• No results found

Ecologische opvolging en beheervoorstellen voor berm- en oevervegetaties langs het Leopoldkanaal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ecologische opvolging en beheervoorstellen voor berm- en oevervegetaties langs het Leopoldkanaal"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ecologische opvolging en

beheervoorstellen voor berm- en oevervegetaties

langs het Leopoldkanaal

(2)

Auteurs:

Andy Van Kerckvoorde, Luc De Geest

Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek

Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) is het Vlaams onderzoeks- en kenniscentrum voor natuur en het duurzame beheer en gebruik ervan. Het INBO verricht onderzoek en levert kennis aan al wie het beleid voorbereidt, uitvoert of erin geïnteresseerd is.

Vestiging: INBO Brussel Kliniekstraat 25, 1070 Brussel www.inbo.be e-mail: andy.vankerckvoorde@inbo.be Wijze van citeren:

Van Kerckvoorde & De Geest (2016). Ecologische opvolging en beheervoorstellen voor berm- en oevervegetaties langs het Leopoldkanaal. Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2016 (12505806). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. DOI: doi.org/10.21436/inbor.12505806 D/2016/3241/297 12505806 ISSN: 1782-9054 Verantwoordelijke uitgever: Maurice Hoffmann

Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van: Waterwegen en Zeekanaal NV, afdeling Bovenschelde, Guldensporenpark 105, 9820 Merelbeke

(3)
(4)
(5)
(6)
(7)
(8)
(9)
(10)
(11)
(12)
(13)
(14)
(15)

3 Resultaten 

3.1 Ecologische opvolging 

3.1.1 Biodiversiteit 

De mediaanwaarde voor het soortenaantal ligt bij de data van 2015 op 12 (figuur 1). Er is een significant verschil  (p<0,05, t‐test) van het soortenaantal tussen de vegetatieopnames aan de waterzijde en deze aan de landzijde. Een  lager aantal soorten wordt waargenomen aan de landzijde. In de totale dataset is er een significant lager  soortenaantal in 2015 en 2011 in vergelijking met de data van 2006. Voor de vegetatieopnames aan de landzijde  wordt in 2015 een significant lager soortenaantal waargenomen ten opzichte van de data van 2006. 14% van de  vegetatieopnames van 2015 hebben een soortenaantal hoger dan 15 (dit kan gelden als richtwaarde voor  doelvegetaties, zie ook 2.1.3.6). Voor vegetatieopnames aan de waterzijde ligt dit aandeel op 21%, voor  vegetatieopnames aan de landzijde op 8%. Er is een significant hoger soortenaantal bij doelvegetaties ten opzichte  van de data langs het Leopoldkanaal van 2015.   Figuur 1.   Boxplots van het soortenaantal voor de vegetatieopnames langs het Leopoldkanaal in 2006, 2011 en 2015  opgesplitst in de totale dataset, de waterzijde en de landzijde. Het rechtse deel van de figuur toont de boxplot van  het soortenaantal voor doelvegetaties (glanshavergrasland en vrij soortenrijk matig voedselrijk grasland).  Verschillende letters geven een significant verschil aan tussen de opvolgingsrondes op basis van een ‘linear mixed‐ effect model’; * duidt op een significant verschil tussen water‐ en landzijde in de data 2015 op basis van t‐test; +  duidt op een significant verschil tussen de data van 2015 en data voor doelvegetaties op basis van t‐test.    De mediaanwaarde voor de Shannon‐Wiener diversiteitindex ligt bij de data van 2015 op 1,7 (figuur 2). De  diversiteit bij de data van 2015 is significant (p<0,05, t‐test) lager bij vegetatieopnames aan de landzijde ten  opzichte van de waterzijde. In de totale dataset is er een significant lagere diversiteit in 2015 en 2011 in vergelijking  met de data van 2006. Voor de vegetatieopnames aan de waterzijde wordt een significant lagere diversiteit  waargenomen tussen de data van 2011 en 2006. 42% van de vegetatieopnames van 2015 hebben een diversiteit  hoger dan 1,8 (dit kan gelden als richtwaarde voor doelvegetaties, zie ook 2.1.3.6): 48% voor de waterzijde en 28%  voor de landzijde. Er is een significant hogere Shannon‐Wiener diversiteitindex bij doelvegetaties ten opzichte van  de data langs het Leopoldkanaal van 2015.    *  *  b  a 

b  a  a  a  a  ab 

(16)
(17)

