• No results found

Natuur.oriolus 2004-2 Kleine Zilverreiger nieuwe broedvogel voor België

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Natuur.oriolus 2004-2 Kleine Zilverreiger nieuwe broedvogel voor België"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Natuur.oriolus

Afgiftekantoor Antw

Studie Kleine Zilverreiger,

nieuwe broedvogel

Ringonderzoek Huiszwaluwen

Nestplaatskeuze

bij Huiszwaluw

(2)

Kleine Zilverreiger Egretta garzetta nieuwe broedvogel voor België,

verloop van de vestigingen

Little Egret Egretta garzetta, a new breeding bird in Belgium

L’Aigrette garzette Egretta garzetta, nouvelle espèce nicheuse en Belgique, évolution des sites

G. B

URGGRAEVE

, K. L

EYSEN

, P. L

UST

& C. V

ANDERYDT

GUIDOBURGGRAEVE, HOEKESTRAAT108, B- 8300 KNOKKE- HEIST

KOENLEYSEN, NIEUWSTRAAT7, B- 2430 LAAKDAL;KOEN.LEYSEN@NATUURPUNT.BE

PATRICKLUST, POLDERSTR. 45, B- 8300 KNOKKE- HEIST

CARLOVANDERYDT, PASTOORVANDIJCKSTRAAT11/7, B- 3500 HASSELT; CARLO.VANDERYDT@PANDORA.BE

S

AMENVATTING

Na het gemengd broedgeval Kleine Zilverreiger x Blauwe Reiger Ardea cinerea in de duinbosjes bij het Zwin in 1982, ontwikkelde zich daar vanaf 1995 een kleine kolonie Kleine Zilverreigers. In 1995 waren er 5 broedparen. De rust in het gebied, de bijzonder voedselrijke omgeving, vooral in het Zwin zelf, zorgde voor een geleidelijke toename van deze nieuwe broedvogelsoort voor ons land. In 2001 werden reeds 19 broedparen geteld.

Dat jaar kon ook het Vlaamse binnenland deze soort als broedvogel verwelkomen met een broedgeval in Lummen (L). De expansie van de soort naar het noorden toe uit zich dus zowel in een uitbreiding van zijn broedareaal als in een snelle toename van doortrekkende en overwinterende vogels.

A

BSTRACT

The northwards expansion of Little Egret resulted in five breeding pairs in 1995 in the Flemish nature reserve ‘Het Zwin’, Knokke (W). The birds joined a mixed heron colony (Grey Heron Ardea cinerea and Night Heron Nycticorax nycticorax). Due to the protection of the heronry and the rich fishing grounds in the neighbourhood, the increase continued and resulted in 19 breeding pairs in 2001 and increased numbers of migrating and wintering Little Egrets in the Zwin area. In 2001 the first inland breeding pair in Flanders was recorded at Lummen (L).

R

ÉSUMÉ

Une hybridisation Aigrette garzette Egretta garzetta x Héron cendré Ardea cinerea avait été constatée en 1982 dans les bois des dunes près de la Réserve naturelle du Zwin à Knokke, Belgique. L’expansion de l’ Aigrette garzette vers le Nord a abouti à résulte dans la nidification de 5 couples en 1995. Il s’agit des premiers cas de nidification pour la Belgique. En 2001 on comptait déjà 19 couples nicheurs. Le site de nidification trèés calme, les biotopes très poissonneuxses dans le Zwin même et les environs directs sont à l’

origine d’ une augmentation importante de migrateurs de passage et d’ une population hivernante.

Inleiding

Na het gemengd broedgeval met een Blauwe Reiger Ardea cinerea in het Zwin te Knokke in 1982 (Lippens & Burggraeve 1983) werd de Kleine Zilverreiger vanaf 1995 een jaarlijkse broedvogel in de nabij- gelegen duinbosjes zijn dat de Zwinbosjes?.

Analoog met wat in Noord- Frankrijk gebeurt verwachten we de volgende jaren een forse toename van het aantal broedpa- ren.

In tegenspraak met wat soms beweerd wordt, liggen aan de basis van deze kleine kolonie geen uitgezette vogels. Dat was in 1974 wel het geval met de Kwak Nycticorax nycticorax. Deze uitzetting, waarmee de auteurs Burggraeve en Lust het aanvankelijk niet helemaal eens waren, is ondertussen wel in zoverre geslaagd dat meerdere vogels Kleine Zilverreiger Egretta garzetta, India. (Foto: François Van Bauwel)

(3)

voorjaarstrek verder zouden doortrekken dan normaal (overshooting) lijkt een margi- naler gegeven dat zelden tot nieuwe vesti- gingen leidt (Hafner et al 2002).

