations", periodieken als "Pacific Affairs" en "I. P. R.-Notes" bewijzen, dat de behoefte gevoeld wordt, wetenschappelijke en economische problemen uit dit gezichtspunt te beschouwen.

Daar komt bij, dat de oeverstaten van den Pacific sedert het midden

eet er de En

no

en

ve der vorige eeuw een periode van buitengewone ontwikkeling hebben tOt doorgemaakt. Nederlandsch-Indië, om met ons eigen gebied te be- du ginnen, werd geheel onder daadwerkelijk bestuur gebracht, waarmede O(

een groote economische opleving gepaard ging. Op allerlei wijzen werd he het als producent en consument in het wereldverkeer ingeschakeld, en mede dank zij de volledige moderniseering der havens en verkeers- de middelen. Australië, aanvankelijk een strafkolonie voor déporté's, Ol ontwikkelde zich door een snelle bevolkingstoename en exploitatie be der natuurlijke rijkdommen tot het huidige gemeen eb est. De voorheen he slapende Westkust van Amerika - in 1848 woonden in heel Californië m nog slechts 300 Amerikanen - ontwikkelde zich door immigratie

en kolonisatie tot een bloeiend cultuurgebied met grootsche haven- la plaatsen. Japan, tot 1853 hermetisch gesloten voor de buitenwereld,

WI

stelde zich open voor Westersche invloeden en wist zich binnen een 10 halve eeuw tot een groote mogendheid op te werken. Met verbazing-

A:

wekkende snelheid breidde het zijn invloedssfeer uit tot ver buiten zijn st vroegere grenzen, dank zij emigratie en kolonisatie, industrialisatie en ec buitenlandschen handel, niet het minst ook door zijn succesvol militair \\

optreden. Rusland werd in 1860 door de stichting van Wladiwostock k,

een factor van beteekenis in het Noordwesten van den Pacific en gl

(5)

streefde er voortdurend naar zijn invloedssfeer uit te breiden. China vervulde een meer passieve rol, maar werd telkens betrokken in den strijd om steunpunten en invloed van de andere mogendheden.

Frankrijk consolideerde in 1887 zijn bezittingen door hun samen- voeging tot de kolonie Indo-China. Engeland tenslotte bracht het Maleische schiereiland met Singapore als vooruitgeschoven post tot ontwikkeling en versterkte zich krachtig op dit knooppunt van de groote verkeerswegen te water.

Als derde factor zien wij in den Pacific in de tweede helft der 1ge eeuw een groote koloniale bedrijvigheid, waarbij de koloniale mogend- heden - ook Duitschland en de Vereenigde Staten van Amerika - er om strijd naar streven, hun koloniaal gebied uit te breiden. Ook de vele verspreide eilanden in den Pacific komen onder de vlag van Engeland, Duitschland of de Vereenigde Staten.

De Stille Oceaan, in 1850 nog een toonbeeld van rust zonder noemenswaardige wrijvingsvlakken tusschen vrijwel geheel van elkander geïsoleerde landstreken, is daardoor volkomen van karakter veranderd. Welke beteekenis onze Indische Archipel bij dezen nieuwen toestand hebben moet in de internationale betrekkingen, spreekt het duidelijkst, wanneer men een kaart beschouwt, waarop de Stille Oceaan met zijn oeverstaten als één geheel voorkomt. Dan springt het dadelijk in het oog, dat de handelswegen van Europa, Zuid-Azië en Afrika naar de Pacifische kusten van Azië, Amerika en Australië door onzen Archipelloopen. En van de wegen van Australië naar Oost-Azië geldt hetzelfde. Om die beteekenis ten volle te kunnen begrijpen, moet men zich bovendien realiseeren, dat de uitgestrekt- heid van Nederlandsch-Indië gelijk staat met de afstand van New-Vork naar San Fransisco of van Ierland tot Perzië.

Door de buitengewone ontwikkeling van het Pacifische gebied in de

laatste 80 jaren is een reeks van tegenstellingen aan den dag getreden,

welke evenzoovele problemen vormen, welke vroeger of later tot op-

lossing gebracht moeten worden. Rusland, dat voor zijn geweldig

Aziatisch gebied een passenden uitweg naar het Oosten noodig had,

stootte op Japan, dat hetzelfde gebied onontbeerlijk achtte voor zijn

economische expansie en behoefte aan grondstoffen. De overbevolkte

Westelijke randstaten China en Japan, waar emigratie een levens-

kwestie is, kwamen in nauwer contact met de relatief dunbevolkte

gebieden van Amerika en Australië, welke ruimte schenen te bieden

(6)

438

DR. A. A. L. RUTGERS

---~._---_.-

voor millioenen emigranten. De rijstetende Aziatische bevolking met vo uiterst lagen levensstandaard en geringe behoeften drong door in het de gebied van de Angelsaksische bewoners van Amerika en Australië met

een hoog levenspeil, dat men niet wilde prijsgeven. De vroeger uit- de sluitend agrarische, primitieve Oostersche gebieden wisten door snelle he industrialisatie hun positie tegenover de Westersch georiënteerde ve landen ongemeen te versterken en traden als hunne concurrenten op ge de wereldmarkt op. Het oplevende nationaal besef der Aziaten kwam de in toenemende mate in verzet tegen de mentaliteit van andere volken,

die de koloniale verhouding als een normale beschouwen. Aan de duidelijk uitgesproken gevoelens van rassen-superioriteit van Ameri- kanen en Australiërs stoot het zelfbewustzijn der gele en bruine rassen zich in steeds sterkere mate. Genoeg om te doen zien, dat op de ver- bindingslijnen van den Stillen Oceaan sterke spanningen bestaan, die in den loop der jaren steeds meer zorgwekkend worden.

De samenstelling van de bevolking is in vele gevallen van over- wegenden invloed op de internationale situatie van een land. De voor- beelden daarvan liggen in het verleden zoowel als in het heden voor het grijpen. Men denke slechts aan de minderheden van vreemde natio- naliteit in verschillende Europeesche Staten en aan de uitlanders- kwesties in koloniale gebieden.

Met dankbaarhdd mag geconstateerd, dat geen dergelijke kwesties de internationale betrekkingen van Nederlandsch-Indië bemoeilijken.

Die dankbaarheid moet te grooter zijn, wanneer men bedenkt, dat de samenstelling der bevolking elementen te over bevat, welke tot moeilijk- heden op dit gebied aanleiding zouden kunnen geven. Immers, naast de bijna 60 millioen inwoners van het Maleisch-Polynesische ras vindt men in Indië eenige honderdduizenden Europeanen van uiteenloopende herkomst, een en een kwart millioen Chineezen en eenige tienduizenden Arabieren en Japanners, om van de kleinere groepen te zwijgen.

De sterke toename van het aantal Chineesche ingezetenen heeft meer dan eens zorg gebaard. Bekend is het optreden tegenover de Chineezen onder Gouverneur-Generaal

VAN IMHOFF

in 1750. En honderd jaar later werd men blijkbaar verontrust door de toename van deze bevolkingsgroep in de buitengewesten. In het rapport van de staatscommissie van 1858 over de mogelijkheid en wenschelijkheid van Europeanen-emigratie naar Indië wordt als een der redenen daar-

in va he In va la or

dl

bI la

et

p.

rr

h

d

p

VI

n g

v

VI

(7)

voor opgegeven de wenschelijkheid een tegenwicht te scheppen tegen de politiek bedenkelijke aanwas der Chineesche bevolking.

