• No results found

Natuur.focus 2002-1 Hoe diep dringen competitieve planten bosranden binnen?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Natuur.focus 2002-1 Hoe diep dringen competitieve planten bosranden binnen?"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VLAAMS DRIEMAANDELIJKS TIJDSCHRIFT OVER NATUURSTUDIE & -BEHEER - JANUARI 2002 -JAARGANG 1 - NUMMER 1

a uur. Deus

x

j

:r j

(2)

COMPETITIEVE PLANTEN IN BOSRANDEN HONNAY, BUTAYE & HERMY

- - -

ARTIKELS NatlJurJoc:us 1(1): 9-12

Hoe diep dringen competitieve

plantensoorten bosranden binnen vanop aangrenzende akkers?

Lessen uit de Vlaams Brabantse leemstreek

OLiVIER HONNAY, JAN BUTAYE & MARTIN HERMY

De flora van de sterk gefragmenteerde Vlaamse bossen wordt op verschillende manie- ren bedreigd. Eén van de natuurbehoudsproblemen is het binnendringen van compe- titieve plantensoorten vanuit het omliggende cultuurland in de bosrand. Daar vormen deze plantensoorten een bedreiging voor de aanwezige bosplanten. In deze studie wordt de vraag gesteld hoever deze competitieve soorten het bos kunnen binnendrin- gen en wat de relatie is met het in de bosrand heersende microklimaat.

Bosfragmentatie en randeffecten

Landschapsfragmentatie heeft in Vlaande- ren geleid tot een dramatische afname van de oppervlakte van bossen en een dramati- sche toename van de ruimtelijke isolatie (Honnay 2000). Een belangrijk gevolg van dit fragmentatieproces is de relatieve toename van een randzone in de overblijvende bos- fragmenten (Harris 1984). Een randzone heeft als habitat zowel fysische kenmerken van het eigenlijke habitat (bos) als van het aangrenzende habitat (bv. akkerland). Kleine bosfragmenten bevatten in verhouding meer randhabitat dan grote bosfragmenten.

De precieze hoeveelheid kernhabitat en rand habitat wordt bepaald door de opper- vlakte en de vorm van het bosfragment en door de afstand waarover zgn. randeffecten

binnendringen (Fig. 1) (Laurance & Yensen 1991). We spreken voor dit laatste over penetratie-afstand als de afstand waarover (meestal negatieve) effecten geassocieerd met het aanliggende bodemgebruik zich laten gelden in het bosfragment. Het kan daarbij zowel om natuurlijke randeffecten (bv. verhoogde lichtinval, verlaagde lucht- vochtigheid) als om antropogene randeffec- ten gaan (bv. inwaai van bestrijdingsmidde- len en meststoffen) (Murcia 1995).

Het doel van dit onderzoek was na te gaan hoever de penetratie-afstand van diverse randeffecten in het bos reikt, of die afstand afhankelijk was van de oriëntatie van de bos- rand en in welke mate de randeffecten een invloed uitoefenden op de aanwezige vege- tatie van bosplanten. Het uitgangspunt van het onderzoek was de veronderstelling dat,

vooral door een nutriënten aanrijkende invloed vanuit aanliggende akkers, de bos- rand zeer gevoelig is voor invasie van sterk competitieve plantensoorten die normaal eerder gebonden zijn aan het aanliggende landbouwbodemgebruik. Dergelijke soorten vertonen bij voldoende licht en voedings- stoffen een explosieve groei en veroorzaken daarbij een tekort aan voedingsstoffen bij echte bosplanten die dreigen weggeconcur- reerd te worden. Voorbeelden zijn de Grote Brandnetel en de Braam.

Het studiegebied was gelegen in de Vlaams Brabantse leemstreek en omvatte een reeks noordelijk en zuidelijk georiënteerde bos- randen in Bertembos, Grevensbos en Meerdaalwoud. Het betrof telkens een bos- gemeenschap die typisch is voor oude, uit- geloogde leembodems met als voornaamste

Figuur 1:

Van links naar rechts: Afnemende hoeveelheid kernhabitat (zwart) en toenemende hoeveelheid randhabitat bij een constante penetratie-afstand van de randeffecten en een constante totale grootte van het fragment. Hoe onregelmatiger de vorm van het fragment, hoe kleiner de over- blijvende hoeveelheid kernhabitat.

