• No results found

Item- en checklijsten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Item- en checklijsten"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Item- en checklijsten

Hanneke Felten (MOVISIE) en Anita Roodenburg (INHOLLAND) 10 Juni 2012

© Lectoraat maatschappelijk werk Inholland

(2)

2

Inhoud

1 Itemlijst basisinformatie ... 3

1.1. Cliëntsysteem ... 3

1.2. Persoonlijke gegevens ... 4

2. Itemlijst (gespreks)thema’s... 5

2.1. „Hoe gaat het?‟ ... 5

2.2. „Wat gaat er goed?‟ ... 6

2.3. „Wat wilt u anders?‟ ... 7

2.4. „Hoe pakt u en uw omgeving het tot nu toe aan?‟ ... 8

2.5. „Wat houdt verandering tot nu toe tegen?‟ ... 9

2.6. „Hoe kan het anders?‟ ... 10

3. Leefgebiedenlijst ... 12

1. „Goed in je vel‟ ... 12

2. „De mensen om je heen‟... 13

3. „De dingen die je doet‟ ... 14

4. „Geld, wonen en zo‟ ... 15

5. „Wie ben jij?‟ ... 16

6. Optioneel levensgebied: „Over vroeger‟ ... 16

4. Checklisten ... 18

Checklist gezins- en opvoedsituatie ... 18

Financiële zelfredzaamheid ... 21

Checklist observeren in de leefomgeving ... 23

Zelfredzaamheid ... 24

Netwerkcirkel ... 25

6. Inzoomen op een deelterrein ... 26

Problematiek ... 26

Doelgroepen ... 27

7: Zelftesten ... 30

Voorbeelden van online zelftests ... 30

(3)

3

1 Itemlijst basisinformatie

Toelichting

Basisinformatie over de cliënt, zoals het aantal leden van het cliëntsysteem en adresgegevens, kunnen op verschillende momenten in het proces verzameld worden. Vaak zal dat aan het begin zijn wanneer je contact hebt met een cliënt, maar het kan ook pas later in het contact met de cliënt duidelijk worden.

1.1. Cliëntsysteem

Het cliëntsysteem bestaat uit een of meerdere personen die een relatie met elkaar hebben: ze zijn bijvoorbeeld partners, familieleden, huisgenoten of hechte vrienden van elkaar. Dit cliëntsysteem doet gezamenlijk een beroep op het maatschappelijk werk of worden als geheel door het maatschappelijk werk benaderd op basis van signalen.

Waar kan ik aan denken?

- 1 persoon - echtpaar - gezin

- gezin en eventuele ex-partners en / of stiefouders - familie

- huisgenoten

Wat zou ik kunnen doen?

- Er zijn verschillende manieren op het cliëntsysteem in beeld te krijgen. Enkele suggesties:

Maak een schets van het cliëntsysteem: uit welke personen bestaat het cliëntsysteem en wat is hun verhouding / relatie tot elkaar?

Maak eventueel gebruik van een geno- of ecogram: dit is een visueel diagram van de familiebanden van de cliënt. Het is een handig hulpmiddel om meer zicht te krijgen op de familie van de cliënt en diens plaats binnen de familie.

Je kunt het vergelijken met een familiestamboom van minimaal drie generaties waarbij de relaties tussen de familieleden centraal staan.

 Hoe een familie in elkaar zit, wie er belangrijk zijn en wie niet, is sterk afhankelijk van cultuur. Zo is voor veel Nederlanders het kerngezin van belang: vader, moeder en kinderen. In niet-westerse culturen spelen meestal ook tantes, ooms, opa‟s, oma‟s en andere familieleden een belangrijke rol.

Check bij samenwerking- en ketenpartners wat zij weten over de samenstelling cliëntsysteem

Ga op een moment dat de leden van het cliëntsysteem mogelijk allemaal aanwezig zijn op één plek (meestal de woning) op bezoek. Maakt contact met de verschillende leden van het huishouden

Nodig het gehele cliëntsysteem uit op kantoor.

- Maak een beslissing welke personen tot het cliëntsysteem worden gerekend en welke tot het netwerk van het cliëntsysteem

(4)

4 Pas dit aan wanneer dit nodig is, bijvoorbeeld wanneer relaties over zijn of juist sterker blijken te zijn dan afhankelijk gedacht

Voorbeeldvragen

- Met wie woont in een huis?

- Met wie deelt u uw leven?

- Wie zijn voor uw de meest belangrijke personen in uw leven?

- Met wie deelt u uw leven?

1.2. Persoonlijke gegevens

Waar kan ik aan denken?

- adresgegevens - leeftijd

- identiteitsaspecten zoals sekse en gender, seksuele voorkeur, religie, handicap, culturele achtergrond

Wat zou ik kunnen doen?

- Vragen over leeftijd en culturele achtergrond inweven in het gesprek en terloops naar voren naar laten komen

- Iets vertellen over je eigen leeftijd en culturele achtergrond en dan vragen naar die van de cliënt

- Vragen naar leeftijd en culturele achtergrond aan de hand van foto‟s die in het huis staan

Voorbeeldvragen

- Mag ik vragen hoe oud u bent?

- Is deze foto lang geleden? Hoe oud was u hier? Hoe oud bent u nu?

- Wat een prachtige foto. Waar is die genomen? Komt u daar vandaag of was u daar zomaar een keer?

(5)

5

2. Itemlijst (gespreks)thema’s

Toelichting gebruik itemlijst gespreksthema’s:

Vanaf het moment dat je een signaal binnen krijgt of de cliëntsysteem zich zelf bij jou aanmeldt, probeer je als maatschappelijk werker een beeld te vormen van de situatie en het functioneren van het cliëntsysteem. Deze thema‟s kunnen hierbij aan handvat zijn om een totaal beeld te krijgen van de situatie van het cliëntsysteem. Essentieel is de vraag wat er volgens de verschillende leden van het cliëntsysteem zélf aan de hand is. Doel is om de verschillende leden van het cliëntsysteem uit te dagen om hun eigen verhaal te vertellen. De een is een makkelijkere prater en vertelt alles in een keer, de ander zal dat stukjes bij beetjes vertellen en vraagt enige aanmoediging en ondersteuning.

2.1. ‘Hoe gaat het?’

Beleving van de situatie door het cliëntsysteem

Wanneer je contact hebt met het cliëntsysteem, stel je de beleving van het cliëntsysteem voorop. Hoe ervaren de verschillende leden van het cliëntsysteem hun situatie? Belangrijk is om hierbij oog te hebben voor de mogelijke verschillen in de beleving van de verschillende leden van het cliëntsysteem.

Mogelijk doen zich hier namelijk grote verschillen in voor.

Waar kan ik aan denken?

- Gedachten, gevoelens en ideeën ten aanzien van de eigen situatie - Ervaren van toekomstperspectief

Wat zou ik kunnen doen?

- Vragen naar de beleving, meegaan in de beleving van de cliënt

- Eventueel uitleg geven over het signaal van anderen of de zorg die er bij anderen over het cliëntsysteem is. Vragen hoe de leden van het cliëntsysteem hier zelf over denken.

