• No results found

Ontmoeting. Jaargang 9 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ontmoeting. Jaargang 9 · dbnl"

Copied!
504
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ontmoeting. Jaargang 9

bron

Ontmoeting. Jaargang 9. Bosch & Keuning, Baarn 1955-1956

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_ont003195501_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd

zijn.

(2)

[Inhoud]

ONTMOETING

Negende Jaargang - October 1955 - September 1956

* Poëzie - ** Verhalend proza - *** Beschouwend proza

324 XI

***

W. Bilderdijk (1756-1831) Beinema, M.

357 XII

* Kleuter

Bendels, Ger

358 XII

* Knaap

357 XII

* Neo - natus

358 XII

* Puber

55 II

* Allerzielen Braber,

Marinus A. den

242 IX

* Gedicht aan Rembrandt

56 II

* Kerkhof Père Lachaise

65 III

* Kerstmis

67 III

* Nachtstilte

241 IX

* Rembrandtherdenking

68 III

* Slaapliedje

68 III

* Tijdnood

66 III

* Verslapen reis

66 III

* Verstilling

174 VI

* Zelfportret

80 III

* Conduite

Daen, Frank

322 XI

* De omweg

begrip

323 XI

* Doeng Ting Meer

291 X

* En hij:

323 XI

* Jang'tse

81 III

*

Parijs

(3)

80 III

* Schepen op de Bosporus

290 X

* Zij:

225 VII/VIII

***

Porgy and Bess Degens, R.N.

69 III

**

De wacholder Eijsselsteijn,

Lidy van

9 I

* Gisteren stierf mijn hond

273 IX

**

Toneel in dienst der blijde boodschap Geus, Johanna

de

303 X

**

Bruigom en bruid Goedhart,

Marius

268 IX

* Eef

343 XI

* De Hofkamp

302 X

**

Door de landen

346 XI

* Het afscheid

269 IX

* Hier zou ik dus gelukkig moeten zijn

368 XII

* Honden

spreken

168 VI

* Ik heb een

standbeeld van angst

opgeroepen

344 XI

* Liebestraum

169 VI

* Milde

winteravond

343 XI

* Molens

368 XII

* O de levende dagen met jou

167 VI

*

Ouders zeggen

eenparig

(4)

121 IV

* Waarheen ging het licht Goedhart,

Marius

301 X

**

Zo luister dus

345 XI

* Zomer in Vlist

99 IV

* Het was

morgen geworden Graft,

Guillaume van der

98 IV

* Zoekend naar verzoening

97 IV

* Zon op de

rivier

195 VII/VIII

***

Drie maal Den Haag en drie maal Rotterdam Grolle, Ev.

292 X

***

Fry

dramatiseerde de Exodus

371 XII

***

Ibsens

‘Spoken’

163 VI

***

Requiem voor een non

35 II

***

V.U. studenten speelden ‘Het Grote Proces’

328 XI

* Kleine suite der cultuur 1-9 Hollebeek, Aad

274 IX

* Sonate in

mineur

72 III

* Graf

Jacobse, Muus

73 III

* Slaap

112 IV

***

Theologische kroniek Jager, Okke

306 X

***

Theologische kroniek

100 IV

**

Het witte vervolg Jelsma, Auke

242 IX

**

Een

nazomerdag in 1663

Krijger, Henk

(5)

205 VII/VIII

**

Punt-komma

193 VII/VIII

* Harlingen

Labruyère, Constant

194 VII/VIII

* Stads

365 XII

* Crisis

Leeuw, Freek de

364 XII

* Du bist so

lange da

364 XII

* Gloriaal

275 IX

* Als verdwaalde duiven

Lelsz, Jac.

144 V

* Apocalypse

145 V

* De verre trek

276 IX

* Soms kies ik mij een schip

251 IX

* Zelfportret

161 VI

* De wortelstok vrede

Lievaart, Inge

33 II

* Ik wil bij jullie zijn 1-3

120 IV

* Laat mij

luisteren

162 VI

* Ze zullen het niet geloven

74 III

***

Kroniek der Franse letteren Mertens, Anna

118 IV

**

Peter (fragment) Miedema,

Arjen

354 XII

**

Het laatste oordeel Monsinga, M.

149 V

* Iemand floot de blues

Overduin, Gert

300 X

* Naamgeving

181 VI

* Isolement

Petit, Nora

17 I

*

Langzaam

(6)

moeder

89 III

* Veulen

376 XII

* Water laat

geheimen Ploeg, Dirk van

der

304 X

* Jeugd

Ravestein, H.

182 VI

**

De vader van mijn vader Reugebrink,

Jacques

(7)

III

321 XI

***

In memoriam Job Haantjes Risseeuw, P.J.

366 XII

***

Nee, zo toch maar niet...

170 VI

***

‘Bloesemtak’

van Bordewijk Romijn, Aart

116 IV

***

En de zee was niet meer...

1 I

* Bruiloft te

Kana Rijnsburger,

M.H.

2 I

* Dode boom

129 V

* Passietijd

333 XI

**

Anna Teresia Rijnsdorp, C.

3 I

***

De

geschiedenis van een belangstelling

102 IV

***

Hoe ontstaat een kunstwerk?

369 XII

***

Gebeden sterven niet

137 V

* Soms

43 II

***

Kroniek der Duitse letteren Schouten, J.H.

138 V

***

Kroniek der Duitse letteren

359 XII

***

Kroniek der Duitse letteren

240 VII/VIII

***

Tentoonstelling van het Duitse boek

111 IV

* Het instrument Schregel-Onstein,

Francine

253 IX

***

‘Rembrandt

Schuller, J.C.

(8)

54 II

* Dalwaarts III Steggerda,

Herman

40 II

* In memoriam Sterveen, N.

42 II

* Tegen dit hoge riet

41 II

* Wanneer het anders gelopen was

146 V

***

Heilloze moed Stoep, D. van

der

204 VII/VIII

* Herschepping Stolk, Jan

203 VII/VIII

* Toonloos

23 I

* Engelen

breken...

Storm, Harro

23 I

* Ik moet terug in de natuur

24 I

***

Verslag van een bedevaart Veerman, Jan

W.

216 VII/VIII

***

Poëziekroniek Vermeer, C.

82 III

***

De realistische film

Visser, Aize de

353 XII

* Herfst

Vliet Fred van

130 V

* Lied

Voerman, Dick

131 V

* Ochtendgloren

132 V

**

Mussen en spreeuwen (fragment) Vreugdenhil,

Jacoba M.

18 I

**

Restauratie

Kritieken

222 VII/VIII

C. Vermeer De blinde

harpenaar Aafjes, Bertus

222 VII/VIII

C. Vermeer Een voetreis

naar Rome

112 IV

Okke Jager Martin Buber

Aalders, Dr. W.

126 IV

H. Ravestein Het hart en de

Aken, Piet van

(9)

362 XII

J.H. Schouten Der Widerhall

Alverdes, Paul

(10)

191 VI

A. Wapenaar Het scharlaken

wambuis Ammers-Küller,

Jo van

352 XI

C. Rijnsdorp Calvijns

Aesthetica Anema, Seerp

285 IX

Jan W.

Veerman Lente/Herfst

Arends, J.

58 II

Frieda van Felden Ik ben vijftien

jaar en wil niet sterven

Arnóthy, Christine

234 VII/VIII

Jacoba M.

Vreugdenhil Labyrint

Augustin, Elisabeth

30 I

M.H.

Rijnsburger Modder is

gevaarlijk Baardman, C.

218 VII/VIII

C. Vermeer Privé-feest

Babylon, Frans

308 X

Okke Jager De grenzen van

de

vermoeidheid Baden, Hans

Jürgen

236 VII/VIII

Jacoba M.

Vreugdenhil Goed

taalgebruik en Bakels, Mr.

F.B.

Het persklaar maken van stukken

95 III

Ev. Grolle Vandaag is

morgen Bates, Herbart

E.

190 VI

Dr. J.C.H. de Pater

Mijn dorp in Frankrijk Baudet, Henri

319 X

Ds. J.A.

Wapenaar Een dokter

geneest door geloof Beard, Dr.