Frankrijk

In Frankrijk broedt de Kleine Zilverreiger sinds de twintiger jaren vooral ten zuiden van de Loire met als belangrijkste broed- plaats de streek rond de Camargue en de moerasgebieden ten westen van Les Dombes. Vanaf de vijftiger jaren rukte de soort op en koloniseerde in snel tempo de natte gebieden langs de westkust van Frankrijk (o.a. de Vendée). Vanaf 1993 breid- de het broedareaal zich uit tot Normandië (Spiroux 1995).Vanaf 1990 werden er regel- matig kleine groepjes waargenomen. In 1993 werden er zeven nesten ontdekt in een kleine kolonie Zilvermeeuwen Larus argen- tatus op het Ile du Large en twee op l’Ile de Terre. De broedplaats op l’ Ile du Large was niet zoals gebruikelijk in de bomen maar tussen zeer lage vegetatie van Strandbiet Beta maritima en Reuzenlavatera Lavatera arborea.

In Picardië werd de Kleine Zilverreiger voor 1974 slechts sporadisch waargenomen.

Vooral bij de monding van de Somme omheen het reservaat van Marquenterre kwam hij steeds regelmatiger voor en werd er tenslotte een algemene broedvogel in een gemengde reigerkolonie. Het eerste broedgeval in die regio dateert van 1978

(Association Marquenterre Nature, Bulletin Annuel 1991: 10), net zoals in het Zwin vlak- bij een vogelpark met o.a. Kleine Zilverreigers in een grote volière (Carruette 2001).

De daaropvolgende jaren was er een snelle toename van het aantal broedparen van 32 in 1993 naar meer dan 70 in 1994. Daarna volgde een grote terugval, te wijten aan strenge winters. In 1999 en 2000 herstelden de aantallen zich tot 76 broedparen in 2000.

In september 2000 werd een recordaantal van 775 Kleine Zilverreigers waargenomen op de slaapplaats bij het reservaat van Marquenterre. De daaropvolgende zachte winter liet een verdere stijging van de broedpopulatie verwachten. Het jaar 2001 leverde niet minder dan 112 paartjes op (Carruette & Lagneaux 2001, Carruette 2001).

Engeland, Groot-Brittanië en Ierland

De soort werd voor het eerst in behoorlijke aantallen gezien in het Verenigd Koninkrijk in 1989 met een influx van minstens 40 exemplaren in het najaar. Dit fenomeen is daarna nog veel opvallender geworden met in de tweede helft van de jaren negentig zelfs tot boven de duizend exemplaren. Het eerste succesvolle broedgeval vond plaats in Dorset in 1996 (Lock & Cook 1998).

Ondertussen broeden er al een 50-tal paren en overwinteren er ca. 1600 vogels (bron:

van in het Zwin geringde Kwakken uit Spanje, Frankrijk en Sicilië. Wel bevinden zich in de kooien van het Zwin enkele Kleine Zilverreigers. In 1987 was er een schenking van de dierentuin van Barcelona van zes Kleine Zilverreigers en zes Koereigers Bubulcus ibis. Na enkele jaren gingen beide soorten wel broeden, zij het met matig suc- ces. Nooit echter werden exemplaren van laatstgenoemde soorten vrijgelaten.

Momenteel verblijven nog maar vijf Kleine Zilver- en vier Koereigers in gevangenschap in het Zwin. Deze oefenen een zekere aan- trekkingskracht uit op wilde exemplaren.

Dat reigerkolonies zich vestigen in de buurt van dierentuinen en dergelijke is al vaker vastgesteld (Kushlan & Hafner 2000).

Over het voorkomen van de Kleine Zilverreiger in ons land loopt momenteel een onderzoek gecoördineerd door Claire Voisin van het Musée d’ Histoire Naturelle van Parijs in samenwerking met ornitholo- gen van het Zeeuws Landschap.

Naast simultane slaapplaatstellingen bestu- deert men hierbij ook de invloed van de getijdenwerking op het patroon van dag- activiteiten.

Status van de Kleine Zilver- reiger in België en omstreken Algemeen

Deze vogelsoort werd in het verleden dras- tisch vervolgd omwille van de handel in sierveren. Pas in het begin van de 20ste eeuw kwam hieraan een einde. De versprei- ding was toen in Europa teruggedrongen tot het zuiden (Horn 2002). Tot en met de zeventiger jaren broedde de soort vooral in Zuid- Europa en overwinterde in het Middellands Zeegebied tot zelfs ten zuiden van de Sahara. Ondertussen is er in tegen- stelling met Oost- Europa in het westelijke deel van Europa de laatste decennia een noordwaartse expansie bezig. Enkel na strenge winters vielen de aantallen vaak terug op een lager niveau (Hafner et al.

2002). Deze uitbreiding wordt telkens op gang gebracht door vogels die na het broed- seizoen uitzwermen in noordwestelijke rich- ting. Jonge Kleine Zilverreigers uit Spanje kunnen dan wel 400 km naar het noorden trekken (Hafner et al 2002). Zo gaan Kleine Zilverreigers overwinteren in nieuwe gebie- den om daar dan uiteindelijk te blijven broe- den (Lock & Cook, 1998). Vogels die op

Kleine Zilverreiger Egretta garzetta, Zwin. (Foto: Gerard Mornie)

(4)

website RSPB www.rspb.org.uk )

In Ierland is het aantal broedparen op korte tijd sterk gestegen van 12 broedparen in 1997 naar minstens 112 in 2003 (O’Sullivan 2003).