(3)

Natu u rJoc:: US' 1(1)l9-12

ARTIKElS

boomsoort de Beuk en die wat plantenrijk- dom betreft het midden houdt tussen een Eiken-Beukenbos en een Eiken-Haagbeu- ken bos (zgn. Millio-Fagetum). De bosranden waren minstens 220 jaar oud (dr. De Ferraris kaart) en waren gelegen naast intensief gebruikte akkers met een rotatiesysteem van suikerbiet, tarwe en mais. De randen ver- toonden geen mantel-zoom ontwikkeling. In deze zin zijn ze representatief voor de mees- te Vlaamse bosranden met een zeer bruuske overgang van bos naar akker (Fig. 2).

Loodrecht op de bosranden werden transec- ten van 3 x 3 meter proefvlakken uitgelegd, van aan de bosrand tot 50 meter diep in het bos. In de proefvlakken werden vegetatie, microklimaatsvariabelen en bodemchemi- sche eigenschappen opgemeten.

Penetratie-afstanden van randeffecten

Het voornaamste resultaat van het onder- zoek was de vaststelling dat de vegetatie van de bosrand inderdaad verschilt van die van de rest van het bos (het boskernhabitat). De bosrand was gemiddeld soortenrijker, bevat- te meer competitieve soorten, meer lichtin-

100

BO

I

ê

c: 60

~ 0

0

.,

40

., ~ 8. 20

E 0 0 g>

I I

~-<>-I=PE-<>--.J

~

~

-20

a '0 20 30 40 W

Afstand lot de bosrand (m)

COMPETITIEVE PLANTEN IN BOSRANDEN

Figuur 2:

Foto van een typi- sche bosrand in Vlaanderen. De overgang van bos naar akkerland is zeer bruusk.

dicatoren en minder stress-tolerante plan- tensoorten. De meeste plantensoorten (bv.

Gewoon Struisgras, Akkerdistel, Witte Dove- netel, Kruipende Boterbloem, Schaduwgras, Bitterzoet, Smeerwortel, Heggewikke) slaagden er nooit in dieper dan 3 meter in het bos door te dringen, en dit nooit met sig- nificante bedekkingen. Soorten als Kleef- kruid, Hondsdraf, Braam en Grote Brandnetel kwamen daarentegen wel voor met signifi- cant hogere bedekkingen, en dit tot maxi- maal 13 m diep in het bos. Deze verhoogde bedekking ging gepaard met een duidelijke afname van de bedekking van bosplanten- soorten als Bosanemoon, Dalkruid en Meiklokje. Deze planten zijn typische stress- tolerante soorten omdat ze kunnen groeien bij lage lichtintensiteiten. Wanneer de licht- inval in de bosrand plots verhoogt, en wan- neer voldoende voedingsstoffen beschikbaar zijn, zijn deze soorten de eerste slachtoffers van de toename van de competitieve soor- ten.

Een opvallende bevinding was verder de sig- nificant verschillende penetratie-afstand van randeffecten - en dus ook van de vege- tatiesamenstelling - in noordelijk tegenover

70

60

I

50

~ 40 .!IQ . !.!

..

'e 0 20 Oriêntatie

..

0

'E :::> 10

HONNAY, BUTAYE & HERI"1Y

zuidelijk georiënteerde bosranden. Op basis van subtiele verschillen in plantensoortensa- menstelling kon uiteindelijk een maximale randzone van 23 m breed worden geïndenti- ficeerd in zuidelijk georiënteerde randen, tegenover één van 3 m breed in noordelijk georiënteerde bosranden. Figuren 3a en 3b, en tabel 1 geven een overzicht van de pene- tratie-afstand van een reeks biotische rand- effecten en tonen duidelijk het verschil tus- sen noordelijk en zuidelijk georiënteerde randen.

Bodem en microklimaat van de bosrand

De penetratie-afstand van de abiotische randeffecten (microklimaat en bodemche- mische eigenschappen) was meestal kleiner dan de afstand waarover de vegetatiever- schillen zich voordeden liet vermoeden. Dit geeft aan dat de variatie in soortensamen- stelling een veel gevoeligere indicator is voor randeffecten dan de opgemeten abio- tische variabelen. De microklimaatsmetin- gen waren dan ook slechts momentopn.a- men die geen volledig beeld geven van de klimaatsschommelingen in de bosrand gedurende een etmaal of gedurende het volledige groeiseizoen. In zuidelijk georiën- teerde randen maten we een verhoogde lucht- en bodemtemperatuur tot respectie- velijk 13 m en 3 m diep in het bos. In noór- delijk georiënteerde bosranden waren hele- maal geen beduidende verschillen in lucht- en bodemtemperatuur tussen de bosrand en de bos kern. Het opvallendste fenomeen was de spectaculaire terugloop van de lichtinval, zowel in noordelijk als zuidelijk georiënteerde randen. Voor de lichtinval bestudeerden we het deel van het licht- spectrum dat van belang is bij de fotosyn- these (nl.lichtspectrum tussen 400-700 nm).