Rebecca

347 XI

J.C. Schuller Rembrandt

Beaufort, Henriëtte L.T.

de

113 IV

Okke Jager Conflict met

Rome Berkouwer, Dr.

G.C.

379 XII

Henk Krijger Klassieke en

nieuwere Schilderkunst Beyen, Prof.

Dr. G.H.

74 III

Anna Mertens La Vie d'une

Amitié II Bibesco,

Princesse

Marthe

(11)

316 X

Joh. van Hulzen Vader heeft het

moeilijk Biernath, Horst

216 VII/VIII

C. Vermeer Terugblik op de

afgelegde weg Bloem, J.C.

283 IX

Jan W.

Veerman De stem in de

woestijn Blijstra, R.

382 XII

Aart Romijn Het Kind en de

Ster Boeye, Eugenie

188 VI

G. van Heerde Catastrophe

Bokma, Toussaint

285 IX

G. van Heerde Choeria, de

kleine slavin

380 XII

Aart Romijn Sneeuw in

Augustus Boland, John

32 I

Jacoba M.

Vreugdenhil Huizen zonder

vaders Böll, Heinrich

59 II

M. Beinema Wapenbroeders

Boon L.P.

170 VI

Aart Romijn Bloesemtak

Bordewijk F.

382 XII

P.J. Risseeuw De laatste eer

126 IV

M. Beinema Mr. W.

Bilderdijks briefwisseling Bosch, Dr. J.

96 III

Dr. J.C.H. de Pater

Roep en roeping Bouman, Prof.

Dr. P.J.

306 X

Okke Jager Practische

zielszorg Bovet, Dr. Th.

186 VI

C. Rijnsdorp Singel 262

Breton de Nijs, E.

115 IV

Okke Jager Heroriëntering

t.a.v. de Brillenburg

Wurth, Dr. G.

ontmoeting tussen Kerk en wereld

360 XII

J.H. Schouten Armer Cicero

Brod, Max

(12)

175 VI

C. Vermeer Liederen en

romances Buddingh', C.

218 VII/VIII

C. Vermeer Met man en

muis Campert,

Remco

75 III

Anna Mertens Le livre de

Lazare Cassou, Jean

283 IX

Jan W.

Veerman Als het jonge

koren rijpt Colette

185 VI

J.C. Schuller Gert von der

Osten Corinth, Lovis

350 XI

M. Beinema De vier

heilsgeliefden Daisne, Johan

29 I

Jan W.

Veerman De majoor en

Marianne Daninos, Pierre

230 VII/VIII

G. van Heerde In de schaduw

der

molenwieken Dekker, Joh.

30 I

M. Beinema Niemand

ontsnapt aan zijn noodlot Delen, Ary

237 VII/VIII

Aart Romijn De dagen zijn

geteld Dendermonde,

Max

278 IX

Hans

Barendrecht De tienduizend

dingen Dermoût, Maria

236 VII/VIII

Joh. van Hulzen Nog pas

gisteren

315 X

H. Ravestein Het einde wordt

het begin Dessel-Poot,

Marie van

239 VII/VIII

Jacoba M.

Vreugdenhil wereldliteratuur

Dierenverhalen uit de

318 X

M. Beinema Den Bloem-hof

van de Dis. L.M. van

Nederlantsche Jeught

317 X

Joh. van Hulzen Daar ligt

Jeruzalem Dorp-Ypma, Jo

van

380 XII

Aart Romijn De vrijgezelle

ouderling

(13)

157 V

Kees Klap Op

aantrekkelijke voorwaarden

352 XI

Dr. J.C.H. de Pater

Roemenië, Joegoslavië, Boelgarije Dozy, C.M.

316 X

Joh. van Hulzen Drentse

schrievers

176 VI

C. Vermeer Facetten der

Ned. poëzie Dubois, P.H.,

e.a.

van W. Elschot tot M. Nijhoff

175 VI

C. Vermeer Het goud der

gouden eeuw Duinkerken,

Anton van

175 VI

C. Vermeer Zeven eeuwen

Katholieke poëzie

309 X

Okke Jager Nihilisme of

Koninkrijk Gods Dijk, Ds.

A.F.L. van

309 X

Okke Jager Onder de

vijgeboom

140 V

J.H. Schouten Sie warten auf

Antwort Ebner, Jeanine

349 XI

Ds. J.A.

Wapenaar Het zomerhuis

Edinga, Hans

307 X

Okke Jager Gebedsmoeilijkheden

Elderenbosch, Dr. P.A.

307 X

Okke Jager Vergeving en

genezing

280 IX

M. Beinema Lezende in

buurmans hof Enklaar, D.Th.

185 VI

J.C. Schuller Rembrandt in

de spiegel Enzinck,

Willem

76 III

Anna Mertens Sans savoir qui

je suis Escure, Pierre

de l'

233 VII/VIII

M. Beinema Als een

Estang, Luc.

(14)

158 V

Mr. G.E.

Mulder Verweerde

stenen Eijsselsteijn, B.

v.

381 XII

Joh. van Hulzen Setoewo de

tijger Fabricius, Joh.

43 II

J.H. Schouten Thomas Mann

Faesi, Robert

141 V

J.H. Schouten Spanische

Ballade Feuchtwanger,

Lion

142 V

J.H. Schouten Epik und

Dramatik Fleming, Willi

232 VII/VIII

Ev. Grolle Droom der

gevangenen Fry,

Christopher

156 V

Joh. van Hulzen Het bamboe

gordijn Gann, Ernest K.

222 VII/VIII

C. Vermeer De wever

Gans, Dr. A.

287 IX

Prof. Dr. K.J.

Popma Latijn en

Grieks dat wij allen spreken Gerlach Royen,

Prof. Dr. D.

95 III

Ev. Grolle Toneelnummer

Gids, De

150 V

Jan W.

Veerman De eenzame

weg Ginneken, Kees van

315 X

Okke Jager Het brandoffer

Goes, Albrecht

29 I

Joh. van Hulzen Het was een

vreemde nacht

44 II

J.H. Schouten Der Herr

Geheime Rath Goetz,

Wolfgang

349 XI

J.C. Schuller Verzamelde

brieven Gogh, Vincent

van

320 X

Ds. J.A.

Wapenaar De Indische

godsdiensten Gonda, Prof.

Dr. J.

186 VI

M. Beinema Marnix Gijsen

Goris en Jan Greshoff, René

375 XII

Joh. van Hulzen Werkend wacht

ik Graaff, Barend de

222 VII/VIII

C. Vermeer Klagend loflied

Graaff, Chr. de

279 XI

M. Beinema Een boecxken

gemaket ende Graft, Dr. C.

Catharina van

de beschreven van

Suster Bertken

(15)

383 XII

Aart Romijn Mr. Maury,

Rechter Greef, Etienne

de

286 IX

Prof. Dr. K.J.

Popma Homerus, vier

kanten van zijn persoonlijkheid Groningen,

Prof. Dr. B.A.

van

90 III

J.C. Schuller Deutsche Kunst

im zwanzigsten Jahrhundert Grote, Ludwig

314 X

J.C. Schuller Beeldhouwkunst

van deze eeuw Hammacher,

A.M.

348 XI

Ds. J.A.

Wapenaar De laatste

eenzaamheid Hardenberg,

Jan

94 III

J.E. Niemeijer De

Amerikaanse Harkness Jr.,

Albert

cultuur in vogelvlucht

376 XII

Jacoba M.

Vreugdenhil Midzomerwende

Haslund, Ebba

114 IV

Okke Jager De menselijke

ziel Heering, Dr.

G.J.

282 IX

J.H. Schouten Werke

Heine, Heinrich

361 XII

J.H. Schouten Versöhnung

Heiseler, Bernt von

375 XII

J.C. Schuller Rembrandt

fecit 1642 Hellinga, Prof.

Dr. W. Gs.

27 I

J.E. Niemeijer Hart zonder

land Helman, Albert

155 V

J.H. Schouten Matthias

Jorissen Henn, Friedrich

August

219 VII/VIII

C. Vermeer Met aarden

vingers Herberghs, Leo

238 VII/VIII

P.J. Risseeuw Het oog van de

naald

Hofstra, J.W.