Dank zij een voor de uiteenloopende behoeften passende - en bij de veranderde behoeften aangepaste - wetgeving, waarvan inzonder- heid de wet op het Nederlandsch onderdaanschap van 1910 en de verschillende rechtsbedeeling voor de verschillende bevolkingsgroepen genoemd moeten worden, is men er in NederIandsch-Indië in geslaagd, de rechtsbehoeften der bevolking in hare verschillende schakeeringen in die mate te bevredigen, dat op dit oogenblik zich geen spanningen van internationale beteekenis op dit gebied voordoen. Zonder twijfel heeft daartoe veel bijgedragen de consequente gedragslijn van de Indische Regeering, waarbij gewaakt werd tegen ostentatieve uitingen van moederlandsch nationalisme van in Indië verblijfhoudende uit- landergroepen en de immigratiepolitiek, welke een snelle uitzetting van ongewenschte elmenten mogelijk maakt.

Dat de economische betrekkingen met het buitenland van groote beteekenis zijn voor de internationale situatie van Nederlandsch-Indië, behoeft voor een koloniaal gebied in dezen tijd zeker geen opzettelijke bewijsvoering. Wel dient in algemeene trekken geschetst te worden, op welke beginselen deze gebaseerd zijn en welke problemen zich daarbij in dezen tijd voordoen.

Daarbij moge als bekend verondersteld worden, dat bij het bestuur der Indische bezittingen in den Compagniestijd als allesbeheerschend beginsel op dit gebied het monopoliestelsel gehuldigd wordt. De buiten- landsche handel van geheel Nederlandsch-Indië werd in de 17e en 18e eeuw zooveel als eenigszins mogelijk was voor de Oost-Indische Com- pagnie gereserveerd en door haar naar Nederland geleid. Alle econo- mische betrekkingen met andere landen werden systematisch ver- hinderd of verbroken. Ook in de 1ge eeuw werkte dit beginsel nog door, hoewel het voortdurend terrein verloor.

Na 1870 kan men zeggen, dat steeds consequenter een open-deur-

politiek gevolgd werd. Cultuur en handel, mijnbouw en scheepvaart

werden vrijgegeven voor ieder, onverschillig van welken landaard of

nationaliteit. Hoofddoel van de koloniale politiek werd met steeds

grooter bewustheid en steeds algemeener instemming de bevordering

van de welvaart en de ontwikkeling der inheemsche bevolking. Daarbij

werd Indië welbewust en opzettelijk opengesteld voor vreemd kapitaal,

(8)

t

440

DR. A. A. L. RUTGERS - - ----~-~---~- - - - -

vreemden arbeid en vreemde energie, zoowel ten bate van het eigen wa land en volk, als ter verrijking van de wereldmarkt met de bodem- ste

schatten dezer gewesten. nel

Dank zij deze open-deur-politiek werden honderden millioenen afl buitenlandsch kapitaal - Engelsch, Duitsch, Belgisch, Fransch, lar Amerikaansch en Japansch - in onze Indischen Archipel belegd. Die Inl toevloed van kapitaal was een der hoofdoorzaken van den opbloei va van land- en mijnbouw, van handel en industrie in het eerste kwart sh der 20ste eeuw, waarbij niet slechts de buitenlandsche beleggers, maar kIt ook de inheemsche bevolking in hooge mate gebaat werd. de

Voor de internationale positie van Nederlandsch-Indië heeft de open- deur-politiek zeer gunstige resultaten gehad. Dank zij de werkzaam- heid van buitenlandsche maatschappijen is op allerlei gebied in Neder- landsch-Indië een internationale belangengemeenschap ontstaan, ter- wijl de praktijk bewezen heeft, dat het Nederlandsche bestuur op on- partijdige wijze alle ondernemers, ongeacht hun landaard, welwillend tegemoet trad, wanneer zij een bijdrage kwamen leveren voor de ont- wikkeling van het land. Voor internationale wrijving of afgunst was op dit gebied geen plaats. Ook de merkbare verschuiving van het zwaartepunt der buitenlandsche handelsrelaties naar Oost-Azië sedert den wereldoorlog heeft daarin geen principiëele verandering gebracht.

Helaas hebben de tijdsomstandigheden het onmogelijk gemaakt, deze gedragslijn ten volle te blijven volgen. De bedenkelijke ver- schuivingen in de wereldeconomie, waarbij steeds meer landen door sterk protectionistische en autarkische maatregelen het handelsverkeer verstoren en de productie in tegennatuurlijke richting leiden, hebben Nederlandsch-Indië tot afweermaatregelen genoopt ter bescherming van het eigen economisch leven. Speciaal in de verhouding met Japan bleek het noodzakelijk, van Overheidswege regelend op te treden. Het zou te ver voeren, de getroffen maatregelen in dit verband volledig uiteen te zetten. Slechts zij gewezen op een viertal overwegingen, welke geleid hebben tot een reeks van crisisordonnanties, waarbij soortgelijke en ten deele zelfs verder strekkende maatregelen getroffen werden als ook in de Nederlandsche handelspolitiek in de laatste jaren hun intrede gedaan hebben.

Vooreerst was de handelsbalans met Japan zoo grondig uit zijn evenwicht gebracht, dat ingrijpen onvermijdelijk werd. Tegenover een vrijwel stationairen uitvoer naar Japan van bijna 20 millioen gulden

st!

m(

pe NI dr

or

ka re di re

dE

or ar

ZE

bl

o

bE

m

re

e\

(9)

was de invoer tot het bijna vijfvoudige opgeloopen. Bedenkt men, dat steeds meer landen den Indischen uitvoer alleen willen afnemen, wan- neer een ongeveer gelijk bedrag van hun goederen door Indië wordt afgenomen - een beginsel, ook door japan zelf tegenover andere landen gehandhaafd - , dan is het zonder meer duidelijk, dat ook Indië, wil het zijn uitvoer op de wereldmarkt kunnen plaatsen, eischen van gelijke strekking aan de in Indië importeerende landen moet gaan stellen. De Indische Regeering moet derhalve aansturen op een ver- kleining van het verschil tusschen den japanschen invoer in Indië en den Indischen uitvoer naar japan. De contingenteeringen hebben deze strekking.

Ook op het gebied van de scheepvaart doet zich een soortgelijke moeilijkheid voor. Het verkeer tusschen japan en den Indischen Archi- pel wordt bijna geheel onderhouden door de java-China-japanJijn van Nederlandsche zijde en eenige japansche stoomvaartlijnen. Ook hier dreigden als gevolg van de japansche handelspolitiek verschuivingen op te treden, welke de Nederlandsch-Indische belanghebbenden niet konden aanvaarden en die Regeeringsingrijpen wettigden. De zonder resultaat afgebroken scheepvaartbesprekingen in 1935 in Kobe - die naar men zegt binnenkort hervat zullen worden - bedoelden een regeling te treffen voor de gerezen moeilijkheden.

Een derde belangenstrijd ontstond op het terrein van de distributie der geimporteerde waren. Van japansche zij de streefde men er naar om van bepaalde artikelen de markt geheel te veroveren, en dan deze artikelen niet alleen door japansche firma's te laten importeeren, na ze met japansche schepen aangevoerd te hebben, maar ook de distri- butie door den kleinhandel geheel in japansche handen te brengen.

Ook hier heeft de Indische Regeering gemeend te moeten ingrijpen ter bescherming van de gevestigde belangen. Door een samenstel van maatregelen: contingenteeringen, importeurslicentieringen en bedrijfs- reglementeering is hier gewaakt tegen de verstoring van het bestaande evenwicht.