Figuur 3a en 3b:

Relatie tussen de afstand tot de bosrand en de bedekking van Grote Brandnetel en de som van de bedekkingen van alle sterk competitieve soorten in Mil/io-Fagetum bossen in Vlaams Brabant.

Ortiintatie De randeffecten zijn meer

I

uitgesproken voor zuidelijk

g>

.. ~::IC

-<>-I

-e-Ï -<>-::IC -a-I o , .. "".

o "''''. :i2

""

-8 :JIL

-<>-

dan voor noordelijk georiën-

teerde randen. Gegevens op

.

"'" al 10 10 20 30 40 50

. "'.

basis van 325 proefvlakken.

Afstand tot de bosrand (m)

(4)

COMPETITIEV6 PLANTEN IN BOSRANDEN

3 m diep in het bos bedroeg deze lichtinval slechts 0,03% van de openveldwaarde, 8 m diep werd reeds de achtergrondwaarde van de boskern bereikt van 0,015%. Het is allicht deze spectaculaire terugloop van de lichtinval die de meeste competitieve soor- ten verhindert dieper dan 3 m in het bos binnen te dringen. Toch kan er van uitge- gaan worden dat gedurende het verloop van de dag de zijdelingse lichtinval in zui- delijk georiënteerde randen aanzienlijk hoger is. Dit uitte zich niet in de rechtst- reekse lichtmetingen, die zoals reeds gezegd slechts een momentopname zijn, maar wel in de resulterende vegetatie- patronen.

Onafhankelijk van de oriëntatie werd een verhoogde zuurtegraad (pH) van de bodem vastgesteld tot 8 m diep in het bos (Fig. 4).

Deze verhoogde pH is allicht het resultaat van bekalking van het aanliggende akker- land. Tegen de verwachtingen in werd ner- gens een verhoogde hoeveelheid stikstof of nitraat in de bodem van de bosrand vastge- steld. Dit is zeer waarschijnlijk een gevolg van de efficiënte wijze waarop in de leems- treek bemesting wordt toegediend, met name onder de vorm van granulaten.

Granulaten zijn meststofkorrels die lang- zaam hun voedingsstoffen vrijgeven. Zo werd in een gelijkaardig proefopzet in de Vorte Bossen, in centraal West Vlaanderen, wel een duidelijke fosfaatgradiënt vastge- steld (Fig. 5). De bosranden in dit gebied grenzen aan intensief grasland waarop drijfmest wordt uitgereden en een deel van deze drijfmest komt onvermijdelijk in de bosrand terecht. De problematiek van de antropogene randeffecten door vermesting is in deze regio allicht veel groter maar de resultaten van dit deel van het onderzoek zijn nog niet volledig bekend.

55

50

45

I I

I

==-~ I

40

I

ü ~

'E. 35

= =

i

Ol 3.0,, ___ .-_ --~r---_~-_--~--_

0 5 IC! 20 zo 40 50

Afstand tot de bosrand (m)

HONNAY, BUTAYE & HERMY

Randeffecten en bosbeheer Uit het voorgaande blijkt dat de aanwezig- heid van een rand- en zoomvègetatie rond een bos fragment niet enkel van belang is voor het behoud van soorten die typisch zijn voor de microhabitats die gegenereerd wor- den door de randvegetatie op zich. Denk aan de aanwezigheid van typische zoomsoorten als Hengel en Echte Guldenroede. Een man- tel- en zoomvegetatie zal er eveneens voor zorgen dat negatieve randeffecten niet of minder in de bosrand doordringen. Vooral zuidelijk georiënteerde randen blijken erg

Kleefkruid (zuid) Hondsdraf Ruw Beemdgras

Braam (Rubus fruticosus coll.) Grote Brandnetel (Urtica dioica) (zuid) Soortenrijkdom (noord)

Soortenrijkdom (zuid)

Aantal competitieve soorten (noord) Aantal competitieve soorten (zuid)

ARTIKElS

NatuurJocus 1(1): 9-12

gevoelig voor invasie van competitieve soor- ten omwille van de verhoogde lichtinval en lucht- en bodemtemperatuur, het is dan ook vooral aan zuidelijk georiënteerde randen dat de aanleg van een bufferzone, gewenst is.