Nederland

Na een broedgeval in 1979 in de Flevopolders duurde het tot 1995 voor de soort in Nederland terug met zekerheid tot broeden kwam. Voor de periode 1998-2001 waren er resp. 5, 9, 20 en 22 broedparen (Horn 2002). Het jaar 2002 leverde ver- spreid over vier locaties minstens 26 bezet- te nesten op (van den Berg 2003). In de nazomer zijn hier soms enkele honderden exemplaren aanwezig met het Deltagebied als bolwerk (Bijlsma et al. 2001). Een vlieg- tuigtelling in 2003 leverde in de Oostvaardersplassen 22 paar Kleine en 53 paar Grote Zilverreigers Casmerodius albus op (Schoppers J. 2004). Het meest noorde- lijke broedgeval voor deze soort werd in 1999 vastgesteld in Friesland. Dit is nog iets hoger dan 55° NB, een stuk noordelijker dus dan deze in de Russische Dnepr- vallei (50°

NB) (Hafner et al 2002).

Duitsland

Occasionele broedvogel in Duitsland met een broedgeval in 1992 (Hafner et al 2002).

België

A Allggeemmeeeenn

Het mag ons niet verbazen dat de geschet- ste noordwaartse uitbreiding van Kleine Zilverreigers ook niet aan ons land is voor- bijgegaan.Tot in het begin van de zeventiger jaren van de vorige eeuw werd deze soort slechts sporadisch waargenomen in ons land. Zo citeert van Havre (1928) slechts zes vangsten tussen 1840 en 1927. Lippens (1954) voegt daar nog vijf vangsten aan toe.

Er liggen dus voor België slechts 11 meldin- gen voor van 1840 tot 1954. We kunnen er van uitgaan dat dit een vrij goed beeld schetst want deze reigersoort zal niet gauw over het hoofd gezien worden. Enkel ver- warring met Koereiger en Grote Zilverreiger behoort tot de mogelijkheden.

Vanaf 1971 is de soort een jaarlijkse ver- schijning in ons land (Van Sanden 1989).

Dat had zelfs tot gevolg dat de Belgische Avifaunistische Homologatie Commissie (BAHC) besliste deze soort af te voeren van de lijst van aan homologatie onderworpen soorten.

Na 1980 tekende zich ook bij ons een mar-

kante toename af, met de hoogste aantallen in de nazomer als gevolg van dispersie. Na een piek van een twintigtal exemplaren in 1984 volgden enkele strenge winters, mogelijk de reden voor een tijdelijke terug- val in de aantallen (Van Sanden 1989).

H

Heett ZZwwiinn ((WWeesstt--VVllaaaannddeerreenn))

In het Zwin wordt reeds meer dan 50 jaar intensief naar vogels gekeken. Oprichter wijlen Léon Lippens en de voormalige hoofdbewaker en verzorger in het vogelpark wijlen Robert Trio waren goede vogelken- ners.

Toch dateert de eerste waarneming voor het gebied pas van 1960 (11 tot 13 mei) (Lippens & Wille 1972). Geleidelijk aan nam het aantal waarnemingen toe met vanaf 1980 in de periode juli-september geregeld tot meer dan 10 exemplaren.

Zowel de aantrekkingskracht van de gekooi- de vogels als de biotoop speelden hierin ongetwijfeld een rol. De zoutwaterlagunes, ondiepe kreken en het bij spring- of storm- vloed overstroomd gebied herbergen dui- zenden kleine visjes zoals Grondels Gobius spec., Koornaarvissen Atherina presbyter, harders Mugil spec. en jonge Bot Pleuronectes flesus.

Vanaf 1981 werden sporadisch één of twee Kleine Zilverreigers waargenomen in de gemengde broedkolonie van Blauwe Reiger en Kwak. Deze is gelegen in een bosje van hoofdzakelijk Zeeden Pinus pinaster met aan de rand vooral wilgen Salix spec. en elzen Alnus spec. In 1982 kwamen hier vaak twee exemplaren overnachten. Deze vorm- den duidelijk geen paar. We beperkten het

aantal bezoeken aan de reigerie om een mogelijke broedgeval niet te verhinderen.

Hierbij schonken we misschien te weinig aandacht aan een eigenaardig geluid dat vooral in de vroege ochtend af en toe van- uit de kolonie weerklonk. Dit gorgelend vrij ver dragend geluid bleek de paarroep van het mannetje Kleine Zilverreiger te zijn. Het is een combinatie van de gewone roep met een trillend gorgelend keelgeluid (Voisin 1976). Door bescherming te laten primeren hebben we dus geen verdere zekerheid gekregen rond dit mogelijk broedgeval.

Wellicht had één der Kleine Zilverreigers (zo goed als zeker het mannetje) paar gevormd met een vrouwtje Blauwe Reiger zoals blijkt uit foto’s van J.M. Davenne. Dit gemengd broedgeval werd bevestigd door Robert Trio, die op 7 augustus 1982 twee jonge reigers met een afwijkend verenkleed aantrof. Deze werden weggevangen en in het vogelpark gezet om te verhinderen dat hybride vogels vrij zouden kunnen rondvliegen en om hun ontwikkeling van nabij te kunnen opvolgen.