(16)

91 III

J.C. Schuller Holbeins Oude

Testament

277 IX

Joh. van Hulzen Huis in de

nacht Hoogte, Albert van der

58 II

Ev. Grolle De zeewolf

Hoornik Ed.

237 VII/VIII

Aart Romijn De tuchtelozen

Hunter, E. van

32 I

Jacoba M.

Vreugdenhil Paard gevonden

Jacobs, Jan W.

151 V

Jan W.

Veerman In de greep

James, Henry

46 II

J.H. Schouten Kunst und

Reichtum deutscher Prosa Jancke, Oskar

157 V

Anna Mertens Waarom speel

je niet Vincent?

Jaspers, Peter

377 XII

Henk Krijger Rembrandt,

vorst der schilders Jong, David de

152 V

N.P. Veerman Problemen,

beesten en wat liefde

Kamphuis, Wil

382 XII

Aart Romijn Van liefde en

een rode kater Karst Jr., E.

91 III

Frieda van Felden En alleen ons

hart weet waarom Kaufmann,

Richard

60 II

Dr. S.H.

Spanjaard Kapitein

Michalis Kazantzakis,

Nico

309 X

Okke Jager In Gods smidse

Keller, Tina

309 X

Okke Jager Panorama der

wereldkerk Keller e.a.,

Tina

351 XI

Dr. J.C.H. de Pater

Adieu Félice, Adieu Parijs Keogh,

Theodora

45 II

J.H. Schouten Die Blaue

Blume Kesten,

Hermann

141 V

J.H. Schouten Ein Sohn des

Glücks

217 VII/VIII

C. Vermeer Rubaiyat (vert.

J.A. Vooren) Khayyam,

Omar

(17)

382 XII

Aart Romijn Misschien ben

ik dood Klaas, Joe

350 XI

M. Beinema Zonder het

genadige einde Klooster, W.G.

93 III

Dr. S.H.

Spanjaard Bent U ook van

gisteren?

Knap, Henri A.A.R.

192 VI

Jacoba M.

Vreugdenhil De man zus, de

vrouw zo Knap en Annie

M.G. Schmidt, Henri

187 VI

J.C. Schuller Moderner

Kunst Knaurs

Lexikon

91 III

Ds. F. Vroon De linkerhand

Kossmann, Alfred

113 IV

Okke Jager Inleiding tot de

godsdienstgeschiedenis Kristensen,

Prof. Dr. W.

Brede

187 VI

P.J. Risseeuw Kinderen der

mensen Kuyle, Albert

306 X

Okke Jager Kind en religie

Langeveld, Dr.

M.J.

221 VII/VIII

C. Vermeer Onder de Roos

Laurey en Ton Neelissen, Harriet

309 X

Okke Jager Søren

Kierkegaard, Fragmenten Leendertz, Dr.

308 X

Okke Jager De Bijbel als

boek Leeuw, Dr. G.

van der

308 X

Okke Jager Dogmatische

brieven

310 X

Okke Jager Het christelijk

onsterfelijkheidsgeloof Leeuwen, Dr.

P.J. van

(18)

127 IV

Joh. van Hulzen Vrouw en

verten Leeuwis, Leo J.

113 IV

Okke Jager Tussen kerk en

pastorie Lier, Ton van

198 VI

Jan W.

Veerman Vaarwel aan

Gertrude Linde, Raf van

de

221 VII/VIII

C. Veerman De visgier

Linden, Catharina van der

150 V

M. Beinema Balans en

bezinning Lissens, Dr.

R.F.

218 VII/VIII

C. Vermeer Leda (Paul

Eluard) Lodeizen, Hans

94 III

Ev. Grolle Handboek voor

het Loggem, M.

van

Amateurtoneel I

279 IX

Ev. Grolle Handboek voor

het

Amateurtoneel II en III

57 II

Frieda van Felden De man zonder

feestkleed Loon, Foka van

57 II

Frieda van Felden De wondere

weg

31 I

Frieda van Felden De vrienden

van vroeger Lopez, Esteban

113 IV

Okke Jager Door het geloof

alleen (Prof.

Dr. Kooiman) Lüther,

Maarten

231 VII/VIII

Ev. Grolle Open doekjes

Lutz, Luc.

122 IV

Dr. J.C.H. de Pater

Keizerlijke Venus Maass, Edgar

93 III

Dr. S.H.

Spanjaard Charlotte in

Weimar Mann, Thomas

360 XII

J.H. Schouten Der Erwählte

76 III

Anna Mertens La Chute du

Grand Chimu Marchal,

Lucien

(19)

318 X

Joh. van Hulzen Over de kling

Marja, A.

122 IV

Joh. van Hulzen Voor de bijl

124 IV

Okke Jager Morgen zie ik

je weer Marshall,

Catherine

142 V

J.H. Schouten Das Wagnis der

Sprache Martini, Fritz

378 XII

N.P. Veerman Als de sperwer

maar niet komt Mathi, Maria

127 IV

M.H.

Rijnsburger Het Lam

Mauriac, François

47 III

Anna Mertens La France et les

Français Maurois, André

77 III

Anna Mertens Hollande

Maurois et Gérald

Maurois, André

159 V

J.C. Schuller Rembrandt's

Evangelie Meer, F. van

der

155 V

J.H. Schouten Lob des Alters

Meiner, Annemarie

314 X

N.P. Veerman Op liefdes

lichte voeten Mens, Jan

45 II

J.H. Schouten Kehr wieder,

Morgenröte Menzel,

Gerhard

95 III

Ev. Grolle De vuurproef

Miller, Arthur

219 VII/VIII

C. Vermeer De onderkant

van het licht Molen, W.J.

van der

233 VII/VIII

H. Ravestein Het huis met de

poppen Mons, Martin

154 V

N.P. Veerman Geschenken

van de zee Morrow

Lindbergh, Anne

44 II

J.H. Schouten Hugo von

Hofmannsthal, Franz Kafka Muhlberger,

Josef

(20)

58 II

Jacoba M.

Vreugdenhil Een ruiker

camelia's Mulder, Anne

H.

284 IX

Jan W.

Veerman De sprong der

paarden en de zoete zee Mulisch, Harry

44 II

J.H. Schouten Goethe und die

deutsche Gegenwart Müller, Georg

235 VII/VIII

Jacoba M.

Vreugdenhil Ino

Nathusius, Marie-Sophie

222 VII/VIII

C. Vermeer Vuurschip

Niehof, J.S.

141 V

J.H. Schouten Vom

Geheimnis der Mönche Nigg, Walter

146 V

D. van der Stoep Het kan me niet schelen

Noordzij, Nel

379 XII

L.H.

Stronkhorst Philip en de

anderen Nooteboom,

Cees

64 II

Jacoba M.

Vreugdenhil De zon gaat op

in Gulbrandstal Nordh,

Bernhard

125 IV

P.J. Risseeuw De Vrouw

Alberdien Norel, K.

77 III

Anna Mertens Tamerlan des

Coeurs Obaldia, René

de

90 III

J.C. Schuller Die Frühzeit

der Oertel, Robert

Italienischen Malerei

63 II

N.P. Veerman De lege plaats

Oosterbroek-Dutschun, Annie

236 VII/VIII

Aart Romijn Parijs in

Negligé Orme,

Alexandra

176 VI

C. Vermeer Music-Hall

(Gerrit Borgers) Ostayen, Paul

van

64 II

J.C. Schuller Die Kunst der

Renaissance in Italien

Paatz, Walter

59 II

N.P. Veerman Goedenmorgen,

Patton, Frances

(21)

310 X

Okke Jager Cultuur en

christelijk geloof Peursen, Dr.

C.A. van

383 XII

P.J. Risseeuw De boodschap

van Abbé Pierre Pierre, Abbé

230 VII/VIII

Jacoba M.

Vreugdenhil De jacht op de

primeur Pinkhof, Philip

175 VI

C. Vermeer Religieuze

poëzie der Nederlanden Plas, Michel

van der

151 V

Jan W.