In het studiegebied was de omvang van antropogene randeffecten door de inwaai van meststoffen erg beperkt omwille van de oordeelkundige bemesting van het aanlig- gende akkerland. In regio's waar de bemes- ting minder gericht gebeurt (bv. onder de vorm van het sproeien van drijfmest) zijn de effecten veel groter en zal de verdringing van

Maximale penetratie-afstand (m)

8 8 3

Som bedekking competitieve soorten (noord) Som bedekking competitieve soorten (zuid) Luchttemperatuur (zuid)

13 8 3 13 8 13 8 23 13 3 Bodemtemperatuur (zuid)

Zuurtegraad (pH)

Fotosynthese lichtspectrum (PAR)

8 3

Tabel 1 : Penetratie-afstand in meter van een reeks randeffecten. De afstand geeft de breedte van de bosrand weer i. e. de afstand waarover de variabelen een significant hogere waarde hebben dan hun achtergrondwaarde in de kern van het bosfragment. Wanneer er niet werd gespecifieerd of het over een zuidelijk dan wel een noordelijk georiënteerde bosrand gaat, kon er geen significant verschil worden waargenomen tussen de twee oriëntaties. Niet vermelde variabelen vertoonden geen significant randeffect.

60r - - --

Ê 50

~

cr. 40

g 'iï, g 30

"

~

&üOOn~:~

" 20

~ rn

<;;

~ 10

~ en 0

,00 500 10,00 20,00 30,00 40,00 50,00 Afstand lot de bosrand (m)

Figuur 4: Relatie tussen de zuurte- graad (pH) van de bodem en de afstand tot de bosrand in Millio- Fagetum bosranden in Vlaams Brabant. Er is geen effect van oriëntatie van de bosrand.

Figuur 5: Relatie tussen het bodemfosfaatgehalte dat beschik- baar is voor planten en de afstand tot de bosrand voor twee transec- ten (A en B) in de Vorte Bossen in West Vlaanderen.

(5)

ARTIKELS COMPETITIEVE PLANTEN IN BOSRANDEN HONNAY, BUTAYE & HERMY

I

de bosplantensoorten door competitieve soorten meer uitgesproken zijn.

De voornaamste conclusie van het onder- zoek is dat scherpe overgangen van boshabi- tat naar open landbouwgebied die we in het Vlaamse landschap zo vaak vinden, alleen al door de aanwezigheid van natuurlijke rand-

effecten nadelig kan zijn voor de bosplan- tenvegetatie. Dit is zeker voor kleine bos- fragmenten zo, met dus veel randhabitat en weinig of zelfs geen kernhabitat. Wanneer ook sterke antropogene randeffecten een rol spelen vormen dergelijke scherpe randen nog een groter probleem. Vooral langsheen

zuidelijk georienteerde randen is de aanleg van een mantel-zoomsysteem noodzakelijk.

Noordelijk georiënteerde randen hebben door hun microklimaat een natuurlijke bescherming tegen de invasie van competi- tieve soorten.

SUMMARY BOX:

Honnay 0., Butaye

J .

& Hermy M. 2002. How far do compe- titive weeds penetrate in ancient forest edges? Lessons from the Loamy region of Vlaams Brabant (in Dutch). NatuuLfocus 1(1):9-12.

Within highly fragmented forest landscapes, the flux of mat- ter, energy and species from the landscape matrix into the forest fragment interior is an important ecological pheno- menon. We studied the extent ofthe forest edge zone and the

/' AUTEURS:

Olivier Honnay enjan Butaye zijn onderzoeker aan het Laboratorium voor Bos, Natuur en Landschap van de Katholieke Universiteit Leuven. Martin Hermy is professor aan dit laboratorium.

CONTACT:

O. Honnay, Katholieke Universiteit Leuven, Laboratorium voor Bos, Natuur en Landschap, FLTBW, Vital

Decosterstraat 102, B-3000 Leuven, (olivier.honnay@agr.kuleuven.ac.be).

,---

De Comfort draagriem

De onverslijtbare elasti- sche en verstelbare Comfort draagriem is speciaal ontworpen om verrekijker of fotDtoestel op een aangename en ergonomische wijze sta- biel tegen de borst en binnen direct handbereik te houden. De nekbelas- ting van de klassieke draagriem is met de Comfort draagriem onbe- staande, daar de druk wordt opgevangen en gelijk verdeeld over beide schouders. Bukken en zelfs tegen de helling opklimmen is nu mogelijk, gebons van het toestel tegen borst, kinderhoofd of rotsen.