Als algemeen gezichtspunt ter motiveering van het optreden der

Indische Regeering dient in de vierde plaats gewezen te worden op

den bedenkelijken toestand, welke ontstaan zou, wanneer Indië van

bepaalde onontbeerlijke levensbehoeften voor 100 % voorzien werd

door één leverancier, in casu japan. Niet alleen zou dit te riskant

zijn voor het geval dat deze leverancier om de een of andere reden

(10)

442

DR. A. A. L. RUTGERS

niet tot leveren in staat zou zijn, maar ook onder normale om- s' standigheden zou Indië bloot staan aan elke prijsverhooging, welke \l de goed georganiseerde japansche exportindustrie zou meenen te h kunnen doorzetten.

Op het gebied der handelsbetrekkingen met het buitenland valt der- halve op bepaalde punten belangenstrijd niet te miskennen. Met name schuilt er een blijvende tegenstelling in de sterke drang van japan naar voortdurende vergrooting van zijn uitvoer, inderdaad een levensbelang voor japan eenerzijds en het geschetste standpunt van de Indische Regeering ter bescherming van de belangen van Nederlandsch-Indië anderzij ds.

Gelukkig geeft deze belangstelling geen aanleiding tot een minder vriendschappelijke verhouding tusschen beide landen. Dank zij de langdurige onderhandelingen, in 1934 te Batavia gevoerd, dank zij de moeite, welke men zich van beide zijden gegeven heeft om zijn standpunt te verduidelijken en te motiveeren, dank zij de voorlichting van de pers en niet het minst dank zij den duidelijk bewezen wil van de Indische Regeering om de japansche bewegingsvrijheid niet verder in te perken dan met het oog op de Indische en Nederlandsche belangen onvermijdelijk is, heeft men van beide zijden een juist inzicht ver- kregen in het standpunt van de andere partij, heeft men dat standpunt ook tot op zekere hoogte leeren biIIijken, en heeft men het inzicht ver-

ri

v d n (

o

h P

(

I: g

r

d s g

kregen, dat gestreefd moet worden naar een vriendschappelijke rege- h ling van de wederzijdsche belangen in gemeenschappelijk overleg. n Vanzelfsprekend bestaan ook met andere landen belangentegenstel- c lingen, die in dezen tijd herhaaldelijk tot voor Indië schadelijke maat- i:

regelen in het buitenland leiden. Daartegenover kan gelukkig ook ge- "

wezen worden op een geslaagde internationale samenwerking op het

gebied der grondstoffen productie, zooals bij tin, kina, thee en rubber. t Alles saamgenomen kan gezegd worden, dat de economische be- I trekkingen met het buitenland op dit oogenblik Indië's internationale

'1.

situatie niet in gevaar brengen.

É

Op cultureel en godsdienstig gebied heeft het isolement van Indië c der 18e eeuw al evenzeer als op economisch gebied plaats gemaakt c voor een volledige inschakeling in het wereldverkeer.

<:

Het dualistisch karakter der koloniale maatschappij treedt hier

duidelijk aan den dag. De Europeesche bevolkingsgroep, zelve draag-

(11)

ster der Westersche cultuur, is door tallooze cultureele banden met het Westen verbonden. Westersch onderwijs aan breede groepen der in- heemsche en Chineesche bevolking verbreedde en verdiepte in allerlei richtingen den stroom van Westersche cultureele invloeden. De vorming van belangrijke inheemsche Christelijke kerken, welke in de Molukken, de Minahassa en de Bataklanden ware volkskerken werden, sloeg een nieuwe brug met het geestesleven van Europa. Tallooze inheemschen en Chineezen ontvingen in Indië en Nederland een volkomen Westersche opvoeding.

Daarnaast ontwikkelde zich op vroeger ongekende schaal een cultu- reel verkeer met buiten-Europeesche landen. In de eerste plaats door het geweldig aantal Mekka-gangers, tot voor enkele jaren 20 tot 50.000 per jaar. Zoowel hierdoor als door de studie van velen in Mekka en Caïro, en door het verdere verkeer met Mohammedaansche centra van wetenschap en godsdienst, kwamen de nieuwere stroomingen in den Islam ook in Indië tot een beteekenende krachtsontplooiing. Een andere groep der bevolking, teruggrijpend naar het Hindoe-verleden, vatte de relaties met Voor-Indië weer op. De Chineezen toonden, vooral sedert de Chineesche omwenteling van 1911, in toenemende mate belang- stelling voor de cultuur van hun moederland en ontvingen uit het geestelijk verkeer daarmede nieuwe impulsen.

Door dit alles heen, ten deele nauw daarmede verbonden, onderging heel Nederlandsch-Indië den machtigen invloed van het Aziatisch nationalisme, dat als een wassende stroom met toenemende kracht door de volkeren van Azië gaat. Van alle buitenlandsche invloeden is dit nationalisme zonder twijfel de meest algemeene en de meest verstrekkende.

Tenslotte mag in dit verband niet onvermeld blijven de poging van het internationale communisme om ook in Indië vasten voet te krijgen Daardoor ontwikkelde zich een geregeld verkeer met Moscou, dat zijn destructieven invloed ook in den Indischen Archipel deed gevoelen.

Wanneer wij nu het geheel van deze slechts schetsmatig aangegeven cultureele betrekkingen overzien en ons afvragen, welke beteekenis deze voor de internationale situatie van Indië hebben, dan kan het antwoord geruststellend luiden.

Als geheel genomen hebben de cultureele en religieuze banden van

Indië met het buitenland niet geleid tot het optreden van wrijvingen

(12)

444 DR. A. A.

L.

RUTGERS

- - - - - -- - --_.- - - - -

en spanningen met andere landen, maar integendeel allerlei banden ee gelegd, waardoor de onderlinge verstandhouding en de wederzijdsche or

waardeering bevorderd zijn. al

Daarmede wordt niet ontkend, dat er een groep Westersch gevormde kc inheemschen is, die sterk nationalistisch voelend zich in bijzondere to mate keert tegen al wat Westersch is, noch ook, dat hier en daar g<

Islamitisch fanatisme merkbaar is. Evenmin, dat sommige Chineezen

b~

te sterk naar China hun blik richten, of ook, dat sommige Japanners te trachten de inheemschen te winnen voor Japanschen invloed. Dat alles er verandert echter aan het beeld als geheel maar zeer weinig. Globaal

bezien mag gezegd worden, dat de geestelijke aanraking met het d, buitenland evenmin geleid heeft tot een uit politiek oogpunt beden- d, kelijke aansluiting zooals bijvoorbeeld op de basis van het panis-

VI

lamisme mogelijk geweest zou zijn, als tot ernstige wrijving, welke m de kiem van toekomstige internationale moeilijkheden in zich la

bevat. v<

la De geschiedenis leert ons, dat met name in koloniale gebieden en c(

invloedssferen werkelijke of vermeende wantoestanden in het binnen- N landsch beleid een gereede aanleiding kunnen zijn tot buitenlandsch dl ingrijpen. Vandaar, dat wij nog een oogenblik moeten stilstaan bij de dl vraag, of in de binnenlandsche verhoudingen elementen zijn aan te d.

wijzen, welke voor de beoordeeling van Indië's internationale situatie bi van beteekenis zijn.

