• No results found

Bijsluiter vwo wiskunde B bij Domein B: Formules, functies en grafieken, eindtermen 7.1 en 7.2

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bijsluiter vwo wiskunde B bij Domein B: Formules, functies en grafieken, eindtermen 7.1 en 7.2"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijsluiter vwo wiskunde B

bij Domein B: Formules, functies en grafieken, eindtermen 7.1 en 7.2

Domein B: Formules, functies en grafieken

Subdomein B4: Inverse functies

Bij deze eindtermen (die nieuw zijn t.o.v. het huidige programma) wordt geen nieuw lesmateriaal gemaakt. Op de volgende manier zou hier mee omgegaan kunnen worden.

1 Een kogel maakt een vrije val maakt met beginsnelheid 0 m/s. s is de valweg in meters en t is de valtijd in seconden.

s is een functie van t, dat wil zeggen dat bij een waarde van t een unieke waarde van s hoort.

Schematisch: t  s.

Er geldt: s=5t2.

Stel dat de val 4 seconden duurt. Dan is het domein van deze functie [0,4] en het bereik [0,80]

Omgekeerd is t ook een functie van s. dat wil zeggen dat bij een waarde van s een unieke waarde van t hoort. Schematisch: s  t.

Een formule voor t uitgedrukt in s is: t = s/5

Wat is het domein en wat is het domein van deze functie.

De twee functies zijn elkaars inverse.

De waarde van t waarvoor 5t2 = 45, vindt je door de inverse functie toe te passen op 45.

2 De temperatuur in graden Fahrenheit noemen we f ; in graden Celsius noemen we hem c.

Er geldt: f = 1,8 c + 32. In deze formule is F gezien als functie van c. Schematisch: c  f.

De inverse functie is f  c . De bijbehorende formule schrijft c als functie van f.

Geef die formule.

3 De formule b = a3/4 geeft y als functie van x.

Een formule van a als functie van b (de inverse functie) is: a = b4/3 4 Geef de inverse functies van

MAAL 2: x  2 x

PLUS 3: x  x + 3

OMGEKEERDE: x  1/x

TEGEN: x  - x

TREK AF VAN 4: x  4 − x DEEL OP 2: x  2/ x

WORTEL x  x

TOT DE MACHT 0,75 x x0,75

7 De kandidaat kan het begrip inverse functie hanteren en de inverse van een functie gebruiken bij het oplossen van problemen.

De kandidaat kan

7.1 een functie als afbeelding beschouwen en daarbij de begrippen domein en bereik correct toepassen.

7.2 bij een inverteerbare functie het functievoorschrift van de inverse functie opstellen, de bijbehorende grafiek tekenen en de eigenschappen van de inverse en haar grafiek interpreteren binnen de context van een probleem.

(2)

5 Het oplossen van een vergelijking kun je goed met behulp van inverse functies begrijpen.

Voorbeeld: voor welke x geldt: -(3 x  5) = 4 ?

Deze vergelijking kun je zo zien: x  WORTEL  MAAL 3  MIN 5  TEGEN  4.

Door de ketting van achter naar voren te doorlopen, met inverse functies, vind je het gezochte getal x:

x  KWADRAAT  DEEL DOOR 3  PLUS 5 TEGEN  4.

6 Los op:

3(4  x3) = -12

x 2 2 = 3

1 2

7

x = 2

x 1 6

8

 = 2

7 Geef een formule voor de inverse functie van:

y = 3(4  x3) y = 2 2x

y = 2 1 7

x

y = x 1 6

8

8 Opmerkingen

 De functie KWADRAAT: x  x2 heeft geen inverse, want bij bijvoorbeeld x2 = 9 hoort geen unieke waarde van x.

 Als we de functie KWADRAAT beperken tot het domein [0,) is er wel een inverse functie, namelijk de functie WORTEL.

De functie ABSOLUTE WAARDE: x  |x| heeft geen inverse.

 Als twee functies elkaars inverse zijn, is het domein van de ene het bereik van de andere; en omgekeerd.

Als je de grafiek van een functie spiegelt in de lijn y = x, vind je de grafiek van de inverse functie (als die bestaat).

9 De functies x  gx en x  glog x zijn elkaars inverse.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

toepassingen vind je in het Zebraboekje: “Schatten, hoe doe je dat?” In dit boekje wordt vooral ingegaan op toepassingen in de statistiek van het huidige programma (dus niet bruikbaar)

Wel nieuw ten opzichte van het reguliere programma zijn de begrippen linker- en rechterlimiet, perforatie en scheve asymptoot.. Meer oefenmateriaal hiervoor is te vinden in

Controleer je tekening m.b.v... Controleer met

(stelling overstaande hoeken) Als twee evenwijdige lijnen gesneden worden door een derde lijn, dan zijn F-hoeken even groot en Z- hoeken even groot. (stelling F-hoeken

(stelling overstaande hoeken) Als twee evenwijdige lijnen gesneden worden door een derde lijn, dan zijn F-hoeken even groot en Z- hoeken even groot. (stelling F-hoeken

(stelling overstaande hoeken) Als twee evenwijdige lijnen gesneden worden door een derde lijn, dan zijn F-hoeken even groot en Z- hoeken even groot.. (stelling F-hoeken

(stelling overstaande hoeken) Als twee evenwijdige lijnen gesneden worden door een derde lijn, dan zijn F-hoeken even groot en Z- hoeken even groot.. (stelling F-hoeken

De kandidaat kan de eerste en tweede afgeleide van functies bepalen met behulp van de regels voor het differentiëren en daarbij algebraïsche technieken gebruiken3. Parate kennis