Veerman Berlijn I en II

Plievier, Theodor

160 V

C. Rijnsdorp De Lach in de

literatuur Plokkere e.a.,

Dr. J.H.

350 XI

J.C. Schuller Het Fin de

Siècle in de Polak, Bettina

Nederl.

Schilderkunst

220 VII/VIII

C. Vermeer Een kleine dag

voor mijzelf Poort, Coert

282 IX

J.H. Schouten Heinrich Heine,

Ich weiss nicht, Presser, Dr. J.

was soll es bedeuten

319 X

Ds. J.A.

Wapenaar Het meisje en

het festival Priestley, J.B.

284 IX

J.H. Schouten Lyriek der

Christenheit Psalter und

Harfe

(22)

234 VII/VIII

Aart Romijn Serah

Praag, Siegfried E. van

220 VII/VIII

C. Vermeer Het geschonden

aangezicht Prins, Sonja

359 XII

J.H. Schouten Werke

Raabe, Wilhelm

45 II

J.H. Schouten Goethes

Torquato Tasso Rasch,

Wolfdietrich

139 V

J.H. Schouten Nichts in Sicht

Rehn, Jens

142 V

J.H. Schouten Die Kunst der

Rede und des Gesprächs Reiners,

Ludwig

155 V

N.P. Veerman De vier winden

Renes-Boldingh, M.A.M.

383 XII

Aart Romijn Gij zult niet

doden Richter, Hans

Werner

112 IV

Okke Jager Israëls profetie

en ‘profetie’

buiten Israël Ridderbos, Dr.

Nic. H.

112 IV

Okke Jager Compromis

Ridderbos, Dr.

S.J.

138 V

J.H. Schouten Sämtliche

Werke I Rilke, Rainer

Maria

160 V

Jacoba M.

Vreugdenhil De kleine

Madeleine Robert Henrey,

Mrs

62 II

Henk Krijger Celestina

Rojas, Fernando de

176 VI

C. Vermeer In ballingschap

Roland Holst, A.

218 VII/VIII

C. Vermeer William Butler

Yeats

27 I

Joh. van Hulzen De laatste

Ansman Romijn, Aart

176 VI

C. Vermeer De lichte muze

Romijn, Jaap

382 XII

P.J. Risseeuw De ondergang

van Marie

Louise

(23)

306 X

Okke Jager Zielzorg

Roscam, Abbing, Dr.

P.J.

280 IX

Dr. J.C.H. de Pater

De vrienden van mijn vader Rost, Nico

113 IV

Okke Jager Vertrouw en

geniet Ruler, Dr. A.A.

van

231 VII/VIII

Dr. S.H.

Spanjaard Satan in de

buitenwijk Russell,

Bertrand

310 X

Okke Jager Zij gingen

vooraan Rijnders e.a.,

C.B.

27 I

P.J. Risseeuw Bonjour

Tristesse Sagan,

Françoise

285 IX

J.H. Schouten Gesicht einer

Landschaft Sauerland, Das

361 XII

J.H. Schouten Die Sternsagen

der Griechen Schadewaldt,

Wolfgang

175 VI

C. Vermeer Loslippige

Constantijn Scheepens, Har

220 VII/VIII

C. Vermeer Poëtisch fietsen

Scheepmaker, Nico

153 V

P.J. Risseeuw Meesters der

Italiaanse vertelkunst Schendel,

Corinna van

92 III

J.E. Niemeijer De derde

persoon Schierbeek,

Bert

177 VI

C. Vermeer Schrijversalmanak

1956 Schierbeek en

Jan Walravens, Bert

114 IV

Okke Jager Wat is de

hemel?

Schilder, Dr. K.

192 VI

Jacoba M.

Vreugdenhil In Holland staat

mijn huis Schmidt, Annie

M.G.

46 II

J.H. Schouten Liebe zum

deutschen Gedicht Schneider,

Wilhelm

(24)

281 IX

J.H. Schouten Die Hirtenflöte

Schnitzler, Arthur

281 IX

J.H. Schouten Der blinde

Geronimo

95 III

Ev. Grolle Mrs. Dot

Somerset Maugham, W.

189 VI

H.H. Merkelijn Dame, Deerne,

Dominee Spring, Howard

113 IV

Okke Jager Overvloedig

leven Stanley Jones,

E.

216 VII/VIII

C. Vermeer Gemengde

berichten Steen, Eric van

der

281 IX

H. Ravestein Vuurwater

114 IV

Okke Jager Waarheid en

verbeelding Stempvoort,

Dr. A.P. van

rondom het Nieuwe Testament

152 V

M. Beinema Meesters der

Ierse vertelkunst Stenfert

Kroese, W.H.

57 II

Inge Lievaart Het boek voor

Sinterklaas Stoep en Aize

de Visser, D.

van der

231 VII/VIII

Jacoba M.

Vreugdenhil Spel tussen de

coulissen Stolpe, Sven

380 XII

Ds. F. Vroon Wachtkamer

van de dood

31 I

Jacoba M.

Vreugdenhil Meneer Hobbs

neemt vacantie Streeter,

Edward

283 IX

J.H. Schouten Theodor Storm,

seine Welt und sein Werk Stuckert, Franz

277 IX

Joh. van Hulzen En het leven

gaat verder Sturm, H.

43 II

J.H. Schouten Gestalten und

Kreise Susman,

Margarete

361 XII

J.H. Schouten ...dass diese

Steine Brot Syberberg,

Rüdiger

(25)

28 I

Jan W.

Veerman Gods ravijn

Sytzen, Job

190 VI

Jan W.

Veerman Landgenoten

155 V

J.H. Schouten Wandmalereien

aus Tarquina

etruskischen Gräbern

142 V

J.H. Schouten Ludwig Tieck

Thalmann, Marianne

156 V

Kees Klap Pelgrimage

naar Lourdes Thomas, Fred

233 VII/VIII

H.H. Merkelijn Mijn Spaanse

grootmoeder Thijn, Suzanne

van

317 X

M. Beinema De Kroniek van

P.L. Tak Thijs, Dr.

Walter

232 VII/VIII

Ev. Grolle Theater

Jaarboek Treves, Luisa

Keuzestukken 1955

232 VII/VIII

Ev. Grolle Theater

Jaarboek nr. 4

61 II

Henk Krijger De naakte

waarheid over het autorijden Troll, Th.

153 V

M. Beinema Spelen in het

donker Veen, Adriaan

van der

221 VII/VIII

C. Vermeer Van over de

grote rivieren Velde, Marcel

van de

(26)

288 IX

Okke Jager De zebra in de

serre Veldhuizen,

Ds. G. van

156 V

Joh. van Hulzen Boontje

Verburg, Go

216 VII/VIII

C. Vermeer Een op de

zeven Vestdijk, S.

347 XI

J.C. Schuller Rembrandt en

de Engelen

177 VI

C. Vermeer Wichelroede en

werk Veth, Anth.

Donker en Max. Nord, C.

238 VII/VIII

Aart Romijn De vlag

halfstok Visser, Ab

57 II

Inge Lievaart Het nieuwe

Kerstboek Visser e.a.,

Aize de

31 I

Frieda van Felden Eerst ik

Visser-Roosendaal, J.

176 VI

C. Vermeer Erts

Voeten, Bert

224 VII/VIII

C. Vermeer Joannes de

boetgezant Vondel, J. van

den

217 VII/VIII

C. Vermeer Bamboedoeri

en orchideeën Vooren, J.A.

310 X

Okke Jager Woord en

symbool Vreede, Dr.

E.A.A. de

217 VII/VIII

C. Vermeer Gitaarfantasieën

Vries, Hendrik de

175 VI

C. Vermeer Spiegel der

poëzie van alle eeuwen

Vriesland, Victor E. van

158 V

Anna Mertens Waterloze

wolken Wal, Theo J.

van der

379 XII

L.H.