Eén jong stierf kort nadien en werd overge- maakt aan het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen te Brussel. Na ongeveer één jaar stierf ook het tweede exemplaar (Lippens & Burggraeve 1983;

1985).

A

Aaannttaallvveerrlloooopp - Najaar en winter

Na het gemengd broedgeval in 1982 con- stateerden we elk jaar zowat een kleine inf- lux van Kleine Zilverreigers in het Zwin.

Meestal verbleven de vogels hier tot eind september – begin oktober. De overwinte-

Figuur 1. Nazomermaxima van Kleine Zilverreigers in het Zwin Figure 1. Late summer maxima of Little Egrets in the Zwin

(5)

1993/94 was een primeur voor Vlaanderen.

Op 29 juli 2001 telden we in het Zwin niet minder dan 48 exemplaren; opnieuw een record voor ons land en een voorsmaakje van wat ons dat jaar nog te beurt zou vallen (zie Figuren 1 en 2).

Geleidelijk aan ontwikkelden zich in de ganse streek twee belangrijke slaapplaatsen.

Deze langs het Boudewijnkanaal te Lissewege werd ontdekt door Guido Orbie en opgevolgd door Paul D’hoore. De tweede bevindt zich in de reeds bekende reigerkolo- nie bij het Zwin.

Aanvankelijk gebeurden de slaapplaatstel- lingen sporadisch en los van elkaar. De laat- ste jaren werd echter onder invloed van Frank De Scheemaeker een gecoördineerd onderzoek gevoerd met o.a. simultaantellin- gen op de twee slaapplaatsen. In 2001 was er een maximumtelling van 123 ex. en in 2002 van 113 ex.

- Broedseizoen Zie figuur 3

- Waarnemingen bij de broedplaatsen 1

1999955

Dit jaar noteerden we de eerste broedgevallen.

Vanaf midden mei 1995 observeerden we gere- geld Kleine Zilverreigers in de reigerkolonie.

Teneinde de vogels zo weinig mogelijk te storen werd de kolonie maar zelden bezocht.Toch obser- veerden Robert Trio en Guido Burggraeve een baltsend paartje bij een nest amper groter dan dat van een Houtduif Columba palumbus.

Op 1 juni zag Trio zes vogels in de kolonie en waren meerdere exemplaren aan het baltsen.

Op 8 juni constateerden we met zekerheid twee broedende vogels. De nesten bevonden zich slechts op drie tot vier meter hoogte in ijle Zeedennen. Op 20 juli stelden we vier broedpa- ren vast: twee met grote jongen, één met kleine pulli en een vierde nog broedend. Op 10 augustus vonden we een nest met nog twee jongen.

Door Patrick Lust werd dat jaar ook in een nabij- gelegen dennenbos een broedgeval vastgesteld.

Daar vlogen twee jongen uit. Later zal die locatie uitgroeien tot de enige kolonie van het Zwin. In 1995 waren er dus vijf broedparen.

1 1999966

Vanaf 5 mei waren geregeld vier exemplaren in de reigerkolonie aanwezig en bij een controle op 16 mei zagen we zeven Kleine Zilverreigers in de kolonie en één bezet nest. De nesten waren der- mate slordig gebouwd dat de overjaarse nesten door het stormweer in het winterhalfjaar uitge- waaid waren.

Op 22 mei telden we twee bezette nesten en op 27 juni zaten op beide nesten jongen.

Op 25 juli pleisterden 11 adulten in de kolonie.

Intussen had het merendeel van de Blauwe Reigers en Kwakken zich naar de andere kolonie verplaatst. Er was een bijna ondoordringbare ondergroei van bramen Rubus spec., Vlier Sambucus nigra en Grote brandnetel Urtica dioi- ca.

Daar werden door Patrick Lust met zekerheid drie broedgevallen vastgesteld. Zo kwamen we voor 1996 tot minstens vijf broedparen.

1 1999977

In de kolonie werden de eerste twee exemplaren waargenomen op 21 april.

Op 2 mei waren er vijf baltsende exemplaren aan- wezig. De paarroep van de mannetjes was tot op grote afstand hoorbaar.

Op 19 mei werden drie broedende Kleine Zilverreigers opgetekend. Ondanks ernstige ver- storing in de kleine kolonie achter het gebouw van de hoofdbewaker broedden hier nog drie paartjes. Dit leverde wel slechts vier uitgevlogen jongen op. Heel wat reigers verhuisden naar de tweede kolonie waar zich vier broedparen vestig- den. De balans voor 1997 was dus zeven paartjes.

1 1999988

Nu had de volledige kolonie zich verplaatst naar het tweede koloniebos.

Onze telling van mei/juni 1998 leverde volgende aantallen broedparen op: Blauwe Reiger 42, Kwak 22, Kleine Zilverreiger 7, Koereiger 2 en Aalscholver Phalacrocorax carbo 6.

1 1999999

Dit jaar was voorzichtigheid absoluut noodzake- Figuur 2. Wintermaxima van Kleine Zilverreiger in de Vlaamse kuststreek (1992-2003)

Figure 2. Maxima of wintering Little Egrets in the Flemish coastal area (1992-2003).

