• No results found

United Nations Organization Mission in the Democratic Republic of the Congo (MONUC)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "United Nations Organization Mission in the Democratic Republic of the Congo (MONUC)"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

United Nations Organisation Mission in the Democratic Republic of the Congo (MONUC)

Duur missie: februari ! – # februari # Aantal militairen:

Dodelijke slachtoffers: geen

Dapperheidsonderscheidingen: geen

Achtergronden

Geografie

Het Grote Merengebied omvat Rwanda, Burundi, Uganda, (het oosten van) Congo en (delen van westelijk) Tanzania en Kenia. Het is een van de dichtstbevolkte gebieden van Afrika. De

vulkanische grond behoort tot de meest vruchtbare van het continent. Het gebied is hoger gelegen dan de omringende landen, waardoor het klimaat, anders dan in de rest van equatoriaal Afrika, subtropisch aandoet. Tropische ziekten komen daardoor in deze regio minder voor dan in andere delen van Afrika.

Kolonisten in het Grote Merengebied

De eerste Europese ontdekkingsreizigers arriveerden in het midden van de negentiende eeuw in het gebied. Vanaf ongeveer 44 werd Afrika het doelwit van een ongekende Europese

expansiedrift. De eerdere informele invloed van de Europese mogendheden, gebaseerd op militaire en economische overheersing, maakte plaats voor direct koloniaal bestuur. Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en België verdeelden het Grote Merengebied. Het huidige Uganda en Kenia kwamen in Britse handen, Duitsland claimde Rwanda, Burundi en Tanzania, terwijl de toenmalige koning van België, Leopold II, Congo als persoonlijk bezit verwierf (in 9 4 ging de kolonie over naar de Belgische staat). Na de Eerste Wereldoorlog verloor Duitsland zijn Afrikaanse bezittingen. Het moest Tanzania aan het Verenigd Koninkrijk afgestaan; Rwanda en Burundi kwamen in Belgische handen.

Tegenstellingen tussen de Hutu’s en de Tutsi’s

In het Grote Merengebied vormden de Hutu’s en de Tutsi’s de belangrijkste bevolkingsgroepen.

Tutsi’s leefden veelal van de veeteelt; Hutu’s van de landbouw. Doordat het bezit van vee meer aanzien genoot, vormden Tutsi’s van oudsher de aristocratie. Tegenstellingen tussen deze groepen in Rwanda, Burundi, oostelijk Congo en in veel mindere mate ook in Uganda zouden uiteindelijk het hele Grote Merengebied destabiliseren. Deze ontstonden doordat de Europese koloniale

bestuurders de onderlinge verschillen tussen de Hutu’s en de Tutsi’s uitlegden als een feodale indeling van de maatschappij. In hun ogen vormden Tutsi’s de sociaaleconomisch elite en bewerkte de Hutu-meerderheid als horige boer het land. De Europeanen meenden ook duidelijke etnische verschillen tussen Hutu’s en Tutsi’s te onderkennen. Met name in Rwanda en Burundi versterkten de kolonisten het onderscheid tussen beide bevolkingsgroepen. Tutsi’s kregen er bijvoorbeeld betere banen en meer privileges. Op deze wijze gebruikten de Belgische en Duitse kolonisten de

(2)

Tutsi-elite om hun greep op het land te vergroten, waardoor het sociale evenwicht tussen de twee bevolkingsgroepen verloren ging.

Congo

Congo werd in 9> onafhankelijk. In de eerste jaren teisterde een machtsstrijd tussen de president en de premier het jonge land. Na vijf jaar kwam Mobutu Sese Seko aan de macht. Hij zou het land als een militair dictator regeren tot in 99#. In 9# noemde hij het land Zaïre; die naam zou het tot 99# dragen. Mobutu’s bestuur kenmerkte zich door een combinatie van repressie, nepotisme en een ‘verdeel en heers’-politiek. De Verenigde Staten steunden Mobutu gedurende de Koude Oorlog door dik en dun. Die steun viel weg na de val van de Muur in 949.