- Afgaan op het non verbale gedrag en hierover vragen stellen

- Afgaan op wat er in de leefomgeving te zien is en hierover vragen stellen (zie checklist observeren in de leefomgeving in hoofdstuk 4)

- Erkenning geven voor de situatie van het cliëntsysteem

- Ondernemen van gezamenlijke activiteiten zodat de leden van het cliëntsysteem ondertussen het eigen verhaal kunnen vertellen

- Geduld hebben bij cliënten die het moeilijk vinden om hun verhaal te vertellen

- Maak gebruik van ervaringen van anderen. Geef voorbeelden van hoe andere (anonieme!) cliënten of soms ook van jezelf. Zo daag je de leden van het cliëntsysteem uit om het eigen verhaal te vertellen.

- Gebruik maken van visuele middelen zoals emo-icons (smiley‟s), foto‟s, filmpjes of plaatjes om de cliënt te ondersteunen om zich uit te drukken

Voorbeeldvragen

- Hoe gaat het met u?

- Hoe ervaart u uw huidige situatie?

- Welk gevoel heeft u bij uw huidige situatie?

- Hoe denkt u over uw huidige situatie? Welke gedachten keren steeds bij u terug?

- Hoe zou u uw leven aan een ander beschrijven?

(6)

6 - Welk cijfer zou uw leven geven?

2.2. ‘Wat gaat er goed?’

Eigen kracht cliëntsysteem en omgeving

Voor veel mensen is het moeilijk om te vertellen wat er goed gaat. Zaken die goed gaan vallen vaak minder op dan zaken die niet goed gaan. De kunst is om dat wat goed verloopt in de beleving van het cliëntsysteem, naar boven te halen.

Waar kan ik aan denken?

- Alles in het leven van het cliëntsysteem dat goed loopt (het clientsysteem ervaart dit dan vaal als „normaal‟ )

- Gevoelens van plezier en trots

- Competenties: vaardigheden en kennis die het cliëntsysteem heeft, een positieve houding van het cliëntsysteem op bepaalde terreinen

- Steun vanuit het eigen netwerk, eigen omgeving

Wat zou ik kunnen doen?

- Vraag naar de dingen waar iemand voldoening of plezier van krijgt. Ook activiteiten die worden beschouwd als een zekere verplichting kunnen voldoening of plezier geven.

- Concreet door vragen naar goede eigenschappen, mooie momenten etc.

- Houd rekening met bescheidenheid. Misschien wil een cliënt zich zelf niet te veel „op de borst kloppen‟. Maak duidelijk dat het geen opschepperij is om te benoemen waar je goed in bent.

- Stel schaalvragen volgens de Kortdurende Oplossingsgerichte Therapie; schaalvragen nodigen cliënten uit om complexe observaties op een eenvoudige manier weer te geven.

- Samen doorlopen van sociale netwerk van het cliëntsysteem om te kijken waar het

cliëntsysteem steun krijgt; hierbij kun je gebruik maken van de netwerkcirkel (zie hoofdstuk 4)

Voorbeeldvragen

- Zijn er momenten waarop u zich goed voelt? Wat is de aanleiding?

- Wat geeft u voldoening in uw leven?

- Wat loopt er goed in uw leven?

- Hebt u afgelopen week een moment gehad waarop u tevreden was met uzelf? Wat was de aanleiding?

- Kunt u zich nog herinneren wanneer u zich trots voelde op uzelf? Wat was de aanleiding?

- Is er de afgelopen week een moment geweest waarop u zich fijn voelde?

- Waar bent u goed in? Waar blinkt u in uit?

- Krijgt u wel eens een complimentje van een ander? Wat voor complimentjes?

- Als u zelf een compliment moest geven, wat zou dat dan zijn?

- Wat maakt voor u het leven het waard?

- Waar haalt u energie uit?

- Zijn er mensen in uw omgeving die u leven „rijker‟ / makkelijker / fijner maken? Wie zijn dat?

Hoe doen zij dat?

- Zonder wie zou u niet zonder kunnen?

- Bij het ervaren van zware problematiek:

 Waar ziet u lichtpuntjes?

 Wat houdt u op de been?

 Laten we zeggen dat nul gelijk is aan toen je probleem op zijn ergst was en tien betekent dat je er redelijk goed mee kunt leven, waar zit je nu?

(7)

7 Vervolgvraag: „Hoe is het u gelukt om van nul naar dit cijfer komen?‟

(schaalvragen KOT)

2.3. ‘Wat wilt u anders?’

Wensen van cliëntsysteem voor vermindering onmacht en vergroting eigen kracht

Bij dit thema gaat het om die zaken die het cliëntsysteem het liefst anders zou zien: waar wil het cliëntsysteem meer grip op krijgen? Ofwel: op welk gebied zou het clientsysteem de eigen kracht vergroten en de eigen onmacht verminderen? De kunst is om de verschillende leden van het

cliëntsysteem zo uit te dagen en te ondersteunen dat zij in staat worden gesteld om te beschrijven wat er volgens hen in veranderd zou moeten worden.

Een cliëntsysteem dat zelf heeft aangeklopt bij het maatschappelijk werk, doet dat meestal omdat zij een concreet probleem ervaren, een klacht of een wens hebben. Voor de leden van dit cliëntsysteem is het daarom vaak makkelijker om aan te geven wat zij anders zouden willen dan voor de leden van een cliëntsysteem dat niet zelf op het maatschappelijk werk is afgestapt.

Een cliëntsysteem dat niet zelf op het maatschappelijk werk zijn afgestapt zullen niet altijd meteen weten wat ze anders zouden willen: misschien vinden anderen in de omgeving dat er iets zou moeten veranderen maar ervaart het cliëntsysteem dit zelf helemaal niet. Het kan ook zijn dat de situatie al zo lang onveranderd is, dat er in het cliëntsysteem een bepaalde gewenning is opgetreden: men heeft het gevoel dat de eigen situatie onveranderbaar is. Geef het cliëntsysteem daarom de ruimte om te vertellen over de eigen situatie en vraag bij de verschillende levensgebieden (zie hoofdstuk 3) wat zij op dit terrein liever anders zouden zien.

Waar kan ik aan denken?

- wensen, behoeften

- klachten waaronder mogelijke wensen voor verandering verstopt zitten

- ervaringen van onmacht van het cliëntsysteem (problemen, klachten) die het cliëntsysteem anders zou willen

- ervaring van eigen kracht die het cliëntsysteem zou willen versterken

- verschillende opvattingen tussen de verschillende leden van het cliëntsysteem over wat er anders zou kunnen

- de rol van de omgeving (netwerk) in de huidige situatie - de rol van instanties in de huidige situatie

Wat kan ik doen?

- De verschillende leden van het cliëntsysteem de ruimte te bieden om in eigen woorden aan te geven wat zij anders willen

- Geef ruimte aan de verschillende leden van het cliëntsysteem om eventueel te „mopperen‟ of te „klagen‟; hieruit kan duidelijk worden wat de leden graag anders zouden willen. Bedenk dat klachten vaak een manier zijn om een wens naar een verandering vorm te geven of uit te drukken.

- Geef ruimte aan de verschillende leden van het cliëntsysteem om te vertellen hoe zij dat wat er goed gaat, kunnen versterken. Houd rekening met de onderlinge verschillen in beleving.