Figuur 3. Aantal broedparen per jaar van Kleine Zilverreiger in het Zwin (1995-2003) Figure 3. Number of breeding pairs of Little Egret in the Zwin (1995-2003).

(6)

lijk omwille van de bijna continue aanwezigheid van Lepelaars Platalea leucorodia, een soort die we al enkele jaren als broedvogel verwachtten.

Niet alleen verbleven een 15-tal vogels in het Zwin, maar geregeld bezochten enkele exempla- ren de reigerkolonie. Het bleken echter uitermate schuwe vogels die bij de minste verstoring de kolonie verlieten. Met zekerheid werden dit jaar 12 broedparen Kleine Zilverreiger vastgesteld.

2 2000000

De onderbegroeiing in het dennenbos ontwikkel- de zich dermate dat een bezoek aan de kolonie erg lastig werd. Bovendien was er het positieve nieuws van twee broedgevallen van de Lepelaar.

We hadden de ervaring opgedaan dat Blauwe Reigers en vooral Lepelaars gevoelig zijn voor ver- storing. Zowat alle vogels vliegen op maar de klei- nere reigersoorten (Kwak, Koereiger en Kleine Zilverreiger) komen meteen naar het nest terug van zodra men een 25-tal meters van hun nest verwijderd is. De Blauwe Reigers blijven al iets langer weg en Lepelaars blijven rondvliegen tot men de kolonie verlaten heeft.

In juni 2000 werden met zekerheid 14 tot 16 broedparen Kleine Zilverreiger vastgesteld.

2 2000011

Na de gestage stijging van het aantal broedparen sinds 1995 en de belangrijke overwintering van heel wat vogels waren de verwachtingen hoog gespannen voor 2001.

Tot dan toe hadden de meeste vogels zich meest-

al pas in de eerste helft van mei gevestigd. In de broedplaatsen bij de Camargue is dat meestal reeds in de tweede helft van maart en in de Vendée meestal in de eerste helft van april (Voisin 1977).

De vrij late vestiging in de Zwinstreek had duide- lijk te maken met het feit dat de meeste vogels in de winter wegtrokken. Nu er een vrij belangrijk aantal overwinterd had waren ze heel wat vroe- ger in de reigerie aanwezig. Vanaf begin april zagen we geregeld een zestal vogels en op 2 april hoorden we al de baltsroep van een mannetje.

Onafhankelijk van elkaar telden Patrick Lust en Guido Burggraeve een minimum van resp. 17 en 19 bezette nesten. Het broedseizoen verliep uit- stekend.

2 2000022

Dit jaar werden 8 broedparen geteld maar het werkelijke aantal lag mogelijk hoger.

H

Heett SScchhuulleennssbbrrooeekk ((LLiimmbbuurrgg))

SSiittuueerriinngg

Bij de noordwaartse uitbreiding van de Kleine Zilverreiger valt op dat de soort zich vaak dicht bij de zee vestigt. De vestiging in het Zwin past perfect in dit patroon. In het Vlaamse binnenland werd eigenlijk eerder een broedgeval verwacht van de Grote Zilverreiger omwille van het groeiend aantal overwinteraars in en om het Midden- Limburgs Vijvergebied.

Het Schulensbroek is een overstromingsge- bied op de grens tussen Herk-de-Stad, Lummen en Halen in het westen van de provncie Limburg . Naast het bekende Schulensmeer vinden we hier talloze hooi- landen en enkele al dan niet verlande vij- vers. Natuurpunt met als plaatselijke afde- ling De Vrienden van het Schulensbroek heeft er bijna 200 ha in eigendom en nog eens een 90-tal ha in beheer. De vogelrijk- dom ligt er erg hoog (Berghmans et al 1987, Leysen 1999), vooral wanneer na een over- stroming het water zich stilaan begint terug te trekken.

2

2000011,, eeeenn uuiittzzoonnddeerrlliijjkk vvoooorrjjaaaarr

Ook in het late voorjaar van 2001 was er een belangrijke overstroming . Daarnaast was het gebied in deze periode geruime tijd Kleine Zilverreiger Egretta garzetta, Dudzele. (Foto: Yves Baptiste)

Kleine Zilverreiger Egretta garzetta. (Foto: Ludo Goossens)

(7)

regelen tegen mond- en klauwzeer (MKZ).

Het spreekt voor zich dat de combinatie van overstroming en uitzonderlijke rust in het gebied voor heel wat vogels ideaal was.

We zullen nooit zeker weten wat er toen allemaal te zien was, maar het heeft toch enkele bijzondere broedgevallen opgeleverd.

Zo kwam de Bruine Kiekendief Circus aerug- inosus er voor het eerst sinds 1985 terug tot broeden. Ook de Kwartelkoning Crex crex maakte er in 2001 opnieuw (zie Berghmans et al 1985) zijn opwachting.

W

Waaaarrnneemmiinnggeenn KKlleeiinnee ZZiillvveerrrreeiiggeerr iinn hheett SScchhuulleennssbbrrooeekk

De databank van vogelwaarnemingen in dit gebied bevat al meer dan 17 000 gegevens.