Stronkhorst Scherven langs

de hemel Walcheren, G.

van de

177 VI

C. Vermeer Waar is de

eerste morgen Walravens, Jan

62 II

M. Beinema Salut en merci

Walschap,

Gerard

(27)

76 III

Anna Mertens Itinéraire des

Légendes Bretonnes Weitzmann,

Henri

60 II

M. Beinema Cella

Werfel, Franz

138 V

J.H. Schouten Meine Gedichte

Wiechert, Ernst

175 IX

C. Vermeer Windrozen per

bos

222 VII/VIII

C. Vermeer Vijf geheimen

e.a. gedichten Wijdeveld,

Gerard

93 III

M. Beinema Een vergeten

Letterkundige IJzeren, Dr. J.

van

157 V

Kees Klap Het goddeloze

veer Zandstra, Evert

176 VI

C. Vermeer Weerbarstig

alfabet Zonderland,

Daan

281 IX

J.H. Schouten Schinderhannes

Zuckmayer,

Carl

(28)

M.H. Rijnsburger Bruiloft te Kana

de siervaas van ons feest is in stukken gevallen men brengt haar rozen reeds in 't vuilnisvat van morgen zoals de schaduw

over een zonnig dorpsplein groeit angst over ons heen wij eisen radeloos wijn van elkaar wij hebben lang genoeg

elkanders droes gedronken geef ons de moed Heer om op Uw bevel

de vaten van ons huis te vullen met het nederige water van elke dag

laat ons ervaren Uw aanwezigheid

die fonkelt in het opgeheven glas

(29)

2

M.H. Rijnsburger Dode boom

ik sta reeds maanden te luisteren of er een stem zal komen

die het wonder van de derde scheppingsdag aan mij herhaalt

het is om te huilen met dode wortels in de grond te staan waar het leven nu

geen raad weet met zijn kracht het is om weg te zinken van schaamte wanneer de maan

in 't netwerk van je bladerloze takken meewarig glimlacht

omdat je als een schaakstuk van het leven naar de dood geschoven bent -

de enige verkeerde zet

in 't spel van een volmaakte zomer

(30)

De geschiedenis van een belangstelling C. Rijnsdorp

In verhalen of romans met een sterk autobiografische inslag, waarvan een kleine jongen of een klein meisje de hoofdfiguur is, bestaat altijd het gevaar, dat de auteur het kind, dat hij of zij geweest is, beziet met een zekere vertederde eigenliefde. Het is geoorloofd over zichzelf of over zijn eigen ontwikkelingsgang te schrijven (wie zou het trouwens verbieden? Men kan hoogstens weigeren het te drukken of het gedrukte te lezen), maar er zijn twee ongeschreven voorwaarden: men moet zich in de loop van de jaren een zeker ‘detachment’, een zekere onthechting, hebben verworven, èn men dient zich zoveel mogelijk aan de nuchtere feiten te houden. Nu zit niet in ieders leven stof voor mémoires. Het zijn vooral de naar buiten gekeerde, beweeglijke en bewogen levens, die daartoe geschikt zijn en natuurlijk moet de mens, die zoveel beleefd heeft, en die daarvan vertellen wil, op een of andere manier de moeite waard zijn. De gemoedsgeschiedenis van de naar binnen gekeerde mens is veel moeilijker te beschrijven - dit verklaart voor een deel de uitvoerigheid van Augustinus en de moeizaamheid van Rousseau.

Wie zichzelf wil beschrijven staat zichzelf bijna naar het leven: een meesterlijk uitgevoerde autobiografie, tenminste zulk een die psychologische diepte heeft, is het resultaat van een attentaat op het eigen ik. De bekering van Augustinus en de onnatuurlijke helderheid van Nietzsches geest enkele maanden voor zijn psychische ineenstorting, zoals die blijkt uit zijn Ecce Homo, bewijzen de enorme spanning, die voor zulk een onderneming voorwaarde is.

Zichzelf grijpen kan men niet, maar men kan wel iets van het eigene grijpen.

Natuurlijk beeldt een scheppende kunstenaar zichzelf in al zijn werk af, maar dat is, van autobiografisch standpunt gezien, een indirecte en een niet-reflectieve methode.

Men kan feiten registreren en liefst zulke, die met de buitenwereld in betrekking staan. Misschien heeft het zin de geschiedenis na te gaan van een belangstelling, gericht op de aesthetische en culturele sfeer. De onderneming is opzettelijk vluchtig en fragmentarisch, niet meer dan een schets van één bepaald aspect van een aantal autobiografische gegevens. Het mogelijke belang van zulk een schets ligt in de reactie bij de lezer.

Mijn vroegste aesthetische indruk is een soort dagdroom geweest: de voorlezende

stem van een verhaal over een ruiter op een hoogvlakte. De stem rees tot een climax,

waarna een volgend hoofdstuk begon (ik zàg meteen ergens onder aan de bladzijde

een onbegrepen Romeins cijfer boven het nieuwe hoofdstuk staan), doch op een veel

lagere, effen toon. Er was geruis in bomen of struiken, dat men zich bewust werd

doordat het juist ophield. Het paard was donkerrood tegen een duistere achter-

(31)

4

grond, maar de klankzijde van de dagdroom was duidelijker dan de kleurzijde.

Vermoedelijk zijn de stem van een dominee in de kerk, of van een voorlezende onderwijzer, met de aanblik van een opengeslagen leesboek dooreengelopen en door de fantasie vervormd.

Muziek werkte op mij het meest suggestief wanneer ik ze maar nauwelijks hoorde:

aangewaaide klankfragmenten van een harmonieorkest in het Park; pianopassages, vaag vernomen in de hal van het 17e-eeuwse Rotterdamse Entrepôtgebouw; of later het vage keren en wentelen van orgelmuziek op een hoorbare pedaalpartij uit een nabije bioscoop. En in de rammelende paarden-omnibus uit het Rotterdam van omstreeks 1904 vernam het kind spontaan muziek van een groot gemengd koor, dat bij elke halte ophield en weer inzette onder het verder rijden.

In een Dordts museum zag ik voor het eerst impressionistische schilderijen en omdat ik bijziende was (dit werd pas later ontdekt) sprak mij deze visie toe als natuur-echt, want precies zó zag ik de binnenschepen in de havens of de paardentram op een besneeuwd plein. De eerste kennismaking met de literatuur kwam door middel van ‘Het Boek in 1904’, een voorloper van het tegenwoordige boekenweek-geschenk.

De religieuze twijfelingen van Anna de Savornin Lohman verontrustten mij hevig;

het precieuze van Couperus ontging mij niet. Aan Jacques Hartog, een kort te voren gestorven Schiedamse onderwijzer, werd een in memoriam gewijd - fel realist, ‘was hij een innig idealist’. De overledene stond er bij afgebeeld met snor en geklede jas op een glanzende foto. Maar het meest imponeerde mij Querido met een fragment, ik meen uit Mensenwee.

Ja, en dan moet ik met een zekere schaamte bekennen, dat een reeks verslagen van lezingen over filosofie in een neutraal plaatselijk blad de neuswijze aandacht van het kind hadden. Met een rood potlood zette hij hier en daar strepen bij de tekst.

Maar een feit is het, dat namen als Locke, Berkeley, Hume, Descartes, Spinoza, Leibniz en Kant, en termen als tabula rasa, substantie en Ding-an-sich voor mij nog steeds die eigenaardige bijklank hebben, die aan de lectuur van die onbegrepen verslagen herinnert. Gelukkig is iets dergelijks ook met dagelijkse woorden als limonade, examen, disponibel het geval. Omstreeks diezelfde tijd kwam ik eens op een Zaterdagmiddag in de Academie van Beeldende Kunsten en Technische

Wetenschappen terecht en zag daar in een zaal gipsafgietsels van Romeinse copieën van Griekse beeldhouwwerken, voornamelijk naakte mannen in allerlei houdingen, een bos van witte lichamen, die ik alleen maar griezelig vond.

Prachtig en geheimzinnig was op de ‘jongeheren-school’, waarheen ik met mijn tiende jaar gestuurd werd, het zingen op do-re-mi van de kleine jongens enkele lokalen verder, terwijl onze onderwijzer uit een jongensboek voorlas. Thuis werd harmonium gespeeld en bij het luisteren daarnaar had het naïeve stadium al

plaatsgemaakt voor een willen opgaan in een bepaalde verdroomde stemming, waartoe

een schemerlamp en een paar oleografieën links en rechts boven het ‘orgel’ met

romantische spelevaar-

(32)

ten, alsook een gelegen zijn op de buik bij de kachel, moesten medewerken.