Een politieke en economische crisis waren het gevolg. Om de aandacht van zijn binnenlandse problemen af te leiden, greep Mobutu de crisis in het Grote Merengebied aan. Hij gebruikte de Hutu-vluchtelingen in het oosten van Congo om de situatie in Rwanda en Uganda te destabiliseren, de verkiezingen in eigen land te vertragen en de Congolese Tutsi’s (die hij als een bedreiging zag voor zijn regime) te vervolgen. Rwanda en Uganda bewapenden op hun beurt Congolese Tutsi’s.

Andere groeperingen sloten zich bij hen aan en kozen Laurent Kabila tot leider van hun beweging.

Militair gezien waren deze rebellen sterker dan het Congolese leger. In mei 99# viel de Congolese hoofdstad Kinshasa in hun handen. Mobutu vluchtte naar het buitenland en Kabila werd de nieuwe president.

De machtsbasis van de nieuwe Congolese president was echter wankel. In 994 kreeg Kabila ruzie met zijn oude Tutsi-bondgenoten, die nog steeds steun kregen van Rwanda en Uganda. De Tutsi- rebellen namen de wapens weer op en slaagden er bijna in Kinshasa in te nemen. Zij kregen daarbij steun van de Mouvement pour la Libération du Congo (MLC) die, onder leiding van Jean- Pierre Bemba, actief was in de noordelijke provincie Equateur. De opzet van de rebellen werd verijdeld doordat Kabila militaire steun kreeg van Angola, Namibië, Tsjaad en Zimbabwe. Elk van deze landen had zo zijn eigen redenen om te interveniëren. Voor Zimbabwe en Namibië waren dat de belangen in de Congolese mijnbouw. Angola wilde een einde maken aan de steun die de rebellenbeweging UNITA genoot in Congo en Tsjaad zag een mogelijkheid om zijn invloedssfeer naar dit deel van Afrika uit te breiden.

De Congolese burgeroorlog was zo verworden tot een grote Afrikaanse statenoorlog, ook wel bekend als de ‘Eerste Afrikaanse Wereldoorlog’. In vier jaar tijd vielen miljoenen doden, met name onder de burgerbevolking. Refugees International ging in zelfs zo ver om te stellen dat in Congo een ‘slow-motion holocaust’ aan de gang was.1 Het land raakte door de oorlog verdeeld in drie regio’s. Het zuiden, waaronder ook de hoofdstad Kinshasa, stond grotendeels onder controle van president Kabila. Bemba’s MLC maakte in een groot deel van het noorden de dienst uit. Een andere grote rebellenbeweging, Rassemblement Congolais pour la Démocratie (RCD), zwaaide de scepter hoofdzakelijk in Noord- en Zuid-Kivu.2

1 The Congo Wars, p. 2.

2 The Congo Wars, p. 6-7.

(3)

Onder druk van vertegenwoordigers van de Southern African Development Community, de

Organization of African Unity, de Verenigde Naties (VN), en Zambiaans president Frederick Chiluba, ondertekenden de regeringen van Congo, Angola, Namibië, Rwanda, Uganda, Zimbabwe en Tsjaad in juli 999 de zogenoemde Lusaka Peace Accords. Deze moesten een einde maken aan de

conflicten in Congo. Vertegenwoordigers van de betrokken partijen kwamen van 9 juni tot # juli samen om te onderhandelen over de overeenkomst.3 De twee grootste rebellenbewegingen, de MLC en het door Rwandese Tutsi’s gesteunde RCD, schikten zich pas in augustus naar het staakt- het-vuren.

De overeenkomst werd overigens vrijwel gelijk verbroken door alle betrokken partijen. Op >

januari werd president Laurent Kabila vermoord door een van zijn lijfwachten. De hoop was daarop gevestigd op Kabila’s opvolger, zijn zoon Joseph, om de vrede in het land te herstellen. Het zou nog tot duren – tot de Gbadolite Agreement – voordat alle buitenlandse troepen uit de landen rondom Congo het land verlieten. Alhoewel dit ook grotendeels gebeurde, bleef een deel van de Rwandese Hutu’s clandestien achter in de oostelijke provincies. Maar ook zonder buitenlandse inmenging bleef het onrustig in Congo.