Tot op zekere hoogte vindt deze vraag in de voorgaande bladzijden

VI

reeds haar beantwoording. Toch loont het de moeite er nog iets kl

dieper op in te gaan.

r<

Zonder voorbehoud kan gezegd worden, dat de binnenlandsche ver- rr houdingen en toestanden een onverdeeld gunstigen invloed hebben op h.

de internationale positie van Nederlandsch-Indië. Dit blijkt reeds hier- h uit, dat Indië in het buitenland in het algemeen een goede pers heeft, d dat ons koloniaal bestuur menigmaal geprezen wordt, dat buiten- I!

landsche schrijvers zooals CHAILLEV-BERT,

0'

ANGOULVANT en Sir

l\

HESBETH BELL in hun werken over Indië om strijd ons koloniaal be- V stuur en de daardoor bereikte resultaten prijzen. ir Het is van belang zich rekenschap te geven van de diepere oorzaken. \\

waaraan dit te danken is. Waarom is de binnenlandsche toestand in

ZI

het algemeen een steun voor de internationale positie in Irrdië? In de

VI

(13)

eerste plaats zeker om de stabiliteit en integriteit van het bestuur, dat orde en rust in heel den Archipel, veiligheid en rechtszekerheid voor alle ingezetenen handhaaft. Daarnaast om de doelstelling van onze koloniale politiek: het welzijn en de ontwikkeling der aan onze zorgen toevertrouwde volkeren, waardoor slavernij en andere misstanden voor- goed tot het verleden behooren en de bevolkingsbelangen ten volle behartigd worden. En in de derde plaats om de welwillende houding tegenover buitenlandsche ondernemers, wier belangen de gewenschte en onmisbare bescherming genieten.

Bij de bespreking van de bevolking werd er boven reeds op gewezen, dat de immigratiebepalingen en de Wet op het Nederlandsch onder- daanschap er veel toe hebben bijgedragen te voorkomen, dat de vreemde elementen aanleiding tot moeilijkheden zouden geven. Hier moge daaraan nog worden toegevoegd, dat het optreden van binnen- landsche spanningen als gevolg van buitenlandsche belangen mede voorkomen wordt door de bepalingen, welke vervreemding van in- landsch grondbezit aan niet-Inlanders onmogelijk maken, door de concessie-voorwaarden, welke voor het verkrijgen van concessies een Nederlandsche of Nederlandsch-Indische rechtspersoonlijkheid eischen, door de reserveering der kustvaart voor de Nederlandsche vlag en dergelijke bepalingen meer. Overmatige buitenlandsche invloed wordt daardoor bij voorbaat geweerd, de vitale belangen der inheemsche bevolking worden er afdoende door beschermd.

Ook op het eigenlijke gebied der binnenlandsche politiek wordt bij

voortduring gestreefd naar hervormingen, welke binnen het kader der

koloniale verhouding recht doen wedervaren aan de rechtmatige aspi-

raties der verschillende bevolkingsgroepen. De reeks van wetgevende

maatregelen tot hervorming van wetgeving en bestuur, welke sedert

het begin dezer eeuw tot op den dag van heden doorloopt en zeker

het eindpunt nog niet bereikt heeft, richt zich op geen ander doel

dan de bevrediging dier aspiraties door het inschakelen van eigen

Indische organen zoowel op het gebied van de wetgeving als bij de

uitvoering van de eigenlijke bestuurstaak. Zoowel de instelling van den

Volksraad naar Westersch model, als de uitbouw der Zelfbesturen

in geheel inheemschen trant kan onder dit gezichtspunt gebracht

worden. Al moet erkend, dat algeheele bevrediging op dit gebied

zeker niet verkregen werd, daartegenover staat vast, dat de nog on-

vervulde wenschen van bepaalde bevolkingsgroepen toch zeker niet

(14)

i

t

446 DR. A. A.

L.

RUTGERS

zoodanige spanningen veroorzaken, dat Indië's internationale positie daardoor geschaad zou worden.

* * *

De buitenlandsche politiek ten aanzien van Nederlandsch-Indië be- hoort ten volle tot de competentie van het Opperbestuur in Nederland.

Dit is niet altijd zoo geweest. Tot 1862 was de Gouverneur-Generaal onder de verantwoordelijkheid van den Minister van Koloniën belast met het onderhouden van de relaties met Japan, China en Siam. De ontwikkeling der verkeersmiddelen en de verbreking van het isolement der landen rondom de Stille Zuidzee, waarop in het begin van dit artikel gewezen werd, maakten de overbrenging van deze bevoegd- heid naar den Minister van Buitenlandsche Zaken in Nederland vol- komen rationeel.

Zooals Mr. F. M. BARON VAN ASBEcK in zijn leerzaam artikel in den jaargang 1935 van "Grotius" terecht opmerkt, moet Nederlandsch- Indië door den loop der gebeurtenissen heden ten dage uit inter- nationaal oogpunt niet meer alleen worden gezien als een kolonie van Nederland, maar daarnaast zeker niet minder als een der groote grensgebieden van de Stille Zuidzee,als een factor in den Pacific.

Als een uiting van deze nieuwe appréciatie wijst hij op het verdrag van Washington: "Les "déelarations" des quatre grandes puissances représentées à la conférence de Washington, qui étendirent (1922) la protection, visée au Pacte des Quatre, au territoire Néerlandais dans Ie Pacific, prouvent à I'évidence I'existence de cette appréciation nouvelle" .

Overeenkomstig den internationalen status heeft Nederlandsch-Indië geen afzonderlijke diplomatieke vertegenwoordigers in het buitenland en missen de buitenlandsche consulaire ambtenaren in Indië diplo- matieke bevoegdheden. De Indische Regeering treedt niet zelfstandig in de buitenlandsche politiek op, maar alleen consultatief tegenover het Opperbestuur via den Minister van Koloniën. Mede in verband met de gewijzigde verhoudingen rondom den Stillen Oceaan heeft zij ook langs dezen weg nog een belangrijke taak. Sedert 1932 bezit de Algemeene Secretarie in Indië dan ook een afzonderlijke afdeeling voor de buitenlandsche aangelegenheden. In hetzelfde jaar werden de reeds lang bij het Departement van Binnenlandsch Bestuur bestaande kantoren voor Chineesche en Japansche zaken vereenigd tot den "Dienst

alT wc zij ge be za sel zij

ni~

aa he

m(

an zo he

zij lar rij

w(

pl.

on

vo

zi<

m<

he

ui1

do

en

(15)

der Chineesche Zaken en Oost-Aziatische aangelegenheden". Boven- dien rust op den Gouverneur-Generaal en op vele Indische autoriteiten een belangrijke persoonlijke taak door de veelvuldige internationale betrekkingen van economischen en anderen aard, waarmede hun ambtsuitoefening hen in aanraking brengt. De internationale verant- woordelijkheid daarvoor berust ten volle bij het Opperbestuur, zoodat

zij zich geheel naar de daarvoor gegeven aanwijzingen hebben te gedragen.

De beteekenis, welke Nederlandsch-Indië thans heeft als een der belangrijkste grensgebieden van de Stille Zuidzee, heeft als nood- zakelijk gevolg, dat de machtsverhoudingen en de betrekkingen tus- schen de grootmachten in dit gebied voor Indië van vitale beteekenis zijn. De internationale situatie van Nederlandsch-Indië mag en kan niet beoordeeld worden uitsluitend op grond van gegevens ontleend aan Indië zelf en aan de directe relaties van Indië met andere mogend- heden. Ook de verhoudingen tusschen die mogendheden onderling moeten in beschouwing genomen worden, daar een conflict tusschen anderen onder bepaalde omstandigheden ook voor Indië noodlottig zou kunnen worden.

Zooals in de inleiding van dit artikel reeds uiteengezet werd, moet helaas geconstateerd worden, dat de betrekkingen tusschen de groot- machten van de Stille Zuidzee vol van latente conflicten en spanningen zijn, zoodat botsingen, welke met inzetting van de strijdkrachten te land, te water en in de lucht beslist worden, allerminst uitgesloten zijn.