- Houd er rekening mee dat het verwoorden van onmacht niet voor iedereen hetzelfde is.

Vermoed je dat een cliëntsysteem uit schaamte moeilijk hierover praat? Geef informatie over hoe schaamtegevoelens werken. Het kan bevrijdend zijn voor een cliëntsysteem om te horen dat zij niet de enige zijn die worstelen met deze gevoelens.

- Gebruik visuele middelen (plaatjes, foto‟s, strips, fil,pjes) als een cliëntsysteem het moeilijk vindt om te verwoorden wat er anders zou kunnen.

(8)

8 - De „wondervraag‟ stellen („Als alles zou kunnen, …..‟) vanuit de Kortdurende

Oplossingsgericht Theorie (KOT)

Voorbeeldvragen

Wat zou u aan uw situatie willen veranderen?

Waar wil u meer grip op krijgen?

Waar baalt u van? Wat zou u anders willen?

Wanneer zou het beter met u gaan? Wat is er dan anders?

Zijn er dingen waar u last van heeft? Zo ja, wat? Hoe zou de situatie zijn als u daar geen last van heeft? Wat dient daarvoor te veranderen?

Als alles zou kunnen, hoe zou u leven er dan uitzien? Wat zou er anders zijn in uw leven?

Hoe zou uw dag er dan uitzien? („wondervraag‟)

Hoe kijkt uw omgeving tegen uw situatie aan? Wat zouden zij anders willen zien? Wat denkt u daarvan?

2.4. ‘Hoe pakt u en uw omgeving het tot nu toe aan?’

Eigen manier van cliëntsysteem en omgeving om eigen kracht te versterken en onmacht te verminderen

Bij dit thema gaat het om wat het cliëntsysteem én de omgeving van het cliëntsysteem, tot nu toe doet om meer grip te krijgen op de eigen situatie. Hoe werkt het cliëntsysteem en de omgeving, tot nu toe zelf aan het versterken van de eigen kracht en het verminderen van onmacht? Hier komen nadrukkelijk de „copingsvaardigheden‟ aanbod van de verschillende leden van het cliëntsysteem en van het cliëntsysteem als geheel. Ook eventuele ondersteuning of hulp die het cliëntsysteem vanuit de omgeving en van instanties krijgt, wordt hier belicht. Op welke manier schakelt de cliënt de eigen hulpbronnen in? Houd er ook rekening mee dat de omgeving soms de onmacht van het cliëntsysteem kan vergroten in plaats van kan verminderen.

Waar kan ik aan denken?

- de manier waarop het cliëntsysteem werkt – samen met de omgeving - aan het versterken van de eigen kracht

- de manier waarop het cliëntsysteem werkt - samen met de omgeving - aan het verminderen van de eigen onmacht

- eigen regie

- zelfoplossend vermogen

- copingsstrategieën: zowel gezonde als ongezonde - steun van het netwerk

- gebruik maken van hulpbronnen uit de omgeving, eigen netwerk - ondersteuning van (hulp)instanties

- competenties

Wat zou ik kunnen doen?

- Achterhaal niet alleen wat het cliëntsysteem tot nu toe zelf heeft gedaan om de eigen problemen op te lossen. Ook ongezonde of destructieve „coping‟ zoals overmatig

middelengebruik of agressief gedrag behoort tot de eigen aanpak van het cliëntsysteem.

- Zelf Redzaamheid Matrix (ZRM) gebruiken

(9)

9 Voorbeeldvragen

- Hoe gaat u om met deze situatie? / Hoe pakt u de situatie aan?

- U voelt zich erg krachtig (goed / fijn / sterk) wanneer u ………. Wat doet u om dit vast te houden? / hoe houdt u dit vast?

- U voelt zich onmacht (niet goed / niet fijn / niet sterk) wanneer u ….. Wat doet u om dit te verminderen?

- Wat doet u om meer grip te krijgen op uw situatie?

- Wat heeft u gedaan om uw situatie te veranderen?

- Wie heeft in deze situatie na uw idee, „de touwtjes in de handen‟? Wie heeft het voor het zeggen?

- Op welke momenten heeft u het gevoel dat u zelf „de touwtjes in de handen‟ heeft?

- Hoe gaat u normaal gesproken te werken als u een situatie wil veranderen?

- Wie heeft er weet in uw omgeving van uw huidige situatie? Hoe reageren zij hierop?

- Welke mensen uit uw omgeving ondersteunen u?

- Welke mensen uit uw omgeving hinderen u?

- Heeft u eerder hulpverlening op het moment of eerder gehad (maatschappelijk werker,s GGZ, psychiatrie, genezers, magnetiseur etc.)? Waarom kreeg u hier hulp? Is die hulpverlening goed afgesloten of voortijdige afgebroken? Loopt deze hulpverlening nu nog? Hoe ervaart u deze hulp? / Wat vond u van deze hulp?

2.5. ‘Wat houdt verandering tot nu toe tegen?’

Achtergrond van het stagneren van eigen kracht

Wanneer duidelijk is wat het cliëntsysteem anders wil en hoe het cliëntsysteem dit tot nu toe samen met de omgeving aanpakt, is het de vraag waar deze eigen aanpak mogelijk stagneert en wat hier de achtergrond van is. . Het gaat bij dit thema dus om die factoren die in de ogen het cliëntsysteem de

„oorzaak‟ zijn van waarom het niet lukt om bepaalde zaken goed aan te pakken. Wat maakt dat het cliëntsysteem geen grip heeft op bepaalde zaken ? En wat maakt dat niet lukt om de eigen kracht te versterken? Hoe komt het dat het niet lukt om de eigen onmacht op dat gebied te verminderen? Het gaat hier dus niet om de oorzaak van problemen die het cliëntsysteem heeft maar om de vraag hoe het komt dat het cliëntsysteem zelf niet de gewenste verandering in gang kan zetten om deze problemen aan te pakken.

Waar kan ik aan denken?

- de aanloop naar de huidige situatie: hoe komt het dat het cliëntsysteem (al dan niet met behulp van de omgeving) de eigen kracht nog niet optimaal kan versterken en de eigen onmacht verminderen?

- oorzaken van het stagneren van het eigen probleemoplossend vermogen van het cliëntsysteem als geheel, de individuele leden van dit systeem en de omgeving van het cliëntsysteem.

- factoren die de situatie in stand houden, verbeteren of verslechteren

Wat zou ik kunnen doen?

- Goed doorvragen op wat volgens de cliënt de oorzaken zijn van de huidige situatie

- Oog hebben voor mogelijke verschillen in de beleving van de oorzaak tussen de verschillende leden van het cliëntsysteem

- Er rekening mee houden dat er verschillen zijn tussen internaliseren en externaliseren. Begrip hiervoor tonen en laten zien dat andere oorzaken mogelijk een rol spelen.

Voorbeeldvragen

(10)

10 - U wilt een aantal zaken anders. Wat of wie houdt deze veranderingen tegen?

- Door wie voelt u zich zelf tegen gewerkt in het veranderen van uw situatie?

- Wanneer zou u meer grip krijgen over uw eigen situatie? U voelt zich heel krachtig wanneer u

…… Wat houdt u tegen om dit ook op andere terreinen in te zetten?