Mandaat, taken en organisatie

De VN-Veiligheidsraad stemde op > augustus 999 in met de inzet van militaire liaisonofficieren om de uitvoering van het Lusaka-akkoord te ondersteunen (Resolutie !4). De liaisonmissie werd in overeenstemming met Resolutie #9 van I november omgezet in de United Nations Organization Mission in the Democratic Republic of Congo (naar de Franse naam: Mission des Nations Unies en République Démocratique du Congo, afgekort MONUC). MONUC moest bijdragen aan de

hervorming van het veiligheidsapparaat, de humanitaire hulpverlening en het herstel van de rechtstaat, totdat de Congolese overheid deze taken kon overnemen. Daarnaast zou het personeel van MONUC helpen bij de voorbereiding en uitvoering van verkiezingen. De vredesmacht zou voorts een belangrijke rol spelen bij het tegengaan van de smokkel van diamant en goud, alsmede bij de ontwapening, demobilisatie, repatriëring, re-integratie en herhuisvesting van leden van de voormalige strijdende partijen. MONUC was vrij om alle benodigde middelen te gebruiken om haar mandaat tot uitvoer te brengen, ook als het ging om de veiligheid en de bewegingsvrijheid van haar eigen personeel. Dit mandaat zou initieel op maart aflopen, maar de Veiligheidsraad verlengde dit een aantal malen.

De missie van MONUC bestond oorspronkelijk uit drie fases. In de eerste fase legden kleine liaison- verkenningseenheden contact met de strijdende partijen. Ook brachten deze eenheden de

haalbaarheid van de operatie en de logistieke benodigdheden in kaart. Hiermee bereidden de liaisons de inzet van militaire waarnemers voor. De tweede fase omvatte de inzet van ! militaire waarnemers, beschermd door !. blauwhelmen. De waarnemers hielden toezicht op de

terugtrekking van de strijdende partijen uit de frontlinie. In de derde fase richtte het MONUC- personeel zich op het vertrek van buitenlands troepen uit Congo en op de implementatie van een

3 Laurent Baregu, Mwesiga; Chris Landsberg (2003). From Cape to Congo: Southern Africa's Evolving Security Challenges.

International Peace Academy. p. 214.

(4)

zogeheten DDR-programma (Disarmament, Demobilization and Reintegration, oftewel de ontwapening, demobilisatie en re-integratie van combattanten).

Vanaf medio I ging MONUC over naar een ongeplande vierde fase, toen de missie zich ontwikkelde van een waarnemersmissie tot een volwaardige vredesmissie. De vredesmacht kreeg nu ook mandaat desnoods proactief op te treden om de vrede te bewaren. Daarmee beoogde de Veiligheidsraad vooral het geweld in de Oost-Congolese provincies Ituri, Noord-Kivu en Zuid-Kivu in te dammen.4 Naast peace keeping deed MONUC vanaf deze fase dus ook aan peace enforcing.

In overeenstemming met de mandaatuitbreiding werd de VN-missie ook op organisatorisch vlak versterkt. In de laatste maanden van K en gedurende de eerste maanden van ! ging het personeelsplafond omhoog van .4 naar >.4#! militairen, verdeeld over een drietal eenheden ter grootte van een brigade in Ituri, Noord-Kivu en Zuid-Kivu. Om deze nieuwe eenheden te ondersteunen, kwam in Kinshasa een strategisch hoofdkwartier en in Kisangani een operationeel divisiehoofdkwartier (het Eastern Division Headquarters). Daarnaast ontplooide MONUC in deze tijd

#! civiele politieagenten en # # stafmedewerkers.

De samenwerking met de Congolezen verliep niet altijd even soepel. In februari > bleek dat de nieuwe Congolese landmacht (de Forces Armées de la République Démocratique de Congo, afgekort tot FARDC) meermaals betrokken was geweest bij de schending van mensenrechten. De plaatsvervangende bevelvoerder van MONUC stelde dan ook dat het leger niet langer ondersteund zou worden als dit niet zou ophouden.5 Mede door deze problematiek liep de operatie van MONUC vertraging op. In sommige gevallen werden VN-operaties zelfs bewust door FARDC-officieren gedwarsboomd.6

Een andere oorzaak van de vertraging was het moeizame verloop van het integratieproces van de voormalige gewapende facties. In beginsel was het de bedoeling om oude leger- en

rebelleneenheden op te splitsen in kleinere eenheden en die samen te brengen in nieuwe, geïntegreerde brigades die expliciet niet zouden worden ingezet in de gebieden van herkomst.