Het bestek van dit artikel laat niet toe, de vragen, welke hierbij rijzen, alle te behandelen. Men enkele aanduidingen moet hier volstaan worden. De talrijke publicaties van den jongsten tijd over de militaire machtsverhoudingen in den Stillen Oceaan wijzen er op, dat hier geen plaats is voor al te groote gerustheid.

De kern der problemen van de Stille Zuidzee ligt in japan. japan,

onder den drang der Westersche mogendheden na 1853 opengesteld

voor Westersche invloeden, heeft zich een vlugge leerling getoond en

zich in minder dan een halve eeuw ontwikkeld tot een eersterangs

mogendheid in Westerschen zin. Sedert het begin dezer eeuw heeft

het ten koste van groote offers zijn leger en vloot buiten verhouding

uitgebreid, zoodat thans de helft van de begrooting voor militaire

doeleinden besteed wordt. Dank zij de buitengewone vaderlandsliefde

en het sterk sprekende nationale sentiment van de japansche bevolking

(16)

448

DR. A. A. L. RUTGERS . _ - --_._. ---- - - _._----

is het mogelijk militaire lasten van dezen omvang op te leggen. zij Het militarisme van japan, hoewel strookende met den volksaard, he moet niet op zichzelf beschouwd en beoordeeld worden. Het vindt zijn in verklaring en rechtvaardiging in zijn economische noodzakelijkheid. ke

De achtergrond van japans wapening te land en ter zee wordt ge- Er vormd door het benauwende probleem der overbevolking. Het grond- sI<

gebied der japansche eilanden is relatief klein en slechts voor een ee deel bruikbaar voor landbouwdoeleinden. Om zijn jaarlijks met onge- ze veer een millioen toenemende bevolking te kunnen voeden is de indu- ge strie met reuzenschreden uitgebreid. japan moet industrieproducten de uitvoeren, of op groote schaal emigratie toepassen, wil het zijn steeds

groeiende bevolking in het leven kunnen houden. Zt Emigratie werd en wordt toegepast om verlichting in de moeilijk- m heden te brengen. Maar de meest geschikte emigratiegebieden voor de dE japanners, die geen tropenbewoners zijn, werden voor hen gesloten.

WI

Australië laat hen niet toe. Amerika evenmin. In de Vereenigde Staten re heeft men bij het sluiten der grenzen voor de japansche immigratie

bovendien een actie gevoerd tegen deze Aziaten, welke het nationale w zelfrespect op de meest grievende wijze beleedigd heeft. N Ook aan den uitvoer der japansche producten worden door protec-

p~

tionistische maatregelen allerlei moeilijkheden in den weg gelegd. Daar ze komt bij, dat japan zelf arm aan grondstoffen is en derhalve voor zijn

industrie zich tracht veilig te stellen door op het vasteland van Azië hL beslag te leggen op gebieden, waar deze onmisbare grondstoffen voor- ve komen. Ook hierin willen anderen japan echter niet de vrije hand bi laten, daar zij door uitbreiding van Japans machtssfeer hun eigen g<

belangen in het gedrang zien komen.

Door deze omstandigheden komen de belangen van japan, dat tot d<

eiken prijs naar expansie moet streven in toenemende mate in botsing d;

met die van Rusland en de Vereenigde Staten, op het vasteland van

Azië. japan heeft zich daarbij terdege rekenschap gegeven van het feit,

111

dat het zijn economische doeleinden alleen bereiken kan, wanneer zijn ei bewapening sterk genoeg is, om anderen, die hun belangen geschaad g achten, van verzet te weerhouden. Vandaar dat het militarisme van bi japan gezien moest worden als een economische noodzakelijkheid.

Ol

Een machtige factor in het voordeel van japan is daarbij zijn lig-

tE

ging. Het eilandenrijk van den Mikado ligt zoo ver van de vlootbasis

en vlootsteunpunten van Amerika, dat het voor een aanval van die b

A.

(17)

zijde niet bevreesd behoeft te zijn. Ten aanzien van Engeland geldt hetzelfde. En Rusland beschikt niet over een voldoende scheepsmacht in Oost-Azië, om tegen japan te kunnen optreden. Maar het omge- keerde geldt eveneens. Ook japan zou in een oorlog tegen Rusland, Engeland of de Vereenigde Staten zijn tegenstander geen beslissenden slag kunnen toebrengen. Vandaar, dat een oorlog voor beide partijen een riskante onderneming zou worden met de mogelijkheid van een zeer langen duur, een uitputtingsoorlog derhalve, waarbij wederzijds getracht zou worden, de andere partij zooveel mogelijk afbreuk te

doen, voornamelijk door tegen de handelsvloot te ageeren.

Niettemin blijft de mogelijkheid van een zeeoorlog in de Stille Zuidzee bestaan, ja wordt de waarschijnlijkheid daarvan grooter naar- mate de spanningen tusschen de groote mogendheden toenemen. Uit den vloot- en vliegtuigenbouw, waartoe in den laatsten tijd besloten werd, blijkt overtuigend, dat met dergelijke mogelijkheden zeer ernstig rekening gehouden wordt.

Deze mogelijkheid nu, dat japan in een oorlog gewikkeld zou worden, is van groote beteekenis voor de internationale positie van Nederlandsch-Indië. Immers, japan is arm aan grondstoffen. Met name petroleumbronnen ontbreken bijna geheel, en een zeeoorlog voeren zonder een voortdurenden aanvoer van stookolie is onmogelijk.

Nederlandsch-Indië is in staat japan hiervan te voorzien en de olie- havens Balikpapan en Tarakan op Borneo liggen zelfs zeer gunstig voor Japan. Wat ligt meer voor de hand dan de gedachte, dat japan bij een mogelijken oorlog zich van deze havens en de daarachter lig- gende olieterreinen zou willen verzekeren.

Reeds met het oog op deze mogelijkheid is Nederland verplicht, de defensie van Nederlandsch-Indië in een zoodanigen staat te brengen, dat de kans hierop zoo klein mogelijk wordt.

Bij een conflict in de Stille Zuidzee moeten de Indische weer- middelen voldoende zijn om de neutraliteit te handhaven. Dat is offi- ciëel als doelstelling dier weermacht, met name van de Marine, vast- gelegd. Maar de fondsen, welke daarvoor de laatste 5 jaren op de begrooting gebracht werden, zijn bij lange na niet voldoende geweest om zelfs het uiterste minimum van hetgeen noodzakelijk geacht werd, te bereiken.

In enkele jaren is bijna 25 millioen gulden te weinig aan nieuwbouw besteed om het moderne materiëe1 van de huidige vloot op peil te

A. St. XI-JO 29

(18)

t

450 DR. A. A.

L.

RUTGERS - INDlË'S INTERNATIONALE SITUATIE houden. Daarnaast is blijkens het rapport der Commissie-IDENBURG de laatste jaren 2 millioen per jaar te weinig toegestaan voor exploi- tatiekosten, zoodat ook de geoefendheid van het personeel schade geleden heeft.

Deze achterstand is met het oog op de verhoudingen in den Stillen Oceaan uitermate bedenkelijk. Nederland schiet tekort in zijn taak als koloniale mogendheid, wanneer het niet zorgt, dat de noodzakelijke middelen voor de neutraliteitshandhaving in Indië aanwezig zijn. De technische vraag, of daarbij het zwaartepunt moet liggen in een vloot van de huidige samenstelling dan wel bij kleiner materiëel en vlieg- booten, laten wij thans rusten. Hoofdzaak is, dat algemeen ingezien worde, dat inhalen van den achterstand thans meer dan ooit noodig is. Gelukkig mag geconstateerd, dat de Regeering bij de indiening van de staatsbegrooting voor 1936 ten aanzien van de defensie hoop- gevende klanken heeft doen hooren.