- U wilt meer grip krijgen op de situatie. Wat houdt u daarin tegen?

- Hoe is de huidige situatie ontstaan? Wanneer is het begonnen?

- Hoe is het zo gekomen? Wat zijn de oorzaken volgens u?

2.6. ‘Hoe kan het anders?’ Doelen stellen om eigen kracht versterken en onmacht verminderen

Bij dit thema gaat het om wat het cliëntsysteem wil bereiken en hoe het cliëntsysteem – dit samen met het eigen netwerk – zou kunnen gaan doen. Belangrijk is om in de gaten te houden of het

cliëntsysteem gewend is om doelen voor zich zelf te stellen en of hier nog ondersteuning op nodig is.

Vervolgens kunnen het cliëntsysteem en de maatschappelijke werker samen doelen formuleren.

In sommige crisissituaties is het de maatschappelijk werker – die meestal samen met ketenpartners – het doelen stellen tijdelijk overneemt om escalatie van problematiek te voorkomen.

Waar kan ik aan denken?

- Korte – en lange termijn doelen - Behoeften

- Ideeën over de toekomst - Toekomstplannen

Wat zou ik kunnen doen?

- Houd er rekening mee dat veel cliëntsystemen niet gewend zijn om voor zich zelf doelen te stellen:

o informeer het cliëntsysteem daarom over wat het is om doelen te stellen en wat het oplevert. Ondersteun het cliëntsysteem vervolgens bij het zelf stellen van doelen.

o Ga op zoek naar kleine doelen die de cliënt zich zelf al heeft gesteld maar niet al dusdanig heeft gelabeld („vandaag was ik van plan om boodschappen te gaan doen en dat heb ik gedaan‟)

- Stel verhelderende vragen zodat de leden van het cliëntsysteem er achterkomen wat zij zelf zouden willen bereiken. Check regelmatig of je de antwoorden op deze vragen goed hebt begrepen.

- Kan je het cliëntsysteem niet zelf doelen laten stellen omdat de situatie te complex is of te sterk beladen met taboes en schaamte?Houd de doelen dan nog kleiner en denk simpeler:

ook het werken aan „er achter komen wat je zelf wil‟ is al een doel. Neem in crisissituaties, het tijdelijk over en stel doelen die tegemoet komen aan de veiligheid en welzijn van de

verschillende leden van het cliëntsysteem

- Maak gebruik van de website www.mijndoelenstellen.nl

Voorbeeldvragen

- Wat zou u willen dat er nu gebeurde? Hoe ziet uw leven eruit als deze problemen er niet meer zijn? Wanneer wilt u dat bereikt hebben?

- Wat vindt u belangrijke zaken om in uw leven te bereiken?

- Hoe wilt u dat uw leven er over een paar jaar uitziet?

- Wanneer zou u tevreden zijn? Wat zou er dan veranderd zijn in uw gedrag, gevoelens of gedachten? Waar zou er veranderd zijn in uw omgeving?

(11)

11 - Wie zijn de mensen die u wel eens helpen? Hoe zouden deze mensen u kunnen helpen om

uw doel te bereiken?

- Hoe kan uw omgeving doen (of juist niet), zodat uw makkelijker uw doel kan bereiken?

- Wat verwacht u dat uw omgeving voor u kan doen?

- Wat zijn uw verwachtingen van mij?

- Wat kan ik voor u betekenen? Waar wilt u dat ik bij help?

(12)

12

3. Leefgebiedenlijst

Toelichting:

Om de situatie van het cliëntsysteem goed in beeld te krijgen is het belangrijk om oog te hebben voor de verschillende lleefgebieden. Een deel daarvan zal direct duidelijk worden wanneer de leden van het cliëntsysteem hun verhaal vertellen: wanneer je ruimte biedt voor beleving, problemen en wensen en de gevolgen daarvan komen waarschijnlijk een deel van de leefgebieden automatisch aan bod. De cliënt begint bijvoorbeeld met te vertellen over de klachten die hij sinds kort heeft op

gezondheidsgebied of wordt bijna op straat gezet door de schulden. Andere leefgebieden worden misschien niet door de leden van het cliëntsysteem zelf aangesneden, bijvoorbeeld omdat op dat leefgebied alles goed gaat of omdat er geen nieuwe ontwikkelingen zijn die volgens de cliënt relevant zijn. Toch is het ook belangrijk om hier oog voor te hebben: op deze manier krijg je een totaal beeld van de situatie van het cliëntsysteem, zowel van de knelpunten als van de kansen en mogelijkheden.

De onderstaande lijst is gepasseerd op o.a. de levensgebieden DEB (Petzold) en het 8 fasenmodel (van Leeuwen).

1. ‘Goed in je vel’

In leefgebiedenmodel: Lichaam en Geest

In 8 fasenmodel: ‘Lichamelijk functioneren’ en ‘psychisch functioneren’

Waar kan ik aan denken?

Gezondheid:

o Psychische gezondheid o Lichamelijke gezondheid Lerend en verstandelijk vermogen

o Opleidingsniveau o Taalvaardigheid o Leerstijl

o Analfabetisme, laaggeletterdheid o Somatiseren

Bewegen, spierkracht Seksualiteit

Middelengebruik (alcohol, drugs etc.) Verslaving

Medicatie Behandelingen

(vaardigheden ten aanzien van) persoonlijke hygiëne

Waar kan ik doen?

- observeren van lichamelijk functioneren

- observeren van de persoonlijke verzorging van de cliënt

- alert op verslavingspatronen; eventuele checklisten hiervoor gebruiken - psycho-educatie bieden over gezondheid

- samen ontspanningsoefeningen doen

- letten op taalgebruik: woordenschat, zinsconstructies etc.

- geef opdrachten zoals iets op laten schrijven, klok kijken, planning maken om te kijken of dat lukt

(13)

13 - observeer gedrag (klokkijken, terugvertellen wat je hebt uitgelegd, tempo, planning maken

etc.)

- maak gebruik van een professionele tolk als een cliënt moeite heeft met de Nederlandse taal.

Let op: laat nooit een familielid of vriend optreden als tolk: hierdoor wordt een lid van een cliëntsysteem de mogelijkheid ontnomen om privé te praten met een buitenstaander over de eigen problemen.

- Gebruik een checklist LVG (zie hoofdstuk 5)

Voorbeeldvragen:

- Heeft u pijn? Waar voelt u deze pijn?

- Wordt u wel eens behandeld in een ziekenhuis? Waarvoor wordt u behandeld?

- Wanneer doet uw lijf niet wat uw wil?

- Op wat voor soort school heeft u gezeten?

- Heeft u een opleiding afgerond? Welke?

- Welke talen spreekt u?

2. ‘De mensen om je heen’

In leefgebiedenmodel: sociaal netwerk In 8 fasenmodel: sociaal functioneren

Waar kan ik aan denken?

- relaties waarbinnen mensen leven, zoals familie, vrienden, buurtgenoten en verenigingen.