Ook trekkend met rugzak of al fietsend blijft de Comfort draagriem al haar voordelen bieden van ergonomie, stabiliteit en aangenaam dragen.

invasion of ancient forest edges by weedy plant species, which are normally confined to the agricultural landscape matrix.

The plant community composition of the forest edge zone differed significantly from the community composition of the forest core area, and is characterized by a relatively high num- ber of competitive and light demanding species. The maximal width of this edge zone is more extensive at south facing (max.

c. 23 m) than at north facing edges (e. 3 m). However, most of the weedy plant species were unable to penetrate the forest and were confined to the boundary between forest and ara bIe land.

DANKWOORD

Dank aan Peter Cokelaere voor de hulp bij het verzamelen van de gegevens en aan Kris Verheyen en Beatrijs Bossuyt voor het nalezen van het manuscript.

Relerenties

Harris LD. 1984. The Iragmented lorest Island biogeography theory and the preservation ol biotic diversity. University of Chicago Press. Chicago. USA.

Honnay O. 2000. Spatial and temporal distribution ol lorest plant species in a Iragmen- ted landscape. PhD dissertation, Faculteit Landbouwkundige en Toegepaste Bi,?logische Wetenschappen, K.U.Leuven, Leuven.

Honnay 0 .. Verheyen K., Hermy M 2001. Permeability ol ancient lorest edges lor weed'y plant species invasion. Forest Ecology and Management, (in druk).

Laurance W.F., Yensen E" 1991. Predicting the impacts ol edge effects in fragmented habi- tats, Biological Conservation 55, 77-92.

Murcia c., 1995. Edge effe cts in fragmented forests: implications for conservation. Trends in Ecology & Evolution 10,58-62.

Gebruiksaanwijzing

Verwijder bestaande draagriem van verrekijker of fototoestel.

Gebruik de bijgeleverde ringetjes die aan de beugel van het toestel worden vastgemaakt. Klik beide karabiners vast aan de ringetjes.

De Comfort draagriem wordt exclusief aangeboden door Natuurpunt vzw, Vereniging voor Natuur en Landschap, afdeling De Wielewaal.

Prijs: € 12,40 (500 BEF) + € 1,24 (50 BEF) verzendingskosten. Ook verkrijgbaar bij Natuurpunt Educatie, Graatakker 11, 2300 Turnhout.

INLICHTINGEN:

MARC VERMYLEN, TEl.: 03 481 9479, E-MAIL: MARC.VERMYLEN@YUCOM.BE CONTACTPERSONEN NATUURPUNT AFDELING DE WIELEWAAL:

BERlAAR: HUGO VAN DEN BOSCH 03 482 42 68 EMBLEM & BROECHEM: ELKE HERMANS 03 489 05 22 KESSEL: KARL VAN ROMPAEY 03 488 44 91 LIER: YVES PEETERS 03 489 04 57 NI)LEN : MARC VERMYLEN 03 481 94 79 ZANDHOVEN : MAARTEN JACOBS 03 48466 18

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Therefore, it is enquired whether the non- traditional forms of property, for example information or data is or can be regarded as property that is capable of being

The significance from a disaster and water resource management perspective is their potential to influence the water resource quality and quantity in the Mooi

Duurzame Inzetbaarheid, mismatches en intersectorale mobiliteit De partners van hos verwachten dat er met een transitie naar een regiona- le op skills georiënteerde

Om ervoor te zorgen dat een competitie tussen doelen leidt tot een vraag naar (innovatieve) oplossingen die aansluiten op het algemeen belang en de strategie van

De grotere individuele betrokkenheid van strikte moslims zoals die in dit onderzoek naar voren komt en de positieve waardering die uit de (antropologische) literatuur blijkt voor

De doelstelling van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de factoren die de intentie tot gebruik van Web 2.0 technologieën bepalen binnen een competitieve

Omdat de onderzoeker zelf inzicht had in de mening en de waarde die het personeel aan bepaalde factoren hechtten (door de aanwezigheid op locatie en de oriënterende interviews 104

BB/T2 heeft in reactie op de vragenlijst inzake de Marktanalyse Ontbundelde toegang op wholesale niveau 9 van OPTA gewezen op het gevaar dat KPN als enige partij in staat zal zijn