Maar de echte, bevrijdende schok van gegrepen zijn door muziek en al het aesthetische kwam enige jaren later, toen ik in de oude Lutherse kerk aan de Wolfshoek voor het eerst een zangeres hoorde. Ze zong o.a.:

‘...Du hörst ihn im brausenden Sturm,

in des Waldstraums laut aufrauschendem Ruf!’

Een lied van Schubert, als ik me goed herinner. Dat liep me koud over de rug. Als het orgel zacht speelde, hoorde men het knarsen van de tramwielen in de bocht bij de Vismarkt. Een violist speelde, begeleid door het orgel, een gedragen melodie van Bach en op een ogenblik kwam dan de dissonant van een halve toonsafstand, verzacht, boeiend, interessant geworden door de wijde ligging van het accoord. Juist omdat ik niet precies wist wat het was, intrigeerde mij dat bovenmate. En de Parkconcerten, waar ik als kleinste van de broers bij stond, doodmoe soms, verlangend ergens te kunnen zitten, werden steeds begrijpelijker. We hadden het uitgeknipte programma bij ons. De marsen namen we op de koop toe en we verbaasden ons over de uitwerking van deze primitieve muziek op de grote meerderheid van het publiek. Het rechte kwam pas voor of vlak na de pauze, meest bewerkingen van Wagner, wiens mythologie en romantiek al behoorlijk vat op ons begonnen te krijgen. En in het Doelenstraatje, als 's zomers in de tuin van de Doelen geconcerteerd werd, terwijl de bomen zwaar ruisten en de lantarens het groen van het lommer eigenaardig kleurden, stonden we achter de muur volkomen in concentratie en vervoering te luisteren, bij voorbeeld naar de ouverture Wilhelm Tell; populaire, maar

onvergankelijke muziek met een eigen gezicht, waaraan menig hedendaags componist niet nippen kan.

Ook echte concerten maakten we mee, in het oude Circusgebouw bij het Delftse Poort-station. Voor mij was het luisteren altijd een hunkeren naar de climax. Bij de finale van een simfonie van Havdn, met haar doorwerking, modulaties, gefigureerde bassen en fortissimo's brak in de jongen een groot enthousiasme los, een innerlijk juichen van toe-maar, toe-maar! En ook de mars uit Tannhäuser, waar aan het eind bij de terugkeer van de melodie eveneens de bas in de lage blaasinstrumenten gefigureerd wordt, kon mij altijd weer tot een verrukkelijke razernij opzwepen.

Enige jaren te voren had ik op school een stapeltje afgedankte verzenbundels ontdekt. Merkwaardig hoe ik weliswaar intuïtief de echte poëzie herkende, maar toch geïmponeerd werd door het onechte en geposeerde. Afgezien van flauwe humor als van, ik geloof J. van der Hoop Czn.:

Haarden, kachels weggenomen, Kiespijn, zinkings van de tocht, enz.

stond er een lang vers in van J.P. Heije, de beschrijving van een

(33)

6

wandeling langs het zeestrand met een soort eschatologische achtergrond, want elke strofe eindigde met de woorden ‘Het worde licht, het worde licht.’ Op gezag van het gedrukte woord nam ik aan, dat dit nu dichtkunst was, maar het Najaarslied van Beets had toch mijn stille voorliefde door zijn kleurigheid en muzikaliteit:

Dan spelen alle verwen dooreen met stille pracht, totdat zij, schoon en zacht, versmelten en versterven en zeggen: het wordt nacht.

Weer is een dag vervlogen, welhaast een jaargetij;

een jaar gaat voor onze ogen gelijk een damp voorbij.

Met opzet citeer ik uit het hoofd, want lief is mij de herinnering aan dat oude boekje met de zware, toen al ouderwets aandoende letters, dat weer in het vak gelegd moest worden en dat ik nooit heb weergezien.

Nu ik iets moet zeggen over wat de muziek voor mij in mijn puberteitsjaren heeft betekend, heb ik de keus tussen een lyrische en een constaterende manier van beschrijven. De lyrische schiet onvermijdelijk tekort. Hoogstens kan men enkele sprekende trekjes releveren - hoe ik het Park zag als een Wagner-decor, of liever als een woud uit de Germaanse mythologie. Een gazon bij een vijver, wat groter dan de andere, was het toneel van het verzamelde volk bij de aankomst van Lohengrin. Het spel van de wind in het voorjaar met rijdende schaduwen en glinsterende regenbuien suggereerde mij volkomen het zelfgenoegzame, mensverlaten leven van een oerbos.

Bij avond, onder de sterren, luisterend naar Walküren-rit of Feuerzauber, hadden we visioenen van mythologische wereldcatastrofen. Het hoogtepunt was de

Tristan-muziek met zijn voor ons toen volkomen nieuwe, gedurfde chromatiek, een eindeloos deinende zee van passie (er is verwantschap met de gevoelswereld van Kloos en de zijnen!), of later de levenszatte klanken van de Valse des fleurs uit de Notenkrakersuite van Tsjaikofski. Want er voltrok zich zo tussen het vijftiende en het zestiende levensjaar een verandering van licht naar donker - van een visioen van Ariadne op Naxos in een heldere mediterrane sfeer, naar de sombere romantiek van Beethovens Appassionata, de Zondebok van Hall Caine en de gedempte, maar periodiek opstandige melancholie van Schumann. Een tijdlang was mijn

muzikaal-aesthetisch ideaal een synthese van Händel en Schumann, en inderdaad zijn er raakpunten tussen de dynamiek en de exuberantie van de barok en de bewogenheid en periodieke uitzinnigheid van de romantiek.

Maar nu ik van een afstand van een kleine halve eeuw op die periode terugzie,

kan ik alleen maar met dankbaarheid constateren, dat dit alles

(34)

voor mijn geestelijke ontwikkeling van eminent belang is geweest. Hoe vreemd het klinken moge: deze muzikale dweep-periode betekende voor mij het leren kennen van alle hoeken en gaten van de binnenkant van het leven, het labyrinth van het menselijk hart. De romantische muziek was (en is), vreselijk nuchter gezegd, een systematische samenvatting van alles, wat in het menselijk gemoed maar met mogelijkheid kàn omgaan. Systematisch, dat wil zeggen volgens een systeem, dat al het verstandelijke bewust had geëlimineerd, maar niettemin een eigen vormentaal, een eigen betoogtrant, een eigen logica bezat. Ik ben in mijn latere leven in de mensenwereld en in de kunst nooit meer gevoelens tegengekomen, die ik niet herkende. Het kwam neer op een complete inventarisatie, maar binnen de grenzen van het toenmaals mogelijke, want buiten het intuïtieve was ik volslagen kind. ‘Je bent niet dom, maar je hebt geen gezond verstand’ heeft in die tijd eens iemand tegen me gezegd en ik begrijp dat nu.

Hier ziet men de betekenis van de kunst als opvoedingsmiddel, maar ook het gevaar van de geestelijke infectie door middel van muziek van hen die daarvoor gevoelig zijn.

Nadat mijn leven de grote, beslissende wending genomen had en ik het bijna verloren geloof van mijn kinderjaren voorgoed had hervonden, begon, eerst

onmerkbaar, daarna steeds duidelijker, het bewuste leven mijn aandacht op te eisen.

Lezen was voor mij altijd een levensbehoefte geweest, nu werd het dit recht. Hiermee evenwijdig liep de ontdekking van de literatuur. Oncritisch nog laafde ik mij aan Gezelle zowel als aan de tachtigers en ik doordrenkte mij volkomen met de impressionistische kunstopvatting. Tegelijkertijd ben ik nooit zo goed in de Bijbel thuisgeweest als toen, al leed ik bijna physiek onder een Nederlands, dat de aandacht voortdurend vermoeide doordat het zich aldoor bewoog op de grens van de

verstaanbaarheid. Ik haat archaïsmen, die een plechtigheid aan de Bijbel willen verlenen, die deze niet nodig heeft, omdat de inhoud alle menselijke plechtigheid oneindig te boven gaat. Als God op menselijke wijze tot ons spreekt, zullen wij dan proberen de boodschap halverwege in het goddelijke terug te vertalen? Ik had in de muziek de plechtige klank, die op niets wezenlijks berust, leren signaleren en haten (denk b.v. aan de finale van de 3e Simfonie van Saint Saens). Er is een distantie der plechtigheid, waarmee men zich de Bijbel van het lijf houdt door hem op hoger niveau te isoleren.