- soorten relaties en netwerk o partnerrelatie o kinderen o ouders

o familie algemeen o vrienden

o contacten in de buurt o collega‟s

o geloofsgemeenschap

o professionele hulp- en dienstverleners

o vrijwilligers (ook bijv. „maatjes‟ , „bezoekvrouwen‟ etc.) o virtuele vrienden (internet, social media)

o dates, sekscontacten

- duurzaamheid en belang van relaties - de beleving en tevredenheid met de relaties - mogelijke kwetsbaarheid van relaties

- gebrek aan relaties: eenzaamheid en isolatie - conflicten in relaties

- geweld en dwang in relaties: zowel in afhankelijkheidsrelaties (huiselijk geweld) als in de woonomgeving (pesten of geweld in de buurt als in de openbare ruimte

- de mate waarin de sociale contacten / sociaal netwerk worden ingezet als hulpbron - sociale vaardigheden van cliëntsysteem om relaties te onderhouden

- competenties van het netwerk; wat kan het netwerk betekenen voor het cliëntsysteem?

- de positie van de cliënt binnen de verschillende relaties o Cliënt heeft veel te zeggen (is machtig)

(14)

14 o Cliënt heeft weinig te zeggen (is onmachtig)

o Cliënt ervaart zichzelf als gelijkwaardig aan anderen

o Cliënt heeft in bepaalde situaties invloed, namelijk ………..

o Cliënt heeft invloed op ……….., maar niet op ………

Waar kan ik doen?

- Genogram maken samen met cliëntsysteem: http://www.mindacademy.nl/nlp/genogram - Ecogram maken samen met cliëntsysteem:

http://www.expertisecentrummantelzorg.nl/Site_EM/docs/impulspakket/Een_genogram_make n.pdf

- Maak gebruik van een netwerkcirkel (zie hoofdstuk 4).

- Observeren van de omgang van de cliënt(of cliëntsysteem) in de omgang met huisgenoten en / of familieleden

- Waar mogelijk en wenselijk contact zoeken met het sociale netwerk - Verkennen of het mogelijk is om het sociale netwerk te betrekken in de hulp

- Bij vermoeden huiselijk geweld, eergerelateerd geweld of kindermishandeling, taxatie- instrument gebruiken (zie hoofdstuk 5)

Gebruik maken van checklisten rondom gezins- en opvoedingssituatie (zie hoofdstuk 4)

Voorbeeldvragen

- Wie is er belangrijk voor u?

- Welke mensen ontmoet u elke dag? Welke mensen ontmoet u elke week of een keer in de maand?

- Bij welke mensen voelt u zich prettig? Bij welke mensen voelt u zich juist niet fijn?

- Wanneer jullie het thuis oneens zijn, wat er gebeurt er dan? Als jullie ruzie hebben wat gebeurt er dan? Als u boos bent op….., wat gebeurt er dan? Als uw

man/vrouw/kind/moeder/vader boos is op u, wat gebeurt er dan?

- Is er iemand (of meerdere personen) voor wie u bang bent? Waar bent u bang dat deze persoon u zal aandoen?

- Als u zich niet aan de regels houdt, wat gebeurt er dan?

- Is er een groep mensen waar u „bij hoort‟? Waar u zich onderdeel van uit voelt maken?

- Met welke mensen zou meer contact willen hebben? Met welke minder?

- Wie bent u gewend te raadplegen wanneer u het moeilijk heeft?

- Met wie deelt u de plezierige momenten in uw leven?

- Wie heeft het „voor het zeggen‟ binnen uw omgeving? Naar wie wordt het meest geluisterd?

- Is er iemand in uw omgeving die het u juist nog lastiger maakt? Wie is dat?

- Voelt u zich wel eens onder druk gezet? Door wie?

- Kunt u ergens terecht met uw problemen? Zo ja, bij wie?

- Zou u uw problemen willen delen met anderen uit uw omgeving? Waarom wel of waarom niet? Wat zou er gebeuren als u dat deed?

- Deelt u uw problemen wel eens met een ander? Zo ja, met wie? En op welke manier?

- In welke situaties ervaart u dat u gesteund wordt? Van wie krijgt u de steun?

- Kunt u een situatie omschrijven waarin u zich echt gesteund voelde door een ander?

3. ‘De dingen die je doet’

In leefgebiedenmodel: arbeid en prestatie In 8 fasenmodel: dagbesteding

(15)

15 Waar kan ik aan denken?

- dagindeling - betaald werk - vrijwilligerswerk - burgerparticipatie - creatieve activiteiten - opvoeding kinderen

- zorgtaken (zowel binnen als buiten de familie) / mantelzorg - opleiding

- diploma‟s, werkervaring - hobby‟s

- sport

Wat kan ik doen?

- Stap voor stap doornemen van de dag en de week met de leden van het cliëntsysteem - Op verschillende momenten op de dag en in de week het cliëntsysteem bezoeken / contact

hebben om zicht te krijgen op de dagbesteding van de verschillende leden.

- De cliënt vergezellen bij bepaalde activiteiten

Voorbeeldvragen

- Hoe ziet uw dag er meestal uit?

- Hoe ziet uw week er meestal uit?

- Welke dagen zijn bijzonder?

- Waar is iedereen bij u thuis overdag mee bezig?

4. ‘Geld, wonen en zo’

In leefgebiedenmodel: materiële situatie In 8 fasenmodel: financiën

Waar kan ik aan denken?

- inkomen

- schulden (schuldeisers, schuldsanering) - financiële administratie

- administratie van zorgkosten, belasting etc.

- bestedingspatroon (en de mate van inzicht hierin)

- financiële afhankelijkheid (ten aanzien van anderen of juist ten aanzien van de cliënt) - vaardigheden om de eigen financiën en administratie bij te houden

- soort verblijf (woning, pension etc.)

- hygiëne en leefbaarheid van de woonomgeving (rommel? schoon?)

Wat kan ik doen?

- Overzicht maken inkomen en uitgaven - Op orde maken van financiële administratie

- Observeren van de woon- en leefruimte van de cliënt op verschillende momenten (zie hoofdstuk 4)

- Met de cliënt samen aan de slag in de woning

(16)

16 - Gebruik maken van checklist voor financiële zelfredzaamheid bij het opstellen van de doelen

van de hulpverlening (zie hoofdstuk 4)

Voorbeeldvragen:

- Hoeveel geld krijgt u in de maand binnen?

- Waar besteedt u uw geld aan?

- Komt u wel eens geld tekort? Wanneer? Wat doet u dan?

- Welke mensen helpen u met uw financiële situatie? Welke mensen ondersteunt u in hun financiële situatie?

- Hoe vindt u van uw woonsituatie? Wat gaat er goed? Wat gaat er minder goed?

- Lukt u om de woning te betalen? Wanneer wel en wanneer niet?

- Hoe zou u het liefst wonen?

- Wat doet u met de rekeningen die binnen komen? Waar borgt u die op?

5. ‘Wie ben jij?’

In leefgebiedenmodel: waarden en inspiratie

In 8 fasenmodel: zingeving en persoonlijk functioneren

Waar moet ik aan denken:

- Doel in het leven, houvast - Zingeving

- Levensbeschouwing - Zelfbeeld

- Eigenwaarde

- Ervaring van eigen Identiteit: etnische en culturele identiteit, seksuele voorkeur, gender identiteit

- Seksuele beleving

- Verwachtingen van zichzelf - Verwachtingen van anderen - (Toekomst)perspectief

Wat kan ik doen?