Meermaals was dit wel het geval, met alle gevolgen van dien. Daarbij negeerden de autoriteiten in Kinshasa herhaaldelijk de afspraken die de ex-combattanten in de gelegenheid moesten stellen te demobiliseren en te kiezen tussen integratie in het leger of in de burgermaatschappij. Uitbetaling van soldij duurde vaak veel te lang, met desertie en het teruggrijpen naar de wapens als gevolg.7

Toch werden er in > ook meerdere successen geboekt. Zo speelde MONUC een cruciale rol in het verlenen van operationele en logistieke ondersteuning aan de FARDC tijdens een reeks gevechten met rebellengroeperingen, met name tijdens operatie Ituri Explorer die begin mei >

van start ging. Het succesvolle verloop van deze operatie, die het verzet van de rebellenleiders

4 Philip Roessler en John Prendergast, “Democratic Republic of the Congo,” in Twenty-first-century Peace Operations, red.

William J. Durch (United States Institute of Peace, 2006), 259-260.

5 A. Th. Polet, “MONUC, VN-missie in de Democratische Republiek Congo,” Militaire Spectator, 177-2 (2008): p. 68.

6 Ibid.

7 Ibid, 69.

(5)

Justin Wanaloki (Force de résistance patriotique d’Ituri, FRPI), Mathieu Ngudjolo (Mouvement révolutionnaire du Congo, MRC) en Piter Karim (Front des Nationalistes et Intégrationnistes, FNI) beëindigde8, was zonder de hulp van de vredesmacht ondenkbaar geweest, mede doordat het de FARDC op dat moment ontbrak aan communicatiemiddelen, uitrusting, bewapening en soms zelfs aan voedsel.9

Eind > en begin # initieerde MONUC drie bijeenkomsten tussen stafofficieren van het Congolese leger, de commandant van het Ugandese leger (UPDF) en (bij de laatste ontmoeting) vertegenwoordigers van de Sudanese krijgsmacht. Deze bijeenkomsten hadden tot doel de verbetering van de samenwerking in de strijd tegen Illegal Armed Groups (IAGs) in het grensgebied van Congo, Uganda en Sudan tot stand te brengen. Om dit te bewerkstelligen besloten de deelnemende partijen een reeks liaisonkantoren op te zetten in Fort Portal (Uganda), Bunia en Aru (Congo). MONUC kon op deze manier beter inzicht krijgen in de militaire intenties van buurlanden Uganda en Sudan.10 Door gebrek aan initiatief kwam er in de praktijk echter weinig van deze plannen terecht.

Op 4 mei nam de VN-Veiligheidsraad Resolutie 9 ! aan. Dit maakte de weg vrij voor de overgang van MONUC naar een nieuwe missie genaamd Mission de l’Organisation des Nations Unies Pour la Stabilisation en République Démocratique du Congo (MONUSCO). De nieuwe missie had tot taak het beschermen van de burgerbevolking en het consolideren van de vrede in het land.

Nederland maakte geen deel meer uit van deze nieuwe missie.11

Het Nederlandse aandeel

Op februari ! benoemde secretaris-generaal Kofi Annan generaal-majoor der mariniers P.C.

Cammaert tot commandant van de Eastern Division. Hij zou de VN-troepen op operationeel niveau aansturen, terwijl de force commander van MONUC – tot K april ! de Nigeriaanse luitenant- generaal Somaila Iliya, daarna de Nigeriaanse luitenant-generaal Babacar Gaye – het bevel op het strategisch niveau voerde. Het imago van MONUC was op het moment van Cammaerts aanstelling tot een dieptepunt gedaald. De VN was in de voorgaande jaren niet in staat gebleken het

aanhoudende geweld in te dammen. Met name de vaak onbestrafte, structurele

(groeps)verkrachtingen in het land tastten het aanzien van MONUC aan.12 Van vrede en stabiliteit was zeker in de rumoerige grensprovincies geenszins sprake. Bij aankomst kon Cammaert dan ook bepaald niet rekenen op een hartelijk onthaal; “Ze ontvingen ons met protesten en brandende autobanden. Ik werd meteen met de dood bedreigd.”13 Om het imago van de missie op te schroeven, organiseerde de Nederlandse commandant een schietdemonstratie voor de lokale Congolese autoriteiten. Het nieuwe MONUC zou er niet voor terugdeinzen om haar tanden te laten zien.