De eerste waarneming van Kleine Zilverreiger in het Schulensbroek dateert van 29 mei 1995. Daarnaast was er nog twee keer een exemplaar enkele dagen blij- ven pleisteren met name van 3 tot 8 juni 1996 en van 22 tot 28 juni 1999. Niets liet dus vermoeden dat het een potentiële broedvogel was voor dit gebied. Toen we in 2001 van 11 tot 19 maart geregeld één exemplaar te zien kregen deed dat nog geen belletje rinkelen. Daarna duurde het bijna twee maanden vooraleer er terug gezien werden. Toch is het niet uitgesloten dat in die periode één of meerdere exemplaren in het gebied verbleven.

Op 19 mei werden met zekerheid opnieuw twee Kleine Zilverreigers gezien. Ook de vol- gende dagen waren er enkele vluchtige waarnemingen . Vermits eenmaal kon vast- gesteld worden dat ze in de richting vlogen van een nabijgelegen kolonie van Blauwe Reigers te Lummen kregen deze waarne- mingen stilaan wat meer gewicht. Een con- trole van de kolonie op 30 mei leverde al onmiddellijk een waarneming op van twee wegvliegende witte reigers (Koen Leysen) en op 31 mei konden we in de kolonie dui- delijk één vliegend ex. van de Kleine Zilverreiger zien (Carlo Vanderydt, Koen Leysen en Glenn Vermeersch). Op 3 juni konden we één van de twee voorzichtig zien plaatsnemen op een klein nest, wat deed vermoeden dat er eieren zouden kunnen in liggen.

W

Waaaarrnneemmiinnggeenn bbiijj hheett nneesstt

Vanaf dan hebben we geregeld een bezoek gebracht aan de kolonie om het broedgeval op te volgen. Wel hielden we dit zo goed mogelijk geheim om verstoring en eventu-

ele eierroof te vermijden. We benaderden het nest steeds vanuit dezelfde richting en bekeken het met een telescoop van op een veertigtal meters.Af en toe ging een van ons wel voorzichtig tot onder het nest om uit voorzorg de al te opvallende witte veren op te rapen.

Een overzicht van de belangrijkste waarne- mingen:

Op 13 juni vonden we onder het nest een groe- nige eischaal die kleiner was dan die van Blauwe Reiger. Met tal van stortbuien was het op 16 en 17 juni zeer ongunstig weer voor broedvogels.

Groot was onze opluchting toen we op 24 juni een pullus zagen zitten op het nest terwijl een adulte vogel op de nestrand stond. Het baarde ons wel wat zorgen dat we de indruk kregen dat het nest nog kleiner geworden was. Op 28 juni zagen we weer één jong dat we ditmaal ook hoor- den roepen. Op 1 juli zagen we een adult hurkend boven het nest. Tweemaal zagen we deze vogel naar een voorbijvliegend insect happen. Een over- vliegend sportvliegtuig hield hij nauwlettend in de gaten. De veren van het voorhoofd werden hierbij opgericht en de hals uitgestrekt zodat het geheel wat deed denken aan een paalhouding.

Onder het nest vonden we twee eischalen waar- van één vrij intact. De andere eischaal paste per- fect in het deel dat we al eerder gevonden had- den. Op 5 juli vonden we onder het nest de resten van een rivierkreeft. Op basis van auditieve waar- nemingen en de vondst van eischalen van min- stens twee eieren vermoedden we al dat er twee jongen zouden kunnen zijn. Op 8 juli werd dit ver-

moeden eindelijk bevestigd. We zagen toen twee jongen die geregeld hun al goed ontwikkelde vleugels uitsloegen en begonnen rond te klaute- ren. Toen rukwinden de nestboom vervaarlijk deden heen en weer zwiepen vreesden we weer dat dit wel eens gevolgen zou kunnen hebben. Op 22 juli zaten de jongen toch nog in de buurt van het nest, nog nauwelijks die naam waardig.

W

Waaaarrnneemmiinnggeenn vvaann vvooeeddsseellzzooeekkeennddee vvooggeellss

We zagen de vogels niet alleen in de kolonie maar ontdekten ook een voedselgebied. In juni en juli konden we geregeld Kleine Zilverreigers zien foerageren in een verlande visvijver.

Een overzicht van de belangrijkste waarne- mingen:

Op 10 juni kon C.V. hier zelfs drie exemplaren zien: twee adulten en een tweede kalenderjaar met lichtere snavel en zonder verlengde kopve- ren. Op dat moment was het erg fris en buiig, dus we vermoedden dat er een vierde exemplaar op het nest zat. Bij andere bezoeken zagen we meestal slechts twee exemplaren foerageren (adult en tweede kalenderjaars). Pas op 29 juli liet zich daar voor de eerste keer een juveniel opmer- ken. Op 3 augustus zaten er twee juvenielen, één adult en één exemplaar dat zich niet goed liet zien. Daarna leken de vogels het gebied stilaan te verlaten met een laatste waarneming van een adulte vogel op 6 augustus.