  Figuur 3.   Boxplots van het Ellenberg‐indicatorgetal voor nutriënten in de vegetatieopnames langs het Leopoldkanaal in  2006, 2011 en 2015 opgesplitst in de totale dataset, de waterzijde en de landzijde. Het rechtse deel van de figuur  toont de boxplot van het Ellenberg‐indicatorgetal voor nutriënten voor doelvegetaties (glanshavergrasland en vrij  soortenrijk matig voedselrijk grasland). * duidt op een significant verschil tussen water‐ en landzijde in de data  2015 op basis van t‐test; + duidt op een significant verschil tussen de data van 2015 en data voor doelvegetaties op  basis van t‐test.         Figuur 4.   Boxplots van de bedekking van stikstofmijdende soorten in de vegetatieopnames langs het Leopoldkanaal in 2006,  2011 en 2015 opgesplitst in de totale dataset, de waterzijde en de landzijde. Het rechtse deel van de figuur toont  de boxplot van de bedekking van stikstofmijdende soorten voor doelvegetaties (glanshavergrasland en vrij  soortenrijk matig voedselrijk grasland). Verschillende letters geven een significant verschil aan tussen de  opvolgingsrondes op basis van een ‘linear mixed‐effect model’; + duidt op een significant verschil tussen de data  van 2015 en data voor doelvegetaties op basis van t‐test.     De bedekking van stikstofminnende soorten voor de data 2015 is hoog met mediaanwaarde van 59% in de totale  dataset (figuur 5). Er zijn geen significante verschillen tussen de opvolgingsrondes. Er is geen significant verschil  tussen de bedekking van stikstofminnende soorten in 2015 aan de landzijde versus de waterzijde. Er is een  significant lagere bedekking van stikstofminnende soorten bij doelvegetaties ten opzichte van de data langs het  Leopoldkanaal van 2015.  ab 

a  b  a  ab  b  a  ab 

(18)
(19)
(20)
(21)
(22)
(23)
(24)

 

(25)
(26)
(27)
(28)
(29)
(30)
(31)
(32)
(33)
(34)
(35)
(36)
(37)
(38)
(39)
(40)
(41)
(42)
(43)
(44)
(45)
(46)
(47)
(48)

 

(49)

 

(50)
(51)
(52)

 

(53)
(54)

 

 

     

(55)
(56)

 

(57)
(58)

 

   

(59)
(60)
(61)
(62)
(63)
(64)

 

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De bedekking voor soorten met hoge (&gt;6) Ellenberggetallen voor nutriënten is significant lager bij opnames met een nietsdoenbeheer ten opzichte van (1) opnames met een

Significant lagere waarden voor conductiviteit worden gevonden bij de brem - schapenzuring groep (groep *00), de duizendblad - knoopkruid groep (groep *010) en de

In 2014 is door W&amp;Z (mail Nathalie Devaere 7 mei 2014) aan het INBO opdracht gegeven om, voor de verschillende waterwegen in het IJzerdistrict, (1) de bermvegetatie

Wanneer de uniforme methode gebruikt wordt om een schadevergoeding te berekenen, dan moet een onderscheid gemaakt worden tussen een boom die totaal vernield is

[r]

2 maal maaien (eerste maaibeurt half juni) van kruin Jacksenbrug – Molentjesbrug middenberm extensieve begrazing (standbegrazing) Molentjesbrug – Platheulebrug noordelijke berm.

De bermen kennen een vegetatie van het Zevenblad - Ridderzuring type, echter met relicten van het Kleine klaver – Smalle weegbree type. Riet is hier sterk ontwikkeld en is van

• de bermen tussen Watervlietbrug en Langewegbrug waarbij vooral de noordelijke bermen een beperkt beheer hebben,.. • de bermen tussen Oosthoekbrug en Strobrug met hier vooral