Indië's internationale positie is gezond. De defensiemiddelen, in- zonderheid op Marinegebied, vereischen echter met het oog op de neutraliteitshandhaving in een gebied vol spanningen en latente con- flicten, dringend verbetering.

LITERATUUR.

F. M. BARON VAN ASBECK. L'élément international aux Indes Néerlandaises.

Grotius, 1935, blz. 1.

H. TH. DE Booy. De spanning in het verre Oosten. Lezing voor het Indisch Genootschap op 2 November 1934. 's Gravenhage, Martinus Nijhoff.

H. TH. DE Booy. The Naval Arm of Diplomacy in the Pacific. Pacific Affairs.

Vol. VIII blz. 5. 1935.

H. C. BYWATER. Sea-power in the Pae:ific. A study of the American japanesè problem. 1934.

H.

C.

BYWATER. japanese and American Naval Power in the Pacific. Pacific Affairs. Vol. VIII, blz. 168, 1935.

G. A. DUNLOP. Rondom den Stillen Oceaan op verkenning. Lezing voor het Genootschap op 2 November 1934. 's Gravenhage, Martinus Nijhoff.

J. TH. FURSTNER. De Strategisch-politieke constellatie in den Stillen Oceaan.

Orgaan der Vereeniging ter beoefening van de Krijgswetenschap. 1934-1935, blz. 135.

DR.

L.

N. GRONDIJS. Wat wil japan, 1933.

MR. j. C. JAGER. Nederlandsch-Indië bij een conflict in den Grooten Oceaan.

Haagsch Maandblad, April 1933, lOde jaargang, no. 4.

j.

TH. MOLL. Doel en organisatie van het Institute of Pacific Relations.

Lezing voor het Indisch Genootschap op 1 Februari 1935. 's Gravenhage, Martinus Nijhoff.

DR. H. Roos. Japan en het Aziatisch continent. 1935. Amsterdam, J. H. Paris.

v s s /I z e s

\!

e z

r

V

s

C

~

e

[

(19)

DOOR H. L. BAARBE.

De op 2 October door Italië ingezette veroveringsoorlog is nu in vollen gang, en de fascistische regeering te Rome hoopt dien met succes te kunnen voeren tot ze haar doel: de tenonderwerping van den souvereinen Abessynischen Staat, heeft bereikt. Zal ze daarin slagen?

Men kan veilig aannemen dat de Italiaansche legeroversten alle bij- zonderheden van de wanhopige worsteling op hun duimpje kennen, en dus weten, wat hun na de eerste lichte successen nog te wachten staat. De vraag die hun op de lippen moet branden, is deze: tot op welke hoogte zijn de Abessyniërs in staat, niet om een chaotische, maar een goed-doordachte en goed-georganiseerde guerilla te voeren en deze zóó lang vol te houden, als vereischt zou blijken voor de totale uit- putting der Italiaansche hulpmiddelen voor den krijg, en nader voor de volkomen ruïneering der Italiaansche staatskas.

Aan wapens en munitie zelf heeft Italië geen gebrek, aan grond- stoffen echter wèl. Den eersten tijd heeft het nog voldoende voorraden, daar het zich sedert het einde van het vorig jaar op een oorlog heeft kunnen voorbereiden en ongetwijfeld er voor gezorgd heeft, dat het althans voor de eerste maanden van alles is voorzien. Men raamt de voorraden waarover het land van MUSSOLINI beschikt, voldoende voor een campagne van ongeveer een half jaar, en vermoedt nu dat Italië er op rekent, binnen dezen tijd er in te kunnen slagen zijn militaire operaties in Abessynië te voltooien. Maar wat, als die berekening niet uitkomt, dank zij mede de sancties van den Volkenbond? De toestand der staatsfinanciën is onder het fascistisch regime zeer slecht geworden.

Meer dan een kwart der uitgaven was reeds in 1933--'34 niet gedekt.

en men schat het deficit over de laatste vier jaren op 17 milliard lire.

De vlottende en geconsolideerde schuld moet nu in totaal wel 150

(20)

t

452

H. L.

BAARBÉ

miIliard bedragen. De vrees VOor een financieel debàcle is dus aller- n minst hersenschimmig, als het met den veroveringsveldtocht ook maar VI éven anders uitkomt dan Italië hoopt en vertrouwt. En daarop is alle ir kans nu MUSSOLINI den Volkenbond tegenover zich vindt en Engeland d met name al zijn vlootmacht ontplooit om aan het veto van Genève

0

kracht bij te zetten. Precies een week na het uitbreken van den oorlog h, heeft de Assemblée bevestigd, dat Italië de aanvaller is en het Volken- g bondsverdrag geschonden heeft. En zoo zal nu het net der economische \\

sancties over den schuldige worden geworpen, waartoe een coördinatie- el commissie - die te zoeken heeft naar een geordend besluit voor de B toepassing der maatregelen - aanstonds aan het werk is gezet. n Voorshands worden slechts twee sancties uitvoerbaar geacht: 1 e. rr financieele sancties, omvattend een verbod tot het toestaan van crediet-

operaties, ongeacht voor welken termijn, aan den Italiaanschen staat of aan ltaIiaansche lichamen of onderdanen; 2e. een verbod tot het

d

rr koopen van Italiaansche producten. Als gevolg hiervan zouden er geen h deviezen meer beschikbaar zijn, die trouwens al zeldzaam zouden zijn p geworden door het stopzetten der credieten. Door deze maatregelen k zou een te lange duur van den oorlog kunnen voorkomen worden. En d toont Italië zich onhandelbaar, dan volgt er méér, als de eendracht der rr Bondsleden gehandhaafd blijft. Terecht wees echter lord ROBERT CEelt b er pas nog op, dat de toepassing van internationale sancties een zeer [ moeilijke zaak is vanwege de jeugd van het internationale recht. Een v gevaarlijken factor vormen ongetwijfeld de militaire sancties, doch die d zijn niet bindend. Iedere Staat kan voor zich zelf beslissen of hij

IJ

daaraan deelneemt of niet. Zeker zal men tot die sancties eerst in de z uiterste omstandigheden overgaan; de hoop is evenwel sterk, dat de n toepassing van economische sancties voldoende zal zijn om den aan- d vallenden Staat, die voor geen rede vatbaar bleek, tot inkeer te brengen. d Naar uit alles blijkt, had MUSSOLINI niet gedacht dat Engeland n zou doorzetten en dat Frankrijk het daarbij volgen zou. In het conflict k tusschen China en Japan over Mandsjoerije had de Volkenbond ook

TI

niet den moed om tot aanwending der bij artikel 16 voorziene sanctie- te bepalingen tegen Japan over te gaan. Dat zou men nu weer zien ge-

t;

beuren. En viel Engeland al tegen, Frankrijk zou Italië niet in den v

steek laten en daarmee verviel alle beduchtheid voor een kras solidair n

optreden tegen Rome. Toch was de Duce niet ongewaarschuwd ge- v

bleven. In officieele Engelsche kringen te Londen verzekert men met d

(21)

nadruk, dat Engeland reeds lang vóór Stresa Italië heeft gewaarschuwd voor eIken vorm van expansie, die door een militaire actie zou worden ingeleid. Dientengevolge hebben de Engelschen te Rome en te Genève dan ook verscheiden stappen ondernomen bij de Italiaansche regeering of haar afgevaardigden, om haar het gevaar van haar houding onder het oog te brengen; waarbij dan zelfs zeer duidelijk te verstaan werd gegeven, dat elke poging tot agressie door Engeland beantwoord zou worden met een beroep op het Handvest van den Volkenbond. 't Ging er alleen nog maar om of Frankrijk zich, zonder eenige restrictie, aan Brittanje's zijde zou scharen om het instituut van Genève voor een noodlottig fiasco te behoeden. En dat is sindsdien gebeurd. Een tweede misrekening van MUSSOLINI, die nu voor zijn veroveringspolitiek fataal dreigt te worden.