- Het cliëntsysteem als totaal en / of de leden afzonderlijk, uitdagen om een zich zelf te omschrijven, in woord of beeld

- Samen met het cliëntsysteem een bijeenkomst bezoeken die het cliëntsysteem zingeving biedt zoals een kerkdienst of demonstratie

Voorbeeldvragen:

- Hoe zou u zich zelf beschrijven?

- Hoe ziet uw toekomst voor zich?

- Wat houdt u op de been?

Hoe zou uw gezin beschrijven? Wat voor gezin bent u?

6. Optioneel levensgebied: ‘Over vroeger’

Het maatschappelijk werk is op het hier en nu gericht. Maar soms kan het nodig zijn om aandacht te besteden aan gebeurtenissen uit het verleden.

(17)

17 Waar kan ik aan denken?

- trauma (lichamelijk geweld, psychisch geweld, seksueel geweld, huiselijk geweld,

eergerelateerd geweld, huwelijksdwang, verminking zoals meisjesbesnijdenis, verwaarlozing, oorlog, pesten, discriminatie of uitsluiting)

- migratiegeschiedenis - relatievorming

- gezin van herkomst; in het bijzonder hoe er vroeger in gezin van herkomst om werd gegaan met zaken waar de cliënt in het nu tegen aan loopt

Wat kan ik doen?

- Met cliëntsysteem foto‟s van vroeger bekijken

- Met cliëntsysteem naar museum, film of documentaire over vroeger bekijken - Checklist over migratie gebruiken (zie hoofdstuk 5)

- Letten op signalen van Post Traumatisch Stress stoornis, eventueel doorverwijzen naar psycholoog

- life event lijn maken: een lijn met de meest relevante gebeurtenissen (trouwen, verhuizen, baan krijgen of verliezen, kinderen krijgen, overlijden dierbaren etc.)

Voorbeeldvragen:

- Zijn er gebeurtenissen geweest in uw leven die uw leven sterk hebben veranderd?

- Zijn er gebeurtenissen die vroeger zijn gebeurd, waar nu nog vaak aan terug denkt?

- We hebben het gehad over je huidige situatie met betrekking tot geld / wonen / gezondheid etc. Welke boodschappen heb je van huis uit hier over meegekregen?

- Welke gebeurtenissen hebben uw gezin gevormd? Welke gebeurtenissen van vroeger zijn belangrijk voor uw gezin?

(18)

18

4. Checklisten

Om de leefgebieden goed in kaart te brengen kun je verschillende checklisten gebruiken. Hieronder staan de er een aantal voorbeelden beschreven. Het gaat om de volgende hulpmiddelen:

- Checklist gezins- en opvoedsituatie (leefgebied 2 “De mensen om je heen”) - Netwerkcirkel (leefgebied 2 “De mensen om je heen”)

- Checklist financiële redzaamheid (leefgebied 4: “Geld, wonen enzo”)

- Checklist observeren in de leefomgeving (o.a. leefgebied 4: Geld, wonen enzo”) - Zelfredzaamheidsmatrix (alle leefgebieden)

Checklist gezins- en opvoedsituatie

Gezinssamenstelling

Hoe is de samenstelling van het gezin?

- Hoeveel kinderen zijn er?

- Welke leeftijd hebben de kinderen?

- Hoe is het gezin ontstaan (geboorte, erkenning, adoptie, enzovoort.)?

- Hoeveel (en welke) volwassenen hebben een opvoedende taak (zowel binnen als buiten het gezin)?

- Zijn er personen in het gezin aanwezig die noch kind noch opvoeder zijn? Wat is hun rol in het gezin?

- Wie zijn voor de kinderen de belangrijkste volwassen? Hoe worden deze volwassenen door de kinderen aangeduid (bijvoorbeeld vader, moeder, vriendin van vader, stiefvader, tante, oma, enzovoort.)?

- Hebben één of meerdere opvoeders ook de zorg voor andere kinderen?

- Wonen alle opvoeders en kinderen bij elkaar? Zo nee, wie woont (wanneer) bij wie? Zo ja, hebben de kinderen eerder (ook) in een ander gezin gewoond?

- Wie zijn de formele en informele gezagdragers van de kinderen?

- Zijn er (minderjarige) kinderen die een rol hebben in de opvoeding van andere kinderen? Zo ja, wat is hun rol?

Gezinssituatie

Hoe is de dagelijkse structuur van het gezin?

- Hoe ziet een doordeweekse dag er uit?

- Hoe ziet het weekend er uit?

- Zijn er momenten waarop alle opvoeders en alle kinderen gezamenlijk aanwezig zijn?

- Wordt vrije tijd ook samen doorgebracht? En zo ja, op welke manier?

- Wie is hoofdzakelijk verantwoordelijk voor het huishouden?

- Wat is zwaar, wat is leuk aan het huishouden?

Opvoedingsklimaat

Hoe is het opvoedingsklimaat?

- Wie heeft de grootste rol in de opvoeding?

- Wie heeft het meest te zeggen over de opvoeding? Wie heeft de eindverantwoordelijkheid?

- In hoeverre is er sprake van onderlinge betrokkenheid en genegenheid?

- In hoeverre is er sprake van een constructieve opvoedingsstijl?

(19)

19 - Hoe is het gesteld met de handhaving van regels, gezag en structuur?

- Is er sprake van een leeftijdsadequate benadering en stimulans?

- Wat wordt belangrijk gevonden in de opvoeding? Levensbeschouwing? Normen en waarden?

- Voelen de opvoeders zich competent?

- In hoeverre zijn de opvoeders consequent en duidelijk?

- Is er tussen de verschillende opvoeders overeenstemming over de opvoedingsaanpak?

- Zijn er wel eens conflicten tussen de verschillende opvoeders over de opvoeding? Welke onderwerpen leiden voornamelijk tot conflict? Hoe worden die conflicten opgelost?

Communicatie in het gezin

Hoe is de communicatie in het gezin?

- Over welke thema‟s wordt er met elkaar gesproken? Over welke thema‟s wordt er niet gesproken?

- Met welke personen wordt er veel gesproken, met wie weinig?

- Wordt er weleens gelachen en plezier gemaakt?

- Zijn er wel eens conflicten? En hoe probeert men die op te lossen? Welke personen hebben een doorslaggevende rol in deze conflicten?

- Wat doet men als men kritiek op elkaar heeft? Wordt dit geuit? En zo ja, aan wie en op welke manier (bijvoorbeeld rechtstreeks of juist indirect, mondeling of vooral verbaal, enzovoort.)?

- Wordt er veel gezamenlijks ondernomen? Zo ja, wat?

- Zijn er „geheimen‟ in het gezin?

Sociaal netwerk

Heeft het gezin goede sociale contacten?

- In de familie - In de buurt

- Vrienden en kennissen

- Vereniging of andere sociale verbanden

Geweld

Is er een vermoeden van huiselijk geweld (lichamelijk, psychisch, seksueel)?