8 Ibid, 70-71.

9 Ibid.

10 Ibid. 72.

11 Ibid, 29-30.

12 Cammaert, 215-216.

13 Cammaert, 213, 220.

(6)

Op aandringen van de Amerikaanse speciale civiele vertegenwoordiger van Annan in Congo, W.L.

Swing, dreigde Cammaert om de resterende rebellengroeperingen desnoods met geweld te ontwapenen. Met name in de afgelegen grensprovincies Ituri en de beide Kivu’s kwam het vervolgens regelmatig tot bloedige botsingen tussen Congolese regeringstroepen, gesteund door de VN, en diverse gewapende groeperingen. Daarbij moesten de blauwhelmen ook verliezen incasseren. Zo liep een eenheid uit Bangladesh op ! februari ! in Ituri in een hinderlaag waarbij negen militairen het leven verloren. In reactie daarop stuurde Cammaert versterkingen naar de provincie en voerde hij de militaire activiteit in het gebied op.

In de weken daarop vergrote de Nederlandse commandant ook de aanwezigheid van blauwhelmen in andere grensprovincies en stelde hij de rebellengroeperingen een deadline: lever de wapens vóór april in, of wordt als gewapende bandieten en oorlogscriminelen bestempeld. Door deze maatregelen kosten veel rebellen eieren voor hun geld. Ruim 4. militieleden besloten hun wapens in te leveren.14 Het bleek evenwel geen sinecure om dit proces in goede banen te leiden.

Cammaert realiseerde zich dat zijn grotendeels niet-westerse troepenmacht vaak onvoldoende was voorbereid op hun taak als peacekeepers. De commandant moest zijn eenheden dan ook nog vaak persoonlijk leren hoe ze ex-militieleden diende te behandelen.15

Om de laatste verzetshaarden op te ruimen, schroefde Cammaert het aantal veiligheidsoperaties nog verder op. Onder zijn bevel voerden de blauwhelmen soms wel zo’n vijftien militaire operaties per dag uit.16 Sommige acties waren vooral preventief bedoeld. Tijdens operatie Nightflash bewaakten blauwhelmen bijvoorbeeld afgelegen dorpjes tegen aanvallen van militieleden. Dit deden ze door in de nacht regelmatig een lichtpistool af te schieten om hun aanwezigheid aan de rebellen kenbaar te maken.17 Andere missies vereisten daarentegen wel het gebruik van geweld.

Zo stopte Cammaerts vredesmacht de rebellerende generaal Nkunda toen deze een poging deed om Goma in te nemen.18

Zoals reeds vermeld, betaalden de lidstaten die troepen leverden aan MONUC voor de intensieve aanpak van Cammaert wel een prijs: in de anderhalf jaar sinds het aantreden van de marinier sneuvelden twintig VN-militairen. Op I januari > kwamen bijvoorbeeld acht Guatemalteekse militairen om het leven tijdens de gevechten met leden van de Ugandese Lord’s Resistance Army (LRA). Reagerend op criticasters verklaarde Cammaert echter: “Those guys who are so critical, let them come down here and get their boots muddy. Everyone can talk but I will get on and do my own thing. We have learnt the lessons of Srebrenica, Somalia and Rwanda. If we have an opponent that engages (…) or misbehaves, he will feel the consequences. It’s very simple.”

De angst voor kritiek vanuit de troepen leverende landen die troepen leverden aan MONUC had een

14 Cammaert, 221.

15 Cammaert, 222-224.

16 Cammaert, 233-234.

17 Cammaert, 228-229.

18 Cammaert, 232-233.

(7)

remmende werking op de effectiviteit van de missie. Cammaert verklaarde dat hij van zijn bataljonscommandanten vaak te horen kreeg dat hun respectievelijke regeringen slachtoffers wilden vermijden. “Ze krijgen vanuit hun hoofdsteden te horen dat er geen lijkenzakken naar huis mogen komen. We want no casualties, zeggen ze eerlijk. Het gevolg is dat de commandanten vaak terugdeinzen voor risicovolle operaties”, aldus de Nederlander.19 Mede door deze terughoudendheid wisten rebellenleiders Vincent Otti (LRA) en Bosco Ntaganda (Congrès National pour la Défense du Peuple, CNDP) dan ook aan Cammaert te ontkomen.