Sterk door zijn vroeger gesloten militair accoord met Frankrijk

meende Italië zijn plannen in Noordoost-Afrika, welke reeds van lang

her dateeren, eindelijk te kunnen verwezenlijken. Nu hij, MUSSOLINI,

practisch, zij het ook indirect, van Frankrijk de vrije hand had ge-

kregen, zou Engeland per saldo geen onoverkomelijke bezwaren in

den weg kunnen of durven leggen. Het zou protesteeren, eischen stellen,

maar daarhi.i bleef het dan ook. En zoo kon Italië zijn gang gaan en

binnen korten tijd Abessynië tot ltaIiaansch koloniaal bezit maken. De

Duce rekende op de aaneengesloten kracht van zijn land tegenover de

verdeeldheid der anderen. De Volkenbond kon naar zijn meening in

de gegeven omstandigheden niet gevaarlijk worden. Te veel elementen

moesten het drijven der Britten verstoren. Wanneer wij - zoo was

zijn redeneering - in 1923 na de beschieting van Korfoe terug

moesten, dan lag dat aan het feit, dat het fascisme pas een jaar aan

de macht was; het groote werk van opbouw, van innerlijke voorberei-

ding van het Italiaansche volk, was toen nog nauwelijks ter hand ge-

nomen. Thans staan de zelfbewuste, in klassieke traditie opgevoede

kohorten gereed om voor Rome zijn ouden roem te herwinnen en

revanche voor de bij Adoea geleden nederlaag te nemen. Italië is nu

tot de tanden gewapend en kan te land en ter zee iederen tegenstander

tarten. De Volkenbond echter is na 1923 van nederlaag tot nederlaag

voortgeschreden: hij heeft de J apansche expeditie in Mandsjoerije

moeten dulden, de ontwapeningsconferentie zien mislukken, het stelsel

van militaire pacten aanvaard, Duitschland als lid zien uittreden en

deszelfs herbewapening met een platonisch protest beantwoord. Wat

(22)

454

H. L. BAARBÉ

viel van Genève dan te duchten, zoolang Engeland alleen stond, althans niet genoegzaam werd gesteund?

Het heet dat Rome nog door Parijs gewaarschuwd is, dat MUSSOLlNI's speculaties ten opzichte van Engelands houding een leelijke misreke- ning zouden blijken. Wat hiervan zij, de Italiaansche dictator kon niet meer terug, toen hij erkennen moest, zich "vergist" te hebben. Nauwe- lijks begon het Afrikaansche conflict gevaarlijke vormen aan te nemen, of uit Londen kwam een zeer dreigend veto en spoedig bleek, dat Engeland het desnoods op een oorlog in Europa zou laten aankomen om Italië's opzet te doen mislukken. En toen werd het voor Frankrijk:

kiezen of deelen. Het staat er nu eenmaal zoo bij, dat Engelands levens- belangen ditmaal samenvallen met de belangen en de statuten van den Volkenbond, terwijl anderzijds Frankrijks geheele Europeesche politiek op die statuten is gebaseerd, ermee staat of valt. Het had altijd voor collectieve veiligheid geijverd, toen Engeland er nog niet van weten wilde. Denk maar aan de geschiedenis met het Protocol van Genève in 1924. Het Labour-kabinet wilde wel met de Fransche radicalen onder HERRIOT in zee gaan, maar de groote meerderheid van het Engelsche volk deinsde terug voor nieuwe verbintenissen op het vaste- land; en toen kort daarop de stembus een nederlaag voor Labour bracht, was de Protocol-gedachte meteen van de baan.

Parijs, dat aan de vriendschap zoowel met Londen als met Rome groote waarde hechtte, stond thàns voor het feit, dat het één van beide zou moeten verliezen als er werd doorgezet. Moeilijk was de keus, maar Engelands vriendschap gaf den doorslag. Immers zou anders ook de Volkenbondsbasis der Fransche politiek vervallen. En zoo koos Parijs dan, zij het met bloedend hart, voor Londen. Engeland is altijd nog sterker en machtiger dan Italië en wint altijd den láátsten slag.

Doch deze overgave aan Londen, die aan Parijs den steun van Italië bij een vastelandsconflict dreigde te kosten, moest zoo duur mogelijk betaald worden. Daarom was het nu weer de beurt aan Frankrijk om voorwaarden te stellen. In het Oost-Afrikaansch conflict was het in Engelands belang, het Volkenbondspact in vollen omvang, met inbegrip van de sancties, toe te passen. Er kunnen zich echter in de toekomst gevallen voordoen, dat dit in Frankrijks direct belang is, maar minder in dat van Engeland. Denk slechts aan het gevaar van een bedreiging der Fransche grenzen door Duitschland. Kan Parijs dan onvoorwaarde- lijk op Londen rekenen?

w ni b« G al a; te ti B

o o A

b b

e

~

s

(23)

Dat was de alles-overheerschende vraag, die door de Quai d'Orsay werd gesteld. Lang heeft Engeland geaarzeld. Het hield niet van nieuwe verbintenissen met onberekenbare gevolgen. Maar het Rijks- belang ging boven alles. En zoo kon tenslotte, in de Assemblée te Genève, minister SAMUEL HOARE persoonlijk de verklaring afleggen, dat, als de Volkenbond in het Oost-Afrikaansch conflict stand houdt en aan al zijn verplichtingen voldoet, deze Bond voor de geheele verdere toekomst er op kan rekenen, dat Engeland zijn voIle Bondsverplich- tingen bij aIle Europeesche conflicten zal nakomen. En later heeft de Britsche regeering, in antwoord aan die te Parijs, nog eens "met volle verantwoordelijkheid" herhaald, dat het Britsche volk aan de begin- selen van den Volkenbond zijn adhaesie betuigt. "Iedere andere ge- dachte zou de goede trouw van Groot-Brittanje onderschatten en zijn oprechtheid in twijfel trekken." Engeland staat mèt den Volkenbond op de bres voor de collectieve handhaving van het Handvest en voor een vastberaden coIlectief verzet tegen elke on-uitgelokte aanvalsdaad.

AIleen maakte zijn regeering een duidelijk onderscheid tusschen alle niet-geprovoceerde daden van agressie en iedere negatieve daad van niet-uitgelokte agressie, bestaande in het niet-nakomen van bepalingen van het verdrag. Er kunnen voorts verschillende graden van schuld en agressie zijn. De verdragsverplichtingen moeten daarom elastisch worden opgevat als integraal deel van de veiligheid, daar de wereld niet een statisch begrip is. Maar dit blijft vaststaan: de risico's voor den vrede moeten gezamenlijk worden gedragen.