- Partnergeweld

- Kinderen als getuige van geweld tussen opvoeders - Kindermishandeling

- Verwaarlozing van kinderen of van volwassenen die afhankelijk zijn van zorg - Ouderenmishandeling

- Huwelijksdwang - Eergerelateerd geweld

Ingrijpende levensgebeurtenissen

Hebben er één of meer ingrijpende gebeurtenissen plaatsgevonden?

- Verlies van een geliefd persoon

- Scheiding of anderszins verandering van gezinssamenstelling - Verhuizing

- Ziekenhuisopname

- Arrestatie van één der ouders - Migratie of vlucht

- Discriminatie - Huiselijk geweld

- Geweld in de openbaarheid - Verkeersongeluk

- Anders

(20)

20 Individueel welzijn gezinsleden

Hoe is het gesteld met de afzonderlijke leden van het gezin?

- Somatische aandoeningen - Psychosomatische klachten - Psychiatrische klachten - Verslaving

- Handicap

Materieel maatschappelijke omstandigheden Hoe zijn de omstandigheden van het gezin?

- Huisvesting - Buurt

- Maatschappelijke positie - Financiën

- Werk dan wel werkloosheid opvoeders - Vorming en opleiding opvoeders

Culturele achtergrond/cultuurverschillen

Welke cultuurverschillen beïnvloeden het huidige functioneren?

- Migratieleeftijd

- Eerste, tweede of derde generatie - Beleving migratie

- Aanpassing - Discriminatie - Generatieconflicten

(Hanteer zo nodig de checklist migranten en vluchtelingen)

(21)

21

Financiële zelfredzaamheid

Competenties en bijbehorende gedrag Financiële Zelfredzaamheid ja nee

Kwadraad / Nibud januari 2010

1 Voldoende inkomen

Heeft u een baan of een uitkering en kunt u deze behouden?

Maakt u gebruik van mogelijkheden als kwijtscheldingen?

Maakt u gebruik van recht op uitkering, Belastingteruggave,Heffingskortingen,Toeslagen?

Maakt gebruik van (hulp)instanties, bv.belastingkantoor, Sociaalraadslieden, juridisch loket?

2 Betalingen regelen

Kunt u rekenen papiergeld en munten en begrijpt u het verschil in waarde?

Gebruikt u de verschillende betaalmiddelen op de juiste manier?

Betaalt u alle vaste lasten gegarandeerd door?

Stelt u prioriteiten?

Geeft u altijd weloverwogen geld uit, binnen het budget? -

Maakt u een bewuste keuze bij aankoop van artikelen?

Doet altijd uitgaven passend binnen de begroting ook al is dat een minimum?

Past u uw koopgedrag altijd aan beschikbare budget aan?

3 Administratie ordenen

Opent en leest u de brieven elke week?

Gooit u onbelangrijke papieren weg?

Reageertu altijd binnen de termijn op de ontvangen post?

Betaalt u de rekeningen op tijd?

Controleert u rekeningen en afschriften op juistheid?

Bewaart u bankafschriften,(jaar) afrekeningen, belangrijke papieren in een map?

Doet u belastingaangifte of weet u waar hulp te vinden is?

Kunt u desgewenst de de juiste papieren geven aan instanties?

4 Begroten

Maakt u onderscheid tussen uitgaven die moeten en die mogen?

Maakt u onderscheid tussen rijke, arme, dure en goedkope maanden?

Heeft u een maandoverzicht met alle voorkomende inkomsten en uitgaven?

Maakt u een maandoverzicht sluitend en voorkomt u overschrijdingen?

5 Sparen en lenen

Reserveert u voor noodzakelijke vervanging van huisraad?

Spaart u op een spaarrekening?

Vergelijkt u spaar- en kredietvormen?

Sluit u een lening uitsluitend af wanneer deze binnen het budget past?

Stemt u levensloop krediet af op levensduur van het product?

Ziet u roodstand als een kredietvorm?

5 Verzekeren

Heeft u uw verplichte en noodzakelijk verzekeringen afgesloten?

Heeft u de verzekeringen af gesloten die passen binnen het budget en mogelijkheden?

(22)

22

Doet u waar mogelijk een beroep op een verzekering?

7 Schulden voorkomen

Komt u uw betalingsverplichtingen na?

Past u uw gedrag en wensen aan aan veranderingen in het budget?

Neemt u contact op met schuldeiser indien een betalingsachterstand dreigt?

Zoekt u op tijd hulp bij het oplossen van betalingsachterstanden?

Doet u postorder bestellingen, en sluit u contracten uitsluitend af die passen binnen het budget?

Heeft u globaal een indruk van uw schulden?

Bent u bereid zoveel mogelijk af te lossen?

8 Assertiviteit/weerbaarheid

Komt u op voor u zelf en durft u 'nee' te zeggen?

Stelt u zich kritisch op ten aanzien van reclame, commercie en sociale druk?

Zoekt ubij meningsverschillen naar een oplossing?

Durft u zelf contact op te nemen voor informatie of betalingsregeling te treffen?

Maakt u indien nodig gebruik van bezwaar- en beroepsprocedure?

9 Gedrag

Kunt u zich aan afspraken houden, zo ook de andere gezinsleden?

Kunt u de verantwoordelijkheid voor eigen handelen en gezin, dragen?

Heeft uw eventuele verslaving geen invloed op financieel gebied?

Vraag:

Zijn de 'nee' items een gevolg van een probleem? Kunt u daar iets aan veranderen of aanleren?

Zodat het op den duur allemaal ja's worden.

Of ontbreken daar de mogelijkheden, ruimte en/of energie voor?

(23)

23

Checklist observeren in de leefomgeving

Het verhaal van de verschillende leden van het cliëntsysteem is het allerbelangrijkst: je luistert naar wat de cliënten te vertellen hebben. Maar behalve luisteren, gebruik je ook je ogen. Je observeert de het cliëntsysteem in het dagelijks leven en het functioneren.

Observeren betekent goed opletten. Je doet het meestal al vanzelf.

Als je voor deur van het huis van de cliënt staat te wachten valt je op dat er ruitje stuk is in de

voordeur. De cliënt doet na een paar minuten de deur open en je ziet dat hij donkere wallen onder zijn ogen heeft. Hij heeft zijn pyjama nog aan terwijl het drie uur ’s middags is. In de woonkamer zie je dat het huis is ingericht met moderne meubels. De cliënt maant dat je mag gaan zitten. Je wilt gaan zitten maar er liggen allerlei papieren op de stoelen. De cliënt biedt je geen koffie aan. Als zijn dochter binnen komt, groet hij haar niet.

Zoals je in het voorbeeld ziet, let je onder andere op de volgende zaken:

o de leefomgeving van het cliëntsysteem en hoe de leden van het cliëntsysteem hier mee omgaan

o het voorkomen van het cliëntsysteem / uiterlijke verzorging van het cliëntsysteem o gedrag van de leden van hetcliëntsysteem

o vaardigheden o houding o interactie tussen:

o verschillende leden van het cliëntsysteem

o jou en de verschillende leden van het cliëntsysteem o cliënt en sociale netwerk van de cliënt

o cliënt en medewerkers van instanties

(24)

24

Zelfredzaamheid

Als je meer behoefte hebt aan zicht op de zelfredzaamheid van het cliëntsysteem, dan kun je werken met Zelf Redzaamheid Matrix (ZRM). Zelfredzaamheid is het vermogen om dagelijkse algemene levensverrichtingen zelfstandig te kunnen doen. De mate van zelfredzaamheid is een uitkomst van persoonskenmerken zoals vaardigheden, persoonlijkheid en motivatie en omgevingskenmerken zoals cultuur, economie en infrastructuur, die een persoon in meer of mindere mate in staat stellen om (zelf) in basale levensbehoeften te voorzien. Met de Zelf Redzaamheid Matrix (ZRM) kan je dit eenvoudig in beeld brengen

(25)

25

Netwerkcirkel

Maak met het cliëntsysteem een netwerkcirkel. Gebruik hiervoor de netwerkkaart (zie hieronder).