Veel moet ik overslaan. Lectuur van Goethes werken en meer nog van zijn briefwisseling met Schiller en anderen hebben mij van de eenzijdige instelling van het impressionisme bevrijd. Mijn verdere ontwikkeling ligt op het literaire vlak en het zelf bezig zijn. De beeldende kunst gaf mij om zo te zeggen de contour terug, die door de impressionistische zienswijze verloren was gegaan.

Het kennen speelt bij mij ten aanzien van de kunst een grote rol. ‘Laat mij begrijpen,

laat mij ook heden iets begrijpen’ schreef Van Deyssel ergens in een dagboek. Die

woorden zijn mij uit het hart gegrepen, ‘uit

(35)

8

de ziel gesneden’ zou Querido zeggen. Ik maak mij altijd kwaad als in onze kringen gesproken wordt over al of niet geoorloofd kunst-‘genot’. Kunst is synthese van leven en ligt aan gene zijde van wat men geniet of lijdt. Belachelijk is de voorstelling van een rood glimmend gezicht, lekker ‘genietend’ van Dante, Shakespeare, Mozart;

wat een intens verburgerlijkte opvatting! ‘Die Geisterwelt ist nicht verschlossen:

dein Sinn ist zu, dein Herz ist tot!’ Ademen ligt toch immers ook aan gene zijde van genieten of lijden; tenzij men halverwege stikt.

Einstein heeft een zekere ouderdom ‘de verrukkelijke leeftijd’ genoemd. Het is inderdaad een hoogst curieuze tijd. Het is eigenlijk al bedtijd, maar men mag nog een poosje buiten spelen. En zo ziet men ook de dingen aan. Bepaalde aspecten van de belangstelling sterven af. Die kant van de muziek, die men het ‘zinnelijk’ aspect zou kunnen noemen, verliest haar bekoring. Massale klank, het volle werk van het orgel, kortom alle volume imponeert niet meer.

De verhuizers zullen spoedig komen, kasten en laden zijn al geleegd, en langs het pad met de kale bomen zijn de blaren al weggeveegd.

Heersend is de stemming van het slotdeel, het Rondo van de sonate pathétique van

Beethoven, een aan het klassieke herinnerende helderheid met een elegische

ondertoon. De smaak heeft zich van het romantische bevrijd en vindt zijn rustpunt

in de muzikale barok en in de rijpe Mozart. Hier is voornaamheid en stijl, al wordt

daarin ook een dunne maatschappelijke bovenlaag weerspiegeld, terwijl op veel lager

niveau de onderdrukte volksklasse kreunt en dreigt. Op aarde moet alles immers duur

betaald worden. Maar soms kijkt men ook door die verfijnde vormentaal heen. ‘Niets

is er waar ik in kan rusten.’ De volgeling van Heraclitus Kratylos beperkte zich in

latere jaren, naar men vertelt, ertoe niet meer te spreken, maar met de vinger de

kringloop van het eeuwig stromen aan te duiden. Job legde de hand op de mond, wat

nog zinrijker is, want met hem had God gesproken.

(36)

Lidy van Eijsselsteijn

Gisteren stierf mijn hond.

Oren, grappig wit van ogen neusrug van blond fluweel hart fel en sterk

voorpoten slank en snel

achterpoten verlamd compleet met wolfsklauw de hele hond alles stierf.

Ik denk ik heb hem verraden liefkozend overredend moord met voorbedachte rade moord keine organische Lösung.

Ik denk ik heb nooit geweten hoe heimwee tegen je opspringt bij elke deur die zich opent.

Ik denk ik denk weinig anders meer dan oudtestamentisch wraak op de stok die hem sloeg die dag in Maart

die hem deed kreupelen tot aan zijn klein graf in een Octobertuin.

Ik zie nog het water dat de bodem bedekte.

Mijn hond

overal zal het incompleet zijn incompleet nu en later of ik heb niet de juiste deur als jij mijn hond er niet voor ligt,

langzaam voornaam overeind komt van wachten om in cirkels te rennen op de weide van weerzien als je weet ik ben het.

Ach, jij en ik los van de lijn

verwonderd dat het ooit gisteren kon zijn.

(37)

10

Verbeelding als belijdenis (XI) J.W. Schulte Nordholt

‘de wederopstanding des vleses’

Als de engel op de bazuin blaast staan de doden op. Het is zo'n triomfantelijke vogel des levens, de bazuin als een tas om de hals gedragen, als hier is afgebeeld uit de kathedraal van Vézélay. Het kleed gaat al haast over in de veren van zijn vleugels Hij strekt de armen uit, om te vliegen, om te zegenen, om te verkondigen? De dag des oordeels is aangebroken, de doden staan op.

In het zevende artikel is al over hetzelfde gesproken. De rechter bestijgt dan zijn troon, staat daar. Hier wordt van onze kant uit het nog eens beleden: met lichaam en al verrijzen wij. Paulus moge ons vermanen er over na te denken wat voor een lichaam het wel is waarmee wij worden opgewekt, de kunstenaar neemt dit dogma, evenals trouwens de gemiddelde gelovige, zo letterlijk mogelijk. Paulus moge spreken van de korrel die eerst in de aarde sterven moet, de vrome dode ligt toch het liefst, zo kant en klaar als maar mogelijk is, te wachten op de wederkomst. Zo, languit

Jacopo della Quercia

Sarcofaag van Ilario Carretto

(38)

Engel

Kathedraal van Vézélay

(39)

12

Lucas van Leiden

Opstanding der doden

(40)

gereed, laat hij zich ook vereeuwigen in steen boven zijn eigen gebeente en wie een dergelijk graf aantreft in de één of andere kathedraal, herinnert zich de woorden van Jezus: Zij is niet gestorven, maar zij slaapt. Ik tenminste moest denken aan het dochtertje van Jaïrus, toen ik bij de sarcofaag stond van Ilario Carretto in de kathedraal van Lucca. Het is een werk van de Sienese beeldhouwer Jacopo della Quercia uit het Quattrocento. Ik kan mij voorstellen dat men meent dat dit beeld toch wel een andere geest ademt dan het Bijbelverhaal. Het voorname meisje met de modieuze hoofdtooi en het onmisbare hondje is, uiterlijk gezien, een beetje te veel vertoon misschien. Maar daar moet men toch even doorheen kijken om de volmaakte vrede te ontdekken die er ligt in deze slapende gestalte, de handen rustig gevouwen, het edele gelaat licht en schoon, buiten de tijd aanwezig. Het wachten duurt niet lang.