Deze Britsche antwoord-nota is zeer stellig een document van groote

beteekenis voor de toekomst van Europa. Engeland wil van den Volken-

bond een organisme maken ter verzekering van den wereldvrede en

verklaart zich bereid, zijn geweldige strijdkrachten - die straks weer

een versterking zullen ondergaan! - in dienst te stellen van het insti-

tuut van Genève. Dat is in de eerste plaats een onschatbare toezegging

aan Frankrijk, daar dit land, door den loop dien de politieke gebeurte-

nissen nemen, in de toekomst voor ontzaglijke moeilijkheden moet

komen te staan. Voor een vredelievende oplossing der groote problemen

in Centraal- en Oost-Europa zegt dit natuurlijk nog niet veel, maar

MUSSOLINI weet nu waar hij aan toe is. Als hij, spijt enkele goedkoope

overwinningen op het zwak-gewapende Abessynië, met de kous op den

kop thuiskomt, is het zijn eigen schuld, want hij heeft den boog te

sterk gespannen. De commissies van verzoening en bemiddeling waren

(24)

456 H. L.

BAARB~

bereid hem in zijn expansie-politiek zéér ver tegemoet te komen.

Doch de tegenvoorstellen van den Duce waren niet alleen voor Abes- synië, dat zijn souvereiniteit wil behouden, maar ook voor Engeland.

dat aan Italië slechts economische en geen politieke voorrechten wil gunnen, principieel en practisch onaannemelijk. De Volkenbond, die de integriteit en de souvereiniteit van al zijn leden heeft te beschermen, kon er niet op ingaan zonder zichzelf in hooge mate te compromit- teeren. Tot de instelling van een administratief internationaal bestuur, in samenwerking met den Negus arbeidende, wil Engeland zooveel mogelijk meewerken, - tegen een eenzijdig-Italiaansche overheer- sching, openlijk of bedekt, moet en zal het zich verzetten.

In 1923, toen Abessynië als Volkenbondslid werd toegelaten, noemde MUSSOLINI'S gedelegeerde in Genève dit een "huldebetoon voor den Volkenbond", te grooter van waarde, "omdat het komt van een volk dat tot dusver buiten de groote internationale stroomingen is gebleven, maar dat tevens door de opmerkelijke taaiheid waarmee het in staat is geweest zijn geloof en karakter door de eeuwen heen te verdedigen, een adeldom heeft verkregen die respect afdwingt." En vijf jaren later sloot Italië met Abessynië een speciaal verdrag van vriendschap, ver- zoening en arbitrage, waarvan artikel 5 beide partijen verplicht om geschillen die niet langs den gewonen diplomatieken weg kunnen ge- regeld worden, aan een procedure van verzoening en arbitrage te onderwerpen "zonder toevlucht te nemen tot gewapende macht." Thans verklaart de Duce, dat ditzelfde volk "door ieder als barbaarsch wordt erkend; dat het onbekwaam is om de verplichtingen te vervullen die het lidmaatschap van den Volkenbond oplegt, en dat het onwaardig is om een plaats in te nemen onder de beschaafde naties." Bij deze verklaring had de Volkenbond zich dan neer te leggen; Groot-Brittanje en Frankrijk, die ook van Ethiopië eenige ondervinding hebben, in de eerste plaats. Maar Engeland ging niet overstag. Het bleef bij zijn reeds ingenomen standpunt, dat de onafhankelijkheid van Abessynië in elk geval behoort te worden geëerbiedigd. Met andere woorden: dat de Negus baas in eigen huis moet blijven, al moet het beheer van dat huis dan ook aan een duchtige herziening onderworpen worden:

iets wat de Negus ook zelf, blijkens de woorden van zijn vertegen- woordiger te Genève, wenscht en mogelijk wil maken, als daarbij maar het collectieve karakter behouden wordt.

In groote spanning wacht de wereld nu af, hoe de toestand zich

s

t s t

\

(25)

verder zal ontwikkelen. Zoolang het bij "milde" economische sancties blijft, durft men vertrouwen, dat het tot geen conflict in Europa zal komen. Te Parijs oordeelt men zelfs, dat bij een snel verloop van den Italiaanschen veldtocht een botsing tusschen Engelsche en Italiaansche strijdkrachten practisch volkomen is uitgesloten. Want Italië denkt er zeker niet aan, buiten gevallen van absolute noodzaak, zooals een blokkade die den aanvoer van levensmiddelen zou verhinderen, of een sluiting van het Suez-kanaal die zijn leger in Ethiopië in gevaar zou brengen, zulk een botsing uit te lokken. MUSSOLINI heeft, toen de op- marsch der Italiaansche troepen een aanvang nam, verklaard, "dat wij op sancties van economischen aard zullen antwoorden met disci- pline, vastberadenheid en offervaardigheid." Dus géén geweld. Maar

"militaire maatregelen zouden met oorlogsdaden worden beantwoord."

Dán loopt het zeker mis in Europa, in de Middellandsche Zee allereerst.

En wat zou er nog meer op kunnen volgen? Want wel heeft vroeger reeds de fascistische regeering "op de meest plechtige wijze" uitge- sproken, dat zij alles zal vermijden wat het Italiaansch-Abessynisch conflict zou kunnen doen uitgroeien tot een conflict op breeder terrein, maar dat geldt natuurlijk alleen zoolang tegen Italië geen militair geweld wordt gebruikt.

Overigens ligt de geheele situatie nog in een volkomen duister.

Elke voorspelling hoe over een week, of korter zelfs, de ontwikkeling

zal zijn, is fantastisch. Men kan combineeren, veronderstellen, maar

voor zekerheid ontbreekt elke basis. Hoe zullen de fronten in Europa

loopen, als het conflict niet kan worden gelocaliseerd? Ook hier draait

in diepste wezen alles om de vraag, welke houding Duitschland zal

aannemen. Zei BALDWIN nog niet kort geleden, doelend op het ont-

wapeningsprobleem, dat het heele perspectief op het vasteland is

gewijzigd door de herbewapening van dat Rijk? Er zijn twee duidelijke

mogelijkheden: Of Duitschland werpt zich in een Europeesch avontuur,

Of wel het beperkt er zich toe, diplomatiek het grootst mogelijke voor-

deel uit het conflict te trekken door zijn neutraliteit zoo duur mogelijk

te verkoopen. Het zou geen verbazing behoeven te wekken, indien Italië

het nu weer eens met Duitschland zou willen probeeren en daartoe meer

contact met Berlijn ging zoeken. Er liepen reeds geruchten over de

mogelijkheid van het totstandkomen van een Duitsch-Italiaansch non-

agressiepact, in den geest van het Duitsch-Poolsch verdrag, waarvan

clan een modus-vivendi inzake Oostenrijk den grondslag zou moeten

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nu zal moeten blijken of deze partij, die een verzamelpunt is geworden ook voor goedwillende landgenoten, welke hun onbehagen omtrent de ontwikkeling der dingen in ons land of

gemeesterschap wij nóg altijd in alle Haagse kringen met de grootste lof ho- ren spreken. Wanneer de regering meer geld vraagt voor welk onderdeel van haar

Terwijl in een aantal landen wetgeving voor het publiceren van milieuverslagen of maatschappelijke gegevens in jaarverslagen van kracht is, en dit in andere landen van

As a microcosm of the community which it serves, a school reflects and engages with the greater political, social and economic issues and dynamics at any particular stage in

nannoplankton: allerkleinste planktonische organismen; hiertoe behoren onder andere bacteriën, flagellaten, groenvieren;. nekton: organismen die aktief in het water zwemmen

10:40 BW is een regel van Nederlands internationaal privaatrecht en deze zal slechts door de Nederlandse rechter worden toegepast.&#34; Als de handelende echtgenoot zich i n

Hiervoor bezorgt de patiënt hen een kopie van het rij geschiktheidsattest en/of recto verso kopie van het aangepast rij bewij s (hierop staat niet vermeld dat de patiënt

Om een goede applicatie te maken die op een intuïtieve manier bestuurd kan worden, is het dus zaak om goed te kijken wat er allemaal mogelijk is qua gebarenherkenning