Ook de samenwerking met Congolese regeringstroepen verliep lang niet altijd even soepel. De soldaten kregen vaak slecht betaald en genoten soms slechts “één maaltijd per dag, hooguit”.20 Mede hierdoor maakten zij zich soms net zo schuldig aan de schending van mensenrechten als rebellen. Daarnaast zetten regeringstroepen soms roadblocks op om de lokale bevolking af te persen.21 Overigens misdroegen ook blauwhelmen zich soms. Zo werd een hele Nigeriaanse eenheid door Cammaert naar huis gestuurd nadat was gebleken dat het een prostitutienetwerk had opgezet. Ook een bataljonscommandant en een aantal hoge officieren uit Zuid-Afrika moesten de biezen pakken toen duidelijk werd dat ze prostituees hadden bezocht.22

In mei > werd luitenant-ter-zee A.T. Polet aan Cammaerts staf toegevoegd. Hij was als stafofficier van de G2 Branch (militaire inlichtingen) belast met de inlichtingenvoorbereiding van speciale operaties tegen milities en bendes in de oostelijke provincies. Cammaerts inzet liep begin

# ten einde. Op # februari keerde hij terug naar Nederland. In zijn tijd als commandant van de Eastern Division had hij het imago van MONUC wel verbeterd en het vredesproces in Congo de goede kant opgeholpen, maar aan die trend kwam een eind toen na het vertrek van Cammeart de Eastern Division werd opgeheven en de situatie weer snel verslechterde.

Divisiecommandant Eastern Division (Eastern Division Headquarters)

Generaal-majoor der mariniers P.C. Cammaert ( februari ! – # februari #)

Aanbevolen literatuur

Bootsma, Esther, Kijk Niet Weg. De Missie van Generaal Patrick Cammaert (Amsterdam 9).

Koko, Sadiki, “MONUC and the quest for peace in the Democratic Republic of Congo: assessment of a peacekeeping mission”, African Security Review, - ( ), DOI:

. 4 / K> 9. .!9KI .

Polet, A. Th., “MONUC, VN-missie in de Democratische Republiek Congo”, Militaire Spectator, ##- ( 4).

Roessler, Philip en John Prendergast, “Democratic Republic of the Congo,” in Twenty-first-century Peace Operations, United States Institute of Peace ( >).

19 Cammaert, 224-226.

20 Cammaert, 230.

21 Idem.

22 Cammaert, 231-232.

(8)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Selon les informations recueillies par la MONUC, dans la journée du 12 août 2009 un groupe armé a lancé une attaque contre le camp militaire des FARDC à Mpama, une

Les leaders traditionnels du Sud Kivu ont exprimé leur disponibilité pour une meilleure collaboration entre les autorités traditionnelles et administratives locales et les FARDC

Kisangani 6 aout 2009 - La délégation du Gouvernement ougandais conduite par le Chef des Affaires Politiques de l´Ambassade de l´Ouganda à Kinshasha, Mr Steven Muhumuza, et de celle

Lukwago Mwana, Military Chief-of-Staff, met on 5 and 6 August 2009 in Kisangani under the auspices of the United Nations Organisation Mission in the Democratic Public of the

Notant que l’attaque et la destruction des biens est contre la loi du pays, le Représentant spécial a ajouté : « Empêcher le travail de la MONUC ne fait que priver les congolais

Au cours d’un point de presse mardi le 19 mai qui a sanctionné cette courte visite mais intense en activités, le chef de la délégation, le Représentant permanent de la France

Biruru Sha Banyitu, Assistant du Commissaire de district chargé des Affaires politiques sont tous unanimes dans leur sentiment exprimé à Mme Olamide Adedeji, directrice du Bureau

Kinshasa 12 avril 2009 - Le Commandant de la Force de la Mission des Nations Unies en République démocratique du Congo (MONUC), le Général Babacar Gaye, en visite de travail au