Kleine Zilverreiger Egretta garzetta, bewijsfoto van 1 nestjong, 22 juli 2001, Lummen.

(Foto: Carlo Vanderydt)

(8)

A

Afflloooopp vvaann hheett bbrrooeeddggeevvaall

Op 7 augustus raapte Geert Coninx (Aminal) een verzwakt jong op in de kolonie.

Ondanks de goede zorgen in het Vogelasiel van Heusden (L) is het dier spijtig genoeg diezelfde dag nog gestorven. Het dier bleek sterk verzwakt en onder stress te zijn.

Kneuzingen aan aan vleugels en hals lieten vermoeden dat hij uit de nestboom gevallen was. Of hij op dat moment al ondervoed was is onduidelijk. In de marge kunnen we hier nog vermelden dat er éénmaal sprake was van een acute bedreiging van dit broed- geval. Opeens was immers een groot deel van de bomen geschalmd. Bij controle (Aminal) bleek dat deze vrij snel zouden gekapt worden. Gelukkig was de provincie Limburg dadelijk bereid om een ondersteuningsovereenkomst af te sluiten met de eigenaar van het bos waardoor hij bereid was de kapping uit te stellen om het uitzonderlijke broedgeval te redden.

O

Ovveerriiggee ggeebbiieeddeenn iinn VVllaaaannddeerreenn

We gaan hier niet dieper in op de talloze waarnemingen van Kleine Zilverreigers elders in Vlaanderen. Wel willen we hier nog vermelden dat er in 2002 een broedpoging was op Antwerpen-Linkeroever in Het Rot (Antwerpen). Nadat hier op 26 mei een broedende vogel gezien werd bleek het nest voorgoed verlaten te zijn op 2 juni. Mogelijk ligt menselijke verstoring aan de basis van deze mislukking.

Discussie

Dit overzicht van de eerste broedgevallen van de Kleine Zilverreiger voor ons land, laat ons het beste verhopen voor de toekomst van deze soort in de Zwinstreek, waar geschikte foerageergebieden voorhanden zijn. Heel wat vogels gaan foerageren in de visrijke grachtjes en kreekjes in het Achterhavengebied van Zeebrugge. Verder zijn er rondom het Zwin nog zeer goede foe- rageergebieden zoals de Wallen van

Retranchement, het Zwarte Gat bij Nieuwvliet, de Hazegraskreek te Knokke en talloze kleine visrijke grachtjes. De broedko- lonie zelf is ook voldoende beschermd.

Wel kan een strenge winter voor een terug- val zorgen.

Van 2002 tot en met 2004 werd in de buurt van het Schulensbroek geen broedgeval meer vastgesteld. Of deze soort hier nog tot broeden zal komen is maar zeer de vraag.

Door de late overstroming en de afsluiting van het gebied leverde 2001 uitzonderlijk gunstige foerageeromstandigheden op. Het voedselgebied bij uitstek was toen een ondiepe vijver. Deze is ondertussen droog- gevallen. Hopelijk kunnen zoals voorzien gerichte beheerswerken het waterpeil hier terug herstellen. De aanwezigheid van eer- der ondiep visrijk water lijkt een bepalende factor.

Daarenboven blijkt dat vestigingen in het binnenland vaak een korter leven beschoren zijn dan langs de kust. Het eerste broedge- val in het Franse binnenland vond plaats in Les Dombes in 1938, met zelfs rond de 100 paartjes in de jaren ’60, maar in 1989 ble- ven er slechts enkele paartjes over. In het Franse binnenland doken er tussen 1942 en 1968 nog zes andere broedplaatsen op maar de aantallen namen hier veel langza- mer toe dan in de kustregio’s of liepen zelfs terug (Kushlan & Hafner 2000).

Opmerkelijk bij het broedgeval in het Schulensbroek is trouwens ook dat het niet zoals zo vaak is voorafgegaan is door een Kleine Zilverreiger Egretta garzetta. (Foto: Marc Slootmaekers)

Kleine Zilverreiger Egretta garzetta, Lesbos. (Foto: Johan Verbanck)

(9)

en overwintering van Kleine Zilverreigers.

Wel merken we hierbij op dat in de winter van 2003-2004 voor het eerst een exem- plaar overwinterd heeft in het Vlaamse bin- nenland met name in het Middenlimburgs vijvergebied (bron: e-mail Marc Lodewijckx, Natuurpunt VogelWerkGroep- Midden- Limburg).

We zijn veel dank verschuldigd aan wijlen Robert Trio voor zijn grote bezorgdheid omtrent de bescherming van de gemengde reigerkolonie van Het Zwin en voor het mededelen van zijn waarnemingen, evenals aan Frank De Scheemaeker voor zijn grote inzet bij het onderzoek naar deze soort en het nazien van deze tekst.

conservator van het Parc Ornithologique van Marquenterre (Somme), Philippe Carruette, voor het mededelen van zijn waarnemingen, en aan Claire Voisin van het Musée d’ Histoire naturelle de Paris, voor haar nuttige tips, evenals de interessante gegevens uit Noord- Frankrijk en het geplande onderzoek over andere gedragin- gen bij Kleine Zilverreigers

Verder wensen wij de personen die op de hoogte waren van het broedgeval nabij het Schulensbroek te danken voor hun discretie en de provincie Limburg voor het veilig stel- len van de nestbomen van de reigerkolonie.