Gebruik begrijpelijke taal, foto‟s, pictogrammen. Bedenk: de netwerkcirkel is geen doel maar een middel. Maak aantekeningen van belangrijke of opvallende keuzes, opmerkingen en ideeën van de cliënt. Iterpreteer vervolgens de netwerktekening. Beantwoord de volgende vragen:

- Uit hoeveel mensen bestaan de drie cirkels ongeveer? Wijkt dat veel af van wat gebruikelijk is? (Intimiteit 6-10, vriendschap 6-10, kennissen meer dan 10).

- Getalsverhouding cliëntcontacten versus samenlevingscontacten?

- Getalsverhouding professionele contacten versus andere contacten?

- In welke cirkels staan de professionele contacten, wat valt op?

Stel altijd de volgende vragen aan de orde:

- Welke wensen en ideeën heeft het cliëntsysteem?

- Welke netwerkleden waren moeilijk te plaatsen?

- Welke keuzes van het cliëntsysteem waren verrassend?

- Welke contacten verdienen op het eerste gezicht extra aandacht?

- Welke mensen zou het cliëntsysteem vaker of in een andere omgeving willen zien?

- Zou het cliëntsysteem meer mensen willen leren kennen? Heeft hij daar al ideeën over?

Als het nodig is om dieper te graven kijk dan ook naar:

- de stabiliteit van de relatie - de frequentie van het contact - het initiatief bij het contact

- de bereikbaarheid van het netwerklid - de activiteiten die men onderneemt

- de wensen die cliënt of netwerklid hebben over het contact

Je leest meer over de netwerk cirkel op:

http://www.kennispleingehandicaptensector.nl/kennisplein/kennisplein-handleidingen-versterken-van- sociale-netwerken-met-de-netwerkcirkel.html

(26)

26

6. Inzoomen op een deelterrein

Toelichting

Bepaalde aspecten van het leven van het cliëntsysteem kunnen vragen om verdere uitwerking. Je wilt preciezer weten wat er aan de hand is.

Een aanleiding om verder te willen inzoomen, is meestal een vermoeden of concrete aanwijzingen van een bepaalde problematiek. Je vermoedt bijvoorbeeld dat een van de leden van het cliëntsysteem een handicap heeft die niet op het eerst oog zichtbaar is of je vermoedt dat er kindermishandeling speelt, wat voor het cliëntsysteem moeilijk bespreekbaar is. Een andere aanleiding kan zijn dat het cliëntsysteem deel uit maakt van een doelgroep die voor jou nog minder bekend is.

Problematiek

Bepaalde problematiek vraagt om meer verdieping. Hieronder staan daar drie voorbeelden van genoemd.

Voorbeeld 1: kindermishandeling

In een gezin dat je begeleidt vertoont het jongste kind agressief gedrag naar leeftijdsgenootjes. Ook zie je dat het kind zeer angstig kan zijn naar een van de ouders. Deze ouder lijkt de eigen emoties niet altijd onder controle te hebben. Je begint te vermoeden dat er misschien kindermishandeling speelt.

Wat kun je doen?

Wanneer je als AMW-er vermoedt dat er sprake is van kindermishandeling, kun je gebruik maken van het handelingsprotocol kindermishandeling. Het is formulier om gericht te screenen op

kindermishandeling bij een kind dat met letsel binnenkomt. Wanneer een kind letsel vertoont, teken dit aan op de poptekening door een kruisje te zetten op de plaats op het lichaam waar het letsel te zien is. Beschrijf aard, kleur, vorm en plaats van het letsel. Deze gegevens zijn van belang voor een eventueel onderzoek naar kindermishandeling.

http://www.handelingsprotocol.nl/informatie/29-signalen-kindermishandeling

Voorbeeld 2: eergerelateerd geweld

De dochter van 17 jaar van een gezin dat jij begeleidt, is de laatste tijd ineens ook overdag thuis. Ze is plotseling gestopt met de HAVO en de school begrijpt niet goed waarom. Ze is de laatste tijd

terneergeslagen en soms erg angstig. Ze lijkt nog maar weinig buiten de deur te komen. Het lijkt erop dat haar broer haar in de gaten houdt. Haar hippe kleding heeft ze ingeruild voor een lang gewaad. De vader vertelt dat zijn dochter binnenkort gaat trouwen, Je vraagt je af of het huwelijk vrijwillig is en of er mogelijk een vorm van eergerelateerd geweld speelt.

Wat kun je doen?

Eergerelateerd geweld kan razend snel escaleren en ingrijpen is dan noodzakelijk. Er zijn daarom verschillende checklisten en risicotaxatie instrumenten ontwikkeld om na te gaan of er sprake is van eergerelateerd geweld en hoe groot het risico is op geweld. De bekendste is het risicotaxatie instrument van het Verwey-Jonker Instituut: hiermee kun je gevaarlijke situaties snel te kunnen screenen, ook gevaarlijke situaties bij huiselijk geweld en bij een vlucht uit het criminele circuit

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit de bestaande litcratuur blijkt dat C'en van de mechanismen waardoor.slachtoffers van geweld het gebeurde verwerken is, dat zij Cr eon zinvolle bctekenis aan geven. De

Op zich blokkeren standaardcontrac- ten – wij denken in het bijzonder aan de UAVgc 2005 – niet het maken van specifie- ke afspraken die veel meer op het hier- voor

Het open access model staat voor het gratis aan het publiek ter beschikking stellen van door wetenschappers gecreëerde content, dus niet (enkel) achter een.. betaalmuur van

© Malmberg, 's-Hertogenbosch | blz 1 van 4 Argus Clou Natuur en Techniek | groep 6/7/8 | Het gaat om de binnenkant?. ARGUS CLOU NATUUR EN TECHNIEK | LESSUGGESTIE |

- dat type ‘begrijpend lezen’-onderwijs is zeer goed te toetsen omdat vormkenmerken van teksten bevraagd worden, maar het levert volgens PISA een vorm van leesbegrip op die

Nuijten: ‘En als iemand toch gaat vissen, is dat makkelijker te achterhalen.’ Wat haar opvalt, is dat jonge onderzoekers vaak niet goed op de hoogte zijn van wat op en over de

Als dit waar zou zijn, dan zouden we al- leen door die columns niet te schrijven, die films niet uit te zenden en die schilderijen niet te maken, het terrorismeprobleem of

Als de kardinalen eruit zijn toont de nieuw-verkozen paus zich aan de verzamelde mensenmassa op het Sint Pietersplein: ‘habemus papam’.. Rooms-katholieke folkore