Uit de vele, zeer vele uitbeeldingen van de opstanding der doden heb ik er hier twee gekozen die, beide van grote kunstenaars, beide ook een indrukwekkende verbeelding zijn van het gebeuren. Ten eerste het monumentale schilderij uit de Leidse Lakenhal van de zestiende-eeuwse schilder Lucas van Leiden, eenmaal in opdracht van een koopman in de Pieterskerk ten toon gesteld in al zijn glorie, daarna verkommerd in een donkere zaal, thans weer gerestaureerd en het glansrijk middelpunt van het museum. Het is een drieluik met in het midden boven de Drieëenheid: God de Vader aan de top, - Hem hadden onze overvrome vaderen overgeschilderd en vervangen door de Jahwe-naam, maar thans is gelukkig de oorspronkelijke toestand weer hersteld, - daaronder de Duif en de Zoon. Christus, die om met Gezelle te spreken ‘tronend op de regenboog, ons toelacht met vergevend oog’, heeft rechts en links de olijftak en het zwaard, genade en oordeel. De apostelen zijn gezellig in de wolken daarnevens gerangschikt, en daarachter doemen, in wijde regionen van licht andere wolkengalerijen op, vol met zaligen en engelen. Zo is het een geheel dat gemakkelijk door zijn letterlijkheid komisch zou kunnen werken, en dat eigenlijk ook doet, tenminste van vlakbij. Maar de grote gave van deze Hollandse schilder is zijn uitbeelding van het licht en daarmee suggereert hij de ruimte en geweldigheid, het heilig licht van de eindeloze hemelen daarachter, op overtuigende wijze. Met de aardse voorgrond is het net zo gesteld. De met zorg gevulde naakten op de voorgrond herinneren aan Signorelli, maar missen de Zuidelijke klaarheid en kracht. Het gaat trouwens allemaal wat dorps toe hier, zelfs aan de kant der verdoemden; de

verschrikkingen der hel zijn daar heel wat gematigder en minder aangrijpend dan bij

de iets vroeger levende late Middeleeuwer Jeroen Bosch. Maar de achtergrond is

geweldig, is kosmisch: wijd welft zich de grote aarde, zware rook drijft over het

naakte land en daardoor heen bewegen zich de grijze stoeten der doden, door engelen

naar de hemel geleid, of vluchten eenzame verdoemden voor het toch onontkoombare

vuur, waarheen felle duivels ze opdrijven. Een adembenemend drama van immense

macht is hier aanschouwelijk gemaakt in één der meest grootse

(41)

14

Stanley Spencer

Opstanding

(42)

schilderijen van onze kunst. Alleen een schilder op de grens van twee werelden, nog bezield door het religieus élan van een voorbije tijd en reeds open voor de ruimte van een juist ontdekte wereld, kon dit indrukwekkende visioen zo waar maken. Het is niet vaak dat ik als ik eens in Leiden moet zijn, oversla om even in de Lakenhal het te gaan bekijken, het is altijd groots en telkens weer nieuw.

Wat een heel andere benadering vinden we bij de moderne schilder. Enkelen slechts hebben zich in onze tijd met de religieuze kunst bezig gehouden, in Frankrijk Rouault en de zijnen, in Engeland de eenzame zonderling Stanley Spencer, voorlopers ongetwijfeld van een weer bredere toewijding en belangstelling die zich in onze tijd beginnen af te tekenen. In Engeland is er op dit gebied ongetwijfeld een traditie van half religieuze, half pantheïstische aard, die haar rijke wortels heeft in de kunst van Blake en Palmer en haar schrale bloei in de school der Prae-Rafaëlieten. Na de Romantiek is de Engelse kunst in veel imitatie verzonken en pas in onze tijd doet zij weer van zich spreken. Stanley Spencer is daarin een grote, maar alleenstaande figuur.

Zijn kunst is bepaald door twee factoren, het plaatsje Cookham-on-Thames in Berkshire waar hij het grootste deel van zijn leven doorbracht, en de Bijbel. En het is de merkwaardige combinatie van deze twee die zijn kunst zo boeiend maakt. Net als de Middeleeuwers plaatst hij nl. het Bijbelse gebeuren in zijn omgeving, Christus draagt zijn kruis door de straten van Cookham, engelen bezoeken mejuffrouw Sarah Tubb aldaar, en op het kerkhof van Cookham denkt zich de kunstenaar de opstanding.

En evenals de Middeleeuwse kunstenaar heeft hij een grote voorliefde voor het détail en juist dat geeft aan zijn werk die merkwaardige geheimzinnigheid, juist die combinatie van het visionaire en het zeer alledaagse. Al de zorgvuldig-gebouwde en lelijke graven staan open, en langzaam ontwaken de doden. Sommigen liggen nog in hun graven, anderen zijn er al op gekropen, één ontwortelt terwijl hij verrijst een rozenstruik, een moeder draagt haar kind in de armen. Over alles heen ligt een wonderlijke magische sfeer, een bloeiende stilte en heerlijkheid. Voor mij ligt in deze kunst een essentieel stuk verkondiging, juist door haar wonderlijke eenvoud.

Diezelfde combinatie van het wonder en het alledaagse is er immers in de woorden

zelf: wederopstanding van het vlees. Dat zich ter plaatse voorstellen van de opstanding

- ieder van dat simpele kerkhof waar zijn familie hem heendroeg - mag rationeel

uitgedacht wat naïef aandoen, het vindt juist daarin zijn kracht. Tot slot sta hier een

gedicht van Rilke dat in zijn ongelofelijke eenvoud en directheid op dezelfde wijze

over hetzelfde onderwerp spreekt. De adellijke familie die uit het gezamenlijke

familiegraf stijgt, nog altijd in het hechte familiepatroon - de graaf wekt zijn zonen,

- maar gereserveerder nu tezamen - ‘ehrerbietig von weit’, - de beide elders begraven

en dus nu daar opgestane kinderen, het is een uitbeelding, die naar mijn gevoel dicht

bij die van Stanley Spencer staat. De majesteit van het werk van Lukas van Leyden

heeft hier plaatsgemaakt voor typisch

(43)

16

moderne terughoudendheid, het mythische voor het magische, een andere kant van hetzelfde geheim.

Auferstehung

Der Graf vernimmt die Töne;

er sieht einen lichten Risz;

er weckt seine dreizehn Söhne im Erbbegräbnis.

Er grüsst seine beiden Frauen ehrerbietig von weit -;

und alle voll Vertrauen stehn auf zur Ewigkeit.

und warten nur noch auf Erich

und Ulriken Dorotheen,

die sieben- und dreizehnjährig

(sechzehnhundertzehn)

verstorben sind in Flandern,

um heute vor den andern

unbeirrt herzugehn.

(44)

Nora Petit Morgen in mei

Bloesem! Opwaartse vogels in een vlindervlucht, de morgen ligt te glanzen als een edelsteen.

Men wordt aan haar gelijk en wandelt langzaam heen met bloemhart, vogelstem en morgenregenlucht.

Wat later staan de blote voeten in het gras, twee jonge madelieven in een krans van wit.

En proevend overweegt men dat er vreugde zit in kleine dingen die men vergeten was.

Een Meise morgen hoger kan men horen:

‘de liefde is een daaglijks winterhard gewas’.

Dan slaapt men klein en warm in het gezegend gras en is gelukkig en nog niet geboren.

Nora Petit

Langzaam dringt het wonder van het eeuwige leven alle poriën binnen.

Nu pas kan men danken voor gisteren en morgen in het éne nu.

Christus, Licht van mijn licht

- ik die nog beneden -

bid voor mij in 't lijden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Schrift nu spreekt de mens altijd aan in zijn bezig zijn. ‘Die bezigheid is altijd en overal van culturele aard. Ja zelfs bij en in het oorlogvoeren. Neues Leben blüht aus

Je ontmoette mensen waarmee je voor die tijd nooit in aanraking kwam en daardoor ontstond wederzijdse waardering. Vestdijk ontdekte Willem de Merode en plaatste twintig van

Zo zoekt ter Braak in deze prachtige, door en door persoonlijke boeken naar een nieuwe mens die uit de aarde aards is, die zich daarvoor niet geneert maar er veeleer trots op is,

Wil onze literatuur en cultuur nog toekomst hebben, dan moet zij uit de innerlijke rust van door de liefde vrijgemaakte mensen geboren worden en het karakter hebben van dienst, die

Dat zal de gemeente de dichter dan toch moeten nazeggen. Of méént de gemeente het niet, als ze die verschrikkelijke woorden belijdt? Ziet u nu wel, dat zo'n in-en-in

Blijft haar temperament haar in het dichtwerk de baas, dan hebben haar verzen naar mijn mening alleen waarde als dichterlijke manifestaties van zulk een bij een vrouw

Een roman over Goya en zijn tijd van niemand minder dan Lion Feuchtwanger wekt verwachtingen; niet alleen omdat de schrijver in vorige boeken blijk heeft gegeven van een

De kerel dien Don Juan tot zich Getrokken heeft om hem een meester in Zijn studie en een mededweeper voor Zijne ingebeelde zielesmart te zijn - Dien kerel die hem, niet een