Referenties

Berg van den A.B., 2003. WP reports.Dutch Birding 25 (2): 130.

Berghmans H., K. Leysen & J. Volders, 1985. Ontdekking van een belangrijke broedconcentratie van de Kwartelkoning Crex crex in België. Wielewaal 51: 36-40.

Berghmans H., K. Leysen & J. Volders, 1987. Flora en avifauna van het Schulensbroek.Wielewaal 53: 189-198.

Bijlsma R.G., F. Hustings & C.J. Camphuysen 2001.Algemene en schaarse vogels van Nederland (Avifauna van Nederland 2). GMB Uitgeverij/ KNNV Uitgeverij Haarlem/Utrecht.

Bulletin Annuel 1999 – Association Marquenterre Nature.

Carruette P., 2001. Statut de l’Aigrette garzette Egretta garzetta dans le Marquenterre. Bulletin annuel du parc ornithologique du Marquenterre. Saison 2000.

Carruette P. & M. Lagneaux 2001. Evolution de la Héronnière du Parc.Année 2000. Marcanterra. Bulletin Annuel : 18-22.

Hafner H., M. Fasola, C. Voisin & Y. Kaiser, 2002. Little Egret in BWP-Update Vol 4, n° 1: 1-19.

Horn H. 2002. Kleine Zilverreiger Egretta garzetta pp. 78-79 in: Sovon Vogelonderzoek Nederland 2002, Atlas van de Nederlandse Broedvogels 1998-2000. Nederlandse Fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertebrate Survey-Nederland, Leiden.

Kushlan J.A. & H. Hafner, 2000.Heron conservation. Academic Press London/ California Leysen K. 1999. 15 jaar vogelwaarnemingen in het Schulens Broek. Likona- Jaarboek 1998:77-87.

Lippens L., 1954.Les oiseaux d’eau de Belgique. St-Andries Brugge, 2de uitgave.

Lippens L. & H. Wille, 1972.Atlas van de vogels van België en West- Europa. Tielt, Lannoo.

Lippens L. & G. Burggraeve, 1983. Hybridation de l’Aigrette garzette Egretta garzetta et du Héron cendré Ardea cinerea en Belgique. Giervalk 73:301-311.

Lippens L. & G. Burggraeve, 19845. TITEL Gemengd broedgeval van een Kleine Zilverreiger Egretta garzetta en een Blauwe Reiger Ardea cinererea in het Zwin te Knokke.

Wielewaal 51: 310-314.

Lock L. & K. Cook 1998. The Little Egret in Britain: a successful colonist.British Birds 91:273-280.

0’Sullivan 2003. Rare breeding birds: the heat is on.Wings 30: 12-13

Schoppers J. 2004. Kolonievogels in 2003, een jaar van uitersten.Sovon Nieuws 17 (1): 7-8.

Spiroux P., 1996. TITEL??Première nidification de l’ Aigrette garzette Egrettaa garzetta en Normandie. Le Cormoran 9 (42) : 151-158.

Van Havre G.C.M. 1928.Les Oiseaux de la Faune Belge. Lamertin, Brussel. …….

Voisin C., 1976 & 1977. Etude du comportement de l’ Aigrette garzette Egretta garzetta en période de reproductionTITEL ?? L’oiseau et la Revue française d’Ornithologie 46 : 387-426 ; 47 : 655-104..

Voisin C., 1977. TITEL ?? L’oiseau et la Revue française d’Ornithologie 47 : 65-104.

Kleine Zilverreigers Egretta garzetta. (Foto: Misjel Decleer)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• Een ruimte waar een sociaal en etnisch divers publiek aanwezig is. • Drukbevolkte momenten

De Vriendt (red.), WisselWerk-Cahier ’06 (driemaandelijks tijdschrift voor sociaal-cultureel volwassenenwerk).Thema” Ne zanger is een groep”: Over gemeenschapsvorming , pp. Essay in

In deze SWVG Feiten & Cijfers willen we rapporteren over een eerste verkenning van de mate waarin ouders bezorgd zijn over bepaalde opvoedingsaspecten en de

Toen de andere meisjes toekwamen, smeekten ze de deur open te doen, maar de bruidegom zei: „Ik ken jullie niet.” Dit verhaal vertelde Jezus en hij voegde eraan toe: „Wees

Meer spelopties: Men kan ook gebruik maken van andere reken- kundige bewerkingen en hierbij gebruik ma- ken van meer dobbelstenen bijvoorbeeld de twee hoogste cijfers

Bij een parallelleplatencondensator met vierkante platen met oppervlakte A die op een afstand d van elkaar staan kantelen we n van de platen naar buiten onder een kleine hoek

Zijn licht straalt nog door, door zijn Geest, die ons leven nieuw maakt in de gloed van zijn heilig

Kleine ontheemde: 'n stal in den vreemde daar werd geboren de Heerser van al. Ja ik blijf van